Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Regeling jeugdhulp Den Haag 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling jeugdhulp Den Haag 2024
CiteertitelRegeling jeugdhulp Den Haag 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpRegeling jeugdhulp Den Haag 2024

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 2.3 van de Jeugdwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-02-202401-01-2024nieuwe regeling

19-12-2023

gmb-2024-56031

RIS317392 OCW/10652625

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling jeugdhulp Den Haag 2024

Toelichting 

 

In 2023 is er een nieuwe aanbesteding geweest voor de verlening van jeugdhulp met ingang van 1 januari 2024. De Verordening jeugdhulp Den Haag 2022 is daarom op onderdelen gewijzigd en geactualiseerd om deze in lijn te brengen met het aanbod van jeugdhulp per 1 januari 2024. Vanwege de aard en omvang van de wijzigingen is daartoe een nieuwe verordening vastgesteld.

 

De Regeling Jeugdhulp moet opnieuw worden vastgesteld, omdat de huidige regeling vervalt als de nieuwe Verordening Jeugdhulp Den Haag 2024 in werking treedt op 1 januari 2024. De wijzigingen in de voorliggende Regeling Jeugdhulp zijn uitsluitend van technische aard. De wijzigingen betreffen in de eerste plaats een verplaatsing van een aantal artikelen naar de Verordening Jeugdhulp 2024 en het samenvoegen van bepalingen die voorheen onderdeel uitmaakten van de regeling Pgb tarieven jeugdhulp Den Haag 2020 en de Beleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020. Deze twee regelingen komen met deze nieuwe Regeling Jeugdhulp Den Haag 2024 te vervallen. Tot slot voorziet deze regeling in een actualisatie van de tarieven persoonsgebonden budget.

 

Besluitvorming 

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,  

 

gelet op: 

 

  • -

    artikel 2.3 van de Jeugdwet,

  • -

    artikel 1.3 van de Verordening jeugdhulp Den Haag 2024,

 

besluit vast te stellen de Regeling jeugdhulp Den Haag 2024: 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder: 

 

- aanvaardbaarheidspercentage: 

percentage dat door het Zorginstituut Nederland wordt gebruikt om aan te geven met welk percentage het pgb mag worden verlaagd; 

- budgetplan: 

plan opgesteld door de jeugdige of ouders, waarin de jeugdige of ouders uitleggen hoe ze het pgb willen besteden door onder andere te concretiseren welke voorziening zij willen inkopen en op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan de oplossing van de hulpvraag; 

- ondersteuningsplan:

document dat wordt opgesteld door de jeugdhulpaanbieder en waarin wordt uitgewerkt hoe vanuit de vastgestelde ondersteuningsbehoefte de te bereiken resultaten worden geformuleerd en de wijze waarop de resultaten worden bereikt;

- Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling: 

protocol van Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie om ernstige dyslexie te diagnosticeren, indiceren en behandelen dat geldt voor kinderen in de leeftijd van de basisschool in groep 3 tot en met 8; 

- SVB: 

Sociale Verzekeringsbank als bedoeld in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; 

- verordening: 

Verordening jeugdhulp Den Haag 2024; 

- vervoer:  

 

een individuele voorziening vervoer van de jeugdige als bedoeld in artikel 4.1, van de verordening; 

- woning: 

locatie waar de jeugdige feitelijk verblijft. 

 

Hoofdstuk 2. Nadere regels als bedoeld in de artikelen 1.3 en 2.8 van de verordening

 

Artikel 2:1 Diagnostisch onderzoek of behandeling van ernstige dyslexie 

Een jeugdige komt in aanmerking voor diagnostisch onderzoek naar of behandeling van ernstige dyslexie, indien: 

  • a. het vermoeden van ernstige dyslexie blijkt uit een compleet leerling dossier; 

    b. sprake is van ernstige en hardnekkige uitval op woordlezen of spellen, die niet goed op een andere manier verklaard kan worden, en dit is vastgesteld volgens de criteria van de Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling, met een score voor lezen en spellen lager dan 10 procent; 

    c. het een jeugdige betreft van 7 jaar of ouder; 

    d. de behandeling aanvangt voordat de jeugdige 13 jaar is; 

    e. de jeugdige bij de start van de behandeling basisonderwijs volgt; en 

    f. de school en de jeugdhulpaanbieder volgens het meest actuele Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling hebben gehandeld, voorafgaand aan de aanvraag voor diagnostisch onderzoek. 

