Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zaltbommel

Subsidieverordening monumenten Zalbommel 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZaltbommel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening monumenten Zalbommel 2005
CiteertitelSubsidieverordening Monumenten Zaltbommel 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieverordening Monu¬menten Zaltbommel 1999.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-09-2004nieuwe regeling

02-12-2004

De toren, 13 september 2004

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening monumenten Zalbommel 2005

De raad van de gemeente Zaltbommel

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:20 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen de volgende SUBSIDIEVERORDENING MONUMENTEN ZALTBOMMEL 2005:

 

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      Gemeentelijke monumenten:

      onroerende en roerende goederen die zijn opgenomen in het monumentenregister van de gemeente Zaltbommel zoals bedoeld in de "Monumentenverordening 1999".

    • b.

      Rijksmonumenten:

      monumenten welke zijn opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988.

    • c.

      Stads- en straatbeeldbepalende elementen van bijzondere waarde:

      gevelelementen aan panden, voorgevels, tuinmuren - inclusief eventuele beplanting - en stoepen die gelegen zijn aan de openbare weg, dan wel andere al dan niet daarbij behorende elementen welke naar het oordeel van burgemeester en wethouders bijdragen aan het stads- of dorpsschoon in de historische kernen van de gemeente Zaltbommel.

    • d.

      Monumentencommissie:

      de Monumentencommissie, bedoeld in de "Verordening Monumentencommissie Zaltbommel 2004".

    • e.

      Onderhoud:

      werkzaamheden noodzakelijk om een monument in goede staat te houden c.q. als zodanig in stand te houden en/of toekomstig onderhoud en kostbare restauraties te voorkomen of te verminderen.

    • f.

      Restauratie:

      werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van een monument en die het onderhoud, als bedoeld hiervoor onder e, te boven gaan.

    • g.

      Wijzigingsvergunning:

      de vergunning, bedoeld in de "Monumentenverordening 1999" en de “Monumentenwet 1988”.

    • h.

      Eigenaar:

      een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom heeft op een rijks- of gemeentelijk monument dan wel een stads- en straatbeeldbepalend element van bijzondere waarde.

    • i.

      Fiscaal relevante eigenaar:

      eigenaar van een monument die recht heeft op fiscale aftrek van onderhoudskosten rijksmonumenten, bedoeld in artikel 6.31, Wet Inkomstenbelasting 2001.

    • j.

      Bouwhistorisch onderzoek:

      in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

    • k.

      Historisch interieur:

      binnenruimte van bijzondere waarde.

  • 2.

    In deze verordening wordt onder eigenaar mede verstaan:

    • a.

      degene die het recht van opstal heeft;

    • b.

      de houder van een recht van opstal;

    • c.

      de toekomstige eigenaar, erfpachter of houder van een recht van opstal.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op subsidie-aanvragen voor bouwhistorisch onderzoek en restauratie- en onderhoudswerkzaamheden aan rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en stads- en straatbeeldbepalende elementen van bijzondere waarde.

Artikel 3 Bevoegdheid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het verlenen, vaststellen en uitbetalen van subsidie als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn eveneens bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlenings- of subsidievaststellingsbesluiten, alsmede tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van subsidiegelden.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1.

    De raad stelt voor ieder kalenderjaar een subsidieplafond, als bedoeld in artikel 4:25 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht, vast voor de in deze verordening beschreven subsidies.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het subsidieplafond wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld over de in deze verordening beschreven subsidies voor restauratie en onderhoud.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 5 Afhandeling aanvragen op volgorde van binnenkomst

Aanvragen om subsidie op grond van deze verordening worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

HOOFDSTUK 2 De Aanvraagprocedure

Artikel 6 Indiening subsidie-aanvraag

  • 1.

    Voor hetzelfde rijks- of gemeentelijk monument, of stads- en straatbeeldbepalend element van bijzondere waarde kan éénmaal per kalenderjaar subsidie op grond van deze verordening worden aangevraagd.

  • 2.

    Een aanvraag om subsidie op grond van deze verordening wordt schriftelijk bij burgemeester en wethouders ingediend op een daartoe beschikbaar gesteld formulier in het desbetreffende kalenderjaar.

  • 3.

    Naast het in lid 2 bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag te bevatten:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een bestek c.q. werkomschrijving;

    • c.

      tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van het pand (schaal 1 : 100);

    • d.

      een B.T.W.-verklaring;

    • e.

      een verzekeringsovereenkomst tegen brandschade;

    • f.

      een recent inspectierapport van de bouwkundige staat, volgens de methodiek van de Monumentenwacht, opgesteld door een, door burgemeester en wethouders aanvaardbaar geachte, onafhankelijke deskundige of een deskundige instantie.

Artikel 7 Aanvullen gegevens

  • 1.

    Indien de aanvraag niet volledig is of niet voorzien is van de in artikel 6 derde lid bedoelde gegevens dan wel wanneer deze gegevens onvoldoende duidelijk zijn om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen doen burgemeester en wethouders daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

  • 2.

