Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Reimerswaal

Financiële beheersverordening Reimerswaal

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieReimerswaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële beheersverordening Reimerswaal
CiteertitelFinanciële beheersverordening Reimerswaal
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële beheersverordening gemeente Reimerswaal 2020.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-02-2024nieuwe regeling

23-01-2024

gmb-2024-57191

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële beheersverordening Reimerswaal

De gemeenteraad van de gemeente Reimerswaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 december 2023;

gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Financiële beheersverordening Reimerswaal

 

Deze verordening bepaalt het volgende:

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • -

    Organisatieonderdeel: Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft.

  • -

    Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • -

    Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De gemeenteraad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De gemeenteraad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:

    • a.

      De taakvelden, en

    • b.

      De beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3.

    De gemeenteraad stelt op voorstel van het college per programma, naast de verplichte beleidsindicatoren, relevante prestatieindicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de beoogde maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 4.

    De gemeenteraad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      Van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven, en

    • b.

      In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 2.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 25.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden voor 15 juni van ieder jaar aan de gemeenteraad een Kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De gemeenteraad stelt deze nota voor 15 juli van hetzelfde jaar vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post incidenteeel onvoorzien van € 200.000 van de totale lasten opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De gemeenteraad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de gemeenteraad een activiteit welke onderdeel is van een programma als prioriteit aanwijzen en daarvoor de baten en lasten apart autoriseren.

  • 3.

    Bij de behandeling van de begroting autoriseert de gemeenteraad de geraamde investeringen uit de investeringsplanning tot en met € 200.000. Dit maximum geldt niet voor investeringen ten laste van reserves.

  • 4.

    Voor geraamde investeringen uit de investeringsplanning van meer dan € 200.000 informeert het college de gemeenteraad vooraf en wordt het investeringskrediet vrijgegeven, nadat de gemeenteraad hiermee heeft ingestemd. Het gaat hier om investeringen waarvan de kapitaallasten ten laste van de exploitatie komen. De gemeenteraad kan bepaalde investeringen waarvan de kapitaallasten ten laste van een reserve komen uitzonderen van deze bepaling als daartoe de wens bestaat.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders informeren de gemeenteraad als zij verwachten, dat de lasten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden.

  • 6.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de gemeenteraad als bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 7.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de gemeenteraad voor. Burgemeester en wethouders informeren de gemeenteraad in het voorstel over de dekking van de investering en daarmee het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 8.

    Bij investeringen met een meerjarig karakter stellen burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad voor op welke wijze de jaarschijven binnen het investeringsbudget worden opgebouwd.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Burgemeester en wethouders informeren de gemeenteraad door middel van een tussentijdse rapportage (lees: de Bestuursrapportage) over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 6 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3.

    De tussentijdse rapportage bevat in ieder geval een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten, volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 4.

    In de tussentijdse rapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de gemeenteraad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de gemeenteraad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar. Als van deze mogelijkheid gebruikt wordt gemaakt, bieden burgemeester en wethouders dit voorstel aan de gemeenteraad aan uiterlijk in januari van het jaar volgend op het jaar waarover verantwoording wordt afgelegd.

Artikel 8. Actieve informatieplicht

  • 1.

    Burgemeester en wethouders informeren in ieder geval vooraf de gemeenteraad en gaan pas over tot uitvoering, nadat de gemeenteraad heeft ingestemd voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke incidentele verplichtingen ten laste van de begrotingspost onvoorzien incidenteel voor het doen van uitgaven groter dan € 50.000.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders informeren in ieder geval vooraf de gemeenteraad en gaan pas over tot uitvoering, nadat de gemeenteraad heeft ingestemd voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke incidentele verplichtingen voor investeringen groter dan € 50.000. Hierbij dient ook de afschrijvingstermijn van de investering te worden opgenomen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders informeren vooraf de gemeenteraad en gaan pas over tot uitvoering, nadat de gemeenteraad heeft ingestemd, indien het college nieuwe meerjarige verplichtingen ten laste van de begrotingspost onvoorzien structureel aangaat waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 10.000 structureel.