 

Artikel 2:2 Gezinsplan

  • 1.

    Het college maakt van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.3 van de verordening een gezinsplan dat door jeugdige of zijn ouders wordt ondertekend. 

  • 2.

    Indien de jeugdige of zijn ouders niet instemmen met het oordeel van het college, legt het college dit in het gezinsplan vast en wijst de jeugdige of zijn ouders op het recht een beschikking te ontvangen met het oog op een bezwaarprocedure. 

  • 3.

    Zo spoedig mogelijk na afronding van het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders het gezinsplan.

  • 4.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het gezinsplan toegevoegd. 

 

Artikel 2:3 Eigen kracht, gebruikelijke hulp, draagkracht en draaglast

De beoordeling als bedoeld in artikel 2.4 van de verordening verloopt als volgt: 

 

Stap 1: weging eigen kracht: wat is gebruikelijke zorg?

Gebruikelijke zorg van ouders voor hun kinderen omvat:

  • 1.

    De ouders verzorgen en houden toezicht op hun tot het gezin behorende minderjarige kinderen en voeden hen op, ook in het geval er sprake is van jeugdigen met een ziekte, aandoening of beperking.  

  • 2.

    De ouders hebben in ieder geval de volgende zorgtaken, als onderdeel van verantwoordelijk ouderschap, ook als het gaat om een jeugdige met een beperking:

    a. ouders zijn te allen tijde bereikbaar voor hun minderjarige kinderen;  

    b. ouders begeleiden en vervoeren een jeugdige naar de huisarts, therapeut, zorgaanbieder, medisch specialist of jeugdarts;  

    c. ouders begeleiden en vervoeren een jeugdige naar sport, vrijetijdsclubs of lessen;  

    d. ouders begeleiden en vervoeren een jeugdige naar school of kinderopvang en onderhouden het contact met school of kinderopvang;  

    e. ouders begeleiden en vervoeren een jeugdige in het normale maatschappelijk verkeer, zoals familiebezoek of gezamenlijke uitstapjes.  

  • 3.

    Het college hanteert het afwegingskader als opgenomen in bijlage 1 bij het bepalen van de gebruikelijke zorgtaken van de ouders ten aanzien van de jeugdige.

  • 4.

    In aanvulling op het derde lid kunnen zorgtaken die niet in deze opsomming staan, ook onder de zorgtaken van de ouders vallen.  

 

Stap 2: weging draagkracht

  • 1.

    Het onderzoek van het college naar de draagkracht van de jeugdige en de ouders richt zich enerzijds op wat er redelijkerwijs van de jeugdige en de ouders verwacht mag worden en anderzijds op de vraag of de jeugdige en de ouders hiertoe in staat zijn.  

  • 2.

    Voorafgaande aan de vaststelling van de draagkracht en de draaglast wordt eerst met de jeugdige of zijn ouders besproken hoe zij dit zelf ervaren en wat zij nodig hebben om de zorg voor hun kind te kunnen voortzetten zonder risico op overbelasting. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat de mate van noodzaak tot ondersteuning en de vorm waarin deze plaats vindt, kan fluctueren in de loop der tijd.  

  • 3.

    Er is sprake van voldoende draagkracht als door het zelf verlenen van ondersteuning door de ouders, geen onoverkomelijke problemen ontstaan.  

 

Stap 3: weging draaglast

  • 1.