    De aanvrager dient binnen de in de mededeling aangegeven termijn zijn aanvraag aan te vullen met de nog ontbrekende gegevens of deze gegevens desgevraagd te verduidelijken. Indien de gevraagde gegevens niet binnen deze termijn zijn verstrekt, nemen burgemeester en wethouders de aanvraag niet in behandeling.

  • 3.

    Van het niet in behandeling nemen van de aanvraag ontvangt de aanvrager schriftelijk een besluit.

HOOFDSTUK 3 Subsidieverlening

Artikel 8 Termijn besluitvorming subsidieverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag als bedoeld in artikel 6 tweede lid binnen acht weken na de dag, waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Een afschrift van hun besluit tot verdaging zenden zij aan de aanvrager.

Artikel 9 Advies Monumentencommissie

Alvorens een beslissing te nemen op de aanvraag kunnen burgemeester en wethouders het advies inwinnen van de Monumentencommissie.

Artikel 10 Subsidiepercentage en -maximum restauratie

  • 1.

    Aan de eigenaar van een gemeentelijk monument kan een subsidie worden verleend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van:

    • a.

      voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

    • b.

      overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monument noodzakelijk zijn, oftewel restauratie.

  • 2.

    De subsidie, zoals bedoeld in het eerste lid, bedraagt 40% van de door of namens burgemeester en wethouders goedgekeurde subsidiabele kosten, met een maximum van € 18.500,-.

  • 3.

    Indien de restauratie, zoals bedoeld in het eerste lid, geheel in zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd, kan slechts een subsidie worden verleend in de materiaalkosten. De subsidie bedraagt dan 40% van de subsidiabele materiaalkosten, met een maximum van € 7.500,-.

  • 4.

    In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende bijzondere gevallen kan de subsidie op een hoger bedrag worden vastgesteld dan voortvloeit uit de toepassing van het tweede dan wel derde lid van dit artikel.

Artikel 11 Subsidiepercentage en -maximum onderhoud

  • 1.

    Aan de eigenaar van een gemeentelijk- of een niet fiscaalrelevante eigenaar van een rijksmonument kan een subsidie worden verleend in de kosten voor onderhoud.

  • 2.

    Aan de eigenaar van een stads- en straatbeeldbepalend element met bijzondere waarde kan een subsidie worden verleend in de kosten van herstel van deze elementen.

  • 3.

    De subsidie, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt maximaal 30% van de onderhoudskosten of van de herstelkosten, tot een maximum van € 2.500,-.

  • 4.

    Subsidie kan uitsluitend worden verleend indien:

    • a.

      de door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten voor onderhoud, als bedoeld in het eerste lid, een bedrag van € 600,- te boven gaan.

      Indien het onderhoud geheel in zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd kan slechts subsidie worden verleend in de materiaalkosten voor zover deze een bedrag van € 450,- te boven gaan;

    • b.

      de door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten voor herstel, als bedoeld in het tweede lid een bedrag van € 200,- te boven gaan.

      Indien het herstel geheel in zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd kan subsidie slechts worden verleend in de materiaalkosten voor zover deze een bedrag van € 100,- te boven gaan.

  • 5.

    In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende bijzondere gevallen kan de subsidie op een hoger bedrag worden vastgesteld dan voortvloeit uit de toepassing van het derde lid van dit artikel.

Artikel 12 Subsidiepercentage en –maximum bouwhistorisch onderzoek

  • 1.

    Aan de eigenaar van een gemeentelijk- of rijksmonument of een pand met bijzondere historische waarden kan een subsidie worden verleend in de kosten voor een bouwhistorisch onderzoek.

  • 2.

    De subsidie, zoals bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal 75% van het totale onderzoek, met een maximum van € 3.000,-.

  • 3.

    Subsidie kan uitsluiten worden verleend indien:

    • a.

      er een sloop, verbouw en/of restauratie behoefte aan ten grondslag ligt;

    • b.

      het pand niet eerder voor subsidie betreffende het uitvoeren van een bouwhistorisch onderzoek op grond van deze verordening in aanmerking is gekomen.

  • 4.

    In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende bijzondere gevallen kan de subsidie op een hoger bedrag worden vastgesteld dan voortvloeit uit de toepassing van het tweede dan wel derde lid van dit artikel.

Artikel 13 Subsidiabele kosten

  • 1.

    De subsidie voor restauratie en onderhoud wordt verleend in de door burgemeester en wethouders goedgekeurde subsidiabele kosten. Deze subsidiabele kosten worden vastgesteld volgens de bijlage "Lijst van subsidiabele restauratie- en onderhoudskosten". Deze bijlage maakt deel uit van deze verordening.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het vorige lid genoemde richtlijnen wijzigen en nieuwe richtlijnen aan de bijlage toevoegen.

  • 3.

    Onder kosten van voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en de door of namens burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van:

    • a.

      de aannemingssom;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

    • c.

      het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

    • d.

      eventueel noodzakelijk meerwerk;

    • e.

      de leges voor enige vergunning die nodig is voor het treffen van de voorzieningen;

    • f.

      de verschuldigde omzetbelasting, voorzover die niet op grond van de wet op de omzetbelasting op verschuldigde belastingen in mindering kan worden gebracht.

