Organisatie | Wormerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Wormerland 2023 |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Wormerland 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Wormerland 2020.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-02-2024 | nieuwe regeling | 21-11-2023 |
Hoofdstuk 1. Ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren
Door inzet van ondersteuning bij sociaal en persoonlijke functioneren wordt de zelfredzaamheid van de inwoner zoveel mogelijk behouden of vergroot, waarbij de inwoner één-op-één wordt ondersteund door een begeleider. Het sociaal en persoonlijk functioneren omvat onderdelen als:
Wanneer een inwoner leerbaar is, vindt tijdelijke inzet van ondersteuning bij sociaal en persoonlijke functioneren plaats. Daarna kan zo nodig nog lichte begeleiding door een vrijwilliger plaatsvinden.
Artikel 1. Persoonlijke verzorging
Persoonlijke verzorging wordt vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw). Denk aan douchen, wassen en kleden. Dit is vooral van toepassing in de sector Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT). Hieronder staan enkele voorbeelden hiervan.
Indien de persoonlijke verzorging echter in het verlengde ligt van begeleiding, dan valt de persoonlijke verzorging onder de Wmo 2015. Bijvoorbeeld wanneer de inwoner reeds begeleiding ontvangt bij het bereiden van een maaltijd. Bij twijfel in de praktijk is afstemming met de wijkverpleging hierover noodzakelijk.
Artikel 2. Afweging inzet Ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren
In de afweging voor het verstrekken van ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren wordt de gebruikelijke hulp meegenomen die partners en inwonende ouders of kinderen kunnen bieden. Het gaat om de volgende onderdelen:
Voorbeelden van voorliggende voorzieningen:
Bij het aanleren van praktische vaardigheden/handelingen kan worden gedacht aan:
Bij het aanbrengen van structuur en routine moet gedacht worden aan:
Aansturing en coaching bij uitvoering van taken is vooral nodig bij mensen met cognitieve en/of psychische problemen.
Als er met name ondersteuning rondom de financiën nodig is, wordt ondersteuning bij administratie en financiën ingezet (zie hoofdstuk 3). Vanuit deze ondersteuning kan worden toegewerkt naar meer gespecialiseerde financiële begeleiding zoals inzet van budgetbeheer, beschermingsbewind of het aanvragen van schulddienstverlening. Als het beheren van geld en het bijhouden van de administratie slechts één van de taken is die moet worden aangeleerd, is inzet van ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren passender.
Artikel 3. Profielen Ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren
Hoofdstuk 2. Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden
Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden omvat meer dan alleen schoonmaakactiviteiten. Zie de artikelen hieronder. Bij alle hieronder genoemde activiteiten neemt de ondersteuner de verantwoordelijkheid van de inwoner niet over, maar helpt de inwoner op weg om het beoogde resultaat (zoals een schoon en leefbaar huis) te behalen.
Het beoogde resultaat van ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden is een schoon en leefbaar huis. Het gaat hierbij om het schoonhouden van de ruimten die voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn:
De ondersteuning behelst zo nodig meer dan alleen schoonmaakactiviteiten, namelijk ook:
De ondersteuner neemt de verantwoordelijkheid van de inwoner niet over, maar helpt de inwoner op weg om het resultaat (een schoon en leefbaar huis) te behalen.
Artikel 4. Beschikken over schone kleding
Ondersteuning bij ‘beschikken over schonen kleding’ wordt geboden als een inwoner een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van zijn kleding. Het doel is dat de inwoner beschikt over schone kleding. Verwacht mag worden dat de inwoner beschikt over een wasmachine. Als die er niet is, behoort de aanschaf van een wasmachine tot de verantwoordelijkheid van de inwoner. Daarnaast wordt van de inwoner verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt door bijvoorbeeld de aanschaf van een wasdroger of kleding die niet gestreken hoeft te worden. De inwoner dient ten behoeve van dit resultaat zoveel mogelijk gebruik te maken van de door zorgaanbieders ingerichte collectieve diensten. Kleding wordt niet gestreken.
Artikel 5. Het verzorgen van de (brood)maaltijd
Het gaat bij het verzorgen van de (brood)maaltijd om inwoners die door een beperking (tijdelijk) hun maaltijd niet kunnen bereiden en (nog) geen medische indicatie hebben. Wat betreft de wetgeving zijn er drie groepen inwoners te onderscheiden.
