Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Breda

Rectificatie: Nota Ruimtelijke Kwaliteit Breda 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBreda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRectificatie: Nota Ruimtelijke Kwaliteit Breda 2023
CiteertitelNota Ruimtelijke Kwaliteit Breda 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-01-202431-12-2023nieuwe regeling

30-11-2023

gmb-2024-49476

Tekst van de regeling

Intitulé

Rectificatie: Nota Ruimtelijke Kwaliteit Breda 2023

[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat de terugwerkende kracht in de oorspronkelijke publicatie ontbrak. De oorspronkelijke publicatie is op 23 januari 2024 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2024, 35997.

 

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 30 november 2023 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit heeft vastgesteld.

 

Breda is een aantrekkelijke stad om te wonen, verblijven en werken. De gemeente heeft de wettelijke taak om te zorgen voor een goede omgevingskwaliteit, iedereen heeft recht op een veilige, gezonde en aantrekkelijke leefomgeving. Het uiterlijk van de stad speelt daarin een belangrijke rol. De beleidsregels die de gemeente toepast bij het beoordelen van de uiterlijke verschijningsvorm van gebouwen zijn opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Het gaat dan over het uiterlijk van nieuwe gebouwen en over de verbouwing van bestaande bouwwerken. Met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit bewaakt de gemeente de kwaliteit en de karakteristieken van de stad.

 

Inwerkingtreding

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit treedt in werking met ingang van de dag na deze bekendmaking en werkt terug tot en met 31 december 2023.

 

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit is geen bezwaar of beroep mogelijk

 

Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Aanleiding en doel

Gemeentelijk beleid voor een goede omgevingskwaliteit

Breda is een aantrekkelijke stad om te wonen, verblijven en werken. De gemeente heeft de wettelijke taak om te zorgen voor een goede omgevingskwaliteit, iedereen heeft recht op een veilige, gezonde en aantrekkelijke leefomgeving. Het uiterlijk van de stad speelt daarin een belangrijke rol. De criteria die de gemeente toepast bij het beoordelen van de uiterlijke verschijningsvorm van gebouwen zijn opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Het gaat dan over het uiterlijk van nieuwe gebouwen en over de verbouwing van bestaande bouwwerken. Met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit bewaakt de gemeente de kwaliteit en de karakteristieken van de stad.

 

Het doel van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Deze Nota Ruimtelijke Kwaliteit vormt het beleidskader voor een goede omgevingskwaliteit. Enerzijds vormt het de basis die u als initiatiefnemer kunt gebruiken bij het maken van een (ver)bouwplan. Met als doel dat u vooraf weet hoe uw initiatiefplan wordt beoordeeld. Anderzijds vormt het de basis voor toetsing van deze initiatiefplannen en vergunningaanvragen door het college van Burgemeester en Wethouders. Het college van Burgemeester en Wethouders kan voor deze toetsing advies vragen aan de adviescommissie Omgevingskwaliteit.

 

Waarom is er de Nota Ruimtelijke Kwaliteit?

Een heldere welstandsnota en effectieve welstandstoetsing geven de bewoners en de ontwikkelende en bouwende partijen zekerheid over de kwaliteit van de directe omgeving. Welstand gaat dus over een publiek belang en dat is niet altijd hetzelfde als een persoonlijk belang.

 

Wanneer komt u als burger in aanraking met de regelgeving van welstand?

Als u wilt (ver)bouwen en u daarvoor een vergunning nodig heeft, dient u een aanvraag om een omgevingsvergunning in. De gemeente toetst de aanvraag vervolgens op volledigheid en toelaatbaarheid volgens verschillende wettelijke en beleidsmatige toetsingskaders waaronder het bestemmingsplan of omgevingsplan, technische regels en aan ‘redelijke eisen van welstand’. Indien uw initiatiefplan gelegen is in een beschermd stads- of dorpsgezicht of een monument is, zijn de welstandscriteria vaak strenger om ervoor te zorgen dat de karakteristieken elementen en historische waarde van het gebied behouden blijven. Ook voor grotere plan- en gebiedsontwikkeling of infrastructuurprojecten zal de gemeente vaak welstandscriteria toepassen om ervoor te zorgen dat nieuwe ontwikkelingen passen binnen het gewenste stedenbouwkundige en architectonische karakter van de omgeving.

Vernieuwing en behoud

Van een Welstandsnota naar een Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Sinds 2003 is in de Woningwet een verplichting opgenomen voor gemeenten om eigen welstandsbeleid te formuleren. De gemeente Breda heeft met deze hernieuwde versie rekening gehouden met de intenties van de Omgevingswet (in werking tredend vanaf 1 januari 2024). Deze herziene nota Ruimtelijke Kwaliteit (voorheen welstandsnota) is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

 

  • Actualisering van het bestaande welstandsbeleid met daarin opgenomen de recente wet -en regelgeving;

  • Een compacte, toegankelijke en werkbare beleidsnota waarbij de inhoud is teruggebracht tot de essentie;

  • Voldoende ruimte voor initiatiefnemers met een bouwplan;

  • Een Nota Ruimtelijke Kwaliteit welke hanteerbaar en werkbaar is ingericht. Zodat de gemeente aan de voorkant burgers, ontwerpers en opdrachtgevers kan informeren over de ruimtelijke ambities die de stad heeft en welke criteria hierbij van toepassing zijn;

  • Een digitale opzet met interactieve kaarten waardoor de initiatiefnemer met enkele klikken de juiste informatie per locatie (adres) kan inzien.

Veranderende rolopvatting tussen overheid en burger

De gemeente neemt steeds vaker de rol van regisseur op zich. Een houding waarbij niet enkel toetsen en verplichten, maar voorlichten, dialoog en elkaar versterken centraal staat. Deze nota heeft een compacte opzet met minder regels en criteria, welke beter vindbaar zijn middels de interactieve kaart. Van de initiatiefnemer of planindiener wordt een toelichting verwacht wat betreft de ruimtelijke kwaliteit en de wijze waarop het initiatief past binnen de kwaliteit van de omgeving vanuit de aangeboden gebiedsgerichte analyses en waarderingen. Dit geeft dus meer vrijheid voor de initiatiefnemer maar ook meer verantwoordelijkheid voor een goede plantoelichting en kwaliteit van het ingediende plan. Hiervoor dient deze nota als leidraad.

 

Loslaten waar het kan, sturen waar het moet

Er is gezocht naar een modus waarbij een zorgvuldige omgang met de ruimtelijke kwaliteit het uitgangspunt is maar tevens de regeldruk voor burgers en bedrijven afneemt. Er zijn sneltoetscriteria geformuleerd voor veelvoorkomende bouwwerken (dakkapellen aan de voorzijde van de woning, erfafscheidingen en warmtepompen of airco-units) waardoor een groot deel van deze initiatieven ambtelijk snel afgehandeld kan worden en niet meer voorgelegd hoeft te worden aan de adviescommissie Omgevingskwaliteit.

 

Duurzaamheid en energietransitie

De komende periode zal er een grote slag worden gemaakt om de bestaande woningvoorraad duurzamer te maken. Bij de veel voorkomende bouwwerken zijn daarom (sneltoets) criteria opgenomen voor verduurzamen van de woning, zoals warmtepompen. Om verstening en hittestress tegen te gaan zijn de stadsgroenstructuren en wijkgroenstructuren opgenomen als welstandseenheid met de grootste waardering en voor de veel voorkomende bouwwerken criteria zoals onder andere groene erfafscheidingen en groene daken en/of gevels.

De opzet van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De criteria voor een goede omgevingskwaliteit zijn vastgelegd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit en worden daaraan getoetst. We streven naar een goede ruimtelijke kwaliteit en een prettige leefomgeving. Een goede ruimtelijke kwaliteit wordt bereikt als sociale, ruimtelijke en functionele aspecten zodanig zijn geordend en ontworpen, dat er een prettige, aantrekkelijke en veilige leefomgeving ontstaat.

 

Hoe werkt de Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De nota Ruimtelijke Kwaliteit bevat de volgende onderdelen:

 

 

De werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit: hierin staan de aanleiding en het doel beschreven en wordt uitgelegd hoe de Nota Ruimtelijke Kwaliteit werkt. Ook een excessenregeling, de juridische volgordelijkheid en een begrippenlijst zijn hierin opgenomen

 

In de nota is een onderverdeling gemaakt tussen: de criteria voor veel voorkomende bouwwerken en criteria welstandseenheden. De criteria worden gebruikt om bouwplannen te beoordelen.

 

  • Criteria veel voorkomende bouwwerken: deze bestaan uit criteria voor kleinere bouwaanvragen in en om de woning zoals dakkapellen, aanbouwen, bijgebouwen, gevelwijzigingen en erfscheidingen, maar ook antennes en reclame bij een bedrijf of winkel vallen onder dit deel.

  • Criteria welstandseenheden: deze bestaan uit gebiedsgerichte criteria. Dit zijn criteria voor plannen die niet vallen onder de veel voorkomende bouwwerken. Dit zijn vaak grotere plannen met impact op een gebied.

  • De Nota Ruimtelijke Kwaliteit bevat ook Gebiedsanalyses: deze bestaan uit teksten en kaarten die inzicht geven in de opbouw, de historische ontwikkeling en de waardering van wijken en gebieden. De gebiedsanalyses bieden achtergrondinformatie en handvatten voor de ruimtelijke inpassing in de specifieke stedelijke, dorpse of landschappelijke context.

Criteria veel voorkomende bouwwerken

Bij kleinere plannen, veel voorkomende (ver)bouwwerken, wordt eerst gekeken of het plan vergunningvrij is. Voor vergunningvrije bouwwerken gelden geen specifieke welstandseisen, alleen mogen deze bouwwerken niet in ernstige strijd met redelijke eisen van welstand zijn. (zie hiervoor de excessenregeling).

 

Als een plan vergunningplichtig is, dan kan in de beoordelingsregels staan dat het bouwwerk moet voldoen aan redelijk eisen van welstand. Voor de veel voorkomende bouwwerken zijn reguliere criteria opgesteld waaraan getoetst wordt. Voor enkele categorieën zijn sneltoetscriteria opgenomen. Sneltoetscriteria zijn een concrete invulling van de reguliere criteria.

 

  • Sneltoetscriteria veel voorkomende bouwwerken

    Als voor een categorie bouwwerk (bijvoorbeeld dakkapel) sneltoetscriteria zijn opgenomen, wordt het plan hier ambtshalve aan getoetst en moet een plan hier in beginsel aan voldoen. Voor drie soorten bouwwerken zijn sneltoetscriteria opgesteld: dakkapel aan de voorzijde, erfafscheiding en warmtepomp/airco-unit.

     

    Via deze check van de sneltoetscriteria komt u te weten of uw plan voldoet aan de sneltoetscriteria. Als uw plan voldoet, dan weet u zeker dat uw plan aan redelijke eisen van welstand voldoet en krijgt u snel een vergunning. Als uw plan op kleine punten afwijkt, is het advies uw plan aan te passen aan de sneltoetscriteria. U weet dan zeker dat uw plan voldoet en u krijgt sneller een vergunning.

  • Reguliere criteria veel voorkomende bouwwerken

    Als er geen sneltoetscriteria zijn of als u niet voldoet aan de sneltoetscriteria omdat uw bouwplan een andere plaats of uitvoering (zoals maat of vorm, past bij de architectuur, maatvoering of indeling van de woning) heeft, dan wordt het plan beoordeeld aan de hand van de reguliere criteria, die worden ambtshalve getoetst door de secretaris van de commissie.

     

    Als de uitvoering (zoals maat of vorm) niet past binnen de reguliere criteria, dan wordt het plan beoordeelt aan de hand van de algemene criteria.

Criteria welstandseenheden

Bij grotere bouwplannen of gebiedsontwikkelingen worden de plannen getoetst aan de criteria voor de welstandseenheden.

 

Op basis van de ruimtelijke kwaliteit zijn voor de stad, de dorpen en het buitengebied, 24 stedenbouwkundige welstandseenheden (zoals een gesloten bouwblok, historisch lint, tuinwijk of stempelverkaveling) in samenhang beschreven. Tussen deze eenheden is onderscheid gemaakt op de schaal van de stad en het gebied (de wijk). Met een interactieve en aanklikbare kaart wordt dit inzichtelijk gemaakt.

 

  • 6 welstandseenheden op stadsniveau

    De structuren op stadsniveau met de grootste waarde zijn het buitengebied met de landschappelijke structuren, de historische linten, stedelijke groenstructuren en parkways waarlangs de stad is ontstaan. Hiernaast zijn de hoofdontsluitingen, het spoorweglandschap en de snelwegen vanuit de waarde voor de stad geduid. Deze structuren vormen het cement van de stad en zijn als de eerste 6 welstandseenheden opgenomen.

  • 18 welstandseenheden in de gebieden

    De welstandseenheden op stadsniveau vormen de context waarbinnen verschillende gebieden liggen zoals bijvoorbeeld: Prinsenbeek, Centrum of Boeimeer. Deze gebieden bestaan op hun beurt weer uit verschillende kleinere stedenbouwkundige eenheden of buurten. Deze eenheden zijn hoofdzakelijk bepaald op basis van het ordenend principe, de wijze waarop woningen zijn geclusterd rondom een hof, in een bouwblok, langs een lint of vrij liggend in het groen zijn geplaatst. Voor de eenheden zijn, vanuit stedenbouw en architectuur, de kenmerken beschreven en gewaardeerd.

  • Beeldkwaliteitsplannen

    Indien er voor een ontwikkellocatie een beeldkwaliteitsplan is vastgesteld, staan in dat plan de specifieke eisen van welstand voor die locatie. Op die specifieke locatie gelden dus niet de criteria van de welstandseenheden.

De gebiedsanalyses en waarderingen van het gebied

In de gebiedsanalyses is ieder gebied geanalyseerd om inzicht te krijgen in de kenmerken, kwaliteiten, uitdagingen en het potentieel ervan. Er is inzicht vergaard in de specifieke kenmerken en context met onderzoeken naar de bestaande bebouwing, historische en culturele waarde, architectonische stijlen, ruimtelijke patronen, landschappelijke elementen en andere relevante aspecten die van invloed kunnen zijn op de welstandsbeoordelingen – en eisen in dat specifieke gebied. Het geeft een gedetailleerd inzicht in de karakteristieken en bijzonderheden, waarin beschreven is welke gewenste kwaliteiten behouden dienen te blijven en welke waarden verder kunnen worden versterkt. De relatie tussen de bebouwing en de openbare ruimte, de samenhang van de architectuur binnen het gebied, de schaal en maatvoering van de bebouwing en de esthetische kwaliteit van het gebied is geduid in één samenvattende analysetekening.

 

Op basis van deze gebiedsanalyses zijn de welstandseenheden gedefinieerd en samenhangende grotere structuren geduid zoals een (groen)structuur, een wijkpark, hoofdstraat of een belangrijke route. Deze gebiedsanalyses dienen als basis voor de bepaling van geschikte strategieën.

 

Beheer en up to date houden van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De Nota Ruimtelijke kwaliteit is geen statisch document en moet om de ruimtelijke kwaliteit te beschermen worden onderhouden. Dit houdt in dat als er ontwikkelingen plaatsvinden, zoals transformatie van gebieden, de nota moet worden geactualiseerd. Nieuwe woningbouwprojecten komen vaak tot stand door een bestemmingsplan in combinatie met een beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan bevat vaak specifieke eisen voor het oprichten van de hoofdbebouwing in een gebied. Het vastgestelde beeldkwaliteitsplan maakt onderdeel uit van de nota Ruimtelijke kwaliteit. Als dit plan zijn functie heeft volbracht, moet worden beoordeeld of kan worden teruggevallen op reguliere criteria en de welstandseenheid waar het bij behoort of het wellicht een eigen welstandseenheid vormt.

 

Er zijn ook situaties waarin de huidige actuele inrichting van een gebied kan transformeren naar een andere functie die rechtstreeks in het bestemmingsplan past. Het welstandsbeleid in de welstandseenheden is bedoeld voor ontwikkelingen die als toevoeging in een welstandseenheid plaatsvinden. Als het gebied echter grotendeels kan worden heringericht dan biedt een welstandseenheid daarvoor onvoldoende houvast. Het bestemmingsplan is in principe leidend voor toegestane functies en massa en de te beschermen groenstructuren. Voor de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit zou dan bij voor het welstandsbeleid kunnen worden aangesloten bij een welstandseenheid die overeenkomt met de nieuwe functie. De nota Ruimtelijke kwaliteit dient na de realisatie van dergelijke ontwikkelingen te worden aangepast, zodat ook in het digitale publieks product de juiste informatie wordt getoond.

Toetsing en verantwoordelijkheden

Inspraak en verantwoording

De adviescommissie Omgevingskwaliteit stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden. In dit jaarverslag komt ten minste aan de orde op welke wijze de commissie toepassing heeft gegeven aan de in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit opgenomen welstandscriteria. Het jaarverslag signaleert waar de Nota Ruimtelijke Kwaliteit als beleidskader voldoende dan wel onvoldoende houvast heeft kunnen bieden bij de welstandsbeoordeling en geeft aan waarom in specifieke gevallen is afgeweken van het vastgestelde beleid. Ten minste eenmaal per jaar vindt een gesprek plaats tussen de verantwoordelijk wethouder en de commissie.

 

Het college van burgemeester en wethouders zal in de verplichte evalutatierapportage over de uitvoering van het omgevingsrecht aan de raad aandacht besteden aan hoe is omgegaan met de adviezen van de commissie.

Omgang met vigerend beleid

Welstandstoezicht staat niet op zichzelf, maar is ingebed in een breder geheel van maatregelen gericht op het borgen en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van Breda. Ruimtelijke kwaliteit is een onderwerp dat in veel beleidsstukken over de ruimtelijke ordening en ontwikkeling van Breda een belangrijke plaats inneemt.

 

De Omgevingswet

De Omgevingswet heeft tot doel heeft om het omgevingsrecht te vereenvoudigen en te integreren. Het is een brede wet die verschillende wetten en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving samenvoegt. Met de invoering van de Omgevingswet worden er verschillende veranderingen doorgevoerd. Zo wordt het aantal regels verminderd en worden procedures vereenvoudigd. Het idee is dat het hierdoor eenvoudiger wordt om ruimtelijke projecten te realiseren, terwijl tegelijkertijd de kwaliteit van de leefomgeving wordt beschermd. Ten gevolge van de Omgevingswet heeft Breda een Omgevingsvisie opgesteld en wordt gewerkt aan het omgevingsplan. Samen moet het leiden tot integrale ruimtelijke kwaliteitszorg waarbij openbare ruimte, erfgoed en de gebouwde omgeving meer dan nu op elkaar afgestemd worden. De Nota Ruimtelijke Kwaliteit sorteert hierop voor door zowel de verbinding met het erfgoed als met de inrichting van de openbare ruimte te leggen. Dit is onder andere gebeurd met de cultuurhistorische waardering welke als belangrijke bouwsteen heeft gediend voor de indeling in de verschillende welstandseenheden in de gebieden.

 

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit wordt vastgesteld vlak voor inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het doel van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit is het vastleggen van criteria welke worden toegepast bij de beoordeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van bouwwerken en de criteria die worden toegepast bij het zogenoemde repressief welstandstoezicht. Deze criteria zijn straks ook nodig als de Omgevingswet in werking treedt. Hoewel de nota wordt vastgesteld onder de werking van de Woningwet en de Wabo, worden de criteria in de nota door het overgangsrecht van de Omgevingswet ook beschouwd als criteria ten aanzien van het uiterlijk van bouwwerken waar in het omgevingsplan naar wordt verwezen.

 

Bestemmingsplannen en het omgevingsplan

Vanwege de invoering van de Omgevingswet zullen alle bestemmingsplannen binnen het grondgebied van Breda op termijn vervangen worden door één omgevingsplan, waarvan ook welstand onderdeel zal worden. Doel van dit omgevingsplan is om op een zo transparant mogelijke manier aan te geven welke wet- en regelgeving van toepassing is op een bepaald pand en/of perceel. Het overgangsrecht van de Omgevingswet zorgt ervoor dat totdat het nieuwe omgevingsplan er is, het toetsingskader niet veranderd.

 

Erfgoed in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Sommige gebouwen, bouwwerken, tuinen en landschappen zijn zo bijzonder dat ze zijn beschermd en aangewezen als monument. Monumenten worden altijd op basis van eigen specifieke monumentale waarde beoordeeld. Ook gedeeltes van de stad welke beschermd zijn als Rijkbeschermde stads-en dorpsgezichten kennen specifieke regels en criteria in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Via de Cultuurhistorische waardenkaart kunt u deze waarderingen inzien. Aanvragen voor wijzigingen binnen de invloedssfeer van cultureel erfgoed, zoals (potentiële) monumenten en het beschermd stadsgezicht, worden altijd ter beoordeling aan de adviescommissie Omgevingskwaliteit voorgelegd.

Overige informatie

Excessenregeling

Alle bouwwerken, dus ook die waarvoor geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd, moeten aan minimale kwaliteitseisen voldoen. Volgens de wet kan de gemeente de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. De criteria hiervoor moeten volgens de wet in de welstandsnota zijn opgenomen. Bij ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand sprake moet zijn van een exces, dat wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk, die ook voor niet-deskundigen evident. Er kan sprake zijn van ernstige mate van strijd met redelijke eisen van welstand als:

 

  • Een bouwwerk of een beeldbepalend deel daarvan storend afwijkt van wat in de omgeving gebruikelijk is, waarbij rekening gehouden wordt met de criteria van de welstandseenheden;

  • Een bouwwerk of een beeldbepalend deel daarvan door de vorm of materiaalgebruik storend afwijkt van de aangrenzende bebouwing.

  • Waardevolle architectonische kenmerken of bijzonderheden te veel zijn aangetast, worden ontkend, onzichtbaar zijn gemaakt of zijn vernietigd, bij aanpassing of uitbreiding van een bouwwerk;

  • Een bouwwerk of gebouw geheel of gedeeltelijk is afgebrand of ingestort;

  • Een bouwwerk of een beeldbepalend deel daarvan fysiek of visueel wordt afgesloten van de omgeving.

  • Gebruik van armoedig materiaal, waaronder materialen die onevenredige afbreuk doen aan de visuele kwaliteit van het bouwwerk en/of de omgeving, materialen die tot een groot contrast binnen de architectuureenheid leiden of materialen waarvan bekend is dat die als gevolg van veroudering en weersinvloeden onevenredige negatieve gevolgen hebben voor het uiterlijk.

  • Het uiterlijk van een gebouw of een beeldbepalend deel daarvan ernstig verwaarloosd is.

  • De omgeving, de uitstraling van een bouwwerk of gevel te veel wordt verstoord door sterk contrasterende of te felle kleuren of verlichting, of door te veelvuldig herhaalde, te grote of opdringerige reclame.

Er is eerder sprake van een exces:

  • Naarmate een bouwwerk meer in het zicht staat en het openbaar gebied van groter belang is voor het aanzicht van de stad of het landschap;

  • Als het bouwwerk staat in een gebied met een hoge cultuurhistorische waarde;

  • Als het bouwwerk op zichzelf een cultuurhistorische waarde heeft;

  • Als het bouwwerk onderdeel van een architectonische eenheid is;

  • Naarmate er meer van de bovengenoemde criteria van toepassing zijn.

Handhaving

Handhaving vormt het sluitstuk van de beleidscyclus. Zonder welstandsbeleid is het niet mogelijk op te treden tegen bouwwerken die afbreuk doen aan hun omgeving, zoals bijvoorbeeld een verpauperd pand dat de kwaliteit van de buurt waarin het staat negatief beïnvloedt of een opzichtige reclame. Iemand die van mening is dat een gebouw niet voldoet aan de welstandscriteria, kan de gemeente vragen handhavend op te treden. Indien nodig kan de gemeente dan achteraf handhavend optreden tegen excessen in het uiterlijk van bouwwerken. Als een aanschrijving overwogen wordt, zal de adviescommissie omgevingskwaliteit verzocht worden het bouwwerk in een gemotiveerd advies te beoordelen op uiterlijk en plaatsing. Dit advies wordt gebaseerd op de welstandscriteria in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit en/of de criteria genoemd in de excessenregeling. Om vooraf zeker te zijn dat er geen sprake is van een exces is het raadzaam de criteria te hanteren die gelden voor een bouwwerk waarvoor wel een omgevingsvergunning vereist is. Vergunningvrije bouwwerken die voldoen aan de welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen zijn in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand.

 

Handhaving is van groot belang voor:

 

  • Het bereiken van de geformuleerde welstandsdoelstellingen;

  • Het waarborgen van rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers;

  • De versterking van geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en integriteit van bestuurders;

Het college van Burgemeesters en Wethouders maakt jaarlijks een uitvoeringsprogramma waarin de handhavingstaken voor het komende jaar worden opgenomen en welke prioriteiten zullen worden gesteld.

 

Juridische volgordelijkheid

Op een bepaald object of locatie kunnen verschillende criteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit van toepassing zijn. Zo kan een object een monument zijn en is het object ook onderdeel van een welstandseenheid. Als algemene regel geldt dan dat een hogere bescherming voor gaat op een lagere bescherming als de beleidsregels met elkaar in strijd zouden komen. Hoe specifieker de criteria zijn beschreven voor het pand, hoe meer gewicht daaraan wordt toegekend.

 

De volgorde van de mate waarin criteria specifiek voor een gebouw is omschreven is als volgt:

 

  • 1.

    Redengevende beschrijving monument

  • 2.

    Beschermd stadsgezicht/waarde cultuurhistorie.

  • 3.

    Beeldkwaliteitsplan

  • 4.

    Welstandseenheden criteria

  • 5.

    Reguliere criteria

  • 6.

    Sneltoetscriteria.

Trendsetters en precedenten

In vele gevallen wordt door de aanvrager verwezen naar eerder uitgevoerde en dus vaak goedgekeurde bouwwerken. Een dergelijk bouwwerk kan als precedent werken voor overige bouwplannen. Door een gebiedsgericht beleid te voeren kan de gemeente voor een groot deel beargumenteerd afwijken van de verwijzingen naar eerder uitgevoerde bouwwerken. De gemeente Breda heeft gekozen om de Nota Ruimtelijke Kwaliteit als richtinggevend vast te stellen. Eerder toegestane bouwwerken kunnen niet verwijderd worden maar zullen langzamerhand verdwijnen doordat deze nota leidend is. De verwijzing van bouwaanvragers naar eerder toegestane precedenten gaat dan ook niet langer op. Het nieuwe beleid is daarom vertaald in criteria waaraan consequent getoetst gaat worden. Indien er wederom wordt afgeweken van deze opgenomen criteria dient dat goed beargumenteerd te worden en zulle deze mogelijke afwijkingen wederom beschouwd worden als nieuwe uitzonderingen of mogelijkheden.

Algemene criteria

De meeste aanvragen zullen gezien hun aard, omvang, impact en locatie worden beoordeeld aan de hand van de criteria voor veel voorkomende bouwwerken of de criteria voor welstandseenheden.

 

Doelen algemene criteria

Toch zijn er ook nog een aantal algemene criteria die als een basis onder alle andere genoemde criteria liggen en in die zin ook een rol spelen bij de beoordeling van bouwaanvragen. Dit zijn de ‘algemene welstandscriteria’. Ze zijn overkoepelend van aard en dienen vijf doelen:

 

  • Vangnet

    In de eerste plaats zijn ze een vangnet voor gevallen die niet in de overige categorieën van criteria passen of in hun interpretatie van de criteria onder de maat blijven.

  • Scharnierpunten in de stedelijke structuur

    In de tweede plaats kunnen ze van toepassing zijn op ‘scharnierpunten’: locaties op het raakvlak van verschillende gebiedstypen en/of met betekenis op een hoger schaalniveau, bijvoorbeeld een entree naar de stad. Hier kan het voorkomen dat de criteria voor de welstandseenheden slechts ten dele van toepassing zijn, of er tegelijkertijd overwegingen vanuit de aangrenzende gebieden nodig zijn. Bij een beoordeling zijn de algemene criteria hier vanwege hun abstractere toon geschikter voor dan de meer specifieke gebiedscriteria.

  • Onverwachte interpretatie van de structuur of architectuur

    In de derde plaats kunnen ze toepassing zijn op een bijzondere of niet eenduidige stedenbouwkundige structuur of het architectonische karakter van de omgeving, waar de overige criteria niet in voorzien.

  • Bijzondere schoonheid van functie of architectuur of historie

    Ten vierde kunnen de algemene criteria fungeren als een bouwplan de karakteristieken van de omliggende bebouwing niet volgt, maar door bijvoorbeeld zijn bijzondere schoonheid toch aan redelijke eisen van welstand voldoet. Dit kan gekoppeld worden aan een bijzondere functie of aan de historie van de plek.

  • Kunst in de openbare ruimte

    En tot slot kunnen de algemene criteria gebruikt worden bij de beoordeling van de inpassing van kunstwerken in de openbare ruimte waarvoor een vergunning nodig is.

Algemene criteria

De algemene welstandscriteria richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele architectonische kwaliteitsprincipes. De gemene deler van de onderstaande criteria is zorgvuldigheid. In het ontwerp moet zorgvuldig worden omgegaan met stijlen, materialen, verhoudingen, licht, kleur en detaillering. En er moet minstens zo zorgvuldig worden omgegaan met alles wat beïnvloed wordt door het gebouw of het bouwwerk: de gebruiker, de omgeving en de sociaal-culturele context.

 

  • Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.

     

    Een bouwwerk wordt vaak primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gezien van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer tijdens het ontwerpproces andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke en herkenbare relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm meer is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben, zoals de directe omgeving en de subjectieve betekenis die elk individu aan een vorm geeft vanuit zijn/haar sociaal-cultureel bepaalde belevingswereld. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan het realiseren van beeldende kunst in de openbare ruimte.

  • Relatie tussen bouwwerk en omgeving

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.

     

    Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de collectieve openbare ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context. Het bestaansrecht van een gebouw ligt dus niet alleen bij het eigen functioneren, maar wordt tevens bepaald door de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren, kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.

  • Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

     

    Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn gezien, krijgen ze een zelfstandige betekenis en roepen ze, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang.

    In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders al aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen. Concepten en vormen die niet bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit zullen weinig draagvlak vinden. Zo zou het niet passen om in deze tijd een middeleeuws kasteel op de Dam neer te zetten.

     

    Associaties die een object oproept kunnen misplaatst, maar ook onnodig kwetsend zijn. Een ontwerp in de openbare ruimte kan zo’n negatieve lading krijgen dat het op geen enkele manier bijdraagt aan de kwaliteit van die openbare ruimte. Om dat te voorkomen, laat de welstandscommissie de maatschappelijke context waarin een bouwwerk verrijst, meewegen in haar beslissing. Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te begrijpen als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.

  • Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.

     

    Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld, is dat er een bepaalde structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld van een gebouw dat men vasthoudt en opslaat. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld.

     

    Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie kan ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en spanningsvolle onderlinge relatie.

  • Schaal en maatverhoudingen

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.

     

    Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen begrenzing geleed zijn, maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken.

     

    De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar waarom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, blijkt veelal nauwelijks vast te stellen.

     

    Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast, kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en onderlinge verhoudingen van de gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of het gevelvlak, verstoren zij het beeld. Niet alleen van het object zelf, maar ook van de omgeving waarin dat object is geplaatst.

  • Materiaal, textuur, kleur en licht

    Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

     

    Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Deze keuzevrijheid maakt de keuze echter moeilijker en vergroot het risico van een onsamenhangend beeld. Materialen en kleuren kunnen teveel losstaan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben, maar slechts worden gekozen op grond van de decoratieve werking. Hierdoor wordt de betekenis ervan toevallig en kan de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.

Begrippenlijst

 

Aangekapt dak

Schuin dak, bijvoorbeeld op een dakkapel, dat aansluit op een schuin dak met andere dakhelling.

 

Achtererfgebied

Gebouwerf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het gebouwerf achter het hoofdgebouw te komen, waarbij als op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor het verrichten van de op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel toegestane activiteiten, of als het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, voor het leggen van deze lijn bepalend is het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.

 

Architectonische eenheid

Een geheel van stedenbouwkundig en/of architectonisch ontworpen samenhangende gebouwen, zoals een rij van aaneen gebouwde of twee-onder-één-kap woningen, geschakelde woningen, een samenstelling van meerdere gebouwen (complex) of een bouwblok.

 

Architectuur

De vormgeving van een gebouw of een onderdeel daarvan.

 

Architectuurstijl

De kenmerken van een groep gebouwen of onderdelen van gebouwen met een gelijke of vergelijkbare vormgeving, waardoor de groep zich onderscheidt van andere groepen.

 

Balustrade

Begrenzing van een balkon, dakterras, galerij, trap als beveiliging tegen vallen, zoals een hekwerk van spijlen met een erop rustende balk.

 

Bebouwingswand/ rand

Een rand of wand bestaande uit bebouwing die samen een lijn vormt.

 

Bedrijvigheid of voorzieningen

Monofunctioneel gebied met bedrijven of (zorg)voorzieningen met een zelfde typologie gebouwen (‘dozen’) op eigen kavels, zonder noemenswaardige samenhang.

 

Boeiboord

Afwerking van de dakrand of de opstaande kant van een dakgoot, meestal plaatmateriaal of houten plank.

 

Bomenlijn

Rij of rijen bomen die de ruimtelijke structuur of ordening van een gebiedsdeel mede bepalen.

 

Borstwering

Het gedeelte van de muur van de vloer tot de onderzijde van het raam.

 

Bouwblok

Een geheel van aaneen gebouwde of geschakelde woningen/ panden.

 

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die indirect met de grond verbonden is, of direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

Buurtgroen

Groene open ruimte, vrijwel onbebouwde of hooguit zeer ondergeschikt bebouwd, met betekenis op het niveau van een buurt. In tegenstelling tot stadsgroenstructuur en wijkgroenstructuur is buurtgroen meestal geen doorlopende structuur, maar groen in het hart van een buurt omsloten door bebouwing.

 

Clustering voorzieningen

Concentratie van (dagelijkse of maatschappelijke) voorzieningen in een wijk- of buurtcentrum of concentratie van functies die gebruik kunnen maken van gezamenlijke faciliteiten, zoals bijvoorbeeld parkeren.

 

Commissie

Commissie die door de gemeenteraad is ingesteld om te adviseren over welstand. Tot de commissie worden ook de voorgangers begrepen. De huidige naam van de commissie is adviescommissie omgevingskwaliteit.

 

Cultureel erfgoed

De materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die wij waardevol vinden voor ons gemeenschappelijke geheugen en identiteit. Voorbeelden hiervan zijn het ruim 500 jaar oude Mastbos, het kasteelterrein met daarop de monumenten en de oude stadsmuur en stadspoorten die als archeologisch relict onder het maaiveld nog aanwezig zijn.

 

Cultuurhistorie

Een synoniem voor cultureel erfgoed, waarbij de focus vaak op het materiële deel van het cultureel erfgoed ligt. In de gemeente Breda wordt vooral de term ‘cultureel erfgoed’ gebuikt.

 

Cultuurhistorische waarden

Een synoniem voor erfgoedwaarde. In de gemeente Breda wordt vooral de term ‘erfgoedwaarde’ gebuikt.

 

Dak

Boven afsluiting van een gebouw of onderdeel ervan. Het bestaat uit een of meer hellende of schuine vlakken, of uit een horizontaal vlak.

 

Dakbedekking

De buitenste laag van een schuin of een plat dak.

 

Dakhelling

De hoek van het dakvlak met de vloer of het horizontale vlak.

 

Dakkapel

Een dakkapel is een ondergeschikte uitbouw op de kap, bedoeld om het bruikbare (woon)oppervlak te vergroten en/of de lichttoetreding te verbeteren.

 

Dakoverstek

Het overhangende gedeelte van een dak dat buiten de gevel uitsteekt.

 

Detaillering

Uitwerking van kleine, bijzondere, kenmerkende onderdelen.

 

Erker

Ondiepe uitbouw aan de gevel van een gebouw die een ruimte in een gebouw vergroot, uitgevoerd met veel glas voor lichtinval en meestal met borstwering.

 

Erfgoedwaarde

De waardering van een cultureel erfgoed. Deze waardering is gebaseerd op de archeologische, cultuurhistorische, architectuurhistorische en/of ensemblewaarde, alsmede de gaafheid/herkenbaarheid, zeldzaamheid en belevingswaarde.

 

Fiets en/of wandelroute

(Snel)fietsroutes en voetgangersroutes die woongebieden en voorzieningencentra verbinden. Beperkt aantal oversteken voor autoverkeer is cruciaal voor het goed functioneren van (snel)fietsroutes.

 

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

Gesloten bouwblok

Een geheel van (overwegend) aaneen gebouwde of geschakelde woningen/ panden dat een binnenruimte omsluit en aan alle zijden is begrensd door straten of openbaar gebied.

 

Gevel

Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en binnen.

 

Gevelopening

Een deel van de gevel bestaande uit een raam of deur.

 

Hoekkeper

De uitspringende schuine snijlijn tussen twee aansluitende schuine dakvlakken (of buitenhoeklijn). Op een pannendak worden bij een hoekkeper andere dakpannen gebruikt, meestal gelijk aan die van de nok (nokpannen).

 

Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

Inbreidingslocatie

Een planmatig ontwikkeld gebied binnen de bestaande stad als gevolg van transformatie van de oorspronkelijke functie. Een inbreidingslocatie is vaak ook een stedenbouwkundige eenheid.

 

Inbreidingslocatie ‘achter de linten’

Een planmatig ontwikkeld gebied, gelegen achter lintbebouwing. Veelal ontstaan, als opvulling van de ruimte tussen het lint en een planmatige ontwikkeling ofwel als gevolg van behoefte aan intensivering achter het lint; een verdikking van het lint, ofwel als een vergroting van een functie die reeds in het lint was gevestigd (fabriekjes op diepe kavels achter de woonbebouwing aan het lint).

 

Kap

Het geheel van dakvlakken dat het dak vormt.

 

Kilkeper

De inspringende schuine snijlijn tussen twee aansluitende hellende dakvlakken (of binnenhoeklijn). Bij een kilkeper wordt een goot aangelegd tussen de aansluitende dakvlakken voor de afwatering richting de dakgoot.

 

Kroonlijst (dakkapel)

Een horizontale vooruitspringende rand met duidelijk profiel, die de bovenkant een gevel of ander belangrijk bouwonderdeel, zoals een dakkapel sierlijk beëindigd onder het dak.

 

Latei

Een draagbalk boven een gevelopening (zoals een raam of deur), die dient om het gewicht erboven op te vangen.

 

LED-scherm

Bedoeld wordt een lichtgevend beeldscherm. LED is een afkorting voor light-emitting diodes, de huidige veel gebruikte techniek waarbij het mogelijk is om op een verzameling van LED’s kleuren te genereren die uiteindelijk één groot beeld vormen. Ook wordt hiermee bedoeld andere technieken van beeldschermen.

 

Leisuregebied

Zoals de meubelboulevard of Breepark.

 

Lessenaarsdak

Een dak met één duidelijk hellend dakvlak (de hellingshoek is meestal meer dan 15 graden).

 

Lint

Een straat met een functie als erfontsluiting waarbij aan één of beide zijden in de loop van meerdere decennia individuele bebouwing is ontstaan. Linten zijn gegroeid in meerdere jaren en hebben daardoor een organisch karakter en spelen op gebieds- en stadsniveau een grote rol.

 

Lintbebouwing

Een rij individueel opgerichte gebouwen langs een straat of weg en georiënteerd op die straat ontstaan over een langere tijdsperiode en daardoor verschillend van karakter. De bebouwing kan aan elkaar zijn gebouwd of los van elkaar staan, aan één of beide zijden van de weg (lint). Als de afstand tussen de losse gebouwen te groot wordt is geen sprake meer van lintbebouwing, maar van losse bebouwing.

 

Loggia

Een inpandig balkon. Een aan drie zijden gesloten buitenruimte van een woning of ruimte, binnen het gevelvlak of dakvlak. Een loggia bevindt zich op de verdieping en heeft een borstwering.

 

Mansardedak (of Frans dak)

Een zadeldak met aan twee zijden een geknikt dakvlak. Het onderste deel is steiler dan het bovenste deel.

 

Markante bebouwing

Beeldbepalende bebouwing, niet perse mooi of esthetisch, maar door positie, hoogte, architectuur of ritmiek opvallend en daardoor sterk bijdragend aan de identiteit en herkenbaarheid van een gebied (kerken, torens, bijzondere functies, een reeks dezelfde gebouwen in een geordende rij). Markante bebouwing speelt een belangrijke rol in herkenbaarheid en oriëntatie. Markante gebouwen kunnen veranderen, waarbij herkenbaarheid en oriëntatie een belangrijk criterium vormt.

 

Markant knooppunt

Een samenkomst van meerdere wegen of straten waar tegelijkertijd ook bebouwing is ontstaan vaak of van oorsprong met een maatschappelijke functie. In het landelijk gebied kan het ook om een clustering van boerderijen gaan. Een knooppunt heeft enige verblijfkwaliteit. Het kan ook de plek zijn waar je wisselt van modaliteit (hub). Knooppunten zijn plekken die zich vanuit de aard van de plek lenen voor samenkomst van mensen en derhalve voor verdichting, primair gericht op voorzieningen voor de omgeving.

 

Markies

Een opvouwbaar zonnescherm.

 

Natuur inclusief bouwen

Maatregelen bij een bouwproject of onderdelen op, aan of in het gebouw, waardoor er beter wordt aangesloten bij de natuurlijke omgeving en de biodiversiteit en de gezondheid van bewoners en gebruikers verbetert. Denk aan het voorkomen van schade aan de natuur, schonere bodem, water en lucht, toename van soorten planten en dieren, wateropvang.

 

Nok

De hoogste snijlijn tussen twee dakvlakken van het dak.

 

Ondergeschikt

Minder belangrijk, minder opvallend.

 

Ontwikkellocatie

De gebieden binnen de gemeentegrenzen waarvoor stedenbouwkundig plannen in voorbereiding zijn, ofwel nog geen formele status hebben (vastgesteld door de gemeenteraad).

 

Openbaar (toegankelijk) gebied

Wegen, pleinen, parken, plantsoenen, speelveldjes, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek/ openbaar verkeer algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen, brandgangen, achterpaden en zijpaden die alleen bedoeld zijn voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

 

Ornament

Een bouwelement dat is aangebracht ter voor decoratie, een versiersel.

 

Plaatsing

De positie van een bouwwerk of gebouw ten opzichte van een ander bouwwerk, gebouw of de omgeving.

 

Raamlijst

Een kader of lijst om een raamopening.

 

Rollaag

Een horizontale of gebogen laag van op hun kant of kop gemetselde stenen, boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand.

 

Ruimtelijke kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit verwijst naar de esthetische, functionele en culturele waarden van een bepaalde ruimte of omgeving. Het omvat aspecten zoals harmonieus ontwerp, passende inpassing in de omgeving, aandacht voor erfgoed en cultuur en het creëren van een aangename leefomgeving voor mensen.

 

Schilddak

Een dak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.

 

Snelwegen

Infrastructuur op landelijk niveau voor snelverkeer met een stroomfunctie, voorzien van ongelijkvloerse kruisingen met een selectief aantal op- en afritten.

 

Speklaag

Een laag in het metselwerk met een andere kleur of van een ander materiaal, zoals natuursteen. Het is een sierelement, die een visuele onderbreking vormt in het metselwerk.

 

Spoorwegen

Infrastructuur voor treinen met bijbehorende voorzieningen, zoals geluidwering en bovenleiding.

 

Stadsgroenstructuur

Doorlopend overwegend met groen ingevuld gebied dat betekenis heeft op stedelijk niveau, zoals de groenzone van de Mark en de Aa of Weerijs, de zone waarin de Claudius Prinsenlaan ligt. Binnen de stadsgroenstructuur kunnen één of meerdere gebouwen zijn opgenomen, waarbij het open gebied altijd de boventoon blijft voeren en de bebouwing een solitair karakter heeft. De stadsgroenstructuur is sterk bepalend voor de ruimtelijke identiteit van de stad.

 

Stedelijke bebouwingswand / rand

Een rand of wand bestaande uit bebouwing die samen een lijn vormt langs een eenheid die op stedelijk niveau betekenis heeft (stadsrand, bebouwingswand langs stedelijke hoofdstructuur).

 

Stedenbouwkundige eenheid

Planmatig ontworpen en gebouwde verzameling gebouwen, straten en openbare ruimte met een op elkaar afgestemde verscheidenheid. Zowel uitbreidingswijken als inbreidingsprojecten kennen doorgaans één of meerdere stedenbouwkundige eenheden.

 

Tentdak

Een dak met vier driehoekige dakvlakken die samenkomen in één punt (ook; puntdak of piramidedak).

 

Uiterlijk

De vormgeving, materialen, detaillering en kleurstelling van een bouwwerk.