    • g.

      het abonnement van de Monumentenwacht;

    • h.

      de kosten van de CAR-verzekering.

Artikel 14 Restauratiewerkzaamheden

  • 1.

    Subsidie kan worden verleend in de volgende kosten van voorzieningen:

    • a.

      herstel van het casco. Onder casco wordt verstaan: de hoofdstructuur van het gemeentelijk monument bestaande uit de dragende onderdelen en het omhulsel, te weten dak-, kap- en gebintconstructie, vloeren, balklagen, dragende muren, fundering, kelder en gewelven;

    • b.

      het aanbrengen van een dakbeschot waar dit niet aanwezig is en voor zover hiertoe een constructieve noodzaak bestaat. Indien de voorkeur wordt gegeven aan isolerende dakplaten kan de helft van de kosten in de meeste gevallen als subsidiabel worden aangemerkt;

    • c.

      alle onderhoudswerkzaamheden als nader omschreven in artikel 14, indien deze tegelijk met één of meer van de hier genoemde restauratiewerkzaamheden worden uitgevoerd;

    • d.

      herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur) al dan niet in combinatie met herstel van het casco. Het gaat dan om zaken als schouwen, vloeren, trappartijen, plafonds, schilderingen, pleister- en schilderwerk, bijzonder behang, raam- en deurpartijen met omlijsting en gevelonderdelen;

    • e.

      herstel van specifieke technische installaties ten behoeve van bedrijf en techniek, bijvoorbeeld dieselmotoren, raamzagen, persen en poldergemalen;

    • f.

      het aanbrengen van technische installaties ten behoeve van bescherming van zeer waardevolle interieurelementen, bijvoorbeeld verwarming- of luchtbevochtigingsinstallaties;

    • g.

      het treffen van maatregelen en het aanbrengen van installaties ter voorkoming van brand en blikseminslag (sprinklerinstallaties en rookdetectoren, brandmeldingssystemen, loze brandleidingen, slanghaspels en bliksemafleiders);

    • h.

      het aanbrengen van goten en hemelwaterafvoeren, waar deze voordien ontbraken;

    • i.

      het opstellen van een restauratieplan;

    • j.

      het verrichten van bouwhistorisch onderzoek of een haalbaarheidsonderzoek.

  • 2.

    In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende bijzondere gevallen kan de subsidie in andere restauratiekosten dan genoemd in het eerste lid worden verleend.

Artikel 15 Onderhoudswerkzaamheden

  • 1.

    Subsidie kan worden verleend in de volgende onderhoudskosten:

    • a.

      herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en beperkt herstel van sporen);

    • b.

      herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met deklatten), leien, lood, zink of koper met beperkt herstel van dakbeschot en sporen;

    • c.

      herstel van goten (in zink, koper of lood) inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren; het aanbrengen van goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water;

    • d.

      herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken, stoepen, roedenverdeling, lijstwerk;

    • e.

      herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

    • f.

      herstel van dak- en torenluiken, loopbruggen, het afgazen van torenluiken;

    • g.

      inboeten, beperkt herstel van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

    • h.

      beperkt vervangen of inboeten van natuursteen;

    • i.

      behandeling van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

    • j.

      herstel, vervangen en indien nodig aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging;

    • k.

      buitenschilderwerk en binnenschilderwerk wat betreft buitenramen en -kozijnen en -deuren;

    • l.

      beperkt herstel van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen, spantbenen);

    • m.

      herstel van glas-in-lood-beglazing en het aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas;

    • n.

      het aanbrengen van inspectievoorzieningen zoals dakluiken en klimhaken;

    • o.

      herstel van waardevolle interieuronderdelen;

    • p.

      vervanging en herstel van overige bouwelementen met waarde van grote zeldzaamheid of historische waarde.

  • 2.

    In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende bijzondere gevallen kan de subsidie in andere onderhoudskosten dan genoemd in het eerste lid worden verleend.

Artikel 16 Voorwaarden voor subsidieverlening

  • 1.

    Bij restauratiewerkzaamheden zal, indien van een ingrijpende verbetering sprake is, na het treffen van de voorzieningen, het gemeentelijk monument in zijn geheel beschouwd, moeten voldoen aan de eisen die volgens de wettelijke voorschriften hieraan worden gesteld.

  • 2.

    De eigenaar dient schriftelijk ten genoegen van burgemeester en wethouders te verklaren dat het gemeentelijk monument na het treffen van de restauratievoorzieningen:

    • a.

      behoorlijk zal worden onderhouden;

    • b.

      voldoende verzekerd zal zijn en verzekerd gehouden zal worden tegen brandschade.

  • 3.

    Het treffen van voorzieningen en het plegen van onderhoud dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig de "Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van restauratie en onderhoud van monumenten", die zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze verordening.

  • 4.

    Aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen dient op de door die personen bepaalde tijdstippen:

    • a.

      toegang te worden verleend tot het rijks- of gemeentelijk monument dan wel het stads- en straatbeeldbepalend element;

    • b.

      inzage te worden verleend in de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden, tekeningen en eventuele overige gegevens.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen de voorschriften als bedoeld in het derde lid wijzigen en nieuwe voorschriften aan de genoemde bijlage toevoegen.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste, het tweede en het derde lid kan een subsidie worden verleend voor het treffen van voorzieningen tot gedeeltelijke opheffing van bouwtechnische gebreken, indien het een gemeentelijk monument betreft en de voorzieningen in het belang van de instandhouding met spoed dienen te worden getroffen.

Artikel 17 Afwijzigingscriteria

De subsidie wordt niet verleend indien één of meerdere van de navolgende situaties zich voordoen:

  • a.

    door het verlenen van subsidie het in artikel 4 bedoelde subsidieplafond wordt overschreden;

  • b.

    een eventueel voor de werkzaamheden vereiste vergunning op grond van de "Monumentenverordening 1999" dan wel een anderszins vereiste vergunning niet is verleend;

  • c.

    de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

  • d.

    met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de eigenaar bij de gemeente een aanvraag om subsidie heeft ingediend;

  • e.

    de kosten op grond van een verzekeringsovereenkomst zijn gedekt;

  • f.

    de karakteristiek van het pand wordt aangetast;

  • g.

    het pand waaraan de voorzieningen worden getroffen is bestemd om binnen een periode van 10 jaar te worden afgebroken;

  • h.

    het bedrijf dat de voorzieningen zal treffen niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • i.

    het rijks- of gemeentelijk monument, een pand met bijzondere historische waarden dan wel het stads- en straatbeeldbepalend element van bijzondere waarde na het treffen van de voorzieningen of onderhoud uit een oogpunt van monumentenzorg niet aan redelijke eisen voldoet dan wel niet een redelijke bijdrage levert aan het stads- of dorpsschoon in de historische kernen van de gemeente Zaltbommel;

  • j.

    dezelfde onderhoudswerkzaamheden binnen een periode van 5 jaar al voor subsidie in aanmerking zijn gekomen.

Artikel 18 Nadere voorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen aan de uitvoering van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verleend nadere voorschriften verbinden.

Artikel 19 Schriftelijke toestemming voor wijziging in de uitvoering

De werkzaamheden, ten behoeve waarvan subsidie is verleend, mogen niet in afwijking van de ter zake verstrekte gegevens worden uitgevoerd, tenzij met schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 20 Termijn aanvang en beëindiging werkzaamheden

  • 1.

    De subsidie vervalt als niet binnen 12 maanden na datum van verzending van het besluit tot subsidieverlening met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen.

  • 2.

    De uitvoering van de werkzaamheden voor restauratie of onderhoud dient te zijn voltooid binnen 24 maanden respectievelijk 12 maanden na datum van verzending van het besluit tot subsidieverlening.

  • 3.

    Bij onvoorziene omstandigheden -die buiten de directe invloedssfeer van de aanvrager liggen- kunnen burgemeester en wethouders de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen schriftelijk verlengen op verzoek van de aanvrager.

HOOFDSTUK 4 Subsidievaststelling en -uitbetaling

Artikel 21 De gereedmelding

  • 1.

    Binnen 12 weken na het gereedkomen van de restauratie- dan wel onderhoudswerkzaamheden dient de aanvrager, met gebruikmaking van een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier, te verklaren dat de werkzaamheden zijn voltooid. Dit gereedmeldingsformulier dient volledig te zijn ingevuld en vergezeld te gaan van alle gegevens, facturen en betalingsbewijzen als bedoeld in artikel 21 eerste lid.

  • 2.

    Indien de gereedmelding naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid, doen zij daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de aanvrager onder vermelding van de nog te verstrekken gegevens.

  • 3.

    De aanvrager dient binnen de in de mededeling aangegeven termijn zijn gereedmelding aan te vullen met de nog ontbrekende gegevens of deze gegevens desgevraagd te verduidelijken.

  • 4.

    De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling van de definitieve subsidie en uitbetaling van de subsidie.

  • 5.

    Het recht op vaststelling en uitbetaling vervalt, indien niet is voldaan aan het bepaalde in het eerste of derde lid. De aanvrager ontvangt hiervan een schriftelijk besluit.

Artikel 22 Subsidievaststelling

  • 1.

    De definitieve vaststelling van de hoogte van een op grond van deze verordening verleende subsidie vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden conform artikel 20 schriftelijk zijn gereedgemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de rekeningen en betalingsbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de totale kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als in de in artikel 6 derde lid bedoelde begroting door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2.

    De definitieve subsidie is gelijk aan de verleende subsidie, tenzij de werkelijke subsidiabele kosten lager zijn dan geraamd dan wel minder voorzieningen zijn getroffen dan in de subsidieaanvraag is aangegeven.

  • 3.

    Het besluit tot subsidievaststelling wordt binnen acht weken na indiening van de gereedmelding en het verzoek om subsidievaststelling als bedoeld in artikel 20 vierde lid genomen.

