Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenbergen

Uitvoeringsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2024
Citeertitelitvoeringsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpUitvoeringsplan VTH

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 13.8 van het Omgevingsbesluit

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-202401-02-2025nieuwe regeling

23-01-2024

gmb-2024-49743

2340714

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving 2024

Versie : 1.0

Vastgesteld door het college op : 23 januari 2024

Portefeuillehouder : wethouder K. Gommeren

Behandelend ambtenaar : C. Franken

Kenmerk : 2340714

 

1. Algemeen

1.1 Inleiding

Voor u ligt het Uitvoeringsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) 2024 van de Gemeente Steenbergen. In het uitvoeringsplan leest u hoe de gemeente Steenbergen in 2024 uitvoering zal geven aan vergunningverlening en de diverse handhavingstaken. Met het uitvoeringsplan beoogt de gemeente een duidelijk beeld te schetsen van de voorgenomen activiteiten en van de doelen en prioriteiten die voor 2024 zijn vastgesteld.

Het uitvoeringsplan heeft alleen betrekking op het omgevingsrecht en omgevingsvergunningen in relatie tot de APV.

Het budget voor de OMWB is ten opzichte van 2023 verhoogd (€ 597.000 in 2023 en € 669.000 in 2024).

Alle activiteiten die de OMWB voor ons uitvoert in 2024, zijn opgenomen in het werkplan OMWB 2024, wat als bijlage I onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsplan VTH 2024.

De provincie Noord-Brabant ziet er met Interbestuurlijk Toezicht (IBT) op toe dat lokale overheden hun maatschappelijke taken goed uitvoeren. De provincie heeft in 2023 de VTH-documenten van Steenbergen beoordeeld met ‘voldoet’ en hier een 90% score aan toegekend. Het uitvoeringsprogramma voldeed geheel en er zijn geen verbeterpunten aangegeven.

Dit uitvoeringplan is vastgesteld door het college en bekendgemaakt middels toezending aan de gemeenteraad en aan de provincie Noord-Brabant. Tevens is het uitvoeringsplan gepubliceerd. Dit uitvoeringsplan loopt tot uiterlijk 1 februari 2025. Op 1 februari 2024 dient het Uitvoeringsplan VTH 2024 te zijn vastgesteld.

1.2 Doel van het uitvoeringsplan

Het VTH-beleidsplan werken wij jaarlijks voor 1 februari uit in een uitvoeringsprogramma voor zowel vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het werkprogramma voor de OMWB maakt hier als bijlage deel van uit. In het uitvoeringsprogramma beschrijven we de prioriteiten, doelen, activiteiten en methoden uit dit beleid op operationeel niveau. Het uitvoeringsprogramma is dan ook een concreet actieplan voor het betreffende jaar. Daarbij geven wij in het uitvoeringsprogramma aan hoe de (financiële en personele) middelen in het betreffende jaar worden ingezet.

2 Uitvoering

2.1 Inleiding

Er zal nooit capaciteit zijn om alle taken uitputtend uit te voeren. In het beleidsplan zijn daarom ook keuzes gemaakt in prioritering op basis van een risico-inschatting. De prioritering heeft gevolgen voor de diepgang van toetsing van een vergunningaanvraag en de mate van toezicht. In dit hoofdstuk wordt op basis van verwachte aanvragen, prioritering en kengetallen voor urenbesteding een inschatting gemaakt van de benodigde capaciteit.

De vth-activiteiten voor 2024 zijn in paragraaf 2.2 schematisch weergegeven. In hoofdstuk 3 leest u hoe de uitvoering, zoals in dit hoofdstuk wordt beschreven, onder andere qua personeelsformatie wordt geborgd.

2.2 Productenlijst / werkvoorraad

  • 2.2.1

    Vergunningen

     

    Onderdeel

    Aantal

    Totaal

    Omgevingsplanactiviteiten (omgevingsvergunningen)

    Ruimtelijk

    122

    Kappen

    8

    In-uitrit

    12

    Werk of werkzaamheden uitvoeren

    2

    Monument wijzigen

    1

    Sloopvergunning

    2

    147

    Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) (omgevingsvergunning)

    Kleine BOPA (kruimelgevallen regeling)

    30

    Grote BOPA

    3

    33

    Vooroverleggen (informele verzoeken op wenselijkheid/haalbaarheid)

    Principeverzoeken toets op wenselijkheid

    15

    Vooraanvraag toets aan Omgevingsplan en Welstand

    50

    65

    Informatieverzoeken

    Vergunning check, toets of vergunning nodig is

    250

    Algemene informatievraag over bouwregels en gebruiksvoorschriften

    200

    450

    Wet Kwaliteitsborging (WKB)

    Vergunningen

    34

    Meldingen

    48

    82

    Meldingen

    Slopen zonder asbest)

    15

    Slopen met asbest

    50

    Particuliere sloop (verwijdering asbest)

    80

    Brandveilig gebruik

    5

    150

 

  • 2.2..2

    Toezicht en Handhaving

    Voor 2024 is de verwachting dat er extra controles gedaan moeten worden in het kader van enkele grote projecten op AFC Nieuw Prinsenland (+70) en dat handhaving op onrechtmatige bewoning vooral extra bureauonderzoeken zal vergen (+150). Deze inspecties en bureauonderzoeken werden tot heden vooral in de reguliere werkvoorraad ingepast, maar het is gebleken dat afgelopen jaren de inspecties op de reguliere werkvoorraad daarmee in het gedrang kwamen. Vanaf 2024 is daarom besloten de intensievere inspecties projectmatig vast te leggen onder het kopje bijzondere thema’s. Hiervoor zal naast de reguliere werkvoorraad tijd gereserveerd moeten worden. Afbeelding 1 toont de te verwachten inspecties voor 2024.

    Omdat het aantal categorieën waarop inspecties moeten worden uitgevoerd inmiddels wel erg uitgebreid worden en omdat er vanaf 1 januari 2024 zowel de Omgevingswet als de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen van kracht worden is er samen met de toezichthouders voor gekozen om het aantal categorieën ‘in te dikken’. Afbeelding 2 toont de nieuwe verdeling van categorieën, afbeelding 3 toont de vertaalslag waarop de nieuwe categorieën tot stand zijn gekomen.

    Afbeelding 1 – verwachte controles 2024 t.o.v. 2023

    Bezetting

    2023 en 2024 moeten worden gezien als een overgangsperiode. In november 2022 is een junior toezichthouder gestart waarvan de capaciteit in 2023 nog niet volledig kon worden benut door diens opleidings- en cursustraject. Deze junior heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een zelfstandige medior toezichthouder. De tweede (senior) toezichthouder wordt momenteel ingehuurd voor 3 dagen per week. Voor deze positie wordt in 2024 een vacature opengesteld voor een tweede vaste toezichthouder (medior of senior). Ook hier zal rekening gehouden moeten worden met een mogelijk overdrachts- en inwerktraject.

    Vereenvoudiging toezichtcategorieën van 44 naar 17

    Er is vanuit de toezichthouders aangegeven dat er sterke behoefte is aan een vereenvoudiging van het aantal categorieën toezicht en handhaving (nu: 36 categorieën + 8 nieuwe voor 2024). Eén van de redenen hiervoor is dat bij veel categorieën geldt dat er in principe dezelfde taken, handelingen en werkzaamheden voor moeten worden uitgevoerd. Daarom wordt onderstaand kort geschetst hoe een aantal dubbele categorieën komen te vervallen, omdat het toezicht voor sloop is overgeheveld naar de OMWB, en/of dat categorieën met gelijksoortige werkzaamheden in elkaar kunnen worden geschoven. Uiteindelijk leidt dat tot een vertaling naar een categorisering naar grootte van werken op basis van de bouwsommen zoals ook bij veel andere gemeenten gebruikelijk, en dit een landelijk geaccepteerde verdeling van werkzaamheden is.

    Omdat naast de Omgevingswet, de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) (deels) in werking treedt per 1 januari 2024, ontstaat nóg een verschuiving van werkzaamheden waar het gaat om het reguliere toezicht op de ‘kleinere’ plannen zoals grondgebonden woningen en kleinschalige bedrijfsgebouwen (gebouwen in gevolgklasse 1). Onder de Wkb houdt de gemeente, los van de al dan niet benodigde vergunningen, nog steeds toezicht op het ruimtelijk deel van die bouwplannen; te weten de exacte locatie, welstand en de omgevingsveiligheid. Daarnaast beoordeelt de gemeente het eind-opleverrapport van de kwaliteitsborger op volledigheid en juistheid (feitelijk: bureautoezicht achteraf). In de meeste gevallen zal dit een gestandaardiseerd proces zijn voor de toezichthouder, maar in voorkomende gevallen kan/moet er alsnog besloten worden om handhavend of corrigerend op te treden als blijkt dat zaken niet acceptabel zijn om de woning of het pand in gebruik te laten nemen. Hier zal komend jaar ook de nodige ervaring mee moeten worden opgedaan en dit zal zeker een leerproces zijn.

