Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Vaststelling van de Verordening jeugdhulp Den Haag 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVaststelling van de Verordening jeugdhulp Den Haag 2024
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp1/2024
Externe bijlageRaadsvoorstel

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  3. artikel 2.11, tweede lid, van de Jeugdwet
  4. artikel 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-02-202401-01-2024Nieuwe regeling

25-01-2024

gmb-2024-55628

RIS317115

Tekst van de regeling

Intitulé

Vaststelling van de Verordening jeugdhulp Den Haag 2024

 

De raad van gemeente Den Haag,

 

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van (datum vaststelling raadsvoorstel door college),

 

Gelet op:

Artikel 108, tweede lid, Gemeentewet;

 

De artikelen 2.9, 2.11, tweede lid en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet;

 

Besluit vast te stellen de Verordening Jeugdhulp Den Haag 2024:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

 

- andere voorziening:

‘voorziening anders dan bedoeld in artikel 1.2 van de wet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

- budgethouder:

degene aan wie op grond van de wet een pgb is toegekend;

- casusregie:

systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen of gezinnen met jeugdigen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn;

- cliëntondersteuning:

onafhankelijke ondersteuning van een jeugdige of zijn ouders met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

- college:

college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

- eigen kracht:

eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouder(s) eventueel met inzet van personen uit het sociaal netwerk;

- gebruikelijke zorg:

normale dagelijkse hulp en zorg die ouders geacht worden te bieden aan hun kind;

- hulpvraag:

behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp. Dit kan zijn in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen, verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperkingen en stoornissen, of problemen in de zelfstandigheid, zelfredzaamheid en participatie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

- individuele voorziening:

op de jeugdige of zijn ouders toegesneden niet vrij toegankelijke voorziening die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt;

- jeugdige of zijn ouders:

jeugdige al dan niet met zijn ouder of ouders;

- jeugdteam:

op decentraal niveau (wijk, stadsdeel of andere gebiedsafbakening) georganiseerd multidisciplinair team dat de hulpvraag van jeugdigen of hun ouders behandelt;

- norm voor verantwoorde werktoedeling:

de geboden hulp is hulp van goed niveau, voldoet aan de toepasselijke professionele standaard en kwaliteitseisen en wordt veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verleend, en is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder;

- ouders:

gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder al dan niet in gezamenlijkheid met een andere ouder;

- overige voorziening:

jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die toegankelijk is zonder verwijzing of beschikking van het college;

- pgb:

persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

- verwijzer:

jeugdprofessional van het jeugdteam, de huisarts, de medisch specialist, de jeugdarts, de rechter, de gecertificeerde instelling, het Openbaar Ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts en de directeur van de Justitiële Jeugdinrichting;

- wet:

Jeugdwet.

 

Artikel 1.2 Reikwijdte verordening

Deze verordening heeft betrekking op jeugdhulp voor jeugdigen:

  • a.

    als bedoeld in artikel 1.1, van de wet die in Den Haag hun woonadres hebben;

  • b.

    die onmiddellijk voorafgaand aan hun verblijf bij een jeugdhulpaanbieder, pleegouder, instelling of inrichting in Den Haag hun woonadres hadden; of

  • c.

    volgens het derde of vierde onderdeel van de begripsbepaling ‘woonplaats’ in artikel 1.1. van de wet onder verantwoordelijkheid van de gemeente Den Haag vallen.

 

Artikel 1.3 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van:

  • a.

    het pgb, waaronder de verleningscriteria en voorwaarden voor een pgb;

  • b.

    afweging eigen kracht;

  • c.

    de uitwerking van de criteria voor een individuele voorziening of vervoersvoorziening en de methodiek en procedure waarmee de noodzaak tot het bieden van een individuele voorziening of vervoersvoorziening wordt vastgesteld.

 

Hoofdstuk 2. Vormen van jeugdhulp en aanvraag van jeugdhulp

 

 

Artikel 2.1 Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende overige voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      laagdrempelige opvoedondersteuning (informatie en advies);

    • b.

      informatie en advies voor jeugdigen en ouders met een verstandelijke, lichamelijke, of zintuiglijke beperking;

    • c.

      individuele trainingen of andere kortdurende interventies, al dan niet in groepsverband;

    • d.

      advies, informatie en trainingen over weerbaarheid en mentale gezondheid bij jeugdigen en het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

    • e.

      trajectbegeleiding gericht op een soepele overgang naar volwassenheid of jong ouderschap;

    • f.

      schoolmaatschappelijk werk;

    • g.

      integrale vroeghulp;

    • h.

      casusregie.