  • 4.

    Uitbetaling geschiedt binnen acht weken na bekendmaking van het besluit tot subsidievaststelling op een bij de gereedmelding door de aanvrager op te geven (post-)bankrekeningnummer.

Artikel 23 Opschorting en terugvordering

Ten aanzien van opschorting en terugvordering zijn de artikelen 4:56 en 4:57 Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24 Voorschot

In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende gevallen kan op verzoek van de aanvrager, indien 50% of meer van de in de aanvraag vermelde werkzaamheden zijn verricht en akkoord bevonden, een voorschot op de subsidie worden verstrekt van maximaal 50% van de verleende subsidie.

HOOFDSTUK 5 INTREKKING OF WIJZIGING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 25 Intrekking en wijziging

Voor wat betreft de mogelijkheden om een besluit tot subsidieverlening of subsidievaststelling in te trekken of te wijzigen is Afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing.

HOOFDSTUK 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 Hardheidsclausule

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, in het belang van de monumentenzorg, van de bepalingen van deze verordening afwijken, indien de strikte toepassing ervan zou leiden tot een onaanvaardbaar besluit.

  • 2.

    Van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid mag geen gebruik worden gemaakt als hierdoor in strijd gehandeld zou worden met de Algemene wet bestuursrecht of andere wettelijke bepalingen.

Artikel 28 Overgangsbepaling

Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld.

Artikel 29 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die waarop de bekendmaking ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de "Subsidieverordening Monumenten Zaltbommel 1999", vastgesteld bij raadsbesluit van 25 maart 1999.

Artikel 30 Citeertitel

De verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening Monumenten Zaltbommel 2005”.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zaltbommel

in zijn vergadering van 2 december 2004

De raad voornoemd,

de griffier

J.L.C. van der Heijden

de voorzitter

A. van den Bosch

BIJLAGE 1 Lijst van subsidiabele restauratie- en onderhoudskosten

 

Criteria, maxima en normbedragen ten behoeve van de berekening van de subsidiabele restauratie- enonderhoudskosten

 

  • 1.

    Ten aanzien van de directe kosten:

    • a.

      Aan de loonkosten wordt een maximum verbonden van € 28,- per uur.

    • b.

      Materiaalkosten zijn subsidiabel voorzover ze conform gangbare marktprijzen worden gedeclareerd. Indien hierover tussen aanvrager en burgemeester en wethouders verschil van mening bestaat, worden de landelijk gehanteerde richtprijzen voor bouwmaterialen gehanteerd.

  • 2.

    Ten aanzien van de indirecte kosten:

  • Deze worden berekend over de subsidiabele onderhouds- of restauratiekosten:

    • a.

      algemene bouwplaatskosten maximaal 5%;

    • b.

      algemene bedrijfskosten maximaal 3%;

    • c.

      winst maximaal 3 %.

  • 3.

    Ten aanzien van de BTW

  • Alleen het niet-terugvorderbare gedeelte van de BTW is subsidiabel tot de hoogte van het wettelijk vastgestelde percentage, te berekenen over de subsidiabele onderhouds- of restauratiekosten.

  • 4.

    Ten aanzien van de directiekosten bij restauratiewerkzaamheden

  • Deze zijn te berekenen over de subsidiabele restauratiekosten waarbij onderstaande percentages als maxima gelden:

    • -

      tot een bouwsom van € 45.500,- maximaal 15%;

    • -

      tot een bouwsom van € 91.000,- maximaal 14%;

    • -

      tot een bouwsom van € 136.500,- maximaal 13%;

    • -

      tot een bouwsom van € 182.000,- maximaal 12%;

    • -

      tot een bouwsom van € 227.000,- maximaal 11%;

    • -

      tot een bouwsom van € 272.500,- maximaal 10,5%

    • -

      tot een bouwsom groter dan € 272.500,- maximaal 10%.

  • Tot de bouwsom behoren zowel de subsidiabele kosten als de niet-subsidiabele kosten.

  • De genoemde percentages hebben betrekking op de levering van een totaalpakket aan werkzaamheden zoals omschreven in de SR 1997 (standaardvoorwaarden 1997, rechtsverhoudingen opdrachtgever-architect).

  • 5.

    Ten aanzien van de onvoorziene kosten bij restauratiewerkzaamheden

    Deze zijn subsidiabel tot een bedrag van ten hoogste 5% van de directe kosten.

     

  • 6.

    Ten aanzien van de constructeurskosten bij restauratiewerkzaamheden

    Constructeurskosten zijn subsidiabel voorzover zij betrekking hebben op de berekening van sterkte of stabiliteit van de constructie ten behoeve van het oorspronkelijk gebruik.

    Constructeurskosten worden naar rato berekend over de subsidiabele restauratiekosten.

    De RVOI 1998/2001 , de Regeling van de verhoudingen tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau is hierop van toepassing.

     

  • 7.

    Ten aanzien van de CAR-verzekering

    De kosten van een Casco All Riskverzekering zijn subsidiabel tot een maximum van 0,4% van de subsidiabele restauratiekosten.