Bij de eerste groep valt de maaltijdvoorziening onder de Zorgverzekeringswet. Bij de derde groep valt de maaltijdvoorziening onder de Wmo. Bij de tweede groep valt de maaltijdvoorziening onder de persoon die het meeste langs komt. Dit kan ofwel Zorgverzekeringswet zijn ofwel Wmo.
Artikel 6. Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar
Het zorgen voor kinderen is een taak van ouder en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Elke ouder is zelf verantwoordelijk voor de opvang en (het organiseren van de noodzakelijke) verzorging van zijn of haar kinderen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van een van de ouders, de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke hulp hoeft de gemeente niet te compenseren vanuit de Wmo.
De gemeente ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van vijf jaar. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een definitieve oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van drie maanden om ouder(s) of verzorger(s) de mogelijkheid te bieden in een oplossing te voorzien. Van ouders mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij wordt ook betrokken of de ouder aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo.
De zorg voor kinderen omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van baby's. Het passen op kinderen valt niet onder ’thuis zorgen voor kinderen on der de 6 jaar’. Tijdens het gesprek met de inwoner worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Of kan de inwoner op eigen kracht, of met behulp van de mensen om hem heen zorgen voor de kinderen?
Artikel 7. Afweging inzet ondersteuning en regie bij het voeren van het huishouden
Het beoogde resultaat op ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden is een schoon en leefbaar huis. Het gaat hierbij om het schoonhouden van de ruimten die voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn:
De ondersteuning omvat zo nodig meer dan alleen schoonmaakactiviteiten, namelijk ook:
Het eerste beoordelingspunt van de gemeente als iemand een hulpvraag stelt is of er onderdelen zijn die iemand zelf kan (blijven) doen. Een andere vorm van benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke zorgverlening. Dit betekent dat van de inwoner verwacht mag worden dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en de planning van huishoudelijke activiteiten. Ook financiële mogelijkheden vallen onder de eigen mogelijkheden van de inwoner. Mensen kunnen ondanks hun inkomen altijd aanspraak maken op ondersteuning. Was men echter gewend om zelf een schoonmaakhulp in te huren, dan is er geen reden om dit te veranderen als men beperkingen krijgt. Wel moet worden afgewogen of deze hulp na het ontstaan van de beperkingen nog toereikend is.
Als er gebruikelijke hulp aanwezig is, wordt er geen of minder ondersteuning geboden bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden.
Bij gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot:
3.Mantelzorg en sociaal netwerk
De gemeente onderzoekt en beoordeelt of er familie, uitwonende (klein)kinderen of bekenden beschikbaar zijn die in staat zijn de wasverzorging, het zware of lichte huishoudelijke werk of de regiefunctie over te nemen. Er is geen sprake van afdwingbaarheid, maar gezien de achtergrond van de Wmo 2015 wordt dit punt wel serieus betrokken. Hierbij spelen argumenten van redelijkheid een rol: belastbaarheid, in de nabijheid wonen, tijd beschikbaar hebben etc.
Voorbeelden van voorliggende voorzieningen voor deze ondersteuning zijn:
Als een algemeen technisch hulpmiddel niet aanwezig is maar wel gerealiseerd kan worden en een goede oplossing biedt, is dit voorliggend op het inzetten van huishoudelijke ondersteuning. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de persoonlijke opvattingen over de inzet van deze hulpmiddelen door de aanvrager. De consulent kijkt naar individuele aspecten, bijvoorbeeld of er voldoende ruimte in de woning is voor het plaatsen van zo’n apparaat. Voorbeelden van algemene (technische) hulpmiddelen zijn: een wasmachine, een afwasmachine, het plaatsen van een verhoging voor een wasmachine, een wasdroger, een stofzuiger.
Artikel 8. Profielen Ondersteuning hulp bij het huishouden
De ondersteuning op dit gebied is ingedeeld in acht profielen. Bij het bepalen van het meeste passende profiel spelen de volgende factoren een rol:
Het type en de grootte van de woning is niet van invloed op de bepaling van het profiel.