    Om vast te stellen wat redelijkerwijs van de ouders verwacht mag worden, beoordeelt het college welke hulp uitgaat boven de hulp die de jeugdige van dezelfde leeftijd zonder ziekte, aandoening of beperking redelijkerwijs nodig heeft. Hierin worden de volgende factoren meegenomen: 

    a. leeftijd van de jeugdige;

    b. aard van de hulp; 

    c. frequentie en patroon van de hulp;  

    d. tijdsomvang van de hulp;  

    e. planbaarheid van de hulp. 

  • 2.

    Het college stelt vast of de ouders van wie oplossingen vanuit draagkracht wordt verwacht:

    a. in staat is om de jeugdige de noodzakelijke hulp te bieden;  

    b. beschikbaar is om de noodzakelijke hulp te verlenen, waarbij tevens in de beoordeling wordt betrokken of in het geval van belemmeringen in de beschikbaarheid van de ouders een kortdurende voorziening kan worden geboden om gelegenheid aan de ouders te bieden de beschikbaarheid te vergroten;  

    c. niet overbelast dreigt te raken door het bieden van de noodzakelijke hulp, waarbij tevens het volgende in de beoordeling wordt betrokken:  

    i. indien er sprake dreigt te zijn van overbelasting, kan een individuele voorziening worden ingezet voor dat deel van de hulp dat niet geboden kan worden op basis van draagkracht;  

    ii. de inzet van jeugdhulp bij overbelasting of dreigende overbelasting is altijd tijdelijk. Van ouders wordt verwacht dat zij een plan van aanpak opstellen om de overbelasting of dreigende overbelasting aan te pakken en dat zij in de tijd dat jeugdhulp wordt gegeven werken aan dit plan; 

    iii.er moet een aannemelijk verband zijn tussen de overbelasting en de hulp die iemand aan de jeugdige biedt. Bij overbelasting door aantoonbare externe factoren, zal door de ouders ook bij deze factoren naar een oplossing gezocht moeten worden;  

    iv. wanneer de geldigheidsduur van de indicatie voor jeugdhulp is verlopen en een nieuwe aanvraag wordt gedaan, worden de inspanningen die zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen meegenomen.  

 

Hoofdstuk 3. Nadere regels met betrekking tot het pgb

 

Artikel 3:1 Formele pgb-tarieven

  • 1.

    De maximale formele pgb-tarieven in 2023 zijn voor:

    a. begeleiding individueel: 

    1° € 41,92 per uur in categorie 1; 

    2° € 57,16 per uur in categorie 2; 

    3° € 87,17 per uur categorie 3;

    b. persoonlijke verzorging € 37,15 per uur; 

    c. dagbesteding: 

    1° € 46,56 per dagdeel in categorie 1; 

    2° € 55,21 per dagdeel in categorie 2; 

    3° € 80,20 per dagdeel in categorie 3; 

    d. begeleiding in groepsverband: 

    1° € 96,49 per dagdeel in categorie 1; 

    2° € 166,18 per dagdeel in categorie 2; 

    e. kortdurend verblijf voor lichamelijk of verstandelijk beperkten of geestelijke gezondheidszorg: 

    1° € 88,01 per etmaal in categorie 1; 

    2° € 210,50 per etmaal in categorie 2; 

    3° € 268,93 per etmaal in categorie 3. 

    f. vervoer € 27,79 per retourrit; 

  • 2.

    De tarieven worden voor 2024 geïndexeerd met 5,56%.

 

Artikel 3:2 Informele pgb-tarieven 

  • 1.

    Het informele tarief voor individuele ondersteuning bedraagt maximaal € 20,00 per uur. 

  • 2.

    Individuele ondersteuning kan betrekking hebben op persoonlijke verzorging, begeleiding individueel of begeleiding in groepsverband. 

 

Artikel 3:3 Pgb-tarieven overige professionele zorgverlening

  • 1.

    De maximale formele pgb-tarieven voor overige professionele zorgverlening in 2023 zijn voor: 

    a. behandeling in de basis jeugd-GGZ € 99,08 per uur; en

    b. behandeling in de specialistische jeugd-GGZ € 111,78 per uur.