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ZALTBOMMEL

 

de secretaris

P.A. Huijsman

 

de burgemeester

A. van den Bosch

BIJLAGE 2 Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van restauratie en onderhoud van monumenten

  • 0.0

    ALGEMEEN

    • 0.1

      Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste vormgeving en detaillering te worden uitgevoerd.

    • 0.2

      Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen met behulp van bestaande, historisch juiste materialen te worden vervaardigd en afgewerkt.

    • 0.3

      Toe te voegen elementen ten behoeve van geriefs- of functieverbetering dienen op een zodanige wijze te worden ingepast dat dit geen consequenties heeft voor de historische vormgeving of detaillering (bijv. isolatie t.b.v. warmte en geluid, beschermende beglazing, ventilatie etc.).

    • 0.4

      Alle bij de voorbereiding, planvorming, uitvoering en controle van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden betrokken partijen (eigenaar, architecten, opzichters, aannemers, uitvoerders, onderaannemers, etc.) dienen voordat met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt van deze uitvoeringsvoorschriften op de hoogte te worden gebracht. Dit dient desgewenst schriftelijk door subsidieaanvrager te worden aangetoond.

    • 0.5

      Het verdient aanbeveling bij de aanwezigheid van waardevolle muurplanten, vleermuizen en/of kerkuilen contact op te nemen met het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Oost te Deventer, tel. (0570) 66 88 88.

  • 1.0

    METSELWERK, VOEGWERK EN PLEISTERWERK

    • 1.1

      Gevelreiniging is niet toegestaan.

      Onder gevelreiniging wordt onder meer verstaan: stralen met grit, zand en water en het reinigen met behulp van chemische middelen.

    • 1.2

      Het hydrofoberen en impregneren van gevels is niet toegestaan.

    • 1.3

      Het toepassing van steenverstevigers is niet toegestaan.

    • 1.4

      Het inboeten van het metselwerk dient met bijpassende steen, lettend op kleur, hardheid en afmeting. Inboetwerk dient in het bestaande metselverband te worden uitgevoerd.

    • 1.5

      Nieuw voegwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste voegwerk.

      • 1.5.1

        Ter hoogte van het maaiveld dient het voegwerk tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.

      • 1.5.2

        De voegen dienen in verband met een goede hechting van de voegspecie zodanig te worden uitgehakt dat de voeg voldoende massa heeft. Als richtlijn kan worden aangehouden een verhouding van voegdikte staat tot voegdiepte is als 1 staat tot 2.

      • 1.5.3

        Het uithakken van voegen dient uitsluitend met de hand, of indien pneumatisch, met een fijne beitel te geschieden. Het uitslijpen van de voegen is in verband met mogelijke beschadiging van de steen slechts toegestaan met gebruikmaking van een zo klein mogelijke slijptol, voorzien van een afzuiging.

      • 1.5.4

        Bij uithakken van bestaand voegwerk mogen smalle stootvoegen niet worden verbreed; het zogenaamd ophakken van stootvoegen is niet toegestaan.

      • 1.5.5

        Een monster van het nieuwe voegwerk dient voorafgaand aan het integraal uithakken van de gevel(s) ter goedkeuring te worden gemeld aan de afdeling bouw- en milieuzaken van de gemeente Zaltbommel.

    • 1.6

      Nieuw pleisterwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste pleisterwerk.

      • 1.6.1

        Het pleisterwerk dient ter hoogte van het maaiveld tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.

      • 1.6.2

        De samenstelling van het pleisterwerk dient aan de hardheid van de onderliggende steen te zijn aangepast.

  • 2.0

    TIMMERWERK

    • 2.1

      De te vervangen houten onderdelen dienen op historisch verantwoorde wijze te worden uitgevoerd, waarbij de bestaande detaillering en vormgeving, indien juist, als uitgangspunt dient.

    • 2.2

      De te vervangen houten onderdelen moeten dezelfde zwaarte en profilering krijgen als de bestaande. De vervangen houten onderdelen dienen ter controle te worden bewaard tot het subsidie is vastgesteld.

    • 2.3

      Het houtwerk dat in aanraking komt met metselwerk dient tweemaal in lijvige menie of grondverf te worden gezet.

    • 2.4

      De toe te passen houtsoorten dienen overeenkomstig het bestaande werk te zijn.

    • 2.5

      Toepassing van multiplex, kunststof, kunststof-verlijmde vezelplaten en hiermee vergelijkbare plaatmaterialen ten behoeve van herstel van dakgoten, windveren, dekplanken, gevel en dakbeschietingen is niet toegestaan.

    • 2.6

      Gaten in houten gootbodems ten behoeve van zinken of koperen gootbekleding dienen 0,5 cm wijder dan de betreffende tapeinden te zijn.

  • 3.0.

    SCHILDERWERK

    • 3.1

      Nieuw schilderwerk dient ten aanzien van systeem, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste schilderwerk.

    • 3.2

      Het is niet toegestaan schilderwerk uit te voeren in de periode eind oktober tot eind maart, dit in verband met de overwegend heersende weersomstandigheden. In deze periode mag het houtwerk wel in de grondverf worden gezet.