  • 2.

    De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      generalistische basis jeugd-ggz en specialistische jeugd-ggz;

    • b.

      gezinsbegeleiding en individuele begeleiding;

    • c.

      ambulante opvoedondersteuning in de thuissituatie;

    • d.

      persoonlijke verzorging;

    • e.

      diagnostiek;

    • f.

      dagbehandeling en dagbesteding;

    • g.

      residentiële jeugdhulp woonvoorzieningen;

    • h.

      pleegzorg en gezinshuizen;

    • i.

      crisishulp;

    • j.

      hoog-specialistische jeugdhulp voor jeugdigen met zeer complexe hulpvragen, waaronder gesloten jeugdzorg (jeugdzorg plus);

    • k.

      specialistische buitenschoolse opvang;

    • l.

      vervoer van en naar een jeugdhulplocatie;

    • m.

      respijtzorg;

    • n.

      diagnostiek en behandeling van ernstige dyslexie;

    • o.

      onderwijsjeugdhulparrangementen.

  • 3.

    In aanvulling op het aanbod specialistische jeugdhulp draagt het college in bijzondere gevallen zorg voor de bekostiging van jeugdhulp die niet geboden wordt door aanbieders van specialistische jeugdhulp die door de gemeente Den Haag zijn gecontracteerd. Dit betreft:

    • a.

      jeugdhulp voor jeugdigen die buiten de gemeente Den Haag verblijven maar volgens het woonplaatsbeginsel onder de verantwoordelijkheid van het college vallen, en voor wie de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders geen passende hulp kunnen organiseren of hulp voldoende in de nabijheid van de jeugdigen geboden kan worden;

    • b.

      het landelijk transitiearrangement voor zeer weinig voorkomende zorgvragen die hoogwaardige, specialistische inzet. Deze jeugdhulp wordt geboden door jeugdhulpaanbieders met een specialistische functie binnen de kaders van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten afgesloten landelijke raamcontracten;

    • c.

      jeugdhulp die de rechter heeft opgenomen als verplichting in het vonnis.

 

Artikel 2.2 Toegang tot jeugdhulp

  • 1.

    Jeugdigen en ouders die een verzoek doen voor een overige voorziening kunnen zich rechtstreeks aanmelden bij de aanbieders van deze overige voorziening. Ook de huisarts, medisch specialist of jeugdarts kunnen hen rechtstreeks verwijzen naar een aanbieder van een overige voorziening.

  • 2.

    Jeugdigen of hun ouders kunnen zich melden met een hulpvraag bij het lokale jeugdteam dat onder het postcodegebied valt waar de jeugdige woonachtig is. Het jeugdteam onderzoekt de hulpvraag zo spoedig mogelijk.

  • 3.

    Voorafgaand aan het onderzoek naar de hulpvraag wijst het jeugdteam de jeugdige of zijn ouders op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning of een onafhankelijke vertrouwenspersoon en de mogelijkheid van het maken van een familiegroepsplan.

  • 4.

    Een medewerker van jeugdteam voert tijdens het onderzoek een gesprek met de jeugdige of zijn ouders waarin de behoefte aan jeugdhulp in kaart wordt gebracht. De medewerker doet dit volledig, objectief en in voor de jongere en zijn ouders begrijpelijke bewoordingen. Indien mogelijk wordt de jongere hierbij betrokken.

  • 5.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een individuele voorziening. De huisarts, medisch specialist of jeugdarts kan alleen verwijzen naar het door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbod.

  • 6.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Tevens draagt het college zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting of een van haar selectiefunctionarissen nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing.

  • 7.

    In spoedeisende gevallen zorgt het college zo snel mogelijk voor een tijdelijke passende (individuele) voorziening, in afwachting van verder onderzoek.

 

Artikel 2.3 Onderzoek, verslag en aanvraag

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het onderzoek, zijn rechten en plichten en de vervolgprocedure. Bij het informeren over de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders wordt een standaard schriftelijk document aangeleverd met alle informatie over de bezwaarprocedure.

  • 2.

