Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delft

Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen gemeente Delft 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelft
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen gemeente Delft 2024
CiteertitelBeleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen gemeente Delft 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-02-202401-01-2024nieuwe regeling

23-01-2024

gmb-2024-61937

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen gemeente Delft 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

 

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 31 lid 2, onderdeel m van Participatiewet;

 

overwegende dat:

 

  • -

    het gewenst is om beleidsregels vast te stellen waarmee het college aangeeft in welke situaties en onder welke voorwaarden het college giften en schadevergoedingen van bijstandsgerechtigden vrijlaat;

Besluit;

 

Vast te stellen de beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen gemeente Delft 2024.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregel staan enkele begrippen. Hieronder staat een uitleg wat deze betekenen:

    • a.

      wet: de Participatiewet;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

    • c.

      gift: Een gift is een onverplichte betaling in geld (giraal of contant) of in natura uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of organisatie aan een bijstandsgerechtigde of de leden van diens gezin als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c van de wet, waar geen tegenprestatie of wederdienst tegenover staat of heeft gestaan. Een gift hoeft door de ontvanger niet terug te worden betaald.

Artikel 2 Giften

  • 1.

    Een eenmalige of periodieke gift, zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid, onder m, van de wet wordt niet tot de middelen gerekend tot en met een bedrag van ten hoogste € 1.200,- per kalenderjaar.

  • 2.

    De vrijlating van maximaal €1.200 geldt per uitkering en niet per uitkeringsgerechtigde. Gehuwden hebben gezamenlijk recht op eenmaal de vrijlating van maximaal € 1.200,- per jaar.

  • 3.

    De vrijlating geldt per kalenderjaar voor de giften die in betreffend kalenderjaar zijn ontvangen(1 januari tot en met 31 december).

  • 4.

    Wanneer een belanghebbende gedurende een jaar niet meer dan € 1.200,- aan giften heeft ontvangen, dan mag het restant niet meegenomen worden naar het volgende jaar.

  • 5.

    Als de giften tezamen niet meer bedragen dan € 1.200,- in een kalenderjaar hoeft de bijstandsgerechtigde van de ontvangst hiervan geen mededeling te doen aan het college. Vanaf het moment dat de giften in een kalenderjaar meer bedragen dan € 1.200,- moet de bijstandsgerechtigde dit melden bij het college.

  • 6.

    Wanneer een belanghebbende gedurende een jaar meer dan €1.200 aan giften heeft ontvangen, dan wordt het meerdere in aanmerking genomen als vermogen of inkomen volgens de wet.

Artikel 3 De beoordeling van een gift

  • 1.

    Het college beoordeelt een gift en bepaalt of deze gift vanuit oogpunt van bijstandsverlening, verantwoord is.

  • 2.

    Indien er gerede twijfel bestaat of de vergoeding een verplicht karakter heeft, kan de vergoeding niet als gift worden gekwalificeerd, tenzij belanghebbende aannemelijk kan maken dat de vergoeding een gift is. Indien dit aannemelijk kan worden gemaakt door belanghebbende, kan dit worden aangemerkt als gift en dan geldt de vrijlating tot aan het in artikel 2 genoemde bedrag.

  • 3.

    In het geval dat de gift is verstrekt in natura, wordt de waarde van deze gift vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering.

Artikel 4 Uitgezonderde giften

  • 1.

    Giften voor specifieke kosten, die niet vanuit de bijstand moeten worden betaald, beoordeelt het college per individuele casus. Op grond van deze individuele beoordeling wordt besloten of de gift buiten beschouwing kan worden gelaten.

  • 2.

    Giften voor kosten die vanuit de bijstand moeten worden betaald en waarvoor anders een beroep zou zijn gedaan op de bijzondere bijstand, worden alleen vrijgelaten als het college van mening dat de kosten vanuit het oogpunt van bijstandsverlening noodzakelijk zijn en geen sprake is van een te kort schietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

  • 3.

