Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Enkhuizen

Beleidsregels: Algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure inzamelmiddelen en –voorzieningen Enkhuizen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEnkhuizen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels: Algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure inzamelmiddelen en –voorzieningen Enkhuizen 2023
CiteertitelBeleidsregels: Algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure inzamelmiddelen en –voorzieningen Enkhuizen 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Afvalstoffenverordening Enkhuizen 2020
  3. Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening Enkhuizen 2020
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-02-2024nieuwe regeling

14-11-2023

gmb-2024-55603

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels: Algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure inzamelmiddelen en –voorzieningen Enkhuizen 2023

Het college van de gemeente Enkhuizen,

 

Gelezen het voorstel van 14 november 2023,

 

Overwegende dat:

 

De gemeenteraad op 21 december 2021 het Afvalbeleidsplan 2022 – 2025 heeft vastgesteld, waarin is opgenomen over te gaan op ondergronds inzamelen in de binnenstad en het plaatsen van cocons voor groente, fruit en etensresten (gfe) op locaties waar nog geen sprake is van inzameling van deze stroom,

 

Gelet op,

 

  • Artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

  • Artikel 10, eerste lid van de Afvalstoffenverordening Enkhuizen 2020;

  • Artikel 5, lid a van het uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening Enkhuizen 2020;

Besluit vast te stellen:

 

Beleidsregels: Algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure inzamelmiddelen en –voorzieningen Enkhuizen 2023

 

1 Algemeen

1.1 Achtergrond

De gemeente Enkhuizen heeft in het Afvalbeleidsplan 2022 – 2025 aangegeven de huidige zakkenwijken in binnenstad te voorzien van ondergrondse containers en gft/e voorzieningen. In het uitvoeringsbesluit afvalstoffenverordening zijn eerder enkele richtlijnen uitgewerkt voor het plaatsen van afvalvoorzieningen. In het kader van het nieuwe beleid en het plaatsen van de nieuwe voorzieningen worden in voorliggend document de algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure uiteengezet.

 

1.2 Doel

Voorliggend document bevat de algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure voor het plaatsen van de voorzieningen en heeft tot doel de locatiebepaling zo duidelijk, zorgvuldig en transparant mogelijk plaats te laten vinden.

2 Juridisch kaders

2.1 Wet Milieubeheer

Artikel 10.21 van de Wet milieubeheer (Wm) verplicht de gemeente tot het inzamelen van huishoudelijk afval bij elk perceel. Bij en krachtens de Wet milieubeheer zijn regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gemeente invulling moet geven aan deze verplichting. Artikel 10.26 Wm geeft de mogelijkheid om het inzamelen van huishoudelijk afval via onder-, of bovengrondse containers, of via rolemmers nabij percelen plaats te laten vinden.

 

2.2 Afvalstoffenverordening en uitvoeringsbesluit

Artikel 10.23 Wm verplicht gemeenten een Afvalstoffenverordening vast te stellen. In de Afvalstoffenverordening Enkhuizen en het hieraan gekoppelde Uitvoeringsbesluit zijn de gemeentelijke regels vastgelegd met betrekking tot de huishoudelijke afvalinzameling. Artikel 10 lid 1 van de Afvalstoffenverordening bepaalt dat de gemeente regels kan stellen voor het aanbieden van het huishoudelijk afval.

 

In artikel 5 lid a van het uitvoeringsbesluit wordt, op basis van doelmatig afvalbeheer, bepaald welk inzamelmiddel of -voorziening wordt gebruikt per perceel of percelencluster. Hierbij wordt ten minste rekening gehouden met locatiekenmerken, afvalscheiding en kosten. Artikel 6 van het uitvoeringsbesluit bepaalt dat bij het plaatsen van inzamelvoorzieningen, indien van toepassing, rekening gehouden wordt met:

 

  • a.

    bevordering van doelmatige afvalinzameling;

  • b.

