Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen gemeente Delft 2024 |
Citeertitel | Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen gemeente Delft 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-02-2024 | 01-01-2024 | nieuwe regeling | 23-01-2024 |
In deze beleidsregel staan enkele begrippen. Hieronder staat een uitleg wat deze betekenen:
gift: Een gift is een onverplichte betaling in geld (giraal of contant) of in natura uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of organisatie aan een bijstandsgerechtigde of de leden van diens gezin als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c van de wet, waar geen tegenprestatie of wederdienst tegenover staat of heeft gestaan. Een gift hoeft door de ontvanger niet terug te worden betaald.
Als de giften tezamen niet meer bedragen dan € 1.200,- in een kalenderjaar hoeft de bijstandsgerechtigde van de ontvangst hiervan geen mededeling te doen aan het college. Vanaf het moment dat de giften in een kalenderjaar meer bedragen dan € 1.200,- moet de bijstandsgerechtigde dit melden bij het college.
Artikel 3 De beoordeling van een gift
Indien er gerede twijfel bestaat of de vergoeding een verplicht karakter heeft, kan de vergoeding niet als gift worden gekwalificeerd, tenzij belanghebbende aannemelijk kan maken dat de vergoeding een gift is. Indien dit aannemelijk kan worden gemaakt door belanghebbende, kan dit worden aangemerkt als gift en dan geldt de vrijlating tot aan het in artikel 2 genoemde bedrag.
Artikel 4 Uitgezonderde giften
Giften voor kosten die vanuit de bijstand moeten worden betaald en waarvoor anders een beroep zou zijn gedaan op de bijzondere bijstand, worden alleen vrijgelaten als het college van mening dat de kosten vanuit het oogpunt van bijstandsverlening noodzakelijk zijn en geen sprake is van een te kort schietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Het college kan giften vrijlaten als deze uit het oogpunt van de bijstandsverlening verantwoord zijn. Dit staat in artikel 31 lid 2 onder m van de Participatiewet. Dit betekent dat als het college van oordeel is dat een gift passend is binnen de bijstand hoeft de gift niet te worden aangemerkt als inkomen of vermogen.
Door giften niet altijd als inkomen of vermogen aan te merken, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Gelet op het complementaire karakter van de bijstand kan de vrijlating alleen niet onbeperkt zijn.
Voor wat betreft de hoogte van reguliere giften vindt het college een bedrag tot € 1.200 per kalenderjaar uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord. Als het gaat om giften voor kosten die niet vanuit de algemene bijstand zouden moeten worden betaald, moet vrijlating van deze giften in beginsel mogelijk zijn.
De beoordeling of een betaling als gift kan worden beschouwd en deze dient te worden vrijgelaten, is in beginsel maatwerk. Dit kan niet tot in detail in een beleidsregel worden vastgelegd. Omdat giften tot € 1.200 worden vrijgelaten, geldt voor de ontvangst van deze giften geen meldplicht voor de inwoner. Het staat het college wel vrij om, wanneer er sprake is van ontvangsten van derden, te beoordelen of deze ontvangsten al dan niet terecht als gift zijn aangemerkt.
De beoordelingscriteria die in de beleidsregel worden genoemd geven handvatten bij de beoordeling van wanneer een ontvangst als dan niet als gift kan worden beschouwd en kan worden vrijgelaten. In bijzondere gevallen kan maatwerk worden toegepast en kan de beoordeling plaatsvinden op basis van individualisatie.
Bij schadevergoedingen moet een onderscheid worden gemaakt tussen vergoedingen materiële schade en immateriële schade. Materiële schade heeft betrekking op het vervangen van goederen of het compenseren van inkomsten die niet meer kunnen worden verdiend.
Immateriële schade, ook wel smartengeld genoemd, heeft betrekking op misgelopen of ontnomen levensvreugde. Dit is een vorm van emotionele schade, waarbij de hoogte door een rechter of verzekeraar wordt bepaald.
Deze beleidsregel geeft handvatten voor hoe het college omgaat met het ontvangen van schadevergoeding door personen die een bijstandsuitkering ontvangen. Veelal zal er bij de beoordeling van schadevergoeding maatwerk worden toegepast, zeker als het gaan om een schadevergoeding van immateriële schade.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
In artikel 31 van de Participatiewet wordt in het tweede lid aangegeven wat geen middel is. In lid 2 onder m staat dat een gift geen middel is als het college vindt dat de gift uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Dit artikel licht vervolgens toe onder welke voorwaarden een gift vrijgelaten kan worden.
Een gift kan eenmalig of periodiek worden verstrekt. Het maakt hierbij niet uit of het een gift is voor specifieke kosten of een vrij besteedbare gift. Zolang het totaalbedrag niet meer bedraagt dan het maximumbedrag van € 1.200. Gedacht kan worden aan giften voor een verjaardag, voor zover deze binnen het kader van de bijstand verantwoord zijn. Tot een bedrag van € 1.200 hebben deze giften geen gevolgen meer voor de bijstandsuitkering.