    Giften van charitatieve instellingen, zoals de voedselbank, kledingbank, volwassen- of jeugd-fonds sport en cultuur, Stichting Urgente Noden (SUN), de non-foodbank enz. worden aangemerkt als giften die buiten beschouwing worden gelaten. Deze giften hoeven niet bij het college te worden gemeld.

Artikel 5 Onbelaste gratificaties

  • 1.

    Onbelaste gratificaties worden buiten beschouwing gelaten voor zover:

    • a.

      er geen contractuele aanspraak op bestaat (arbeidsovereenkomst/CAO); en

    • b.

      het is verstrekt wegens een bijzondere aangelegenheid (te denken valt aan verjaardag, bruiloft, geboorte kind, jubileum of erkende feestdag)

  • 2.

    Bij de beoordeling van een ontvangen gratificatie wordt aansluiting gezocht bij Wet op de Inkomstenbelasting 2001.

Artikel 6 Schadevergoedingen

  • 1.

    Ontvangen schadevergoedingen dienen door belanghebbende altijd te worden gemeld bij het college.

  • 2.

    Het college beoordeelt in hoeverre de schadevergoeding bestaat uit:

    • a.

      Compensatie voor het verlies aan verdienvermogen

    • b.

      Vergoeding van materiële schade

    • c.

      Vergoeding van immateriële schade (smartengeld)

  • 3.

    Voor zover de schadevergoeding verlies van verdienvermogen betreft, moet de schadevergoeding worden aangemerkt als inkomen over de periode waarop de schadevergoeding betrekking heeft.

  • 4.

    Voor zover de schadevergoeding bestaat uit vergoeding van materiële schade, kan de vergoeding worden vrijgelaten voor goederen die algemeen gebruikelijk zijn. Voor het overige deel wordt de vergoeding tot het vermogen gerekend.

  • 5.

    Voor zover de schadevergoeding bestaat uit smartengeld, neemt het college onder meer in aanmerking:

    • a.

      De hoogte van de vergoeding

    • b.

      De aard en de bestemming van de vergoeding

    • c.

      De belangen, feiten en omstandigheden van belanghebbende

  • 6.

    Wanneer het smartengeld voor blijvende schade betreft, wordt de vergoeding toegerekend aan de periode van het ontstaan van de schade tot het moment van het einde van de geschatte levensduur.

  • 7.

    In geval van lid 6, kan wordt een bedrag van € 1.800 per kalenderjaar vrijgelaten, naast de vrijlating genoemd in artikel 2 van de beleidsregel.

  • 8.

    Wanneer het smartengeld geen betrekking heeft op blijvende schade, wordt 2/3e deel van de schadevergoeding als vermogen aangemerkt.

  • 9.

    Indien de omstandigheden genoemd in lid 5 daarvoor aanleiding geven, kan het college een andere verdeling als genoemd in lid 8 toepassen ten gunste van de belanghebbende.

  • 10.

    Het college houdt rekening met de schadevergoeding op het moment dat belanghebbende daarover kan beschikken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie in het elektronisch gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

Artikel 8 Citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregel vrijlating giften en schadevergoedingen gemeente Delft 2024.

Toelichting

Algemeen

 

Giften

Het college kan giften vrijlaten als deze uit het oogpunt van de bijstandsverlening verantwoord zijn. Dit staat in artikel 31 lid 2 onder m van de Participatiewet. Dit betekent dat als het college van oordeel is dat een gift passend is binnen de bijstand hoeft de gift niet te worden aangemerkt als inkomen of vermogen.

 

Door giften niet altijd als inkomen of vermogen aan te merken, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Gelet op het complementaire karakter van de bijstand kan de vrijlating alleen niet onbeperkt zijn.

 

Voor wat betreft de hoogte van reguliere giften vindt het college een bedrag tot € 1.200 per kalenderjaar uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord. Als het gaat om giften voor kosten die niet vanuit de algemene bijstand zouden moeten worden betaald, moet vrijlating van deze giften in beginsel mogelijk zijn.