  • 4.

    Indien er sprake is van het aangaan van uitgaven door burgemeester en wethouders die niet in de begroting zijn opgenomen en die geen betrekking hebben op de situaties als bedoeld onder lid 1, 2 en 3, wordt de navolgende handelwijze aangehouden:

    • a.

      Bij incidentele uitgaven tot en met € 50.000 besluiten burgemeester en wethouders tot het doen van de uitgaven. In een volgende besluitvormende raadsvergadering dan wel in de Bestuursrapportage wordt de uitgave in een begrotingswijziging aan de gemeenteraad voorgelegd;

    • b.

      Bij structurele uitgaven tot € 10.000 besluiten burgemeester en wethouders tot het doen van de uitgave. In een volgende besluitvormende raadsvergadering dan wel in de Bestuursrapportage wordt de uitgave in een begrotingswijziging aan de gemeenteraad voorgelegd.

  • 5.

    Het college informeert de gemeenteraad niet vooraf over budgettaire wijzigingen die het gevolg zijn van:

    • a.

      Mutaties in de uitkeringen vanuit het Gemeentefonds;

    • b.

      De jaarlijkse doorlichting van de loonkosten (incl. inhuur t.l.v. vrijvallende salarislasten) en kapitaallasten in de Bestuursrapportage;

    • c.

      Onderhoud functiewaarderingen;

    • d.

      Initiatieven vanuit het Omgevingsfonds.

  • 6.

    Het college informeert de gemeenteraad niet vooraf over budgettaire neutrale wijzigingen in de begroting ten aanzien van:

    • a.

      Verkregen middelen van externe instanties;

    • b.

      Mutaties ten gunste en laste van de reserve(s) tenzij in de nota reserves en voorzieningen andere bepalingen zijn opgenomen.

Artikel 9. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de gemeenteraad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De gemeenteraad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens zoals deze is opgenomen in het geldende interne controleplan (lees: de laatst vastgestelde versie) en het raadsvoorstel ter vaststelling daarvan.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan 0,1 % van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is een criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/ voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de gemeenteraad jaarlijks voor 31 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing en controle.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de gemeenteraad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de gemeenteraad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een afwijking waarbij direct gerelateerde inkomsten de afwijking compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een afwijking op een open-einde-regeling.

    • c.

      De afwijking is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage (hieronder ook begrepen een jaarrekening).

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de gemeenteraad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is een criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Vaste activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 25.000 worden – in beginsel – niet geactiveerd, uitgezonderd de gronden en terreinen. Deze laatsten worden altijd geactiveerd.

  • 2.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de Waarderingsgrondslagen die opgenomen zijn in de jaarrekening. Als deze ontoereikend zijn, wordt hetgeen in de investeringsplanning is opgenomen danwel hetgeen in het college-/gemeenteraadsbesluit is opgenomen als uitgangspunt genomen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders bieden de gemeenteraad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode. Hierin zijn ook de afschrijvingstermijnen opgenomen.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de gemeenteraad in beginsel eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Dit doen zij alleen als daartoe noodzaak bestaat i.v.m. discrepanties tussen de werkelijkheid en datgeen dat in de vigerende nota is opgenomen. Deze nota wordt door de gemeenteraad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      De vorming en besteding van reserves;

    • b.

      De vorming en besteding van voorzieningen, en

    • c.

      Bij welke specifiek benoemde taakvelden het verschil tussen het geraamde saldo van baten en lasten en het gerealiseerde saldo van baten en lasten mogen worden verrekend met een daartoe in het leven geroepen (egalisatie)reserve.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      Het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      Het bestedingsplan van de reserve

    • c.

      De voeding van de reserve;

    • d.

      De maximale hoogte van de reserve, en

    • e.

      De maximale looptijd.

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 5.

    De reserves worden jaarlijks bij zowel de begroting als de jaarrekening getoetst en de onderliggende bestedingsplannen en uitgangspunten c.a. worden hierbij geactualiseerd.

Artikel 17. Overhead en kostprijsberekening

  • 1.