    Om bij al deze veranderingen het overzicht te kunnen behouden is daarom besloten 2024 als overgangsjaar te kiezen voor het vereenvoudigen van het aantal toezichts- en handhavingscategorieën in plaats van de hierboven genoemde 44 categorieën.

    In afbeelding 1 hierboven is nog sprake van de bekende 36 categorieën met als 8 nieuwe categorieën de Wkb en de bijzondere thema’s. Van de Wkb gaan overigens alleen nog de plannen in gevolgklasse 1 over naar de kwaliteitsborging. Gevolgklasse 2 volgt pas over enkele jaren maar wordt volledigheidshalve wel alvast benoemd in de lijst.

    Onderstaand in afbeelding 2 overzicht na de ‘indikking’ van het aantal categorieën en de verdeling van het aantal fysieke toezichtcontroles en de bureaucontroles. Aan de hand van de matrixen die zijn vastgelegd in het beleidskader Wkb worden de gebruiksfuncties beoordeeld naar zwaarte van de voor die gebruiksfuncties vastgestelde risico’s ten aanzien van constructies, brandveiligheid, gebruiksveiligheid, klimaat en duurzaamheid en bruikbaarheid.

    Afbeelding 2 – overzicht categorieën na ‘indikking’

    Toelichting nieuwe categorieën

    De activiteiten in afbeelding 2 worden nu naar grootte van de bouwsommen verdeeld. In de VTH-terminologie betekent BRIKS: Bouw, Reclame, Inrit, Kap en Sloop. Feitelijk alle omgevingsvergunningen waarvoor meestal de enkelvoudige (korte) vergunningprocedure geldt.

    Reclame is in principe vergunningsvrij verklaard in Steenbergen, maar voor grotere reclamezuilen kan nog steeds een vergunning worden geëist. Daarom staat reclame nog steeds benoemd in dit overzicht én om bewust aan te blijven sluiten bij landelijk gebruikte terminologie.

    Alle taken rondom sloop zijn in principe uitbesteed aan de OMWB, maar in een voorkomend geval kan assistentie worden gevraagd aan onze toezichthouders door de toezichthouders van OMWB én raken sloopveiligheidsplannen vaak de bouwveiligheidsplannen van een project. Daarom staat sloop nog steeds benoemd in dit overzicht.

    Omdat de werkzaamheden in Steenbergen zó kunnen worden ingedeeld dat we met uniforme checklisten zowel de BRIKS-taken alsook de taken rondom aanlegwerkzaamheden (W), welstand (W) en monumenten (M) kunnen controleren kiezen we ervoor om het toezicht op alle taken te combineren tot de taak: BRIKSWWM.

    Afbeelding 3 – overzicht proces van indikken van categorieën

    Maatwerkbeoordeling prioritering en urgentie

    In het VTH-beleidsplan wat is vastgesteld, is vanuit een matrix bepaald welke activiteiten of werkzaamheden een hoge of lage prioritering krijgen.

    Het VTH-beleidsplan gaat bij handhavingstaken vooral uit van prioritering bij ontvangen handhavingsverzoeken. Echter ontvangen de toezichthouders vaak eerst reguliere klachten of doen zij zelf constateringen waarvoor de ‘harde’ prioritering zoals deze nu is vastgesteld onvoldoende dekking biedt om tot een juiste beslissing te komen.

    Een voorbeeld: een illegale schuur (bijgebouw) heeft een lagere prioriteit dan een gevelwijziging van een monumentaal pand. Echter wanneer deze illegale schuur in één van de kernen staat en de eigenaar veroorzaakt hiermee ernstige hinder, overlast of zelfs gevaar voor zijn omgeving achten de toezichthouders het redelijk en het te verantwoorden om eerst die illegale schuur met lagere prioritering te handhaven dan de illegale gevelwijziging van een monumentaal pand. Dit kan door de algemeen vrij lage inschatting van het omgevingsrisico voor bijgebouwen in een voorkomend geval hoger in te schalen waardoor een hogere prioritering (urgentie) ontstaat om meer maatwerk keuzes te maken.

    Hiertoe zullen de toezichthouders actiever gebruikmaken van de mogelijkheden in het VTH-beleidsplan door in voorkomende gevallen en na zorgvuldige afweging van belangen ‘aan de knoppen’ te draaien wanneer het gaat om (direct) gevaar of ernstige of langdurige hinder voor de omgeving. Deze methodiek past in de lijn van het VTH-beleidsplan en de Landelijke handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) en zal, alvorens tot actieve handhaving wordt overgegaan altijd worden getoetst (4-ogen principe) met de afdelingsjurist. Afbeelding 4 toont hoe hieraan overzichtelijk invulling kan worden gegeven.

    Afbeelding 4 – maatwerkbeoordeling prioritering in relatie tot omgevingsrisico

    Tenslotte volgt er vanuit het recent vastgestelde beleid voor het toezicht onder de Wkb dat er op gebouwniveau per gebouwtype wordt gekeken naar de risico’s voor de gebruiker van dat gebouw op de onderdelen constructie, brandveiligheid, gebruiksveiligheid, klimaat, duurzaamheid en bruikbaarheid. Op basis van die risico’s wordt de diepgang van de controles bepaald.

    Afbeelding 5 – bepaling diepgang controles gebruikersrisico

    Brandveiligheid

    Het team VTH werkt samen met de Brandweer Midden- en West-Brabant aan het brandveilig gebruik van (zorg)instellingen. In overleg met de brandweer worden de controles uitgevoerd bij (zorg)instellingen, waar het niveau van zelfredzaamheid van de gebruikers laag is en waar de kans op brand en de frequentie van het gebruik een essentieel onderdeel is. De Brandweer Midden –en West-Brabant stelt zelf jaarlijks een basistakenpakket vast. 

     

2.3 Uitvoeringsdoelstellingen

De doelstellingen die in dit uitvoeringsplan worden beschreven, zijn opgesteld op basis van de beleidsdoelstellingen die volgen uit het Beleidsplan VTH 2022-2025. Hierin heeft het college gemotiveerd aangegeven welke doelen en prioriteiten het zichzelf stelt bij de VTH-taken en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren.

Doelstellingen

Naast de primaire doelstelling, het bevorderen van naleving van wet- en regelgeving om een veilige, gezonde en schone fysieke leefomgeving te bereiken, hebben wij nog 8 doelstellingen voor de komende beleidsperiode opgesteld. Deze 8 doelstellingen geven invulling aan onze missie en visie. Om deze doelstellingen SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) te maken, is bij iedere doelstelling aangegeven wat wij daarvoor gaan doen.

 

Doelstelling

Wat gaan wij daarvoor doen?

1.

Het VTH-beleidsplan vormt de basis voor besluitvorming.

  • 1.

    De diepgang van toetsing van aanvragen sluit aan bij de prioriteit

2.

Het VTH-beleidsplan vormt de basis voor professionele vergunningverlening, toezicht en handhaving.

  • 1.

    VTH-medewerkers passen VTH-strategieën correct toe

  • 2.

    Er wordt voldaan aan de VTH-kwaliteitscriteria

3.

Het verkleinen van de kloof tussen beleid en uitvoering.

  • 1.

    Vergunningverleners en toezichthouders:

- Betrekken bij opstellen

beleid

- dragen het beleid zowel

intern als extern uit

4.

Klachten en meldingen worden naar prioriteit afgehandeld. De risicoanalyse bepaalt de prioriteit.

  • 1.

    Klachten en meldingen prioriteren

  • 2.

    Afhandeling op basis van prioriteit

  • 3.

    Capaciteit en middelen inzichtelijk maken

5.

Innovatie, maatwerk en dienstverlening vormen de kern van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

  • 1.

    In gesprek gaan met overtreder, informele aanpak gaat voor procedurele aanpak

  • 2.

    Aanpak gericht op vermindering overlastmeldingen

  • 3.

    meedenken in oplossingen

  • 4.

    klant staat centraal. Ja, mits houding

  • 5.

    snelle vergunningverlening, geen vergunningen van rechtswege verleend

6.

Er is sprake van een goede afstemming tussen vergunningverlening en toezicht/handhaving waarbij de scheiding tussen vergunningverlening en toezicht/handhaving gewaarborgd is.

  • 1.

    Regelmatig VTH-overleg

  • 2.

    Gebiedsgericht werken met afstemming V, T en H

7.

Versterken integrale samenwerking.

  • 1.

    Tijdig betrekken interne en externe partners

  • 2.

    Integrale controles

8.

Borgen van afspraken en processen, zowel intern als extern.

  • 1.

    Opstellen procesbeschrijvingen

  • 2.

    Volledigheid dossiers

  • 3.

    VTH-applicatie

 

3 Borging uitvoering

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk leest u hoe de uitvoering, zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven, wordt geborgd.

3.2 VTH-organisatie

  • 3.2.1

    Kennis, kunde en capaciteit

    • de betreffende eisen op het gebied van minimale kennis, kunde en capaciteit zijn vastgelegd in de Verordening uitvoering en handhaving omgevingsrecht gemeente Steenbergen en deze eisen zijn gebaseerd op de kwaliteitscriteria 2.2.