    In het gesprek met de medewerker van het jeugdteam als bedoeld in artikel 2.2, derde lid komt in ieder geval aan de orde:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, en voorkeuren van de jeugdige of zijn ouders, de veiligheid en de ontwikkeling van de jeugdige;

    • b.

      of er sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen, een verstandelijke beperking van de jeugdige, opgroeiproblemen, opvoedingsproblemen of adoptie gerelateerde problemen, en:

      • i.

        welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • ii.

        welke ondersteuning, hulp en zorg alsmede de aard en omvang daarvan naar het oordeel van het college nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • iii.

        of en in hoeverre de eigen kracht toereikend is om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden; en

      • iv.

        voor zover de eigen kracht ontoereikend is, de mogelijkheden om met de inzet van een andere (voorliggende) voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

    • c.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • d.

      indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk afgestemd kan worden op andere voorzieningen die in het gezin kunnen worden ingezet op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, schuldhulpverlening, werk en inkomen, om belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig te signaleren en voorkomen;

    • e.

      hoe een individuele voorziening wordt toegekend; via een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder (in natura) of via pgb; en

    • f.

      hoe, als de jeugdige of zijn ouders dat wenst, bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening is gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige of zijn ouders.

  • 3.

    De jeugdige of zijn ouders leveren bij het jeugdteam de gegevens en documenten aan die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 4.

    Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige of zijn ouders medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige of zijn ouder wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5.

    De bevindingen van een gesprek worden opgenomen in een gezinsplan. Opmerkingen of aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het plan toegevoegd. Dit geheel wordt beschouwd als de aanvraag. Een familiegroepsplan kan onderdeel zijn van het gezinsplan.

  • 6.

    Het college kan een specifiek deskundig oordeel en advies inwinnen, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

  • 7.

    Na verwijzing naar een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 2.2. vierde lid doorloopt de jeugdhulpaanbieder de stappen als genoemd in dit artikel.

 

Artikel 2.4 Eigen kracht

  • 1.

    Bij het beoordelen van de eigen kracht, als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, onder b, onderdeel iii, wordt gekeken naar gebruikelijke zorg en boven gebruikelijke zorg alsmede de balans tussen draagkracht en draaglast.

  • 2.

    Een gezonde draagkracht houdt in dat ouders of andere huisgenoten in staat zijn in onderlinge afstemming zorg te dragen voor normale, dagelijkse hulp.

  • 3.

    Ook als er sprake is van bovengebruikelijke zorg voor een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking zijn ouders verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden.

  • 4.

    Als de noodzakelijke hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf van ouders voor hun kinderen voor wat betreft de aard, frequentie en intensiteit voor deze zorg zwaarder is dan de zorg die kinderen van dezelfde leeftijd redelijkerwijs nodig hebben, neemt het college in haar onderzoek de balans tussen de draaglast en de draagkracht mee.

  • 5.

    Voor zover ouders hun kinderen zelf op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf hulp kunnen bieden en er een goede balans is tussen de draagkracht en draaglast, kent het college geen individuele jeugdhulpvoorziening toe.

 

Artikel 2.5 Criteria voor individuele voorzieningen

  • 1.

    Een jeugdige of ouder kan binnen de kaders van de wet en deze verordening in aanmerking komen voor een individuele voorziening wanneer door de medewerker van het jeugdteam of een andere verwijzer vastgesteld is dat:

    • a.

      inzet noodzakelijk is gezien de aard en ernst van de hulpvraag; en

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders op eigen kracht of met inzet van personen uit het eigen netwerk, geen passende oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag; en

    • c.

      er geen gebruik gemaakt kan worden van een aanvullende verzekering die is afgesloten; en

    • d.

      voorliggende of overige voorzieningen niet voldoende blijken.

  • 2.

    De postcode waar de jeugdige woont is leidend bij de toewijzing van een individuele voorziening.

 

Artikel 2.6 Beschikking

In de volgende gevallen verstrekt het college in ieder geval een beschikking op een aanvraag van een individuele jeugdhulpvoorziening:

  • a.

    bij verstrekking of afwijzing van een pgb;

  • b.

    bij een verzoek van de jeugdige of zijn ouders om een beschikking te ontvangen;

  • c.

    wanneer bij het opstellen van het gezinsplan blijkt dat de jeugdige of zijn ouders het niet (volledig) eens zijn met de inhoud van dit plan;

  • d.

    jeugdhulpvervoer.

 

Artikel 2.7 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

 

Artikel 2.8 Periodiek onderzoek en heroverweging

Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan over die heroverweging nadere regels stellen.

 

Hoofdstuk 3 Het persoonsgebonden budget (pgb)

 

 

Artikel 3.1 Individuele voorziening in de vorm van een pgb

  • 1.