    (verkeers)veiligheid;

  • c.

    fysieke bereikbaar van de voorziening voor gebruikers en inzameldienst;

  • d.

    fysieke geschiktheid van de locatie en zijn omgeving;

  • e.

    aanwezige kabels en leidingen in de bodem;

  • f.

    beperking van overlast en voorkoming van schade;

  • g.

    bestaande groene- en parkeervoorzieningen;

  • h.

    voldoende laagdrempeligheid wat betreft toegankelijkheid;

  • i.

    voorziene aanpassing van de omgeving;

  • j.

    doelmatige bedrijfsvoering van de inzameldienst;

  • k.

    doelmatige afvalbeheer;

  • l.

    gezichtsbepalende objecten in historische kernen.

2.3 Beleidsuitgangspunten

De Wm bepaalt dat het de wettelijke taak van de gemeente is om zorg te dragen voor de huishoudelijke afvalinzameling. Het college is bevoegd om te bepalen welke inzamelmiddelen en voorzieningen worden ingezet. In het Afvalbeleidsplan is bepaald dat de huidige zakkenwijken worden voorzien van ondergrondse containers en gft/e voorzieningen. Belangrijk is dat bij het plaatsen en/of verstrekken van de inzamelmiddelen en –voorzieningen gebruik wordt gemaakt van vaste richtlijnen.

3 Aandachtspunten voor locatiebepaling

De keuze voor de locaties van de afvalvoorzieningen zijn afhankelijk van een groot aantal zaken. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste aandachtspunten toegelicht, welke in het volgende hoofdstuk worden uitgewerkt in algemene eisen en richtlijnen.

 

3.1 Noodzakelijke voorwaarden

De inzamelvoorzieningen dienen ten allen veilig te bereiken zijn en gebruikt te worden. Veiligheid van inwoners mag niet in het geding komen. Ook het inzamelvoertuig moet veilig bij de locatie kunnen komen, en veilig kunnen stoppen en werken. Daarnaast dient de aangewezen locatie financieel haalbaar te zijn, wat betekent dat onnodig hoge kosten, bijvoorbeeld voor het verleggen van leidingen of het aanleggen van een damwand, vermeden dient te worden.

3.1.1 Bereikbaarheid en toegankelijkheid inwoners

De inzamelvoorziening en het inzamelmiddel moet zowel voor de inzamelaar als voor de gebruikers voldoende bereikbaar en toegankelijk zijn. Vanuit de kant van de inzamelaar houdt dit minimaal in dat de containers zo gesitueerd dienen te zijn dat het technisch mogelijk is de container te legen en op een zodanige wijze geleegd kan worden dat de inzamelwagen en/of de container geen objecten in de openbare ruimte (zoals bomen, lantaarnpalen, auto's e.d.) of gebouwen (bijvoorbeeld muren, balkons, uitsteeksels aan gebouwen e.d.) raakt.

Vanuit de kant van de gebruikers dienen de containers makkelijk bereikbaar en toegankelijk te zijn, in het bijzonder ook voor ouderen en minder validen. De inzamelvoorzieningen moeten zodanig gesitueerd worden dat de loopafstand van de te lopen route niet groter is dan noodzakelijk is.

3.1.2 Bereikbaarheid inzamelvoertuig en verkeersveiligheid

De afvalvoorziening moet zowel voor de inzamelaar als voor de gebruiker op een verkeersveilige wijze bereikt kunnen worden. Vanuit de kant van de inzamelaar houdt dit minimaal in dat de container in alle rust geleegd moet kunnen worden zonder dat hierdoor een gevaarlijke verkeerssituatie kan ontstaan. Vanuit de kant van de gebruiker betekent dit dat zij hun afval kwijt moeten kunnen geraken, zonder hiervoor verkeersonveiIige handelingen te moeten verrichten. De locatie moet verder voldoen aan de eisen zoals gesteld door brandweer en politie alsmede de betrokken gemeentelijke afdelingen.

3.1.3 Omgeving en ondergrond

Bij het bepalen van locaties wordt de ondergrond onderzocht op de aanwezigheid van obstakels. Belangrijkste voorbeeld hiervan is de aanwezigheid van kabels en leidingen. Het omleggen van de waterleiding of hoofdriolering - zo al technisch mogelijk en wenselijk - is over het algemeen een zeer kostbare aangelegenheid. Het verleggen van andere kabels en leidingen voor het plaatsen van ondergrondse containers moet tevens zo veel mogelijk worden vermeden. Naast kabels en leidingen, wordt de ondergrond tevens in gebruik genomen door boomwortels. Bij het vinden van een geschikte locatie voor een container kunnen bovenstaande obstakels in de ondergrond de locatie van de container bepalen. Dergelijke systemen zijn immers zeer kostbaar om te verplaatsen.