Aan elk profiel hangt een geldbedrag per maand. Tijdens het onderzoek wordt geïnventariseerd welke activiteiten de inwoner zelf kan uitvoeren, wat anderen binnen het netwerk kunnen doen en welke activiteiten door de aanbieder overgenomen moeten worden. Dit wordt vastgelegd in een taken-frequentielijst. Op basis van de over te nemen activiteiten en bevindingen uit het onderzoek wordt een van de acht profielen gekozen om in te zetten. Zowel de inwoner als de zorgaanbieder ontvangen de opgestelde taken-frequentielijst.
Profiel ½ en 1½ zijn bedoeld voor huishoudens waar bepaalde taken nog wel door de inwoner zelf of diens mantelzorger gedaan kunnen worden. Bij inwoners die profiel 1 of 2 hebben, maar die toch nog wel goed mee blijken te kunnen helpen, is dit een passend profiel. Het is sowieso de bedoeling dat inwoners nog zelf blijven doen wat ze nog kunnen om hen zo fit mogelijk te laten blijven.
Artikel 9. De basisnorm van een schoon en leefbaar huis
Uitgangspunt bij deze ondersteuning is ‘een schoon en leefbaar huis’. Het gaat om de ruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning. Deze ruimten dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Dit wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks of meer wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van ‘schoon en leefbaar’ te realiseren.
De taken en frequenties bij het begrip schoon en leefbaar huis moeten per situatie duidelijk worden omschreven. Dit wordt vastgelegd in een taken-frequentielijst. Hierdoor is het duidelijk wat er verwacht wordt met deze ondersteuning.
De grote schoonmaak dan wel incidentele werkzaamheden en taken vallen niet onder de hierboven beschreven profielen. Denk hierbij aan het wassen van de gordijnen, het schoonmaken van de lamellen en jaloezieën, het uitruimen en schoonmaken van de kasten, het onderhoud van meubelen, het schoonmaken en uitruimen van de berging/schuur/garage, het reinigen van het balkon of terras, het schoonhouden van de (incidenteel gebruikte) logeerkamer en hobbykamer, het ontdooien van de vrieskist en de koelkast en het reinigen van de vloerkleden of vloerbedekking. Het vinden van oplossingen daarvoor behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner.
Het onderhoud van een tuin en het verzorgen van huisdieren (niet zijnde hulphonden of andere dieren die getraind zijn om hulp te bieden) hoort ook niet bij deze ondersteuning. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager.
In onderstaande tabel is aan de hand van taken en frequenties de normering voor een schoon en leefbaar huis aangegeven. Deze normering is gebaseerd op het feit dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt, om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren. Dit beperkt zich tot ruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning. Deze ruimten dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden.
Hoofdstuk 3. Ondersteuning bij administratie en financiën
Inwoners die ondersteuning bij administratie en financiën nodig hebben, hebben over het algemeen een gebrek aan financiën en/of een gebrekkige financiële administratie. Door structuur aan te brengen of inzet van regelmatige ondersteuning heeft de inwoner inzicht in financiën, is hij in staat om tijdig zijn rekeningen te betalen en organiseert hij balans in zijn inkomsten en uitgaven. De inwoner heeft kennis opgedaan over of krijgt begeleiding in het gebruiken van inkomensondersteunende voorzieningen. Zo nodig, vindt toeleiding naar schulddienstverlening plaats. Ondersteuning vanuit dit resultaatgebied is doorgaans voor mensen met een psychogeriatrische en/of somatische aandoening, een verminderde cognitie of mensen met een psychosociaal probleem.
Als de inwoner naast begeleiding met de financiën bredere praktische begeleiding nodig heeft, dan kan eventueel de ondersteuning uit hoofdstuk 1 worden ingezet.
Artikel 10. Afweging inzet Ondersteuning bij administratie en financiën
In de afweging voor het verstrekken van ondersteuning bij administratie en financiën wordt de gebruikelijke hulp meegenomen die en andere huisgenoten kunnen bieden bij het organiseren van financiën.
Voorbeelden van voorliggende voorzieningen, die kunnen worden ingezet zijn:
Artikel 11. Profielen Ondersteuning bij administratie en financiën
Het beoogde resultaat is een zinvolle dagbesteding gericht op het structureren van de dag, praktische ondersteuning en het oefenen en ontwikkelen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen of behouden. Of de inwoner is aangewezen op ondersteuning in groepsverband vanuit de dagbesteding of individueel op andere vormen van ondersteuning wordt bepaald door de afweging wat inhoudelijk het meest doelmatig is. Dagbesteding is voorliggend op ondersteuning individueel als hetzelfde doel wordt beoogd.