    • 3.3

      Het verwijderen van oude verflagen mag niet door middel van afbranden geschieden (krachtens het Brandveiligheidsbesluit bijzondere gebouwen). Het verwijderen van oude verflagen door middel van hete lucht (föhnen) is wel toegestaan.

    • 3.4

      Het schilderen van pleisterwerk of natuursteen dient uitsluitend met een glad opdrogende verf te geschieden. In verband met de waterhuishouding in de constructie dient het verfsysteem aan het over te schilderen type pleisterwerk of natuursteen te worden aangepast.

    • 3.5

      Afkitten van naden en kieren in geveltimmerwerk: deze dienen opgevuld en strak te worden afgewerkt met een 2-componenten vulmiddel. Naden tussen kozijnen en metselwerk of tussen kozijnen en natuursteen mogen niet worden afgedicht met behulp van PUR-schuim of kit.

  • 4.0

    ZINKWERK, KOPERWERK EN LOODWERK

    • 4.1

      Het zinkwerk dient in de dikte 1,1 mm (STZ 16) te worden uitgevoerd. Indien nodig in verband met de lengte dient het zink in de bakgoten van een broek- of rekstuk te worden voorzien.

      • 4.1.1

        Het zink in de kilgoten dient in meterstukken, aan de bovenzijde vernageld en aan de zijkanten voorzien van een felsnaad te worden uitgevoerd.

      • 4.1.2

        Nieuw zink mag niet aan oud zink worden gesoldeerd.

      • 4.1.3

        De hemelwaterafvoeren in zink dienen in de dikte 0,8 mm (STZ 14), met opgesoldeerde wrongen, opgehangen aan beugels en vrij aan de muur te worden uitgevoerd.

    • 4.2

      Tapeinden van zinken, koperen en loden goten dienen 100 mm langer dan de dikte van het totale houtpakket van de bakgoot ter plaatse te zijn.

    • 4.3

      De hemelwaterafvoeren dienen in zink, koper of lood te worden uitgevoerd.

      Waar nodig is de toepassing van gietijzeren of gietstalen ondereinde toegestaan.

    • 4.4

      Toepassing van PVC is niet mogelijk, met uitzondering van ondergrondse aansluitingen op het riool.

    • 4.5

      Sprongen of verzetten in hemelwaterafvoeren dienen door middel van gesoldeerde valse verstekken te worden geformuleerd. Gebogen standaard hulpstukken mogen niet worden toegepast.

    • 4.6

      Koperen goten dienen volgens de methode beschreven in het info-blad "koperen goten" van de Monumentenwacht Gelderland te worden uitgevoerd.

    • 4.7

      Het loodwerk dient in minimaal 20 kg/m2, uitsluitend met koper vernageld te worden uitgevoerd. Het gebruik van gegalvaniseerde nagels is niet toegestaan.

      • 4.7.1

        Het loodwerk dient ter plaatse van muuraansluitingen door middel van loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (3 cm diep) te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.

      • 4.7.2

        Alle aansluitingen op schoorstenen e.d. dienen door middel van muurlood en loketten te worden uitgevoerd in lood zwaar 20 kg/m2 en met loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (3 cm) te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.

      • 4.7.3

        Het lood op hoekkepers en nokken dient minimaal 25 kg/m2 (NHL 25), in meterstukken gefelste naden. Op ieder felsnaad dient een klang ter bevestiging te worden aangebracht. Ieder stuk lood dient slechts in het midden te worden vernageld met koperen nagels. Eventueel zichtbare koperen nagels dienen met trotseerloodjes te worden afgedekt.

    • 4.8

      Bevestiging van lood- en zinkbekleding dient zodanig te geschieden dat het materiaal volledig vrij kan werken.

  • 5.0

    DAKDEKKERSWERK

    • 5.1

      DAKPANNEN:

      Bij inboeten en vernieuwen van panbedekking dienen nieuw aan te brengen pannen in vorm, type en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke, historisch juiste pannen.

      • 5.1.1

        Toepassing van betonpannen is niet toegestaan. Het dak dient met keramische dakpannen te worden gelegd. De toepassing van Oudhollandse pannen dient in samenhang met DRAKA-ventifolie te geschieden. De folie dient bij dakdoorbrekingen en opgaand muurwerk voldoende te worden opgezet. Bij voorkeur dienen oude (gebruikte) pannen in plaats van nieuw gebakken pannen te worden toegepast.

      • 5.1.2

        Alle aan te brengen keramische dakpannen dienen met de bij de pansoort behorende hulpstukken te worden toegepast.

      • 5.13

        De nok- en hoekkepervorsten dienen met behulp van een gewapende kalkspecie te worden aangebracht. De mortel kan, indien nodig, iets worden bijgekleurd.

      • 5.1.4

        De eventueel toe te passen panhaken en -klemmen dienen in roestvast staal te zijn uitgevoerd.