 

Daarnaast kenmerkt de binnenstad Enkhuizen zich door haar historische karakter. De uitgangspunten van het archeologische beleid is bepaald Archeologische Beleidsnota Gemeente Enkhuizen. Hier is bepaald dat:

 

  • -

    Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;

  • -

    De relatie tussen archeologie en RO versterken zodat behoud, beheer en ontwikkeling van het bodemarchief onderdeel worden van het planologische besluitvormingsproces;

  • -

    Bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen;

  • -

    Verbetering informatievoorziening over cultureel erfgoed om het draagvlak voor archeologie te vergroten.

Per locatie zal de archeologische verwachting op basis van historische bronnen en

historisch kaartmateriaal worden gespecificeerd. Aan de hand van de verwachting zal Archeologie Westfriesland de locatie vrijgeven, monitoren of het ingraven begeleiden.

 

Er wordt tevens rekening gehouden met de afstand tussen de inzamelvoorzieningen en gevels. Ook wordt rekening gehouden met de situering van containers ten opzichte van speelplaatsen, parkeervakken e.d. Containers worden bijvoorbeeld in beginsel niet direct naast een speelplaats geplaatst. Containers nabij parkeervakken worden, vanwege het straatbeeld, in beginsel in lijn met de parkeervakken geplaatst.

 

LIOR

Voor de inrichting van de openbare ruimte hanteert de gemeente de Leidraad inrichting openbare ruimte. Hierin zijn richtlijnen opgesteld voor o.a. de bereikbaarheid en plaatsing van afvalvoorzieningen. Deze zijn meegenomen in de richtlijnen.

3.2.1 Algemeen belang versus individuele belang

Bij het bepalen van de locaties vindt per locatie een zorgvuldige afweging plaats op basis van de opgestelde richtlijnen. De mogelijkheden om tegemoet te komen aan individuele bewoners die bedenkingen hebben tegen gekozen locaties zijn in dat opzicht relatief beperkt. Het algemene belang gaat daarbij in beginsel altijd voor op het individuele belang ('niet bij mij voor de deur/in mijn directe omgeving').

4 Algemene eisen en richtlijnen voor locatiebepaling

De in het vorige hoofdstukken genoemde punten betreffen de aandachtspunten voor de plaatsing van de inzamelvoorzieningen. In dit hoofdstuk worden deze aandachtspunten uitgewerkt in richtlijnen.

 

4.1 Algemene eisen

  • 1.

    De locatie dient ten allen tijde veilig bereikbaar te zijn en gebruikt te kunnen worden

  • 2.

    Het inzamelvoertuig moet veilig kunnen stoppen en werken.

  • 3.

    De plaatsing van het inzamelmiddel dient financieel haalbaar te zien.

4.2 Richtlijnen voor locatiebepaling ondergrondse container

Bereikbaarheid en toegankelijkheid inwoners

  • 1.1

    Iedere locatie dient optimaal toegankelijk te zijn voor bewoners.

  • 1.2

    De richtlijn voor de loopafstand naar een container voor restafval is maximaal 250 meter. In bijzondere situaties kan, in overleg met de gemeente, worden afgeweken van de hiervoor genoemde norm.

  • 1.3

    De locatie voldoet aan de notitie toegankelijkheid, hieronder valt o.a. de bereikbaarheid voor rolstoelgebruikers en ouderen.

  • 1.4

    De container moet zo geplaatst worden dat er voldoende sociale controle en toezicht mogelijk is. De locatie moet goed bereikbaar, veilig- en ’s avonds goed verlicht zijn (niet in steegjes e.d.).

Bereikbaarheid inzamelvoertuig en verkeersveiligheid

  • 2.1

    Iedere locatie dient optimaal toegankelijk te zijn voor inzamelwagen.

  • 2.2

    Het inzamelvoertuig moet (verkeers)veilig kunnen stoppen en werken.

  • 2.3

    Binnen een straal van 1 meter van de inzamelvoorziening mag geen gelegenheid zijn tot het parkeren van motorvoertuigen of andere voertuigen die een belemmering kunnen vormen voor het legen van de inzamelvoorzieningen.