Dagbesteding heeft een sociale doelstelling. De nadruk ligt vooral op recreatie, zelfredzaamheid bevorderen, educatie en ontwikkeling. Indien er arbeidspotentieel is, wordt doorverwezen naar re-integratie of een participatietraject. Dagbesteding kan wel dienen om werknemersvaardigheden op te doen. In dat geval is de dagbesteding tijdelijk en wordt dit afgestemd met Werk & Inkomen.
Artikel 12. Afweging inzet Dagbesteding
1. Voorliggende voorzieningen en algemene voorzieningen
Voorliggende voorzieningen voor dagbesteding zijn onder meer:
Indien de inwoner ook sociaal medische hulpverlening krijgt, vindt overleg met deze hulpverlener(s) plaats. De informatie van bijvoorbeeld de casemanager dementie, wijkverpleegkundige, thuiszorg, geriater wordt betrokken bij de afweging met betrekking tot de inziet van dagbesteding.
Artikel 13. Profielen Dagbesteding
De dagbesteding is in de onderstaande zes profielen onderverdeeld. Elk (hoofd)profiel kent een lichte en zware variant. In het lichte profiel heeft de inwoner geen ADL-hulp nodig. ADL-hulp is hulp bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen, zoals toiletgang, maaltijd, naar bed gaan. In het zware profiel is dit wel het geval. In de GGZ sector is er geen verschil in tarief tussen wel of geen ADL omdat ADL-zorg bij deze groep niet aan de orde is.
Artikel 14. Vervoer naar dagbesteding
Wanneer inwoner in staat is met het openbaar vervoer te reizen (eventueel na oefenen onder begeleiding) of lopend, met de fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig (of onder begeleiding van partner, huisgenoot, mantelzorg, familielid of vrijwilliger) de dagbesteding kan bereiken dan is dat voorliggend. Wanneer dit niet mogelijk is kan Vervoer naar dagbesteding worden ingezet als maatwerkvoorziening. Bij het vervoer moet aangegeven worden of de inwoner gezien zijn beperkingen moet reizen met een rolstoel zodat het vervoersmiddel daarop afgestemd kan worden. Met het inzetten van vervoer naar dagbesteding zal de zorgaanbieder regelen dat de inwoner van- en naar de dagbesteding vervoerd wordt. Vervoer naar dagbesteding kan alleen worden ingezet in combinatie met dagbesteding.
Beschermd wonen is in de wet gedefinieerd als: “wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor belanghebbende of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving”. Beschermd Wonen is bedoeld voor volwassen inwoners die zelfstandig willen gaan wonen. Het is niet bedoeld voor ondersteuning aan mensen die bij ouders thuis wonen of andere huisgenoten hebben die gebruikelijke hulp kunnen bieden.
Ondersteuning in de vorm van beschermd wonen kan noodzakelijk zijn als de inwoner als gevolg van structurele belemmeringen niet in staat is zelfstandig te wonen (met begeleiding) en waarbij vastgesteld is dat niet in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien door de inzet van behandeling of lichtere vormen van ondersteuning via de Wmo of door een beroep te doen op een voorziening via de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg. Vanaf 1 januari 2021 krijgen mensen met chronische, psychische problematiek en een intensieve zorgbehoefte toegang tot de Wlz.
Artikel 15. Beschermd wonen zoveel mogelijk in de eigen omgeving
In de Zaanstreek is het uitgangspunt voor beschermd wonen dat begeleiding voor kwetsbare inwoners met multi-problematiek zo veel mogelijk in eigen omgeving plaatsvindt en dat beschermd wonen in intramurale setting bedoeld is voor mensen die 24-uurs zorg en toezicht nodig hebben. Daarnaast wordt binnen de Zaanstreek gewerkt vanuit het perspectief dat mensen met een psychiatrische of psychosociale aandoening ook kunnen participeren in de samenleving.