  • 2.

    De tarieven worden voor 2024 geïndexeerd met 5,56%.

 

Artikel 3:4 Eenmalige uitkering

Indien de budgethouder komt te overlijden kan het college een hulpverlener een eenmalige uitkering betalen vanuit het pgb ter hoogte van een gemiddeld maandloon van de hulpverlener over de laatste drie volle kalendermaanden, die de hulpverlener gewerkt heeft, onder de volgende voorwaarden: 

  • a. er is een schriftelijk verzoek ingediend bij de SVB door de nabestaanden; 

    b. er is een geldige zorgovereenkomst afgesloten;

    c. er was, onmiddellijk voorafgaand aan het overlijden, een geldige pgb beschikking; en

    d. er is nog voldoende budget beschikbaar. 

 

Artikel 3:5 Pgb in het buitenland

  • 1.

    De budgethouder kan het pgb voor ten hoogste dertien weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van hulp te verlenen tijdens verblijf buiten Nederland. 

  • 2.

    De budgethouder meldt een verblijf langer dan zes weken in het buitenland aan het college. 

  • 3.

    Het college verlaagt het pgb op grond van het voor dat land geldende aanvaardbaarheidspercentage: 

    a. bij een verblijf langer dan zes weken in het buitenland, voor de hele periode dat de budgethouder in het buitenland verblijft;  

    b. bij inhuur van jeugdhulpverleners die niet onder de Nederlandse belastingwetgeving vallen. 

 

Artikel 3:6 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 

  • 1.

    Een beschikking voor een pgb wordt voor maximaal twee jaar afgegeven. 

  • 2.

    Het college toetst aan de hand van een evaluatie met de budgethouder of de hulpverlening is uitgevoerd conform de doelen en prestaties zoals beschreven in het ondersteuningsplan, het budgetplan en de afspraken in de beschikking. 

  • 3.

    Het college kan de toets vervroegen indien er signalen zijn waaruit blijkt dat het pgb niet conform het ondersteuningsplan en budgetplan wordt besteed, of dat er mogelijk sprake is van oneigenlijk gebruik of fraude. 

 

Hoofdstuk 4. Vervoer van jeugdigen naar en vanaf de locatie waar een individuele voorziening jeugdhulp wordt geboden

 

Artikel 4:1 Vervoersvoorzieningen

De volgende vormen van een individuele vervoersvoorziening worden onderscheiden: 

  • a. aangepast vervoer dat in natura wordt aangeboden door een door het college gecontracteerd vervoersbedrijf; 

    b. voorzieningen ter bevordering van de zelfredzaamheid van de jeugdige teneinde vervoer in natura overbodig te maken; 

    c. een combinatie van vervoersvoorzieningen, mits onderbouwd waarom hiervoor wordt gekozen. 

 

Artikel 4:2 Afwegingskader voor individuele vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Ter beoordeling van de noodzaak tot de toekenning als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de verordening hanteert het college het afwegingskader als opgenomen in bijlage 1. 

  • 2.

    Bij de toekenning houdt het college altijd rekening met de leeftijd van de jeugdige, veiligheid en de unieke eigenschappen van de jeugdige. 

  • 3.

    Het college besluit tot het toekennen van aangepast vervoer als bedoeld in artikel 4:1, onder a, indien het college vaststelt dat het niet mogelijk is dat: 

    a. de jeugdige zelfstandig danwel onder begeleiding van een ouder, ander persoon uit zijn naaste omgeving of vrijwilliger loopt, fietst of met een vervoersmiddel reist naar en vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden; 

    b. de jeugdige zelfstandig danwel onder begeleiding van een ouder, ander persoon uit zijn naaste omgeving of vrijwilliger reist met het openbaar vervoer naar en vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden; 

    c. de jeugdige door een ouder, ander persoon uit zijn naaste omgeving of vrijwilliger wordt vervoerd naar en vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden; 

    d. de jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp verplaatst naar het verblijfadres van de jeugdige of andere locatie in de nabijheid waardoor vervoer overbodig wordt. 