  • 2.4

    De inzamelvoorziening dient op een zodanige plaats te worden gesitueerd dat deze voor het inzamelvoertuig bereikbaar is. Hiertoe dienen in de directe nabijheid van de inzamelvoorziening indien nodig parkeerbelemmeringen gemaakt te worden.

  • 2.5

    Er mag zich tussen de inzamelvoorziening en het inzamelvoertuig geen rijwielpad bevinden.

  • 2.6

    De inzamelvoorziening moet zodanig gelegen zijn dat het inzamelvoertuig niet over geparkeerde wagens kraant.

  • 2.7

    De afstand van de zijkant van het inzamelvoertuig tot het hart van de container mag maximaal 5 meter zijn.

  • 2.8

    De toe-, en afvoerroutes op wijk-, en buurtniveau dienen te voldoen aan de eisen die het ledigingsvoertuig stelt ten aanzien van wegbreedte en bochtstralen.

  • 2.9

    Containers worden zo gesitueerd dat bij het ledigen geen schade aan objecten (bomen, openbare verlichting, verkeersborden etc.) of gebouwen (bijvoorbeeld muren, balkons, uitsteeksels aan gebouwen e.d.) kan optreden.

Omgeving en ondergrond

  • 3.1

    Het verleggen van kabels en leidingen voor het plaatsen van ondergrondse containers is niet wenselijk. Ondergrondse containers worden bij voorkeur niet boven een riolering geplaatst.

  • 3.2

    De locatie (2,5 meter x 2,5 meter) dient vrij te zijn van kabels en leidingen tot een diepte van 3 meter.

  • 3.3

    De afstand tussen inzamelvoorziening en voorgevel van een gebouw dient tenminste 3 meter te zijn.

  • 3.4

    De afstand tussen inzamelvoorziening en een blinde zijgevel van een gebouw dient tenminste 1 meter te zijn.

  • 3.5

    Containers worden in beginsel niet direct naast een speelplaats geplaatst.

  • 3.6

    Binnen een straal van 5 meter van de inzamelvoorziening mogen geen hoge objecten zoals bomen, lichtmasten en dergelijke lager dan 9 meter aanwezig zijn die een belemmering kunnen vormen voor het legen van de inzamelvoorzieningen.

  • 3.7

    De container wordt niet binnen de kroonprojectie van bestaande bomen geplaatst, ter voorkoming van schade aan wortels en boomkroon.

  • 3.8

    Bij locatiebepaling opletten dat deze in lijn wordt geplaatst met overig straatmeubilair en auto’s.

  • 3.9

    Bij de locatiekeuze wordt het openbaar groen zoveel mogelijk ontzien.

  • 3.10

    Doorgaande routes op trottoirs worden zoveel mogelijk vrijgehouden.

  • 3.11

    Containers mogen niet op laad- en losplaatsen, bushalten of invalidenparkeerplaats geplaatst worden.

  • 3.12

    Containers moeten bij voorkeur geplaatst worden voor een opgaande rand c.q. gevel, dit heeft een minder verstorende werking dan plaatsing in open ruimte.

  • 3.13

    Bij de keuze van locaties wordt rekening gehouden met drempels en straatmeubilair.

  • 3.14

    De locatie mag niet belemmerend zijn voor de doorgang van weggebruikers (zoals rolstoelgebruikers, kinderwagens, etc.).

4.2 Richtlijnen voor locatiebepaling gft/e voorziening

Bereikbaarheid en toegankelijkheid inwoners

  • 1.1

    Iedere locatie dient optimaal toegankelijk te zijn voor bewoners.

  • 1.2

    De richtlijn voor de loopafstand naar de voorziening is maximaal 250 meter. In bijzondere situaties kan, in overleg met de gemeente, worden afgeweken van de hiervoor genoemde norm.

  • 1.3

    De locatie voldoet aan de notitie toegankelijkheid, hieronder valt o.a. de bereikbaarheid voor rolstoelgebruikers en ouderen.

  • 1.4

    De container moet zo geplaatst worden dat er voldoende sociale controle en toezicht mogelijk is. De locatie moet goed bereikbaar, veilig- en ’s avonds goed verlicht zijn (niet in steegjes e.d.).