    • er is geborgd dat er voldaan wordt aan deze eisen

    Om de objectiviteit van de werkzaamheden te borgen, is er binnen de rolverdeling tussen Vergunningen, Toezicht en Handhaving (VTH) een scheiding aangebracht tussen vergunningverlening, toezicht en handhaving. De vergunningverleners zijn niet betrokken bij het toezicht op vergunningen waarvan zij de voorschriften hebben opgesteld. Hiervoor zijn toezichthouders Leefomgeving aangesteld die zich bezighouden met het toezicht op verleende Omgevingsvergunningen, meldingen en toestemmingen. In voorkomende gevallen treden de vergunningverleners bij opleveringscontroles wel op als adviseur van de toezichthouder. De toezichthouders blijven echter als procesverantwoordelijke eindverantwoordelijk voor de oplevering.

    Wanneer er sprake is van het overgaan tot het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang wordt het dossier van de toezichthouder overgedragen aan de juristen van handhaving en vanaf dat moment neemt de toezichthouder de rol van adviseur in.

 

  • 3.2.2

    Personeelsformatie

    In deze paragraaf leest u hoe de personeelsformatie binnen het team VTH is opgebouwd en welke persoon (op functieniveau), welke taak/activiteit uit het uitvoeringsplan uitvoert. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat 1fte gelijk staat aan 1450 productieve uren. Voor wat betreft milieuwerkzaamheden voert de OMWB in 2024 het toezichtprogramma c.q. werkprogramma uit (zie bijlage I).

    Vergunningen

    Benodigde capaciteit vergunningverleners in 2024 is 2,8 fte – 4078 uur) ten behoeve van de afhandeling van de Omgevingsplanactiviteiten en WKB vergunningen en meldingen (volledige kostendekking via leges).

    Vergunningverleners

    Er zijn twee vaste vergunningverleners beide 1 FTE die zich bezig houden met de afhandeling van aanvragen om omgevingsvergunningen en daaraan gekoppelde werkzaamheden zoals het verstrekken van informatie aan inwoners en bedrijven op het gebied van de vergunningverlening. De uren die direct toe te rekenen zijn aan een vergunning worden gedekt vanuit de legesinkomsten.

    - Flexibele schil (inhuur)

    Er is meer capaciteit benodigd voor de afhandeling van de verwachte aanvragen en daarom wordt gewerkt met een flexibele schil (inhuur) die wordt gebruikt voor het deel van de aanvragen die niet door de eigen, vaste formatie, kan worden afgehandeld. Het gaat om 1833 uur. Dekking van de inhuurkosten vindt plaats via de legesinkomsten. Wanneer er minder aanvragen worden ontvangen dan verwacht, wordt minder inhuur gepleegd. Afgelopen jaren is ook gewerkt met een flexibele schil en is de inzet ervan noodzakelijk gebleken. Ook voor 2024 en verder is de prognose dat inzet van de flexibele schil noodzakelijk is.

    Toezicht en Handhaving

    Capaciteit toezichthouders werkzaam voor het team VTH in 2024(2465 uur, deels kostendekking via legesinkomsten)

    • -

      Toezichthouders Leefomgeving

    In de begroting is voorzien in 1,89 FTE aan toezichtcapaciteit voor het fysieke domein op het gebied van de Omgevingswet en de WKB. Er is één vaste toezichthouder, 1 fte en één toezichthouder die ingehuurd is voor 0,66 fte. De inhuur loopt tot 1 mei 2024.  De vaste toezichthouder is een junior toezichthouder die in november 2022 is gestart en waarvan de capaciteit in 2023 nog niet volledig kon worden benut door diens opleidings- en cursustraject. Deze junior heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een zelfstandige medior toezichthouder. De tweede (senior) toezichthouder wordt momenteel ingehuurd voor 24 uur per week. Voor deze positie wordt in 2024 een vacature opengesteld voor een tweede vaste toezichthouder (medior of senior). Ook hier zal rekening gehouden moeten worden met een mogelijk overdrachts- en inwerktraject. In het kader van de planning wordt gezien het voorgaande gerekend met een feitelijke inzet van 1,7 FTE voor 2024 en niet de volledige 1,89 FTE.

    Capaciteit handhavingsjuristen voor het team VTH in 2024 (0,4 fte – 580 uur)

    • -

      Beleidsmedewerker VTH

    De beleidsmedewerker VTH houdt zich nog voor 0,15 fte bezig met de juridische afhandeling van handhavingszaken.

    • -

      Juridisch medewerker Handhaving

    Er is 0,25 fte beschikbaar voor een juridisch medewerker Handhaving. Deze houdt zich bezig met de juridische afhandeling van handhavingszaken.

    Overige capaciteit vergunning gerelateerd voor het team VTH in 2024 (0,7 fte – 1015 uur)

    • -

      Omgevingsregisseur VTH

    Coördinatie vergunningverlening 0.2 fte

    • -

      Juridisch medewerker VTH

    0.5 fte voor juridische ondersteuning voor vergunningverlening met inbegrip van Bezwaar- en beroepsprocedures.

  • 3.2.3

    Vastgelegde werkwijzen

    In het vorige hoofdstuk heeft u kunnen lezen welke activiteiten er voor het jaar 2024 op de agenda staan. In de vorige paragraaf is tevens de personeelsformatie voor het jaar 2024 beschreven, gekoppeld aan de vergunningverlening. Als u de activiteiten koppelt aan de personeelsformatie, ziet u dat er in beginsel voldoende personeelsbezetting is om de beschreven activiteiten uit te kunnen voeren, rekening houdende met de flexibele schil. Dit overzicht geeft echter nog niet concreet aan wie welke activiteit in 2024 op zich neemt. Dit is opgenomen in het teamplan. In dat plan zijn de taken per medewerker opgenomen en gekoppeld aan een tijdsbesteding.

    De voortgang van de afspraken en capaciteitsraming, zoals opgenomen in het teamplan, worden bewaakt door middel van de gesprekkencyclus. Per medewerker vindt er jaarlijks een evaluatie-/beoordelingsgesprek plaats. Tussentijds vinden individuele gesprekken plaats tussen medewerker en coördinator/concernmanager. Verder is er een beleidsagenda welke de planning bevat voor vaststelling van de (beleids)plannen die door de raad dan wel college moeten worden vastgesteld.

    Per planmatige actie wordt er een draaiboek opgesteld, zodat de werkafspraken vastliggen en er een zoveel mogelijk uniforme werkwijze ontstaat. Voorbeelden van planmatige acties zijn bijvoorbeeld controles op brandveiligheid binnen de horeca.

    Naast de sturing op operationeel niveau, vindt er gedurende het jaar ook sturing en afstemming plaats op strategisch niveau. De concernmanager heeft structureel overleg met de betrokken portefeuillehouders. De coördinator van het team VTH heeft eveneens structureel (wekelijks) overleg met de portefeuillehouder VTH om de lopende zaken te bespreken en de afstemming te hebben over de politiek gevoelige dossiers.

    Voor alle primaire processen rondom VTH zijn samen met de medewerkers werkbeschrijvingen opgesteld. Deze werkbeschrijvingen zijn bekend bij alle medewerkers. Nieuwe medewerkers worden ook bekend gemaakt met de werkbeschrijvingen. De actualiteit, opvolging en effectiviteit van alle werkwijzen worden gemonitord middels de interne audits en waar nodig aangepast.

    Nieuwe VTH-applicatie, Centric Leefomgeving (CLO)

    De veranderopgave vanuit de Omgevingswet is een omvangrijke en complexe zaak. Om ons daarin te ondersteunen en te helpen, is Centric Leefomgeving (CLO) ontwikkeld, waarin we in één oogopslag alle werkzaamheden rondom deze wet, inzichtelijk hebben en beheren. Denk aan visies, plannen voor toepasbare regels en de procesafhandeling rondom vergunningverleningen, mobiel toezicht en handhaving. Vanaf 1 januari 2024 is CLO in gebruik genomen.

  • 3.2.4

    Klachten en Meldingen

    De klachten en meldingen worden sinds 1 november 2023 geregistreerd in een nieuw geautomatiseerd systeem, namelijk BinnenBeter. De BuitenBeter app, waarmee inwoners gemakkelijk alles kunnen melden wat er in hun leefomgeving gebeurd, is hierin geïntegreerd.

    De toezichthouders Leefomgeving behandelen klachten en meldingen die voor het team VTH binnenkomen. Als meldingen door meerdere instanties integraal moeten worden behandeld, zorgt een toezichthouder Leefomgeving voor de coördinatie. Het gaat hierbij primair om de klachten en meldingen gericht op het fysieke domein. Algemene APV klachten en meldingen lopen via de boa’s van het team Veiligheid.