 

De beoordeling of een betaling als gift kan worden beschouwd en deze dient te worden vrijgelaten, is in beginsel maatwerk. Dit kan niet tot in detail in een beleidsregel worden vastgelegd. Omdat giften tot € 1.200 worden vrijgelaten, geldt voor de ontvangst van deze giften geen meldplicht voor de inwoner. Het staat het college wel vrij om, wanneer er sprake is van ontvangsten van derden, te beoordelen of deze ontvangsten al dan niet terecht als gift zijn aangemerkt.

 

De beoordelingscriteria die in de beleidsregel worden genoemd geven handvatten bij de beoordeling van wanneer een ontvangst als dan niet als gift kan worden beschouwd en kan worden vrijgelaten. In bijzondere gevallen kan maatwerk worden toegepast en kan de beoordeling plaatsvinden op basis van individualisatie.

 

Schadevergoedingen

Bij schadevergoedingen moet een onderscheid worden gemaakt tussen vergoedingen materiële schade en immateriële schade. Materiële schade heeft betrekking op het vervangen van goederen of het compenseren van inkomsten die niet meer kunnen worden verdiend.

 

Immateriële schade, ook wel smartengeld genoemd, heeft betrekking op misgelopen of ontnomen levensvreugde. Dit is een vorm van emotionele schade, waarbij de hoogte door een rechter of verzekeraar wordt bepaald.

 

Deze beleidsregel geeft handvatten voor hoe het college omgaat met het ontvangen van schadevergoeding door personen die een bijstandsuitkering ontvangen. Veelal zal er bij de beoordeling van schadevergoeding maatwerk worden toegepast, zeker als het gaan om een schadevergoeding van immateriële schade.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 2:

In artikel 31 van de Participatiewet wordt in het tweede lid aangegeven wat geen middel is. In lid 2 onder m staat dat een gift geen middel is als het college vindt dat de gift uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Dit artikel licht vervolgens toe onder welke voorwaarden een gift vrijgelaten kan worden.

 

Een gift kan eenmalig of periodiek worden verstrekt. Het maakt hierbij niet uit of het een gift is voor specifieke kosten of een vrij besteedbare gift. Zolang het totaalbedrag niet meer bedraagt dan het maximumbedrag van € 1.200. Gedacht kan worden aan giften voor een verjaardag, voor zover deze binnen het kader van de bijstand verantwoord zijn. Tot een bedrag van € 1.200 hebben deze giften geen gevolgen meer voor de bijstandsuitkering.

 

Aangezien giften tot het bedrag van € 1.200 geen gevolgen hebben voor de bijstand, hoeven deze giften ook niet te worden gemeld bij het college. Wanneer de giften binnen een kalenderjaar hoger zijn dan € 1.200 moet dit wel worden gemeld. Er wordt hierbij uitgegaan dat belanghebbenden zelf bijhouden of de grens van € 1.200 wordt overschreden. Hierbij wordt er vanuit het college vanuit vertrouwen richting de belanghebbende gehandeld.

 

Giften boven het bedrag van € 1.200 per kalenderjaar worden aangemerkt als inkomen of vermogen. Dit betekent dat het bedrag aan giften boven deze € 1.200 kan worden gekort op de uitkering of dat het bescheiden vrij te laten vermogen met de gift wordt aangepast

 

Artikel 3

De beoordeling of een gift past binnen het kader van de bijstand ligt bij het college.

 

Soms is het voor het college lastig om te beoordelen of een ontvangst als gift kan worden aangemerkt. Bijvoorbeeld als niet duidelijk is of de betaling een onverplicht karakter heeft. Wanneer het college aantoonbare twijfel heeft of de betaling wel een onverplicht karakter heeft, is het aan de belanghebbende om aannemelijk te maken dat het om een gift gaat. Indien belanghebbende dit niet aannemelijk kan maken, wordt de vergoeding niet vrijgelaten als gift.