Bereikbaarheid inzamelvoertuig en verkeersveiligheid

  • 2.1

    Iedere locatie dient optimaal toegankelijk te zijn voor de inzamelwagen.

  • 2.2

    Het inzamelvoertuig moet (verkeers)veilig kunnen stoppen en werken.

  • 2.3

    De toe-, en afvoerroutes op wijk-, en buurtniveau dienen te voldoen aan de eisen die het ledigingsvoertuig stelt ten aanzien van wegbreedte en bochtstralen.

  • 2.4

    De locatie is dusdanig gesitueerd dat het inzamelvoertuig niet achteruit hoeft te rijden om de container te kunnen legen

Omgeving en ondergrond

  • 3.1

    De afstand tussen inzamelvoorziening en voorgevel van een gebouw dient tenminste 3 meter te zijn.

  • 3.2

    Bij locatiebepaling opletten dat deze in lijn wordt geplaatst met overig straatmeubilair en auto’s.

  • 3.3

    Bij de locatiekeuze wordt het openbaar groen zoveel mogelijk ontzien.

  • 3.4

    Doorgaande routes op trottoirs worden zoveel mogelijk vrijgehouden.

  • 3.5

    Containers mogen niet op laad- en losplaatsen, bushalten of invalidenparkeerplaats geplaatst worden.

  • 3.6

    Bij de keuze van locaties wordt rekening gehouden met drempels en straatmeubilair.

  • 3.7

    De locatie mag niet belemmerend zijn voor de doorgang van weggebruikers (zoals rolstoelgebruikers, kinderwagens, etc.).

  • 3.8

    Aan één zijde van de cocon dient minimaal 1 meter ruimte vrijgehouden te worden om de container uit de cocon te rijden.

5. Locatiebepaling

Bij bepaling van de locaties voor de afvalvoorzieningen wordt allereerst gekeken naar de algemene eisen. Vervolgens wordt gekeken naar de richtlijnen. Waar mogelijk wordt voldaan aan alle richtlijnen. Wanneer dit niet mogelijk is wordt een afweging gemaakt tussen het individueel belang en het algemeen belang.

 

Algemene eisen

  • 1.

    De locatie dient ten allen tijde veilig bereikbaar te zijn en gebruikt te kunnen worden

  • 2.

    Het inzamelvoertuig moet veilig kunnen stoppen en werken.

  • 3.

    De plaatsing van het inzamelmiddel dient financieel haalbaar te zien.

Bij de locatiebepaling wordt het volgende afwegingskader gebruikt:

  • 1.

    Voldoet de locatie aan de algemene eisen?

    • -

      Ja, dan verder naar richtlijnen

    • -

      nee, dan andere locatie zoeken

  • 2.

    Voldoet de locatie aan de richtlijnen

    • -

      Ja, locaties wordt vastgesteld

    • -

      Nee, de richtlijnen worden afgewogen, waarbij het algemeen belang voorop staat.

6 Besluiten en inspraaktraject

De gemeenteraad heeft in december 2021 het Afvalbeleidsplan aangenomen. Het uitrollen de ondergrondse voor restafval en PBD en de inzamelvoorzieningen voor gft/e is de uitvoering van dit plan.

 

6.1 Plaatsingsprocedure

Voor het plaatsen van zowel ondergrondse als bovengrondse containers in een gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht is geen omgevingsvergunning vereist. Dit volgt uit artikel 2, aanhef en onderdeel 18 onder e van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) in samenhang met artikel 4a, tweede lid aanhef en onder b van Bijlage II Bor.

 

Voor de nieuwe voorzieningen dient echter wel een aanwijzingsbesluit genomen te worden om percelen expliciet aan te wijzen voor het aanbieden van de verschillende bestandsdelen van het huishoudelijk afval in de nieuwe en reeds geplaatste ondergrondse containers en gft/e voorzieningen. Grondslag voor het aanwijzingsbesluit is Artikel 7, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening, waarin is bepaald dat het college regels stelt over de bestanddelen van de huishoudelijke afvalstoffen, de frequentie van inzameling en de locaties. Die regels zijn gesteld in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit.