    Jaarlijks wordt, voor het volgende begrotingsjaar, het overheadpercentage berekend en door de gemeenteraad vastgesteld. De totale overheadkosten worden uitgedrukt in een percentage van de primaire loonkosten en op consistente wijze aan bepaalde taakvelden toegerekend.

  • 2.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten de overheadkosten betrokken.

  • 3.

    Bij de kostentoerekening bedoelde indirecte kosten worden meegenomen de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschaps-belastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 6.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 7.

    In afwijking van artikel 16 eerste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4.

    Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders doen de gemeenteraad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de gemeentelijke heffingen en leges.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de gemeenteraad eens in de 4 jaar een (bijgestelde) nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de tarieven voor erfpachten. Dit doen zij alleen als daartoe noodzaak bestaat i.v.m. discrepanties tussen de werkelijkheid en datgeen in de vigerende nota is opgenomen. Deze nota wordt door de gemeenteraad vastgesteld. In deze nota wordt ingegaan op:

    • a.

      De samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • b.

      De druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden;

    • c.

      De kostendekkendheid van de heffingen;

    • d.

      De druk van de lokale belastingen en heffingen;

    • e.

      Het kwijtscheldingsbeleid;

    • f.

      Het tarievenbeleid;

    • g.

      Een overzicht van de verordeningen waarin tarieven en heffingen zijn vastgelegd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders leggen bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en tarieven voor erfpachten, die afwijkt van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de gemeenteraad.

Artikel 20. Financieringsfunctie

Burgemeester en wethouders nemen bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de kaders in acht die zijn opgenomen in het Treasurystatuut.

 

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 21. Lokale heffingen

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    De kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

  • b.

    De berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 17;

  • c.

    Onder het onderdeel beleid bedoeld in artikel 10, Aanhef en onder b, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten een overzicht van de te onderscheiden lokale heffingen, de maatstaf en de doelstelling die wordt beoogd met het opleggen van de heffing;

  • d.

    De opbrengsten per lokale heffing;

  • e.

    Het volume en bedrag aan kwijtscheldingen;

  • f.

    De kostendekkendheid van de rioolrechten, afvalstoffenheffing, lijkbezorgingsrechten en leges;

  • g.

    De (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor een-, twee- en meerpersoonshuishoudingen.

Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    Het college biedt tenminste eenmaal in de 4 jaar een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen en risicobeheersing aan ter behandeling en vaststelling door de gemeenteraad. Dit doen zij alleen als daartoe noodzaak bestaat i.v.m. discrepanties tussen de werkelijkheid en datgeen in de vigerende nota is opgenomen. In deze nota wordt ingegaan op:

    • a.

      Het risicomanagement;

    • b.

      Het opvangen van risico's door verzekeringen;

    • c.

      Voorzieningen;

    • d.

      Het weerstandsvermogen;

    • e.

      Het gewenste weerstandsvermogen.

  • 2.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • o

      Netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

    • o

      Onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiëleverhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      De ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b.

      De onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting;

    • c.

      De continuïteit van de gemeente;

    • d.

      Ontwikkelingen en onderwerpen die in het kader van de gemeentelijke weerstand en het beheersen van risico’s een expliciete toelichting behoeven.

Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      Een verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gebouwen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de gemeenteraad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het onderhoudsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De gemeenteraad stelt het onderhoudsplan openbare ruimte vast.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders bieden de gemeenteraad ten minste eens in de 5 jaar een rioleringsplan aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De gemeenteraad stelt het rioleringsplan vast.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders bieden de gemeenteraad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het onderhoudsplan gebouwen bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De gemeenteraad stelt het onderhoudsplan gebouwen vast.

Artikel 24. Financiering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de:

  • a.

    Kasgeldlimiet;

  • b.

    Renterisiconorm;

  • c.

    Omvang van het vreemd vermogen;

  • d.

    Omvang van de uitzettingen;

  • e.

    Huidige liquiditeitspositie;

  • f.

    Liquiditeitsplanning;

  • g.