3.3 Beleid- en begrotingscyclus

De gemeente kent een jaarlijkse beleid- en begrotingscyclus, waarvoor het collegeprogramma en de teamplannen leidend zijn. Jaarlijks wordt aan de raad, ten behoeve van de begrotingsbehandeling, een voorstel gebracht, gebaseerd op het collegeprogramma en de teamplannen. Met het vaststellen van de begroting worden de middelen voor de uitvoering van de activiteiten en taken die vermeld staan in dit uitvoeringsprogramma gewaarborgd. Gedurende het jaar wordt de raad gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering van de doelen en daarmee gepaard gaande middelen van zowel het eigen uitvoeringsprogramma, als van dat van de OMWB. De OMWB levert hiervoor een tussenrapportage aan, op basis waarvan beoordeeld kan worden of de gestelde doelen bereikt worden. Financiële en personele middelen worden zo nodig aangevuld.

Tot slot rapporteert het college jaarlijks, middels het evaluatieverslag, over de in het VTH-beleidsplan en uitvoeringsprogramma gestelde doelen. Ook het uitvoeringsprogramma wordt openbaar gemaakt (via de openbare besluitenlijst van het college). Alle VTH-documenten worden ter informatie aangeboden aan de gemeenteraad en de Provincie.

3.4 Borging beschikbaarheid samenwerkingspartners

Een juiste afstemming met interne en externe partners is essentieel om het VTH-beleidsplan goed uit te kunnen voeren. Om die reden is ook voor de totstandkoming van dit uitvoeringsprogramma afstemming gezocht met diverse partners. Bij afstemming met interne partners kunt u denken aan team Veiligheid. Bij afstemming met externe partners kunt u denken aan de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) en de Veiligheidsregio (brandweer).

Voor 2024 zijn in ieder geval de volgende specifieke afspraken gemaakt:

  • -

    Er vindt wekelijks een VTH-overleg plaats;

  • -

    er vindt wekelijks overleg met de bestuurders plaats;

  • -

    Met de OMWB vinden verschillende structurele overleggen plaats.

  • -

    Met de brandweer zijn voor 2024 ook afspraken gemaakt voor de controles op de zorginstellingen;

  • -

    Voorzover van toepassing worden projecten ter beoordeling voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Deze commissie adviseert het college van burgemeester  en wethouders of bouwplannen voldoen aan redelijke eisen van welstand;

  • -

    Afhankelijk van de impact van het ontwerp adviseert de Rijksdienst Cultureel  Erfgoed (RCE) over het behoud van het cultureel erfgoed;

  • -

    Bij ruimtelijke afwegingen die vallen onder de uitgebreide procedure dient afstemming gezocht te worden met de Provincie Noord-Brabant;

  • -

    Bij ruimtelijke afwegingen die vallen onder de uitgebreide procedure en die van invloed zijn op het oppervlaktewater of de wijze hoe omgegaan wordt met de afvoer naar het oppervlaktewater dient afstemming gezocht te worden met het Waterschap Brabantse Delta

Van de hierboven genoemde overleggen wordt op hoofdlijnen een verslag gemaakt. Naar aanleiding van de afspraken gemaakt in deze overleggen, kan bijstelling van het uitvoeringsprogramma noodzakelijk zijn. Als dit in 2024 mocht spelen zal er een nieuwe versie van het uitvoeringsprogramma worden vastgesteld. Dit wordt inzichtelijk gemaakt door de versie aan te geven op het voorblad van het uitvoeringsprogramma.

3.5 Bereikbaarheid buiten kantooruren

De gemeente Steenbergen kent een crisisorganisatie. De crisisorganisatie wordt door de medewerker van Veiligheid georganiseerd. Deze medewerker draait ook AOV-piket en OvD-bz-piket. (AOV = Ambtenaar Openbare Veiligheid en OvD-bz = Officier van Dienst bevolkingszorg). Een aantal medewerkers draait piketdiensten om telefonisch bereikbaar te zijn voor meldingen vanuit dit AOV-piket.

Calamiteiten of spoedmeldingen dienen telefonisch te worden gemeld. Het algemene nummer van de gemeente is buiten kantoortijden doorgeschakeld naar de dienstdoende opzichter van de Buitendienst. Afhankelijk van het soort melding schakelt de dienstdoende opzichter de juiste personen in.

Milieuklachten kunnen buiten kantooruren worden gemeld bij de klachtenlijn van de OMWB.

Bijlage 1 OMWB WERKPROGRAMMA 2024

 

Gemeente Steenbergen December 2023

1. Inleiding

Voor u ligt het werkprogramma (WP) 2024 van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) voor uw gemeente. Het jaar 2024 wordt een bijzonder jaar, gezien de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024. Het is nog niet duidelijk hoe de nieuwe wet exact aangrijpt op alle producten en diensten in ons werkprogramma. Deze versie is tot stand gekomen na het eerste overleg met u in de eerste helft van dit jaar naar aanleiding van het eerste concept WP 2024 wat u is toegestuurd. In de basis bestaat het WP 2024 uit dezelfde producten en diensten als het WP 2023. In dit eerste concept zullen we niet uitgebreid ingaan op de al bekende producten. Via Power BI is de PDC beschikbaar waar u op detail kan inzien welke producten er onder welk taakveld vallen. In dit document beschrijven we thema’s en activiteiten die specifiek zijn voor het WP 2024. In hoofdstuk drie vindt u ons advies voor uw gemeente van het WP 2024 verdeeld over programma 1, 2 en 3. Voor het WP 2024 moeten we samen op zoek de optimale inzet van de financiële middelen binnen de afgesproken kaders (MWB-norm en afgesproken LPF-en) en de ontwikkelingen die op ons afkomen. De relatiemanager en senior-adviseur PPR zullen contact met u opnemen om dit concept door te spreken, waarna het omgezet kan worden in een definitief werkprogramma voor 2024.

2. Uitwerking thema’s en activiteiten 2024

2.1 Omgevingswet

Op 1 januari 2024 wordt de Omgevingswet van kracht. De OMWB bereidt zich maximaal voor op de komst van deze nieuwe wet, de implementatie gaat de komende jaren nog door. De Omgevingswet vraagt om een integrale aanpak. Om dit te realiseren is samenwerking in de regio tussen de gemeenten, provincie en diverse ketenpartners (Waterschap, Veiligheidsraad, Gemeentelijke Gezondsheidsdienst en OMWB) noodzakelijk. Deze samenwerking is nog niet optimaal en vraagt ook de komende jaren nog aandacht.

Het belang van de OMWB is dat de beschikbare data die de OMWB beheert wordt betrokken bij het opstellen van de omgevingsdocumenten en dat de opgestelde omgevingsdocumenten handhaafbaar zijn. De OMWB neemt de leidende rol door standaardteksten op te stellen voor de minimale inzet qua financiën. Zo is het voor de toezichthouders eenvoudiger en efficiënter om toezicht te houden. Maatwerk leidt tot een hogere ureninzet per controle.

De OMWB verwacht in het laatste kwartaal een toename van het aantal aanvragen voor een omgevingsvergunning (milieu). Overeenkomstig met de implementatie destijds van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo), worden in de laatste maanden in de aanloop naar nieuwe wetgeving over het algemeen meer aanvragen ingediend. Hiervoor zijn twee redenen aan te wijzen. Op de eerste plaats weten de bedrijven met de Wabo waar men aan toe is. Geen verrassingen vanwege nieuwe wetgeving. Op de tweede plaats biedt de Omgevingswet de mogelijkheid om milieuleges te heffen.

2.2 Overdracht bodem taken

2.2.1 Inhoudelijke ontwikkelingen

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 verschuift het bevoegd gezag voor bodem en ondergrond voor een groot deel van provincie naar gemeenten. Gemeenten zijn dan primair beheerder van de bodemkwaliteit voor hun grondgebied. Door deze overdracht komen alle basistaken voor de bodem(sanering) onder het bevoegd gezag van de gemeente.

Voor de grondwaterkwaliteit wordt de provincie bevoegd gezag. Dat betekent dat vanuit de huidige bevoegd gezag gemeenten, in de OMWB-regio de gemeenten Tilburg en Breda, de grondwatertaken overgaan van gemeente naar de provincie. Het betreft de verantwoordelijkheid voor de grondwaterkwaliteit. Daarnaast blijven de provincie en de gemeenten Tilburg en Breda verantwoordelijk voor de locaties die onder het overgangsrecht vallen. Dit zijn onder meer spoedlocaties en lopende saneringen.

Het landelijke beleid voor bodembeheer blijft op hoofdlijnen hetzelfde. Het Rijk stelt afhankelijk van het bodemgebruik omgevingswaarden vast. Binnen deze waarden krijgen gemeenten wel bestuurlijke afwegingsruimte of bijvoorbeeld nog sanering nodig is afhankelijk van het bodemgebruik, of wanneer een bodemonderzoek vereist is bij bouwen en bestemmen. De vertaling van deze afwegingsruimte dient in het Omgevingsplan plaats te vinden.