6.1.1 Uniforme voorbereidingsprocedure

Omdat vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid raadzaam is belanghebbenden te horen, verdient het volgen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht veelal de voorkeur. Met het vaststellen van deze beleidsregels besluit het college de uniforme voorbereidingsprocedure te volgen.

 

6.2 Inspraaktraject en plaatsingsprocedure (rol)containers

Het traject voor het plaatsen van containers valt in een aantal fasen uiteen:

  • 1.

    Voorlopige locatiekeuze, of te wel het ontwerp aanwijzingsbesluit

  • 2.

    Ter inzage leggen ontwerp aanwijzingsbesluit

  • 3.

    Verwerken reacties

  • 4.

    Vastellen definitief aanwijzingsbesluit (vastgesteld door college)

  • 5.

    Plaatsing en ingebruikname van de containers

6.2.1 De voorlopige locatiekeuze

Op basis van de randvoorwaarden en richtlijnen, zoals gesteld in hoofdstuk 4 en 5, zal de gemeente samen met HVC een voorlopig locatieplan maken. In alle gevallen geldt: het algemeen belang moet prevaleren boven het individuele belang. Dit houdt in dat soms afwijking van de richtlijnen noodzakelijk is om tot een goed gedegen plan te komen. Het college legt het ontwerp aanwijzingsbesluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp voor aan de raad voor een zienswijze, waarna de stukken ter inzage worden gelegd.

6.2.2 Ter inzage leggen ontwerp aanwijzingsbesluit

Het ter inzage leggen van het ontwerpbesluit wordt vergezeld van een informatie- en zienswijzetraject worden, welke bestaat uit de volgende activiteiten. Inwoners worden via de gemeentelijke mediakanalen én huis aan huis geïnformeerd. In de communicatie wordt uitleg gegeven over het hoe en waarom van de wijziging van de afvalinzameling en de werking van het systeem en bevat een uitnodiging voor een inloopbijeenkomst. Tevens wordt er verwezen naar een internetsite waar de randvoorwaarden, richtlijnen en locaties zijn opgenomen.

 

Om toelichting te geven op het inrichtingsplan wordt een inloopbijeenkomst gehouden. Gedurende de inloopbijeenkomst kunnen de bewoners vragen stellen. De vragen worden zoveel mogelijk op de avond zelf beantwoord. Als het niet mogelijk is de vraag gelijk te beantwoorden, volgt het antwoord op een later moment. Tevens zijn er plattegronden met daarop aangegeven de containerlocaties en een overzicht van de meeste gestelde vragen en bijbehorende antwoorden. Gedurende de inloopbijeenkomst kunnen bewoners hun vragen/opmerkingen schriftelijk kenbaar maken.

6.2.3 Verwerking reacties

Alle reacties worden vervolgens verzameld en verwerkt. Als de reacties aanleiding geven tot wijziging van het locatieplan, wordt dit meegenomen. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor een alternatieve locatie.

 

Na afloop van de informatieperiode en verwerking van eventuele wijzigingen wordt het definitieve locatieplan (aanwijzingsbesluit) ter vaststelling voorgelegd aan het college. Bij het locatieplan is in een beknopte tabel een overzicht toegevoegd van de verzochte wijzigingen en de daadwerkelijke wijzigingen, inclusief de redenen.

6.2.4 Vastellen definitief aanwijzingsbesluit

Zodra alle reacties verwerkt zijn, zal de gemeente het locatieplan vaststellen door middel van het nemen van een aanwijzingsbesluit (collegebevoegdheid). Na vaststelling is geen bezwaar mogelijk; belanghebbende kunnen direct in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2.5 De plaatsing en ingebruikname van de containers

Nadat het aanwijzingsbesluit is genomen worden de voorbereidingen getroffen om de voorzieningen te plaatsen. Bewoners ontvangen een brief met betrekking tot eventuele overlast in verband met de plaatsing. Na plaatsing en controle van de werking van de containers, worden de containers in gebruik worden genomen.

 

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking één dag na bekendmaking..

 

Citeertitel

Deze beleidsregels wordt aangehaald als ‘Beleidsregels: Algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure inzamelmiddelen en –voorzieningen Enkhuizen 2023’.

Aldus vastgesteld bij collegebesluit in de vergadering van 14 november 2023,

de secretaris,

N.A. Hellingman-Kuiper

de burgemeester,

E.A. van Zuijlen