  • 4.

    Bij de afweging als bedoeld in het derde lid hanteert het college het afwegingskader als opgenomen in bijlage 1. 

  • 5.

    Het college kan van het derde lid afwijken wanneer de jeugdige of ouders kunnen aantonen dat begeleiding door henzelf of door andere personen uit de naaste omgeving leidt tot ernstige benadeling van het gezin. 

 

Artikel 4:3 Reistijd openbaar vervoer

In de volgende gevallen is het zelfstandig reizen met openbaar vervoer in ieder geval niet mogelijk: 

  • a. bij het ontbreken van een verbinding met openbaar vervoer; 

    b. bij een reistijd van meer dan anderhalf uur voor een enkele reis tussen de woning en de jeugdhulplocatie. 

 

Artikel 4:4 Geschikt vervoer

Het college beoordeelt bij een aanvraag voor een vervoersvoorziening in verband met een medische noodzaak, of ouders of een persoon uit de naaste omgeving al dan niet kunnen beschikken over: 

  • a. geschikt gemotoriseerd vervoer; 

    b. de benodigde medische apparatuur; 

    c. de benodigde medische of verpleegkundige vaardigheden. 

 

Artikel 4:5 Deskundig oordeel en advies

Het college wint zo nodig een specifiek deskundig oordeel en advies in bij de GGD Haaglanden ten aanzien van de medische noodzaak als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist. 

 

Artikel 4:6 Financiële draagkracht

Het college merkt het niet kunnen betalen van vervoer door de aanvrager niet aan als een beperking in de zelfredzaamheid. 

 

Artikel 4:7 Zelfstandig leren reizen

Het college kent een voorziening ter bevordering van de zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 4:1, onder b, toe indien door het college wordt vastgesteld dat: 

  • a. er voldaan is aan de eisen voor aangepast vervoer als bedoeld in artikel 4:2, derde lid; en

    b. de jeugdige de draagkracht en vaardigheden heeft om in afzienbare tijd zelfstandig te leren reizen naar de jeugdhulplocatie. 

 

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 5:1 Hardheidsclausule

Het college kan ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze regeling, als toepassing van deze regeling tot onbillijkheid van overwegende aard leid

 

Artikel 5:2 Intrekking

De Regeling jeugdhulp Den Haag 2022, de Regeling Pgb tarieven jeugdhulp Den Haag 2020 en de Beleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020 worden met ingang van 1 januari 2024 ingetrokken

 

Artikel 5:3 Overgangsrecht

  • 1.

    De Regeling jeugdhulp Den Haag 2022, de Regeling Pgb tarieven jeugdhulp Den Haag 2020 en de Beleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020 blijven van toepassing op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Regeling jeugdhulp Den Haag 2022, de Regeling Pgb tarieven jeugdhulp Den Haag 2020 en de Beleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020 totdat het college een nieuw besluit neemt. 

  • 2.

    De Regeling jeugdhulp Den Haag 2022, de Regeling Pgb tarieven jeugdhulp Den Haag 2020 en de Beleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020 blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures betreffende bezwaar- en beroepschriften, die vóór de dag van inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend. 

  • 3.

    De Regeling jeugdhulp Den Haag 2024 is van toepassing op aanvragen van een jeugdige of ouders, die vóór inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend, en waarop nog niet is beslist, tenzij de Regeling Jeugdhulp Den Haag 2022, de Regeling Pgb tarieven jeugdhulp Den Haag 2020 en de Beleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020 gunstiger is.

 

Artikel 5:4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Verordening Jeugdhulp Den Haag 2024 in werking treedt, en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

 

Artikel 5:5 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling jeugdhulp Den Haag 2024. 

 

Den Haag, 19 december 2023

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen

 

 

Bijlage 1: Afwegingskader voor gebruikelijke zorgtaken en individuele vervoersvoorzieningen

 

Leeftijd 0-3 jaar 

  • - Hebben bij alle activiteiten verzorging van de ouder nodig. 

    - Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig. 

    - Zijn in toenemende mate zelfstandig bij bewegen en verplaatsen.

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij psychomotorische ontwikkeling. 

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontwikkelen naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid. 

    - Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. 

    - Motoriek: leert kruipen, zitten, lopen, rennen, pincetgreep, blokken bouwen en begint met tekenen. 

    - Sociaal-emotioneel: toezicht en begeleiding nodig in het samenspel met andere kinderen. Speelt naast andere kinderen. Kinderen hebben grote behoefte om dingen zelf te doen. 

    - Spraak en taal: begrijpt eenvoudige aanwijzingen en spreekt zelf woordjes en kleine zinnetjes (gemiddeld drie woordzinnen). 

 

Leeftijd 3-5 jaar 

  • - Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Binnenshuis kan het toezicht korte tijd op gehoorsafstand.

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij psychomotorische ontwikkeling. 

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontwikkelen naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid. 

    - Hebben hulp, toezicht en stimulans nodig bij zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang. 

    - Hebben hulp, toezicht en stimulans nodig bij aan- en uitkleden, eten, wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen. 

    - Hebben begeleiding nodig bij spel en vrijetijdsbesteding. 

    - Zijn niet in staat om zonder begeleiding zichzelf in het verkeer te begeven. 

    - Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. 

    - Motoriek: kunnen zelf zitten, op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen kan zelf uit een beker drinken, zelf met lepel eten. Leert knippen, juiste pen greep, traplopen en fietsen met zijwieltjes. 

    - Sociaal-emotioneel: leert samenspelen, heeft hulp nodig bij het oplossen van conflicten, krijgt vriendjes, kan opgaan in fantasiespel. 

    - Spraak en taal: vergroot woordenschat, maakt kleine zinnetjes, kan zichzelf met 'ik' benoemen. 

 

Leeftijd 5-12 jaar 

  • - Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding (22-25 uur per week). 

    - Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Toezicht kan op enige afstand. 

    - Hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tandenpoetsen. 

    - Hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie. 

    - Zijn overdag zindelijk en 's nachts merendeels ook. Ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining. 

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij psychomotorische ontwikkeling. 

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontwikkelen naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid. 

    - Hebben begeleiding nodig van een volwassene in het verkeer. 

    - Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. 

    - Motoriek: leert fietsen (zonder zijwieltjes), kan hinkelen en op één been staan, kan zich aan- en uitkleden en leert veters strikken, leert schrijven. Haalt zwemdiploma. 

 

Leeftijd 12-18 jaar 

  • - Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen.

    - Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden. 

    - Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden. 

    - Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig. 

    - Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school of opleiding. 

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (b.v. huiswerk of het zelfstandig wonen). 

    - Hebben, in ieder geval tot 17 jaar, een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. 

    - Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen. 

    - Hebben een dagbesteding in de vorm van opleiding of arbeid. 

    - Motoriek: door snelle groei kan coördinatie verstoord raken (slungelige motoriek). 

    - Sociaal-emotioneel: het zelfbeeld verandert en leert zichzelf identificeren aan anderen. Is geneigd zichzelf te overschatten. Vrienden zijn erg belangrijk, maakt zich los van ouders. Heeft nog onvoldoende inzicht in lange termijn consequenties van gedrag. Kan delen. Seksuele interesse groeit. 

    - Spraak en taal: Abstract denken ontwikkelt. Heeft begrip van tijd. Kunnen diverse oplossingsstrategieën bedenken. 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 3:1, eerste lid, onder b

Er worden drie categorieën voor individuele begeleiding onderscheiden.

Categorie 1 wordt toegekend, indien:

  • - de jeugdige beperkt is in zelfredzaamheid door een lichamelijke, zintuiglijke, cognitieve of verstandelijke beperking, of een psychiatrische of psychosociaal probleem, of een combinatie daarvan heeft;

    - het gedrag van de jeugdige voorspelbaar is en risico’s als gevolg van de problematiek goed zijn in te schatten; en

    - de jeugdige opgroeit in een veilige omgeving.