 

Voorerfgebied

Gebouwerf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

 

Voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door de plaats aan het openbaar gebied, aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. Deze gevel is bepalend voor de hoofdmassa, stijl en uitstraling van het (hoofd)gebouw.

 

Wijkgroenstructuur

Doorlopend overwegend met groen ingevuld gebied dat betekenis heeft op het niveau van de wijk. Specifieke louter ‘groene’ functies zoals een park of begraafplaats worden ook hiertoe gerekend.

 

Wijkontsluitingsweg

Infrastructuur ten behoeve van het ontsluiten van wijken voor alle verkeer. Wijkontsluitingswegen hebben een stroomfunctie en gescheiden voorzieningen voor de verschillende verkeerssoorten.

 

Woongebouw

Appartementengebouw, portiekflat, galerijflat. Een gebouw met meerdere woningen die te bereiken zijn door een (of meer) gemeenschappelijke verkeersruimte.

 

(Woon)straat

Straten, toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer, met een erf-ontsluitingsfunctie. Woonstraten zijn zowel voor verkeer als voor bewoners.

 

Zadeldak

Een dak met twee schuine dakvlakken die aan de bovenzijde bij de nok samenkomen.

Criteria veelvoorkomende bouwwerken

 

Dakkapel

Erfafscheiding

Bijbehorende bouwwerken

Geveloptrekking

Dakopbouw op een hoofdgebouw

Hoofdgebouw uitbreiden achter de achtergevel

Kozijnwijziging of gevelwijziging

Dakterras bouwen

Groen dak of groene gevel

Zonnepanelen en zonnecollectoren installeren

Installatie of airco en warmtepomp bij een woning

Antenne, telecommunicatiemast of schotel plaatsen

Winkelpui, rolluik, zonwering

Reclame (gevels of vrijstaand) plaatsen op eigen erf

Dakkapel

Een dakkapel is een ondergeschikte uitbouw op de kap, bedoeld om het bruikbare (woon)oppervlak te vergroten en/of de lichttoetreding te verbeteren. Dakkapellen die zichtbaar zijn vanuit het openbaar toegankelijk gebied zijn bepalend voor het straatbeeld. Een geschikte plaats in de kap en een bescheiden formaat moeten ervoor zorgen dat de hoofdvorm en het uiterlijk van een gebouw met een kap, waarop een dakkapel wordt geplaatst, niet nadrukkelijk verandert.

 

Als een uitbouw op een kap of schuin dakvlak de goot van het dak onderbreekt en in het verlengde staat van (of dicht bij) een gevel van het gebouw, dan wordt dit niet aangemerkt als dakkapel, maar als dakopbouw.

 

Sneltoetscriteria voor een dakkapel op een woning op een voordakvlak of op een zijdakvlak dat is gericht naar openbaar toegankelijk gebied

Een dakkapel voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze voldoet aan onderstaande criteria:

 

Algemeen

  • De sneltoetscriteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Dakkapel op een woning in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • Deze criteria gelden voor een woning, niet zijnde een woongebouw (zoals portieketageflat, galerijflat).

  • Soort dak: de dakkapel wordt geplaatst op een gebouw met zadeldak, schilddak, tentdak, lessenaarsdak of mansardedak, en niet op een wolfseind.

  • Bij een dakvlak over meerdere bouwlagen wordt de dakkapel geplaatst in de onderste bouwlaag.

  • De dakhelling van het dakvlak waarop de dakkapel wordt geplaatst is ten minste 30 graden.

  • Aantal: één dakkapel per dakvlak van de woning aangevraagd en er is nog geen andere dakkapel op het betreffende dakvlak van de woning aanwezig.

  • Meetwijze: afstanden zijn horizontaal of verticaal gemeten, niet langs de dakhelling.

 

Plaatsing voorzijde

  • Met voorzijde wordt bedoeld op het voordakvlak of op een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht.

  • Onderkant minimaal 0,85 meter en maximaal 1 meter boven de bovenkant van de vloer.

  • Bovenkant minimaal 0,5 meter onder de daknok.

  • Zijkanten minimaal 0,5 meter van de zijgevel, woning scheidende muur of aansluitende dwarskap, bij hoekkepers gemeten vanaf de het hoogste punt van de zijkant van de dakkapel (niet de dakoverstek), bij kilkepers gemeten vanaf het laagste punt van de dakkapel.

  • Op een mansardekap (geknikt dakvlak) staat de dakkapel in het onderste deel van het dakvlak.

Maatvoering

  • De maximale hoogte is 1,75 meter, gemeten vanaf de voet van de dakkapel.

  • De breedte van de voorkant van de dakkapel is maximaal 60% van de breedte van het dakvlak. dakoverstek wordt niet meegerekend.

Vormgeving

  • Het dak is plat afgedekt.

  • De voorkant bestaat zoveel mogelijk uit kozijnen en glas: geen horizontale tussenstijlen, dichte panelen of borstwering. De linker- en rechterzijde zijn gelijk van maat en maximaal 20 centimeter breed. Daartussen alleen ter plaatse van een achterliggende muur maximaal 1 gesloten paneel van max 20 centimeter breed.

  • Het boeiboord is maximaal 30 centimeter hoog.

  • De dakkapel wordt zowel aan de voorkant als de zijkanten uitgevoerd met een dakoverstek. Deze is maximaal 20 centimeter (De overstek aan zijkanten mag kleiner zijn dan aan de voorkant).

  • De zijkanten zijn verticaal en ondoorzichtig.

  • Detaillering: geen zichtbare bevestigingsmiddelen, boeiboord van plaatmateriaal of horizontale delen, geen ornamenten.

Materiaal en kleur

  • Materialen: geschilderd hout, kunststof, zijkanten mogen in niet spiegelend metaal worden uitgevoerd, glas als invulling van kozijnen.

  • Kleur: donkergroene, donkerblauwe, donkerbruine, grijze of (crème) witte spectrum.

Reguliere criteria voor een dakkapel

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

Algemeen

  • Meetwijze: afstanden zijn horizontaal of verticaal gemeten, niet langs de dakhelling.

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht. Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Dakkapel op een woning in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • Met voorzijde wordt bedoeld; op het voordakvlak of een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht.

  • Met achterzijde wordt bedoeld; op het achterdakvlak of een dakvlak dat niet naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht.

  • De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging op een dakvlak van een gebouw.

  • Er wordt afgestemd op bestaande dakkapellen in de architectonische eenheid en op de (optionele) dakkapel als die is aangeboden bij oplevering.

  • Meetwijze: afstanden zijn horizontaal of verticaal gemeten, niet langs de dakhelling

Plaatsing

  • Afgestemd op de indeling van de gevel van het gebouw waarop de dakkapel wordt geplaatst.

  • Meerdere dakkapellen binnen de architectonische eenheid hebben een regelmatige plaatsing op een horizontale lijn.

  • Aan de voorzijde worden dakkapellen niet boven elkaar geplaatst.

  • De goot van het dak wordt niet onderbroken door het plaatsen van de dakkapel.

Vormgeving

  • De gevelindeling is afgestemd op het gebouw waarop de dakkapel wordt geplaatst.

  • De voorkant van de dakkapel bestaat hoofdzakelijk uit kozijnen en glas, daartussen beperkte toepassing van gesloten panelen met beperkte breedte.

  • Een aangekapt dak is alleen toepasbaar als het past bij de architectuur van het pand, kapvorm, dakhelling, specifiek bouwblok en in het straatbeeld. De afstand van de aankapping onder de nok wordt afgestemd op de vorm van de kap.

  • Een dakkapel op een mansardekap heeft een schuin dak met gelijke hellingshoek in aansluiting op het bovenste dakvlak, of een plat dak bij plaatsing onder de knik in het dakvlak.

  • Detaillering is terughoudend, zoals bescheiden dakoverstek, boeiboord, kroonlijst, ornamenten.

Materiaal en kleur

  • Materiaal- en kleurgebruik is afgestemd op het gebouw waarop de dakkapel wordt geplaatst.

  • Kleur is terughoudend, zoals donker, wit, crème witte spectrum of zinkgrijs.

  • Dakkapellen boven elkaar in hetzelfde dakvlak aan de achterzijde

  • Dakkapel hoog in een zadeldak van meerdere volledige bouwlagen (geen vliering) op achterdakvlak of op zijdakvlak niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd.

  • De hoogte van de bovenste dakkapel is, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, kleiner of gelijk aan De hoogte van de onderste dakkapel en niet hoger dan 1,75 meter.

  • De verticale afstand tussen twee dakkapellen is ten minste 0,85 meter.

  • De bovenkant van de dakkapel ligt op meer dan 0,5 meter onder de daknok.

  • De afstand tussen de zijkant van de dakkapel en de zijgevel, of woning scheidende muur, mag niet kleiner zijn dan 0,5 meter en ook niet kleiner dan de afstand ter plaatse van de onderste dakkapel

  • Vormgeving, materiaal en kleur, afstemmen op de andere dakkapel in hetzelfde dakvlak

Dakkapel op een woning in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Een dakkapel op een voordakvlak of een zijdakvlak die gericht is naar openbaar toegankelijk gebied kan voldoen aan de sneltoetscriteria. Ook bij het grootste deel van de erfgoedgebieden voldoen de (sneltoets)criteria. In bijzondere gevallen worden de (sneltoets)criteria niet van toepassing verklaard (maatwerk), of vraagt de architectuur om een dakkapel met een lagere maximale hoogte in de sneltoetscriteria (Interbellumarchitectuur) of is de architectuur dusdanig dat een dakkapel op deze posities ongewenst is (geen dakkapel).

 

Voor een dakkapel op het voordakvlak of op een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor zijn drie categorieën opgenomen.

 

Maatwerk

  • Een dakkapel op het voordakvlak of op een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht is op basis van maatwerk mogelijk.

Interbellum architectuur

  • Een dakkapel op het voordakvlak of op een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht op basis van de sneltoetscriteria is toegestaan, mits de maximale hoogte 1,30 meter bedraagt.

Geen dakkapel voorzijde

  • Er is GEEN dakkapel op het voordakvlak of op een dakvlak dat naar het openbaar toegankelijk gebied is gericht toegestaan.

Overige Richtlijnen

Zadeldak met vliering

De vliering is de lage ruimte onder het dak, vaak boven de zolder, die te gebruiken is als opbergruimte en vanwege de lage hoogte niet geschikt is voor bewoning. De basismaat van een vliering is vaak te klein om een dakkapel te realiseren. Plaatsing hoog in het dakvlak geeft een onevenwichtig beeld. Dakkapellen zijn op deze plaats in het dak niet toelaatbaar.

 

Dak met hellingshoek van minder dan 30 graden

Door de flauwe helling is er weinig tot geen mogelijkheid voor het plaatsen van een dakkapel. Door de flauwe helling komt de bovenzijde van de dakkapel nagenoeg in de nok, of zal een dakkapel te nadrukkelijk aanwezig zijn. Hierdoor wordt het dakvlak en het silhouet te sterk aangetast. Dit is welstandshalve ongewenst.

 

Dak met hellingshoek van meer dan 30 graden

Bij onvoldoende ruimte om onder de nok voor een dakkapel met minimale interne hoogte voor een verblijfsruimte, kan de afstand van de dakkapel tot de daknok minimaal verkleind worden ten behoeve van een interne vrije hoogte van maximaal 2,3 meter, als dat niet onevenredig ten koste gaat van de herkenbaarheid van de hoofdvorm van het gebouw. Daarbij moet de daknok in stand blijven.

 

  • Dit is niet toelaatbaar bij boven elkaar gesitueerde dakkapellen en bij een mansardekap.

  • Voor een nieuw dak boven de nok gelden de regels voor een dakopbouw.

Wolfseinden

Een wolfseind is het afgeschuinde gedeelte aan het uiteinde van de nok van het dak. Het is een verbijzondering met een beperkte maat. Een dakkapel op een wolfseind wordt gezien als een verrommeling van de verbijzondering van het dak en is daarom niet acceptabel.

 

Hoekkeper en kilkeper

Een dakkapel dichter bij een hoekkeper is mogelijk als het silhouet van het gebouw niet te veel wordt verstoord en het niet ten koste gaat van een evenwichtig gevelbeeld.

 

Een dakkapel geplaats om één of twee hoekkepers geeft een erg onevenwichtig beeld en verstoren de dakvorm. Een hoekdakkapel in de kilkeper is mogelijk aan de zijde die niet zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied.

 

Gelijktijdige koppeling van twee dakkapellen in grenslijn tussen twee woningen

Alleen als het past bij de specifieke architectuur en tijdsbeeld van het pand. Bij gelijktijdige koppeling blijft de maximale breedte van de dakkapel gelijk of wordt beperkt breder als wordt afgestemd op de gevelindeling van het gebouw waarop de dakkapel wordt geplaatst.

 

Tips

  • Overleg uw plan met de buren.

  • Zorg voor ruimte in de dakoverstek, achter het boeiboord om zonwering, zoals rolluiken en screens, verdekt aan te kunnen brengen. Het achteraf plaatsen van zonwering die onder de dakoverstek uitsteekt, of op het boeiboord, verrommelt het aanzicht van de dakkapel.

  • Bij specifiek vormgeven of nieuwe huizen heeft de architect vaak al een dakkapel mee-ontworpen. U kunt het beste het ontwerp van de architect volgen.

  • Pas de kleur aan op de rest van het huis. Met de kleur van de kozijnen kan afstemming worden gezocht op de kozijnen in de gevel.

  • Geef de zijkanten een donkerere kleur, daardoor valt de dakkapel minder op en is vuil tussen de schoonmaakbeurten door minder zichtbaar.

  • Plaats de afvoer van regenwater aan de zijkant en zo dicht mogelijk bij de achterkant van de dakkapel.

Erfafscheiding

Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van het openbaar toegankelijk gebied. Een erfafscheiding kan ook bedoeld zijn voor bescherming van bijvoorbeeld geluid of stof. Erfafscheidingen die zichtbaar zijn vanaf het openbaar toegankelijk gebied zijn van grote invloed op het straatbeeld / de ruimtelijke kwaliteit. Door een te grote verscheidenheid kan een rommelig straatbeeld ontstaan. Een onrustige uitvoering, een slecht geplaatste of slecht onderhouden schutting roept bij velen een gevoel van verloedering en sociale onveiligheid op.

 

Sneltoetscriteria voor een erfafscheiding

Een erfafscheiding voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze voldoet aan onderstaande criteria:

Algemeen

  • De sneltoetscriteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Erfafscheiding in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

Plaatsing

  • Erfafscheidingen op straathoeken, hoger dan 1 meter en maximaal 2 meter, staan op 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

Vormgeving

  • Slanke staanders met daartussen een gaashekwerk dat is begroeid met klimplanten.

  • Minimaal 80% groen; beplanting in de vollegrond.

  • In één lijn zonder verspringingen in hoogte of de lengterichting.

  • De bovenkant is horizontaal.

Materiaal en kleur

  • Materiaal: staanders zijn van hout, baksteen of metaal. Gaashekwerk (harmonicagaas, draadstaal).

  • Kleur: hout is onbeschilderd of heeft de oorspronkelijke materiaalkleur, baksteen zoals in het metselwerk van hoofdgebouw.

  • Kleur metalen staanders is donkergrijs/ antraciet, zwart of donkergroen.

 

Reguliere criteria voor een erfafscheiding

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Algemeen

  • Een erfafscheiding is ondergeschikt aan het hoofdgebouw en de omgeving.

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Erfafscheiding in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

Plaatsing

  • Een hogere erfafscheiding dan 1 meter op een straathoek heeft een ondergeschikte plaats achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

Maatvoering

  • Een hogere erfafscheiding dan 2 meter is eventueel mogelijk in specifieke situaties:

    • o

      Naast elkaar liggende percelen met een andere peilhoogte ter plaatse van de achtertuin.

    • o

      Te hoge geluidbelasting, afkomstig van de openbare ruimte, een sportcomplex of bedrijven.

Vormgeving

  • In één lijn en hoogte zonder nadrukkelijke verspringingen.

  • Rechte vormgeving, horizontale bovenkant.

  • Hekwerken zijn grotendeels transparant vormgegeven (spijlen niet erg dicht bij elkaar).

  • Zo veel mogelijk aansluiten bij aangrenzende, goedgekeurde en/of begroeide erfafscheidingen.

  • Materialen op een eenduidige en rustige manier toepassen.

  • Bij begroeide erfafscheiding beplanting op eigen grond.

  • Detaillering is terughoudend.

Materiaal en kleur

  • Duurzame materialen gebruiken zoals hout, metselwerk, metalen spijlen of te begroeien gaas.

  • Materiaal- en kleurgebruik is terughoudend en ondergeschikt aan die van het hoofdgebouw.

  • Als er metselwerk in de erfafscheiding voorkomt én ook in het hoofdgebouw, wordt het metselwerk afgestemd op het hoofdgebouw.

  • Geen golf-, beton of damwandprofielplaten, plaatmateriaal, rietmatten of vlechtschermen.

  • Haagplanten zoals liguster of haagbeuken, klimplanten zoals klimop en/ of klimrozen.

Erfafscheiding in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Een erfafscheiding in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kan voldoen aan de (sneltoets)criteria. In bijzondere gevallen worden de (sneltoets)criteria niet van toepassing verklaard (maatwerk), of is de kenmerkende cultuurhistorische opzet dusdanig dat het toevoegen van een erfafscheiding ongewenst is (geen erfafscheiding).

 

Voor een erfafscheiding in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor zijn twee categorieën opgenomen.

 

Maatwerk

  • De erfafscheiding dient aan te sluiten bij de architectuur van het pand of complex.

Geen erfafscheiding

  • Er is GEEN erfafscheiding, anders dan de vergunningsvrije erfafscheiding, toegestaan.

Tips

  • Haagplanten, zoals liguster of haagbeuken, dragen bij aan een representatief en groen straatbeeld.

  • Plaats de erfafscheiding stevig en stabiel in de grond (zoals verankeren, in beton) om deze bestand te maken tegen zware windstoten.

  • Wilt u weten waar de grens van uw grond precies ligt? Dit kunt u navragen bij het Kadaster.

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Wilt u een erfafscheiding plaatsen van meer dan 2 meter hoog? U krijgt hier bijna nooit een vergunning voor.

Bijbehorende bouwwerken

Het begrip ‘bijbehorend bouwwerk’ wordt als verzamelnaam gebruikt voor een aan- of uitbouw, garage, serre, berging, carport of overkapping van één laag met een dak.

 

Het zijn aangebouwde of vrijstaande bouwwerken die leiden tot een uitbreiding van het bouwvolume van, aan of bij een hoofdgebouw.

 

Een bijbehorend bouwwerk nabij, of in het zicht vanaf het openbaar toegankelijk gebied is van grote invloed op het straatbeeld, zoals een erker in de voortuin, een aanbouw naast het hoofdgebouw of een bijgebouw of overkapping dicht bij de perceelsgrens met openbaar toegankelijk gebied. Door een grote verscheidenheid of uitvoering die niet goed past bij de woning kan een rommelig straatbeeld ontstaan. Door bouwwerken op afstand achter de erfafscheiding te plaatsen ontstaat een rustiger straatbeeld.

 

Voor een vergunningplichtig bijbehorend bouwwerk, zoals in de voortuin of zijtuin, gelden de criteria voor drie categorieën, namelijk:

 

  • Aan- of uitbouwen

  • Vrijstaande bijgebouwen

  • Carports en overkappingen

Aan-en uitbouw

 

Reguliere criteria voor aan- en uitbouwen

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de hand van criteria van de welstandseenheid.

 

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Aan- en uitbouwen in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • De criteria zijn niet van toepassing voor een aan- of uitbouw aan de voorgevel, met uitzondering van erkers aan de voorgevel.

  • Een aan- of uitbouw is een ondergeschikte toevoeging aan het straatbeeld en de hoofdvorm van het hoofdgebouw en mag deze niet overstemmen.

  • Een aan- of uitbouw vertoont samenhang met de architectuur van het hoofdgebouw.

  • Als niet wordt aangesloten bij de uitstraling van het

  • is het verschil in uitstraling afgestemd op het hoofdgebouw en het straatbeeld.

  • Bij een architectonische eenheid wordt gestreefd naar herhaling van gelijke, of op elkaar afgestemde exemplaren.

Vormgeving

  • De uitbreiding heeft een eenvoudige, rustige hoofdvorm:

    • o

      De plattegrond is in principe rechthoekig: in beginsel gevels evenwijdig aan, - of haaks op de gevels van het hoofdgebouw. Als de zij-erfgrens niet evenwijdig ligt aan de zijgevel kan de richting van die erfgrens worden overgenomen.

    • o

      Het dak is plat afgedekt, of heeft een kapvorm die van het hoofdgebouw is afgeleid (richting en hellingshoek van de dakvlakken).

    • o

      Houd zoveel mogelijk één goothoogte aan, ook bij uitbreiding van een bestaande aan- of uitbouw.

  • De uitbreiding is aan alle zijden ontworpen, met specifieke aandacht voor gevels die gericht zijn naar, en zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebied.

    • o

      De gevelindeling is afgestemd op de oorspronkelijke architectuur van het hoofdgebouw en architectonische eenheid waarvan deze deel van uitmaakt; en is afgestemd op de verticale en horizontale indeling van de gevel. In de aanbouw en in de voorgevel, is ten minste 30% aan gevelopeningen aanwezig.

    • o

      De kozijnen zijn afgestemd op belangrijke kenmerken van de kozijnen van het hoofdgebouw en architectonische eenheid waarvan deze deel van uitmaakt; kozijnindeling, diepteligging van de kozijnen in de gevel, profielmaten van kozijnonderdelen en tussenstijlen (kleine afwijkingen toegestaan).

  • Detaillering is terughoudend, zoals bescheiden (of geen) overstek en boeiboord of ornamenten, of de detaillering wordt overgenomen van het hoofdgebouw, zoals metsellagen, lateien, dorpels.

Vormgeving erker

  • De erker die als optie is aangeboden bij de bouw van de woning is uitgangspunt.

  • Een erker vertoont samenhang met de architectuur van het hoofdgebouw.

  • Een bouwlaag in principe met een rechthoekige plattegrond, eventueel met schuin geplaatste zijkanten als dat past bij de architectuur van het hoofdgebouw.

  • Het dak is plat afgedekt en wordt in principe uitgevoerd met een dakoverstek.

  • De gevelindeling is afgestemd op de verticale en horizontale indeling van de gevel van het hoofdgebouw en architectonische eenheid waarvan deze deel van uitmaakt.

  • De hoogte van de borstwering is gelijk aan de hoogte van de borstwering die in de gevel vervalt door het plaatsen van de erker. Als de erker geen gevelopening met borstwering vervangt, dan is de hoogte gelijk aan de hoogte van de borstwering van de belangrijkste ramen in de voorgevel van het pand of van de architectonische eenheid. De borstwering is van baksteen.

  • Boven de borstwering is de pui zo transparant mogelijk: kozijnen en glas en geen gesloten panelen tussen of naast kozijnen.

  • Een zijkant in de perceelsgrens met een naastgelegen woonperceel wordt gesloten uitgevoerd.

  • De kozijnen zijn afgestemd op belangrijke kenmerken van de kozijnen van het hoofdgebouw en architectonische eenheid waarvan deze deel van uitmaakt; kozijnindeling, diepteligging van de kozijnen in de gevel, profielmaten van kozijnonderdelen en tussenstijlen (kleine afwijkingen toegestaan).

  • Detaillering is terughoudend: bescheiden overstek (maximaal 20 centimeter), bescheiden boeiboord (maximaal 25 centimeter hoog) en minimaal gebruik van ornamenten.

Materiaal en kleur

  • Materiaal- en kleurgebruik is overeenkomstig met het hoofdgebouw of terughoudend en afgestemd op het hoofdgebouw.

  • Type en kleur baksteen, voeg en metselverband zoals het metselwerk in het hoofdgebouw of erop afgestemd.

  • Duurzame en representatieve materialen gebruiken zoals hout, metselwerk. Geen golfplaten, beton of damwandprofielen of plaatmateriaal.

Aan- of uitbouwen in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Een aan- of uitbouw in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kan voldoen aan de criteria. In bijzondere gevallen is de kenmerkende cultuurhistorische opzet dusdanig dat het toevoegen van een aan- of uitbouw voor de voorgevel (geen aan- of uitbouw voor de voorgevel), tegen de zijgevel (geen aan- of uitbouw tegen de zijgevel) of zowel voor de voorgevel als tegen de zijgevel (geen aan- of uitbouw voor de voorgevel en/of tegen de zijgevel) ongewenst is.

 

Voor een aan- of uitbouw in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor zijn drie categorieën opgenomen.

 

Geen aan- of uitbouw voor de voorgevel

  • Er is GEEN aan- of uitbouw voor de voorgevel toegestaan.

Geen aan- of uitbouw tegen de zijgevel

  • Er is GEEN aan- of uitbouw tegen de zijgevel toegestaan.

Geen aan- of uitbouw voor de voorgevel en/of tegen de zijgevel

  • Er is GEEN aan- of uitbouw voor de voorgevel en/of tegen de zijgevel toegestaan.

Tips

  • Plaats de aan- of uitbouw op voldoende afstand van de erfafscheiding met openbaar toegankelijk gebied, zodat:

    • o

      U het gebouw en de tussenruimte kunt onderhouden vanaf eigen terrein en vervuiling of veroudering kunt voorkomen.

    • o

      Een eenduidige en doorlopende (niet onderbroken) erfafscheiding kan blijven staan. Dit draagt bij aan een rustig en representatief straatbeeld.

    • o

      Er ruimte blijft voor een groene erfafscheiding zoals een haag.

  • Wilt u weten waar de grens van uw grond precies ligt? Dit kunt u navragen bij het Kadaster.

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Bouw natuurinclusief, dit draagt bij aan een gezonde en aantrekkelijke omgeving voor alle gebruikers. Vergroening zorgt voor verkoeling en luchtzuivering. Denk hierbij aan een groen dak of neststenen voor vogels en vleermuizen.

 

Vrijstaand bijgebouw

 

Reguliere criteria voor vrijstaande bijgebouwen

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de hand van criteria van de welstandseenheid.

 

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Een vrijstaand bijgebouw is een ondergeschikte toevoeging aan het straatbeeld en bij het hoofdgebouw en mag deze niet overstemmen.

  • Bij een architectonische eenheid wordt gestreefd naar herhaling van gelijke, of op elkaar afgestemde exemplaren.

Vormgeving

  • Plattegrond: in principe rechthoekig.

  • Het dak is plat afgedekt, of heeft een kapvorm die van het hoofdgebouw is afgeleid (richting en hellingshoek van de dakvlakken).

  • Een gevel op of grenzend aan de grens met het openbaar toegankelijk gebied is onderdeel van het straatbeeld, wordt gesloten uitgevoerd en vertoont samenhang met de detaillering van het hoofdgebouw.

  • Een gevel van een aan huis gebonden beroep is afgestemd op de gevelindeling van het hoofdgebouw en valt niet te veel op in het straatbeeld.

  • Detaillering is terughoudend: bescheiden overstekken, een gevel bij voorkeur beëindigd met een daktrim, boeiboord (maximaal 25 centimeter hoog) en beperkt ornamenten.

Materiaal en kleur

  • Terughoudend materiaal- en kleurgebruik.

  • Materialen op een eenduidige en rustige manier toepassen, niet in verschillende richtingen.

  • Een gevel op grens met openbaar toegankelijk gebied, die de erfafscheiding onderbreekt is onderdeel van het straatbeeld: kleur en materiaal is afgestemd op het hoofdgebouw.

  • Duurzame en representatieve materialen gebruiken zoals hout, metselwerk. Geen golfplaten, beton of damwandprofielen of plaatmateriaal.

Tips

  • Plaats het bijgebouw op voldoende afstand van de erfafscheiding met openbaar toegankelijk gebied, zodat:

    • o

      U het gebouw en de tussenruimte kunt onderhouden vanaf eigen terrein en vervuiling of veroudering kunt voorkomen.

    • o

      Een eenduidige en doorlopende (niet onderbroken) erfafscheiding kan blijven staan. Dit draagt bij aan een rustig en representatief straatbeeld.

    • o

      Er ruimte blijft voor een groene erfafscheiding zoals een haag.

  • Geen bouwdelen boven en afwatering op openbaar toegankelijk gebied.

  • Wilt u weten waar de grens van uw grond precies ligt? Dit kunt u navragen bij het Kadaster.

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Bouw natuurinclusief, dit draagt bij aan een gezonde en aantrekkelijke omgeving voor alle gebruikers. Vergroening zorgt voor verkoeling en luchtzuivering. Denk hierbij aan een groen dak of neststenen voor vogels en vleermuizen.

 

Carport of overkapping

 

Reguliere criteria voor een carport of overkapping

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de hand van criteria van de welstandseenheid.

 

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Carport of overkapping in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • Een carport of overkapping is een ondergeschikte toevoeging aan het straatbeeld en bij het hoofdgebouw en mag deze niet overstemmen.

  • Bij een architectonische eenheid wordt gestreefd naar herhaling van gelijke exemplaren.

Vormgeving

  • Het bouwwerk heeft een eenvoudige, rustige hoofdvorm:

    • o

      De plattegrond is in principe rechthoekig: in beginsel gevels evenwijdig aan, of haaks op de gevels van het hoofdgebouw. Als de zij-erfgrens niet evenwijdig ligt aan de zijgevel kan de richting van die erfgrens worden overgenomen.

    • o

      Het dak is plat afgedekt, of heeft een kapvorm die van het hoofdgebouw is afgeleid (richting en hellingshoek van de dakvlakken).

  • Als het bouwwerk gebouwd mag worden op de perceelsgrens (zie omgevingsplan) met openbaar toegankelijk gebied of direct ernaast:

    • o

      De erfafscheiding blijft bij voorkeur staan. Een wand van een overkapping (eventueel van een ander materiaal) achter een erfafscheiding houdt de erfafscheiding herkenbaar als onderscheidend bouwwerk.

    • o

      Of de wand van het bouwwerk wordt afgestemd op het materiaal van de erfafscheiding, zodat het doorlopende materiaal van de erfafscheiding niet wordt onderbroken.

  • Carport dicht bij het hoofdgebouw of aangebouwd aan een hoofdgebouw (direct of indirect, bijvoorbeeld aan een bestaande aanbouw):

    • o

      Slanke (fijngebouwd) staanders en dakrand.

    • o

      Plat dak of zeer licht gebogen. Een gebogen dak is zoveel mogelijk verdekt aangebracht achter een dakrand.

    • o

      Boeiboord bij voorkeur alleen toepassen achter de voorgevel of als het aansluit bij de architectuur van het hoofdgebouw en als de carport daardoor niet te veel opvalt.

  • Detaillering is terughoudend, zoals bescheiden overstek en boeiboord of ornamenten, slanke staanders.

Materiaal en kleur

  • Materiaal- en kleurgebruik is terughoudend of afgestemd op het hoofdgebouw.

  • Duurzame en representatieve materialen gebruiken zoals hout, metselwerk. Geen golf-, beton of damwandprofielplaten of plaatmateriaal.

Carport of overkapping in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Een carport of overkapping in een gebied met een hoge voldoen aan de criteria. In bijzondere gevallen is de kenmerkende cultuurhistorische opzet dusdanig dat het toevoegen van een carport of overkapping voor de voorgevel (geen carport of overkapping voor de voorgevel), tegen de zijgevel (geen carport of overkapping tegen de zijgevel) of zowel voor de voorgevel als tegen de zijgevel (geen carport of overkapping voor de voorgevel en/of tegen de zijgevel) ongewenst is.

 

Voor een carport of overkapping in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor zijn drie categorieën opgenomen.

 

Geen carport of overkapping voor de voorgevel

  • Er is GEEN carport of overkapping voor de voorgevel toegestaan.

Geen carport of overkapping tegen de zijgevel

  • Er is GEEN carport of overkapping tegen de zijgevel toegestaan.

Geen carport of overkapping voor de voorgevel en/of tegen de zijgevel

  • Er is GEEN carport of overkapping voor de voorgevel en/of tegen de zijgevel toegestaan.

Tips

  • Plaats het bouwwerk op voldoende afstand van de erfafscheiding met openbaar toegankelijk gebied, zodat:

    • o

      u het gebouw en de tussenruimte kunt onderhouden vanaf eigen terrein en vervuiling of veroudering kunt voorkomen.

    • o

      een eenduidige en doorlopende (niet onderbroken) erfafscheiding kan blijven staan. Dit draagt bij aan een rustig en representatief straatbeeld.

    • o

      Er ruimte blijft voor een groene erfafscheiding zoals een haag.

  • Geen bouwdelen boven en afwatering op openbaar toegankelijk gebied.

  • Wilt u weten waar de grens van uw grond precies ligt? Dit kunt u navragen bij het Kadaster.

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Bouw natuurinclusief, dit draagt bij aan een gezonde en aantrekkelijke omgeving voor alle gebruikers. Vergroening zorgt voor verkoeling en luchtzuivering. Denk hierbij aan een groen dak of neststenen voor vogels en vleermuizen.

 

Geveloptrekking

Van een geveloptrekking is sprake als bij een gebouw een gevel wordt opgetrokken, waardoor de bestaande goot wordt onderbroken of wordt verhoogd. Er kan hierdoor een nieuwe of grotere ruimte ontstaan. Een geveloptrekking verandert de hoofdvorm van een gebouw en is daardoor vaak opvallend in het straatbeeld.

 

Reguliere criteria voor geveloptrekking

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Algemeen

  • Deze criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Geveloptrekking in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • Een geveloptrekking is een ondergeschikte toevoeging van maximaal één bouwlaag op de hoofdvorm van de woning (hoofgebouw) en moet passend zijn bij het straatbeeld en de oorspronkelijke architectuur en mag die niet overstemmen.

  • Een uitbreiding vertoont samenhang met de architectuur van het hoofdgebouw.

  • Meerdere geveloptrekkingen binnen de architectonische eenheid zijn gelijk uitgevoerd en hebben een regelmatige plaatsing op een horizontale lijn.

  • Een geveloptrekking die om stedenbouwkundige redenen aanwezig is, bijvoorbeeld op een eind-, of hoekwoning wordt in principe niet herhaald bij naastgelegen woningen.

  • Een geveloptrekking aan voorgevel of naar openbaar toegankelijk gebied wordt altijd voorgelegd aan de commissie.

Vormgeving

  • Bij een verhoging van de kap als geheel is de breedte in beginsel altijd de volledige woningbreedte, zodat een daaropvolgende geveloptrekking eenduidig kan aansluiten en een nieuw samenhangend geheel kan ontstaan met een doorlopende goothoogte.

  • Nieuwe dakhellingen zijn in beginsel gelijk aan bestaande dakhellingen of afgestemd op de dakvorm van de architectonische eenheid.

  • De oppervlakte aan gesloten gevel van de uitbreiding is passend bij de gevelindeling van het bestaande hoofdgebouw en niet nadrukkelijk groot (hoogte borstwering is maximaal 85 centimeter).

  • Geen overmaat aan detailleringen; bescheiden dakoverstek, boeiboord en ornamenten.

Materiaal en kleur

  • Materiaal- en kleurgebruik terughoudend en afgestemd op het hoofdgebouw.

  • Bij metselwerk voortzetten type en kleur baksteen, voeg en metselverband zoals het bestaande metselwerk.

Geveloptrekking in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Een geveloptrekking in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kan voldoen aan de criteria. In bijzondere gevallen is de kenmerkende cultuurhistorische opzet dusdanig dat het toepassen van een geveloptrekking ongewenst is.

 

Voor een geveloptrekking in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor is één categorie opgenomen.

 

Geen geveloptrekking

  • Er is GEEN geveloptrekking toegestaan.

Tips

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Bouw natuurinclusief, dit draagt bij aan een gezonde en aantrekkelijke omgeving voor alle gebruikers. Vergroening zorgt voor verkoeling en luchtzuivering. Denk hierbij aan een groen dak of neststenen voor vogels en vleermuizen.

Dakopbouw op een hoofdgebouw

Een dakopbouw kan zowel een op een plat dak als op een schuin dak gerealiseerd worden. Bij een plat dak wordt extra bouwlaag op het platte dak van de bestaande woning gerealiseerd. Bij een schuin dak is de kap niet hoog genoeg en wordt een dakopbouw toegepast om extra woonruimte op deze bouwlaag te realiseren.

 

Het type dakopbouw dat het beste past op het hoofdgebouw is afhankelijk van de oorspronkelijke architectuur. Bij woningen met een traditionele bouwstijl past in veel gevallen een dakopbouw met een schuin voor- en achterdak met dakpannen. Bij woningen met een moderne uitstraling is een terugliggend volume zonder dakhellingen vaak het meest passend. Bij straatwanden met een diversiteit in bebouwing is onderscheid tussen dakopbouwen vaker mogelijk.

 

Reguliere criteria voor een dakopbouw met plat dak over de nok van een zadeldak

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Dakopbouw in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • Dit type dakopbouw is alleen mogelijk als de regels voor een dakkapel onvoldoende ruimte bieden om een verblijfsruimte met voldoende hoogte te realiseren.

  • Een dakopbouw is een ondergeschikte toevoeging aan van de hoofdvorm van de woning.

  • Het dak waarop de dakopbouw wordt geplaatst heeft een dakhelling van ten minste 30 graden.

  • Meerdere dakopbouwen in dezelfde architectonische eenheid hebben een systematische plaatsing op een horizontale lijn en zijn gelijkvormig.

  • Deze criteria gelden voor een eengezinswoning van twee lagen met een kap, niet zijnde een woongebouw (zoals portieketageflat, galerijflat).

Maatvoering

  • Zijkanten minimaal 0,5 meter van de zijgevel en woning scheidende muur.

  • De breedte van de voorkant en achterkant van de dakopbouw is maximaal 60% van de breedte van het dakvlak, tot een maximum van 5 meter per dakopbouw. De dakoverstek wordt niet meegerekend.

  • De hoogte van de dakopbouw is, gemeten vanaf de voet van de dakopbouw (snijlijn tussen dakpannen en voor- of achtergevel van de dakopbouw) maximaal 1,65 meter.

  • De voet van de dakopbouw moet minimaal 0,85 meter en maximaal 1 m boven de bovenkant van de vloer.

  • De dakopbouw mag maximaal 0,35 meter hoger zijn dan de bestaande nok, waarbij geldt dat de interne vrije hoogte (stahoogte) in de dakopbouw maximaal 2,30 meter mag zijn.

  • Het boeiboord is maximaal 30 centimeter hoog.

  • Afstanden zijn horizontaal of verticaal gemeten, niet langs de dakhelling.

Vormgeving

  • De dakopbouw is plat afgedekt.

  • De dakopbouw heeft een eenduidige rechthoekige plattegrond.

  • De bovenkant is doorlopend en horizontaal en de hoogte van voorkant en achterkant is gelijk

  • De dakopbouw wordt zowel aan de voorkant als de zijkanten uitgevoerd met een dakoverstek. Deze is maximaal 20 centimeter (Het overstek aan zijkanten mag kleiner zijn dan aan de voorkant en achterkant).

  • Het boeiboord volgt de gehele dakrand, dus ook aan de zijkanten, en ligt in zijn geheel boven de bestaande daknok.

  • De voorkant en achterkant bestaan zoveel mogelijk uit kozijnen en glas. Geen horizontale tussenstijlen, dichte panelen of borstwering. De linker- en rechterzijde zijn gelijk van maat en maximaal 20 centimeter breed. Daartussen alleen ter plaatse van een achterliggende muur maximaal 1 gesloten paneel van max 20 centimeter breed.

  • Detaillering: boeiboord van plaatmateriaal of horizontale delen, geen zichtbare bevestigingsmiddelen en ornamenten.

  • Detaillering zijkanten: ondoorzichtig, vlak plaatmateriaal of stroken in horizontale richting.

Materiaal en kleur

  • Materialen: geschilderd hout, kunststof, zijkanten mogen in niet spiegelend metaal worden uitgevoerd, glas als invulling van kozijnen.

  • Kleur: donkergroene, donkerblauwe, donkerbruine, grijze of (crème) witte spectrum.

Reguliere criteria voor een dakopbouw

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Algemeen

  • Deze criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Dakopbouw in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • Een dakopbouw is een ondergeschikte toevoeging van maximaal één bouwlaag op de hoofdvorm van een hoofgebouw.

  • Het type dakopbouw is afgestemd op de oorspronkelijke architectuur.

  • Als de gootlijn in de betreffende architectonische eenheid niet is onderbroken, dient deze in stand te blijven.

  • Breedte in beginsel altijd gelijk aan de volledige woningbreedte, regelmatige plaatsing op een horizontale lijn en gelijk van vorm en maat en plaats, zodat een daaropvolgende dakopbouw eenduidig kan aansluiten. Als er meerdere soorten dakopbouwen zijn, dan wordt de dakopbouw van het dichtstbijzijnde buurpand (waarop aangesloten kan worden en voldoet aan de criteria) toegepast.

  • Geen overmaat aan detailleringen; bescheiden dakoverstek, boeiboord en ornamenten.

Vormgeving teruggeplaatste dakopbouw met rechte wanden op een plat dak

  • De dakopbouw is plat afgedekt.

  • De mate van terugplaatsing moet afgestemd zijn of overeenkomen met de positie van overige dakopbouwen op de architectonische eenheid.

  • De hoogte is gelijk aan of niet nadrukkelijk hoger dan de eronder gelegen verdiepingshoogte(n).

  • Voorzijde: zo transparant mogelijk, afgestemd op de gevelindeling van het hoofdgebouw.

  • Bij een dakopbouw in het verlengde van een bestaande zijgevel; hetzelfde materiaal en detaillering als de bestaande gevel toepassen.

Vormgeving niet-terugliggende dakopbouw met schuine dakvlakken op een plat dak

  • Dakvlakken tussen 45° en 70°, bedekt met dakpannen, daartussen plat afgedekt of als mansardekap als dat past bij de architectonische eenheid.

  • Bij een architectonische eenheid in beginsel een voor- en achterdakvlak evenwijdig aan de voor- en achtergevel.

  • In principe geen loggia aan de voorzijde.

Vormgeving dakopbouw op zadeldak door verlenging dakvlak en verhoging nok

  • Dit type dakopbouw is mogelijk binnen een architectonische eenheid waar dit type dakopbouw eerder is vergund en gerealiseerd. Anders is het type dakopbouw met plat dak over de nok van een zadeldak uitgangspunt.

  • Afgestemd op maatvoering en vormgeving van de eerder geplaatste dakopbouw.

  • De hellingshoek van het dakvlak is gelijk aan de hellingshoek van het bestaande dak.

  • De zijkanten zijn verticaal en ondoorzichtig. Bij een dakopbouw in het verlengde van een bestaande zijgevel hetzelfde materiaal en detaillering toepassen als de bestaande gevel.

Materiaal en kleurgebruik

  • Materiaal- en kleurgebruik terughoudend of afgestemd op hoofdgebouw, zodat de dakopbouw niet zwaarder oogt dan het hoofdgebouw.

  • Bij metselwerk voortzetten in dezelfde gevel; type en kleur baksteen, voeg en metselverband zoals het bestaande metselwerk.

Dakopbouw in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Een dakopbouw in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kan voldoen aan de criteria. In bijzondere gevallen is de kenmerkende cultuurhistorische opzet dusdanig dat het toepassen van een dakopbouw ongewenst is.

 

Voor een dakopbouw in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor zijn vier categorieën opgenomen.

Dakopbouw volgt breedte hoofdgebouw

  • De breedte van de dakopbouw is hetzelfde als de breedte van de woning, dit betekent dat de dakopbouw op de woningscheidende wanden staat.

Geen plat dak dakopbouw

  • De dakopbouw moet schuin afgedekt worden (geen plat dak).

  • De dakhelling van de dakopbouw moet gelijk aan de dakhelling van het bestaande dakvlak te zijn.

Dakopbouw volgt breedte hoofdgebouw en geen plat dak

  • De breedte van de dakopbouw is hetzelfde als de breedte van de woning, dit betekent dat de dakopbouw op de woningscheidende wanden staat.

  • De dakopbouw moet schuin afgedekt worden (geen plat dak) .

  • De dakhelling van de dakopbouw moet gelijk aan de dakhelling van het bestaande dakvlak te zijn.

Geen dakopbouw

  • Er is GEEN dakopbouw toegestaan.

Tips

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Om de hoogte van de dakopbouw niet te benadrukken zijn stroken in de gevelbekleding in horizontale richting aangebracht en niet in verticale of schuine richting.

  • Bouw natuurinclusief, dit draagt bij aan een gezonde en aantrekkelijke omgeving voor alle gebruikers. Vergroening zorgt voor verkoeling en luchtzuivering. Denk hierbij aan een groen dak of neststenen voor vogels en vleermuizen.

Hoofdgebouw uitbreiden achter de achtergevel

Een uitbreiding van het hoofdgebouw is een bouwwerk van meer bouwlagen met een dak (eventueel met kap), die het bouwvolume aan een hoofdgebouw uitbreidt. Plaatsing in een binnenterrein of in het zicht vanaf het openbaar toegankelijk gebied is zeer bepalend voor het aanzicht van de omgeving of het straatbeeld. Dit geldt met name als de zichtbaarheid ervan groter is, zoals bij een hoekperceel.