    • 5.2

      LEIEN:

      Bij inboeten en vernieuwen van leibedekking dienen de nieuw aan te brengen leien in kleur, afmeting en vorm, alsmede ten aanzien van de wijze waarop het dak wordt gedekt, overeen te komen met de bestaande, historisch juiste leidekking.

      • 5.2.1

        De leien mogen uitsluitend met koper worden vernageld of met roestvrij stalen leihaken (type 316) bevestigd.

      • 5.2.2

        De levering van leien dient te geschieden onder verlening van een bewijs van herkomst en garantie van kwaliteit en dikte, af te geven door de groeve.

      • 5.2.3

        De toe te passen leien moeten vrij zijn van breuk, insluitingen, schadelijke verbindingen zoals kalk, ijzer, zwavel en bitumineuze verbindingen.

    • 5.3

      RIET:

      De werkzaamheden dienen conform de richtlijnen van de Rietdekkersfederatie te worden uitgevoerd.

      • 5.3.1

        Het rietdekkerswerk dient met inlands riet te worden uitgevoerd.

      • 5.3.2

        Het rietwerk dient met dun eenjarig riet met een frisgele kleur en een sterke, harde dikwandige stengel, behoudens een zeer dunne spreilaag van dikker en langer riet te worden uitgevoerd. De in de bossen aanwezige doelen dienen zoveel mogelijk te worden verwijderd.

      • 5.3.3

        Bij het dekken van het riet dient gebruik gemaakt te worden van spandraad nr. 6 in roestvast staal of dubbel gegalvaniseerd. Binddraad nr. 18 in roestvast staal; gegalvaniseerd draad hiervoor is niet toegestaan. Traditionele bindmethoden met wilgentenen zijn tevens toegestaan.

      • 5.3.4

        Voorzover herstelwerk aan de dakconstructie plaatsvindt, waar rondhout zit of heeft gezeten, moet ook weer rondhout worden toegepast. Doorsneden in het algemeen 100 mm, h.o.h. 75 cm.

      • 5.3.5

        Bij killen mogen geen zinken goten worden toegepast, doch het riet moet steeds in de killen worden doorgedekt.

      • 5.3.6

        Rietvorsten dienen in een met paarde- of varkenshaar gewapende kalkspecie te worden gelegd. De wijze van nokafwerking dient in materiaal, vorm en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke en historisch juiste nokafwerking.

  • 6.0

    NATUURSTEEN

    • 6.1

      Het toe te passen natuursteen dient op ambachtelijke wijze door middel van hakken, frijnen e.d. te zijn verwerkt.

    • 6.2

      De te vervangen natuursteen onderdelen of constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste detaillering te worden uitgevoerd.

      Vervangen onderdelen dienen ter controle te worden bewaard tot het subsidie is vastgesteld.

    • 6.3

      Natuursteenreiniging is niet toegestaan.

    • 6.4

      Het impregneren en toepassen van steenverstevigers ten behoeve van gevels, gevelelementen en ornamenten is niet toegestaan.

  • 7.0

    DIVERSEN

    • 7.1

      Het glaswerk dient in enkel glas (in stopverf gezet), en in principe zonder gebruikmaking van glaslatten te worden uitgevoerd. Glaslatten mogen slechts worden toegepast in situaties waar dit historisch juist is. Ten aanzien van de detaillering van glaslatten worden verwezen naar de voorschriften 2.1 en 2.2.

    • 7.2

      Bij onderhoud of herstel van smeedijzeren onderdelen zoals tuinhekken, gevelankers en ander siersmeedwerk dient al het ijzerwerk volledig van oude verflagen en roest te worden ontdaan.

    • 7.3

      Bij demonteren van tuinhekken dienen de hoofdstaanders te blijven staan in de voetmuur.

      Afslijpen en later weer aanlassen van deze hoofdstaander is niet toegestaan.

    • 7.4

      Het hang- en sluitwerk van ramen, deuren en luiken dient overeenkomstig bestaande (oorspronkelijke) modellen te worden uitgevoerd.

    • 7.5

      De houtaantasterbestrijding dient met een middel op basis van permethroïden en conform de norm NEN 3252 te worden uitgevoerd. Alvorens tot bestrijding wordt overgegaan, moeten eerst de ruimten en de constructies goed stofvrij worden gemaakt.

      • 7.5.1

        Bij toepassing van injectoren ter bestrijding van houtaantasters dient vooraf op het kapplan of op de spanttekeningen het aantal en de plaats van de injectoren te worden aangegeven. Dit kapplan of eventuele tekeningen dienen vooraf ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het gemeentebestuur.

      • 7.5.2

        Het uitvoerend bedrijf moet na uitvoering van de bestrijding een schriftelijke garantie van ten minste vijf jaar afgeven, dit in verband met de cyclustijd van de larven.''

      • 7.5.3

        Van het uitvoerend bedrijf dient te worden verlangd dat deze bij de toegang tot de behandelde ruimten of kappen een plaat bevestigt met daarop de datum van de bespuiting, het toegepaste middel, de garantietermijn en de naam van het bedrijf dat de bestrijding heeft uitgevoerd.