    Als een jeugdige of zijn ouders in aanmerking komen voor een individuele voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen, dient hij daartoe een budgetplan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format. Dit budgetplan moet worden goedgekeurd door het college. In het budgetplan is in elk geval opgenomen:

    • a.

      waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is;

    • b.

      de voorgenomen uitvoerende jeugdhulpaanbieder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

    • c.

      hoe het beoogde resultaat bijdraagt aan de doelen in het gezinsplan;

    • d.

      hoe de jeugdige of zijn ouders de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uitvoeren, of wie hiervoor is gemachtigd;

    • e.

      op welke wijze de kwaliteit en effectiviteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;

    • f.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief, inclusief onderbouwing.

  • 2.

    De voorzieningen crisishulp, crisisopvang en spoedeisende hulp komen niet in aanmerking voor vergoeding vanuit een pgb.

  • 3.

    De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • c.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb, waaronder de kosten voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG);

    • d.

      reiskosten voor de hulpverlener;

    • e.

      onkosten zoals postzegels, cadeautjes en telefoonkosten;

    • f.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

 

Artikel 3.2. Voorwaarden pgb voor jeugdhulp door personen uit het sociale netwerk

De jeugdige of zijn ouders die een pgb ontvangen, kunnen de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een meerderjarig persoon uit het sociale netwerk:

  • a.

    de persoon uit het sociale netwerk verleent veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

  • b.

    de ondersteuning aan de jeugdige of zijn ouders leidt niet tot overbelasting bij de persoon die deze jeugdhulp verleent;

  • c.

    de ontvanger van een pgb is niet tevens uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht en heeft geen financiële relatie met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij:

    • i.

      dit gezien de situatie van de jeugdige, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden;

    • ii.

      de uitvoerder van de hulp en ontvanger van het budget een ouder is van de jeugdige voor wie het pgb is verstrekt;

  • d.

    er is op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het pgb uitgeoefend bij diens besluitvorming;

  • e.

    de persoon uit het sociale netwerk verricht geen handelingen die op grond van de norm van verantwoorde werktoedeling aan een geregistreerde professional is voorbehouden;

  • f.

    de persoon uit het sociale netwerk beschikt over een geldige Verklaring Omtrent Gedrag, niet ouder dan 12 maanden, als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, voor personen die in hun opdracht beroepsmatig of niet incidenteel als vrijwilliger in contact kunnen komen met jeugdigen of ouders aan wie de jeugdhulpaanbieder jeugdhulp verleent of aan wie een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering is opgelegd, en dient deze desgevraagd te overhandigen aan het jeugdteam, tenzij de persoon de ouder is van de jeugdige;

  • g.

    de kwaliteit van de hulpverlening moet voldoende zijn om de gestelde doelen in het ondersteuningsplan te kunnen realiseren. De geleverde voorziening wordt afgestemd op de persoonlijke situatie van de aanvrager en eventuele andere vormen van hulp of zorg in het gezin;

  • h.

    de persoon uit het sociale netwerk doet melding van iedere calamiteit of geweld die bij de verlening van jeugdhulp of bij de uitvoering ervan plaatsvindt bij de Inspectie Jeugdzorg en het college;

  • i.

    de persoon uit het sociale netwerk stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen.

 

Artikel 3.3 Onderscheid formele en informele hulp

  • 1.

    Van formele hulp is sprake als de jeugdige professionele jeugdhulp nodig heeft en deze hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed-of aanverwanten in de eerste of tweede graad van de budgethouder:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een jeugdhulpaanbieder welke ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken of werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister, en de personen die worden ingezet beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitvoering van de desbetreffende taken en werken volgens de norm voor verantwoorde werktoedeling;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel en ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren hulpverlenende taken of werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister, die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de desbetreffende taken en werken volgens de norm voor verantwoorde werktoedeling; of

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het BIG register of het Kwaliteitsregister Jeugd, en werken volgens de norm voor verantwoorde werktoedeling.

 

  • 2.

    Als de hulp wordt verleend door een bloed-of aanverwant in de eerste of tweede graad van de budgethouder, als bedoeld in het eerste lid, is er sprake van informele hulp.

  • 3.

    Als de hulp wordt verleend door iemand uit het sociale netwerk, niet zijnde een bloed-of aanverwant in de eerste of tweede graad van de budgethouder, is alleen sprake van formele hulp indien wordt voldaan aan de onder de in het eerste lid, onder b en c genoemde voorwaarden.