 

Deze uitbreidingen zijn niet vergunningsvrij.

 

Reguliere criteria woning uitbreiden met meerdere verdiepingen achter de achtergevel

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Hoofdgebouw uitbreiden achter de achtergevel in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • De uitbreiding moet passend zijn bij het straatbeeld, de oorspronkelijke architectuur en bij de hoofdvorm van de woning (hoofdgebouw) en mag die niet overstemmen.

  • Een uitbreiding vertoont samenhang met de architectuur van het hoofdgebouw.

  • Als niet wordt aangesloten bij de uitstraling van het hoofdgebouw is het verschil in uitstraling afgestemd op het hoofdgebouw en het straatbeeld.

  • Bij een architectonische eenheid wordt gestreefd naar herhaling van gelijk uitgevoerde uitbreidingen.

Vormgeving

  • Plattegrond: in principe rechthoekig.

  • De hoogte van de uitbreiding is afgestemd op de verdiepingshoogte van de bestaande bouwlagen.

  • Hoekperceel: als een woning een karakteristieke hoofdvorm of specifieke architectuur met kenmerkende details heeft, dan is een contrasterende uitvoering geschikt zodat de bestaande woning herkenbaar blijft.

  • De gevelindeling is afgestemd op de oorspronkelijke architectuur van de gevel en architectonische eenheid waarvan deze deel van uitmaakt; behoud van de bestaande gevelindeling en/of indeling zoveel mogelijk aansluiten op de verticale en horizontale indeling van de gevel.

  • De kozijnen zijn afgestemd op belangrijke kenmerken van de bestaande kozijnen in de gevel en architectonische eenheid waarvan deze deel van uitmaakt; kozijnindeling, diepteligging van de kozijnen in de gevel, profielmaten van kozijnonderdelen en tussenstijlen (kleine afwijkingen toegestaan).

  • Geen overmaat aan detailleringen; bescheiden dakoverstek, boeiboord en ornamenten.

  • Detaillering is terughoudend, zoals bescheiden (of geen) dakoverstek en boeiboord of ornamenten, of de detaillering wordt overgenomen van het hoofdgebouw, zoals rollagen, speklagen, lateien.

Materiaal en kleur

  • Materiaal- en kleurgebruik terughoudend of afgestemd op hoofdgebouw.

  • Type en kleur baksteen, voeg en metselverband zoals het bestaande metselwerk of erop afgestemd.

Hoofdgebouw uitbreiden achter de achtergevel in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Een uitbreiding van het hoofdgebouw achter de achtergevel in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kan voldoen aan de criteria. In bijzondere gevallen is de kenmerkende cultuurhistorische opzet dusdanig dat het toepassen van een uitbreiding van het hoofdgebouw achter de achtergevel ongewenst is.

 

Voor een uitbreiding van het hoofdgebouw achter de achtergevel in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor is één categorie opgenomen.

 

Geen uitbreiding van het hoofdgebouw achter de achtergevel

  • Er is GEEN uitbreiding van het hoofdgebouw achter de achtergevel toegestaan.

Tips

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Een ‘overgangselement’ tussen de bestaande en de nieuwe gevel kan zorgen voor een betere aansluiting tussen op elkaar lijkend materiaal, zoals bakstenen of tussen verschillende materialen, bijvoorbeeld: een smalle inspringende verticale strook metselwerk of een raamstrook,

  • Bouw natuurinclusief, dit draagt bij aan een gezonde en aantrekkelijke omgeving voor alle gebruikers. Vergroening zorgt voor verkoeling en luchtzuivering. Denk hierbij aan een groen dak of neststenen voor vogels en vleermuizen.

Kozijnwijziging of gevelwijziging

Een kozijnwijziging is het veranderen van de invulling binnen de gevelopening, zoals een kozijn, de kozijninvulling, luik, garagedeur of poort. Een gevelwijziging is het veranderen van de grootte van een gevelopening of het verplaatsen van een gevelopening of gevelpaneel. Omdat de opbouw en indeling van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en/of de straatwand, moeten kozijn- of gevelwijzigingen zorgvuldig worden ingepast. Met name een kozijn- of gevelwijziging in de voorgevel of zijgevel als deze gekeerd is naar de weg of het openbaar toegankelijk gebied vraagt om een zorgvuldige vormgeving.

 

Voor het wijzigen van een winkelpui; zie criteria winkelpui wijzigen.

 

Reguliere criteria kozijnwijziging of gevelpaneel veranderen

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Kozijnwijziging of gevelwijziging in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

Vormgeving

  • De gevelwijziging is afgestemd op de oorspronkelijke architectuur van de gevel en architectonische eenheid waarvan deze deel van uitmaakt; behoud van de bestaande gevelindeling en/of indeling zoveel mogelijk aansluiten op de verticale en horizontale indeling van de gevel.

  • De kozijnwijziging is afgestemd op belangrijke kenmerken van de bestaande kozijnen in de gevel en architectonische eenheid waarvan deze deel van uitmaakt; kozijnindeling, diepteligging van de kozijnen in de gevel, profielmaten van kozijnonderdelen en tussenstijlen (kleine afwijkingen toegestaan).

  • De samenhang en ritmiek van de straatwand mag niet worden verstoord.

  • Het veranderen van een begane grond verdieping heeft relatie met het bovenliggende gevelvlak en is dus geen op zichzelf staande ontwerpopgave.

  • Oorspronkelijke details in de gevel (zoals: lateien, raamlijsten, speklagen, rollagen) behouden, of in ieder geval in overeenstemming met andere in de gevel voorkomende detailleringen.

  • Bij vervanging van een garagedeur door een pui: geen gemetselde borstwering.

Materiaal en kleur

  • Materiaal- en kleurgebruik terughoudend en afgestemd op het hoofdgebouw.

  • Gevelopeningen in hoofdzaak transparant invullen met uitzondering van deuren.

Kozijnwijziging of gevelwijziging in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Kozijnwijzigingen of gevelwijzigingen in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen voldoen aan de criteria. In bijzondere gevallen is de kenmerkende cultuurhistorische opzet dusdanig dat een kozijnwijziging of gevelwijziging ongewenst is.

 

Voor een kozijnwijziging of gevelwijziging in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor is één categorie opgenomen.

 

Geen kozijnwijziging of gevelwijziging

  • Er is GEEN kozijnwijziging of gevelwijziging toegestaan.

Tips

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Bij karakteristieke stalen kozijnen zijn de maatvoering en profilering beeldbepalend. Bij vervanging hiervan bieden aluminium kozijnen goede mogelijkheden voor de benadering van de oorspronkelijke maatvoering en profilering.

Dakterras bouwen

Een dakterras is een toegankelijke buitenruimte op een plat dak van een hoofdgebouw of aan- of uitbouw, begrensd door een balustrade. In de meeste gevallen zijn ze beperkt zichtbaar vanuit het openbaar toegankelijk gebied, maar als ze wel zichtbaar zijn kunnen ze grote invloed hebben op het straatbeeld.

 

Reguliere criteria dakterras

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Algemeen

  • Deze criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Dakterras in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • Het dakterras is een ondergeschikte toevoeging in de omgeving en aan de hoofdvorm van het gebouw en is afgestemd op de architectonische eenheid.

Plaatsing

  • Op het hoofdgebouw van een woning: het hekwerk minimaal 1 meter van de dakrand plaatsen.

  • Op het hoofdgebouw van een wooncomplex of bij een collectieve daktuin: dakterras centraal op het dak plaatsen en de balustrade in beginsel minimaal 2 meter van de dakrand, om de plaats en de omvang van het dakterras afstemmen op de totale inrichting met groen dak.

  • Op een aan- of uitbouw: achter de dakrand.

Vormgeving

  • Eenduidige plattegrond.

  • De hoogte van de balustrade is zo laag mogelijk en afgestemd op de benodigde hoogte voor valbeveiliging.

  • De balustrade is aangebracht achter het verlengde van de gevel, niet bevestigd aan de gevel eronder.

  • De indeling van de balustrade en de materialen zijn afgestemd op de architectuur van de onderliggende gevel.

  • De balustrade of het hekwerk is transparant, zoals een metalen spijlen hekwerk met hart- op hartafstand van 10 cm, of balustrade van glas, en wordt niet dicht gezet met rieten matten, plastic of vergelijkbaar materiaal.

  • Toegang dak bij voorkeur met een dakluik of anders een lage opbouw van maximaal 1 meter hoog (transparant uitgevoerd, kleinschalig en zo min mogelijk zichtbaar vanuit het openbaar toegankelijk gebied).

  • Geen overmaat aan detailleringen.

Materiaal en kleur

  • Kleur hekwerk spijlen is terughoudend, bijvoorbeeld donker kleurgebruik en afgestemd op het hoofdgebouw.

  • Hekwerk van metalen spijlen.

Dakterras bouwen in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Dakterrassen in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen voldoen aan de criteria. In bijzondere gevallen is de kenmerkende cultuurhistorische opzet dusdanig dat een dakterras op het hoofdgebouw of op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk gericht op openbaar toegankelijk gebied ongewenst is.

 

Voor een dakterras in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor zijn twee categorieën opgenomen.

 

Geen dakterras

  • Er is GEEN dakterras toegestaan.

Geen dakterras op het hoofdgebouw

  • Er is GEEN dakterras op het hoofdgebouw toegestaan.

Tips

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Bouw natuurinclusief, dit draagt bij aan een gezonde en aantrekkelijke omgeving voor alle gebruikers. Vergroening zorgt voor verkoeling en luchtzuivering. Denk hierbij aan een groen dak.

Groen dak of groene gevel

Een goed ingerichte en onderhouden groene omgeving is aantrekkelijk om in te wonen, werken en te recreëren en draagt bij aan de omgevingskwaliteit. Beplanting houdt water vast, verkoelt, zorgt voor schone lucht en biedt kansen voor dieren.

 

Het "groen" van het groen dak heeft betrekking op de organische dakbedekking, de natuurlijke begroeiing en dus niet zozeer op de kleur van de vegetatie. Een groen dak heeft meestal een groen-dak-pakket met substraat en drainagelaag, al dan niet in een systeem met kratten en is niet bedoeld als beloopbare tuin (voor beloopbare groene daken gelden de criteria voor dakterrassen).

 

Een groene gevel is een gevel met begroeiing, al dan niet met een gevelsysteem dat planten en de groei ondersteunt, en is een nadrukkelijk zichtbare vergroening van een gebouw en de omgeving.

 

Reguliere criteria groene daken of groene gevels

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Algemeen

  • Deze criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Groen dak of groene gevel in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • Het groene dak of de groene gevel is afgestemd op de architectuur.

  • Materialen en systemen zoals rasters, kratten, matten, en bevestigingssystemen zijn visueel nadrukkelijk ondergeschikt aan- en uit het zicht onttrokken achter de beplanting.

Vormgeving

  • Als de hoogte van een groen-dak-pakket/ systeem hoger is dan de dakrand van het platte dak, dan is de afstand tot de dakrand ten minste gelijk aan de afstand van het hoogste punt van het groen-dak-pakket/ systeem tot de bovenkant van de dakrand.

  • Een ombouw om een groen-dak-pakket/ systeem is neutraal vormgeven.

  • Bij schuine daken van seriematige bebouwing wordt het groene dak aangebracht tot de woning scheidende muur, zodat daarop kan worden aangesloten bij naastgelegen panden.

  • Kenmerkende elementen zoals dakranden, boeiboorden, nokpannen in beginsel in stand laten.

  • Beplanting van gevelvlakken wordt afgestemd op de architectuur en gevelindeling. Belijning van gevelvlakken en gevelopeningen blijft zichtbaar door strakke randen en kaders van de (constructie van de) beplanting.

Materiaal en kleur

  • Materialen en systemen zoals rasters, kratten, matten, en bevestigingssystemen toepassen die verouderen zonder aan (visuele) kwaliteit te verliezen.

  • Kleurgebruik van het groen-dak-pakket/ systeem: terughoudend en afstemmen op het gebouw waarop of waaraan het wordt geplaatst.

  • Materiaal en techniek wordt zo gekozen dat bevriezing en uitdroging wordt voorkomen en een optimale dekkende begroeiing wordt bereikt als onderdeel van het architectuurbeeld.

Groen dak en groene gevel in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Een groen dak en/of groene gevel kan voldoen aan de criteria. In bijzondere gevallen is de kenmerkende cultuurhistorische opzet dusdanig dat het toepassen van een groen dak en/of groene gevel ongewenst is.

 

Voor een groen dak en/of groene gevel in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor is drie categorieën opgenomen.

 

Geen groen dak op een hellend dakvlak

  • Er is GEEN groen dak op een hellend dakvlak toegestaan.

Geen groene voorgevel of zijgevel

  • Er is GEEN groene voorgevel of zijgevel toegestaan.

Geen groen dak op een hellend dakvlak in combinatie met een groene voorgevel of zijgevel

  • Er is GEEN groen dak op een hellend dakvlak in combinatie met een groene voorgevel of zijgevel toegestaan.

Tips

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Wilt u een groen dak aanleggen op een bestaande woning? Controleer of uw dak hiervoor geschikt is.

  • Een systeem dat aan het gebouw wordt bevestigd om een groene gevel te maken moet stevig zijn en bestand zijn tegen weersinvloeden en hoge en lage temperaturen.

  • Pas een systeem toe waarbij bewatering en bemesting van een groene gevel goed functioneert, omdat het uitgangspunt is dat de constructie vlakdekkend begroeid is en blijft.

  • Controleer minstens eenmaal per jaar de afvoer van het groene dak.

  • Controleer of de gemeente subsidie geeft voor de aanleg van een groen dak.

Zonnepanelen en zonnecollectoren installeren

Een zonnepaneel dient voor stroomopwekking en een zonnecollector voor warmteopwekking. Zonnepanelen en zonnecollectoren op daken zijn toevoegingen die in veel gevallen het straatbeeld niet zullen verstoren. Ze kunnen in veel gevallen op daken vergunningvrij worden geplaatst, met uitzondering van het beschermd stadsgezicht en bij monumenten.

 

Zonnepanelen op daken die niet aan de criteria van vergunningsvrij voldoen of geplaatst worden in een beschermd stadsgezicht of monument, vallen onder maatwerk en zullen voorgelegd worden aan de commissie.

 

Reguliere criteria zonnepanelen en zonnecollectoren

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Algemeen

  • De sneltoetscriteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Panelen/collectoren zijn een ondergeschikte toevoeging ten opzichte van de hoofdvorm van een gebouw, aan het uiterlijk van het gebouw en de omgeving en zijn afgestemd op de architectuur.

Plaatsing

  • In beginsel op daken

  • Aan voor- of zijgevels die gekeerd zijn naar het openbaar toegankelijk gebied: niet toegestaan, tenzij bij nieuwbouw geïntegreerd in de architectonische ontwerpopgave.

  • Overige gevels geheel binnen het gevelvlak, hellingshoek in principe gelijk aan de gevel, zodat de hoofdvorm van het gebouw niet wordt verstoord.

  • Plaatsing aan een minder belangrijke zijde of op tuinbergingen kan een alternatief zijn.

  • Indien de collector of het paneel niet één geheel vormt met de bijbehorende installatie, dan moet de installatie aan de binnenzijde van het bouwwerk worden geplaatst.

Vormgeving

  • Zoveel mogelijk in één vlak met een zo eenvoudig mogelijke vorm en uitstraling, zoals een rechthoekige vorm, plaatsing tegen elkaar, rangschikking op horizontale of verticale lijn en regelmatig patroon.

  • Bij nieuwbouw: ontworpen in samenhang met de architectuur en gevelindeling.

  • Als toevoeging op/ aan een bestaand gebouw: afgestemd op de architectuur en gevelindeling

  • Bij panelen/collectoren tegen de gevel wordt de plaatsing en het aantal afgestemd op de architectuur en blijven kenmerken van de gevel herkenbaar en bepalend in het gevelbeeld.

Materiaal en kleur

  • Duurzame materialen toepassen.

  • Op een kap: kleur overeenkomstig met het achterliggende dakvlak of anders zwart, antraciet of donkergrijs

  • Aan een gevel: de kleur is onopvallend en afgestemd op de architectuur het gebouw en de omgeving, waardoor de installatie niet in het oog springt tegen de gevel of achtergrond. Als de standaard fabriekskleuren niet passend zijn, kunnen beprint of gekleurd voorglas of andere innovatieve toepassingen met effect voor kleur en uitstraling mogelijk wel.

Tips

  • Overleg uw plan met uw buren.

  • Bij meerdere collectoren/panelen op één doorgaand dakvlak moet gestreefd worden naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Dit zorgt voor een rustig straatbeeld.

  • Houd bij plaatsing ook rekening met schaduw van straatbomen in de directe omgeving. De gemeente snoeit of kapt geen bomen als u last heeft van schaduw.

Installatie of airco en warmtepomp bij een woning

Een installatie is een toegevoegd element aan een gebouw. Het gaat bijvoorbeeld om een airco-unit of en warmtepomp-unit bij een woning, mechanische ventilatie, luchtbehandelingskasten en bijbehorende afvoerkanalen. Installaties horen bij het functioneren of veranderend gebruik van een gebouw, anderzijds hoort een installatieruimte in een gebouw.

 

Sneltoetscriteria airco of warmtepomp-unit

Een airco- of warmtepomp-unit voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze voldoet aan de volgende criteria:

 

Algemeen

  • De sneltoetscriteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Installatie of airco en warmtepomp in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • De sneltoetscriteria zijn niet van toepassing bij plaatsing aan de voorgevel of op het dak van een hoofdgebouw.

  • De sneltoetscriteria zijn van toepassing op grondgebonden woning, niet zijnde een woongebouw (zoals portieketageflat, galerijflat).

Plaatsing

  • Niet aan de voorgevel, in het voorerfgebied of boven openbaar toegankelijk gebied.

  • Aan een achtergevel of in het achtererfgebied.

  • Aan een zijgevel of op een aan- of uitbouw; 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

  • Bij plaatsing op een plat dak van een aan- of uitbouw gelden de volgende voorwaarden:

    • o

      Gekoppeld aan de zij- of achtergevel van het hoofdgebouw;

    • o

      Minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw;

    • o

      Minimaal 1 meter achter de dakrand van de aan- of uitbouw aan de zijde die gericht is naar openbaar toegankelijk gebied.

  • Plaatsing kabelgoten: tegen een gevel horizontaal en/of verticaal aangebracht of aansluitend aan een schuine dakrand (er onder).

Maatvoering

  • Hoogte op de grond of op een plat dak maximaal 1,5 meter, oppervlakte plattegrond maximaal 1 m².

  • Opgehangen aan een gevel; hoogte maximaal 1 meter, maximaal 0,75 meter uitstekend uit de gevel en de oppervlakte van de voorkant van de installatie in totaal maximaal 1 m².

Materiaal en kleur

  • Kleur: donkergroene, donkerblauwe, donkerbruine, grijze of (crème) witte spectrum.

  • Materialen ombouw, behuizing en kabelgoten: niet spiegelend metaal, kunststof.

 

Reguliere criteria installaties

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Installatie of airco en warmtepomp in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • Een installatie is een ondergeschikt element op of aan het uiterlijk van een gebouw en de omgeving.

Plaatsing

  • Een installatie is zoveel mogelijk binnen een gebouw geplaatst.

  • De plaats van de installatie is zoveel mogelijk ondergeschikt aan de vorm en het aanzicht van het gebouw en de omgeving.

  • Als plaatsing binnen een gebouw niet mogelijk is, kan een installatie onder voorwaarden op een plat dak geplaatst worden:

    • o

      Een installatie wordt op afstand van de dakrand geplaatst en indien mogelijk gekoppeld aan een bestaande gevel die aan het dak grenst;

    • o

      Als dat niet mogelijk is of als een specifiek architectonisch element op het dak wordt verstoord of wordt overstemd, dan los daarvan geplaatst, en/of centraal op het dak en/of zo onopvallend mogelijk.

  • Als plaatsing op een plat dak niet mogelijk is of als het dak bestaat uit schuine dakvlakken, dan kan een installatie onder voorwaarden aan een gevel bevestigd worden:

    • o

      Aan een gevel die niet is gericht naar aan het openbaar toegankelijk gebied;

    • o

      Aan de gevel bevestigde elementen zijn zoveel mogelijk bescheiden in maat;

    • o

      De architectonische kenmerken van de gevel blijven herkenbaar en blijven bepalend in het gevelbeeld.

  • Meerdere installaties of hetzelfde dak, of aan gevels die zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebied, zijn in groepen geplaatst. Dit beperkt de invloed van installatie op het uiterlijk van het gebouw en de omgeving.

  • In specifieke gevallen, maar in beginsel niet, op een kap; bij voorkeur aan de achterkant en uit het zicht van het openbaar toegankelijk gebied.

  • Een bij een installatie behorend afvoerkanaal is zo geïntegreerd en ondergeschikt mogelijk ten opzichte van de architectuur en de omgeving, en zo onopvallend mogelijk geplaatst gezien vanuit openbaar toegankelijk gebied en binnengebied. De hoogte en doorsnede moet in verhouding zijn tot de bebouwing en het aantal pijpen zo beperkt mogelijk. Als het nodig is dat een afvoerkanaal hoger is dan het dak van het hoofdgebouw, maar lager op een dak staat, wordt het afvoerkanaal indien mogelijk gekoppeld aan een gevel van het hoofdgebouw die niet naar het openbaar toegankelijk gebied gericht is en zo dicht mogelijk tegen de gevel bevestigd in een zoveel mogelijk eenduidige verticale richting.

  • Airco’s aan een woongebouw: Aan de galerijkant per woning vergelijkbaar geplaatst in een ritmiek die is afgestemd op het gevelbeeld. Aan de balkonzijde achter de voorgevellijn in het inpandig balkon geplaatst aan de gevel. Als deze opties niet mogelijk zijn bij voorkeur inpandig, als dat niet mogelijk is zo onopvallend mogelijk geplaatst en afgestemd op het gevelbeeld.

Vormgeving

  • Vormgeving eenvoudig en zo onopvallend mogelijk, waardoor de installatie niet in het oog springt tegen de gevel, of achtergrond.

  • Vormgeving bij nieuwbouw: geïntegreerd in of afgestemd op de architectuur.

  • In verband met de zichtbaarheid, het technische uiterlijk of mogelijke hinder, kan het nodig zijn om de installatie te voorzien van een ombouw. Deze omkleding-constructie is afgestemd op de bestaande architectuur.

  • Op schuin dak: geïntegreerd in de architectuur, zoals een ombouw die refereert naar een schoorsteen (doosvormig en horizontaal geplaatst).

Materiaal en kleur

  • Duurzame materialen toepassen.

  • De kleur is onopvallend en afgestemd op de architectuur en het gebouw en/of de omgeving, waardoor de installatie niet in het oog springt tegen de gevel of achtergrond.

Installatie of airco en warmtepomp in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Installaties, airco en/of warmtepomp in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen voldoen aan de criteria. In bijzondere gevallen is de kenmerkende cultuurhistorische opzet dusdanig dat het toevoegen Installaties, airco en warmtepomp op de voorgevel of zijgevel ongewenst is.

 

Voor installaties, airco en/of warmtepomp in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor is één categorie opgenomen.

 

Geen installaties, airco en/of warmtepomp aan de voorgevel of zijgevel

  • Er zijn GEEN installaties, airco en/of warmtepomp aan de voorgevel of zijgevel toegestaan.

Tips

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Houd rekening met het geluid dat uw apparaat maakt. Een buitenunit van een airco, warmtepomp of ander apparaat kan bekend staan als (relatief) geluidsluw apparaat. Toch kan het overlast veroorzaken bij uw buren als het apparaat nadrukkelijker hoorbaar is op rustige momenten, zoals ’s-avonds en ’s-nachts. Wilt u een ombouw die het geluid vermindert, deze zijn te koop; houd dan ook rekening met de (onopvallende) kleur en gebruik geen spiegelend metaal.

  • Plaats een installatie op het dak van een aanbouw of bijgebouw niet nadrukkelijk dichter bij een naburig perceel dan de afstand tot het eigen erf /tuin.

  • De kleur van de kabelgoot en buitenunit kunt u (soms) kiezen. Kies voor een onopvallende kleur die het beste past bij de gevel waaraan u de installatie bevestigd. Schilder de kabelgoot in dezelfde kleur als de gevel voor de beste onopvallende inpassing.

  • Woont u in een woongebouw, overleg de plaatsing van een installatie dan altijd met de woningcorporatie of vereniging van eigenaren.

Antenne, telecommunicatiemast of schotel plaatsen

Het gaat over antennes voor het kunnen zenden en/of ontvangen van communicatiesignalen, zoals spraak, beeld en data. Er zijn veel verschillende soorten antennes. Antennes voor mobiele telecommunicatie en tv zitten in antennepanelen die veel te zien zijn op daken van hoge gebouwen en openbaar toegankelijk gebied aan hoge masten, of in kleine panelen (small-cells) aan bouwwerken en gebouwen.

 

Radiozendamateurs leggen met antennes contact met bijvoorbeeld andere zendamateurs voor hun plezier bij hun woning of clubgebouw. Een schotelantenne wordt gebruikt voor het ontvangen van signalen voor TV-beelden.

 

Een antenne is de zender/ ontvanger. Een antennemast is een bouwwerk en antennedrager voor de plaatsing van antennes op de benodigde hoogte. Een uithouder is de bevestigingsconstructie tussen de antenne en de antennedrager. Een antenne-installatie is het geheel van een of meerdere antennes, mast, bedrading, apparatuur en techniekkast met bijbehorende bevestigingsconstructie.

 

Voor een schotelantenne aan of op een woning gelden de regels voor vergunningvrije bouwwerken. Wilt u hiervan afwijken? U kunt vergunning aanvragen, alleen wordt hier zelden een vergunning voor verleend.

 

Reguliere criteria antenne, telecommunicatiemast of schotel

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Schotelantenne

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie: Antenne, telecommunicatiemast of schotel in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • Een antenne is zo onopvallend mogelijk geplaatst ten opzichte van de architectuur van het gebouw.

Plaatsing

  • Aan of op een woongebouw

    • o

      Niet aan een gevel.

    • o

      Een schotel op een balkon mag niet buiten de balustrade uitsteken.

    • o

      Een schotel op een plat dak van een hoofdgebouw wordt centraal op het dak en/of zo onopvallend, op afstand van de dakrand geplaatst en indien mogelijk gekoppeld aan een bestaande gevel die aan het dak grenst.

    • o

      Diameter schotel is maximaal 2 meter.

Materiaal en kleur

  • Materiaal- en kleurgebruik terughoudend en afgestemd op het hoofdgebouw. Geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik.

Antenne voor hobbymatige telecommunicatie

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie Antenne, telecommunicatiemast of schotel in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • Een antenne bij een woning is een zoveel mogelijk ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw, het straatbeeld en het achtertuinengebied.

  • De hoogte staat in verhouding tot de hoogte van het gebouw waar de installatie op, aan of bij wordt gebouwd en tot de maat van het achtertuinengebied en mag deze niet overstemmen.

Plaatsing

  • Niet voor de voorgevel.

  • Gekoppeld aan het hoofdgebouw, tenzij er een groot achtererfgebied is in een niet planmatige woonwijk, zoals een landelijk gelegen perceel. Dan ook plaatsing mogelijk op afstand van omliggende hoofgebouwen, tuinen en openbaar toegankelijk gebied.

  • Aan de achtergevel of als dat niet mogelijk is door bijvoorbeeld een dakoverstek, dan nabij de achtergevel.

  • Aan de zijgevel in een zijtuin op gepaste afstand van de voorgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw.

  • Als koppeling aan een gevel van het hoofdgebouw niet mogelijk is, dan op het dak van het hoofdgebouw, achter de nok op het achterdakvlak, of op een plat dak of dichter bij de achtergevel dan bij de voorgevel.

  • Antennes niet boven- en op afstand van naastgelegen perceel. In beginsel niet (zonder toestemming) boven openbaar toegankelijk gebied.

Vormgeving

  • Diameter mast zo slank mogelijk; buismast of vakwerkmast.

  • Hoogte mast: bij nadrukkelijk aanwezige antennes een inschuifbare mast toepassen om de hoogte te beperken als de antenne niet wordt gebruikt. Ingeschoven toestand bij voorkeur onder de gootlijn, of als dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld door de omvang van de antennes, zoveel mogelijk onder de nokhoogte. Eventueel inklapbaar uitvoeren om inschuiven van de mast langs de gevel mogelijk te maken, zodat het minder opvalt als de antenne niet wordt gebruikt.

  • Aantal tuidraden: zoveel mogelijk beperken, bij bevestiging aan gevel geen tuidraden gebruiken, maar stabiliteit halen uit bevestiging aan de gevel.

Materiaal en kleur

  • Materiaal: constructie van metaal.

  • Kleur: terughoudend waardoor de installatie zo weinig mogelijk opvalt tegen de lucht; bij voorkeur metaalkleurig in het grijze spectrum.

Antenne voor mobiele telecommunicatie

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument, gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht.

  • Voor gebieden met een hoge cultuurhistorische waarden kunnen afwijkende regels gelden (zie Antenne, telecommunicatiemast of schotel in een gebied met een hoge erfgoedwaarde).

  • De antenne-installatie valt zo min mogelijk op in de omgeving.

  • De hoogte staat in verhouding tot de hoogte van het gebouw waar de installatie op, aan of bij wordt gebouwd en tot de omgeving.

Plaatsing

  • Aan of op een gebouw wordt de installatie zoveel mogelijk inpandig aangebracht.

  • Een small-cell antenne aan een gevel gericht naar openbaar toegankelijk gebied wordt zoveel mogelijk onopvallend geplaatst, afgestemd op de architectuur van de gevel.

Vormgeving

  • Diameter mast zo slank mogelijk.

  • De antennes dicht bij de mast plaatsen, dus geen langere uithouders dan nodig voor de werking van de installatie.

  • Een hoge mast (ca. 20 meter en hoger) is in principe een vakwerkmast die zo smal mogelijk is en bij voorkeur naar boven toe smaller wordt.

  • Een lagere mast kan als buismast worden uitgevoerd, met een zo eenvoudig mogelijke vorm; geen zichtbare stapeling van dezelfde buis-segmenten en een minimaal aantal versmallingen.

  • Onderdelen van de installatie worden zoveel mogelijk als één geheel en zo neutraal mogelijk vormgegeven, herkenbaar als technische installatie.

  • Een small-cell antenne heeft geen technisch uiterlijk maar is eenvoudig en onopvallend vormgegeven.

  • Bijzondere vormgeving van de mast en bijzondere inpassing van installatiekasten etc., kan nodig zijn als een mast bij een bijzondere beeldbepalende landschappelijke of stedelijke plek staat, zoals een park of plein of als landmark.

Materiaal en kleur

  • Kleur is terughoudend waardoor de installatie zo weinig mogelijk opvalt tegen de lucht, zoals metaalkleurig in het grijze spectrum, of een kleur die is afgestemd op de achterliggende gevel.

  • Kleur installatiekasten in het donkergroene spectrum als de locatie is ingepast in het groen.

  • Duurzame materialen gebruiken.

Antennes, telecommast en schotels in een gebied met een hoge erfgoedwaarde

Antenne-installatie of schotel in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen voldoen aan de criteria. In bijzondere gevallen is de kenmerkende cultuurhistorische opzet dusdanig dat het toevoegen antenne-installatie of schotel zijgevel ongewenst is.

 

Voor vergunningsplichtige antenne-installaties of schotels in een gebied met een hoge erfgoedwaarde kunnen specifieke eisen gelden om deze erfgoedwaarden te beschermen. Hiervoor is één categorie opgenomen.

 

Geen antenne voor hobbymatige telecommunicatie op de zijgevel

  • Er is GEEN antenne voor hobbymatige telecommunicatie op de zijgevel toegestaan

Tips

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Controleer bij de woningcorporatie of bij de vereniging van eigenaren of een schotelantenne geplaatst mag worden op of aan het woongebouw.

Winkelpui, rolluik, zonwering

Een winkelpui is een begane grond gevel van een winkel of voorziening voor publieksgerichte dienstverlening en heeft in veel gevallen een etalage. Rolhekken, luiken en rolluiken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beschermen, zonweringen en markiezen om het zonlicht te weren.

 

Reguliere criteria winkelpui

De reguliere criteria zijn te gebruiken als richtlijn bij een woning, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij woningen, een rijksmonument of gemeentelijk monument of in een beschermd stadsgezicht

  • De winkelpui maakt de overgang van de straat naar de winkel zichtbaar en is afgestemd op de architectuur van het hoofdgebouw en de omgeving.

  • Rolluiken en -hekken en markiezen en zonweringen zijn ondergeschikt aan- en afgestemd op de architectuur en de omgeving.

Vormgeving winkelpui

  • Het uiterlijk van een winkelpui, zoals een onderscheidende vormgeving, moet passen bij de oorspronkelijke architectuur van de gevel en architectonische eenheid waarvan deze deel uitmaakt. Hierbij spelen de schaal, gevelindeling en detaillering van de winkelpui, een belangrijke rol, zoals kolommen, borstwering en kozijnen.

  • De samenhang tussen de begane grondlaag en verdiepingen wordt behouden of hersteld.

  • Bij een gevelindeling met bijbehorende kolommen en/of borstwering mag op de begane grond geen ‘gat’ ontstaan door het verwijderen van deze bouwdelen.

  • Geen gesloten geveldelen met uitzondering van borstwering en kolommen, eventueel de deur.

  • De kozijnen zijn afgestemd op belangrijke kenmerken van de bestaande kozijnen in de gevel, waarvan deze deel van uitmaakt; kozijnindeling, diepteligging van de kozijnen in de gevel, profielmaten van kozijnonderdelen en tussenstijlen (kleine afwijkingen toegestaan).

  • Reclame-uitingen moeten ondergeschikt zijn aan de architectuur, en de gevel- en kozijnindeling moeten herkenbaar blijven. Architectuur kan ruimte bieden voor het plaatsen van reclames.

Plaatsing en vormgeving rolluiken en rolhekken

  • Plaatsen aan de binnenzijde en minimaal 75% transparant (glasheldere doorkijkopeningen of afwezigheid van materiaal).

  • Plaatsing aan de buitenzijde alleen als plaatsing aan de binnenzijde technisch niet mogelijk is, en minimaal 90% transparant (glasheldere doorkijkopeningen, zoals lamellen, of afwezigheid van materiaal).

  • Behuizing (kast), geleidingen worden zo goed mogelijk geïntegreerd in de gevel en zoveel mogelijk uit het zicht.

  • Plaatsing tussen de penanten en niet over de hele breedte van de gevel.

Plaatsing en vormgeving markies of uitvalscherm

  • Per raam aangebracht en afgestemd op de breedtemaat van de gevelopening, waardoor de gevelindeling zichtbaar blijft.

  • Op de begane grond kan deze in sommige gevallen over de hele breedte worden geplaatst.

  • Decoratieve elementen in de architectuur dienen te worden gerespecteerd (bijvoorbeeld bij een sieromranding van een kozijn de zonwering binnen het kozijn plaatsen).

  • Reclame op de markies of zonwering is ondergeschikt en terughoudend.

Materiaal en kleur

  • Materiaal- en kleurgebruik is terughoudend en afgestemd op het hoofdgebouw en architectonische eenheid waarvan deze deel uitmaakt, en overstemt deze niet.

  • Terughoudend toepassen van kunststof kozijnen of kunststof geveldelen.

  • Het is niet toegestaan de kleur van de pui als vorm van reclamedrager toe te passen.

Tips

  • Overleg uw plan altijd met uw buren.

  • Bij een verandering van de pui kan de oorspronkelijke pui kan als inspiratiebron dienen.

Reclame (gevels of vrijstaand) plaatsen op eigen erf

Reclame is elke actuele aanduiding van commerciële of niet commerciële aard, in de vorm van een opschrift, aankondiging en/of mededeling al dan niet in combinatie met een bouwkundige uitbreiding of attentie-element (object of uitstraling), voor zover deze van de openbare straat in, op aan of rondom gebouwen zichtbaar is.

 

Sneltoetscriteria naambord gevel

Voor kleine naamborden aan de gevel voor bijvoorbeeld een praktijk of een aan huis gevonden beroep.

 

Een naambord voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze voldoet aan onderstaande criteria:

 

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument of gemeentelijk monument.

Plaatsing en aantal

  • Hoogstens één naambord per gevel.

  • Naambord nabijheid de entree.

Maatvoering en vormgeving

  • Maximaal 60 centimeter hoog of breed, tot maximaal 0,25 m².

  • Plat aan de gevel geschroefd of gelijmd.

  • Onverlicht.

  • Naam- en beroepsaanduiding.

Kleuren en materialen

  • Geen fluoriserende kleuren.

Reguliere criteria reclame

De reguliere criteria zijn voor verschillende reclamezones opgesteld. Het betreft de reclamezones:

 

  • Horeca en winkelgebieden in de binnenstad en beschermd stadsgezicht

  • Bedrijventerreinen

  • Kantoorlocaties

  • Campus

  • Overig gebied

De reguliere criteria zijn te gebruiken voor de aangegeven zones als richtlijn, waarmee de uitvoering van reclame-uitingen (kleurgebruik, vormgeving en omvang) af te stemmen is op het hoofdgebouw en de (historische) omgeving.. Als de uitvoering, zoals maat of vorm, niet past binnen deze criteria, dan wordt het plan getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Gevelreclame

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument of gemeentelijk monument.

  • De criteria zijn niet van toepassing bij winkelcentra en leisuregebieden. Dit zijn in samenhang ontworpen complexen, architectuur eenheden, met specifiek ontworpen samenhangende reclames. Veranderingen op pandniveau die niet in de samenhang passen of aanpassingen van het reclame-concept als geheel worden voorgelegd aan de commissie.

  • Het hoofdgebouw is in eerste instantie de belangrijkste reclamedrager.

  • Reclame is een ondergeschikte toevoeging aan de schaal, vorm, uitstraling en architectuur van het gebouw, en de omgeving.

  • Reclame wordt zo veel mogelijk geïntegreerd of zorgvuldig ingepast in de gevelindeling en afgestemd op de architectuur, de functie van het gebouw en het karakter van de omgeving, niet boven de dakrand of op het dak.

  • Overdaad schaadt:

    • o

      Hoeveelheid, maat en vorm afstemmen op hoofdgebouw en architectuur van het hoofdgebouw en op de omgeving.

    • o

      Geen opeenstapeling van gelijke of diverse reclame-elementen.

  • In beginsel reclame voeren voor de eigen bedrijfsnaam

  • Bij horecabedrijven is in bescheiden mate, naast reclame met de bedrijfsnaam, wel toegestaan reclame te voeren voor één individuele merknaam van een product dat verkrijgbaar is.

  • Reclame bij bedrijfsverzamelgebouwen op elkaar afstemmen.

  • Bij erfgoed nadrukkelijk ondergeschikt in maat, schaal, vormgeving, materiaal en kleur daarnaast zorgvuldig afstemmen op de cultuurhistorische waarde van pand en gebied

  • Waar historische reclames aanwezig zijn, wordt reclame voor het huidige gebruik afgestemd op de historische reclames, zodat deze recht doet aan de oude reclame-uiting.

Horeca en winkelgebieden in Binnenstad en beschermd stadsgezicht

De criteria voor de zones horeca en winkelgebieden in binnenstad zijn te gebruiken als richtlijn, waarmee de uitvoering van bouwwerken af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Reclame buiten deze zones in de binnenstad is niet toegestaan. Voor de horeca en winkelgebieden in binnenstad en voor de horecagebieden buiten de binnenstad geldt:

 

Plaatsing

  • Aan de gevel en ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

  • In specifieke gevelvlakken van de pui.

  • In de strook tussen begane grond en verdieping, met afstand tot de ramen op de eerste verdieping.

  • Vlakke reclame centreren in de gevel.

  • Minstens 0,50 m afstand tot de hoeken van een pand aanhouden.

  • Hoogstens één vlakke/evenwijdige en één uitstekende reclame per gevel.

Maatvoering en vormgeving

  • Vlakke reclame:

    • o

      Breedte tot 2/3 van het pand of de luifel.

    • o

      Hoogte tot 0,60 m.

    • o

      Diepte maximaal 0,20 m uit de gevel.

  • Gevelreclame bij voorkeur uitvoeren in losse letters tegen de gevel.

  • Etalageruiten voor maximaal 25% beplakken of bedekken.

  • Haakse reclame is hoogstens 0,80 bij 0,80 m, inclusief bevestiging en heeft een dikte van maximaal 20 centimeter.

  • Onverlicht of constant verlicht. Knipperende of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan.

  • De maximale lichtsterkte:

    • Tijdsperiode

    • Binnenstad/

    • Industrieterrein

    • Stedelijk gebied

    • Verlichtingssterkte Ev in lx op relevant geveldeel cq vensteropening

    • Dag en avond

    • 07:00-23:00

    • 25

    • 10

    • Nacht

    • 23:00-07:00

    • 5

    • 2

Kleuren en materialen

  • Kleuren zijn zo veel mogelijk ingetogen.

  • Oppervlakte aan opvallende kleuren is beperkt.

  • Kleuren van logo’s en signing mogen in beginsel niet terugkomen in kleurstelling van gebouwonderdelen zoals kozijnen en gevels.

Bedrijventerreinen, kantoorlocaties en campus

De criteria voor de zones Bedrijventerreinen, en bedrijven en kantoren aan hoofd en verzamelwegen zijn te gebruiken als richtlijn, waarmee de uitvoering van reclame-uitingen af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Voor deze zones geldt:

 

Plaatsing en aantal

  • Ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

  • Aanbrengen per pand.

  • Minstens 0,50 m afstand tot de hoeken van een pand aanhouden.

  • Hoogstens één vlakke/evenwijdige en één uitstekende reclame per gevel.

Maatvoering en vormgeving

  • Vlakke reclame:

    • o

      Breedte tot 2/3 van het pand of de luifel met een maximum van 10,00 meter.

    • o

      De hoogte is in verhouding met de breedte van de reclame-uiting.

    • o

      De reclame wordt zo dicht mogelijk tegen de gevel aan gesitueerd.

  • Gevelreclame bij voorkeur uitvoeren in losse letters tegen de gevel.

  • Haakse reclame steekt maximaal 80 centimeter uit de gevel, inclusief bevestiging.

  • Onverlicht of constant verlicht. Knipperende of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan

  • De maximale lichtsterkte:

    • Tijdsperiode

    • Binnenstad/

    • Industrieterrein

    • Stedelijk gebied

    • Verlichtingssterkte Ev in lx op relevant geveldeel cq vensteropening

    • Dag en avond

    • 07:00-23:00

    • 25

    • 10

    • Nacht

    • 23:00-07:00

    • 5

    • 2

Kleuren en materialen

  • Kleuren zijn ingetogen.

  • Oppervlakte aan opvallende kleuren is beperkt.

  • Kleuren van logo’s en signing mogen in beginsel niet terugkomen in kleurstelling van gebouwonderdelen zoals kozijnen en gevels.

Overige gebied

De criteria voor overig gebied zijn te gebruiken als richtlijn, waarmee de uitvoering van reclame-uitingen af te stemmen is op het hoofdgebouw en de omgeving. Gevelreclame is alleen toegestaan bij (buurt)winkels, horecagelegenheden, kantoren en bedrijven in dit gebied. Hiervoor geldt:

 

Plaatsing en aantal

  • In beginsel op de begane grond aangebracht op het deel van het gebouw waar de functie zich bevindt.

  • Ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

  • Minstens 0,50 m afstand tot de hoeken van een pand aanhouden.

  • Hoogstens één vlakke/evenwijdige en één haakse reclame per gevel.

Maatvoering en vormgeving

  • Vlakke reclame:

    • o

      Breedte tot 2/3 van het pand of de luifel met een maximum van 5,00 m.

    • o

      De hoogte is in verhouding met de breedte van de reclame-uiting.

    • o

      De reclame wordt zo dicht mogelijk tegen de gevel aan gesitueerd.

  • Etalageruiten voor maximaal 25% beplakken of bedekken.

  • Haakse reclame steekt maximaal 60 centimeter, inclusief bevestiging.

  • Gevelreclame bij voorkeur uitvoeren in losse letters en anders als bord met opdruk.

  • Onverlicht.

Kleuren en materialen

  • Kleuren zijn ingetogen.

  • Oppervlakte aan opvallende kleuren is beperkt.

  • Kleuren van logo’s en signing mogen in beginsel niet terugkomen in kleurstelling van gebouwonderdelen zoals kozijnen en gevels.

Vrijstaande reclame-uitingen (panelen, borden, zuilen, vlaggenmasten) bij bedrijventerreinen, kantoorlocaties en campus

 

Algemeen

  • De criteria zijn niet van toepassing bij een rijksmonument of gemeentelijk monument.