Samen met de provincie, een aantal gemeenten en de Omgevingsdienst Zuid-Oost Brabant en Omgevingsdienst Brabant-Noord heeft de OMWB een transitiedocument opgesteld over de overdracht van de bodemtaken (Brabant brede projectgroep transitie bodemtaken naar Omgevingswet). In dit document zijn de procesmatige en financiële gevolgen onderverdeeld naar basis- en verzoektaken die per regio en gemeente inzichtelijk worden gemaakt (Uitvoeringskader).

Rijk, Inter Provinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen zijn in overleg over afspraken voor bodem en ondergrond voor de periode 2023 – 2030. Gemeenten ontvangen geen gelabelde middelen van het Rijk en moeten de uitvoering van de bodemtaken met ‘eigen’ middelen financieren. Er zijn ook geen provinciale gelden beschikbaar voor de uitvoering van de gemeentelijke bodemtaken.

Wij vragen uw aandacht voor de benodigde financiën voor het uitvoeren van de nieuwe bodemtaken. Om enige houvast te kunnen geven is in de onderstaande paragraaf een inschatting (ordegrootte) gegeven van de benodigde financiën per gemeente. Bij de schatting van het benodigde budget voor de nieuwe bodemtaken is uitgegaan van:

  • het aantal meldingen voor vergelijkbare bodemtaken dat de afgelopen 4 jaar per gemeente, in opdracht van de provincie, is afgehandeld;

  • het ‘Verantwoord uitvoeringsniveau’ van afhandeling en toezicht van de nieuwe bodemtaken, zoals uitgewerkt door de Brabant brede projectgroep;

  • een percentage van 20% van het toezichtsbudget voor de inzet van repressieve handhaving.

Er is nog geen schatting gemaakt voor de afhandeling en toezicht voor de gemeenten op de omgevingswet. Dit omdat de gemeenten nog maatwerkregels moet opstellen. Uniformiteit in omschrijvingen bij alle deelnemers maakt het voor de OMWB efficiënter om dit te leveren, dit resulteert in lagere kengetallen.

De gemaakte inschatting heeft enkel tot doel een beeld te vormen van de hoogte van de benodigde financiën gebaseerd op het huidige bodembudget en de in 2024 geldende uurtarieven. Hieraan kunnen vanzelfsprekend geen rechten ontleend worden. Vanaf 2024 willen wij de gemaakte inschatting evalueren aan de hand van de werkelijke aantallen van de milieubelastende activiteiten en zo komen tot een betere inschatting van de benodigde middelen.

2.2.2 Wat betekent dit voor het WP 2024?

Hieronder volgt de inschatting van het benodigde budget voor de bodemtaken uitgaande van ingang van de Omgevingswet per 1 januari 2024.

De overdracht van de bodemtaken is als algemene budgetpost opgenomen in dit werkprogramma. De OMWB is momenteel nog bezig met de nieuwe Producten en Diensten Catalogus (PDC) en deze bepaalt mede waar welk product qua budget gaat landen. Het is dan ook niet nodig om bij P1 NIG Bodem Wbb nu al apart budget op te nemen (zie paragraaf 3.5). We zullen aan de hand van de PDC het benodigde totaalbudget voor de overdracht van deze taken zoveel als mogelijk in uw definitieve werkprogramma gaan verwerken onder de juiste taakvelden.

2.3 Energie

2023 stond in het teken van veel wijzigingen in de wet- en regelgeving over energiebesparing bij bedrijven. Per 1 juli 2023 is het toezicht op en de handhaving van de energiebesparingsplicht voor bedrijven toegevoegd aan het basistakenpakket van de Omgevingsdiensten. Ook is de energiebesparingsplicht aangescherpt en is de onderzoeksplicht voor zeer grote energiegebruikers in werking getreden. Tevens is de doelgroep van de regelgeving uitgebreid met de zogeheten Emission Trade System (ETS)-bedrijven, de vergunningplichtige bedrijven en de glastuinbouwbedrijven. Er is een nieuwe Erkende Maatregellijst beschikbaar en bedrijven moesten voor 1 december 2023 voor de tweede keer voldoen aan de informatieplicht energiebesparing. Zeer grote verbruikers moesten voor 1 december 2023 een energieonderzoeksrapportage aanleveren die door de OMWB wordt beoordeeld. Ook is per 1 januari 2023 de energielabel C-verplichting voor kantoren in werking getreden. De meeste gemeenten hebben ons opgedragen om het toezicht op deze verplichting uit te voeren.

Verder zijn we betrokken bij de maatwerkafspraken over verduurzaming die het Rijk maakt met de twintig grootste energiegebruikers in Nederland en bij de ontwikkelingen rond waterstof. Alle wijzigingen en ontwikkelingen zorgen voor een forse taakverzwaring van de OMWB. Om de gewijzigde wet- en regelgeving te implementeren, werken we intensief samen met andere omgevingsdiensten zowel op provinciaal als landelijk niveau.

Om het energietoezicht te intensiveren ontvangt de OMWB voor de periode 2022-2026 4,5 miljoen euro rechtstreeks van het Rijk. Voorwaarde is dat het budget dat door gemeenten en provincie voor deze taken in de werkprogramma’s wordt ingebracht niet afneemt. Met dit budget is en wordt de energietoezichtcapaciteit verder uitgebreid.

2.4 Circulaire economie

Een circulaire economie is gericht op het optimaal inzetten en hergebruiken van grondstoffen in de verschillende schakels van de productieketen: van de winning van grondstoffen tot consumptie. Grondstoffen dreigen schaars te worden door een groeiende bevolking en toenemende welvaart in de wereld.

Hierdoor wordt het steeds belangrijker om de beschikbare grondstoffen zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Het hergebruiken van secundaire grondstoffen wordt bemoeilijkt door de huidige afvalwetgeving. Zonder aanpassingen van wetgeving, (regionaal) beleid en pilots komt circulariteit onder druk te staan.

De OMWB volgt de ontwikkelingen rond circulaire economie nauwlettend en zet waar nodig haar kennis hierover in.

In 2024 heeft dit de volgende impact voor de OMWB:

  • Het volgen en vertalen van ontwikkelingen rondom circulaire economie en hier zo nodig de eigenaren over adviseren en invulling geven richting bedrijven.

  • Waar mogelijk hergebruik van secundaire grondstoffen en duurzame inzet van grondstoffen stimuleren.

2.5 Schone Lucht Akkoord

Met betrekking tot het ‘Schone Lucht Akkoord’ in relatie tot de provinciale inzet speelt er een aantal zaken. Zo is er sprake van intensivering/uitbreiding van het provinciale meetnet luchtkwaliteit met betrekking tot stikstof en fijnstof. Ook vindt extra onderzoek plaats naar luchtkwaliteit bij ‘hot-spots’. Dit betreft de luchtkwaliteit in belaste gebieden waarbij ook ammoniak en benzeen betrokken is. De OMWB breidt in overleg met de provincie luchtkwaliteitsmetingen/locaties uit richting de meer belaste gebieden. U kunt zich vrijwillig inschrijven bij het Rijk voor deze luchtkwaliteitsmonitoring.

De leemte in het wettelijk kader (en bruidsschat) voor het geurbeleid (definiëren en sturen op aanvaardbare hinderniveaus in leefomgeving) op de beleidsthema’s industriële geurhinder, overlast particuliere houtstook en horeca-geuren, zet gemeentes mogelijk voor problemen. De OMWB gaat een trekkende en adviserende rol in nemen.

2.6 Overige Aandachtsgebieden in 2024

2.6.1 Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) stoffen

Voor ZZS geldt een zogenaamde minimalisatieverplichting. Het doel van deze minimalisatieverplichting is om de ZZS uit de leefomgeving te weren of op een zo laag mogelijk niveau te brengen. De minimalisatieverplichting is alleen van toepassing op de emissies van ZZS naar lucht van vergunningplichtige bedrijven (type C). Voor de type A en type B bedrijven gelden voor deze bedrijven de voorschriften uit de Omgevingswet. Dit geeft niet altijd een oplossing want ook bij deze typen bedrijven kunnen namelijk relevante emissies van ZZS vrijkomen. In dat geval bekijkt het bevoegd gezag van geval tot geval welke eisen en maatregelen nodig zijn. Naast emissies naar de lucht kunnen er ook emissies van ZZS plaatsvinden naar het water, bodem en afval. Gezien de hiervoor genoemde gevaren voor het milieu en de gezondheid is het daarom ook belangrijk om hierin inzicht te krijgen. Voor afvalstoffen is het belangrijk om te voorkomen dat ZZS opnieuw in de keten terecht komen vanwege het circulair maken van de economie. Met de komst van de Omgevingswet komen er juridische mogelijkheden om naar water, bodem en afval te gaan kijken.

Er is nog een andere groep stoffen die als potentiële ZZS ((p)ZZS) worden aangeduid, hierbij bestaat het vermoeden dat ze als ZZS gecategoriseerd moeten worden maar er lopen dan nog nadere onderzoeken om dit te bevestigen. Het beleid van provincie Noord-Brabant is inmiddels om (p)ZZS te behandelen als ZZS.