Artikel 16. Tot welke plaats inwoner zich kan wenden
Beschermd wonen wordt, conform artikel 1.2.1.b van de wet (Wmo) en het door de 43 centrumgemeenten ondertekende Convenant Landelijke Toegankelijkheid Beschermd Wonen, geboden door de gemeente tot wie de aanvrager zich wendt. In de Factsheet Landelijke Toegankelijkheid Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang is het convenant verder uitgewerkt en aangeven dat het hierbij van belang is in overweging te nemen waar de inwoner zijn/haar sociaal netwerk en/of zorgaanbod heeft, omdat dit van invloed kan zijn op het herstel.
De Wmo 2015 kent formeel gezien geen onderscheid tussen centrumgemeenten en regiogemeenten. Alle gemeenten zijn op grond van artikel 1.2.1 van de Wmo verantwoordelijk voor opvang en beschermd wonen. Artikel 2.6.1 verplicht gemeenten echter met elkaar samen te werken, indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van deze wet aangewezen is. Voor beschermd wonen is tussen het Rijk en de VNG afgesproken dat voorlopig centrumgemeenten eerstverantwoordelijk zijn. De centrumgemeenten ontvangen ook financiële middelen van het Rijk. Gemeente Zaanstad is de centrumgemeente voor gemeente Wormerland.
In samenspraak met gemeente Zaanstad is besloten dat gemeente Wormerland het onderzoek verricht dat leidt tot het besluit of iemand wel of niet in aanmerking komt voor een beschermd wonen-indicatie. De Wmo-consulenten gaan op huisbezoek, verzamelen alle relevante gegevens, schakelen indien nodig een medisch adviseur in en bepalen welk profiel binnen deze ondersteuning passend is.
In overleg met gemeente Zaanstad wordt beoordeeld of het dossier op de instroomtafel moet worden besproken. De inhoud en onderbouwing wordt door gemeente Zaanstad getoetst. Is dit onvoldoende, dan wordt gevraagd om aanvullend onderzoek te doen. Vervolgens geeft gemeente Zaanstad de beschikking af. Wanneer er niet meteen plek is, blijft gemeente Wormerland verantwoordelijk voor ambulante begeleiding uit Beschermd wonen tot er wel plek is.
Artikel 17. Afweging inzet Beschermd wonen
Beschermd wonen is bedoeld voor mensen:
De wet definieert niet wat een accommodatie van een instelling betekent. Het kan gaan om een veelheid van beschermde woonvormen zoals lokale of regionale instellingen voor begeleid wonen. Maar beschermd wonen kan ook zo worden vormgegeven dat mensen (al dan niet geclusterd) in een woonwijk wonen. Deze voorzieningen kunnen allemaal onder beschermd wonen vallen als daarmee het resultaat zoals in de Wmo 2015 gedefinieerd, wordt behaald.
De voorziening beschermd wonen kent de profielschetsen Verblijf en Ambulant met drie respectievelijk vier verschillende niveaus (Laag, Midden, Hoog en – voor Verblijf - Zeer Hoog), die lopen van lichtere naar zware vormen van ondersteuning. Er wordt naar gestreefd om met de lichtst mogelijke vorm van ondersteuning het beoogde resultaat te behalen. Deze niveaus zijn alle ondersteuningsvormen die ingezet kunnen worden voor personen waar vastgesteld is dat zij noodzakelijk zijn aangewezen op een vorm van beschermd wonen. Daar waar inwoner niet aangewezen is op beschermd wonen, maar wel op individuele begeleiding is het afwegingskader individuele begeleiding van toepassing.
In de afweging bij beschermd wonen wordt gekeken naar de onderwerpen:
In geen van de mogelijkheden van beschermd wonen zit behandeling. Wel kunnen de begeleiders advies vragen aan de behandelaar.
Hoofdstuk 6. Kortdurend verblijf
Kortdurend verblijf is bedoeld ter ontlasting van mantelzorgers (ook respijtzorg genoemd). Het gaat om vervangende zorg en is bijvoorbeeld aan de orde bij ziekte of vakantie van de mantelzorger. Het kan ook structureel worden ingezet ter voorkoming van overbelasting van mantelzorgers, waardoor de mantelzorger de zorg beter en langer kan volhouden. Kortdurend verblijf is niet bedoeld enkel als vakantie voor de zorgbehoevende.
