Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tynaarlo

Raadsbesluit wijziging Algemene plaatselijke verordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTynaarlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRaadsbesluit wijziging Algemene plaatselijke verordening
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp
Externe bijlagenRaadsbesluit APV aanpassing ondertekend

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Aanpassing Algemene plaatselijke verordening

30-01-2024

gmb-2024-54256

Tekst van de regeling

Intitulé

Raadsbesluit wijziging Algemene plaatselijke verordening

Besluit van de raad van de gemeente Tynaarlo tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening

2023.

 

De raad van de gemeente Tynaarlo;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 december 2023

gelet op de artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, 2.21, eerste lid, onder a en b, en 3.148, tweede lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer juncto artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

besluit:

 

Artikel I

 

De Verordening Algemene plaatselijke verordening wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

 

- beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

 

2. De definities van ‘bevoegd gezag’, ‘bouwwerk’ en ‘gebouw’ komen te luiden:

 

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

 

B

 

Artikel 1:2, derde lid, komt te luiden:

 

3. Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

C

 

Aan artikel 1:4 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

 

3. Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

D

 

Voor de bestaande tekst van artikel 1:5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

 

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

E

 

Voor de bestaande tekst van artikel 1:6 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

 

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

F

 

Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

 

6. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

 

2.De leden 6 tot en met 9 worden vernummerd tot 7 tot en met 10.

 

3. Het tiende komt te luiden:

 

10. Op de aanvraag om een vergunning, niet zijnde een omgevingsvergunning, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

 

G

 

Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het tweede en vijfde lid vervallen en de leden 3 en 4 worden vernummerd tot 2 en 3.

 

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

 

3. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

H

 

Artikel 2:12, derde lid, komt te luiden:

 

3. Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

 

I

 

Artikel 2:21, tweede lid, komt te luiden:

 

2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

 

J

 

Artikel 2:23, tweede lid, komt te luiden:

 

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

K

 

 

Artikel 2:29, - gereserveerd

 

L

 

Artikel 2:39, derde lid, onder b, komt te luiden:

 

b. de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

 

M

 

Na artikel 2:50 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:50a Messen en andere voorwerpen als steekwapen

1. Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in daaraan grenzende voor het publiek openstaande gebouwen of op bij die gebouwen behorende erven messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.

2. Het verbod geldt niet voor messen of voorwerpen die zodanig zijn ingepakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.

3. Dit artikel is niet van toepassing voor zover het wapens betreft als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.

 

 

N

 

Artikel 2:60, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

 

1. Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

 

O

 

Artikel 2:64, derde lid komt te luiden:

 

3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

 

P

 

Artikel 2:71 komt te luiden:

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

Q

 

Artikel 2:78 komt te luiden:

 

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht] een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 48 uur in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste twaalf weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

3. De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

4. Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

 

 

R

 

Artikel 2:80 Sluiting voor publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf

1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat besluiten tot de gehele of gedeeltelijke sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel [2:30], eerste lid, of artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

3. De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf.

4. Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

5. Het is verboden een gesloten gebouw of erf te bezoeken, als bezoeker daarin of daarop te verblijven of een bezoeker daarin of daarop te laten verblijven zonder toestemming van de burgemeester.

6. De burgemeester kan een sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

 

Artikel 2:81 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen [2:27] of [3:4];

  • b.

    beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;

  • c.

    exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 2.

    De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.

  • 3.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.

  • 4.

    De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:

  • a.

    voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;

  • b.

    de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;

  • c.

    het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

  • d.

    het nummer van inschrijving in het Handelsregister;

  • e.

    voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;

  • f.

    voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;

  • g.

    een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

  • h.

    een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en beheerder.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

  • a.

    als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

  • b.

    als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

  • c.

    als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

  • d.

    als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;

  • e.

    als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

  • f.

    als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.

  • 6.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.

  • 7.

    Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 8.

    De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • 9.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:

  • a.

    de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

  • b.

    de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

  • c.

    er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

  • d.

    er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

  • e.

    de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of

  • f.

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

  • 10.

    Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning en het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester[, onverminderd het bepaalde in artikel 2:80,] een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 11.

    De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.

  • 12.

    Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 13.

    Het is eenieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin of daarop te verblijven.

  • 14.

    De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 15.

    In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.

  • 16.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

S

 

Artikel 3:13, eerste lid, onder b, komt te luiden:

 

b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met het omgevingsplan.

 

T

 

Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

 

- Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

 

2. De definitie van ‘inrichting’ komt te luiden:

 

- inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

 

U

 

Artikel 4:5 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:

 

c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder, zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

 

2. Het vierde lid komt te luiden:

 

4. Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing.

 

 

 

V

 

Artikel 4:6, derde lid, komt te luiden:

 

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.

 

W

 

Artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

 

1. Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

 

2. Het derde lid komt te luiden:

 

3. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

X

 

Artikel 4:15, tweede lid, komt te luiden:

 

2. Het verbod is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.

 

Y

 

Artikel 4:17 komt te luiden:

 

Artikel 4:17 Definitie

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

Z

 

Artikel 4:18, eerste lid, komt te luiden:

 

1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

 

AA

 

Artikel 5:5, tweede lid, komt te luiden:

 

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

AB

 

Artikel 5:6, derde lid, komt te luiden:

 

3. Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

 

AC

 

Artikel 5:18, tweede lid, komt te luiden:

 

2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

 

AD

 

Artikel 5:20, eerste lid, komt te luiden:

 

1. Artikel 5:18, eerste lid, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

AE

 

Artikel 5:24, vijfde lid, komt te luiden:

 

5. Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

AF

 

Artikel 5:25, derde lid, komt te luiden:

 

3. Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.

 

 

AG

 

Artikel 5:30, tweede lid, komt te luiden:

 

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de provinciale omgevingsverordening of het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.

 

AG

 

Artikel 5:32, derde lid, komt te luiden:

 

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

 

AI

 

Artikel 5:33, vierde lid, onder b, komt te luiden:

 

b. binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

 

AJ

 

Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het eerste lid komt te luiden:

 

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

 

Artikel II

 

1. Dit besluit treedt in werking op het tijdstip dat de Omgevingswet in werking treedt.

2. In afwijking van het eerste lid treden de onderdelen V en W van artikel I in werking op de dag direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 januari 2024

 

Drs. M.J.F.J Thijsen, voorzitter

 

 

 

R.J. Puite, griffier