Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tribuut belastingsamenwerking

Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Tribuut 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTribuut belastingsamenwerking
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Tribuut 2016
CiteertitelBeleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Tribuut 2016
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
  2. artikel 231 van de Gemeentewet
  3. artikel 232 van de Gemeentewet
  4. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-01-201601-01-2016Nieuwe regeling

04-01-2016

Blad gemeenschappelijke regeling 2016, 78

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Tribuut 2016

Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Tribuut belastingsamenwerking;

gelet op artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 231, 242 en 244 van de Gemeentewet juncto artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende: Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen.

Artikel 1 Reikwijdte en definities

  • 1.

    Deze beleidsregels gelden bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.

  • 2.

    Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing is.

  • 3.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;

    • b.

      de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald;

    • c.

      de driejaarstermijn: de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld op de voet van artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt;

    • d.

      het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of een kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag;

    • e.

      de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

      • 1.

        de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag: het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag;

      • 2.

        het aanslagbiljet: de kennisgeving van het in onderdeel 1. bedoelde bedrag.

    • f.

      de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 10,- per aanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

  • a.

    een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of;

  • b.

    uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

Artikel 3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien:

  • a.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken;

  • b.

    aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken;

  • c.

    niet is voldaan aan de verplichtingen, genoemd in artikel 2, tweede lid van de Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Tribuut 2016, of zoals deze regeling laatstelijk is gewijzigd of vervangen. In dat geval geldt ten aanzien van de hondenbelasting het volgende:

    • 1.

      indien de belastingplichtige aantoont dat hij geen houder meer is van een hond, vindt ambtshalve vermindering over het lopende belastingjaar slechts plaats over de periode ingaande vanaf het moment waarop de afmelding hondenbelasting bij de gemeente is ingekomen;

    • 2.

      aanslagen van reeds verstreken belastingjaren worden niet verminderd, zelfs niet indien de belastingplichtige aantoont dat de belasting onterecht is geheven.

Artikel 4 Jurisprudentie

  • 1.

    Een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of een rechtbank, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad, het gerechtshof of de rechtbank is gewezen, tenzij het bestuur van Tribuut belastingsamenwerking op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • 2.

    Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of van een rechtbank, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen of van de Hoge Raad, alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

Artikel 5 Mededeling en afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of een verzoekschrift, bedoeld in artikel 2, onder a.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2016.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Tribuut 2016.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het bestuur van Tribuut belastingsamenwerking.

Epe, 4 januari 2016

de voorzitter,

R.A.J. Scholten

de secretaris,

drs. G.A.G. Eggermont