ZZS en (p)ZZS inventariseren met project De inventarisatie begon met een eerste inschatting welke vergunningplichtige bedrijven relevant kunnen zijn om nader te bezien. De daadwerkelijke inventarisaties volgen daarna.

Na afronding van het project ontvangt u een rapportage over het verloop van het project en een algemeen advies over de constateringen, met hierbij ook als bijlagen lijsten met de aanwezige ZZS en (p)ZZS per vergunningplichtig bedrijf binnen uw gemeente.

2.6.2 Stikstof

Vergunningverlening

Door een GS-besluit uit november 2022 ligt de vergunningverlening voor aanvragen met stikstofeffecten op Natura 2000-gebieden voorlopig stil. Deze ligt stil totdat de benodigde aanvullende maatregelen geborgd en de effecten ervan voldoende zeker zijn. Projecten waar geen sprake is van (een toename van) stikstofdepositie op de betreffende Natura 2000-gebieden kunnen wel worden uitgevoerd. Het GS-besluit heeft gevolgen voor aanvragen uit onder andere de industrie, ruimtelijke ordening en bouw, maar ook zeker voor de agrarische vergunningverlening. Bij iedere vergunningprocedure dient beoordeeld te worden of hiervoor ook een natuurtoestemming nodig is, voornamelijk voor aanvragen waarbij emissiearme stalsystemen zijn betrokken. Gezien de ontwikkelingen hadden we voor de agrarische vergunningverlening een stagnatie verwacht in het 8 aantal aanvragen. In de praktijk blijkt dit echter mee te vallen. Er worden iets minder nieuwe procedures ingediend, maar meldingen, intrekkingen en OBM’s (Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets) blijven gewoon in dezelfde hoeveelheden binnenkomen. Dit verwachten wij ook voor 2024. Daarnaast overleggen we veel met initiatiefnemers/adviseurs over de mogelijkheden die er wél zijn. We verwachten ook voor 2024 veel procedures waarbij de Wnb-aanvraag (Wet natuurbescherming) losgekoppeld wordt van de gehele aanvraag.

Er zijn handelingsperspectieven opgesteld voor zowel agrarisch en industriële vergunningverlening voor intern gebruik bij omgevingsdiensten. Het doel hiervan is enerzijds om medewerkers inzicht te geven in de problematiek en de beoordelingsruimte die zij hebben. Maar vooral ook om zoveel mogelijk uniformiteit te creëren tussen de beoordelingen van stikstofonderzoek bij de Brabantse omgevingsdiensten in het licht van de elkaar snel opvolgende wijzigingen in de stikstofregelgeving.

Advisering

Naast stikstofadvisering rondom de VTH-taken ziet de OMWB de afgelopen jaren een toenemende vraag in stikstofadvies voor bouw en ruimtelijke ordening (RO) op de zogenaamde verzoektaken. Bij ruimtelijke plannen en het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, hebben gemeentes immers de plicht om af te wegen of er significante (stikstof)effecten kunnen optreden op Natura 2000-gebieden.

De complexiteit van het dossier door jurisprudentie, steeds wijzigende beleidslijnen en het feit dat stikstof vaak wordt aangehaald in bezwaar- en beroepsprocedures, maken dat het voor gemeenten prettig gevonden wordt om een sparringspartner te hebben. Een aantal gemeentes maken daarnaast gebruik van het aanbod van de OMWB om een gemeentebreed stikstofonderzoek voor woningbouw uit te voeren. Dit gemeentebreed stikstofonderzoek vergemakkelijkt het proces om vroegtijdig de afweging rondom significante effecten bij woningbouw te kunnen maken en leidt ertoe dat initiatiefnemers niet onnodig om stikstofonderzoeken worden gevraagd. De OMWB denkt hierin dus ook oplossingsgericht met gemeentes mee om ze te ontzorgen.

Per 1 januari 2024 wordt een specificatie voor stikstof toegevoegd aan de productencatalogus. Het gaat om de specificatie ‘Stikstof/Aerius’ dat valt in werkprogramma P2 (onder taakveld Advies luchtkwaliteit en geur). Reden hiervoor is dat de individuele stikstofvragen gerelateerd aan bouw of RO werden ingeboekt via het Portaal/Mijn OMWB op diverse taakvelden, waardoor vertroebeling ontstaat in de financiële overzichten. Door hier één speerpunt/taakveld/producttype van te maken, is er meer duidelijkheid voor onze deelnemers en kunnen wij de uitputting beter monitoren, hetgeen belangrijk is voor het organiseren van voldoende capaciteit.

2.6.3 Milieuklachten

De OMWB voert de klachtenregeling uit voor de deelnemers. Dit betekent dat de OMWB voorziet in de 24/7 ontvangst en registratie van klachten, reguliere bedrijfsmeldingen en meldingen ongewone voorvallen uit het werkgebied en zonodig de direct noodzakelijke opvolging geven aan deze klachten en meldingen.

De afgelopen jaren zijn ongeveer 8.500 klachten en meldingen per jaar ontvangen. Hieronder een overzicht van de aantallen vanaf 2017 tot en met oktober 2023.

De OMWB gaat werken met een nieuw systeem voor de registratie van milieuklachten en milieumeldingen. Hiervoor is een aanbesteding doorlopen samen met de twee andere Brabantse omgevingsdiensten en RUD Zeeland. De opdracht is gegund aan de firma Solid Digital. De live-gang is gepland voor 15 november 2023.

Naast het klachtensysteem wordt de website www.milieuklachtencentrale.nl vernieuwd. De ‘landingspagina’ hiervan is per 1 november live gegaan. Hierna zal de website (verder) worden gevuld met informatie over klachten en een actualiteitenpagina.

2.7 Toezicht 2024

De invoering van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging hebben gevolgen voor de manier waarop de OMWB haar taken ten aanzien van toezicht uitvoert. De afwegingsruimte wordt groter; doelvoorschriften krijgen de voorkeur boven middelvoorschriften. De verwachting is dat de noodzakelijke competenties van toezichthouders onder de Omgevingswet veranderd naar meer communicatief en procesgericht.

Voor al onze gemeenten voeren we milieutoezicht uit bij bedrijven. Het toezichtprogramma, onderdeel van het werkprogramma, is daarin leidend. Preventief toezicht op milieubelastende activiteiten in de leefomgeving verkleint de kans op ongevallen, incidenten of zelfs rampen aanzienlijk.

De OMWB is bezig met het afronden van het nieuwe Gemeenschappelijke UitvoeringsKader (GUK). Dit beschrijft de algemene uitgangspunten en de strategieën die door de OMWB worden gehanteerd bij de uitvoering van de VTH-milieutaak (vergunningverlening, toezicht en handhaving op milieugebied) voor de gemeenten in de regio Midden- en West-Brabant. Risicogericht werken en programmeren is hierbij het centrale uitgangspunt. Een onderdeel van het nieuwe GUK is de risicoanalyse. In deze analyse zijn de risico’s in beeld gebracht die voortkomen uit bepaalde activiteiten. Deze activiteiten zijn onderverdeeld in herkenbare branches die Omgevingswet-proof zijn. De nieuwe VTH-strategieën en programmering systematiek worden voor een belangrijk deel gebaseerd op de uitkomsten van deze risicoanalyse. Deze systematiek wordt vooruitlopend al toegepast in het vormgeven van het werkprogramma 2024. De OMWB kiest voor de implementatie van haar nieuwe GUK voor een ‘soft overgang’ waarbij ontwikkeling in kleine stappen centraal staat. Ook de uitkomsten van het Interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) kunnen hierin nog effect hebben (m.n. de verwachte uitwerking van een landelijk uniform uitvoerings- en handhavingsbeleid en de implementatie van een regionale financieringsmethodiek voor het basistakenpakket).

Vanaf 2024 starten we met een nieuwe programmeringssystematiek. Deze systematiek beschrijft de manier waarop de OMWB haar preventieve toezicht vormgeeft voor de circa 8.000 basistaakbedrijven in haar gebied. Uitgangspunt daarbij is om risicogericht toezicht, omgevingsbewust uit te voeren op een zo efficiënt en effectief mogelijke manier. Dit houdt in dat we inzetten op de bedrijven en branches waar de kans op een overtreding het grootst is en waar de effecten van niet naleving op de omgeving de grootste impact hebben. Dit doen we met een mix van de meest geschikte interventies en instrumenten. Met de programmeringssystematiek maken we de uitvoering van toezicht eenduidig en transparant in de keuzes en resultaten voor zowel de gemeenten als voor de burgers en bedrijven in onze omgeving.

De programmeringssystematiek bestaat uit drie hoofdonderdelen:

  • De meest belangrijke bedrijven in termen van risico’s en emissies (Risicorelevante bedrijven (RRB), IPPC-bedrijven en veehouderijen);

  • De programmatische brancheaanpak;

  • De reguliere aanpak.