 

Verder is in dit artikel aangegeven hoe het college giften in natura beoordeelt.

 

Artikel 4

Er zijn ook giften die buiten beschouwing gelaten kunnen worden.

 

Specifieke kosten, die niet vanuit de bijstand moeten worden bekostigd, kunnen buiten beschouwing worden gelaten, als in individuele beoordeling blijkt dat dat passend is. Dit geldt bijvoorbeeld voor noodzakelijke kosten waarvoor, als belanghebbende de gift niet zou hebben ontvangen, bijzondere bijstand zou zijn verstrekt. Omdat dergelijke giften binnen het oogpunt van de bijstand verantwoord zijn, kunnen deze giften geheel worden vrijgelaten.

 

Artikel 5

Onbelaste gratificaties kunnen bij de inkomstenverrekening buiten beschouwing worden gelaten. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de Wet op de Inkomstenbelasting 2001, zodat voor vrijlating van zo’n gratificatie aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:

 

  • op de gratificatie bestaat geen contractuele aanspraak (arbeidsovereenkomst / CAO);

  • de gratificatie wordt verstrekt wegens een bijzondere aangelegenheid (te denken valt aan verjaardag, bruiloft, geboorte kind, jubileum of erkende feestdag).

Als stelregel kan worden gehanteerd, dat als de belastingdienst het als inkomen aanmerkt (belast), de gemeente dat ook doet. Als de belastingdienst het niet als inkomen beschouwt (onbelast), dan doet de gemeente dat ook niet.

 

Artikel 6

Het ontvangen van schadevergoedingen kan van invloed zijn op de (hoogte van de) bijstandsuitkering. Daarom moeten belanghebbenden te allen tijde de ontvangst van een schadevergoeding melden aan het college.

 

Een schadevergoeding die is bedoeld voor een gemis aan inkomsten als gevolg van de schade, stelt het college gelijk aan inkomsten. In plaats daarvan hadden namelijk normale inkomsten worden vergaard, die ook in aanmerking zouden worden genomen.

 

Een schadevergoeding die is bedoeld ter vervanging van goederen kan worden vrijgelaten voor zover de goederen binnen de bijstand algemeen gebruikelijk zijn. De meeste goederen zullen hieronder vallen. Voor de vergoeding van een auto, kan wordt het beleid van de waardevaststelling van een auto overeenkomstig toegepast. Alleen vergoedingen voor goederen die niet algemeen gebruikelijk zijn worden als vermogen aangemerkt. Te denken valt bijvoorbeeld aan een vergoeding voor sierraden of schilderijen die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen.

 

De beoordeling van schadevergoeding voor immateriële schade is altijd maatwerk. Enerzijds moet het verantwoord zijn dat iemand als gevolg van emotionele schade een vergoeding ontvangt. Anderzijds verzet het vangnetkarakter van de bijstand ertegen dat iemand een dusdanig bedrag ontvangt waarvan hij ook zou kunnen leven. De beleidsregel probeert handvatten te geven over hoe er met immateriële schadevergoedingen kan worden omgegaan.

 

Uitgangspunt van het beleid is een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2023:909). Daarin is bepaald dat te allen tijde maatwerk moet plaatsvinden waarbij de hoogte van de vergoeding en de aard en bestemming ervan moeten worden meegenomen. Daarnaast spelen de belangen, feiten en omstandigheden van de belanghebbende een rol.

 

Bij een immateriële vergoeding van letselschade ligt het meer voor de hand om een groter gedeelte van de schadevergoeding vrij te laten dan bij overige immateriële schadevergoeding. Bij overige immateriële schadevergoeding valt te denken aan schending van naam, eer of reputatie. De Centrale Raad geeft aan dat schadevergoeding voor blijvende letselmoet worden toegerekend aan de periode van het resterende deel van het te verwachten leven. De beleidsregel sluit hierbij aan.

 

Artikel 7

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 8

Dit artikel behoeft geen toelichting.