Aangezien giften tot het bedrag van € 1.200 geen gevolgen hebben voor de bijstand, hoeven deze giften ook niet te worden gemeld bij het college. Wanneer de giften binnen een kalenderjaar hoger zijn dan € 1.200 moet dit wel worden gemeld. Er wordt hierbij uitgegaan dat belanghebbenden zelf bijhouden of de grens van € 1.200 wordt overschreden. Hierbij wordt er vanuit het college vanuit vertrouwen richting de belanghebbende gehandeld.
Giften boven het bedrag van € 1.200 per kalenderjaar worden aangemerkt als inkomen of vermogen. Dit betekent dat het bedrag aan giften boven deze € 1.200 kan worden gekort op de uitkering of dat het bescheiden vrij te laten vermogen met de gift wordt aangepast
De beoordeling of een gift past binnen het kader van de bijstand ligt bij het college.
Soms is het voor het college lastig om te beoordelen of een ontvangst als gift kan worden aangemerkt. Bijvoorbeeld als niet duidelijk is of de betaling een onverplicht karakter heeft. Wanneer het college aantoonbare twijfel heeft of de betaling wel een onverplicht karakter heeft, is het aan de belanghebbende om aannemelijk te maken dat het om een gift gaat. Indien belanghebbende dit niet aannemelijk kan maken, wordt de vergoeding niet vrijgelaten als gift.
Verder is in dit artikel aangegeven hoe het college giften in natura beoordeelt.
Er zijn ook giften die buiten beschouwing gelaten kunnen worden.
Specifieke kosten, die niet vanuit de bijstand moeten worden bekostigd, kunnen buiten beschouwing worden gelaten, als in individuele beoordeling blijkt dat dat passend is. Dit geldt bijvoorbeeld voor noodzakelijke kosten waarvoor, als belanghebbende de gift niet zou hebben ontvangen, bijzondere bijstand zou zijn verstrekt. Omdat dergelijke giften binnen het oogpunt van de bijstand verantwoord zijn, kunnen deze giften geheel worden vrijgelaten.
Onbelaste gratificaties kunnen bij de inkomstenverrekening buiten beschouwing worden gelaten. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de Wet op de Inkomstenbelasting 2001, zodat voor vrijlating van zo’n gratificatie aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:
Als stelregel kan worden gehanteerd, dat als de belastingdienst het als inkomen aanmerkt (belast), de gemeente dat ook doet. Als de belastingdienst het niet als inkomen beschouwt (onbelast), dan doet de gemeente dat ook niet.
Het ontvangen van schadevergoedingen kan van invloed zijn op de (hoogte van de) bijstandsuitkering. Daarom moeten belanghebbenden te allen tijde de ontvangst van een schadevergoeding melden aan het college.
Een schadevergoeding die is bedoeld voor een gemis aan inkomsten als gevolg van de schade, stelt het college gelijk aan inkomsten. In plaats daarvan hadden namelijk normale inkomsten worden vergaard, die ook in aanmerking zouden worden genomen.
Een schadevergoeding die is bedoeld ter vervanging van goederen kan worden vrijgelaten voor zover de goederen binnen de bijstand algemeen gebruikelijk zijn. De meeste goederen zullen hieronder vallen. Voor de vergoeding van een auto, kan wordt het beleid van de waardevaststelling van een auto overeenkomstig toegepast. Alleen vergoedingen voor goederen die niet algemeen gebruikelijk zijn worden als vermogen aangemerkt. Te denken valt bijvoorbeeld aan een vergoeding voor sierraden of schilderijen die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen.
De beoordeling van schadevergoeding voor immateriële schade is altijd maatwerk. Enerzijds moet het verantwoord zijn dat iemand als gevolg van emotionele schade een vergoeding ontvangt. Anderzijds verzet het vangnetkarakter van de bijstand ertegen dat iemand een dusdanig bedrag ontvangt waarvan hij ook zou kunnen leven. De beleidsregel probeert handvatten te geven over hoe er met immateriële schadevergoedingen kan worden omgegaan.
Uitgangspunt van het beleid is een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2023:909). Daarin is bepaald dat te allen tijde maatwerk moet plaatsvinden waarbij de hoogte van de vergoeding en de aard en bestemming ervan moeten worden meegenomen. Daarnaast spelen de belangen, feiten en omstandigheden van de belanghebbende een rol.
Bij een immateriële vergoeding van letselschade ligt het meer voor de hand om een groter gedeelte van de schadevergoeding vrij te laten dan bij overige immateriële schadevergoeding. Bij overige immateriële schadevergoeding valt te denken aan schending van naam, eer of reputatie. De Centrale Raad geeft aan dat schadevergoeding voor blijvende letselmoet worden toegerekend aan de periode van het resterende deel van het te verwachten leven. De beleidsregel sluit hierbij aan.