Meest risicovolle branches

In 2024 starten we met de ontwikkeling van de nieuwe aanpak voor de meest risicovolle branches (Risicorelevante bedrijven (RRB), IPPC-bedrijven en veehouderijen). Dit met als doel om vanaf 2025 in lijn van het nieuwe GUK te werken.

Programmatische brancheaanpak

Voor de branches die in de risicoanalyse een groot en zeer groot risico scoren wordt de reguliere brancheaanpak toegepast. Hiervoor worden brancheplannen opgesteld voor vier jaar en gefaseerd ingevoerd, in het GUK is hiervoor een planning opgenomen. In de brancheplannen wordt bepaald op welke milieuthema’s wordt ingezet en welke instrumenten en interventies worden toegepast om de opgenomen doelstellingen te realiseren.

Reguliere aanpak

Bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma voor de reguliere aanpak wordt de risicoanalyse als hulpmiddel gebruikt. Op basis van deze prioriteitscore, in combinatie met de voorgestelde frequentie vanuit de MWB-norm en de data van de laatste controle, stelt de OMWB een concept uitvoeringsprogramma op. Dit programma wordt jaarlijks door de operationeel verbinder toezicht met de gemeente besproken en vastgesteld.

Branches 2024

 

  • Risico Relevante Bedrijven (RRB)

  • Integrated Pollution Prevention Control (IPPC) / Richtlijn Industriële Emissie (RIE)

  • Veehouderijen

  • Afval

  • Glastuinbouw

  • Vuurwerk

  • LPG-tankstations

2.8 NIG taken

2.8.1 Ketenaanpak

De ketenaanpak die zich richt op grensoverschrijdende milieuproblematiek op de thema’s bodem, asbest en afval wordt verder geprofessionaliseerd. Dit doen wij door de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen op het gebied van informatie-uitwisseling tussen handhaving- en ketenpartners te intensiveren en door de projectmatige invulling van het programma Ketenaanpak verder te vormen naar de verkregen inzichten uit het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021.

We worden slagvaardiger in het blootleggen van non-compliance bij bedrijven door het instrument ‘Diepgaand administratief toezicht’ (DAT) deel uit te laten maken van het VTH-instrumentarium op basis van een strategisch kader en uitvoeringskader. Daarnaast borgen wij een effectievere interventie door in een dergelijke aanpak vroegtijdig af te stemmen met handhavingspartners.

Tot slot werken we in 2024 verder aan een Brabantbrede ketenaanpak door de werkprogramma’s van de OMWB, ODZOB en ODBN te harmoniseren en gezamenlijk projectteams te vormen die knelpunten in de keten weten op te lossen. Er wordt hiervoor in 2024 een programma opgesteld dat collectief wordt uitgevoerd. Op het moment dat het een bedrijf betreft in uw gemeente drukt dit op het ad hoc deel van het toezichtsbudget.

2.8.2 Verklaring Van Geen Bedenkingen natuur en toezicht

Gemeenten hebben de bevoegdheid om toezicht te houden op de Verklaring van Geen Bedenkingen (VVGB’s) natuur.

In het kader van de Omgevingswet verandert er een en ander gezien de dubbele handhavingsbevoegd voor het houden van toezicht en handhaving bij instemmingsverzoeken. Onder de Omgevingswet is opgenomen dat beide bevoegde gezagen zowel toezicht als handhaving mogen uitvoeren en dat zij dit onderling moeten afstemmen.

Dit kan nogal wat betekenen voor het uitvoeren van controles onder de omgevingswet. Het beste qua werkwijze voor de hele provincie met al haar gemeenten is dat dit een uniforme afspraak wordt tussen de provincie en alle gemeenten.

Momenteel hebben wij de provincie verzocht om hier zo spoedig als mogelijk afspraken over te maken, zodat duidelijk is wie er vanaf 2024 dit toezicht op zich gaat nemen qua inhoud en financiën.

3. Werkprogramma 2024

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden voor programma 1,2 en 3 de financiële prognoses voor het WP 2024 gegeven. De geraamde benodigde bedragen per taakveld zijn in de loop van het jaar bepaald, gebaseerd op de realisatie van de afgelopen jaren en uw ambities.

Als laatste hebben we rekening gehouden met uw wensen die u naar aanleiding van de begroting 2024 en de bespreking van het werkprogramma aan ons hebt doorgegeven.

3.2 Programma 1

In de onderstaande tabel vindt u de opbouw van de verschillende taakvelden van Programma 1. In de kolommen vindt u de MWB-norm 2024 en het afgesproken definitieve budget voor 2024.

3.2.1 Vergunningverlening grijs (basis)

De OMWB blijft, overeenkomstig de lopende afspraken, de werkzaamheden voor vergunningverlening milieu uitvoeren voor zowel de basis- als niet-basistaken.

3.2.2 Toezicht grijs (basis)

Het toezichtprogramma is gebaseerd op de gemeenschappelijk vastgestelde uitgangspunten rondom programmeren. Dit betekent dat toezicht zoveel mogelijk risicogestuurd wordt geprogrammeerd en uitgevoerd. Voor een aantal thema's is een regionale aanpak afgesproken.

Lokale prioriteiten

Het gaat hier om de vrije ruimte die uw gemeente heeft om invulling te geven aan de uitvoering van toezichttaken. De controlefrequenties uit de MWB-norm vormen hier het uitgangspunt.

Ad hoc

In overleg met u houdt de OMWB een gedeelte van het toezichtbudget vrij voor ad hoc controles. Dit zijn vaak controles naar aanleiding van een bijzondere situatie die gedurende het jaar bij een inrichting ontstaat. In uw gemeente volgen ook vaak extra controles uit klachten. Ook toezicht op ondergrondse tanks is in dit ad hoc budget opgenomen. Reiniging en verwijdering van deze tanks is niet planbaar. Als hierbij een bodemverontreiniging gesaneerd wordt zal een toezichthouder hierop toezien. Deze kosten komen ten laste van het budget toezicht bodem Wbb.

3.2.3 Hercontroles grijs (basis)

In de MWB-norm is vastgelegd dat er op het toezichtbudget een opslag van 28,6% voor hercontroles nodig is.

3.2.4 Repressieve handhaving

Hieronder vallen de producten en activiteiten die worden geleverd in het kader van bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving op alle taakvelden waarop de OMWB voor u werkzaamheden uitvoert. Het budget is een inschatting gebaseerd op de ervaringscijfers van de afgelopen drie jaar.

3.2.5 Bezwaar en beroep

De OMWB levert in het kader van bezwaar- en beroepszaken de benodigde en gewenste ondersteuning.

3.2.6 Klachten en bedrijfsmeldingen

De OMWB handelt klachten af voor zowel basistaak- als niet-basistaakbedrijven. Over de werkwijze zijn regionale afspraken gemaakt. Het budget is gebaseerd op de ervaringscijfers van de afgelopen drie jaar.

3.2.7 Niet Inrichting Gebonden (NIG)

Asbest

Naast de bekende werkzaamheden zoals beoordelen sloopmeldingen, veldtoezicht, administratief toezicht, ketengericht milieutoezicht en verzoektaken gaan wij net als in 2023 uitvoering geven aan de nieuwere producten vrije veldtoezicht en niet uitgevoerde saneringen. Uit onze data blijkt dat het naleefpercentage van bedrijfsmatig gemelde asbestsaneringen een aantal jaar boven de 95% zit.

Toezicht Bodem Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

Voor toezicht op het Bbk is in het verleden een level playing field afgesproken, de taken worden vanaf 1 januari 2024 opgenomen onder de Omgevingswet. De OMWB behandelt de meldingen en houdt toezicht. In het level playing field wordt voor uw gemeente uitgegaan van gemiddeld 30 meldingen en tien controles per jaar. Een deel van deze controles wordt ingevuld via vrije veldtoezicht. Het budget is gebaseerd op de ervaringscijfers van de afgelopen jaren met als minimale inzet de MWB-norm.

Echter met de komst van de Omgevingswet gaat er voor deze werkzaamheden een en ander wijzigen. Met name de informatieplicht voor graven en graafmeldingen is nieuw. Hierbij is soms ook een overlap met meldingen voor het toepassen van grond. Wat hiervan de impact specifiek voor uw gemeente is is nog onduidelijk. Dit zal in 2024 door de OMWB gemonitord worden. Tevens is de OMWB bezig om het proces voor het behandelen van deze graafmeldingen zo effectief en efficiënt mogelijk in te richten.

Toezicht gesloten Bodemenergiesystemen (gBes)

Toezicht bij gesloten bodemenergiesystemen op het aanleggen en gebruik van deze systemen.

Ketengericht milieutoezicht (KMT)

Het Ketengericht Milieutoezicht wordt uitgevoerd conform een jaarlijks vastgesteld programma.

Mobiel breken

Het Besluit mobiel breken Bouw- en Sloopafval stelt regels voor het mogen breken van BSA op de slooplocatie met een mobiel puinbreker. Van 2018 tot en met 2020 is onder het taakveld Ketengericht milieutoezicht het project Besluit mobiel breken Bouw- en Sloopafval uitgevoerd. Het project is opgeleverd en de uitvoering van het preventieve reguliere toezicht is in 2021 overgegaan van het taakveld NIG - ketengericht milieutoezicht naar het taakveld NIG – Mobiel breken.