We onderscheiden twee vormen van kortdurend verblijf:
Kortdurend verblijf kan zowel thuis als elders worden ingezet. Als de zorgvrager elders gaat logeren (bijvoorbeeld voor een week of elke week twee nachten) noemen we dit kortdurend verblijf. Kortdurende verblijf wordt in principe maximaal éénmaal per jaar ingezet voor één periode.
Artikel 18. Afweging inzet Kortdurend verblijf
Voorliggend aan kortdurend verblijf kan net als bij de andere vormen van ondersteuning gezocht worden binnen het eigen netwerk en in algemene voorzieningen, zoals Het Buitenhuis of de inzet van een vrijwilliger die enkele uren per week respijtzorg aan huis biedt.
Ondersteuning van de eerste vier hoofdstukken kunnen ook ter ontlasting van de mantelzorger worden ingezet. Tijdelijke opschaling van wijkverpleging kan ook een vorm van respijtzorg zijn. Pas als al deze oplossingen niet voldoen, kan Kortdurend verblijf worden ingezet.
Kortdurend verblijf is bedoeld voor mensen die 24-uurs toezicht nodig hebben, maar geen geneeskundige zorg. Kortdurend verblijf kan niet worden ingezet in de volgende situaties.
Kortdurend verblijf wordt door sommige zorgverzekeraars geboden vanuit de aanvullende verzekering (doorgaans onder de noemer respijtzorg). Als de inwoner dit heeft, is dit voor deze inwoner een voorliggende voorziening.
Artikel 19. Profielen Kortdurend verblijf
De tarieven voor kortdurend verblijf zijn all-in tarieven, dus inclusief verblijf, zorg en eventuele dagbesteding.
Kortdurend verblijf kan worden gecombineerd met inzet van andere vormen van ondersteuning. Iemand die bijvoorbeeld twee weken gebruik maakt van kortdurend verblijf, kan de rest van het jaar de dagbesteding bezoeken. Bij inzet van doorlopend kortdurend verblijf is inzet van een ander vorm van ondersteuning in principe niet aan de orde.
Hoofdstuk 7. Opplusmogelijkheid
In sommige situaties is de ondersteuning zoals hierboven beschreven onvoldoende. De opplusmogelijkheid geeft de mogelijkheid om aanvullende ondersteuning hierop in te zetten. Het is niet toepasbaar op vervoer naar dagbesteding. De opplusmogelijkheid kan voor maximaal één jaar worden ingezet, gemotiveerd en aanvullend op één van de andere vormen van ondersteuning en enkel in bijzondere situaties.
Hoofdstuk 8. Verplaatsen in en om de woning
Voorliggend aan een verstrekking vanuit de Wmo is de uitleenservice vanuit de Zvw waarbij een eenvoudige rolstoel geleend kan worden. Wanneer de oplossing van de hulpvraag een incidentele rolstoel betreft, wordt de inwoner in eerste instantie naar de uitleenservice of een rolstoelpool verwezen. Bij een langdurige noodzaak voor zittend verplaatsen of wanneer er sprake is van noodzakelijke individuele aanpassingen wordt een maatwerkvoorziening verstrekt. Bij de vaststelling van de specificaties wordt binnen de mogelijkheden van de goedkoopst adequate oplossing rekening gehouden met de behoefte van betrokkene en indien relevant met de mensen die de inwoner ondersteunen in het gebruik van de voorziening.
Hoofdstuk 9. Verplaatsen over lange en middelange afstand
Het zich kunnen verplaatsen is van belang bij zelfstandige maatschappelijke participatie. Dit resultaat richt zich met name op het sociaal, recreatief vervoer. Voor woon-werkverkeer of vervoer van/naar school is een voorziening vanuit het UWV of leerlingenvervoer voorliggend. De bijdrage van de gemeente beperkt zich tot het verplaatsen per vervoermiddel in de eigen woon- en leefomgeving. Hier kan van worden afgeweken indien het van essentieel belang is voor de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de inwoner en er geen andere oplossingen beschikbaar zijn.
Om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen zal de gemeente eerst nagaan of alle mogelijke alternatieven al zijn beoordeeld. Hierin wordt ook afgewogen of de inwoner nog leerbaar is om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Ook algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen een oplossing zijn zoals een fiets of tandem met trapondersteuning, een bakfiets en dergelijke.