  • Deze criteria zijn niet van toepassing voor bedrijven en kantoren in het buitengebied.

  • Alleen reclame op eigen terrein. Geen losse objecten in het openbaar toegankelijk gebied.

  • Het hoofdgebouw is in eerste instantie de belangrijkste reclamedrager. Vrijstaande reclame is een ondergeschikte toevoeging aan de schaal, vorm, uitstraling en architectuur van het hoofdgebouw, en de omgeving en mag deze niet overstemmen.

  • Bij een architectonische eenheid wordt gestreefd naar herhaling van gelijke, of op elkaar afgestemde reclames, wat betreft plaats, omvang en vormgeving.

  • Overdaad schaadt:

    • o

      Hoeveelheid, maat en vorm afstemmen op hoofdgebouw en architectuur van het hoofdgebouw en op de omgeving.

    • o

      Geen opeenstapeling van uiteenlopende of van veel dezelfde reclame-elementen.

  • In beginsel alleen reclame voeren voor de eigen bedrijfsnaam.

  • Bij erfgoed nadrukkelijk ondergeschikt in maat, schaal, vormgeving, materiaal en kleur daarnaast zorgvuldig afstemmen op de cultuurhistorische waarde van pand en gebied.

  • Reclame plaatsen met behoud van uitzicht en ruimte voor voetgangers en ander verkeer op of vanaf het openbaar toegankelijk gebied; voorkom hinder voor voetgangers en ander verkeer.

Plaats, aantal, maatvoering en vormgeving

  • Vrijstaande reclame als zelfstandig element vormgeven.

  • Per pand is één bord of zuil.

  • Onverlicht of constant verlicht. Knipperende of bewegende reclame, signaalkleuren en/of zichtbare felle lichtbronnen zijn niet toegestaan.

  • De maximale lichtsterkte:

    • Tijdsperiode

    • Industrieterrein

    • Stedelijk gebied

    • Verlichtingssterkte Ev in lx op relevant geveldeel cq vensteropening

    • Dag en avond

    • 07:00-23:00

    • 25

    • 10

    • Nacht

    • 23:00-07:00

    • 5

    • 2

  • Vlaggenmasten

    • o

      Bij grotere hoekpercelen maximaal drie vlaggenmasten per bedrijf inclusief vergunningsvrij.

    • o

      Hoogte vlaggenmasten op elkaar afgestemd.

    • o

      Per 2 meter vlaggenmastlengte maximaal 1 m² vlagoppervlak, met een maximum van 3m².

Richtlijnen voor (LED) reclameschermen bedrijventerreinen en bedrijven en kantoren aan hoofd- en verzamelwegen buiten de binnenstad

  • Reclame door middel van LED-schermen of een andere innovatieve toepassing van licht mogen niet leiden tot hinder voor omwonenden en verkeer.

  • LED-reclame op het dak is niet toegestaan.

  • Toegestane afmetingen van deze reclame zijn gelijk aan de ter plaatse geldende afmetingen voor reguliere reclame.

  • Reclame aan de gevel is niet aanvullend op reguliere reclame-uitingen.

  • Bij een aanvraag moet een lichtplan ingediend worden.

  • De maximale lichtsterkte:

    • Tijdsperiode

    • Binnenstad

    • Industrieterrein

    • Stedelijk gebied

    • Verlichtingssterkte Ev in lx op relevant geveldeel cq vensteropening

    • Dag en avond

    • 07:00-23:00

    • 25

    • 10

    • Nacht

    • 23:00-07:00

    • 5

    • 2

Tips

  • Overleg uw plan altijd met uw buren en/of ondernemers van het bedrijventerrein. Een gezamenlijk plan heeft de voorkeur en draagt bij aan exclusiviteit. Het moet een eenduidig, herkenbaar, planmatig reclameplan zijn. ‘Overschreeuwen’ van grotere reclame-uitingen dan de ‘buurman’ brengt onrust in het stadbeeld en levert de reclamemaker niet het gewenste resultaat.

Criteria welstandeenheden

 

Buitengebied

Bebouwingslinten

Stadsgroenstructuur (hoofdgroenstructuur)

Hoofdontsluiting / parkway

Spoorlandschap

Snelwegen

Landgoederen & instellingen in het groen

Wijkgroenstructuur, parken en begraafplaatsen

Sport- en recreatieterreinen

Bedrijventerrein

Compact historisch

Gesloten bouwblok (19e eeuws)

Gesloten bouwblok (stadsvernieuwing)

Half open bouwblok

Volkswoningbouw

Strokenbouw

Tuinwijken (begin 20ste en eind 20ste eeuw)

Stempel (traditionalisme en functionalisme)

Woonerven

Villaparken en vrijekavelbuurten

Stedenbouwkundig ensemble

Dorpse uitbreidingen

Los bebouwingsbeeld

Inbreidingslocaties

Buitengebied

Het buitengebied bestaat in het zuiden uit zandgronden en aan de noordzijde uit veen en zeeklei. De bebouwing concentreert zich met name op de zandgronden. De bebouwing bestaat voornamelijk uit historische boerderijen.

 

Beschrijving

Het buitengebied helt van zuid naar noord af en mondt uit in een laaggelegen vlakte. Er is sprake van 34 meter verval vanaf Merksplas (net over de grens met België) tot in Breda. Het grootste deel van het buitengebied bestaat uit zandgronden met een radiale structuur van beekdalen. De vlakte aan de noordzijde van Breda is relatief nat en bestaat uit veen en zeeklei.

 

Het buitengebied is in verschillende fasen ontgonnen en ingericht. De eerste bewoners vestigden zich op de (flanken van de) dekzandruggen, hogere en dus drogere plekken in het landschap. Op de hogere en drogere delen ontstonden verschillende kleine nederzettingen met akkers en weilanden. De natte beekdalen en de vlakte ten noorden van Breda werden niet bewoond, maar werden gebruikt als hooiland. Door begrazing en houtkap veranderde het bos op de zandgronden in de loop der tijd in heide. Tegen 1500 was er bijna geen bos meer over. De ontginning richtte zich vanaf die tijd dan ook met name op omzetting van heide tot boerenland, of op aanplant van nieuw bos, zoals bijvoorbeeld het Mastbos.

 

Op de laaggelegen vlakte aan de noordkant van Breda werd in die tijd turf gewonnen. Polder De Vucht kende een dik veenpakket en vanaf circa 1300 werden er een grote hoeveelheid sloten en diverse turfvaarten gegraven om het veen te ontwateren en turf te kunnen steken. Meer westwaarts, in de beemden langs de Mark, is slechts op zeer kleine schaal turf gewonnen. De natste gedeelten van De Vucht en de beemden kennen de karakteristieke slagenverkaveling die zo kenmerkend is voor het veenlandschap.

 

Het veenlandschap, de heideontginningen en de beekdalen worden gekenmerkt door openheid, terwijl het zandlandschap een zekere mate van beslotenheid kent, vanwege de aanwezigheid van diverse landschapselementen, bebouwing met erfbeplanting en op sommige plekken een bosrand op de achtergrond.

 

Ruilverkaveling

Na de Tweede Wereldoorlog vond er een enorme schaalvergroting plaats in het buitengebied, met name in het tuinbouwgebied ten westen van Breda. Om een moderne agrarische structuur te bewerkstelligen werden rondom Breda drie ruilverkavelingsplannen gemaakt, waarvan er twee in de jaren ’60 gereed kwamen. In deze periode deed ook de glastuinbouw zijn intrede. In 1963 kwam het ruilverkavelingsrapport Haagsche Beemden gereed (voor het gebied ten noordwesten van Prinsenbeek, inclusief delen van Etten-Leur). Het gebied ten oosten van de spoorlijn Breda-Rotterdam werd er buiten gelaten omdat de gemeente Breda indertijd plannen maakte om hier de stadsuitbreiding Haagse Beemden te realiseren.

 

In 1966 werd het ruilverkavelingsplan Gilze-Bavel-Rijensbroek vastgesteld (voor het gebied ten oosten van Bavel, inclusief delen van Gilze-Rijen). Percelen werden samengevoegd, bestaande wegen rechtgetrokken, sloten gedempt en nieuwe wegen en waterlopen aangelegd, waarbij het landschapsplan nauwelijks rekening hield met aanwezige waarden.

 

Begin jaren '80 vond ten noorden van de wijk Haagse Beemden de ruilverkaveling Haagsche Beemden Oost plaats. Naast het verbeteren van de cultuurtechnische omstandigheden voor de agrarische bedrijven werd voorzien in het behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden ten behoeve van recreatie door de (toekomstige) bewoners van de woonwijk Haagse Beemden.

 

Ruimte-voor-ruimte-regeling

Naast het in gang zetten van ruilverkavelingen nam de overheid nog een andere maatregel ter bescherming van de landbouwsector en het landschap: vanaf eind jaren ’80 ging het buitengebied op slot voor woningbouw. De bouw van burgerwoningen werd gezien als een aantasting van het landschap en als bedreiging voor de agrarische sector in het kader van de hinderwetgeving.

 

Aan het begin van de 20ste eeuw werd er echter een beperkte uitzondering gemaakt door de provincie Noord-Brabant in de vorm van de ‘Ruimte-voor-ruimte’-regeling. Ter financiële compensatie van de sloop van intensieve veehouderijen door de provincie, kon de gemeente een beperkt aantal gebieden in het buitengebied aanwijzen waar onder strenge randvoorwaarden woningen gebouwd konden worden. De woningen die in dit kader zijn gebouwd kennen verschillende bouwstijlen waaronder Postmodern, Neomodern en Retro-stijlen.

 

Algemene bebouwingskarakteristiek

De bewoning van het buitengebied heeft zich altijd geconcentreerd op de zandgronden. In de polders, beemden en beekdalen is amper tot nooit gebouwd. In het zandlandschap volgen de bochtige wegen de hoogste delen van de grillig gevormde dekzandruggen. De historische (vooroorlogse) boerderijen staan op de overgang van hoog naar laag en daardoor lang niet altijd direct aan de weg. Op de grootschalige heideontginningen, die een rationeel verkavelingspatroon kennen met lange rechte wegen, staan de historische boerderijen echter wel direct aan de weg.

 

Historische boerderijen en bijgebouwen

Als gevolg van de Tachtigjarige Oorlog werden grote delen van het buitengebied leeggeruimd en geplunderd. Dit zou een reden kunnen zijn waarom boerderijen in het Bredase buitengebied doorgaans niet ouder zijn dan de zeventiende eeuw. De oudste boerderijen zijn van het type hallenhuis (waarbij het gebint de dragende constructie vormt), soms voorzien van een later aangebouwde kruk. Naast de boerderij stond steevast een grote Vlaamse schuur en meestal ook een karschop, bakhuis en waterput. Veel agrarische bedrijven rond Breda waren voorzien van een grote hoeveelheid gronden. Het was niet ongebruikelijk dat ze in bezit waren van de elite en werden verpacht.

 

De negentiende eeuw was een periode van grote rijkdom voor Breda en omgeving. Dit is niet alleen zichtbaar in de binnenstad, maar ook aan de boerderijen. Veel boerderijen vervangen door nieuwbouw. Bijgebouwen, met name de Vlaamse schuren, vielen meestal niet ten prooi aan vernieuwingsdrang. Eind negentiende en begin twintigste eeuw vonden ook grote ontginningen plaats, waarbij woeste gronden volgens rationele patronen in cultuur werden gebracht en ‘moderne’ boerderijtypes werden gebouwd.

 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden 28 boerderijcomplexen in de gemeente Breda deels of volledig verwoest. In de jaren die volgden werd op deze locaties nieuwbouw opgetrokken in de zo karakteristieke architectuur van de Wederopbouw. In deze periode startten veel agrariërs met het houden van kippen, wat zich uitte in de bouw van een kippenkooi op vrijwel ieder agrarisch bedrijf.

 

De loop van de twintigste eeuw bracht ruilverkaveling, schaalvergroting, grote ligboxenstallen en het eindigen van bedrijfsvoering op veel plekken. Boerderijen werden gerestaureerd en volledig in gebruik genomen als woning.

 

Villabebouwing

Vanaf circa 1840 werden er diverse villa’s gebouwd in het buitengebied. Een stoomtramlijn vanuit Breda via het Liesbos naar Etten en diverse paardentrams die het Mastbos ontsloten, gaven de aanzet voor imposante villamilieus langs de (toegangswegen naar) de bossen. Voor de bouwstijl van de oudste villa’s in deze milieus zie de kenmerken voor villaparken

 

Burgerwoningen

Ook tijdens het Interbellum kende de stad structureel ruimtegebrek. Dit uitte zich in het buitengebied in de bouw van veel, verspreid langs de wegen staande woningen (en een enkele boerderij) maar ook in particuliere lintbebouwing langs bestaande landwegen, zoals de Bieberglaan, Galderseweg/Reeptiend (rondom het sportpark), de Dr. Batenburglaan en langs de Moerdijkse Postbaan, nabij het parochiecomplex van Lies. (Het bisdom liet, met het oog op mogelijke toekomstige groei, tussen 1929 en 1939 diverse nieuwe parochiecomplexen bouwen in gehuchten in het buitengebied, waaronder in Lies. Dit bestaat uit een kerk, pastorie, kerkhof, meisjesschool en jongensschool. In tegenstelling tot Effen en Overakker groeide Lies echter niet uit tot een nieuw dorp of nieuwe woonwijk.)

 

Boerderijen en (bedrijfs-)woningen

De ruilverkavelingsplannen uit de Wederopbouwperiode hadden niet alleen een enorme kaalslag van het landschap tot gevolg, maar ook een relatief groot aantal Wederopbouwboerderijen en (bedrijfs)woningen die in de ruilverkavelingsgebieden gebouwd zijn. De boerderijen die in het begin van de Wederopbouw gebouwd zijn, zijn vaak zeer bijzonder. Verspreid over het buitengebied zijn in de jaren ’70 en ’80 diverse boerderijen en woningen gebouwd. In een aantal gevallen ging het om sloop-nieuwbouw..

 

Moderne agrarische bebouwing

De afgelopen decennia vindt er een ingrijpende schaalvergroting plaats in de agrarische bebouwing. De oudere houten of bakstenen schuren worden aangevuld met grote loodsen van damwandprofielen en daken van plaatmateriaal. De bouwmassa wordt groter en de dakhelling van de schuren is veelal niet meer dan het minimaal benodigde, dat wil zeggen zo’n 25° tot 30°. De toegepaste kleurstellingen variëren tussen groen, bruin en zwart voor de damwandprofielen groen en zwart voor de daken. Doordat deze nieuwe materialen niet natuurlijk verweren kan in bepaalde gevallen uiteindelijk een ongewenste, rommelige uitstraling ontstaan.

 

Transformatie voormalige boerenerven

Op boerenerven vindt een functieverschuiving plaats naar wonen door herbestemming, splitsing of sloop en vervanging, met een grotere variatie in bouwmassa’s, kapvormen en vormgeving.

 

Uitgangspunten bij ruimtelijke ontwikkeling

Het grootste gedeelte van het buitengebied bestaat uit agrarische gebied en natuur met eigen landschappelijke karakteristieken. Deze zijn nader omschreven in de gebiedsanalyses. Nieuwe gebouwen, verbouwingen en aan- en uitbouwen dragen bij aan het behoud en versterking van het landelijke karakter van het betreffende buitengebied. Hoe hoger de cultuurhistorische waarde van het gebied en/of de omliggende bebouwing, hoe meer het bouwinitiatief dient bij te dragen aan het behoud of versterking van het karakter ervan.

 

In de criteria is onderscheid gemaakt tussen de kavels met een woonbestemming, met de bestemming (agrarische) bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en horeca en kavels met de bestemming glastuinbouw.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Aanwezige doorzichten en zichtlijnen handhaven.

  • Als zodanig herkenbare seriematige bouw is niet gewenst.

  • Het hoofdgebouw is met zijn voorgevel en andere representatieve gevels duidelijk georiënteerd op de openbare weg.

  • Bijgebouwen staan achter het hoofdgebouw en in beginsel haaks op de weg. Bijgebouwen zijn duidelijk ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

  • De maat en schaal van het bouwwerk - of onderdelen ervan, passen bij de maat en schaal van overige bebouwing op de kavel en in de omgeving.

  • Bij bedrijven vormt de totale bebouwing op de kavel samen één compact cluster met voldoende ruimte voor het behouden van bestaand groen of voor het rondom aanplanten van bomen en struiken.

  • De overige bedrijfsbebouwing staat achter de historische boerderij of bedrijfswoning en staat in beginsel haaks op de weg.

  • Installaties, silo’s, opkweekkassen en dergelijke, dienen vanaf de openbare weg zo min mogelijk op te vallen en worden zo veel mogelijk achter de bedrijfsgebouwen geplaatst.

  • Bij vervangende nieuwbouw is de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing in beginsel richtinggevend.

Criteria verschijningsvorm

  • De bouwmassa is evenwichtig en afgestemd op de bebouwingskenmerken (hoofdvorm, dakhelling en nokrichting) van de (historische) bebouwing in de omgeving.

  • Het hoofdvolume heeft een eenduidige vorm die past bij de overige gebouwen op de kavel en in de omgeving.

  • Gevels zichtbaar vanaf de openbare ruimte dienen in beginsel voldoende openingen te krijgen. Dit geldt niet voor schuren en loodsen.

  • Bij verbouwingen en renovaties wordt de bestaande hoofdstructuur van de gevels met oorspronkelijke bouwstijl gerespecteerd.

  • Een van de omgeving afwijkende vormgeving is mogelijk mits dit niet detoneert met de overige bebouwing op de kavel en in de omgeving en met het omliggende landschap.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • Materiaal- en kleurgebruik van de gevels en dakvlakken passen in het landschap en sluiten aan bij de materialisatie en kleur van de historische bebouwing of erfbebouwing in de omgeving.

  • Bij bijgebouwen en aan- en uitbouwen sluit het materiaal- en kleurgebruik aan op dat van het hoofdgebouw en de overige bijgebouwen.

  • Materiaal- en kleurgebruik van schuren en loodsen, passen in de (landschappelijke) omgeving.

  • Kozijnen, dakgoten en dergelijke zijn zorgvuldig gedetailleerd

  • Bij verbouwingen en restauraties dienen oorspronkelijke detaillering, gevelversieringen en dergelijke, behouden te blijven.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit niet detoneert met de overige bebouwing op de kavel en in de omgeving en met het omliggende landschap.

Bebouwingslinten

Bebouwingslinten zijn vaak organisch ontstaan langs voormalige landwegen en zijn pand voor pand gebouwd (zoals Valkenierslaan, Teteringsedijk)

 

Beschrijving

De bebouwingslinten vormen een overkoepelende structuur welke van belang is voor de stad. De meeste bebouwingslinten zijn organisch ontstaan langs voormalige landwegen op oorspronkelijke ontginningsstructuren of hogere dijklichamen. Deze landwegen verbonden de stad Breda met het omliggende achterland en de verschillende gehuchten of dorpen. Vanuit de historische binnenstad ontwikkelde zich een tangent van bebouwingslinten in oost, zuid en westelijke richting via: De Boschstraat, de Ginnekenstraat en de Haagdijken.

 

Op kruisingen van bebouwingslinten ontstonden vaak historische dorpscentra. Deze worden gekenmerkt door de aanwezigheid van een markt (plein) of een verbreding dan wel splitsing van de dorpsstraat, waaraan karakteristieke bebouwing staat zoals: een kerk, pastorie, raadhuis, herberg, café, winkel, etc. De individueel herkenbare panden staan vaak overwegend aaneengesloten in de rooilijn, wat bepalend is voor het straatbeeld. De linten kenmerken zich ook door een diversiteit aan functies, zoals wonen, winkels en bedrijven. Nabij dorpscentra en in de binnenstad wordt de plint vaak ingericht met winkels. Naarmate de afstand tot het centrum groter wordt, komt er meer afstand in kavelbreedte, afmeting van de panden en onderlinge afstanden, de doorzichten naar het achterliggende gebied zijn karakteristiek.

 

Bebouwingslinten onderscheiden zich van andere straten doordat ze pand voor pand gebouwd zijn en daarom onderling verschillend zijn van vorm, massa, materiaalgebruik en kleur. Ook de gevelbreedte, verdiepingshoogte en goot -en nokhoogte variëren telkens iets ten opzichte van elkaar. De gevels zijn veelal opgebouwd uit baksteen, gecombineerd met natuursteen of pleisterwerk.

 

Uitgangspunten

Bij de ruimtelijk ontwikkeling van de bebouwingslinten moet het fijnkorrelige en individuele karakter van de bebouwing behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. Ook de diversiteit in bebouwing (rooilijnen, openheid tussen bebouwing en functies) is behoudenwaardig en moet waar mogelijk versterkt worden. Behoud van het oorspronkelijk tracé en de relatie met andere oude elementen is essentieel. Aanpassingen zijn mogelijk, mits deze de ruimtelijke kwaliteit van het betreffende lint verbeteren. De samenhang tussen stedenbouw en de architectuur en /of de samenhang tussen bebouwing (binnen de welstandseenheid) en de aangrenzende openbare structuur (bijvoorbeeld de wijkgroenstructuur) dient versterkt te worden.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven dragen bij aan het individuele karakter van de panden waaruit het lint is opgebouwd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble (bijvoorbeeld Baronielaan), dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Hoofdgebouwen aan het lint dienen te worden afgestemd op de context, bestaande voorgevelrooilijnen en het straatbeeld.

  • De maat en schaal van het bouwwerk - of onderdelen ervan, worden in harmonie met de maat en schaal van de reeds aanwezige bebouwing vormgegeven.

  • Karakteristieken doorzichten naar het achterliggende landschap dienen waar mogelijk behouden te blijven.

  • Grootschalige bebouwing staat bij voorkeur verder van het lint af of achter bebouwing en doet geen afbreuk aan het straatbeeld bezien vanuit het bebouwingslint.

Criteria verschijningsvorm

  • De bouwmassa is evenwichtig en afgestemd op de aanwezige bebouwingskenmerken (beukmaat, goot- en bouwhoogte en nokrichting) van de straat.

  • De gevel aan de straatzijde heeft een representatieve vormgeving als voorzijde die past bij de vormgeving van de reeds aanwezige bebouwing.

  • Bij verbouwingen en restauraties van bebouwing met cultuurhistorische waarde wordt de bestaande hoofdstructuur van de gevels gerespecteerd.

  • Bij het aanbrengen of vernieuwen van winkelpuien dient de pui op de begane grond één architectonisch geheel te vormen met de gevel erboven.

  • Een van de omgeving afwijkende vormgeving is mogelijk, mits dit vanuit de stedenbouwkundige context te motiveren is en het niet ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit van het lint.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • Het materiaal- en kleurgebruik van de gevels en dakvlakken passen bij het materiaal- en kleurgebruik van de reeds aanwezige bebouwing.

  • Kozijnen, dakgoten en dergelijke zijn zorgvuldig gedetailleerd.

  • Bij verbouwingen en restauraties van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing dienen oorspronkelijke detaillering, gevelversieringen en dergelijke, behouden te blijven.

Stadsgroenstructuur (hoofdgroenstructuur)

De stadsgroenstructuur vormt het groene raamwerk van de stad en bestaat uit o.a beekdalen, waterlopen met groen, groenzones tussen wijken en de singels met diverse verbindingen naar het buitengebied.

 

Beschrijving

De stadsgroenstructuur is een overkoepelende structuur welke van groot belang is voor de gehele stad, mede daarom wordt hier in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit de hoogste waardering aan toegekend. De stadsgroenstructuur bestaat uit de singels rondom het historische stadshart met beekdalen uitlopend richting het buitengebied. Parken en groengebieden binnen de bebouwde kom op stadsniveau maken ook deel uit van de stadgroenstructuur en zijn tevens opgenomen in de Omgevingsvisie Breda 2040.

 

Breda is ontstaan als nederzetting op de plek in rivier De Mark waar het verval minder wordt, hier ontstond een natuurlijke haven. Jarenlang vormde de stad een ommuurd enclave in het waterrijke omliggende landschap. Met de afbraak van de stadsmuren en de toenemende woningnood in de 20e eeuw ontstond de behoefte voor grootschalige stadsuitbreiding. Met het ‘Geraamteplan’ dat Ir. P. Verhage heeft gemaakt voor de uitbreiding van Breda is het groen van de bos-en heidegebieden rondom de stad via een stelsel van parken, sport- en recreatieterreinen, volkstuinen, rivieroevers en de singels diep doorgedrongen tot in de stad. De groenzones hebben tot doel om de stadsuitbreidingen te structureren en bufferstroken te vormen tussen de verschillende woonwijken. Dit groene raamwerk vormt nu nog steeds de leidraad voor de stadsontwikkeling van Breda. De groenstructuur vormt een tegenhanger voor het stedelijke weefsel en heeft recreatieve en ecologische waarden. Breda stad in het park, met groen binnen handbereik voor iedere inwoner. Met diverse projecten bouwen we voort aan de ambitie voor verdere vergroening van de stad, de herintroductie van de ‘Nieuwe Mark’ is hiervan een voorbeeld.

 

De stadsgroenstructuur bestaat onder andere uit de beekdalen van Aa of Weerijs, de Mark en de Bavelse Leij, de groenstructuur langs de Molenleij, de Waterakkers en de groene zone tussen Liesbos en Landgoederenzone Haagse Beemden (Vaareind/Westrik, Neus van Prinsenbeek en Steenakker Noord/Moskes). De bomen in het groene raamwerk behoren tot de hoofdbomenstructuur vanwege hun landschappelijke en ecologische waarde.

 

Uitgangspunten

Voor de stadsgroenstructuur is het groene en natuurlijke karakter het uitgangspunt. Het vervult een belangrijke rol voor klimaatadaptatie en biodiversiteit in de stad. Daarnaast is de herkenbaarheid en beleving voor de bewoners van belang. Bebouwing en verharding zijn in beginsel ondergeschikt aan de groene omgeving waarin het is gelegen. Het welstandsbeleid voor deze gebieden is gericht op het zorgvuldig inpassen van bouwwerken in de groene omgeving. Ook wordt bebouwing in beginsel alzijdig vormgegeven en het materiaal- en kleurgebruik is passend bij de groene omgeving en de overige bebouwing in de betreffende groene ruimte.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven worden zorgvuldig ingepast in de stedelijke groenstructuur waarbij met name aandacht uitgaat naar doorzichten en zichtlijnen in samenhang met doorlopende groenstructuren en waterpartijen.

  • Bouwinitiatieven dragen bij aan het karakter van het betreffende groengebied.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de stadsgroenstructuur wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

Criteria verschijningsvorm

  • De bouwmassa is evenwichtig afgestemd en in beginsel ondergeschikt aan het omliggende groen.

  • Gebouwen zijn alzijdig vormgegeven.

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • De begane grond van een bouwblok wordt zo vormgegeven dat deze interactie aan gaat met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op en overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • Materiaal, kleur en detaillering zijn in beginsel afgestemd op de groene omgeving.

  • De toegepaste kleuren en materialen zijn in harmonie vormgegeven met het omliggende groen.

  • Bij verbouwingen en restauraties dient op respectvolle wijze omgegaan te worden met oorspronkelijke detaillering en gevelversieringen.

  • Indien het gebouw onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble dan dient het materiaal- en kleurgebruik zorgvuldig aan de sluiten op dat van de overige gebouwen van het ensemble.

Hoofdontsluiting / parkway

Het aanzien van de hoofdontsluiting /Parkway wordt in belangrijke mate bepaald door de middenberm en flanken. Deze vormen dé (groen) stadstoegangen van de stad (zoals Nieuwe Kadijk, Ettensebaan)

 

Beschrijving

Een hoofdontsluiting of parkway is een type stadsontsluitingsweg welke een belangrijke verkeersfunctie vervult voor de doorstroming in de stad en tevens op hoogwaardige wijze is ingericht. Deze categorie bevat ook alle infrastructurele kunstwerken, zoals bruggen, viaducten, tunnels en geluidschermen, op en langs de hoofdontsluitingen en parkways. Kenmerkend voor deze welstandseenheid is dat bebouwing zorgvuldig is vormgegeven, in relatie tot, en in samenhang met, de randen en/of het groene karakter van de hoofdontsluiting / parkway.

 

Het aanzien van de hoofdontsluiting wordt, naast de verkeersfunctie, voor een belangrijk deel bepaald door de flanken en middenberm. Dit kenmerkt zich bij ‘de hoofdontsluiting’ vooral door bebouwingswanden en bij ‘parkways’ door grotere groenzones en parkachtige ruimten aan weerszijden en tussen de rijbanen. Naast de continue lijn van wegdelen en flanken hebben kunstwerken, straatmeubilair, bewegwijzering, lichtmasten, verlichting en vangrails een effect op een samenhangend beeld. De hoofdontsluitingen en parkways vormen dé stadstoegangswegen en worden daarom hoog gewaardeerd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

 

De hoofdontsluiting en parkways in Breda bestaan uit:

 

  • de noordelijke rondweg: Backer en Ruebweg, Crogtdijk, Nieuwe Kadijk en het laatste deel van de Tilburgseweg,

  • de zuidelijke rondweg: Graaf Engelbertlaan, Johan Willem Frisolaan en de Franklin Rooseveltlaan,

  • de entreewegen: Ettensebaan, Lunetstraat, Terheijenseweg, Claudius Prinsenlaan en de Graaf Hendrik III-laan,

  • de belangrijke stadswegen: Westerparklaan, Heerbaan, Doornboslaan en de aaneengesloten wegen: Allerheiligenweg, Fatimastraat, Eggestraat, De la Reijweg, Beverweg en Kapittelweg.

Uitgangspunten

De gemeente Breda heeft de ambitie om de ruimtelijke kwaliteit van de stedelijke hoofdinfrastructuur te vergroten. Enerzijds door het groen langs deze infrastructuur te versterken, waardoor de assen een groenere uitstraling krijgen. De wegen worden omgevormd tot zogenaamde ‘parkways’. Anderzijds wil Breda de stedenbouwkundige samenhang en de architectonische kwaliteit van de bebouwing langs deze assen verhogen. Middels beide maatregelen wil Breda de ruimtelijke kwaliteit van de hoofdinfrastructuur wat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad in het park. Vanwege de landschappelijke inpassing van de hoofdontsluiting dient bij iedere aanpassing zo veel mogelijk ruimte gecreëerd te worden voor begeleidend groen. Omdat voor een aantal parkways (met name in Hoge Vucht) geldt dat ensembles van bebouwing onderdeel zijn van de welstandseenheid zijn hiervoor ook criteria voor bebouwing opgenomen.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Nieuwe of vervangende kunstwerken zijn in beginsel het resultaat van een totaalvisie op de betreffende weg of de omliggende (groen)zone.

  • De parkway is onderdeel van een samenhangende, robuuste groenstructuur.

  • Bouwinitiatieven dragen bij aan het karakter van de hoofdontsluiting / parkway.

  • Bouwinitiatieven worden zorgvuldig ingepast langs de hoofdontsluiting / parkway waarbij met name aandacht uitgaat naar doorzichten en zichtlijnen vanaf de bewoners en gebruikerszijde in samenhang met de doorlopende groenstructuren.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op de hoofdontsluiting / parkway wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble (zoals een tankstation met horeca), dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • Kunstwerken worden in beginsel nooit op zichzelf ontworpen, maar zijn altijd onderdeel van een ‘familie’ van kunstwerken langs de hoofdontsluiting / parkway.

  • Kunstwerken zijn in beginsel terughoudend qua vormgeving, materiaal- en kleurgebruik; het verstoord het totaalbeeld niet.

  • Tank- en servicestations hebben een eenvoudige vorm die voortkomt uit de functie ervan.

  • Gebouwen in de groenstructuur, als deel van de parkway, zijn alzijdig vormgegeven.

  • Een kavel of bouwinitiatief die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • De begane grond van een bouwblok wordt zo vormgegeven dat deze interactie aan gaat met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op en overgang naar de belangrijkste openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • Geluidsschermen kennen geen achterkanten, maar worden aan beiden zijden juist zorgvuldig en gedetailleerd vormgegeven.

  • Op bruggen en viaducten zijn geluidsschermen transparant met een hoogwaardige anti-graffiticoating.

  • Onderdoorgangen worden zorgvuldig (en duurzaam) vormgegeven, voorzien van zoveel mogelijk lichtinval om een onveilig gevoel tegen te gaan.

  • Materiaal, kleur en detaillering van kunstwerken zijn in beginsel afgestemd op de groene omgeving.

  • Bij verbouwingen en restauraties dient op respectvolle wijze omgegaan te worden met oorspronkelijke detaillering en gevelversieringen van de bebouwing.

  • Indien het gebouw onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble dan dient het materiaal- en kleurgebruik zorgvuldig aan de sluiten op dat van de overige gebouwen van het ensemble.

Spoorlandschap

Het spoorlandschap is een groene verbinding die, dwars door het stedelijk gebied, die de landschappen ten oosten en westen van Breda met elkaar verbindt en vormt een belangrijke en aantrekkelijke entree van Breda.

 

Beschrijving

Het spoorlandschap is een groene verbinding die, dwars door het stedelijk gebied, de landschappen van Breda met elkaar verbindt. Het is de ruimte aan weerzijden van de spoorlijnen, de groene geleding van de stad. Het spoorlandschap moet de interactie tussen de stad en het spoor vormgeven en bekrachtigen, het vormt een belangrijke toegang tot de stad en wordt daarom hoog gewaardeerd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

 

Nieuwe ontwikkelingen oriënteren zich aan het spoor. Het spoorlandschap verkleurt van een ‘railscape’ met een hoogstedelijk karakter rond het station, naar een steeds opener, groener, minder stedelijk gebied. De ruimte tot het spoor is vormgegeven als parkachtige en ecologische zone. Daarnaast vervult het spoorlandschap ook een rol voor clustering met andere modaliteiten, zoals hoog waardig openbaarvervoer -en fietsverbindingen. In de oriëntatie van nieuwe bebouwing wordt het spoor als een voorkant van de stad beschouwt. De groene gebieden vervullen een recreatieve en waterbergende rol. Met de verschillende ontwikkelopgaven wordt het Spoorlandschap stap voor stap verder ingericht.

 

Het spoorlandschap mag geen barrière vormen in de stad, daarom willen we de bestaande spoorwegovergangen behouden en in het centrum een verbinding tussen het ‘t Zoet en de Nijverheidssingel toevoegen.

 

Uitgangspunten

De gemeente Breda heeft de ambitie om de ruimtelijke kwaliteit van het spoorlandschap te vergroten. Enerzijds door het groen langs deze infrastructuur verder te versterken en uit te breiden, anderzijds door de samenhang en de architectonische kwaliteit van de bebouwing langs het spoor verhogen. Beide maatregelen verhogen de ruimtelijke kwaliteit en dragen bij aan de ambitie van Breda: stad in het park.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Nieuwe of vervangende kunstwerken zijn in beginsel het resultaat van een totaalvisie op het spoorlandschap.

  • Het spoorlandschap is onderdeel van een samenhangende, robuuste groenstructuur.

  • Bouwinitiatieven dragen bij aan het karakter van het spoorlandschap.

  • Bouwinitiatieven worden zorgvuldig ingepast langs het spoor waarbij met name aandacht uitgaat naar doorzichten en zichtlijnen vanaf de bewoners en gebruikerszijde, in samenhang met de doorlopende groenstructuren.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op het spoorlandschap, wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

Criteria verschijningsvorm

  • Kunstwerken worden in beginsel nooit op zichzelf ontworpen, maar zijn altijd onderdeel van de ‘familie’ aan kunstwerken langs het spoor.

  • Kunstwerken zijn in beginsel terughoudend qua vormgeving, materiaal- en kleurgebruik; het verstoort het totaalbeeld van het spoor niet.

  • De begane grond van een bouwblok wordt zo vormgegeven dat deze interactie aan gaat met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op en overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • Geluidsschermen kennen geen achterkanten, maar worden aan beiden zijden juist zorgvuldig en gedetailleerd vormgegeven.

  • Op bruggen en viaducten zijn geluidsschermen transparant met een hoogwaardige anti-graffiticoating.

  • Onderdoorgangen worden zorgvuldig (en duurzaam) vormgegeven, voorzien van zoveel mogelijk lichtinval om een onveilig gevoel tegen te gaan.

  • Materiaal, kleur en detaillering zijn in beginsel afgestemd op de groene omgeving.

Snelwegen

Snelwegen verschillen van karakter. Snelwegen kunnen versterkt worden door groen langs deze infrastructuur.

 

Beschrijving

De categorie snelwegen bevat naast de wegdelen ook alle infrastructurele kunstwerken, zoals bruggen viaducten, tunnels en geluidschermen op en langs deze snelwegen. Er is ook straatmeubilair aanwezig zoals bewegwijzering, lichtmasten, vangrails en verlichting.

 

De snelwegen rond Breda (A16, A27 en A58) dateren uit de jaren ‘60 van de 20ste eeuw en zijn vaak dwars door bestaande structuren aangelegd. Dit is nog goed zichtbaar bij oude lintenstructuren die met de komst van de snelweg letterlijk werden doorsneden. Naast deze oudere lintbebouwing is er met de komst van de snelweg een nieuw type grootschalige bebouwing ontstaan. Deze grootschalige ‘verdozing’ verhoudt zich moeizaam tot de rest van het stedelijke weefsel in de stad.

 

Uitgangspunten

De gemeente Breda heeft de ambitie om de ruimtelijke kwaliteit van de snelwegen te vergroten. Enerzijds door het groen langs de infrastructuur te versterken wat ten goede komt aan de uitstraling en anderzijds door de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit van de bebouwing langs de snelwegen te verhogen. Beide ingrepen dragen bij aan de ambitie van Breda: stad in het park.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Nieuwe of vervangende kunstwerken zijn in beginsel het resultaat van een totaalvisie op de snelwegen.

  • De snelwegen zijn onderdeel van een samenhangende groenstructuur, verdere vergroening en landschappelijke inpassing is wenselijk.

Criteria verschijningsvorm

  • Kunstwerken worden in beginsel nooit op zichzelf ontworpen, maar zijn altijd onderdeel van de ‘familie’ aan kunstwerken langs de snelwegen.

  • Kunstwerken zijn in beginsel terughoudend qua vormgeving, materiaal- en kleurgebruik; het verstoort het totaalbeeld van de snelwegen niet.

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • Geluidsschermen kennen geen achterkanten, maar worden aan beiden zijden juist zorgvuldig en gedetailleerd vormgegeven.

  • Op bruggen en viaducten zijn geluidsschermen transparant met een hoogwaardige anti-graffiticoating.

  • Onderdoorgangen worden zorgvuldig (en duurzaam) vormgegeven.

  • Materiaal, kleur en detaillering zijn in beginsel afgestemd op de omgeving.

  • De toegepaste kleuren en materialen zijn in harmonie vormgegeven met het omliggende groen.

Landgoederen & instellingen in het groen

Landgoederen zijn vaak ontstaan uit boerenhoeven. De bebouwing op landgoederen is vaak een ensemble van gebouwen. Er is altijd een sterke samenhang met het omringende park. (zoals Wolfslaar of Bouvigne)

 

Beschrijving

Deze categorie bestaat uit landgoederen en instellingen in het groen. De historische landgoederen en instellingen in het groen liggen in de bebouwde kom en in het buitengebied. Landgoederen zijn vaak ontstaan uit boerenhoeven, die in de loop der tijd zijn getransformeerd naar (of vervangen door) een landhuis. Instellingen in het groen omvatten vaak omvangrijke groene terreinen in het buitengebied met een landgoedachtig karakter. Deze terreinen zijn ontwikkeld vanuit uiteenlopende functies zoals: kloosters, seminaries, missiehuizen, sanatoria, kinderkolonies en internaten.

 

De eerste landgoederen zijn ontstaan (1400-1658) in de periode dat Breda een hofstad was waar graven en prinsen van Nassau zich vestigde. Breda bekleedde in deze periode een belangrijke positie wat ervoor zorgde dat de adel naast een (hof)huis in de stad ook graag een buitenverblijf net buiten de stad, bezat. Deze tendens zette zich voort tijdens het twaalfjarig bestand (1609-1621) en ook na de tachtigjarige oorlog (1568-1648) zijn een aantal nieuwe landgoederen gesticht, vaak op voormalige heidegebieden die werden ontgonnen ten behoeve van de landbouw. Vanaf 1840 vluchtte de welgestelde middenklasse naar het buitengebied vanwege de overbevolking, ook dit vormde een nieuwe impuls.

 

In het algemeen bestaat een landgoed uit een centraal gelegen hoofdgebouw, met verspreid gelegen één of meerdere bijgebouwen (koetshuis, dienstwoningen, hoeves) omgeven door een groene tuin of parkachtige omgeving. Het bebouwingsensemble en de groene ruimte gaan een sterke onderlinge relatie aan. De bebouwing is vaak in verschillende periode en -stijlen gebouwd. Bij de grotere landgoederen maken ook akkers, weilanden, bosschages en boerenhoeves deel uit van het landgoed. De meeste landgoederen zijn te herkennen aan een stelsel van lange rechte dreven beplant met bomen, waarvan er vaak één op de grote Kerk werd gericht (Torendreef).

 

Met name langs de Galderseweg tussen Mastbos en Markdal is een aaneenschakeling van instellingsterreinen en historische landgoederen ontstaan. In een aantal gevallen heeft een instelling zich op een historisch landgoed gevestigd en het geheel getransformeerd en/of uitgebouwd. Instellingen in het groen kennen over het algemeen één groot hoofdgebouw, met vaak één of meerdere omsloten groene binnenhoven, dat wordt omringd door (opgaand) groen met een parkachtige aanleg. De Blauwe Kamer en Jeugddorp Maria Rabboni betreffen beide een voormalig landgoed, dat is omgevormd naar een instellingsterrein, waarbij een ensemble van nieuwe bebouwing rond een centrale groene ruimte is gerealiseerd.

 

Uitgangspunten

De gemeente Breda heeft de ambitie om de kwaliteit van de landgoederen en instellingen in het groen te behouden en/of verder te versterken. Veel van de landgoederen en instellingen in het groen kennen dan ook een monumentale status of hoge cultuurhistorische waarden.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven worden zorgvuldig ingepast in de stedenbouwkundig structuur of opzet van de landgoederen of instelling in het groen waarbij met name aandacht uitgaat naar doorzichten en zichtlijnen in samenhang met doorlopende groenstructuren en waterpartijen.

  • Bouwinitiatieven dragen bij aan het karakter van het betreffende landgoed of de instelling in het groen.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble wordt deze zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de rest van het ensemble wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

Criteria verschijningsvorm

  • Gebouwen worden zorgvuldig vormgegeven, in harmonie met de groene omgeving.

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • De begane grond wordt zo vormgegeven dat deze interactie aan gaat met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op en overgang naar de (openbare of gemeenschappelijke) ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • Materiaal, kleur en detaillering zijn in beginsel afgestemd op de groene omgeving.

  • De toegepaste kleuren en materialen zijn in harmonie vormgegeven met het omliggende groen.

  • Bij verbouwingen en restauraties dient op respectvolle wijze omgegaan te worden met oorspronkelijke detaillering en gevelversieringen.

  • Indien het gebouw onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble dan dient het materiaal- en kleurgebruik zorgvuldig aan de sluiten op dat van de overige gebouwen van het ensemble.

Wijkgroenstructuur, parken en begraafplaatsen

Wijkgroenstructuur van de wijk zorgt voor de ruimtelijke samenhang van de verschillende buurten. De wijkgroenstructuur is de plek om te ontmoeten, bewegen en sporten en soms voor gebouwen met een maatschappelijk functie zoals scholen en zorgcentra (zoals in de groenstructuur in de Hoge Vucht)

 

Beschrijving

Deze categorie bestaat uit de wijkgroenstructuur, de parken en begraafplaatsen. De parken en begraafplaatsen liggen verspreid in de stad en de omliggende dorpen. Groenzones zijn veelal aangelegd in de naoorlogse woonwijken en liggen vaak in de nabijheid van de hoofdinfrastructuur.

 

De wijkgroenstructuur zorgt voor een ruimtelijke samenhang tussen de verschillende buurten. Het zorgt er tevens voor dat bewoners van een kleinere wooneenheid (buurt) zich kunnen oriënteren en speelt een belangrijke rol bij de vergroening en biodiversiteit in de stad. De wijkgroenstructuur is primair ingericht voor functies die een maatschappelijk nut vervullen zoals een winkelcentrum, buurthuis, hoofdwegen, groen en bomen. Het is een plek waar buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten met verblijfskwaliteit, ruimte voor beweging en sport maar ook voor zorgcentra of scholen. Vanwege het belang voor nu, en voor de toekomt, voor de wijk als geheel, de verbindingen met nevengelegen wijken en afzonderlijke buurten in de wijk, wordt de wijkgroenstructuur hoog gewaardeerd.