Het toezicht op mobiel breken installaties is een basistaak voor de OMWB. Alle meldingen worden beoordeeld. Ook wordt er voor iedere locatie een voorcontrole uitgevoerd op de slooplocatie om te zien of het bouw- en sloopafval overeenkomt met wat er op de locatie gesloopt wordt. Tijdens het breekproces zelf wordt er risicogericht een controle uitgevoerd waarbij met name wordt gekeken naar het bedrijf dat breekt en de locatie waar wordt gebroken. Nadat het werk klaar is zal na verloop van tijd een (administratieve) nacontrole plaatsvinden om te zien of het granulaat is toegepast of afgevoerd en of de locatie netjes is achtergelaten.

3.2.8 Energie

Het P1-budget Energie wordt ingezet voor het informatie gestuurde toezicht op de naleving van de energiebesparingsplicht en de informatieplicht energiebesparing. Tevens wordt toegezien op de tijdige indiening van de verplichte onderzoeksrappportages en worden deze rapportages beoordeeld. Om deze taken verder te intensiveren wordt tevens aanvullend Specifieke Uitkering (SPUK) budget ingezet. In 2024 wordt bijzondere aandacht geschonken aan de nieuwe doelgroepen: de vergunningplichtige bedrijven, inclusief de Emission Trade System (ETS) bedrijven en de glastuinbouw.

Daarnaast is een beperkt budget opgenomen voor de gemeente specifieke voorbereiding op de nieuwe regeling CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit. Deze regeling treedt op 1 januari 2024 in werking en verplicht bedrijven met meer dan 100 medewerkers om jaarlijks te rapporteren over de zakelijke mobiliteit én de woon-werkmobiliteit. Omgevingsdiensten moeten er vanaf 2025 op toezien dat bedrijven de rapportages tijdig en volledig indienen. In 2024 bereiden we ons hierop voor door onder meer het inregelen van de benodigde data-instrumenten en het volgen van noodzakelijke trainingen. Dit laatste gebeurt grotendeels vanuit de collectieve taken (P3).

3.3 Programma 2

In de onderstaande tabel vindt u de opbouw van de verschillende taakvelden van Programma 2. De basis voor programma 2 is uw geïndexeerde inbreng van 2024.

Er wordt nadrukkelijk aangegeven dat het opnemen van budget niet inhoudt, dat de gemeente op de besteding van dat budget wordt afgerekend. De afrekening zal plaatsvinden op basis van de werkelijke afname van producten en diensten na afloop van het jaar.

3.3.1 Vergunningverlening (niet basis)

Vergunningverlening totaalsloop

Dit betreft het beoordelen en behandelen van de meldingen totaalsloop. Het budget is gebaseerd op de ervaringen in de afgelopen jaren.

3.3.2 Toezicht (niet basis)

Grijs

Uw gemeente heeft ook het toezicht op de niet-basistaakbedrijven bij de OMWB ondergebracht. Voor een aantal branches heeft de OMWB een regionale werkwijze. De branche vuurwerk valt budgettair onder toezicht niet-basistaken.

Bij lokale prioriteiten vindt de verdere invulling van het toezichtprogramma plaats. Het gaat hier om de vrije ruimte die uw gemeente heeft om invulling te geven aan de uitvoering van de toezichttaken. Op basis van een risicobenadering is het toezichtprogramma samengesteld. Onder dit budget valt ook het uitvoeren van horecarondes. Verder is er ruimte voor ad hoc controles. Deze komen vooral voort uit klachten. Maar hierbij kan ook gedacht worden aan het meedoen met gebiedsgerichte acties vanuit de gemeente. Zodra het GUK definitief is vastgesteld wordt ook de uitvoering van toezicht op niet-basis taken uitgevoerd volgens dit GUK.

Hercontroles grijs (niet-basis)

Boven op het toezichtbudget is een opslag van 28,6% voor hercontroles nodig.

Toezicht water

In 2024 worden (afvalwater)controles voor het Besluit lozen buiten inrichtingen uitgevoerd.

3.3.3 Advies beleid leefomgeving

De OMWB zal u ondersteunen met de omgevingstafel. In uw werkprogramma is budget opgenomen zodat wij u bij kunnen staan bij de implementatie van de Omgevingswet.

Hieraan liggen de volgende redenen ten grondslag:

  • De gemeenten krijgen meer tijd (3 jaar extra) voor het opstellen en vaststellen van de Omgevingsvisie (2027) en Omgevingsplan (2032). De implementatie van de Omgevingswet vraagt zoveel capaciteit dat veel overheden nog niet of slechts de eerste stappen hebben gezet tot opstellen van deze omgevingsdocumenten.

  • Het opstellen van de omgevingsdocumenten wordt door de gemeenten opgedragen aan een externe partij, waarbij de OMWB slechts beperkt wordt betrokken.

3.3.4 Advies water(kwaliteit)

De OMWB voert voor uw gemeente afvalwatermonitoringen uit bij bedrijven. De resultaten daarvan leveren veel informatie op en geven vaak aanleiding tot een vervolgtraject. Het opstellen van het afvalwatermonitoringsprogramma en vervolgtrajecten gebeuren in nauw overleg met uw gemeente. Net als voorgaande jaren wordt er een plan van aanpak voor u opgesteld.

3.3.5 Advies luchtkwaliteit en geur

Advies luchtkwaliteit en geur valt uiteen in twee adviesstromen. Behalve de advisering op taakveld geur worden onder dit taakveld ook de stikstof (AERIUS) berekeningen opgenomen.

De berekeningen van stikstof (AERIUS) worden door de OMWB getoetst voor uw gemeente. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd voor ruimtelijke plannen, omgevingsvergunningen en vergunningen in het kader van de Omgevingswet. Het budget is bepaald op basis van de uitvoering in 2023.

3.3.6 Advies externe veiligheid

De OMWB voert hiervoor zowel gemeente-overstijgende taken uit als taken specifiek voor uw gemeente. De gemeente-overstijgende taken bevatten naast gezamenlijke verzoektaken ook algemene werkzaamheden zoals kennisopbouw en -deling en landelijke overleggen. Hierbij behoort ook het optimaliseren van het Register Externe Veiligheid (REV). Mogelijk wordt hiervoor in 2024 nog een kleine subsidie vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verkregen maar dat is op dit moment nog niet definitief bevestigd. Wel wordt vanuit het Ministerie subsidie ontvangen voor het herberekenen van aandachtsgebieden voor Seveso inrichtingen. Van deze inrichtingen is de provincie bevoegd gezag. Enkele inrichtingen die tegen deze Seveso grens liggen worden tevens herberekend en worden ook binnen deze middelen gefinancierd. Het kan zijn dat uw gemeente bevoegd gezag is van deze inrichting/activiteit. Het invoeren in het REV wordt bij deze inrichtingen mee-gefinancierd.

Uw gemeente brengt specifieke opdrachten bij de OMWB in zoals advisering in het kader van ruimtelijke ordening of het toetsen van risicoberekeningen om de consequenties van ruimtelijke ontwikkelingen in kaart te brengen of het opstellen van Omgevingsveiligheidbeleid. Ook is dit budget bedoelt om vragen te stellen en inhoudelijk te sparren.

3.3.7 Advies energie en duurzaamheid

Het P2-budget Advisering energie en duurzaamheid wordt ingezet op de voortzetting van het toezicht op de energielabel C-verplichting bij kantoren.

3.3.8 Advies gezondheid

De OMWB is namens uw gemeente bronhouder voor de registratie van natte koeltorens. Dit betekent dat bekende natte koeltorens worden geverifieerd en geregistreerd in de Atlas Leefomgeving.

3.3.9 Ondersteuning opdrachtgever

Binnen dit budget is ruimte opgenomen voor korte vragen vanuit uw gemeente aan de OMWB, dit gaat over alle thema’s heen. Ook de extra inzet die wordt gevraagd door uw gemeente binnen de cyclus van werkprogramma tot en met verantwoorden is hierin opgenomen.

3.4 Programma 3

Het budget voor de uitvoering van de collectieve taken (programma 3) bestaat voor 2024 uit drie onderdelen, die op verschillende wijzen door de deelnemers worden gefinancierd, te weten:

  • a.

    “traditionele” collectieve taken op basis van een bij de oprichting van de OMWB in 2013 afgesproken verdeelsleutel;

  • b.

    een voor alle deelnemers gelijke bijdrage voor het uitvoeren van de werkzaamheden in het kader van het project Samen Sterk in Brabant (SSiB);

  • c.

    een bijdrage voor het beheer van het Inrichtingenbestand / Omgevingsdossier op basis van het aantal inrichtingen.

Het inhoudelijke programma inclusief financiële verdeling over de diverse onderwerpen wordt in het 4 e kwartaal van 2023 vastgesteld.

3.5 Totaaloverzicht