    Renteontwikkelingen.

Waar nodig voorziet burgemeester en wethouders de bovengenoemde onderwerpen van een toelichting en/of nadere analyse.

Artikel 25. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    De omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    De kosten van inhuur derden;

  • c.

    De huisvestingskosten;

  • d.

    De automatiseringskosten;

  • e.

    De budgetten voor de gemeenteraad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

  • f.

    Een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen of voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • g.

    Een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • h.

    Geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt; en

  • i.

    Andere tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht nodig hebben.

Artikel 26. Verbonden partijen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2.

    Het college biedt tenminste eenmaal in de 4 jaar een (bijgestelde) nota verbonden partijen aan ter behandeling en vaststelling in de gemeenteraad. Dit doen zij alleen als daartoe noodzaak bestaat i.v.m. discrepanties tussen de werkelijkheid en datgeen in de vigerende nota is opgenomen. Deze nota bevat de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van) participaties met name ten aanzien van hoe het publiek belang is gediend met de verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële condities.

Artikel 27. Grondbeleid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      De ontwikkeling van relevante reserves en voorzieningen;

    • b.

      Grondverkopen en gronden uitgegeven in erfpacht; en

    • c.

      De uitvoering van de vigerende nota grondbeleid.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de gemeenteraad ten minste eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan. Dit doen zij alleen als daartoe noodzaak bestaat i.v.m. discrepanties tussen de werkelijkheid en datgeen in de vigerende nota is opgenomen. De gemeenteraad stelt de nota grondbeleid vast. De nota grondbeleid bevat in ieder geval:

    • a.

      De strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      Te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      Het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      De uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • e.

      De wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan; en

    • f.

      De relaties met de programma's in de begroting.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders bieden de gemeenteraad jaarlijks een grondprijzenbrief aan met een vastgestelde uitgifteprijs voor zowel maatschappelijke grond als intern door te leveren grond. De gemeenteraad stelt de grondprijzenbrief vast.

  • 4.

    De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen contante waarde.

  • Risico’s binnen de grondexploitaties worden uitgedrukt in conjunctureel en project specifiek. Deze worden berekend op basis van de geactualiseerde grondexploitaties ten behoeve van het opstellen van de Meerjaren Prognose Grondexploitaties (MPG). De hoogte van de risico’s wordt gereserveerd in de reserve voor bouwgrondexploitaties. Nadat de hoogte van de risico’s opnieuw is berekend wordt het verschil verrekend met de Algemene Reserve. De verrekening wordt jaarlijks ter vaststelling aan de gemeenteraad voorgelegd via de MPG en het bij de MPG behorende raadsbesluit.

 

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 28. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    Het afleggen van verantwoording door burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 29. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:

  • a.

    Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie in afdelingen en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen.

  • b.

    Dat de gemeentelijke (deel-)producten in de financiële administratie waaraan de werkelijke lasten en baten door middel van kostentoerekening worden toegerekend, eenduidig zijn toe te wijzen aan de producten van de door het college vastgestelde productraming;

  • c.

    Dat de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen van de vastgestelde investeringskredieten eenduidig worden toegerekend aan de organisatieonderdelen;

  • d.

    Dat de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat het verwezenlijken van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komen;

  • e.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • f.

    De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • g.

    De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • h.

    De te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • i.

    Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • j.

    Het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • k.

    Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan; en

  • l.

    Het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de gemeenteraad, kunnen worden getoetst.

Artikel 30. Interne controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de gemeenteraad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

 

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 31. Intrekking oude regeling

De Financiële beheersverordening van gemeente Reimerswaal die in werking is getreden op 1 januari 2020 wordt ingetrokken.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024. Dit met dien verstande dat de bepalingen zoals opgenomen in de artikelen 10, 11, 12, 13, 25 onderdelen ‘f’, ‘g’ en ‘h’ en 30 lid 1 van toepassing zijn op de de jaarrekening en eventuele deelverantwoordingen van het verslagjaar 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële beheersverordening Reimerswaal.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van 23 januari 2024.

De voorzitter,

De griffier,