 

In parken komt vaak weinig bebouwing voor, maar kennen ook wel bouwkundige elementen zoals bruggen, kunstobjecten, pergola’s, fonteinen en herdenkingsmonumenten. De bebouwing is veelal alzijdig en kleinschalig (bijvoorbeeld het theehuis in Park Valkenberg). De bouwkundige elementen laten in veel gevallen de periode zien waarin het desbetreffende park tot stand is gekomen en de karakteristieke bouwstijl(en) die daarbij hoorde(n).

 

De gemeente Breda kent 18 begraafplaatsen/kerkhoven. Op enkele begraafplaatsen worden geen graven meer uitgegeven. De meeste begraafplaatsen hebben een kruisvormige hoofdopzet of hebben een centraal gelegen hoofdpad dat uitkomt op een kapel, Calvarieberg of kruisbeeld. Het overgrote deel van de begraafplaatsen heeft een groen karakter.

 

Uitgangspunten

De gemeente Breda heeft de ambitie om de wijkgroenstructuren, parken en begraafplaatsen te behouden en waar mogelijk te versterken. Deze categorie is erg veelzijdig in de wijze waarop ze wordt gebruikt, deze veelzijdigheid dient bij ontwikkelingen in acht te worden genomen.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Nieuwe of vervangende kunstwerken of bouwkundige elementen in parken of groenstructuur zijn altijd het resultaat van een visie op het gehele park of de groenstructuur.

  • Bouwinitiatieven dragen bij aan het karakter van het betreffende groengebied.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de wijkgroenstructuur wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De bouwmassa is evenwichtig afgestemd en in beginsel ondergeschikt aan het omliggende groen.

  • Gebouwen zijn alzijdig vormgegeven.

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • De begane grond van een bouwblok wordt zo vormgegeven dat deze interactie aan gaat met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op en overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • Materiaal, kleur en detaillering zijn in beginsel afgestemd op de groene omgeving.

  • De toegepaste kleuren en materialen zijn in harmonie vormgegeven met het omliggende groen.

  • Bij verbouwingen en restauraties dient op respectvolle wijze omgegaan te worden met oorspronkelijke detaillering en gevelversieringen.

  • Indien het gebouw onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble dan dient het materiaal- en kleurgebruik zorgvuldig aan de sluiten op dat van de overige gebouwen van het ensemble.

Sport- en recreatieterreinen

Kenmerkend voor sport – en recreatieterreinen is het groene karakter, waarbij de bebouwing een ondergeschikte rol speelt.

 

Beschrijving

Deze categorie omvat alle sport- en recreatieterreinen in en rondom Breda, met uitzondering van het NAC-stadion. Ook volkstuinen, kinderboerderijen, golfbanen, zwembaden, campings en vakantieparken vallen onder deze categorie.

 

Sport- en recreatieterreinen zijn verspreid over de stad te vinden. Kenmerkend is het groene karakter waaraan bebouwing ondergeschikt is. Op sport- en recreatieterreinen zijn, naast open ruimte voor o.a. sportvelden en parkeergelegenheden ook vaak bebouwing voor overdekte voorzieningen te vinden. De complexen zijn voor het grootste deel na 1945 aangelegd op gemeentelijk initiatief en meestal eenvoudig qua opzet en bebouwing. In het groene karakter spelen de gebouwen een ondergeschikte rol, de architectuur is hierbij terughoudend. De gebieden zijn meestal omringd door opgaand groen, wat het zicht op het terrein en de bebouwing deels ontneemt.

 

De verschijningsvorm van de bebouwing is divers, maar heeft over het algemeen een utilitair karakter en kent een eenvoudige vormgeving, die voornamelijk bestaat uit één of twee lagen met plat dak, een eenvoudig zadeldak of een gebogen kapvorm. De bebouwing is functioneel en compact vormgegeven met verschillen in representativiteit. Grotere sportvoorzieningen kunnen door de ligging en architectuur een sterk beeldbepalend karakter hebben. Er ontstaat dynamiek door vernieuwing en uitbreiding van bestaande bebouwing en complexen. Veel vernieuwing vindt plaats door de toename aan overdekte sporthallen.

 

Uitgangspunten

Sport- en recreatieterreinen vervullen een grote maatschappelijke meerwaarde op het gebied van gezondheid voor de inwoners van de stad. De herkenbaarheid en beleving voor bezoekers en gebruikers van de terreinen is hierbij van belang. Bebouwing en verharding zijn ondergeschikt aan de groene open omgeving waarin de terreinen gelegen zijn.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Indien sport- en recreatieterreinen in een stadsgroenstructuur zijn gelegen gelden ook deze criteria.

  • Bouwinitiatieven dragen bij aan het karakter van het sport- en recreatieterrein.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de stadsgroenstructuur wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De bouwmassa is evenwichtig en in beginsel afgestemd op de overige bebouwing op het terrein.

  • De verschijningsvorm van het gebouw dient in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie.

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • De begane grond wordt zo vormgegeven dat deze interactie aan gaat met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op en overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de overige bebouwing op het terrein en de directe omgeving.

  • Eventuele verenigingskleuren kunnen als contrastkleur worden ingezet, maar mogen niet de boventoon voeren.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

Bedrijventerrein

Bedrijventerreinen zijn vaak geordend vanuit een technische logica van goederenoverslag, distributie, productie e.d. Vaak is in de vormgeving onderscheid tussen de randen langs de hoofdwegen of hoofdstructuren en de binnengebieden. Voor de randen is dan meer aandacht besteed aan een representatieve uitstraling.

 

Beschrijving

In de categorie bedrijventerreinen vallen de grotere aaneengesloten gebieden die opgezet zijn om grootschalige bedrijvigheid te faciliteren en daardoor een eigen grootschalige structuur hebben. Kleinere werklocaties of losse bedrijfjes zijn onderdeel van welstandseenheden op basis van meer kleinschalige structuren en/of bebouwingsbeeld.

 

De stedenbouwkundige opzet van bedrijventerreinen is over het algemeen geordend vanuit de technische logica van een goederenoverslag, distributie en/of productieproces. Hier ligt een efficiënte verkaveling aan ten grondslag met een flexibele indeling en goede ontsluiting. De bebouwing ligt meestal op enige afstand van de weg, waardoor de voorruimte aan de straat in gebruik genomen kan worden als parkeerterrein of manoeuvreerruimte. Bij bedrijventerreinen die recenter zijn gerealiseerd is de openbare ruimte breder opgezet en is er ook voorzien in openbaar groen. De gebouwen staan in de regel losser in de rooilijn. In het geval dat een bedrijfsruimte ook een kantoorfunctie heeft zijn de meest representatieve ruimtes zoals kantoren en showrooms aan de straat geplaatst. De hallen en loodsen bevinden zich vaker op de achter terreinen, welke in gebruik zijn genomen als opslag en werf.

 

Aan representatieve onderdelen van de bedrijfsvoering, zoals de kantoorgedeelten, is over het algemeen meer aandacht gegeven. Deze onderdelen zijn vaak in metselwerk met kozijnpuien en gevelbeplating uitgevoerd. In materiaal -en kleurgebruik van de overige bebouwing bestaat een grote variatie. Veel gebruikte materialen zijn beton, gevelbeplating en baksteen. Voor hallen en loodsen worden meestal zogenaamde stalen damwandprofielen toegepast. Deze hebben een strak en zakelijk uiterlijk en veroudering heeft een geringe uitwerking op het uiterlijk. Op bedrijventerreinen is vaak sprake van uitbundige reclamevoering, in de vorm van gevelborden, zuilen, vlaggen en reclameborden op eigen terrein.

 

Soms is sprake van woningbouw op, of nabij een bedrijventerrein. De bedrijfswoningen zorgen vaak voor discontinuïteit in het beeld. Hierbij wordt voornamelijk voor een woningtypologie gekozen die niet aansluit bij het utilitaire karakter van het gebied. Zo ontstaat vaak het merkwaardige beeld, van woningen in landelijke gedetailleerde stijl (wolfseinden, raamroedes ), naast grote sobere productiehallen. Bij enkele bedrijventerreinen wordt gestreefd naar opwaardering en vindt een herstructurering plaats.

 

Uitgangspunten

De gemeente Breda heeft belang bij goede werklocaties in de stad, kansen liggen er op het gebied van verduurzaming en vergroening van de bestaande bedrijventerreinen. Onderstaande criteria zijn van toepassing op alle bedrijventerreinen, waarbij er een hoger kwaliteitsniveau wordt nagestreefd voor bebouwing langs belangrijke zichtlocaties: hoofdwegen, spoorwegen, waterwegen, aangrenzend aan woonwijken en op overgangslocaties richting het buitengebied.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven dragen bij aan het karakter van het bedrijventerrein.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte

Criteria verschijningsvorm

  • De bouwmassa is evenwichtig en in beginsel afgestemd op de overige bebouwing op het terrein.

  • De verschijningsvorm van het gebouw dient in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie.

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • De begane grond wordt zo vormgegeven dat deze interactie aan gaat met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op en overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de overige bebouwing op het terrein en de directe omgeving.

  • Indien het gebouw onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble dan dient het materiaal- en kleurgebruik zorgvuldig aan de sluiten op dat van de overige gebouwen van het ensemble.

Compact historisch

De bebouwing in compact historisch is bepaald door de oude Middeleeuwse structuur. De bebouwing bestaat uit individuele panden, is compact en kent grote functievariatie.

 

Beschrijving

Het compact historische weefsel wordt bepaald door de oude Middeleeuwse structuur van de stad. Oude landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken zoals rivieren en dijken vormen de ondergrond voor het ontstaan. Op basis van deze structuur hebben gedurende de tijd allerlei ontwikkelingen plaatsgevonden waardoor een gevarieerd stadsbeeld is ontstaan. Het compact historische weefsel bestaat uit de bebouwing in het historisch stadshart rond de Grote Markt tot aan de Haven, Nieuwestraat, Karnemelkstraat, Oude Vest, Kloosterplein, Vlaszak, Park Valkenberg en de KMA en is na de sloop van de stadsmuur en de aanleg van de vestingwerken gegroeid met de aanloopstraten Boschstraat, Ginnekenstraat en Haagdijk.

 

Panden in de binnenstad hebben vaak in de loop der tijd verschillende functies gehad. Dit kan variëren van woning, winkel, logement, koffiehuis, brouwerij of pakhuis tot gevangenis, armenhuis, militair magazijn, weeshuis of school. In sommige gevallen is een voormalige functie nog afleesbaar in de gevel in de vorm van hijsbalken, luiken, traliewerk etc. Bij het geschikt maken van panden voor detailhandel zijn in de loop van de tijd veel historische detailleringen verloren gegaan. De plinten en de verdiepingen van de oorspronkelijke historische bebouwing zijn regelmatig aangetast door verbouwingen, reclames en schilder- of stucwerk. Bij recentere verbouwingen is meer aandacht besteed aan de oorspronkelijke architectuur van het gehele pand.

 

De bebouwing van de historische binnenstad bestaat overwegend uit individuele panden die aaneengesloten in de rooilijn staan. De panden verschillen van elkaar in gevelbreedte, verdiepingshoogte en goot- en nokhoogte. De architectonische karakteristiek van de historische binnenstad wordt in sterke mate bepaald door eind 19e-eeuwse gevels die, als ‘modeverschijnsel’ in die periode, voor oudere (middeleeuwse) panden werden gezet. Slechts een beperkt aantal gebouwen verraadt aan de buitenzijde haar ouderdom. De hofhuizen bijvoorbeeld, zijn herkenbaar aan de breedte en diepte van de panden, de L- of U-vormige plattegrond met binnenplaats, koetspoort in de voorgevel en/of de aanwezigheid van een traptoren. Op enkele plekken langs de Haagdijk en o.a. aan de Havermarkt is nog vroeg 17e-eeuwse bebouwing met trapgevels terug te vinden. Uit de periode eind 17e eeuw tot en met de 18e eeuw resteert nog relatief veel bebouwing. Deze wordt niet alleen gekenmerkt door trapgevels, maar ook door lijst- en halsgevels. De meest opvallende exemplaren staan aan de Grote Markt, Havermarkt en Veemarktstraat. Een andere karakteristiek van de bebouwing in de historische binnenstad betreft de indeling in voor- en achterhuizen. Het voorhuis staat aan de straat en in de achterhuizen vonden de bedrijfsmatige activiteiten plaats (opslag, werkplaats etc.). Achterhuizen zijn via een gang of tussenlid verbonden met het voorhuis en hebben een relatief grote omvang (doorgaans net iets kleiner en lager dan het voorhuis) en zijn overwegend voorzien van een kap (zadeldak of schilddak).

 

Winkelpanden laten een groot verschil zien tussen de begane grond en de verdiepingen. De panden zoals in de hoofdwinkelstraten in het kernwinkelgebied vallen daardoor min of meer uiteen in een onder- en een bovenbouw. Soms zijn plint -en bovenbouw duidelijk van elkaar afgescheiden en soms zijn ze juist met elkaar vervlochten. Bij historische panden zijn de winkelpuien vaak individueel vormgegeven, ze hebben verschillende afmetingen en zijn zeer divers van vorm.

 

Uitgangspunten

Het compact historische weefsel van Breda is beeldbepalend voor de stad, onderdeel van het beschermd stadsgezicht en kent vele monumenten. De gemeente Breda heeft de ambitie om dit te behouden en waar mogelijk te versterken. Het vervult een belangrijke rol voor de herkenbaarheid en beleving van bewoners en bezoekers van de stad en verbeeld het verhaal van het verleden.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria Ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven dragen bij aan het individuele karakter van de panden waaruit het compact historische weefsel is opgebouwd, waarbij verspringingen en verdraaiingen in de voorgevellijnen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Als de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Hoofdgebouwen dienen te worden afgestemd op de context, bestaande voorgevelrooilijnen en het straatbeeld.

  • De maat en schaal van het bouwwerk - of onderdelen ervan, worden in harmonie met de maat en schaal van de reeds aanwezige bebouwing vormgegeven.

  • Bebouwing met een afwijkende functies zoals een school, kerk of winkel, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt bij aan behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het compact historische weefsel.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De bouwmassa is evenwichtig afgestemd op de aanwezige bebouwingskenmerken (hoofdmassa, beukmaat, goot- en bouwhoogte en nokrichting) van de straat.

  • De gevel aan de straatzijde heeft een representatieve voorzijde die in harmonie is vormgegeven met de reeds aanwezige bebouwing.

  • Bij verbouwingen en restauraties van bebouwing met cultuurhistorische waarde wordt op adequate wijze omgegaan met de cultuurhistorische waarden waarbij de oorspronkelijke gevels worden gerespecteerd.

  • Bij het aanbrengen of vernieuwen van winkelpuien dient de pui op de begane grond één architectonisch geheel te vormen met de gevel erboven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • De begane grond van woningen wordt zo vormgegeven dat interactie wordt aangegaan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op en overgang naar deze ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • Het materiaal- en kleurgebruik van de gevels en dakvlakken past bij het materiaal- en kleurgebruik van de reeds aanwezige bebouwing.

  • Kozijnen, dakgoten en dergelijke zijn zorgvuldig gedetailleerd en uitgevoerd in hoogwaardige materialen.

  • Bij verbouwingen en restauraties van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing dient op respectvolle wijze omgegaan te worden met oorspronkelijke detaillering en gevelversieringen.

Gesloten bouwblok (19e eeuws)

De eind 19e eeuwse bouwblokken bestaan uit bebouwing, aaneengesloten geplaatst rondom private binnenruimtes met veelal een gevarieerde opzet met laagbouw en/of middelhoogbouw.

 

Beschrijving

Eind 19e eeuw zijn in de nabijheid van het historische stadshart compacte woonblokken in twee en drie lagen gerealiseerd als uitbreiding van de stad tot de Singel. De, overwegend gesloten, bouwblokken bestaan uit aaneengesloten bebouwing aan straten en aan ruimere boulevards rondom een private binnenruimte. Het gesloten blok kent veelal een gevarieerde opzet met laagbouw en/of middelhoogbouw. De bouwblokken bestaan over het algemeen uit stadswoningen, beneden -en bovenwoningen, portieketagewoningen en appartementen. Functiemenging in de plinten behoort tot de mogelijkheden. Sprake is van een helder ontworpen stadsuitleg met een sterk historisch en stedelijk karakter. Anders dan in het stadshart overheerst in deze gebieden het woonkarakter.

 

De structuur sluit aan op de singelstructuur en de aanlooproutes van en naar de binnenstad. De straten hebben doorgaans een breed symmetrisch profiel, met in het midden de rijweg en aan weerszijden trottoirs. De drie belangrijkste straten (Haagdijk, Ginnekenstraat en Boschstraat) werden verlengd tot aan de reeds bestaande uitvalswegen middels 30 meter brede boulevards met een (groene) middenberm (Nieuwe Haagdijk, Nieuwe Ginnekenstraat en Nieuwe Boschstraat). De hoofdstraten zijn ingericht met laanbeplanting, in de vorm van een dubbele rij bomen en in het midden grasplantoenen. Voortuinen ontbreken, maar de binnenterreinen zijn bijna allemaal in gebruik als ruime achtertuinen. Vanuit het station tekende Van Gendt de Willemstraat en Emmastraat als boulevards naar de stad. De overgebleven stukken worden verkaveld met straten van 16 meter breed die haaks staan op, of parallel lopen aan de singels.

 

Langs de singels en boulevards bouwden particulieren voornamelijk hoge herenhuizen in gesloten bouwblokken, waarbij de hoekpanden verbijzonderd werden. De panden hebben verschillende hoogtes en breedtes, de kleur baksteen verschilt per woning (lichte natuurlijke tinten) en de vorm en kaprichting van de (relatief lage) kappen varieert.

 

Toch zijn er een aantal gezamenlijke kenmerken die zorgen voor een sterke ruimtelijke samenhang, waaronder de consequente voorgevellijn (alle voorgevels staan op één rooilijn wat zorgt voor een eenduidige bebouwingswand), de grote hoogte van de begane grond (in verhouding tot de verdiepingen), de hiërarchische opbouw van de gevel (hoge begane grond, een iets lagere eerste verdieping, indien aanwezig een nog iets lagere tweede verdieping en een decoratieve beëindiging van de gevel met een daklijst of een topgevel), smalle/hoge ramen, zorgvuldig metselwerk en/of stucwerk (omlijstingen) en de - vaak hardstenen - geveldetailleringen (plinten, banden, onderdorpels, lateien en sluitstenen).

 

Uitgangspunten

Bij de ruimtelijk ontwikkeling van de bouwblokken uit de 19e eeuw moet het historische karakter behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. Nieuwe bebouwing dient zorgvuldig ingepast te worden in de gesloten bouwblokken structuur. Vormgeving, materiaal- en kleurgebruik dient te passen bij de historische bebouwing. In sommige gevallen kan dit gebeuren door het nieuwe gebouw of gebouwdeel op een zorgvuldige manier te laten contrasteren met de historische bebouwing.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven dragen bij aan het individuele karakter van de panden, waarbij de voorgevellijnen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Hoofdgebouwen dienen te worden afgestemd op de context, bestaande voorgevelrooilijnen en het straatbeeld.

  • De maat en schaal van het bouwwerk - of onderdelen ervan, worden in harmonie met de maat en schaal van de reeds aanwezige bebouwing vormgegeven.

  • Bebouwing met een afwijkende functies zoals een school, kerk of winkel, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben en een eigen positie binnen het bouwveld, maar draagt bij aan behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het compact historische weefsel.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De bouwmassa is evenwichtig afgestemd op de aanwezige bebouwingskenmerken (hoofdmassa, beukmaat, goot- en bouwhoogte en nokrichting) van de straat.

  • De gevel aan de straatzijde heeft een representatieve voorzijde die in harmonie is vormgegeven met de reeds aanwezige bebouwing.

  • Bij verbouwingen en restauraties van bebouwing met cultuurhistorische waarde wordt op adequate wijze omgegaan met de cultuurhistorische waarden waarbij de oorspronkelijke gevels worden gerespecteerd.

  • Bij het aanbrengen of vernieuwen van eventuele winkelpuien dient de pui op de begane grond één architectonisch geheel te vormen met de gevel erboven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • De begane grond van de woningen wordt zo vormgegeven dat deze interactie aan gaat met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op en overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • Het materiaal- en kleurgebruik van de gevels en dakvlakken past bij het materiaal- en kleurgebruik van de reeds aanwezige bebouwing.

  • Kozijnen, dakgoten en dergelijke zijn zorgvuldig gedetailleerd en uitgevoerd in hoogwaardige materialen.

  • Bij verbouwingen en restauraties van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing dient op respectvolle wijze omgegaan te worden met oorspronkelijke detaillering en gevelversieringen.

Gesloten bouwblok (stadsvernieuwing)

De gesloten bouwblokken bestaan uit bebouwing die aaneengesloten is geplaatst rondom een (semi)-private binnenruimte. De bebouwing is op projectmatige wijze gebouwd en bestaat veelal uit sober vormgegeven appartementencomplexen.

 

Beschrijving

Tussen 1975 en begin jaren ‘90 heeft op grote schaal stadsvernieuwing plaatsgevonden. De bebouwing die in deze stadsvernieuwingsperiode is gebouwd bestaat met name uit gesloten bouwblokken. In de stedenbouwkundige opbouw is aansluiting gezocht bij gesloten bouwblokken van eind 19e eeuw en begin 20ste eeuw. Er is sprake van een helder ontworpen stadsuitleg met een orthogonaal stratenpatroon.

 

De gesloten bouwblokken bestaan uit bebouwing welke aaneengesloten is geplaatst rondom een (semi)-private binnenruimte. Van deze binnenruimtes wordt weinig gebruikt gemaakt. Het gesloten blok kent veelal een gevarieerde opzet met middelhoogbouw. De bouwblokken bestaan over het algemeen uit portieketagewoningen en appartementen. Functiemenging in de plinten behoort tot de mogelijkheden. Anders dan in het stadshart overheerst in deze gebieden het woonkarakter. Deze stadsvernieuwing vond op grote schaal plaats in Schorsmolen.

 

De bebouwing is op projectmatige wijze gebouwd en bestaat veelal uit sober vormgegeven appartementencomplexen. De stedelijke middelhoogbouw tot zes bouwlagen kent een duidelijk architectonisch handschrift uit de betreffende bouwperiode (bijvoorbeeld rondom de Middellaan). De woningen zijn veelal voorzien van balkons en loggia’s. Gevelmaterialen die veel gebruikt zijn, zijn beton, baksteen, glas en hout. De woningen hebben een portiekachtige hoofdentree. In de plint liggen de entreepartijen en bergingen, waardoor het straatbeeld soms gesloten is en daardoor negatief wordt beïnvloed.

 

Uitgangspunten

Bij de ruimtelijk ontwikkeling van gesloten bouwblokken uit de stadsvernieuwingsperiode worden de hoofdlijnen in beginsel in stand gehouden, maar er is veel ruimte voor verbetering. Het is vaak een versteende omgeving waar groen ontbreekt. De gebouwen zijn veelal sober vormgegeven. Daarnaast kennen de gebouwen vaak gesloten en onaantrekkelijke gebouwplinten en gesloten zijgevels. Verbetering zit zowel op het domein van de verkeersstructuur, de openbare ruimte, architectuur én stedenbouw. Ingrepen in de bebouwing zijn gericht op het verbeteren van de architectonische uitstraling en de oriëntatie en aansluiting van de gebouwen op de openbare ruimte. Extra aandacht gaat uit naar het tegengaan van doodse gebouwplinten en gesloten zijgevels.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten aan, of versterken, de bestaande stedenbouwkundige structuur van de buurt

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in afstemming op maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt samenhangend vormgegeven door heldere, eenvoudige en enkelvoudige vormen (veelal rechthoekig).

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • Hoeken van bouwblokken worden, zowel op maaiveld als op de verdiepingen, met twee op de openbare ruimte gerichte voorkanten ontworpen.

  • De begane grond van een bouwblok gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • Afgestemd op het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Half open bouwblok

Het half open bouwblok is ontwikkeld als variant op het gesloten bouwblok. Het half open bouwblok is aan alle zijdes omgeven door bebouwing waarbij op de hoeken vaak verbijzonderingen in de plattegrond zijn aangebracht

 

Beschrijving

Het half open bouwblok is ontwikkeld als variant op het gesloten bouwblok. Het half open bouwblok is aan alle zijdes omgeven door bebouwing, waarbij op de hoeken vaak verbijzonderingen in de plattegrond zijn aangebracht – ‘de zogenaamde hoekoplossingen’. Anders dan het gesloten bouwblok kenmerkt het half open bouwblok zich door ten minste één open zijde, hierdoor is het niet langer noodzakelijk om een gedegen hoekoplossing met een eigen plattegrond type te ontwerpen wat eenvoudiger realiseerbaar is.

 

Het half open bouwblok is geen eenduidig type maar eerder een containerbegrip waar zowel de 19e -eeuwse half open bouwblokken als de later geoptimaliseerde half open bouwblokken uit de 20e en 21e eeuw in voorkomen. De (woon)bebouwing is met de entree georiënteerd op de straat en heeft soms voortuinen en vaak private achtertuinen. In sommige gevallen is het samengesteld uit verschillende woontypologieën of functies.

 

In een stedelijke context kent het vaak een gevarieerde opzet met laag -en middelhoogbouw. Er ontstaat rust in het bebouwingsbeeld door de eenvoudige hoofdmassa’s en kapvormen, zoals zadel -en platte daken. De straathoeken zijn open, waarbij de woningen veelal een duidelijk onderscheid hebben tussen voor -en zijgevels. Vanwege dit duidelijke onderscheid tussen voorkanten van het bouwblok en de gesloten zijgevels (met schuttingen en een steeg in het midden) is een juiste positionering van het blok in relatie tot de publieke ruimte van belang.

 

Uitgangspunten

Bij ruimtelijke ontwikkeling van het half open bouwblok is de relatie met de straat als ordenend principe van belang. Met name de (af)gesloten zijkanten (met schuttingen) vormen een aandachtspunt in relatie tot de publieke ruimte. Bebouwing is georiënteerd op de straat, vormt samen met ander bebouwing een samenhangend architectonisch bouwblok en mogelijk een samenhangende eenheid van meerdere bouwblokken. Ingrepen in de bebouwing zijn gericht op het verbeteren van de architectonische uitstraling. Extra aandacht gaat hierbij uit naar zo min mogelijk blinde muren op de begane grond grenzend aan de stadsgroenstructuur.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de buurt, waarbij voorgevellijnen en specifieke hoekoplossingen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Bebouwing met een afwijkende functie zoals een school, winkel, kerk of buurtcentrum, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt altijd bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de buurt.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in harmonie met de sculpturaliteit, ritmiek, maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt samenhangend vormgegeven door heldere, eenvoudige en enkelvoudige vormen (veelal rechthoekig).

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • Hoeken van bouwblokken worden, zowel op maaiveld als op de verdiepingen, met twee op de openbare ruimte gerichte voorkanten ontworpen.

  • De begane grond van een bouwblok gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Volkswoningbouw

De volkswoningbouw bestaat veelal uit sober vormgegeven relatief kleine rijwoningen, gebouwd als zgn. arbeiderswoningen.

 

Beschrijving

Deze criteria hebben betrekking op buurten waarvan het merendeel van de woningen van de jaren 70 tot begin jaren 90 op projectmatige wijze gebouwd zijn. Deze buurten bestaand veelal uit sober vormgegeven relatief kleine rijwoningen, gebouwd als zgn. arbeiderswoningen. De bebouwing in volkswoningbouw bestaat hoofdzakelijk uit geschakelde rijwoningen, grotendeels zonder voortuin, met op een aantal hoeken gestapelde woningbouw van drie tot vier lagen hoog. De volkswoningbouwcomplexen bestaan vaak uit langgerekte woningblokken in een open verkaveling. Kenmerkend is de samenhang tussen stedenbouw en architectuur. Dit uit zich in hoekoplossingen, as- beëindigingen en rooilijn verspringen, klein omzoomde pleintjes en accenten bij achterpaden. Binnen de rijen komen hier en daar poorten voor.

 

De architectuur is overwegend ingetogen en sober van opzet met een verfijning in de kleurtoepassing en detaillering. De architectuur is gebaseerd op herhaling van de woning als basiseenheid. De architectuur kent vaak bijzonderheden, zoals hoogteverschillen, topgevels, poorten en rooilijnverspringingen. De complexen vormen afgewogen composities met herhalingen, accenten en symmetrie. De woningen bestaan uit één tot twee lagen met veelal een opvallende kap. De voorgevellijn is per cluster in samenhang vormgegeven. De gevelopbouw kent een horizontale geleding met verticale accenten. De rand van het dak is benadrukt door overstekken en dakgoten. Het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel en per complex in samenhang.

 

Uitgangspunten

Bij de ruimtelijk ontwikkeling van volkswoningbouw buurten dienen de stedenbouwkundige en architectonische hoofdlijnen in stand gehouden te worden, maar er is ruimte voor verbetering, met name in de overgang van gebouw naar de openbare ruimte. Ingrepen in de openbare ruimte zijn gericht op toevoegen van meer groen in de straat en het verbeteren van de verkeersstructuur. Ingrepen in de bebouwing zijn gericht op het verbeteren van de architectonische uitstraling.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de buurt, waarbij verspringingen en verdraaiingen in de voorgevellijnen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Bebouwing met een afwijkende functie zoals een school, winkel, kerk of buurtcentrum, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt altijd bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de buurt.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in harmonie met de sculpturaliteit, ritmiek, maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt samenhangend vormgegeven door heldere, eenvoudige en enkelvoudige vormen.

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • Hoeken van bouwblokken worden, zowel op maaiveld als op de verdiepingen, met twee op de openbare ruimte gerichte voorkanten ontworpen.

  • De begane grond van een bouwblok gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Strokenbouw

Strokenbouw bestaat uit een of meer stroken, haken of solitaire gebouwen, of een combinatie daarvan. De bebouwing bestaat uit hoog en/of laagbouw.

 

Beschrijving

De strokenbouw is vaak tot stand gekomen in de tweede fase wederopbouw. Strokenbouw bestaat vaak uit noord-zuid verkavelingen van langgerekte portiekflats of woningen die optimaal op de zon zijn georiënteerd. Uitgangspunt bij het ontwerpen van de wijken en de woningen was de toetreding van lucht, licht en ruimte. Een open verkaveling in stroken was daarvoor de oplossing: een combinatie van laag-, middelhoog- en hoogbouw waarbij het groen om de bebouwing heen ‘vloeit’. De voorkanten van woningen grenzen daarom aan de achterkanten van de volgende strook. Er is een sterke samenhang tussen openbare ruimte, groen en bebouwing.

 

Iedere verkavelingseenheid is vaak gebouwd naar het ontwerp van één architect. De bebouwing in een verkavelingseenheid vormt een ritmische compositie van stroken bebouwing. De bebouwing heeft vaak een eenvoudige opbouw van één of meerdere lagen met een plat dak of een eenvoudige en veelal onnadrukkelijke kap. De herhaling van gevelelementen, kappen en schoorstenen geeft ritme aan het straatbeeld.

 

Uitgangspunten

Bij de ruimtelijk ontwikkeling moet de sterke samenhang tussen stedenbouwkundige structuur, de architectuur en de (groene) openbare ruimte behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. Iedere ingreep, zowel bij beheer, onderhoud en nieuwbouw dient te worden bekeken op basis van die samenhang.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de buurt, waarbij voorgevellijnen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang van de voorgevel naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd in samenhang met een goede erfafscheiding aan de achterzijde.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Bebouwing met een afwijkende functie zoals een school, winkel, kerk of buurtcentrum, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt altijd bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de buurt.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in harmonie met de sculpturaliteit, ritmiek, maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt samenhangend vormgegeven door heldere, eenvoudige en enkelvoudige vormen (veelal rechthoekig).

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • Hoeken van bouwblokken worden, zowel op maaiveld als op de verdiepingen, met twee op de openbare ruimte gerichte voorkanten ontworpen.

  • De begane grond van een bouwblok gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Tuinwijken (begin 20ste en eind 20ste eeuw)

De tuinwijken kenmerken zich door lage eengezinswoningen met een voor- en een achtertuin en een omgeving met veel groen.

 

Beschrijving

De tuinwijken zijn hoofdzakelijk gebouwd aan het begin van de 20ste eeuw en kenmerken zich als wijken of buurten met een groen karakter. Ze zijn gebouwd om tegenwicht te bieden aan de stenige arbeiderswijken.

 

De tuinwijken kenmerken zich door lage eengezinswoningen met een voor- en een achtertuin en een omgeving met veel groen. De voortuinzones dragen bij aan het groene karakter van de wijk. De wijken zijn met name gericht op het prettig wonen. De woningen kenmerken zich door subtiel vormgegeven overgangen tussen de woning en de openbare ruimte: een gemetseld muurtje op de perceelsgrens in de voortuin, een iets terug liggende voordeur, erkers en een helende dak met grote uitstekende goten vormen hiervan voorbeelden. Er is op ieder schaalniveau geprobeerd om het groen zo goed mogelijk beleefbaar te maken. Tuinwijken worden gekenmerkt door lage bebouwing van één tot twee bouwlagen met een schildvormig of schuin pannendak. De woningen zijn grondgebonden en hebben een privé tuin.

 

Er is een onderscheid tussen de tuinwijken aan de begin 20ste eeuw en tuinwijken eind 20ste eeuw.

 

Tuinwijk begin 20ste eeuw

Aan het begin van de 20ste eeuw werden sociale tuinwijken gebouwd door fabrikanten en ondernemingen, zoals de Nederlandse spoorwegen, woningbouwverenigingen en gemeenten. Voorbeelden van particuliere tuinwijken zijn: Boeimeer, Zandberg en Ginneken. De wijken zijn vaak opgebouwd uit brede lanen, parken en pleinen met daaraan verschillende woningtypologieën.

 

De woningen hebben door de zorgvuldigheid van ontwerp en uitvoering, veelal een hoge mate van eigen identiteit. In deze wijken is vaak een roodbruine baksteen toegepast en een zwart of oranje pannendak. Deze wijken zijn vaak erg gewild, dit heeft geresulteerd dat veel nieuwbouwwijken zijn geïnspireerd op deze begin 20ste eeuw tuinwijk.

 

Tuinwijk eind 20ste eeuw

Bij de aanleg van de tuinwijken eind 20ste eeuw is weliswaar geprobeerd veel stedenbouwkundige en architectonische principes uit de oudere tuinwijken te hanteren. Door een meer efficiënte verkavelingsstructuur en ook door een grotere standaardisering van bouwmethodieken verschillen deze buurten in rijkheid en detaillering ten opzichte van de tuinwijken begin 20ste eeuw. De minder ambachtelijke bouwmethode heeft geleid tot een schalere architectonische uitwerking met betrekking tot geleding, plastiek en detaillering van de bebouwing.

 

Uitgangspunten

Bij de ruimtelijk ontwikkeling moet de sterke samenhang tussen stedenbouwkundige structuur, de architectuur en de (groene) openbare ruimte behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. Iedere ingreep, zowel bij beheer, onderhoud en nieuwbouw dient te worden bekeken op basis van die samenhang. In de waardering van de tuinwijken is de periode waarin de wijk gebouwd is van belang. De tuinwijken die gerealiseerd zijn begin 20ste eeuw zijn vanuit stedenbouwkundig oogpunt van hogere kwaliteit dan de tuinwijken eind 20ste eeuw. De architectonische verrijking, zorgvuldige ontwikkeling en de rijke detaillering in de metselwerken zijn concrete voorbeelden van de verschillen tussen deze wijken.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de buurt, waarbij verspringingen en verdraaiingen in de voorgevellijnen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Bebouwing met een afwijkende functie zoals een school, winkel, kerk of buurtcentrum, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt altijd bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de buurt.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in harmonie met de sculpturaliteit, ritmiek, maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt samenhangend vormgegeven door heldere, eenvoudige en enkelvoudige vormen (veelal rechthoekig).

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • Hoeken van bouwblokken worden, zowel op maaiveld als op de verdiepingen, met twee op de openbare ruimte gerichte voorkanten ontworpen.

  • De begane grond van een bouwblok gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Stempel (traditionalisme en functionalisme)

De stempelverkaveling bestaat uit een patroon van rechte straten, met een symmetrisch straatprofiel en een structuur van stempels met, lage eengezinswoningen, (portiek-)etageflats en hoge galerijflats

 

Beschrijving

Halverwege de 20ste eeuw zijn veel nieuwe buurten gerealiseerd, met een eenvoudig patroon van rechte straten, met een symmetrisch straatprofiel en een structuur van stempels. Deze stempels bestaan vaak uit lage eengezinswoningen, (portiek-)etageflats en hoge galerijflats. Deze stempels liggen vaak in een open en groene setting. Identieke woonblokken worden herhaald, zodat sprake is van stempels. Bij dit type zijn de bebouwing, openbare ruimte en groen in samenhang met elkaar ontworpen. Veelal zijn de stempels rondom een groene verblijfsruimte gesitueerd. In enkele van deze ruimten zijn ook andere functies aanwezig zoals een school of een gebouw met een andere wijkfuncties. De afwisseling tussen lage, middelhoge en hoge bebouwing is meestal zeer zorgvuldig gecomponeerd.

 

De bebouwing is vaak op projectmatige wijze gebouwd en wordt gekenmerkt door een sobere en gestandaardiseerde architectuur. De woningen zijn uitgevoerd in industriële bouwsystemen en kennen een veelvuldige herhaling van identieke gevelkarakteristieken. De materialen die overwegend gebruikt zijn, zijn lichtkleurige baksteen en oranjerode of donkergekleurde dakpannen. De rijwoningen hebben grote raampartijen en een woonkamer die over de gehele diepte van het huis doorloopt, zodat er zoveel mogelijk licht in de woning valt (doorzonwoning). De gestapelde woningbouw (voornamelijk galerijflats) worden gekenmerkt door een duidelijk rechthoekige bouwmassa, met een horizontale geleding en een plat dak. Hiërarchie en accenten ontbreken, uitgezonderd de hoofdentree die veelal opvallend en afwijkend van het hoofdgebouw is vormgegeven. Als gevolg van de veelvuldige herhaling van identieke puien vertonen de woonstraten een sterke architectonische samenhang.

 

Stempel traditionalisme

In de jaren 50 zijn een aantal buurten gerealiseerd die bestaan uit een stempelverkaveling, maar met een meer traditionele architectuur (vaak Delftse School). Deze zijn met name gerealiseerd in de wijk Boeimeer. Kenmerken voor deze architectuur zijn het gebruik van baksteen, brede kozijnen en erkers. De daken zijn hoog en steil met pannen bekleed. De welstandseenheid Stempel – traditionalisme is hierop van toepassing.

 

Uitgangspunten

Bij de ruimtelijk ontwikkeling moet de sterke samenhang tussen stedenbouwkundige structuur, de architectuur en de (groene) openbare ruimte behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. Iedere ingreep, zowel bij beheer, onderhoud en nieuwbouw dient te worden bekeken op basis van die samenhang. De waardering van de eerdere traditionele stempel verkaveling is hoger, omdat hier de stedenbouwkundige opzet en architectuur beiden van hoge waarde zijn.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de buurt, waarbij verspringingen en verdraaiingen in de voorgevellijnen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Bebouwing met een afwijkende functie zoals een school, winkel, kerk of buurtcentrum, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt altijd bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de buurt.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in harmonie met de sculpturaliteit, ritmiek, maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt samenhangend vormgegeven door heldere, eenvoudige en enkelvoudige vormen (veelal rechthoekig).

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • Hoeken van bouwblokken worden, zowel op maaiveld als op de verdiepingen, met twee op de openbare ruimte gerichte voorkanten ontworpen.

  • De begane grond van een bouwblok gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Woonerven

De woonerven hebben een grilliger stratenpatroon, met woonerven en weinig doorgaande wegen voor de auto. De wijken, zijn sterk naar binnen gekeerd.

De woonerven zijn opgebouwd uit verschillende woningtypen, bouwlagen en kapvormen.

 

Beschrijving

Als reactie, op de rationele blokverkaveling van de naoorlogse planmatige uitbreidingen, die als te zakelijk, monotoon en rationeel werden ervaren, ontstaat ongeveer vanaf de jaren 70 een beweging, die aandacht vraagt voor de menselijke schaal en maat van nieuwe woongebieden. De planmatige woongebieden uit deze periode hebben een grilliger stratenpatroon, met woonerven en -hofjes en weinig doorgaande wegen. Deze buurten worden vaak ‘bloemkoolwijken’ genoemd.

 

Stratenpatronen laten vaak geknikte vormen zien, met korte zichtlijnen en veel beslotenheid, als gevolg van een voortdurend verspringende voorgevellijn. Vaak zijn de woningen voorzien van aan- en uitbouwen aan de voorzijde. Veel woningen zijn niet direct op de openbare ruimte georiënteerd, maar meer georiënteerd op de privé-tuin.

 

De woonerven zijn opgebouwd uit verschillende woningtypen met verschillen in het aantal bouwlagen en de kapvormen. In de bebouwing is nadrukkelijk niet gestreefd naar grootschaligheid en monotonie, maar juist naar kleinschaligheid en levendigheid. De architectuur kenmerkt zich door afwisseling per cluster. De grondgebonden woon-bebouwing bestaat uit één tot drie lagen met kap en zijn geschakeld. Daarnaast zijn verschillende appartementencomplexen gebouwd met diverse bouwhoogten. Ondanks deze typologische variatie zijn ze moeilijk te onderscheiden van de eengezinswoningen.

 

De panden zijn doorgaans opgetrokken in metselwerk, met beton voor lateien en consoles. De daken zijn gedekt met pannen. In een aantal gevallen wordt de samenhang van de gevelwanden bepaald door terugkerende, bindende elementen als lateibalken boven ramen en deuren, een doorlopende dakrand, een doorlopende gevelbekleding op de verdieping e.d.

 

Uitgangspunten

Bij de ruimtelijk ontwikkeling moet de sterke samenhang tussen stedenbouwkundige structuur, de architectuur en de (groene) openbare ruimte behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. Iedere ingreep, zowel bij beheer, onderhoud en nieuwbouw dient te worden bekeken op basis van die samenhang. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar het behouden en versterken van de grotere groenstructuren en juist ook de kleinere plekken voor de buurt. Verbeteringen zitten in het tegengaan van schuttingen georiënteerd op de straat, gesloten zijgevels, blinde of gesloten gebouwplinten en bergingen in voortuinen.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de buurt, waarbij verspringingen en verdraaiingen in de voorgevellijnen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Bebouwing met een afwijkende functie zoals een school, winkel, kerk of buurtcentrum, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt altijd bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de buurt.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in harmonie met de sculpturaliteit, ritmiek, maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt samenhangend vormgegeven door heldere, eenvoudige en enkelvoudige vormen (veelal rechthoekig).

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • Hoeken van bouwblokken worden, zowel op maaiveld als op de verdiepingen, met twee op de openbare ruimte gerichte voorkanten ontworpen.

  • De begane grond van een bouwblok gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Villaparken en vrijekavelbuurten

In villaparken en vrijekavelbuurten bestaat het merendeel van de bebouwing uit vrijstaande woningen op ruimte kavels bestaat. Hoewel soms zeer verschillende qua architectuur, kenmerken deze gebieden zich door een ruime en groene opzet.

 

Beschrijving

Deze criteria hebben betrekking op villaparken & vrijekavelbuurten waarbij het merendeel van de bebouwing uit vrijstaande woningen op ruimte kavels bestaat. Hoewel soms zeer verschillende qua architectuur, kenmerken deze gebieden zich door een ruime en groene opzet. Villaparken zijn de woonbuurten, die voornamelijk in het begin van de 20ste eeuw zijn ontstaan en zijn uitgegroeid tot parkachtige woongebieden. Voorbeelden hiervan zijn Ruitersbos, Van Koolwijkpark en Zandberg Oost. Buurten met vrije kavels liggen veelal langs de randen van wijken en dorpen. Voorbeelden hiervan zijn Asterd, Heilaar en Hoge Gouw.

 

Vanuit de verschillende karakteristieken van villaparken & vrijekavelbuurten worden deze afzonderlijk beschreven

 

Villaparken

Villaparken zijn voornamelijk in het begin van de 20ste eeuw opgezet. Oude villaparken zijn ontstaat tussen ca.1860 en 1940, als ‘eenvoudige’ variant op ruime landgoederen en buitenhuizen rondom de stad. De samenhang in het omgevingsbeeld is met name bereikt door het stedenbouwkundig plan waar breed opgezette en groen ingerichte woonstraten in samenhang zijn ontworpen met de maat van de bouwmassa’s als wel de groen ingevulde ruimte daartussen. Dit type villabebouwing is vaak ook ontstaan langs de randen van bosgebieden.

 

Ook na 1940 zijn woonwijken gebouwd in een parkachtige of bosrijke setting. De bebouwing bestaat daar veelal uit lage vrijstaande woningen en bungalows. De architectuur is dan vaak meer ingetogen en minder rijk gedetailleerd dan in de oude villaparken. De ontsluitingsstructuur van villaparken kent vaak slingerende en gebogen verloop van eenduidige straten, vaak zonder duidelijke indeling van rijloper, trottoir, fietspaden. De inrichting is voornamelijk gericht op het creëren van een aangenaam en parkachtige woonomgeving.