  • 4.

    Voor zowel de informele als formele hulpverleners geldt dat zij dienen te beschikken over een geldige Verklaring Omtrent Gedrag niet ouder dan 12 maanden, als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens bij het indienen van het budgetplan, met uitzondering van de ouder.

 

Artikel 3.4 Weigeringsgronden pgb

Het college kan een pgb geheel of gedeeltelijk weigeren als er overwegende bezwaren zijn. Daarvan is onder meer sprake in de navolgende gevallen:

  • a.

    als het naar het oordeel van het college aannemelijk is dat de budgetaanvrager problemen heeft met het beheren van een pgb of het pgb niet besteedt aan het daarvoor bestemde doel;

  • b.

    als aan de jeugdige of zijn ouders in de drie jaren voorafgaand aan de datum van het gesprek als bedoeld in artikel 2.2. vierde lid, een pgb is verleend en de jeugdige of zijn ouders niet voldeden aan de gestelde of wettelijke voorwaarden aan het pgb;

  • c.

    als het college vindt dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders aanvragen niet of onvoldoende zal bijdragen aan het beoogde resultaat;

  • d.

    als de jeugdhulpaanbieder niet voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen;

  • e.

    als de aanvraag tot gevolg heeft dat een en dezelfde persoon meer dan 48 uur per week moet werken voor deze jeugdige of zijn gezin. Bij het vaststellen of deze 48 uur per week overschreden wordt, kunnen alle betaalde werkzaamheden worden meegewogen en kan ook betrokken worden de hoeveelheid ondersteuning die deze persoon, al dan niet via een pgb, levert aan andere personen of gezinsleden;

  • f.

    als het pgb bestemd is voor besteding in het buitenland, tenzij het gaat om individuele begeleiding tijdens de vakantieperiode;

  • g.

    als de aanvraag alleen gedaan is voor vaktherapie en er geen individuele voorziening specialistische jeugdhulp is toegekend;

  • h.

    als de aanvraag is gedaan voor vaktherapie en de vaktherapeut niet staat geregistreerd bij de Stichting Register Vaktherapeutische beroepen;

  • i.

    als de aanvraag is gedaan voor vaktherapie en het college heeft beoordeeld dat er een passende voorliggende of overige voorziening beschikbaar is waar de jeugdige of zijn ouders geen beroep op hebben gedaan;

  • j.

    als de beheerder of beoogd beheerder van het pgb-budget ook de zorgverlener danwel de directeur of bestuurder is van de zorgorganisatie.

  • k.

    als het pgb alleen dient als inkomensvoorziening voor de hulpverlener.

 

Artikel 3.5 Hoogte pgb

  • 1.

    Het pgb tarief is nooit hoger dan wat de goedkoopste adequate voorziening in natura zou kosten van de geïndiceerde vorm van jeugdhulp, voor zover deze niet door het college is ingekocht en vergelijkbaar is.

  • 2.

    Het pgb tarief is gebaseerd op een uurtarief of gemiddeld resultaattarief waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het instellingstarief, het zelfstandige zonder personeel-tarief en het informeel tarief.

  • 3.

    De tarieven voor pgb zijn bepaald voor de volgende categorieën jeugdhulp:

    • a.

      individuele of gezinsbegeleiding;

    • b.

      persoonlijke verzorging;

    • c.

      dagbesteding;

    • d.

      begeleiding groep;

    • e.

      kortdurend verblijf;

    • f.

      vervoer.

  • 4.

    De tarieven voor professionele pgb-jeugdhulp worden jaarlijks door het college vastgesteld en worden afgeleid van de Zorg in Natura tarieven, en gesteld op een percentage van 75% daarvan.

  • 5.

    In afwijking van het tweede lid kan een ander tarief worden toegekend op basis van het door de jeugdige of zijn ouders ingediende budgetplan in het geval dat passende en toereikende jeugdhulp alleen voor dat tarief kan worden ingekocht.

  • 6.

    Het tarief voor informele hulp voor individuele ondersteuning is maximaal €20,00 per uur.

 

Artikel 3.6 Kwaliteit en onderzoek besteding pgb

Het college onderzoekt de bestedingen van pgb’s, eventueel steekproefsgewijs, om de kwaliteit en rechtmatigheid van de geleverde jeugdhulp te beoordelen.