Algemene voorzieningen zoals de Wijkbus of een collectieve maatwerkvoorziening (aanvullend openbaar vervoer) gaan voor op een individuele maatwerkvoorziening. De Wijkbus Wormerland is een vrijwilligersorganisatie die het vervoer verzorgt in en rond Wormerland voor haar donateurs vanaf 60 jaar en gehandicapten van alle leeftijden.
Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Immers ook een persoon zonder beperkingen moet voor vervoer kosten maken.
Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied, dan is daarvoor (men heeft bijvoorbeeld al een auto en is gewend daarmee in de vervoersbehoefte te voorzien) geen noodzaak tot het bieden van een oplossing. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt en daardoor de algemeen gebruikelijke voorziening niet meer betaald kan worden (op dat moment kan het niet meer als algemeen gebruikelijke voorziening worden beschouwd).
Voor sociaal, recreatief vervoer geldt het primaat van het aanvullend openbaar vervoer (AOV). Alleen wanneer is vastgesteld dat deze voorziening om medische of sociale redenen ongeschikt is, kan van dit primaat worden afgeweken. Het AOV is bedoeld voor de vervoersdoeleinden binnen een straal van 25 km van het huisadres.
Wanneer een inwoner wegens medische beperkingen niet in staat is om alleen te reizen, kan een begeleidersindicatie worden toegekend. Bijvoorbeeld wanneer er tijdens de rit medicatie toegediend moet worden of wanneer er sprake is van gedragsproblematiek. Als deze indicatie wordt afgegeven, mag de inwoner alleen gebruik maken van de voorziening als een begeleider mee reist. De begeleider reist kosteloos mee.
Hoofdstuk 10. Wonen in een geschikt huis
Het beschikken over een woning behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt ook voor het beschikken over een zo geschikt mogelijke woning. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid om passende maatregelen te nemen behorend bij de levensfase en de te verwachten beperkingen. Een woningaanpassing wordt in het kader van de Wmo daarom in beginsel alleen verleend indien het ontstaan van beperkingen, verminderde zelfredzaamheid en participatieproblemen het gevolg zijn van onvoorziene en onverwachte omstandigheden, gelegen buiten eigen toedoen.
Artikel 21. Aard en omvang van de woningaanpassing
Bij het bepalen van de aard en omvang van de te verstrekken woningaanpassing gelden de volgende uitgangspunten.
Artikel 22. Verhuizen of aanpassen
Ook wanneer er woningaanpassingen nodig zijn, wordt gekeken naar de goedkoopst adequate oplossing. Verhuizen naar een geschikte woning of een woning die beter geschikt te maken is, kan een goedkopere oplossing voor het woonprobleem zijn. Daarom wordt in het onderzoek eerst grondig afgewogen of verhuizen naar een geschikte(re) woning de goedkoopst adequate oplossing is. Verhuizen kan worden verlangd zolang dit werkelijk kan plaatsvinden binnen een medisch verantwoorde termijn. In de meeste gevallen is dat 6 maanden.
Als de kosten van de aanpassingen meer (gaan) bedragen dan 10.000 euro en/of indien belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning waarbij de verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat, is er de mogelijkheid van een verhuisprimaat. Tot € 10.000 kan geen sprake zijn van het verhuisprimaat.
De gemeente onderzoekt tijdens het gesprek welke belangen meespelen in de afweging “verhuizen of aanpassen” en hoe zwaar deze wegen. Hierbij valt te denken aan de prognose van de beperkingen, aanwezigheid van mantelzorg, gezinssamenstelling en de aanwezigheid van voorzieningen. Wanneer verhuizen de enige oplossing is voor het woonprobleem en de inwoner hierop niet heeft kunnen anticiperen, kan aanspraak gemaakt worden op een verhuiskostenvergoeding.
Een verhuizing en de kosten daarvan worden in beginsel algemeen gebruikelijk geacht. Volgens gegevens van het Planbureau voor de Leefomgeving verhuizen Nederlanders gemiddeld zeven keer in hun leven. Dat is gemiddeld (afgerond) één keer in de tien jaar. Het verhuizen behoort voor eenieder dus tot het normale leven en eenieder heeft dus enkele malen in het leven te maken met verhuiskosten. In het geval verhuizen goedkoper is dan aanpassen, kan wel een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt.
Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van sanering van de woning worden enkel toegekend wanneer er sprake is van aantoonbare gezondheidsklachten waarbij het medisch gezien dringend noodzakelijk is om de spullen in huis direct te vervangen. Een medisch specialist dient voldoende medisch onderbouwd te hebben dat woningsanering alleen bij de gevonden aandoening medisch gezien noodzakelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval als een plotselinge ernstige allergie voor huisstofmijt is ontstaan. Dan moet de nog niet afgeschreven vloerbedekking in de woonkamer worden vervangen door een gladde vloer. In het algemeen wordt geen voorziening verstrekt als inwoner bij aankoop van een product had kunnen weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert. De gemeente kan vragen naar een medische verklaring van een arts of behandelaar.
De gemeente kan een voorziening dan nog afwijzen als:
als cliënt bij aanschaf van de stoffering onvoldoende rekening heeft gehouden met een al aanwezige beperking en de verwachte ontwikkeling daarvan. Als bij een verhuizing de nieuwe woning helemaal gestoffeerd en ingericht moet worden, kan cliënt volgens de CRvB bij de keuze van de materialen rekening houden met de klachten en de materialen hierop afstemmen.
Het is mogelijk de woningsanering te beperken tot die woonruimten die het meeste gebruikt worden. Meestal gaat het dan alleen om de woonkamer en slaapkamer. Meestal is er geen noodzaak de woonruimten die de cliënt af en toe gebruikt te saneren, bijvoorbeeld de keuken en slaapkamers van andere huisgenoten.
Artikel 24. Bezoekbaar maken van een woning
Het bezoekbaar maken van een woning voor een inwoner die in een intramurale instelling woont valt in beginsel niet onder de compensatieplicht van de gemeente. Het is mogelijk eenmalig de woning van bijvoorbeeld ouders of partner bezoekbaar te maken voor een inwoner wonende in de gemeente Wormerland. Onder bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan dat de inwoner de woning kan betreden en de woonkamer en een toilet(voorziening) kan gebruiken.
Artikel 25. Aanpassingen in gemeenschappelijke ruimten
Met uitzondering van het verbreden van deuren, het plaatsen van elektrische deuropeners, drempelaanpassingen en het creëren van stalling voor voorzieningen worden geen aanpassingen in gemeenschappelijke ruimten gedaan. Een voorziening wordt altijd aan één individu toegekend. De verhuurder van seniorenwoningen of personen met beperkingen (doelgroepwoningen) is in beginsel verantwoordelijk voor geschikte woningen voor de doelgroep aan wie wordt verhuurd.
Rondom trapliften geldt de volgende procedure.
Voldoet de trap wel aan de richtlijnen van het van toepassing zijnde Bouwbesluit, maar wordt de trapleuning aan muurzijde verwijderd door de komst van de traplift, dan bekijkt de trapliftleverancier of een traplift aan spilzijde mogelijk is. Kan de trapliftleverancier dit ook niet, dan brengt deze geen offerte uit en wordt de gemeente hierover geïnformeerd.
Hoofdstuk 13. Elektrische ondersteuning op een rolstoel
Om in aanmerking te komen voor elektrische ondersteuning op een rolstoel, gelden de volgende aanvullende voorwaarden.
Ondersteuning op een handbewogen rolstoel voor de zeer korte afstand: wordt alleen toegewezen als de inwoner volledig rolstoel gebonden is, en niet in staat is om zich zelfstandig hoepelend te verplaatsen vanwege te weinig kracht. Het is een aanpassing van de rolstoel, en geen zelfstandige vervoersvoorziening.
Ondersteuning op een handbewogen rolstoel voor de zeer korte tot middellange afstand: wordt alleen toegewezen als de inwoner volledig rolstoel gebonden is, en niet in staat is om zich hoepelend te verplaatsen over afstanden meer dan 100 meter. In dit geval zal de voorziening als een zelfstandige voorziening worden aangemerkt.
Duwondersteuning op een rolstoel: wordt alleen toegewezen als de inwoner volledig rolstoel gebonden is, en niet in staat is om zich zelfstandig hoepelend te verplaatsen, van anderen afhankelijk is voor zijn/haar verplaatsingen, en diegene vanwege eigen beperkingen zelf ook niet zonder ondersteuning de rolstoel meer dan 400 meter kan duwen.