 

De bebouwing bestaat meest uit vrijstaande of geschakelde villabebouwing op ruime kavels en soms uit ensembles van meerdere geschakelde woningen onder één kap met een sterke onderlinge visuele samenhang. De verkaveling is zeer divers en de percelen zijn soms van verschillende grootte en verschillend qua vorm en oriëntatie. De bouwmassa varieert van één tot drie bouwlagen, met verschillende kapvormen en kaprichtingen, overwegend in de vorm van samengestelde zadeldaken en schilddaken. Monumentale villa’s en herenhuizen bezitten vaak compacte hoofdmassa’s met aan de straatzijde incidenteel een erker of serre. Het hoofdgebouw heeft vaak talrijke bij- en aanbouwen die duidelijk ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw..

 

Vrijekavelbuurten

Naast de projectmatige gebouwde woningen is er vanaf 1945 ook behoefte voor het ‘zelf’ bouwen van een woning; het individuele opdrachtgeverschap. Met individueel opdrachtgeverschap wordt hier gedoeld op een burger (of groep burgers), die zelf de beschikking heeft/krijgt over de grond en zelf kan bepalen met wie en hoe de woning wordt gerealiseerd. In dit verband kan ook worden gesproken van vrije kavels. Grote verschillen met de villawijken zijn de kleinere kavels en diversiteit aan bouwstijlen binnen één buurt. Door de ligging aan de rand van wijken of dorpen is vooral de relatie met het aangrenzende landschap kenmerkend, met fraaie doorzichten en zichtrelaties. De essentie van de individuele woningbouw is de relatieve rust, door een ruime groene omgeving en een lagere woningdichtheid, in verhouding tot de rest van de wijk. Bij de vrije kavel-buurten kenmerkt de openbare ruimte zich door ruime eenvoudig ingericht straatprofielen met een groene uitstraling, wat mede te danken is aan de groene verschijningsvorm van de tuinen. De straten zijn veelal geknikt met korte zijstraatjes en loopstroken in plaats van echte trottoirs.

 

Villagebieden hebben gevarieerde en individueel vormgegeven bebouwing, met relatief grote bebouwing op kavels waarbij de architectuur soms sterk aan elkaar is gerelateerd. Opvallend is de verscheidenheid aan bouwstijlen in de tijd. In de late 19e eeuw waren met name neorenaissance, neogotiek, chaletstijl en eclecticisme gewild. Na 1910 werd onder invloed van Engelse voorbeelden een meer schilderachtige stijl populair: laag aangezette rieten daken, halfronde erkers en vensters met een kleine roede-verdeling bepalen dan het gevelbeeld. Ook de Amsterdamse School heeft invloed gehad op de villabouw met soms complexe plattegronden en plastische bak-steenarchitectuur als zichtbaar gevolg. Daarnaast ontstonden invloeden van modernisme met strakkere vormgeving en de nadruk op eenvoudige geometrische vormen en veelal witte gevels met platte daken. De panden kennen een hoge ontwerpkwaliteit, een luxe uitstraling en een zorgvuldige detaillering en materiaalgebruik. Niet alleen aan de voorgevel, maar ook aan de vaak goed zichtbare zijgevels is veel aandacht besteed. Materiaal- en kleurgebruik kunnen van pand tot pand sterk verschillen.

 

Uitgangspunten

Het groene karakter van deze woonbuurten dient in stand gehouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt. Groene erfafscheidingen en tuinen zijn daarin het primaire, bindende element tussen de veelal individueel vormgegeven woningen. Bebouwingsensembles dienen gerespecteerd te worden.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria Ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de buurt, waarbij verspringingen en verdraaiingen van kavels en voorgevellijnen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Bebouwing met een afwijkende functie zoals een school, winkel, kerk of buurtcentrum, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt altijd bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de buurt.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in harmonie met de sculpturaliteit, ritmiek, maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • De begane grond van bebouwing gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Cluster stedenbouw

De bebouwing, getypeerd als ‘Stedenbouwkundig ensemble’, wijkt af van de bestaande structuur en is als één bebouwingsensemble ontworpen. De bebouwing is per object, blok en/of buurt vormgegeven, met een sterke onderlinge samenhang (zoals Heilaarpark of het Chassépark)

 

Beschrijving

De bebouwing die is getypeerd als ‘cluster stedenbouw’ is heeft een eigen, maar duidelijk te onderscheiden, ordeningsprincipe en is door samenhang tussen infrastructuur, architectuur en groen herkenbaar als één stedenbouwkundig ensemble. De stedenbouwkundige opzet verschilt per ensemble. Een aantal ensembles zijn gebouwd als losse alzijdige gebouwen in een groene setting terwijl andere ensembles kleine inbreidingen in historische stadsgebieden zijn. Ook zijn hofjes op binnenterreinen ontwikkeld van klassieke gesloten bouwblokken uit de eind 19e eeuw. De inrichting van de openbare ruimte is vaak met zorg ontwikkeld en veelal gericht op het creëren van een aangenaam verblijf- en woonklimaat, als rustpunt binnen het drukke stadsleven.

 

De bebouwing is per object, blok en/of buurt vormgegeven met een sterke onderlinge samenhang. In reactie op de monotone architectuur van de naoorlogse woningbouw, kent de nieuwe woonbebouwing vaak een frisse en gevarieerde uitstraling waarbij in gevels verschillende stijlkenmerken herkenbaar zijn.

 

Verschillende kleuren metselwerk zijn toegepast waarbij gebruik is gemaakt van hout, natuursteen en andere materialen. Bestaande materialen zijn soms toegepast in nieuwe variaties door textuur, kleur of formaten (baksteen). Bij enkele projecten is de eigentijdse bouwstijl autonoom en expressief van aard en is bewust een contrast gezocht met de omgeving (Kloostertuin Benedictinessenhof). Bij andere projecten is in de vormentaal gezocht naar aansluiting op het historische karakter van de oorspronkelijke bebouwing en/of omgeving. Soms zelfs zo, dat sprake is van ‘historiserend’ bouwen, waarbij de bebouwing volledig opgenomen is in de samenhang van de historische omgeving. Het merendeel van de bebouwing heeft een sterke verwantschap met historische (neo-)stijlen of de traditionele bouwstijlen van begin 20ste eeuw.

 

Uitgangspunten

Bij stedenbouwkundige ensembles ligt de waardering in het ordeningsprincipe van het cluster. Stedenbouwkundige ensembles dienen gerespecteerd te worden. Uitgangspunt is kijken vanuit de waarde van de samenhangende eenheid en daarnaast de mogelijkheden voor verbindingen met de omgeving.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de buurt, waarbij verspringingen en verdraaiingen in de voorgevellijnen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Bebouwing met een afwijkende functie zoals een school, winkel, kerk of buurtcentrum, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt altijd bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de buurt.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in harmonie met de sculpturaliteit, ritmiek, maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt samenhangend vormgegeven door heldere, eenvoudige en enkelvoudige vormen (veelal rechthoekig).

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • Hoeken van bouwblokken worden, zowel op maaiveld als op de verdiepingen, met twee op de openbare ruimte gerichte voorkanten ontworpen.

  • De begane grond van een bouwblok gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Dorpse uitbreidingen

Dorpse uitbreidingen zijn op projectmatige wijze ontwikkeld en kenmerken zich door een ruime, groene opzet met eenvoudig vormgegeven, grondgebonden woningen

 

Beschrijving

Het gaat hierbij om uitbreidingen van de buitendorpen Prinsenbeek, Teteringen, Bavel en Ulvenhout die vanaf 1945 tot eind jaren 90 projectmatig ontwikkeld zijn. Hoewel over een grote tijdsspanne ontwikkeld, kenmerken deze buurten zich door een ruime, groene opzet met eenvoudig vormgegeven, grondgebonden woningen met kappen.

 

De dorpen Prinsenbeek, Teteringen, Bavel en Ulvenhout zijn ontstaan als lintbebouwing langs landbouwwegen. Voor de oorlog werd in deze dorpen op zeer bescheiden schaal de eerste projectmatige woningbouw gerealiseerd. Na de oorlog breiden de dorpen zich in hoog tempo uit, met een piek in de bouwproductie in de jaren ‘60 en ‘70. Anders dan de toenmalige uitbreidingen van Breda, die met moderne stedenbouwkundige principes zijn opgezet (denk aan de stempelverkaveling van Hoge Vucht en de organische ‘bloemkool’-verkaveling van de Haagse Beemden), kenmerken de uitbreidingen van de buitendorpen (die toen nog tot zelfstandige plattelandsgemeenten behoorden) zich door een eenvoudige opzet van rechte straten met daarlangs eenvoudig vormgegeven, grondgebonden woningen. De dorpse uitbreidingen onderscheiden zich ook door de relatief ruime opzet met groene lanen en relatief brede woonstraten. De woningen hebben ruime voor-en zijtuinen. Hierdoor hebben deze buurten nu een overwegend groene uitstraling.

 

De woningen in deze buurten zijn overwegend vrijstaand of twee-onder-één kap met hier en daar rijwoningen. De woningen hebben een overwegend eenvoudige vormgeving van één of twee bouwlagen met een zadeldak. Ook het materiaal- en kleurgebruik is eenvoudig; gevels bestaan overwegend uit rode of zandkleurige baksteen, daken uit oranje of antracieten keramische dakpannen.

 

Uitgangspunten

Het dorpse, groene karakter van deze woonbuurten dient in stand gehouden te worden en waar mogelijk worden versterkt. Dit betreft met name de ontspannen opzet van straten, met veel ruimte voor openbaar groen. De voor- en zijtuinen dragen daar met groene erfscheidingen zoals hagen in grote mate aan bij. Indien er in een gebied een duidelijk te onderscheiden eenheid van vormgeving, materiaal- en kleurgebruik van de woningen en overige gebouwen is, dienen nieuwe bouwwerken hierop aan te sluiten.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de buurt, waarbij verspringingen en verdraaiingen in de voorgevellijnen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Bebouwing met een afwijkende functie zoals een school, winkel, kerk of buurtcentrum, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt altijd bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de buurt.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in harmonie met de sculpturaliteit, ritmiek, maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt samenhangend vormgegeven door heldere, eenvoudige en enkelvoudige vormen (veelal rechthoekig).

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • Hoeken van bouwblokken worden, zowel op maaiveld als op de verdiepingen, met twee op de openbare ruimte gerichte voorkanten ontworpen.

  • De begane grond van een bouwblok gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Los bebouwingsbeeld

Bij een los bebouwingsbeeld ontbreekt het aan een eenduidig ordeningsprincipe. Het betreft gebieden zonder een heldere ruimtelijke structuur.

 

Beschrijving

Bij een los bebouwingsbeeld ontbreekt het aan een eenduidig ordeningsprincipe. Het betreft gebieden zonder een heldere ruimtelijke structuur. Een los bebouwingsbeeld kan bestaan uit een verzameling grotere en kleinere gebouwen welke vanuit praktische en/ of technische logica gepositioneerd zijn, zoals bijvoorbeeld het gebied rondom het NAC stadion. Ook kunnen het gebieden zijn welke niet logisch met de omgeving zijn verbonden en tevens te klein zijn om een eigenstandige stedenbouwkundige structuur te vormen. Gebouwen van grote omvang welke min of meer zelfstandig of solitair in hun omgeving behoren ook tot ‘los bebouwingsbeeld’ worden getypeerd.

 

Uitgangspunten

Omdat er geen ensemblewaarde aanwezig is, is er vooral waarde te vinden in de mogelijkheid om bebouwing betekenis te geven vanuit de grotere context. In algemene zin is de opgave het gebied beter leesbaar te maken en het gebied beter aan te laten sluiten bij de omgeving. Omdat de gebieden ‘los bebouwingsbeeld’ vaak van elkaar verschillen dient specifiek gekeken te worden of het introduceren van een heldere ruimtelijke structuur of ordeningsprincipe of juist op basis van kleur- en materiaalgebruik het beste antwoord gevonden kan worden op het beter leesbaar maken van een gebied.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten waar mogelijk aan op een bestaande stedenbouwkundige structuur of verbeteren deze.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de belangrijkste openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble of ordeningsprincipe, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble of het ordeningsprincipe te verbeteren..

  • Bebouwing met een afwijkende functie zoals een school, winkel, kerk of buurtcentrum, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt altijd bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de buurt.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in samenhang met de maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • Hoeken van bouwblokken worden, zowel op maaiveld als op de verdiepingen, met twee op de openbare ruimte gerichte voorkanten ontworpen.

  • De begane grond van een bouwblok gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In samenhang met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Inbreidingslocaties

Inbreidingslocaties zijn gebouwd binnen bestaande kernen. De stedenbouwkundige opzet verschilt per locatie. Vaak is de bebouwing geclusterd rondom een groen hof. De bebouwing is per object, blok en/of buurt vormgegeven, met een sterke onderlinge samenhang binnen een inbreidingslocatie

 

Beschrijving

Recente (ca. sinds 1990) stedelijke inbreidingen zijn gebouwd binnen bestaande kernen, op stukken grond die vrij kwamen na sloop van verouderde bebouwing of door verlies van functie (veelal oude bedrijvigheid, groene binnentuinen, privé tuinen). De stedenbouwkundige opzet per inbreidingslocatie verschilt en is afhankelijk van beschikbare ruimte en mogelijkheden om van de bestaande structuur af te wijken. De inbreidingen zijn met name gerealiseerd achter de historische linten. In veel gevallen is de bebouwing geclusterd rondom een hof. De inrichting van de openbare ruimte is met zorg ontwikkeld en veelal gericht op het creëren van een aangenaam verblijf- en woonklimaat, als rustpunt binnen het drukke stadsleven. Bebouwing bestaat grotendeels uit grondgebonden woningen

 

De bebouwing is per object, blok en/of buurt vormgegeven, met een sterke onderlinge samenhang binnen een inbreidingslocatie. De architectuur verschilt per inbreidingslocatie. De architectuur is afwijkend vaak afwijkend van de bestaande kernen. Op enkele inbreidingslocatie is eigentijdse bouwstijlen met een eenvoud van vormen en diversiteit aan materialen en kleuren.

 

Uitgangspunten

Bij de ruimtelijk ontwikkeling van inbreidingslocatie moet de samenhang tussen stedenbouwkundige structuur, de architectuur en de (groene) openbare ruimte behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt. Aanpassingen zijn binnen de geldende randvoorwaarden mogelijk, mits deze de ruimtelijke kwaliteit verbeteren.

 

Criteria

Onderstaande criteria worden gebruikt bij de beoordeling van plannen die niet vallen binnen de categorieën van de veel voorkomende bouwwerken. Er kunnen zich bijzondere gevallen voordoen waarin de onderstaande criteria niet voorzien en waar een plan omwille van de omgevingskwaliteit op zichzelf moet worden beoordeeld. In dat geval wordt getoetst aan de algemene criteria. Deze staan uitgewerkt in de “Algemene criteria” in het onderdeel ‘Werking van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit’.

 

Criteria ruimtelijke inpassing

  • Bouwinitiatieven sluiten aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de buurt, waarbij verspringingen en verdraaiingen in de voorgevellijnen worden gerespecteerd.

  • Bebouwing wordt zo gepositioneerd dat een goede oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte wordt gerealiseerd.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig ingepast en afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Bebouwing met een afwijkende functie zoals een school, winkel, kerk of buurtcentrum, kan een eigen ruimtelijke opzet hebben, maar draagt altijd bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de buurt.

  • Kleine bouwwerken voor het algemeen nut (zoals voorzieningen voor afval, energie en communicatie) worden in eerste instantie inpandig of ondergronds gerealiseerd en maken integraal onderdeel uit van de architectuur. Waar dit niet mogelijk is, zijn deze zorgvuldig ingepast in de openbare ruimte.

Criteria verschijningsvorm

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt in harmonie met de sculpturaliteit, ritmiek, maat en schaal van het oorspronkelijke ontwerp en/of de bebouwing in de directe omgeving vormgegeven.

  • De architectonische/bouwkundige eenheid wordt samenhangend vormgegeven door heldere, eenvoudige en enkelvoudige vormen (veelal rechthoekig).

  • Een kavel die onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dient in harmonie met de rest van het ensemble te worden vormgegeven.

  • Bij verandering van functie dient het bouwwerk in overeenstemming te worden vormgegeven met de gebruikersfunctie. De mate waarin de verschijningsvorm wordt aangepast is mede afhankelijk van de erfgoedwaarden en de architectonische kwaliteit van het bestaande bouwwerk.

  • Hoeken van bouwblokken worden, zowel op maaiveld als op de verdiepingen, met twee op de openbare ruimte gerichte voorkanten ontworpen.

  • De begane grond van een bouwblok gaat interactie aan met de openbare ruimte, mede door oriëntatie op én overgang naar de openbare ruimte.

Criteria detaillering, materiaalgebruik en kleurgebruik

  • In harmonie met het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de oorspronkelijke bebouwing en de directe omgeving.

  • Indien de kavel onderdeel uitmaakt van een bebouwingsensemble, dan dient het materiaal-, kleurgebruik en detaillering van de nieuwe bebouwing afgestemd te worden op de rest van het ensemble.

  • Een van de omgeving afwijkend materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits dit geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt en niet detoneert met de omliggende bebouwing.

Gebiedsanalyses

 

Centrum - binnenstad

Centrum CrossMark

Linie-Doornbos

Spoorzone Oost

Brabantpark

Claudius Prinsenlaan e.o.

Sportpark

Zandberg

Boeimeer

Heuvel

Tuinzigt

Hoge Vucht

Teteringen

Heusdenhout

Blauwe Kei

IJpelaar

Nieuw Wolfslaar

Bavel

Overakker

Ginneken

Ulvenhout

Ruitersbos

Princenhage

Westerpark

Prinsenbeek

Haagse Beemden

Hazeldonk

Steenakker

Krogten, Emer Hintelaken

Hoogeind

Heilaar

Lage Vuchtpolder en buitengebied Teteringen

Landschappelijke Driehoek

Buitengebied Bavel

Buitengebied Ulvenhout

Markdal en Mastbos

Buitengebied zuidwest

Liesbos

Buitengebied Prinsenbeek

Centrum - binnenstad

Analysekaart Centrum Binnenstad

 

Welstandseenheden Centrum binnenstad

 

Korte omschrijving

Centrum met ontwikkelgebieden

 

Het centrum van Breda bestaat uit ‘Centrum - Binnenstad’ met het historisch stadshart en ‘Centrum – Crossmark’. Centrum - Crossmark omvat verschillende gebieden waar nieuwe stedelijke gebieden worden ontwikkeld, zoals ’T Zoet, Havenkwartier, Eureka en het Stationskwartier alsmede de bestaande woonbuurt Belcrum. Centrum – Binnenstad omvat het gebied binnen de singels met nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoals Gasthuisvelden en ‘Centrum Oost’, het Slingerweggebied tussen de Nijverheidssingel en het spoor. Het gebied aan weerszijden van het spoor wordt in de visie op het centrum als verbinding in plaats van als barrière gezien waardoor de begrenzing van Crossmark en Binnenstad in wezen fluïde is. Daarom is dit gebied in beide analysetekeningen opgenomen. Voor het gerealiseerde deel van het stationskwartier is nu gekozen dit in de welstandskaart van Centrum - Binnenstad op te nemen. tussen de Stationslaan, de Mark en de Doornboslaan. Auto- en langzaamverkeerbruggen over de singel verbinden de binnenstad van Breda met de omliggende wijken. In noordelijke richting is dit het stationskwartier, in oostelijke richting Brabantpark en Zandberg. De zuidelijke begrenzing wordt gevormd door Boeimeer en de westelijke rand door Tuinzigt en Haagpoort.

 

Ligging Centrum-binnenstad in de hoofdstructuur

 

In de ontwikkeling van de stad Breda zijn een aantal periodes van bijzonder belang. Halverwege de veertiende eeuw wordt de omwalling van de sterk groeiende nederzetting vervangen door een stadsmuur en wordt een nieuwe burcht aangelegd, welke nog steeds de kern vormt van de huidige stad. In het midden van de zestiende eeuw worden nieuwe vestingwerken - ruimer rondom de stad aangelegd, die de oude stad, het kasteel en de bebouwing aan de drie toevoerwegen omsluiten (Haagdijk, Boschstraat en de Ginnekenstraat). In de daaropvolgende eeuw worden, tegelijk met de uitbreiding van de fortificaties aan de buitenzijde van de stadsmuur, de ruimtes in de stad - tussen deze toevoerwegen grotendeels ingericht als militair terrein.

De oude stadsmuur wordt afgebroken, maar het oude stratenpatroon blijft onveranderd. In de eerste helft van de negentiende eeuw begint de groei van de industrie en de bevolking. In 1850 wonen ruim 14.000 mensen binnen de vesting. Door ruimtegebrek worden vele achterterreinen bebouwd. De vestingwerken belemmeren verdere groei. De komst van de spoorlijn in 1855 vormt het doorslaggevende besluit tot afbraak van de vesting en het aanleggen van een singelstructuur welke aansluit op de beekdalen en de Mark. Hierdoor ontstonden verdere ontwikkelingsmogelijkheden voor de (binnen)stad.

 

Ontwikkeling van Breda vanaf het begin van de 12e eeuw, verruiming van de vestingwerken omstreeks 1550 en sloop van de vestingwerken vanaf 1869 waarna grote open ruimtes voor defensie behouden bleven..

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van centrum – binnenstad wordt bepaald door het historische stadshart, aanlooproutes naar het stadshart, Nieuwe Mark, Singel met singelpark en aangrenzende parken op de voormalige exercitieterreinen, het stationskwartier en het groene spoorweglandschap.

 

De binnenstad van Breda heeft zich in verschillende tijdsperioden ontwikkeld tot een divers gebied met verscheidene stedenbouwkundige en architectonische opvattingen. Op basis van bebouwingstypologie en stedenbouwkundige/ architectonische karakteristieken is een onderscheid te maken in de deelgebieden waaronder de historische, (middeleeuwse) bebouwingsstructuur met pandsgewijze bebouwing, de negentiende eeuwse bebouwing in de vorm van pandsgewijze bebouwing aan straten die gesloten bouwblokken vormen, grotere gebouwen op de open exercitieterreinen die na de aanleg van de singel tussen de aanloopstraten zijn ontstaan, , volkswoningbouw, jaren ’30 bebouwing, middelhoge bebouwing uit de stadsvernieuwing van de jaren ’70-’80 maar ook moderne bebouwing zoals het in de jaren 90 ontwerpen Chassé park. Historische stadshart met aanlooproutes naar het stadshart

 

De historische bebouwing is gelegen in het historische stadshart (zie 1), beëindigd de historische aanlooproutes en aan het park Valkenberg. De oudste bebouwing in het gebied dateert uit de dertiende eeuw waarna het gebied langzaam steeds verder werd volgebouwd. In het stadshart vormt de historische bebouwing, gesloten bouwblokken - met aaneengesloten straatwanden. Langs de aanlooproutes is deze bebouwing aaneengeregen tot een historische lintstructuur. Over het algemeen zijn de stadsstraten geknikt ten opzichte van elkaar en bestrijken ze een beperkte lengte, ingericht voor de voetganger. De straten hebben verschillende breedtes en komen uit op één van de vele pleinen - waarlangs de bebouwing statiger van aard is.

 

19e eeuwse bebouwing tussen de aanlooproutes en de 19e eeuwse Singel

De negentiende -eeuwse bebouwing is planmatig aangelegd na de sloop van de vestingwerken. Dit werd gedaan in het verlengde van de historische aanlooproutes met de Nieuwe Boschstraat, de Nieuwe Ginnekenstraat en de Nieuwe Haagdijk waarachter nieuwe woonbuurten werden ontwikkeld. Dit kreeg vorm, door middel van gesloten bouwblokken met ononderbroken straatwanden in een strakke rooilijn waarlangs de individuele panden werden geplaatst.

 

19e eeuwse bebouwing in het Stationskwartier

Het stationskwartier (zie 2) is gelegen aan de zuidzijde van het station en onderdeel van het uitbreidingsplan van de stad getekend door van Gendt (1869-1881). Het gebied is gelegen tussen de singel en de spoorbaan en wordt onderverdeeld door De Willemstraat als belangrijkste boulevard richting het stadspark Valkenberg (zie 3). Het gebied bestaat uit gesloten bouwblokken met een forse afmetingen waaraan veel aaneengevoegde statige herenhuizen zijn geplaatst. De perceel diepten variëren van circa 30 tot 50 meter, de breedte van de dwarsstraten zijn 15 en 30 meter, de bouwhoogte is overwegen 3 á 4 bouwlagen hoog. De allure van het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan is voor het grootste deel overeind gebleven tijdens de herontwikkelingen die deze buurt heeft ondergaan. Het gebied kent veel monumentale panden, met name langs de singel waardoor deze ook zijn opgenomen in het door het Rijkbeschermde stadsgezicht van Breda.

 

Moderne bebouwing in het Stationskwartier

Ten westen van het HSL-station dat in 2014 is gerealiseerd vormen grote stedelijke bouwblokken, geplaatst onder een hoek van 45 graden t.o.v. het spoor, een landschappelijke, verhoogde groene zone aan het spoor als onderdeel van het spoorlandschap. De blokken kennen een hoogtepunt aan de Mark met de in 2018 gerealiseerde rechtbank van 70 meter hoog. Ten oosten van het station ligt het gebied ‘De drie hoefijzers’ aan weerszijden van het spoor. Drie hoefijzers noord en zuid geven net als de bebouwing aan de westzijde, vorm aan de visie op het spoorlandschap: een verbindende groene ruimte die het spoor als verbindende, in plaats van scheidende, ruimte ziet. Het gebied aan de noordkant van het spoor is beschreven in het gebied Doornbos-Linie. Het gebied gelegen aan de zuidzijde van het spoor zoekt in zijn ordening van gebouwen, van schaal en van de typologie van de openbare ruimte duidelijk aansluiting met de karakteristiek van het omringende stedelijk gebied. Een gebied met bijzondere singelarchitectuur, met haar straten, hoven en pleinen en met duidelijke grenzen tussen het openbaar en privé domein. Voor een groot deel ontleend dit gebied haar aantrekkelijkheid aan de wijze van incorporeren van de aanwezige monumenten en historische fragmenten en haar directe relatie met de omringende stad. De historische Ceresstraat vormt een centraal motief waarlangs gesloten bouwblokken gesitueerd zijn.

 

Volkswoningbouw

Traditionele woningbouw komt voort langs de Fellenoordstraat ten westen van de Seelig kazerne. De bebouwing in het gebied dateert uit het begin van de 20ste eeuw en staat ook wel bekend als volkswoningbouw. De stedenbouwkundige structuur van het gebied wordt bepaald door de gesloten bouwblokken - waar voor de voetgangers, door middel van poorten toegang wordt geboden tot het binnenterrein. Het gebied bestaat overwegend uit woningen van 1 bouwlaag met kap - afwisselend in lengte of breedterichting.

 

Jaren 30 bebouwing

Jaren dertig bebouwing (zie 5) is terug te vinden langs de Dr. Van Mierlostraat waar door middel van aaneensluitende bebouwing een zachte overgang is gecreëerd tussen ‘binnen en buiten’. Een iets terug liggende voordeur, erkers met glas in lood, een helend schildvormig dak en een uitstekende houten dakrand vormen hier slechts enkele voorbeelden van.

 

Stadvernieuwing Schormolen en Fellenoord

Stadsvernieuwing met middelhoogbouw uit de jaren ’70 (zie 6) bevindt zich tussen de Haagdijk en de Nieuwe Prinsenkade. De straten in het gebied zijn vrij breed en de kavels zijn opgedeeld volgens een rechtlijnig patroon. De bebouwing, langs deze straten, bestaat uit appartementsgebouwen, van minimaal vier tot zeven bouwlagen, veelal in gesloten bouwblokken. Typerend is de subtiel vormgegeven overgang tussen ‘publiek en privaat’. Bordestrappen naar de voordeur, bijzondere ruime galerijruimtes, zitkuilen, erkers aan de keuken – er werd van alles ingezet om ontmoetingen te bevorderen. Het gebied met stadsvernieuwing uit de jaren ‘80 in laagbouw, bevindt zich tussen de Haagdijk en de Fellenoordstraat doormiddel van gesloten bouwblokken met gebogen straten. Het gebied wordt gekenmerkt door de dorpse structuur waarbij alle straten in het gebied uitkomen op het centraal gelegen Oranje Nassauplein.

 

Chassé Park

Het Chassé Park bestaat uit bebouwing gelegen ten zuiden van de Claudius Prinsenlaan op het voormalige Chassé terrein. Dit was de eerste transformatie van de voormalige militaire exercitieterreinen, vooruitlopend Op de hieronder beschreven Gasthuisvelden en Chassékwartier. De bebouwing is volgens het in 1994 opgestelde Masterplan van architectenbureau OMA gerealiseerd. Het stedenbouwkundige patroon bestaat uit een campusstructuur met losse bebouwing, veel openbare ruimte en groen. Het gebied is autoluw ingericht en kent een informeel netwerk van voet -en fietspaden, voor auto’s zijn ondergrondse parkeergarages ingericht. De bebouwing bestaat uit woontorens, appartementencomplexen, grondgebonden woningen zonder privé-tuinen en gebouwen met commerciële en culturele functies. De kantoren en de gebouwen met culturele functies liggen aan de noord- en westkant van het gebied, langs de Claudius Prinsenlaan, de Oude Vest en de Keizerstraat, en vormen de buffer tussen het gebied en de rest van de stad.

 

Bebouwing aan ontsluitingswegen en Singel

Gemengde bebouwing bestaat uit de bebouwing rond het historische stadshart, langs de Markendaalseweg, de Gasthuisvelden en op het Chasséveld. Al deze gebieden liggen aan belangrijke aanvoer -en ontsluitingswegen in de binnenstad en vaak ook aan de Singel. Het betreft vaak losstaande bebouwing van een maat en schaal die afwijkt van die van de binnenstad, gebouwd in verschillende periodes en daardoor zeer gevarieerd. Vanuit de grote potentie die deze gebieden voor het versterken en vernieuwen van het centrum van Breda hebben worden deze gebieden momenteel onderzocht om te transformeren naar een meer stedelijk gemengd centrumgebied. Met de aanleg van de Nieuwe Mark wordt het water weer teruggebracht in de binnenstad en met het inrichting van een deel van de Gasthuisvelden tot een nieuw stadspark ‘Seeligpark’ worden nieuwe condities voor prettige woon- en werk milieus gecreëerd en worden nieuwe ruimtes voor ontspanning, bewegen, vertier en klimaatadaptatie toegevoegd. De mogelijkheid om groene ruimte aan de Singel toe te voegen is naast de Gasthuisvelden (en eerder bij het Chassépark) ook rond het Chasséveld mogelijk waardoor het Singelpark als ca. 5 kilometer lange ‘groene long’ voor de stad gaat werken. Zoals aan de westzijde met de Nieuwe Mark het water in de binnenstad wordt teruggebracht wordt dit aan de Oostflank ook gerealiseerd door de transformatie van de buitenruimte naar een groen ‘stadswalpark’. Voor het gebied tussen het historisch stadshart en de singel aan de oostzijde wordt momenteel gestudeerd op transformatie van het voormalige militaire exercitieterrein tussen Chassépark en Koepelgevangenis in het kader van de opgave ‘Çhassékwartier’.

 

Slingerweggebied

De Slingerweg is het bedrijventerrein gelegen, aangrenzend aan de Lunetstraat. Deze zone is in verschillende perioden tot stand gekomen en vormt tegenwoordig de westelijke entree van Breda. Het oudste deel, waar van oudsher een aantal fabrieken was gevestigd, ligt het dichtst bij de binnenstad. Momenteel zijn hier verschillende bedrijven gevestigd. Het terrein is niet publiek toegankelijk en behoorlijk naar binnen gekeerd. De bebouwing is grootschalig, voornamelijk functioneel met weinig ruimtelijke kwaliteit. Als schakel tussen de ontwikkellocatie ’t Zoet en het gebied binnen de singels wordt dit gebied kansrijk gezien om ruimtelijke en programmatische verbindingen te leggen.

 

Waardering

Het gevarieerde karakter van de binnenstad toont de ontwikkeling die Breda als stad heeft doorgemaakt en dient behouden te blijven. Een groot deel van de binnenstad valt onder het beschermde stadsgezicht en veel gebouwen hebben een monumentenstatus. Het groene karakter van de singel wordt de komende jaren nog verder versterkt vanuit de Breda, stad in het park gedachte. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van het gebied of met een verdere versterking daarvan. Het gebied kent enkele ontwikkellocaties die zowel architectonisch als landschappelijk op juiste wijze dienen te worden ingepast met respect voor de bestaande context.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Centrum-binnenstad onderverdeeld naar categorie

Centrum CrossMark

Analysekaart Centrum CrossMark

 

Welstandseenheden Centrum CrossMark

 

Korte omschrijving

Crossmark omvat verschillende gebiedsontwikkelingen, zoals ’T Zoet (1), Havenkwartier (2), Eureka (3) en het Stationskwartier(4) alsmede de woonbuurt Belcrum (5). Het gebied ‘Crossmark – Belcrum, Stationslaan en Havenkwartier beschrijft een deel hiervan en wordt globaal begrensd door het spoor, de Mark, de Noordelijke rondweg en de Terheijdenseweg. De woonbuurt De Belcrum ligt tussen de transformatiegebieden stations- en havenkwartier die worden getransformeerd tot een hoogwaardig en dynamisch stedelijk milieu.

 

De Belcrum werd als gebied buiten de vestingwerken al snel ingepolderd en als weidegebied in gebruik genomen. Langs de Mark werd een Speelhuis gerealiseerd; een jachtplaats voor de Nassau ‘s. De Speelhuislaan verbond het Speelhuis met de noordoostelijke stadstoegang ‘de Bossche poort’. Begin 20ste eeuw werden de gronden aan de Markzijde in gebruik genomen door industrie. In 1925 wordt de woonbuurt Belcrum als deel van het uitbreidingsplan ‘Plan Schaap’ voor Breda vastgesteld. Op basis van dit plan werd in de jaren '30 het woongebied Belcrum ontwikkeld. De gebieden langs de Mark kregen een bedrijfsbestemming.

 

In de jaren '90 is de relatief kleinschalige bedrijvigheid aan de haven en langs de spoorlijn minder aantrekkelijk voor marktpartijen geworden. Hierdoor ontstond er een veranderd inzicht omtrent het goederenvervoer per spoor en het belang van een goed functionerende stationsomgeving. In het begin van de 21ste eeuw komt de bedrijfszone rond het spoor daarom beschikbaar voor transformatie. De stationsomgeving transformeert richting een dynamisch hoogstedelijk woon- en werkgebied. Met de komst van het nieuwe HSL-station en de aanleg van de Stationslaan is de barrière van het spoor verminderd. Bovendien kent het nieuwe station ook aan de Belcrumzijde een entree; Belcrum ligt niet meer achter het spoor, maar is hiermee een integraal onderdeel geworden van de stad. De vernieuwing is ingezet met de komst van woningbouw aan de Stationslaan en met de bouw van de rechtbank. Het gebied tussen de rechtbank en het station is ingericht als coulisselandschap (halfopen landschap van kleine onregelmatige percelen) als onderdeel van het spoorweglandschap.

 

Ligging centrum Crossmark in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van centrum – CrossMark wordt bepaald door de stadsstructuren de rivier de Mark, het spoorweglandschap en de parkway’s de Noordelijke rondweg en de Lunetstraat. Hierbinnen zijn de secundaire structuren de Speelhuislaan, de boulevard stationslaan en het lint van de Terheijdenseweg beeldbepalend voor de gebiedskarakteristiek.

 

Belcrum

Uitgangspunt voor de wijk Belcrum (zie 5) is een raster van straten, dat doorsneden wordt door brede ontsluitingswegen met boombeplanting, de Speelhuislaan. Opvallend is het spoor in het midden van de Speelhuislaan dat niet meer gebruikt wordt. Enkele pleinen verlevendigen het ontwerp. Het plein bij de Veestraat en het Pastoor Pottersplein zijn hier voorbeelden van. Een beeldbepalend gebouw in de wijk is de markante watertoren (zie 6). Belcrum is vanaf 1924 gebouwd en is een typische jaren ’30 wijk. Dit is terug te zien in de gesloten bouwblokken, smalle straatprofielen en groenvoorzieningen. Kenmerkend voor bebouwing uit de jaren '30 is de aandacht voor bebouwing op de hoek van de straten: vaak is hier een speciaal ontworpen hoekwoning met een tweezijdige oriëntatie gebouwd, waarbij het zicht op de achtertuinen wordt afgeschermd. Aan de Speelhuislaan zijn op de hoeken veelal winkels of andere functies gevestigd. De bebouwing bestaat uit twee bouwlagen met een zadeldak of mansardekap in langsrichting. Ieder bouwblok kent een eenheid in hoofdvorm en architectuur. Het gebruik van rode baksteen en rode dakpannen is hier karakteristiek.

 

De bebouwing langs de Oude Terheijdenseweg vormt hierop een uitzondering. Vanuit historische perspectief vormde dit historische lint de doorgaande route van Breda naar Terheijden. De bebouwing staat hier dicht op elkaar in een rechte rooilijn en bestaat uit één of twee bouwlagen met verschillende kapvormen afwisselend in langs- en dwarsrichting. Het materiaal- en kleurgebruik en de detailleringen zijn divers. Aan het begin van de 20ste eeuw wordt op het voormalige Slachthuisterrein aan de Speelhuislaan een inbreidingslocaties vervuld met woningbouw. Deze woningen voegen zich in het totaalbeeld en het verkavelingsoppervlak van de wijk.

 

Stationsgebied

Het stationsgebied (zie 4) presenteert zich met representatieve gevel en collectieve groengebieden naar het spoor. Verder naar het westen en noorden ontwikkeld een grootschalig bedrijvengebied naar een centrumgebied. Het voormalige industriële gebied rond de haven en Mark wordt getransformeerd naar een hoog stedelijk dynamisch woon -en werkgebied met cultuurfuncties. Het is door de grootschalige bebouwing en het haven/industriële karakter een gebied met een eigen identiteit. Meerdere cultuurhistorische waardevolle hallen blijven behouden en transformeren naar stedelijke functies. De orthogonale structuur van de Belcrum is hier ook aanwezig en vormt de basisrichting van de nieuwe ontwikkelingen. De speelhuislaan verbindt het gebied in één rechte lijn met het station en krijgt een belangrijke functie als verbindende openbare ruimte en fiets- en wandelroute.

 

Crossmark

Het gebied CrossMark (zie 1) betreft circa 100 hectare en grenst direct aan de historische Bredase binnenstad. Het gebied is de afgelopen jaren flink veranderd van een grootschalig terrein met industriële complexen naar een compleet nieuw stadsdeel. Het wordt een aanvulling op de historische binnenstad, en wordt ontwikkeld met respect voor bestaande kwaliteiten en de historie. Onderdeel van CrossMark zijn het centraal station, Havenkwartier en ’t Zoet (het voormalige terrein van de suikerfabriek). Het gebied krijgt een hoog stedelijke uitstraling met een functiemix van wonen, werken, zorg en cultuur. De hoge kwaliteit van de bebouwing en de openbare ruimte vormen hierbij het uitgangspunt waarbij zoveel mogelijk dubbelgebruik van ruimtes wordt ingezet om al deze functies daadwerkelijk een plek te kunnen geven. Denk hierbij aan de stadstuin bij de rechtbank, dit gebied is én het dak van een parkeergarage én buitenruimte voor de werknemers van de rechtbank én een collectief stadspark als onderdeel van het spoorlandschap én een toekomstige verbinding voor voetgangers met ’t Zoet.

 

Waardering

Het welstandsbeleid in de Belcrum is er op gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke woonblokken en woonbuurten als geheel te behouden. Hierbij is vooral de karakteristieke gevelopbouw van de ’30-jaren baksteenarchitectuur van belang. Interventies in de deelgebieden zijn mogelijk, alleen als deze de kwaliteit van de gebieden niet aantasten, maar juist versterken. Bij de Oude Terheijdenseweg dienen de vele individuele panden ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid behouden te blijven, zodat de karakteristiek van deze historische route afleesbaar blijft. Bij de Speelhuislaan is ook de hiërarchie als hoofdstraat van de wijk en verbinding tussen station en Havenkwartier van ‘bovenwijkse’ waarde. Hierbij kunnen niet-woonfuncties op de hoeken van straten deze functie versterken.

 

De stationsomgeving en het gebied rondom de Mark zijn in transitie. De unieke ligging langs de verstedelijkingsassen van Breda maakt het gebied tot een ontwikkellocatie met stedelijke potentie. Het uitgangspunt bij transitie van dit gebied is versterking van de huidige kwaliteit. Het Liniepark vormt een belangrijke ruimte die met de ontwikkeling van de Faam en Eureka van grotere betekenis zal worden. Beeldbepalend voor dit park is de Moskee en de flat aan de westkant van de vijver. De wijkgroenstructuur is de belangrijkste openbare ruimte.

 

Voor de transitie van Crossmark is een hoog stedelijke uitstraling met een functiemix van wonen, werken, zorg en cultuur het uitgangspunt. De overige zones met bedrijvigheid kunnen worden versterkt door een betere landschappelijke inpassing en zichtbaarheid langs de Lunetstraat en Backer en Ruebweg. De nabijheid van het centraal station maakt het gebied uiterst geschikt voor een hoogwaardige openbaar vervoersverbinding met het centrum van de stad.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Centrum CrossMark onderverdeeld naar categorie

Linie-Doornbos

Analysekaart Linie Doornbos

 

Welstandseenheden Linie-Doornbos

 

Korte omschrijving

De woonbuurten Linie en Doornbos zijn gelegen in het noorden van Breda aan de noordzijde van het spoor. De buurten grenzen aan elkaar en worden globaal begrensd door het spoor, de Crogtdijk, de Nieuwe Kadijk en de Kapittelweg (Noordelijke rondweg).

 

Kort na de Tweede Wereldoorlog is Linie gerealiseerd en daarna Doornbos in de jaren ’60. Linie (en ook Belcrum) werden in het begin gemakshalve ‘achter de Faam’ genoemd. De Faam-fabriek werd gebouwd toen de polders nog onbebouwd waren en vormt nu nog steeds een beeldbepalend gebouw in Breda Noord. De buurten werden destijds in hoog tempo gebouwd, toen hoge woningnood heerste. Kenmerkend hiervoor is de stempelverkaveling, die herhaaldelijk ten opzichte van elkaar zijn geplaatst met een wijkgroenstructuur daartussen. Door het hoge tempo waarin gebouwd is met schaarse middelen, is er in de buurten weinig variatie in woningtypen en architectuur.

 

Ligging van Linie-Doornbos in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Linie-Doornbos wordt bepaald door de stadsstructuren de parkway’s Noordelijke rondweg, Doornboslaan en Kapittelweg en het groene spoorweglandschap. Hierbinnen wordt de stedenbouwkundige eenheden gekenmerkt door stempelverkavelingen. In doornbos worden de stempels geleed door een groen assenkruis met daarin solitaire gebouwen welke beeldbepalend is voor de gebiedskarakteristiek.

 

De buurten worden ruimtelijk van elkaar en van de overige buurten in Breda Noord gescheiden, door de verschillende ontsluitingswegen. Vooral de Nieuwe Kadijk-Crogtdijk (noordelijke rondweg) heeft een ontsluitingsfunctie voor het stadsverkeer. Deze weg heeft een breed straatprofiel met ruime groenvoorzieningen. De woonbuurten bestaande vooral uit halfopen bouwblokken. De bouwblokken vormen een eenheid, met hier en daar accenten in de hoogte. De bebouwing is opgetrokken in de voor de Wederopbouwperiode typische baksteenarchitectuur en bestaat uit één tot drie lagen, met zadeldak. De middelhoogbouw is maximaal vier bouwlagen hoog en heeft een zadeldak of plat dak. Tussen de woonbuurten en langs de ontsluitingswegen, is een ruime wijkgroenstructuur het ‘cement’ van de wijk. In deze groene ruimtes zijn de voorzieningen voor de gehele wijk terecht gekomen zoals sport-, zorg- en winkelvoorzieningen, ruimte voor ontmoeten en ruimte voor opgaven als klimaatadaptatie en biodiversiteit.

 

Linie

De naam Linie (zie 1.) herinnert aan de tijd dat hier de noordelijke verdedigingswerken van Breda lagen. In Linie is niet gekozen voor de, na de Tweede Wereldoorlog in zwang geraakte 'wijkgedachte', maar is een unieke mengvorm ontstaan die getypeerd werd als ‘humaan modernisme’: de stedenbouwkundigen en architecten in Linie namen de moderne verkavelingen van de wijkgedachte als uitgangspunt, maar verwerkten deze in een heel persoonlijke stedenbouwkundige en architectonische vormentaal. Deze architecten werkten in de geest van de architectuurstijl van de Bossche School.