 

 

Hoofdstuk 4 Jeugdhulpvervoer

 

 

Artikel 4.1 Criteria jeugdhulpvervoer

  • 1.

    Uitgangspunt is dat de jeugdige of zijn ouders zelf verantwoordelijk is of zijn voor het vervoer van de jeugdige naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden.

  • 2.

    Indien de jeugdige vanwege een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid niet zelfstandig kan reizen en de eigen kracht van zijn ouders is ontoereikend om zelf voor het vervoer te zorgen of te laten zorgen, kan een vervoersvoorziening worden verstrekt.

  • 3.

    Bij het beoordelen van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders worden de draagkracht en belastbaarheid van de ouders en de mogelijkheden en bereidheid van iemand uit het sociaal netwerk om de jeugdige te vervoeren, meegewogen.

  • 4.

    Als aan de voorwaarden voor het vervoer is voldaan, wordt beoordeeld welke vervoersvoorziening of combinatie van vervoersvoorzieningen het meest passend is.

  • 5.

    De noodzaak voor een vervoersvoorziening wordt opgenomen in het gezinsplan als bedoeld in artikel 2.3, vijfde lid.

 

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

 

 

Artikel 5.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering en controle

  • 1.

    Een jeugdige of zijn ouders doen op verzoek en zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, die eventueel aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening beëindigen, herzien dan wel intrekken, indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd;

    • f.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.

  • 3.

    Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft herzien of ingetrokken in verband met de verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, geheel of gedeeltelijk de kosten terugvorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4.

    Het college kan een besluit tot verlening van een pgb intrekken, indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na het klaarzetten van het budget bij de Sociale Verzekeringsbank, niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet;

  • 6.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank verzoeken tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste 13 weken. Dit kan alleen gemotiveerd en als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid onder a, d of e van de wet.

 

Artikel 5.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de formele tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

 

Artikel 5.3 Kwaliteitseisen jeugdzorg

  • 1.

    Jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en derden waar jeugdigen via een pgb individuele voorzieningen betrekken, zorgen voor een goede kwaliteit van individuele voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van individuele voorzieningen op de persoonlijke situatie van de jeugdigen of ouders;

    • b.

      het afstemmen van individuele voorzieningen op andere vormen van hulp, zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van individuele voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard; en

    • d.

      erop toe te zien dat de kwaliteit van de individuele voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en derden waar de jeugdige via een pgb individuele voorzieningen betrekken, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek als bedoeld in artikel 3 Regeling Jeugdwet en het zo nodig in overleg met de jeugdige of zijn ouders ter plaatse controleren van de geleverde individuele voorzieningen.

 

Artikel 5.4 Vertrouwenspersoon

Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon als zij dat willen en zorgt dat hiervoor vertrouwenspersonen beschikbaar zijn.

 

Artikel 5.5 Klachtregeling

  • 1.

    Het college zorgt voor een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten van een jeugdige of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Het college ziet erop toe dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen een uniforme klachtenregeling hebben die voldoet aan de wet.

 

Artikel 5.6 Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

 

Artikel 5.7 Privacy

Het jeugdteam en aanbieders van jeugdhulp waarborgen de privacy van hun cliënten en handelen volgens de wet, de Algemene Verordening Gegevensbescherming en, indien van toepassing, de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.

 

Artikel 5.8 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheid van overwegende aard leidt.

 

Artikel 5.9 Evaluatie

Het college zendt binnen een jaar na de inwerkingtreding van de verordening een verslag aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening en de nadere regels in de praktijk.

 

Artikel 5.10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

 

Artikel 5.11 Intrekking

De Verordening Jeugdhulp Den Haag 2022 wordt ingetrokken.

 

Artikel 5.12 Overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp Den Haag 2022 blijft van toepassing op voorzieningen verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp Den Haag 2022.

  • 2.

    De Verordening Jeugdhulp Den Haag 2022 blijft van toepassing op bezwaar- en beroepschriften waarvan het bezwaarschrift vóór de dag van inwerkingtreding van deze verordening is ingediend.

  • 3.

    De Verordening jeugdhulp Den Haag 2024 is van toepassing op aanvragen van een jeugdige of ouders, die vóór inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en waarop nog niet is beslist, tenzij de Verordening Jeugdhulp Den Haag 2022 gunstiger is voor de jeugdige of zijn ouders.

 

 

Aldus geamendeerd besloten in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2024.

De griffier, Lilianne Blankwaard-Rombouts en de voorzitter, Jan van Zanen.