 

Categorie 2 wordt toegekend, indien:

  • - de jeugdige beperkt is in zelfredzaamheid door een lichamelijke, zintuiglijke, cognitieve of verstandelijke beperking, of een psychiatrische of psychosociaal probleem, of een combinatie daarvan heeft;

    - de jeugdige te maken heeft met complexe problematiek waarvan de achterliggende oorzaak veelal bekend is; en

    - zonder deze begeleiding de jeugdige niet goed in het gezin kan functioneren.

 

Categorie 3 wordt toegekend, indien:

  • - de jeugdige zeer beperkt is in zelfredzaamheid door een lichamelijke, zintuiglijke, cognitieve of verstandelijke beperking, of een psychiatrische of psychosociaal probleem, of een combinatie daarvan heeft;

    - de jeugdige te maken heeft met complexe (multi)problematiek, waarvan de achterliggende oorzaak veelal onbekend is;

    - de jeugdige opgroeit in een onveilige omgeving of een situatie waarin sprake is van ernstige opvoedproblemen, of wanneer er is sprake van een (dreigende) crisis; en

    - zonder deze begeleiding de jeugdige niet goed in het gezin kan functioneren.

 

Artikel 3:1, eerste lid, onder c

Er worden drie categorieën voor dagbesteding onderscheiden.

Categorie 1 wordt toegekend, indien:

  • - de jeugdige in enige mate beperkt is in zijn ontwikkeling en mate van zelfredzaamheid;

    - het gedrag van de jeugdige voorspelbaar is en risico`s als gevolg van de problematiek goed in te schatten zijn;

    - de jeugdige in een veilige omgeving op groeit; en

    - er één professional tot vijf jeugdigen staat.

 

Categorie 2 wordt toegekend, indien:

  • - de jeugdige in hoge mate is beperkt in zijn ontwikkeling en de mate van zelfredzaamheid;

    - het gedrag van de jeugdige voorspelbaar is en risico`s als gevolg van de problematiek goed in te schatten zijn;

    - de jeugdige in een veilige omgeving opgroeit; en

    - er één professional staat tot vier jeugdigen.

 

Categorie 3 wordt toegekend, indien:

  • - de jeugdige in hoge mate is beperkt in zijn ontwikkeling en de mate van zelfredzaamheid;

    - de jeugdige te maken heeft met complexe (gedrags)problematiek waarvan de achterliggende oorzaak veelal onbekend is; en

    - er één professional tot drie jeugdigen staat.

 

Artikel 3:1, eerste lid, onder d

Er worden twee categorieën voor groepsbegeleiding onderscheiden.

Categorie 1 wordt toegekend, indien:

  • - de jeugdige in enige mate is beperkt in zelfredzaamheid; en

    - er één professional voor maximaal vier jeugdigen staat.

 

Categorie 2 wordt toegekend, indien:

  • - de jeugdige in hoge mate is beperkt in zelfredzaamheid; en

    - er één professional voor maximaal drie jeugdigen staat.

 

Artikel 3:1, eerste lid, onder f

Er worden drie categorieën voor kortdurend verblijf onderscheiden.

Categorie 1 wordt toegekend, indien:

  • - het kind in enige mate is beperkt in zijn/haar ontwikkeling en de mate van zelfredzaamheid; en

    - het kortdurend verblijf wordt aangeboden in een groep bestaande uit maximaal acht kinderen.

 

Categorie 2 wordt toegekend, indien:

  • - het kind in hoge mate is beperkt in zelfredzaamheid; en

    - het kortdurend verblijf wordt aangeboden in een groep bestaande uit maximaal zes kinderen.

 

Categorie 3 wordt toegekend, indien:

  • - het kind in hoge mate is beperkt in zelfredzaamheid; en

    - het kortdurend verblijf wordt aangeboden in een groep bestaande uit maximaal vier kinderen.