 

De wijk bestaat uit een verkaveling in buurtjes met een menging van etage- en laagbouw in zogenaamde stempels, een repeterende samenstelling van blokken eengezinswoningen, etagewoningen en bejaardenwoningen om een groene ruimte. Het woongebied is als een 'Gesamtkunstwerk' ontworpen: de buurtpleinen en binnentuinen, tuinmuren en tuinhuisjes, eengezinswoningen en etagebouw, garageboxen en groenaanleg zijn allemaal zorgvuldig op elkaar afgestemd, terwijl er toch voor verschillende doelgroepen woningen zijn gerealiseerd. Telkens staan deze ruimtelijke bouwstenen gerangschikt in een ander patroon. Ieder straatprofiel is anders, elke route heeft zijn eigen compositie.

 

Het Liniepark is de groene en waterrijke locatie in de buurt. Het huidige Liniepark functioneert mede door de perifere ligging matig. Het park is min op meer toevallig ontstaan omdat het beoogd tracé van de noordelijke rondweg anders is uitgevoerd. Aan de randen van het park hebben religieuze- en onderwijsvoorzieningen, evenals een klein woonwagenkamp, een plek gevonden. De voorzieningen in Linie zijn geconcentreerd rond het Edisonplein (zie 2), waar bebouwing staat van drie bouwlagen, met op de begane grond detailhandel. Opvallend in de buurt zijn de schoorstenen van de Faam en de Oranjeboom. De bedrijvigheid is gesitueerd rond het spoor.

 

De oost-west gerichte ontsluiting en de openbare groenstructuur wordt, mede door de ontwikkelgebieden ‘Faam’ en ‘Eureka’, benut om nieuwe verbindingen tussen het Liniepark en de Stationslaan vorm te geven.

 

Doornbos

De ruggengraat van de buurt (zie 3.) wordt gevormd door de Baliëndijk (zie 4.), deze straat verbindt de Doornboslaan met de Kapittelweg. Ruimtelijk wordt dit versterkt door de groenstructuur aan de Baliëndijk. Deze voorlopende groenstructuur uit het oorspronkelijke plan stamt uit 1959 en vormt mede door de inmiddels volgroeide bomen een belangrijke basiskwaliteit van de buurt. Aan, en in, de hoofdgroenstructuur zijn de voorzieningen gesitueerd waarbij het groen voornamelijk aan de noordzijde van de voorzieningen een continue karakter heeft. De woongebieden ten zuiden van de voorzieningen zijn in mindere mate verbonden met de doorlopende groenstructuur, waardoor de herkenbaarheid en verbinding met het groen achter blijft. Verbindingen tussen het groen aan het Kijsveld en Abdijstraat en de groenstructuur aan de Baliëndijk biedt kansen voor verbetering.

 

De wijk kenmerkt zich veel kleinere buurten, binnen een samenhangend netwerk van groene ruimtes. De buurten bestaan doorgaans uit stempels of stroken met eengezinswoningen en enkele appartementenblokken. Tot slot zijn er nog twee gebieden in Doornbos waar bedrijvigheid gesitueerd is. Aan de noordzijde van het spoor is een zone met kleinschalige bedrijvigheid gelegen. Ten noorden van de Hooilaan zijn, naast een aantal drive-in woningen, kantoren gesitueerd.

 

Drie Hoefijzers noord

Het gebied ‘De drie hoefijzers’ is het gebied gelegen tussen de Terheijdenstraat en de Doornboslaan aan weerszijden van het spoor. Drie hoefijzers noord en zuid geven vorm aan de visie op het spoorlandschap: een verbindende groene ruimte die het spoor als verbindende, in plaats van scheidende, ruimte ziet. Het gebied aan de noordkant van het spoor is reeds herontwikkeld waarbij de oostelijke zijde is ingevuld met een bouwblok dat qua woningtypologie en bouwhoogte aansluit bij de aangrenzende wijken Doornbos-Linie. Terwijl de westelijke plot is ingevuld op hoog stedelijke wijze met een woningbouwcomplex met voorzieningen in de plint en daarboven een mix van uiteenlopende woningtypes die gestapeld zijn rondom een private binnentuin. Het gebied gelegen aan de zuidzijde van het spoor zoekt in zijn ordening van gebouwen, van schaal en van de typologie van de openbare ruimte duidelijk aansluiting met de karakteristiek van het omringende stedelijk gebied. Een gebied met bijzondere singelarchitectuur, met haar straten, hoven en pleinen en met duidelijke grenzen tussen het openbaar en privé domein. Voor een groot deel ontleend dit gebied haar aantrekkelijkheid aan de wijze van incorporeren van de aanwezige monumenten en historische fragmenten en haar directe relatie met de omringende stad. De historische Ceresstraat vormt een centraal motief waarlangs gesloten bouwblokken gesitueerd zijn.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is er op gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke woonblokken en woonbuurten als geheel te behouden. Interventies in de deelgebieden zijn mogelijk, alleen als deze de kwaliteit van de gebieden niet aantasten, maar juist versterken.

 

De hoofdgroenstructuur wordt voor de wijk gewaardeerd als één stelsel van groene openbare ruimtes (Baliëndijk, groen aan Kijsveld, Mollenberg) inclusief de groengebieden met appartementen van de Grote Doornbos, Kleine Doornbos en Bijltje. Interventies dienen bij te dragen aan het versterken van de verbindingen door de groene structuur.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Linie-Doornbosonderverdeeld naar categorie

Spoorzone Oost

Analysekaart Spoorzone Oost

 

Welstandseenheden Spoorzone Oost

 

Korte omschrijving

Het gebied is gelegen in het noordoosten van Breda en ligt ingeklemd tussen de Noordelijke rondweg, de Teteringsedijk en de Doornboslaan. De Spoorzone Oost kenmerkt zich als een langgerekt gebied dat is ontstaan parallel aan het spoor. Door het spoorwegtracé, de bebouwingslinten Teteringsedijk en de Oosterhoutseweg en de doorsnijding van grote stadsontsluitingswegen valt dit deel van de stad uiteen in verschillende deelgebieden. Het gebied is omgeven door het stedelijk gebied. Het gebied kent een divers programma uiteenlopend van bedrijvigheid en onderwijs tot wonen.

 

Het gebied is ontstaan buiten de oorspronkelijke vestingwerken van de stad Breda waar niet gebouwd mocht worden omdat het schootsveld vrij diende te blijven. Met de komst van de spoorwegen en de industrialisatie was er behoefte aan ruimte voor fabrieken en woningen. Van Gendt maakte het plan van uitleg (1873) welke de zuidzijde van het gebied in de nabijheid van het station sterk beïnvloed heeft. Lange tijd vormde deze eerste ring van uitbreidingen rondom de stad een ideale locatie voor bedrijvigheid. Langs deze spoorbundel ontstonden dan ook vele industriële complexen zoals de brouwerij, de suikerfabriek CSM, sigarenfabriek Genta, Loda, de Hero en de machinefabrieken Tauw en Backer&Rueb. Door de snelle groei van de stad in de jaren ’50 en ’60 ligt het gebied op de grens van ‘de oude en de nieuwe naoorlogse stad’. In de laatste jaren is er een tendens zichtbaar waarbij veel bedrijven het gebied verlaten waardoor deze zone vrijkomt voor stedelijke herontwikkeling.

 

Ligging van Spoorzone Oost in de hoofdstructuur

 

In de diverse periodes van grootschalige stedelijke uitbreidingen die van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van dit gebied is het gefragmenteerde karakter ontstaan. De Spoorzone bestaat namelijk uit een divers gebied met veel variatie in de diverse functies. Breda is met de komst van de HSL verbinding op een belangrijke openbaarvervoerssplitsing in de regio komen te liggen. Vanaf Tilburg bezien kun je via Breda doorreizen naar Rotterdam-Amsterdam of via het HSL-tracé naar Antwerpen of Brussel. Maar Breda is ook verbonden, in westelijke richting met Etten-Leur en Roosendaal. Deze unieke positionering van de stad Breda is versterkt met de komst van het nieuwe station in 2016. Dit heeft voor de stad, maar ook voor het stationsgebied een nieuwe impuls gebracht, waar uitgegaan wordt van ‘het Spoorlandschap’.

 

Vanuit deze gedachte bezien, is het wenselijk Breda per trein te betreden als een entreegebied tot de stad - het Spoorlandschap, voorzien van voorkanten, groene ruimtes, ecologische zones en markante bebouwing dat een afwisselend beeld presenteert. De spoorzone is een gebied in transitie waar de afgelopen jaren al veel is gebeurd maar ook nog hard aan wordt doorgewerkt. Het Spoorlandschap heeft rondom het station het meest stedelijk karakter en wordt groener, natuurlijker en opener richting het buitengebied aan de west en oostzijde van de stad.

 

Aan de noordzijde grenst het gebied aan de Noordelijke rondweg tevens een belangrijke entree naar de stad. De focus voor de noordelijke rondweg ligt op het opheffen van de barrière tussen noord en zuid en het versterken en realiseren van de Noordelijke rondweg als parkway. Centraal door het gebied loopt de Oosterhoutseweg, welke de verbinding richting Teteringen en Oosterhout vormt.

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Spoorzone-Oost wordt bepaald door de stadsstructuren de linten Teteringsedijk, Tilburgseweg en Oosterhoutseweg, de parkway’s Noordelijke rondweg en Kapittelweg en het groene spoorweglandschap. Haaks hierop zijn diverse dwarsverbindingen gerealiseerd als spoorweg over- of onderdoorgang (Doornboslaan, Kapittelweg, Oosterhoutseweg, Nieuwe Kadijk en de A27). Deze dwarsverbindingen delen het gebied op in diverse kleinere stedenbouwkundige eenheden en zijn tevens van belang voor de verbinding van het noordelijke stadsdeel met de rest van Breda. Door deze duidelijke begrenzingen kent ieder gebied een eigen karakter dat nader uiteengezet wordt, startend vanuit het westen tot aan de oostelijke begrenzing van dit gebied.

 

Tuinen van Genta

Het gebied (zie 1.) tussen de Doornboslaan en de Kapittelweg bestaat aan de noordzijde van het spoor uit bedrijvigheid. Aan de zuidkant van het spoor ligt een gebied dat voorheen ook in gebruik was voor bedrijvigheid. Een groot gedeelte van dit gebied is reeds ontwikkeld tot woningbouw – de Tuinen van Genta. Hierbij is het gedeelte rond de Hoge Steenweg en aan de Teteringsedijk behouden gebleven. De Tuinen van Genta bestaan uit drie structuren tussen het spoor en de Teteringsedijk. Centraal ligt de middenas welke de verbinding vormt tussen deze structuren. Dit is de formele entree van het gebied – ruimtelijk en verkeerskundig – met een representatieve openbare ruimte die, direct aan de Teteringsedijk tegenover een grote vrijstaande woning aan het lint, het gebied introduceert. De groene ruimte met bomenrijen wordt geflankeerd door bebouwing die ter plaatste van het spoor versmallen. Door de versmalling wordt de hogere hiërarchie van de spoorzone geduid. De bebouwing aan het spoor is geknikt waardoor een gerende ruimte als Spoorlandschap ontstaat. Aan weerszijde van de middenas liggen drie gesloten bouwblokken. Het westelijke bouwblok is, geïnspireerd op Tuinwijk-zuid in Haarlem, uitgerust met een groot collectief binnenhof, waar middels vier (onder)doorgangen een informeel netwerk voor voetgangers op uitkomt. De gehele wijk vormt qua architectuur en buitenruimte één sterk geheel welke in samenhang is vormgegeven. De architectuur van de voormalige industriële bebouwing vormt hiervoor de inspiratie. De daken zijn in principe plat en de bouwblokken kennen een robuust metselwerk met royale kozijnen. Het gebied is nagenoeg gelegen op eenzelfde hoogte en reageert in schaal, geleding, materiaal en massa op de verschillende openbare ruimtes: de ‘tuinen’ van Genta.

 

Hero

Aan de zuidzijde van het spoor is het terrein van de Hero (zie 2.) gelegen - begrensd door de Teteringsedijk. Voor dit deelgebied wordt momenteel een plan uitgewerkt waarbij wordt getekend aan een transformatie tot woningbouw. Zoals voor alle transformaties langs het spoorlandschap geldt zal ook hier worden ingezet om het spoorlandschap als belangrijke groene stedelijke structuur te versterken en voor de nieuwe gebieden als groengebied ook te gebruiken.

 

Oosterhoutseweg,

De Oosterhoutseweg werd aangelegd in 1813 als onderdeel van de steenweg van Parijs naar Amsterdam. Karakteristiek voor de Oosterhoutseweg is de negentiende- en vroeg twintigste-eeuwse lintbebouwing aan de zuidzijde. Deze lintbebouwing bestaat in het plangebied uit vrijstaande woningen en aaneengesloten bebouwing.

 

Frankenthalerstraat en Digit Parc

In het noordwesten van het plangebied liggen aan de Frankenthalerstraat gronden waarop een scholencomplex (zie 3.) staat. Dit bestaat uit verschillende type gebouwen en kent een redelijk groen karakter. Het gebied ten zuiden van de Frankenthalerstraat, tussen de Kapittelweg en de Oosterhoutseweg, is voornamelijk agrarisch in gebruik genomen. De bebouwing in dit gebied is vrij extensief. Het gedeelte van het plangebied tussen het agrarisch deel en de spoorlijn bestaat voornamelijk uit braakliggende terreinen waar transformatieopgaves spelen: Aan de noordzijde van het spoor gaat de busremise (zie 4.) landen. Via de busverbinding, die is aangelegd parallel aan het spoor is een goede verbinding met het station gecreëerd. Dit gedeelte van het plangebied is te bereiken via de Nieuwe Kadijk/Druivenstraat. Gezien de ligging aan het spoor, de busbaan en de snelfietsroute heeft de locatie veel potentie voor herontwikkeling.

 

Aan de kant van de Nieuwe Kadijk (Noordelijke rondweg) ten westen van de Oosterhoutseweg bevindt zich bedrijventerrein Druivenstraat. Hier zijn voornamelijk gebouwen in een beperkte omvang en met een beperkte hoogte aanwezig.

 

Ten oosten van de Oosterhoutseweg ligt het gebied dat ‘Digit Parc’ (zie 5.) wordt genoemd. Hier ligt een stedenbouwkundig plan voor een bedrijven- en kantorenpark. Hierbij wordt er rekening gehouden met de bestaande kwaliteiten in de directe omgeving - zoals de laanbeplanting en de relatie met het buitengebied. De groenstructuur wordt dominant en bepalend voor de overige structuren in het gebied. De indeling in deelgebieden (segmentering vindt plaats op basis van stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en de omvang van de gewenste bedrijfsbebouwing.

 

De Driesprong

Tussen de Oosterhoutseweg en de Nieuwe Kadijk ligt een deelgebied welke wordt begrensd door twee lintvormige structuren: Tilburgseweg en de Moleneindstraat. Achter deze linten, in het westelijke deel, is reeds een nieuw woongebied gebouwd ‘de Driesprong’ (zie 6.). Aan de achterzijde van de Tilburgseweg is de lintstructuur omgezet tot bouwblok en daarmee als het ware ‘afgemaakt’. Aan de binnenzijde van dit bouwblok zijn parkeerkoffers geplaatst waardoor parkeren voor een groot deel aan het oog wordt onttrokken. Aan de noordzijde - grenzend aan het spoor, zijn twee nieuwe bouwblokken geplaatst waaraan weinig private buitenruimte is toegekend. Hierdoor ontstaat er centraal in het gebied een ruime wijkgroenstructuur welke publiek toegankelijk is en doorloopt tot aan het wijkcentrum in het hart van de wijk. De bestaande half openbouwblokken grenzend aan het spoor zijn behouden waarbij aan de zuidkant van dit gebied een derde ‘gebied’ is gecreëerd aan de zuidkant van het wijkcentrum. Dit gebied vormt een cluster van woningen met in het midden een hof dat is ingericht voor parkeren.

 

Aan de oostelijke zijde van dit plangebied ligt een zone met een aantal bedrijven dat in gebruik is maar op termijn ook zal transformeren naar stedelijke functies.

 

Ontwikkellocatie Moleneind-West (Heiveldhoef)

Tussen de Nieuwe Kadijk (noordelijke rondweg) en het oorspronkelijke lint Moleneindstraat ligt een oorspronkelijke boerderij cluster omringd door agrarisch land. De boerderijen cluster is bereikbaar via een smalle doorsteek vanuit de Moleneindstraat. Het gebied is verder ingesloten door de achterzijden van de lintbebouwing, het spoor en de noordelijke rondweg. Het agrarische karakter is uitgangspunt bij de ontwikkeling van dit gebied tot een kleine woonlocatie (zie 7.) achter de linten. De boerderijclusters en veel oorspronkelijke beplanting alsmede de onverharde paden blijven gehandhaafd. Ten westen van deze locatie bevinden zich bedrijven die in de toekomst ook kunnen transformeren naar andere functies.

 

Moleneind-Oost

Moleneind oost is het gebied gelegen aan de meest oostelijke zijde aan de overzijde van de Nieuwe Kadijk/ Noordelijke rondweg. Het gebied is functioneel ingericht als bedrijventerrein en sluit daarmee qua functie aan op het bedrijventerrein Hoogeind aan de overzijde van de A27. Het gebied wordt ontsloten door een lusvormige wegenstructuur in het midden. Waardoor de randen van het gebied optisch aansluiten op de A27 en de Tilburgseweg.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke woonblokken en woonbuurten als geheel te behouden. Nieuwe ontwikkelingen in dit gebied zijn mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van het gebied of met een verdere versterking daarvan. Het gebied wordt gevormd door ‘het Spoorlandschap’. Vanuit deze gedachte bezien, is het wenselijk om dit landschap te versterken en te voorzien van voorkanten, groene ruimtes, markante bebouwing en een afwisselend beeld met open en gesloten gedeeltes. De ontwikkellocaties dienen zowel architectonisch als landschappelijk op de juiste wijze te worden ingepast met respect voor de bestaande context. Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige samenhang in de verschillende deelgebieden te behouden. De zones met bedrijvigheid verdienen een gedegen landschappelijke inpassing met kansen voor verdere vergroening. De Oosterhoutseweg als historisch lint vormt een waardevolle structuur die behouden dient te blijven.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Spoorzone Oost onderverdeeld naar categorie

 

Brabantpark

Analysekaart Brabantpark

 

Welstandseenheden Brabantpark

 

Korte omschrijving

De wijk Brabantpark wordt globaal begrensd door de Wilhelminasingel, de Claudius Prinsenlaan, de groenzone tussen Brabantpark en Heusdenhout en de spoorlijn.

 

Nadat het historische lint van de Teteringsedijk rond de vorige eeuwwisseling (19e/20e eeuw) op organische wijze bebouwd was, zijn de Wilhelminasingel en Teteringenstraat perceelsgewijs bebouwd. In de periode 1920-1930 is het gebied rond de Loopschansstraat bebouwd, als eerste uitbreiding richting het oosten van Breda. In 1936 is, tegenover het open militaire Chasséterrein het huidige Van Koolwijkpark, als villabuurtje, aangelegd. Door de aanleg van de grootschalige infrastructuur van de Claudius Prinsenlaan in 1955 werd het militaire terrein, alsmede het villapark, in tweeën gespleten. Dit is nog zichtbaar in de villa’s aan weerszijden van de Claudius Prinsenlaan. Na de oorlog en in de jaren ’50 van de vorige eeuw zijn de ‘Edelstenenbuurt’ (zuidwestelijk deel) aan weerszijden van de beek Molenleij en om het Brabantpark gerealiseerd. In de jaren ’60 van de vorige eeuw volgde de buurt Epelenberg.

 

Van het oorspronkelijke landschap zijn slechts weinig elementen en patronen overgebleven. De Loopschansstraat (zie 1.) herinnert nog aan de voormalige vesting Breda. Een laatste element van landschappelijke waarde dat is overgebleven in het gebied is de Molenleij. Deze beek, die in het oorspronkelijke plan is gekanaliseerd, is recentelijk heringericht en volgt nu een slingerende loop door de wijk met als hoogtepunt het Brabantpark met de markante kerktoren.

 

Doordat de wijk langzaam is gegroeid en zowel voor als na de tweede wereldoorlog is gebouwd, is een grote variëteit ontstaan, in zowel de woningtypen als in het architectuurbeeld.

 

Ligging Brabantpark in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Brabantpark wordt bepaald door de stadsstructuren van de parkway’s Claudius Prinsenlaan, de Singel met het te realiseren Singelpark, het lint van de Teteringsedijk en Tilburgseweg en de stadshoofdgroenstructuur waaronder de geleding tussen de wijken Brabantpark en Heusdenhout en de Molenleij. Hierbinnen wordt de beeldbepalende structuur gekenmerkt door twee duidelijke centrale assen, in de vorm van de Beverweg en de St. Ignatiusstraat, die centraal door de wijk lopen en kruisen bij het winkelcentrum Brabantplein. De groene hoofdstructuur Molenleij, Brabantpark, park Epelenberg en de diverse stedenbouwkundige eenheden zijn beeldbepalend voor de gebiedskarakteristiek.

 

Bepalend voor de ruimtelijke karakteristiek zijn de specifieke elementen: de zeven woonbuurten met veel groen (drie parken), twee zones met stedelijke voorzieningen (Ignatiusstraat en Claudius Prinsenlaan) en een zone langs het spoor met meer grootschalige bedrijven. De St. Ignatiusstraat is hierbinnen, een belangrijke verbindingsweg met het stadshart en wordt begeleid door hoge bomen en is als laan met groene middenberm beeldbepalend. De bebouwing vormt een ritme van elementen en versterkt het voorname karakter van de weg. De buurten zijn ruim, met veel laagbouw (eengezinswoningen) en af en toe (middel)hoge flats als accenten langs de randen. De wijk kent veel ruimtelijke variatie en diversiteit door verschillende buurten, elk met hun eigen identiteit. Binnen de wijk Brabantpark zijn verschillende groenstructuren en parken aanwezig. Het centraal gelegen park (zie 2.) is het Brabantpark, met de Molenleij die daar doorheen loopt. Naast deze centraal gelegen groenvoorziening, die bepalend is voor de identiteit van de wijk, is de wijk voorzien van verschillende groenvoorzieningen, gelegen binnen deelgebieden. De duidelijke hiërarchie, van een centrale groenvoorziening naar kleinere groenvoorziening tussen de woonhofjes, past binnen de stedenbouwkundige opzet van de wijk.

 

Teteringenstraat, Teteringsedijk en Tilburgseweg.

De historische bebouwing in Brabantpark is vooral gelegen langs de oude linten Teteringenstraat, Teteringsedijk en Tilburgseweg. Deze historische stedelijke bebouwing kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan bebouwing en vormgeving. Eenheid zit in de gesloten stratenwand van meerdere bebouwingslagen. Het geheel is organisch gegroeid, waardoor sprake is van een grote verscheidenheid aan dakvormen en geveldetaillering en afwerking. Aan de Tilburgseweg kenmerkt het oude lint zich door de karakteristieke jaren ’30 architectuur, vooral in de grondgebonden woningbouw.

 

Rondom Antiloopstraat

Opvallend is de stedenbouwkundige opzet uit de jaren ’30 van het gebied rond de Antiloopstraat (zie 3.). Het complex bestaat uit aaneengesloten eengezinswoningen en heeft relatief weinig buurtgroen en openbare ruimte. Ook het gebied rond het Florijncollege en het klooster Maria Mater Dei (zie 4.) kent bijzondere samenhang.

 

Buurten rondom Brabantpark en Epelenberg

In de jaren ’50 en ’60 is de wijk volgens de functionalistische gedachte voltooid door de aanleg van de drie buurten rond het Brabantpark en de Epelenberg (zie 5.). De woonbuurten hebben een heldere rationele structuur, met relatief veel groenvoorzieningen. De woonstraten worden door ringen en hofjes gevormd. Aan de noordzijde van Brabantpark is minder aandacht besteed aan de architectonische detaillering. De gevels zijn rechter en soberder en er is gebruik gemaakt van geprefabriceerde bouwdelen. In dit gebied lag de nadruk op functioneel én snel bouwen, om aan de destijds snel stijgende woningvraag te voldoen. De zuidwestzijde van de buurt is opgezet volgens de principes van traditionalistische stedenbouw. Rechte straten, herhalingen van rijwoningen in half open woonblokken.

 

Brabantplein

Het wijkwinkelcentrum aan Brabantplein (zie 6.) kent een introvert karakter, doordat de voorzijden zijn gericht naar een binnen de bebouwing gelegen plein. De bebouwing bestaat uit portiekflats met op de begane grond winkel- en horecaruimten. De achterzijden zijn gericht naar de belangrijke ontsluitingswegen, zoals de Ignatiustraat.

 

Van Koolwijkpark

Het villabuurtje Van Koolwijkpark (zie 7.) is gelegen tussen de Brabantlaan en de Claudius Prinsenlaan. Het Van Koolwijkpark, dat vroeger Brabantpark heette, is oorspronkelijk opgezet in de Engelse landschapsstijl, met privé-tuinen die aansluiten op het park. Deze opzet is later losgelaten, en de tuinen zijn in de huidige situatie afgeschermd, en afgezonderd, van de oorspronkelijke parkgedachte. De bebouwing bestaat uit vrijstaande woningen met veel verschillen in bouwwijze en architectuur, door de geleidelijke groei in de afgelopen 80 jaar.

 

Woningverdichtingen zoals Kangoeroestraat

In de jaren negentig van de vorige eeuw zijn verschillende woningverdichtingsprojecten uitgevoerd.

Dit zijn woningcomplexen rond de Wisentstraat, tussen de Kangoeroestraat en de Heusdenhoutsestraat, rondom de Maria Cherubinastraat en aan de Topaasstraat. Ze zijn herkenbaar door het stijlverschil en de grotere maat, maar voegen zich goed in het totaalbeeld en het verkavelingsoppervlak van de wijk.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke woonblokken en woonbuurten als geheel te behouden. Nieuwe ontwikkelingen in dit gebied zijn mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van het gebied of met een verdere versterking daarvan. Nieuwe ontwikkelingen in dit gebied zijn mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van het gebied of met een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Brabantpark onderverdeeld naar categorie

Claudius Prinsenlaan e.o.

Analysekaart Claudius Prinsenlaan e.o.

 

Welstandseenheden Claudius Prinsenlaan e.o.

 

Korte omschrijving

De Claudius Prinsenlaan is gelegen in het stadsdeel Breda zuidoost en vormt een van de belangrijkste invalswegen van Breda. Anders dan de meeste deelgebieden wordt dit gebied niet gevormd door de randen maar is juist deze stadstoegangsweg de ruggengraat van het gebied. Aan de noordelijke zijde wordt het gebied begrensd door de woonwijk Brabantpark. In zuidoostelijk richting vormt de Franklin Rooseveltlaan – de zuidelijke rondweg, met de daarachter gelegen woonwijk de Blauwe Kei, de begrenzing. Woonwijk Sportpark is gelegen aan de zuidwestzijde.

 

Vroeger was het gebied overwegend in gebruik voor agrarische activiteiten in kleine gehuchtjes. Tussen deze gehuchtjes lage simpele landwegen die het geheel met elkaar verbonden. Een belangrijke landweg werd aangelegd tussen de historische linten van Ginneken en Teteringen – de weg naar Teteringen. Een deel van deze route zou zich later ontwikkelen tot historische lintstructuur met onder andere de Valkenierslaan aan de rand van IJpelaar en de Heusdenhoutseweg in Heusdenhout. Ten midden van deze weg kruiste de Lovensdijk (zie 1.) de weg naar Teteringen. Hier ontstond een knooppunt te midden van het agrarisch areaal dat het startpunt vormde voor de verdere ontwikkeling van dit gebied.

 

In 1942 annexeerde Breda vele gronden rondom de stad om te kunnen voorzien in de toenemende bouwvraag. Na de tweede wereldoorlog was er een ernstige woningnood als gevolg van de vooroorlogse bouwachterstand, de bouwstop van 1942 en de enorme bevolkingsgroei van na de bevrijding. De jaren vijftig en zestig stonden dan ook in het teken van het bouwen van een groot aantal woningen en voorzieningen in nieuwe naoorlogse uitbreidingswijken. Dit maakte dat het gebied omstreeks 1960 haar agrarische karakter verloor en het ‘nieuwe’ middelpunt vormde in reeds aangelegd stedelijk weefsel.

 

Ligging Claudius Prinsenlaan e.o. in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Claudius Prinsenlaan e.o. wordt bepaald door de stadsstructuur de parkway’s Claudius Prinsenlaan die is opgespannen tussen het singelpark en de parkway zuidelijke rondweg. Rondom de Claudius Prinsen zijn de secundaire structuren de Beverwerg, Molengracht, Lovensdijkstraat en Hogeschoollaan met daaraan grootschalige stedenbouwkundige eenheden/functies in het groen zoals het Amphia, Avans en de Trip van Zoudtlandt Kazerne beeldbepalend voor de gebiedskarakteristiek.

 

Het gebied rond de Claudius Prinsenlaan is een voormalige groene ‘long’, gerealiseerd vanuit de visie van de compacte stad. Hierin is na 1950 de Claudius Prinsenlaan als verbinding van het stadscentrum met Bavel en met de zuidelijke rondweg aangelegd. Het gebied vormt een groene geledingszone die op het schaalniveau van de stad van belang is. Vanaf het buitengebied dringt deze zone als een groene wig door tot in het centrum van de stad waarna de ruimte zich langzaam steeds verder versmalt. Wanneer men zich vanaf het buitengebied langs deze as tot aan het centrum begeeft is er een continue verandering zichtbaar in de schaal en maat van de ruimte welke wordt gemarkeerd door bijzondere bebouwing. Ter hoogte van de Loevesteinstraat grenzend aan de wijk IJpelaar is het karakter landschappelijk door de flatgebouwen van IJpelaar aan de Landschappelijke driehoek. Wanneer je onder het viaduct doorgaat op de kruising met de Zuidelijke rondweg ontstaan een ‘stadspoort’ die de directe toegang tot de stad markeert. Hier begint dit gebied: komend door ‘de stadspoort’ van hogere kantoorgebouwen, vergroot de ruimte zich tot een ‘groenplein’ dat het decor vormt van enkele markante, gezichtsbepalende gebouwen. Het ‘groene plein’ vormt een overgang tussen het landelijke gebied en de meer parkachtige aankleding van de Claudius Prinsenlaan in de richting van het stadscentrum. Daarachter liggen de woonwijken met hun besloten sfeer. In het gebied komen diverse gebruiksvormen voor zoals: recreatief gebruik, een uitloopgebied voor de omliggende woonwijken, sportvelden, zorginstellingen, kantoren en diverse stedelijke voorzieningen.

 

In het gebied is een oostelijk deel (zie 2.), langs de Zuidelijke rondweg, te onderscheiden met maatschappelijke instellingen en grote kantoorgebouwen. Op de knoop Heerbaan Claudius Prinsenlaan maken de hogere kantoorgebouwen en het gebouw Bijster als een poort (zie 3.), de overgang naar de parkway. De parkway heeft twee onderling samenhangende flanken te onderscheiden met elk een eigen karakter. De noordelijke flank kent een concentratie aan kantoorfuncties. Door de vormgeving hiervan ontstaat een aantrekkelijke stadsentree met een wervend werkklimaat voor de gevestigde of te vestigen kantoorbedrijven en instellingen. Het gebied kent markante bebouwing zoals de ‘gitaar’ van Avans, de ‘vliegende schotel’ van sportclub Pellikaan, de spiegelde Bijster toren of het brutalistische gebouw (architectuurstroming met blokachtige betonnen structuren met fors voorkomen) - de Scharen.

 

Voor de zuidelijke flank zijn de massieve bouwvormen van ‘enige’ hoogte beeldbepalend. In deze ‘binnenbocht’ van de parkway staat de bebouwing op grotere afstand zodat het parkachtige karakter vanuit de verkeersdeelnemer optimaal beleefbaar is. Het is uitgevoerd als typisch voorbeeld van een parkway waar wegdelen in een grote parkachtige ruimte liggen en boomgroepen dit ‘veld’ versterken. Vanaf de Beverweg naar de Singel, ter plaatse van de kleinschaligere villabebouwing, is het profiel smaller en de inrichting ‘romantischer’ met meerstammige bomen. Het gebied huisvest veel grote maatschappelijke functies zoals het ziekenhuis, onderwijsinstellingen en de Trip van Zoudtlandtkazerne. Het heeft aan de Claudius Prinsenlaan een campusachtige uitstraling (zie 4.) met de gebouwen ‘met de voeten’ direct in de groene ruimte van de parkway. De entrees van de gebouwen bevinden zich niet aan de Claudius Prinsenlaan. De Lovensdijkstraat en Hogeschoollaan vormen samen de ruggengraat waar alle entrees aan liggen en dé ruimte is waar, door toevoegen van verblijfskwaliteit, uitwisseling tussen functies alsmede routes tussen binnenstad en de zorg- en kennisinstituten versterkt kunnen worden.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in het gebied te behouden. Het gebied vormt een unieke verbindingszone van het stadscentrum met de zuidelijke rondweg. Afwisselende bebouwing met groene doorzichten en enkele markante gebouwen aan de parkway zijn kenmerkend voor het gebied en dienen behouden te blijven of verder te worden versterkt. Individuele panden in bijzondere verschijningsvormen vormen gepositioneerd in een ruime groenzone vormen hierbij het uitgangspunt. Gebouwen staan ‘met de voeten’ in de parkway en hebben geen entrees aan de parkway. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met versterking van het groen van de parkway en/of het versterken van de ruggengraat Lovensdijkstraat-Hogeschoollaan als verblijfsruimte met ritmering van afwisselend bebouwing en tuinachtige ruimten, zoals ingezet door de nieuwbouw van het Amphia ziekenhuis. Het gebied kent nog enkele ontwikkellocaties die zowel architectonisch als landschappelijk op juiste wijze dienen te worden ingepast met respect voor de bestaande context.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Claudius Prinsenlaan e.o. onderverdeeld naar categorie

Sportpark

Analysekaart Sportpark

 

Welstandseenheden Sportpark

 

Korte omschrijving

Sportpark is een kleine woonwijk in het Zuidoosten van Breda. De wijk wordt begrensd door de wijken de Binnenstad, (Chassépark), Zandberg, Blauwe Kei en de terreinen van de Trip van Zoutlandkazerne (zie 1.) en het Amphia Ziekenhuis Molengracht (zie 2.).

 

Sportpark is ontstaan als een organisch patroon van een aantal lange structuurlijnen waarbinnen in de loop der tijd verschillende woonbuurten zijn gebouwd.

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Sportpark wordt bepaald door het lint de Generaal Maczekstraat tussen de parkway zuidelijke rondweg en het Wilhelminapark. De De la Reijweg verdeeld de woonwijk in stedenbouwkundige eenheden. Een oostelijke blokverkaveling met lange noord-zuid gerichte lijnen (Sportpark II) en westelijk een onregelmatige blokverkaveling met groene ontmoetingsplekken (Sportpark I).

 

Langs de lange structuurlijn de Generaal Maczekstraat , een historische verbindingsweg vanuit Breda naar het Ginneken, is in de loop der tijd aaneengesloten bebouwing ontstaan met een sterk afwisselende architectuur. Het Wilhelminapark (zie 3.) en de aansluitende bebouwing vormt een belangrijke overgang van de oude wijken naar het later gerealiseerde Sportpark I en Sportpark II. Hiernaast kent de wijk nog een aantal kleine planmatige ontwikkelingen, puzzelachtige inbreidingen en woon- en voorzieningen gebouwen die in de loop der tijd zijn gerealiseerd. Het Wagemakerspark (zie 4.) is een grotere ontwikkeling die eind 2001 gerealiseerd is op het leeggekomen fabrieksterrein van verffabriek Wagemakers. Het Wagemakerspark is ontwikkeld tot een woonwijk met een architectuur in de sfeer van de jaren ’30.

 

Ligging Sportpark in de hoofdstructuur

 

Sportpark I

Sportpark I (zie 5.) is tussen 1925 en 1935 gebouwd. Het wordt begrensd door het Wilhelminapark, de Gen. Maczekstraat, de sportvelden en de Trip van Zoutlandtkazerne. In Sportpark I is de Piet Avontuurstraat de hoofdstraat. Het centrum van het gebied wordt gevormd door het Tennisplein. De verkavelingsvorm van deze buurt bestaat voornamelijk uit gesloten en halfopen bouwblokken. In Sportpark I bevinden zich vooroorlogse woningen, die gegroepeerd zijn in strakke rijen onder grote kappen. Het stratenpatroon is eenvoudig en rechthoekig. De architectuur van de veelal in gesloten woonblokken opgebouwde buurt is georiënteerd op de Amsterdamse Schoolstijl, maar neigt zo nu en dan naar de kubistische vormentaal van De Stijl. De buurt maakt een verzorgde indruk, mede door de aanwezigheid van de oorspronkelijke erfafscheidingen; de tuinmuurtjes.

 

Sportpark II

Sportpark II (zie 6.) is tussen 1931 en 1935 gebouwd en is enigszins geïsoleerd gelegen. In Sportpark II zijn de Achillesstraat en de Poolseweg de hoofdstraten. De verkavelingsvorm bestaat hoofdzakelijk uit gesloten bouwblokken. De wijk is stedenbouwkundig opgebouwd langs de Poolseweg. Aan de noordrand bevindt zich open bebouwing en portiekflats van drie lagen. Het middendeel bestaat uit ‘middenstandswoningen’ uit de jaren ’30, in gesloten blokverkaveling. De stijl van de bebouwing van het middendeel is identiek aan die van Sportpark I: baksteenarchitectuur met Amsterdamse School en Stijl invloeden. De zuidrand bestaat uit strokenbouw, gedeeltelijk in drie lagen, langs de Zuidelijke Rondweg.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke woonblokken en woonbuurten als geheel te behouden. Het gebied is gevormd door cultuurhistorische kwaliteit en kent een bijzondere waarde. De wijk kent een aantal ensembles die een grote stedenbouwkundige en architectonische samenhang vertonen. Nieuwe ontwikkelingen in dit gebied zijn mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van het gebied of met een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Sportparkonderverdeeld naar categorie

Zandberg

Analysekaart Zandberg

 

Welstandseenheden Zandberg

 

Korte omschrijving

Zandberg is een wijk ten zuiden van het centrum van Breda, ingeklemd tussen de wijken Binnenstad, Sportpark, Ginneken en Boeimeer. Het overgrote deel van de wijk is gebouwd in de jaren 30 en valt uiteen in drie delen: een villabuurt, middenklasse woningen en stadsvernieuwingsgebied. De Ginnekenweg vormt de hoofdader van het centrum naar de wijk Ginneken.

 

Ten westen van Zandberg ligt het beekdal van rivier de Mark, ten zuiden van de Zandberg liep in het verleden een kanaaltje Molenvloed of Molenlei. (Niet te verwarren met de huidige Molenlei die door Brabantpark stroomt). Op de kruising van de Molenlei en de weg naar het Ginneken is het gehucht Zandberg ontstaan. De aanleg van de wijk Zandberg is gestart rond de eeuwwisseling (19e/20ste eeuw). Tussen 1870 en 1914 vonden veel veranderingen plaats. Het meest bekend zijn de aanleg van het Wilhelminapark en de Baronielaan. De Baronielaan werd vanaf 1897 bebouwd met rijzige statige herenhuizen in verschillende neo-stijlen. Pas na de annexatie van Zandberg, door de gemeente Breda, in 1927, is sprake van planmatige ontwikkelingen, waarbij het merendeel van het plangebied werd volgebouwd.

 

De wijk heeft gestalte gekregen als voorname villa- en herenhuizenbuurt, ter weerszijden van de Zuidelijk Rondweg. De periode tussen de wereldoorlogen leidde tot de aanleg van buurten, die in hoofdzaak waren bestemd voor de middenklassen: de omgeving van de Wethouder Romboutsstraat/Hyacintplein. Opvallend bij die invullingen is dat de buurten vaak gegroepeerd zijn rondom een centraal plein.

 

Ligging Zandberg in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Zandberg wordt bepaald door de stadshoofdgroenstructuur met de Mark, de Singel met het te realiseren Singelpark, de parkway zuidelijke rondweg en het lint van de Generaal Maczekstraat. Hierbinnen kruisen van de historische linten Wilhelminastraat, Ginnekenweg, Baronielaan en Koninginnestraat en zijn er diverse stedenbouwkundige eenheden ontstaan op basis van blokverkavelingen.

 

Door de positie tussen historische binnenstad en het Ginneken heeft het gebied invloeden van vele tijdsperioden waardoor in Zandberg zowel historische panden aan linten alsook moderne inbreidingen zijn te vinden. Het bestaat uit een grote variatie aan stedenbouwkundige concepten. De structuur is anders dan de, meer eenduidige, planmatige stadsuitleg elders binnen de gemeentegrenzen en kan stedenbouwkundig niet als een geheel worden gezien. Zandberg is onder te verdelen in een aantal deelgebieden, namelijk: Baronielaan, Ginnekenweg, Zandberg-West, Wilhelminapark e.o., Bloemenbuurt e.o., Zandberglaan e.o., Franklin Rooseveltlaan e.o., Generaal Maczekstraat, en het Benedictinessenhof.

 

Baronielaan

De Baronielaan is een uniek voorbeeld van een stedenbouwkundige eenheid, die rond de eeuwwisseling (19e/20ste eeuw) ontstaan is. In alle opzichten is het een eenheid, van bijzondere betekenis en formaat. De laan heeft een zeer breed profiel met een dubbele rij bomen. De ligging van de voorname en deftige boulevard, tussen stad en bos, heeft er toe geleid dat hier lintbebouwing met herenhuizen en villa’s is ontstaan voor de gegoede stand. Het gebied rond de Baronielaan bestond tot na de Eerste Wereldoorlog uit open weilanden. Vanaf ca. 1920, maar vooral na de Tweede Wereldoorlog, is dit gebied bebouwd geraakt, waardoor de lintbebouwing langs de laan langzaam ingesloten raakte.

 

Het gebied aan de westzijde, achter de baronielaan heeft geen eenduidig karakter. Aan de noordkant staan een aantal scholen en een appartementencomplex in een jaren vijftig architectuur. Verder naar het zuiden villa’s uit de jaren 50 van één bouwlaag en een kap. Verder naar het zuiden liggen meerdere tennisvelden aan de Mark.

 

Ginnekenweg

Na de ontmanteling van de vesting van Breda, in de tweede helft van de negentiende eeuw, werd gebouwd aan de weg die van Breda naar Ginneken liep, de Ginnekenweg. Rond 1890 was de Ginnekenweg volgebouwd met villa’s en blokken herenhuizen. Het totaalbeeld straalt een grote stedelijke diversiteit uit, er komen veel stedelijke functies voor en er zijn veel functieverschuivingen. Er is bebouwing uit meerdere perioden en afwisseling in het profiel. Ook losstaande villa’s zijn van belang.

 

Zandberg-West

De oude Zandbergweg vormt de ‘ruggengraat’ van dit gebied. De Zandbergweg (zie 1.) is historisch ontstaan en organisch gegroeid met een diversiteit aan kleinere arbeiderswoningen individueel en in serie gebouwd. Vanaf 1930 volgde de bouw van de Planetenbuurt, met gegoede middenstandswoningen tussen de Zandbergweg en de Ginnekenweg, gelegen rondom een ovaal plein. De verkavelingsvorm kenmerkt zich door gesloten bouwblokken. De woningen zijn traditioneel vormgegeven in de stijl van de jaren ’30. Centraal in het gebied bevindt zich het betondorp dat omstreeks 1920 is gebouwd.

 

Het Wilhelminapark

Het Wilhelminapark (zie 2.), waarvan het ontwerp nog steeds nagenoeg ongewijzigd is, heeft zowel aaneengesloten als vrijstaande bebouwing uit verschillende perioden. Het heeft een relatie met de ontmanteling en uitleg van Breda en ligt als ‘groene buffer’ tussen Breda en Ginneken. Tot de annexaties van 1927 is door de gemeente Breda gepoogd door de bouw van nieuwe woonhuizen aan de oostzijde van het park, het gebied tot een grotere stedenbouwkundige eenheid te maken. De aansluitingsstraten Vijverstraat, Parkstraat, Sint Helenastraat en Anna Paulownastraat hebben het karakteristieke straatprofiel van het Plan van Uitleg.

 

De Bloemenbuurt

De Bloemenbuurt (zie 3.) heeft een patroon van lineaire straten, met de Wethouder Romboutsstraat en de Tulpenstraat als hoofdstraten en het Hyacintplein als centrale openbare ruimte. De overige straten liggen tussen de hoofdstraten in, of sluiten daarop aan. De buurt sluit logisch aan op de oude structuren zoals de Zandberglaan en de Koninginnestraat. De Bloemenbuurt bestaat voornamelijk uit gegoede middenstandswoningen met voor- en achtertuinen en is gebouwd in de jaren ’20. In de Bloemenbuurt staan verschillende typen woonhuizen, uiteenlopend van gegoede middenstandswoningen aan de hoofdstraten tot aan arbeiderswoningen in de zij- en achterstraten. De woonhuizen zijn veelal opgebouwd uit gesloten woonblokken met soms opvallende hoekoplossingen aan het plein en de bestaande wegen. Vroeger bevonden zich hierin voornamelijk winkels.

 

Villabuurt Zandberglaan

De villabuurt Zandberglaan (zie 4.) kent door de lange periode van bebouwing veel variatie in architectuurstijlen, terwijl toch sprake is van een homogene buurt. De Zandberglaan is een oost-west verbinding tussen de Ginnekenweg en de Generaal Maczekstraat. Deze laan kent halverwege een zuidelijke aftakking: de Roy van Zuidewijnlaan. De overige wegen zijn tussen deze beide lanen ingeklemd. De bebouwing aan de Zandberglaan dateert uit de periode 1890 -1930. De Zandberglaan bevat naast villa’s twee kerkgebouwen, die overigens in het straat- en stadsbeeld een bescheiden rol spelen.

 

De Franklin Rooseveltlaan

De Franklin Rooseveltlaan (Zuidelijke rondweg, zie 5.) bestaat uit een vrij grote villabuurt, gebouwd tussen 1930 en 1940, die loopt vanaf de Roy van Zuidewijnlaan tot de Ploegstraat. Het indertijd samenhangende gebied van Saksen Weimarlaan en Strijenlaan wordt nu doorsneden door de Zuidelijk Rondweg. De bebouwing langs de Franklin Rooseveltlaan bestaat uit vooroorlogse twee-onder-één-kap woningen en korte rijwoningen. Het beeld is ruimer en de bebouwing zwaarder en groter dan in bijvoorbeeld Sportpark I. Over het algemeen zijn er in stijl en samenhang grote overeenkomsten.

 

Benedictenissenhof

De woningen aan het Benedictenissenhof (zie 6.) bestaan uit twee tot vier bouwlagen met een plat dak. De woningen hebben ronde vormen evenals de straat waaraan ze liggen. De woningen liggen in een groene omgeving. Het groen heeft hier een verbindende functie doordat het in het gehele gebied doorloopt. De woningen zijn voor een groot deel aan het oog onttrokken door de aanwezige bebouwing aan de Generaal Maczekstraat.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke woonblokken en woonbuurten als geheel te behouden. De wijk kent een aantal ensembles die een grote stedenbouwkundige en architectonische samenhang vertonen. Nieuwe ontwikkelingen in dit gebied zijn mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van het gebied of met een verdere versterking daarvan. Zandberg heeft haar grenzen bereikt en kan niet fysiek verder uitbreiden, gelet op het algemene leefklimaat is een verdere significante verdichting tevens ongewenst. Een groot deel van Zandberg kent een hoge architectonische kwaliteit en heeft bijzondere waarde wat betreft beeld – en cultuurhistorische kwaliteit.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Zandberg onderverdeeld naar categorie

Boeimeer

Analysekaart Boeimeer

 

Welstandseenheden Boeimeer

 

Korte omschrijving

De wijk Boeimeer is gelegen aan de zuidkant van Breda en bestaat uit de buurten Boeimeer, Oud-Boeimeer en het van Sonsbeeckpark. Het gebied wordt in het westen begrensd door de Aa of Weerijs, in het oosten door de achterkant van de bebouwing aan de Baronielaan en de Wilhelminastraat, in het zuiden door de Graaf Engelbertlaan (Zuidelijke rondweg) en in het noorden door de singel.

 

Historisch gezien valt de wijk Boeimeer in drieën op te delen, Oud-Boeimeer, Boeimeer en het van Sonsbeeckpark. In het begin van de twintigste eeuw werden in Oud-Boeimeer de eerste woningen gebouwd, na aanleg van de Hirdesbrug. In 1923 werd, aansluitend op de bebouwing aan de Balfortstraat, de huidige Badstraat aangelegd waarvan de bebouwing bestaat uit aaneengesloten blokken arbeiderswoningen. De kern van de buurt, gelegen tussen de Irenestraat, de Julianalaan en de Mark, kent bebouwing met woonhuizen voor de gegoede middenstand. Na de bouw van de Julianabrug in 1937 werd de Boeimeersingel doorgetrokken. Langs en achter deze Julianalaan werd de bebouwing, ook hier bestemd voor de gegoede middenstand, voortgezet.

 

Het van Sonsbeeckpark is in de tweede helft van de jaren dertig, rond een ovale plas, aangelegd. In het park werd een sportpark aangelegd, met daarin onder andere de voormalige voetbalvelden van NAC. Om het park werden woningen aangelegd in jaren dertig stijl. Boeimeer is aangelegd tijdens de grootste uitbreiding van Breda tussen de jaren ’40 en ’70. Na annexatie van delen van Ginneken en Princenhage, in 1942, ontstond ruimte voor aanleg van nieuwe woonwijken. Hierdoor kon tussen 1945 en 1955 het Heuvelkwartier gerealiseerd worden, waarna tussen 1950 en 1960 Boeimeer aangelegd werd. Nadat in 1997 het NAC stadion is gesloopt zijn vervolgens nieuwe woningen gebouwd in het van Sonsbeeckpark.

 

Ligging Boeimeer in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Boeimeer wordt bepaald door de stadshoofdgroenstructuren met de Mark en de Aa of Weerijs (beekdalen) en de stadsstructuren van de Singel, met het te realiseren Singelpark en de parkway van de zuidelijke rondweg. De Julianalaan met het Van Sonsbeeckpark verdeelt de wijk in een noordelijk en zuidelijk deel: Boeimeer en Oud-Boeimeer. Binnen de wijk wordt de structuur vanaf de zuidelijke rondweg bepaald door de parkway Graaf Hendrik III Laan-Irenestraat naar de Singel hierbinnen zijn diverse stedenbouwkundige eenheden op basis van stempel- en blokverkavelingen te onderscheiden.

 

Boeimeer

Boeimeer bestaat uit afwisselend hoogbouw en laagbouw waarbij het Graaf Hendrik III plein (zie 1.) het bescheiden centrum van de buurt vormt. De Graaf Hendrik III laan is de centrale en structurerende lijn door de buurt en vormt de centrale ruimte waarop alle straten gericht zijn. De Graaf Hendrik III laan deelt de wijk ook op in een oostelijk en een westelijk deel.

 

Zuidoost Boeimeer (zie 2.) is gebouwd in de jaren vijftig en heeft een heldere architectuur (Delftse School). Aan de oost- en westzijde van het gebied staan appartementengebouwen. Tussen deze gebouwen liggen vier half open bouwblokken. Het gebied van de in de jaren vijftig aangelegde Cimburgalaan (zie 3.) wordt gekenmerkt door dicht op elkaar staande strokenverkaveling. De rijwoningen bestaan uit twee lagen en een zadeldak en hebben een samenhangende architectuur. Aan de zuidkant van het gebied liggen een aantal villa’s, die qua architectuur afwijken van de bebouwing in het noorden van het gebied.

 

Zuidwest Boeimeer (zie 4.) is aangelegd in de jaren zestig en kent een rationele orthogonale verkaveling structuur met halfopen bouwblokken en middelhoogbouw in het groen. In het westen van het gebied ligt het recentelijk vernieuwde Zaartpark (zie 5.). Laagbouw bestaat veelal uit traditioneel vormgegeven woningen van twee bouwlagen met een zadeldak. De oostkant van het gebied wordt begrensd door vier schuin geplaatste galerijflats van 10 lagen hoog die in een duidelijk ritme de Graaf Hendrik III laan begeleiden. In het westen van het gebied ligt het vernieuwde Zaartpark. Het park ligt in het beekdal van de Aa of Weerijs. Het is een van de meest natuurlijke en natuurrijke parken van Breda. De bebouwing in de Vriesdongen wordt gekenmerkt door een grote samenhang in architectuur en bestaat uit twee-onder-één-kap woningen van twee lagen met zadeldak en villa’s van één laag met kap.

 

Oud Boeimeer

Oud Boeimeer is gebouwd in de jaren twintig en bestaat voornamelijk uit rijwoningen in gesloten bouwblokken, met aan de Julianalaan randbebouwing en langs de Irenestraat enkele grootschalige appartementenblokken. Kenmerkend zijn de symmetrische aanleg, een smal straatprofiel, gevarieerde bebouwing, hoge dichtheid en weinig groen. Hoeken van bouwblokken zijn vaak geaccentueerd door een extra bouwlaag of verspringing in de rooilijn. Aan de Generaal van der Plaatstraat liggen drie opvallende moderne villa’s. De L-vormige Dr. Van Campenstraat (zie 6.) vormt het middelpunt van de buurt.

 

Het van Sonsbeeckpark

Het van Sonsbeeckpark (zie 7.) is gebouwd in de tweede helft van de jaren 90 op het voormalige NAC voetbalcomplex en zwembad het Ei. De bebouwing bestaat vooral uit ruime eengezinswoningen. Twee appartementencomplexen vormen de hoekpunten van de buurt. De woningen zijn gegroepeerd rond een centrale singel. Deze singel is gericht op één van de twee appartementengebouwen. De bebouwing wordt gekenmerkt door een interpretatie van de jaren dertig architectuur die goed aansluit bij de aanwezige bebouwing aan de Weerijssingel, de Bernhardsingel en de Irenestraat. De bebouwing vertoont hierdoor samenhang. Het zwembad is een zelfstandig element op de grens van het woongebied en het park. De buitenkant (Vredenburchsingel en Bernhardsingel) bestaat uit bebouwing uit de jaren ’30.

 

Randbebouwing Irenestraat, Beatrixstraat, Bernhardsingel, Vredenburchsingel en Julianalaan

De randbebouwing langs de Irenestraat, Beatrixstraat, Bernhardsingel, Vredenburchsingel en Julianalaan is gebouwd rond de jaren dertig en wordt dan ook gekenmerkt door een karakteristieke jaren dertig architectuur. Het gebied kent een grote samenhang in architectuur. De bebouwing bestaat voornamelijk uit twee- tot vier-onder-één-kap woningen van twee bouwlagen met een kap. De meeste woningen zijn voorzien van een schilddak met een ruime dakoverstek.

 

Ontwikkellocatie AmphiaLangendijk

Het gebied van de locatie van het Amphia ziekenhuis (zie 8.) zal worden her ontwikkeld. Het ziekenhuis zal plaats maken voor een groene, stadse woonwijk.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke woonblokken en woonbuurten als geheel te behouden. De wijk kent een aantal ensembles die een grote stedenbouwkundige en architectonische samenhang vertonen. Nieuwe ontwikkelingen in dit gebied zijn mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van het gebied of met een verdere versterking daarvan. Boeimeer heeft haar grenzen bereikt en kan niet fysiek verder uitbreiden. Gelet op het algemene leefklimaat is een verdere significante verdichting tevens ongewenst. De geleidelijke groei heeft ervoor gezorgd dat Boeimeer een aantal monumenten kent variërend van gemeentelijk tot rijksmonument. Een groot deel van Boeimeer kent een hoge architectonische kwaliteit en heeft bijzondere waarde wat betreft beeld – en cultuurhistorische kwaliteit.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Boeimeer onderverdeeld naar categorie

Heuvel

Analysekaart Heuvel

 

Welstandseenheden Heuvel

 

Korte omschrijving

Heuvel ligt in het zuidwesten van Breda, in de nabijheid van het centrum. De wijk wordt aan de west- en noordzijde (grenzend aan Princenhage) begrensd door de Mastbosstraat, de Heuvelstraat en de achterzijde van de bebouwing aan de Haagweg. De Aa of Weerijs vormt de zuidoostgrens en de Graaf Engelbertlaan (Zuidelijke rondweg) de wijkgrens in het zuiden.De wijk Heuvel is hoofdzakelijk in de jaren ’50, tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog, gerealiseerd. Heuvel was een van de 23 gehuchten van Princenhage, wat nog herkenbaar is aan de lintstructuren Haagweg, Heuvelstraat en Oranjeboomstraat. Het tussen deze lintstructuren gelegen oorspronkelijke agrarische gebied is pas vanaf 1928 bebouwd. Bij de ontwikkeling van het gebied na de oorlog stond het behoud van de bestaande routes Haagweg, Oranjeboomstraat en van de kleinschalige woningcomplexen die daaraan gesitueerd waren, centraal.

 

Als eerste (1947) werd het gebied rond de Olivier van Noortstraat, de Houtmanstraat, de Willem Barendtszstraat en de Abel Tasmanstraat op basis van dit stedenbouwkundig plan "Schaap" gerealiseerd. In 1949 ontwierpen de stedenbouwkundigen Granpré Molière en Peutz de plannen voor het zuidwestelijk en oostelijk deel. De heldere stedenbouwkundige verschillen tussen deze twee delen vinden hun oorsprong in de opvattingen die beide ontwerpers hadden ten aanzien van de maatschappij. Granpré Molière (voor het zuidwestelijk plandeel) ging uit van een traditioneel en hiërarchisch opgebouwde maatschappij, waar het gezin de hoeksteen van de samenleving vormde, waar de wijkgedachte (iedere mens moet alle levensfases in dezelfde wijk kunnen doorlopen en daarbij deelnemen aan het gemeenschapsleven) centraal staat. Peutz daarentegen ging veel meer uit van een open, stedelijke maatschappij waar individuen neutraal naast elkaar stonden.

 

Ligging Heuvel in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Heuvel wordt bepaald door de stadshoofdgroenstructuur met de Aa of Weerijs en de stadsstructuren parkway zuidelijke rondweg en de historische linten. Centraal in het gebied ligt de hoofdgroenstructuur Heuvelbrink en de Doctor Struyckenstraat met waaraan diverse stedenbouwkundige eenheden. Het oostelijk deel van de Heuvelbrink bestaat uit een bouwblok verkaveling haaks op de hoofdgroenstructuur en een eenduidige strokenverkaveling in noord- zuid richting met het winkelcentrum Doctor Struyckenplein en het westelijk deel wordt gekenmerkt door blokverkavelingen in hoofdzakelijk noord-zuidrichting met secundaire hoofdgroenstructuren met ontmoetingsplekken.

 

Heuvel heeft een herkenbare ruimtelijke opbouw, bestaande uit drie deelgebieden of woonbuurten met ieder zijn eigen kenmerken. De drie woonbuurten zijn ontworpen door verschillende architecten: Het deelgebied ten westen van de Heuvelbrink is het gebied van Granpré Molière. Ten oosten van de Columbusstraat ligt het gebied van Peutz en daartussen ligt het gebied van Schaap.

 

Drager in die opbouw is de dr. Struyckenstraat. Deze straat loopt van oost naar west door de wijk en koppelt daardoor de drie deelgebieden aaneen. Haaks op deze ruimtelijke structuur staat de groenstructuur. De groene sfeer van het buitengebied dringt middels een drietal "vingers" ver door het bebouwde gebied in. De Heuvelbrink vormt hiervan een voorbeeld.

 

Er zijn twee pleinen in de wijk: het dr. Struyckenplein en het mgr. Nolensplein. Beiden vervullen een rol in de stedenbouwkundige opzet van de wijk. Het zijn ook de plaatsen waar de voorzieningen zijn geconcentreerd. Door de ontwikkeling van de Talmazone aan de zuidelijke rondweg met de Turfvaart tot een parkachtige en waterrijke zone, wordt deze verbinding met het groene buitengebied versterkt. Drie woontorens, de ‘sculpturen’ markeren als hoogteaccent de overgang naar het buitengebied ter plaatse van het beekdal.

 

Stedenbouwkundig plan middendeel door Schaap

Het gebied rond de Olivier van Noortstraat, de Houtmanstraat, de Willem Barendtszstraat en de Abel Tasmanstraat (zie 1.) is op basis van dit stedenbouwkundig plan "Schaap" gerealiseerd. Kenmerkend voor het beeld zijn de lange bouwblokken, de sobere en kleinschalige architectuur van de woningen, de diepe tuinen en de noordoost - zuidwest gerichte straten, die door hun brede profiel en inrichting een veelsoortig gebruik toelaten. Eveneens kenmerkend voor dit plan (en nog op diverse plaatsen in de stad zichtbaar ontwerp-thema) is de oriëntatie van straten op kerktorens. De Dr. Struyckenstraat was gericht op de toren van de (inmiddels gesloopte) Onze Lieve Vrouw van Onbevlekte Ontvangenis-kerk.

 

Stedenbouwkundigplan zuidwestelijk deel door Granpré Molière

De woonbuurt aan de zuidwestzijde (zie 2.) van het middengebied is ontworpen door Granpré Molière volgens het beginsel van de Delftse School. Uitgangspunt hierbij was de tuinstadgedachte waarin stedelijkheid en landschap samengaan en het gezin, als kleinste ruimtelijke eenheid, geplaatst wordt in het grotere kader van de gemeenschap. Deze bijna dorpse aandoende buurt bestaat uit vier delen, die gegroepeerd zijn binnen een structuur van openbare groene ruimten, waaraan tevens de gemeenschappelijke voorzieningen gesitueerd zijn. De groene ruimten worden overwegend omzoomd door eengezinswoningen. Rond de Heuvelbrink (zie 3.) vormen hoge statige woonblokken de begrenzing. De buurt bestaat uit eengezinswoningen met een tuin, waarvan de diepte beperkt is en meergezinswoningen op de hoeken of belangrijke posities aan het plein of aan de rand.

 

Stedenbouwkundigplan noordoostelijke deel door Peutz (ten oosten van de Columbusstraat)

Aan weerszijden van de Dr. Struyckenstraat en achter de westelijke bebouwing van de Oranjeboomstraat ligt de woonbuurt, die ontworpen is volgens de stedenbouwkundige opvattingen van Peutz. De woonbuurt van Peutz is duidelijk herkenbaar door de eenduidige opzet, het strakke stratenpatroon en de strokenbebouwing. De buurten zijn zowel ruimtelijk als wat betreft het woningtype sterk afwijkend van het zuidwestelijke deel van Granpré Molière. De bebouwingsopzet wordt gekenmerkt door regelmatige plaatsing van stroken in noord-zuidrichting. Deze buurt bestaat voornamelijk uit portiek etagewoningen (zie 4.). Het plangebied kent vier openbare ruimtes die als drager van de stedenbouwkundige structuur van Peutz functioneren: de – reeds bestaande - functionele Dr. Struyckenstraat waaraan het Dr. Struyckenplein als voorzieningenplein is gelegen. Daarnaast bevat het gebied een plantsoen: het Planciusplein. Dit wordt samen met alle andere openbare ruimtetypen aan elkaar geschakeld door Bontekoestraat/Laan van Mertersem als ruggengraat van het gebied. Het oostelijk deel van Peutz gaat uit van het functionalisme, maar heeft nog sterk traditionele karakteristieken in de gevelarchitectuur.

 

Dr. Struyckenplein

Het dr. Struyckenplein (zie 5.) is het centrale punt in de buurt. Het plein is tussen 2011-2013 herontwikkeld. Stedenbouwkundig uitgangspunt voor de herontwikkeling van het Dr. Struyckenplein vormde de structuur van de wijk Heuvel. Er werden drie volumes geplaats rond het plein. De volumes vormen een stedenbouwkundig ensemble en zijn verschillend in afmeting, in bouwhoogte en in het te realiseren programma. De bouwvolumes sluiten aan op de stedenbouwkundige opzet van de buurt door de in noord-zuidrichting geplaatste gebouwen.

 

Nieuwbouw rondom Hudsonstraat

Rondom de Hudsonstraat (zie 6.) wordt een deel van de woonbuurt gesloopt en wordt nieuwbouw gerealiseerd. Gelet op de cultuurhistorische waardering en de bijzondere stedenbouwkundige en architectonische waarden van de te vervangen gebied is hoofduitgangspunt het behoud van de consequent noord-zuid georiënteerde strokenbebouwing. Voor het noordelijk deel (ten noorden van de Amundsenweg) is gekozen voor een contrast met deze hoofdopzet.

 

Linten Oranjeboomstraat, Heuvelstraat en Laan van Mertesem

De Oranjeboomstraat, Heuvelstraat en Laan van Mertersem zijn oude bebouwingslinten. Deze straten kennen verschillende soorten woningbouw doordat ze in de loop der tijd zijn ontstaan.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke stempels en woonbuurten te behouden. De wijk is een regulier woongebied, typerend voor de naoorlogse wederopbouwarchitectuur. Echter vormt het historische lint van de Oranjeboomstraat hierop een uitzondering wat maakt dat dit kenmerkend is voor de wijk en behouden dient te blijven. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes in de wijk afleesbaar blijven. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan. Het grootste gedeelte van de wijk is al bebouwd waardoor met name transformatieopgaven spelen.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Heuvel onderverdeeld naar categorie

Tuinzigt

Analysekaart Tuinzigt

 

Welstandseenheden Tuinzigt

 

Korte omschrijving

Tuinzigt ligt ten westen van de Bredase binnenstad in de nabijheid van het centrum. De wijk wordt aan noordelijke zijde begrensd door het spoor. De oostelijke zijde wordt gevormd door de Lunetstraat. In zuidelijke richting loopt de Haagweg als verbinding tussen de grote markt van Breda en de Haagse markt in Princenhage. De Tuinzigtlaan vormt de westelijke rand van de wijk waarachter het Westerpark is aangelegd.

 

Tuinzigt maakte onderdeel uit van de vesting zone rond de stad en is ontstaan na de sloop van de vestingwerken aan het einde van de 19e eeuw. Het gebied is gelegen op dekzandruggen met een oud bouwlanddek (humusrijke toplaag van de bodem) vanwege de agrarische functie die het gebied voorheen vervulde. In het gebied lagen enkele gehuchten zoals: Vijfhuizen en Duitenhuis. Daarnaast waren er ook enkele kleinere landgoederen en buitenplaatsen aanwezig in het gebied. De buitenplaats Tuinzicht, waar de wijk naar genoemd is, werd gesloopt en was gelegen aan de Leursebaan (die vroeger tot aan Breda doorliep). Diverse oude wegenstructuren zijn terug te vinden in het huidige stratenpatroon. Zo is de Dijklaan gelegen op het waterkerende dijklichaam dat hier lag om de vestinggracht te voorzien van een voldoende hoog waterpeil. Op de vrijgekomen vestinggronden werden ook nieuwe wegen aangelegd zoals de Tramsingel, Beekstraat, Lunetstraat en het boulevardachtige gedeelte van de Haagweg. In 1927 werd het Princenhaagse gedeelte van het huidige Tuinzigt geannexeerd door Breda waarna in verschillende fases tot in de jaren ’70 de huidige wijk Tuinzigt is gebouwd. In het gebied zijn twee belangrijke zichtlijnen gehandhaafd: vanaf Heilaar op het Kasteel en vanaf Vinkenburg op de grote kerktoren van Breda.

 

Ligging Tuinzigt in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Tuinzigt wordt bepaald door de stadsstructuur de parkways Ettensebaan en Lunetstraat, aanlooproute Haagweg naar het stadshart en de Singel mety het te realiseren Singelpark. Aan de Haagweg is het Doctor Jan IngenHouszplein gepositioneerd en achter het lint ligt de arbeiderswijk. De ruimtelijke hoofdstructuur binnen de wijk bestaat, naast de de Magnoliastraat, Acaciastraat, Plataanstraat en Meidoornstraat, uit een sequentie van ruimtes die het Westerpark via de groenzone met bomenrijen aan de Egelantierstraat verbinden met het centraal gelegen Nelson Mandelaplein en de ruimte voor het winkelcentrum Tuinzigt. Deze hoofdstructuur wordt door hogere bebouwing en/of voorzieningen gemarkeerd.

 

De arbeiderswoningen uit begin 20e eeuw, binnen de hoofdstructuur, worden gekenmerkt door intieme straatjes met voortuintjes. Zorgvuldige compositie van de openbare ruimte in samenhang met de baksteenarchitectuur maakt het tot een bijzonder en herkenbaar stukje Breda. Maar Tuinzigt is ook een gedifferentieerde wijk met veel woningblokken uit andere bouwperioden. De verschillende woonblokken/buurten, met ieder eigen fysieke en ruimtelijke kenmerken, maken de wijk waardevol. De stedenbouwkundige structuur van Tuinzigt is onder te verdelen in vier categorieën, namelijk: het oude gedeelte van Tuinzigt, een gedeelte van de wijk Haagpoort, het nieuwe gedeelte van Tuinzigt en het bedrijventerrein aan de Ettensebaan waarvoor momenteel planontwikkeling plaatsvindt.

 

Het oude gedeelte van Tuinzigt

Het ‘oude’ gedeelte van Tuinzigt is gelegen in het meest oostelijke deel van de wijk, grofweg tussen de singel en Pijnboom-Lariksstraat (zie 1.). Het ligt als een schil rond de binnenstad met oude landwegen die zijn getransformeerd tot historische lintbebouwing. Centraal in dit deel van Tuinzigt loopt de Dijklaan de oude route tussen Lunet A en Lunet B van de vestingwerken. De bebouwing bestaat uit verschillende soorten woningen die vanaf de jaren ’20 gebouwd zijn. De woningen hebben overwegend twee bouwlagen met platte daken. Dezelfde bebouwingstypologie is ook aanwezig aan de Abeelstraat en de Dijkstraat (zie 2.). Via het historische lint van de Haagweg is Tuinzigt georiënteerd op de binnenstad. Door de individuele ontwikkeling van de bebouwing langs deze historische verbindingsroute komen veel verschillende bebouwingstypen en functies (wonen en werken) voor. De Tramsingel vormt een historisch lint die evenwijdig aan de singel loopt waardoor het een meer parkachtig karakter kent. Tussen deze organische gegroeide lintbebouwing zijn arbeiderswijken gebouwd . Deze buurten worden gekenmerkt door een besloten openbare ruimte waar de rooilijn van de gevel (lijn waar de gevel van de woning op staat) regelmatig verspringt. Woningen aan de uiteindes van de straat zijn verder naar voren geplaatst waardoor de woningen middenin de rij, beschut zijn gelegen en een voortuin hebben gekregen. De pleintjes in het oude deel zijn klein, maar wel met volwassen bomen.

 

Haagpoort

Haagpoort is gelegen tussen de oude routes van de Haagweg en de Oranjeboomstraat. Het gebied tussen de (voormalige) St. Annakerk en het Dr. Jan Ingenhouszplein (zie 3.) wordt gekenmerkt door grootschalige gebouwen die momenteel een maatschappelijke functie vervullen. Het gebied is vanaf begin 20e eeuw in de loop van jaren ontwikkeld met voornamelijk arbeiderswoningen. De woningen hadden vaak verbijzonderingen op de hoeken.

 

Het nieuwe Tuinzigt

Het ‘nieuwe Tuinzigt is grotendeels gebouwd in de jaren ’50, ’60 en begin jaren ’70 van de vorige eeuw. Het gebied is wederom opgedeeld in 3 zones: het gebied ten noorden van de Meidoornstraat, ten zuiden van de Acaciastraat en het middengebied gelegen tussen beide straten. De gebieden ten noorden van de Meidoornstraat en ten zuiden van de Acaciastraat hebben een zelfde karakteristiek (zie 4.) - door een functionalistische ruimtelijke opzet en invulling met eengezinswoningen (rijwoningen) uit de jaren ’60. De opzet is ruim en de bebouwing is vaak gesitueerd rond groene pleinen. De woningen bestaan uit twee bouwlagen met zadeldak (puntdak). Het middengebied tussen de Meidoornstraat en de Acaciastraat wijkt ruimtelijk en functioneel van deze gebieden af. Centraal in de wijk (zie 5.) is rond 1990 een winkelcentrum gebouwd waarlangs diverse hoogbouwcomplexen zijn geplaatst als verbinding met de nevengelegen wijk Westerpark. Ook voormalige winkelcentrum de lunet (ontwikkellocatie) met de daarnaast gelegen woonwijkjes uit de jaren ’90 en ’00 vormen een onderdeel van dit middengebied.

Eind jaren ’80 en begin jaren ’90 heeft er in Tuinzigt een grote stadsvernieuwing/herstructurering plaatsgevonden waarbij er een nieuw winkelcentrum is toegevoegd en het centrumgebied is her gestructureerd. In het oostelijk deel van de wijk zijn woningen verbeterd en/ of vervangen. Braakliggende terreinen werden voor een groot deel ontwikkeld. Naast deze fysieke ingrepen is er ook ingezet op sociale vernieuwing.

 

Ontwikkellocaties aan de Ettensebaan

De ontwikkellocaties Blossom, Bread, Fokkema (zie 6.) ligt aan de parkway Ettensebaan, Tuinzigtlaan, Haagweg, Magnoliastraat en Kolfbaanstraat. Het plan betreft een groene stadsbuurt dat een park creëert met daarin gebouwen die door de richting, positie en uitstraling refereren naar het industriële verleden. Het park zet in op nieuwe verbindingen, waaronder de y-assen, naar de woonwijk, het winkelcentrum Tuinzigt, het lint de Haagweg en de overzijde van de parkway.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke stempels en woonbuurten te behouden. De wijk is een regulier woongebied, afgezien van een aantal kenmerkende ensembles met hoge cultuurhistorische waarde zoals: St. Anneke, Hazelaarstraat/Lindeplein, Iepstraat/Plataanstraat, Beukstraat en Olmstraat/Ahornstraat/Pijnboomstraat. De historische lintbebouwing vormt hierop een tweede uitzondering dat maakt dat dit kenmerkend is voor de wijk en behouden dient te blijven. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes in de wijk afleesbaar dienen te blijven. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan. Een groot gedeelte van de wijk is al bebouwd waardoor er met name transformatieopgaves spelen in het gebied, deze dienen op juiste wijze te worden ingepast met respect voor de bestaande context.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Tuinzigt onderverdeeld naar categorie

Hoge Vucht

Analysekaart Hoge Vucht

 

Welstandseenheden Hoge Vucht

 

Korte omschrijving

Hoge Vucht wordt globaal begrensd door de Nieuwe Kadijk (Noordelijke rondweg), Terheijdenseweg, Zwarte Dijk en het bedrijventerrein Posthoorn. De drie wijk-ontsluitingswegen van de wijk komen samen bij het winkelcentrum Moerwijk ten midden van de wijk.

 

Hoge Vucht was van oudsher een drassige polder ten zuiden van de Lage Vuchtpolder en is lange tijd onontgonnen gebleven. Pas in de jaren ’60 werd rivier de Mark gekanaliseerd. Voor die periode overstroomde het gebied regelmatig waardoor klei en- veengebieden ontstonden. In de veertiende eeuw werd hier op grote schaal turf gewonnen en in de vijftiende eeuw werd het gebied volledig ontveend (verwijderen van een veenbodemlaag). Zo ontstond de karakteristieken polderverkaveling zoals die in de Lage Vuchtpolder nog steeds afleesbaar is. Deze polders vormde een onderdeel van de grote inundatie van de vestiging Breda. In tijden van oorlog konden deze polders onder water worden gezet. Tot 1942 behoorde de Vuchtpolder tot de gemeente Teteringen, later dat jaar annexeerde Breda een deel van de Hoge Vuchtpolder en werd gestart met de planvorming voor ontwikkeling van het gebied.

 

De Hoge Vucht is een typisch naoorlogse wijk. De Nederlandse stedenbouw van na de Tweede Wereldoorlog ging uit van de maakbaarheid van de samenleving. Het utopische ideaal van goede huisvesting voor arbeiders en de middenklasse en het belang van de buurt – de wijkgedachte waarbij gemeenschapsvorming het ordeningsprincipe vormde stonden hierbij centraal. Startend bij Biesdonk is de Hoge Vucht in hoog tempo bebouwd tot omstreeks 1970.

 

In de loop der jaren heeft het vele – moeilijk te onderhouden groen regelmatig plaatsgemaakt voor woningbouw. Deze inbreidingslocaties kennen vaak een interne logica en verhouden zich mondjes maat tot de opzet van de wijk als geheel. Dit komt voort uit het verval waar veel naoorlogse wijken sinds de eeuwwisseling mee te maken kregen en de drang tot meer variatie en diversiteit. Om de vitaliteit van de wijk te verhogen heeft er op diverse locaties in de wijk maar met name in Geeren-Zuid veel vervangende nieuwbouw plaatsgevonden.

 

Ligging Hoge Vucht in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Hoge Vught wordt bepaald de parkway noordelijke rondweg, park waterakkers, overgang naar de Vughtpolder (buitengebied) en Terheijdenseweg met daarbinnen een groen assenkruis. Het groene assenkruis biedt ruimte aan de hoofdontsluiting en geleed de wijk in vier grote eenheden met elk een eigen (groen) structuur. De hoofdgroenstructuur van de gehele wijk kent een duidelijke ruimtelijke hiërarchie in onder andere bouwhoogten met ruimte voor solitaire gebouwen in het groen en kruist op een centraal gelegen winkelcentrum als hart van de wijk. In de oksels van het grotere assenkruis bevinden zich stedenbouwkundige eenheden op basis van een stempelverkaveling met ieder eigen hoofdgroenstructuren waar ruimte voor ontmoeting, sport en gebouwde solitaire voorzieningen in het groen zijn te vinden.

 

Hoge Vucht

De wijk Hoge Vucht is een typisch voorbeeld van een zestiger jaren wijk. De wijk is ruim opgezet, met brede straatprofielen. De bebouwing, de wegenstructuur en de openbare ruimte zijn strak vormgegeven. Dit is te zien in de rechte bouwblokken, straatprofielen en de eveneens rechte rijen eengezinswoningen. Kenmerkend is de functiescheiding waarbij wonen, werken en recreatie ieder een eigen plek hebben gekregen binnen het ontwerp van de wijk. Beeldbepalend voor de ruimtelijke karakteristiek van de wijk zijn de jaren ’60 woonbuurten met veel groen, het bedrijventerrein Biesdonk, winkelcentrum Moerwijk (zie 1.), sportcomplex de Wisselaar (zie 2.) en het aangrenzende landschap in het noorden en oosten. Het Hoge Vuchtpark en de openheid van het buitengebied aan de noordrand van de wijk vormen waardevolle elementen. In Geeren en Wisselaar is tevens een waterloop gelegen, die in combinatie met het groen beeldbepalend is.

 

De hoofdstructuur van de Hoge Vucht bestaat uit de hoofdwegen (Groenedijk, Doornboslaan, Cornelis Joosstraat en Tussen de Dijken, zie 3.), het centrumgebied (Moerwijk) en de randwegen (Nieuwe Kadijk en Kapittelweg). De hoofdwegen vormen de toegangen van de wijk en komen samen in het centrum. De vier hoofdwegen zijn ontworpen als parkways. Een parkway is een geënsceneerde hoofdroute naar of door een wijk met een ruim profiel en duidelijke wanden, ontworpen voor snelverkeer. Centraal in het assenkruis van de parkways is het overkapte winkelcentrum Moerwijk gesitueerd. Dit is een individueel complex, dat door de massa en de ligging beeldbepalend is voor de Hoge Vucht. Het centrumgebied heeft nooit de duidelijke randen gekregen zoals ze ontworpen waren. Met name de woningbouw aan de noord- en oostrand vertroebelt de grens tussen de (woon)kwadranten en het centrum. In het ontwerp was het centrum gelijkmatig verdeeld over de kwadranten, maar uiteindelijk ligt het centrum in het kwadrant Biesdonk. Het winkelcentrum wordt omringd door hoogbouw, waartussen de toegangen tot het winkelcentrum gesitueerd zijn. De parkways delen de wijk op in vier kleinere buurten: Biesdonk, Geeren Zuid, Geeren Noord en Wisselaar.

 

In de Hoge Vucht is ook duidelijk een secundaire structuur ontworpen. Deze secundaire structuur (de wijkgroenstructuur) is een groene ruimte met daarin bijzondere bebouwing (scholen en kerken). Deze secundaire structuur moest de groene rijgdraad vormen tussen de vier buurten met daarin voorzieningen voor de buurt. In deze secundaire groen structuur zijn verbindingen voor langzaam verkeer en fietsers opgenomen. Deze groenstructuur staat in verbinding met het buitengebied. De secundaire structuur is momenteel de meest aangetaste structuur in de Hoge Vucht. In deze structuur waren de meeste terreinen bestemd voor bijzondere bebouwing, maar al tijdens de bouw bleek dat er onvoldoende instellingen of organisaties waren om deze terreinen te vullen. In de loop van de jaren zijn nieuwe gebouwen gerealiseerd en zijn veel terreinen vol gebouwd, waardoor de groene stroken zijn dichtgezet. Hierdoor zijn ook verbindingen in de structuur geblokkeerd.

 

De parkways delen de wijk op in vier kleinere buurten: Biesdonk, Geeren Zuid, Geeren Noord en Wisselaar. De buurten bestaan voornamelijk uit stempelverkavelingen. Dit betekent dat een compositie van bouwblokken herhaald wordt. In de zogenaamde stempel zat ook een groene ruimte tussen de bouwblokken, van gering formaat. Zo’n stempelverkaveling is door middel van de wijkgroenstructuur verbonden met de buurt en de rest van de wijk. Aan de randen is de hoogbouw gesitueerd, met daartussen rijwoningen. De bebouwing is hoofdzakelijk opgetrokken in baksteen, met kozijnpuien en met prefabelementen, als kenmerkend onderdeel van de geïndustrialiseerde bouw. De bebouwing in de buurt Wisselaar is gevarieerder, zowel door woningtypen als bebouwingsmassa. Ook inbreidingen en vervangende nieuwbouw door de hele wijk zorgen voor dit gevarieerde beeld.

 

Terheijdenseweg en de Nieuwe Kadijk

Aan de Terheijdenseweg en de Nieuwe Kadijk, is een concentratie van onderwijsinstellingen gelegen. Hier zijn tevens de meeste bedrijventerreinen gevestigd. De recreatieve functie van het noordwestelijke deel van de wijk is in de afgelopen jaren sterk toegenomen, met onder andere een zwembad, een schaatsbaan, een talentencentrum en een wieler- en skatebaan. Centraal in de wijk, in het winkelcentrum Moerwijk zijn de belangrijkste winkelvoorzieningen geconcentreerd.

 

Waterdonken

Ten oosten van de Hoge Vucht is vanaf 2008 de wijk Waterdonken (zie 4.) gerealiseerd. Bij het ontwerpen aan de wijk stonden de verschillen in landschap, de ondergrond en het aanwezige hoogteverschil centraal. De bebouwing en het landschap zijn met elkaar verweven. De wijk is gelegen aan de nieuwe waterrand Waterakkers. De Waterakkers vormen een waterpark tussen de Hoge Vucht en Teteringen dat zich uitstrekt van de Noordelijke Rondweg tot aan de Zwarte dijk.

 

Aan de oostzijde, tussen de Hoge Vucht en de Blokdijk is bebouwing in een hoge dichtheid gerealiseerd. Dit komt met name door de appartementencomplexen aan de noord- en zuidzijde. Daartussen liggen voornamelijk grondgebonden woningen. De openbare ruimte wordt gekenmerkt door een formele en stedelijke inrichting. Aan de zijde van de polder staan drie appartementengebouwen die in lijn staan met de noord-zuid geleding. Aan de zuidzijde staat de ‘poort’ naar het gebied. Dit is een ensemble van gebouwen. Dit ensemble heeft een duidelijke verwantschap met de andere gebouwen aan de Cornelis Joosstraat.

 

Aan de westzijde, tussen de Blokdijk en de Waterakkers, staan met name grondgebonden woningen. De woningen liggen als strengen in het landschap. De gebouwen zijn in oost-west richting gepositioneerd, waardoor het mogelijk is om vanaf de rand van de Hoge Vucht, de dorpsrand van Teteringen te zien. De gehele inrichting van is erop gericht het landschap zo optimaal mogelijk te ervaren. Aan de westzijde, zijn op de koppen van de strengen woningen gerealiseerd aan de dijk. Deze dijk vormt de begrenzing van de Waterakkers en is voorzien van een loop- en fietsroute.

 

Ten zuiden van de Waterdonken, grenzend aan het bedrijventerrein ligt het gebied Werkdonken (zie 5.). Het gebied de Werkdonken betreft een kleinschalige verkaveling, waarbij ruimte wordt gecreëerd voor individuele bedrijfsontwikkeling in combinatie met wonen. Hiermee kan een representatieve rand naar de parkzone van de Waterakkers worden gerealiseerd. De Werkdonken vormen een afronding van het bedrijventerrein naar de Waterakkers en Waterdonken. Voor de uitbreiding wordt een nieuwe weg aangelegd die een verbinding legt tussen de Kapittelweg en de Charles Petitweg. De bedrijfsruimten liggen aan- en worden ontsloten op deze nieuwe weg.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de woonbuurten te behouden. Daarnaast is het welstandsbeleid erop gericht de groenstructuur te behouden en te versterken. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Hoge Vucht onderverdeeld naar categorie

Teteringen

Analysekaart Teteringen

 

Welstandseenheden Teteringen

 

Korte omschrijving

Teteringen is gelegen tussen Breda en Oosterhout. Het dorp ligt ruimtelijk ‘los van Breda en Oosterhout’ en heeft daardoor haar eigen dorpse karakteristiek weten te behouden. De Waterdonken en de noordelijke rondweg zorgen ervoor dat Teteringen aan de zuidzijde ruimtelijk gescheiden blijft van Breda. De Oosterhoutseweg – Bredaseweg vormt de verbinding tussen Oosterhout en Breda en is gelijktijdig de centrale as door Teteringen.

 

Teteringen is ontstaan op de overgang van hoge, droge zandgronden aan de oostzijde en de nattere gronden van de Lage Vuchtpolder aan de westzijde. Kenmerkend voor Teteringen zijn het omringende landschap en het historische linten Hoolstraat-Hoeveneind.

 

Aan de noord- en westzijde van de kern liggen de Lage Vuchtpolder, het open landbouwgebied en de Waterakkers, tussen Teteringen en Breda. Ten oosten van Teteringen liggen de bos- en stuifzandcomplexen van de Vrachelse -en Teteringse heide.

 

Ligging Teteringen in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Teteringen wordt bepaald door de samenkomst de historische linten Hoolstraat, Hoeveneind en Groenstraat, de Kerkstraat en Laanzichtweg naar het bosgebied ten oosten van Teteringen en de napoleontische Oosterhoutseweg,. Aangrenzend bevinden zich diverse stedenbouwkundige eenheden op basis van blokverkavelingen met groenstructuren en groene ontmoetingsplekken in de buurten. De stedenbouwkundige eenheden hebben een eigen overgang naar het omliggende buitengebied die bepalend is voor de gebiedskarakteristiek.

 

Het noord-zuid georiënteerd straatdorp is ontstaan uit kleinschalige agrarische wisselende activiteiten die blijkens de akkerbodems tot de middeleeuwen terug gaan, waar vooral Hoeveneind dit beeld met fraaie boerderijen nog goed weer geeft. De oorsprong van Teteringen werd gevormd door een concentratie van bebouwing op de kruising van historische lijnen Moleneind en Hoeveneind met de Zwarte Dijk -Groenstraat. De kruising van Hoeveneind en de Groenstraat vormt nu het historische ‘dorpshart’ met de kerk, begraafplaats, enkele winkels en horeca aan het Willem Alexanderplein.

 

Losstaand van deze bestaande dorpsstructuur is in 1813 de Oosterhoutseweg aangelegd, als Napoleonsweg en onderdeel van de verbinding Parijs – Breda- Amsterdam. Deze weg is door de hoge verkeersintensiteit, het profiel en de monumentale bomenrijen de structuurdrager van Teteringen geworden. Na de aanleg van de Oosterhoutseweg wordt geleidelijk de ruimte tussen de Oosterhoutseweg en het lint Hoolstraat-Hoeveneind bebouwd. De rest van de huidige bebouwde kom is gebouwd vanaf 1960 bebouwd, met achtereenvolgens de wijken noord, Gouwen, Kerkeind, landhuisgebied Valkenstraat en de Haenen. Doordat Teteringen langzaam is gegroeid in periode zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog, is een grote variëteit in woningtypen en architectuurbeeld ontstaan.

 

In Teteringen zijn een aantal grote uitbreidingen gerealiseerd, zoals de Haenen, de Meulenspie en Boeverijen. Er is nauwelijks sprake van hoogbouw in Teteringen. De enige (middel) hoogbouw bestaat uit kleinschalige appartementencomplexen aan de Hoolstraat, in de omgeving van het Willem Alexanderplein, in het woongebied De Haenen en Om de Haenen en centraal in Bouverijen. De bebouwing is maximaal vier bouwlagen hoog, waardoor de kerktoren het hoogste punt van het dorp vormt. Het dorpse karakter wordt voor een groot deel bepaald door de oude bebouwingslinten, de historische kern en het omliggende landschap. Teteringen heeft een groen karakter door de aanwezigheid van veel groenvoorzieningen in het dorp en door de vele groene privétuinen. Woningbouw in de Bouverijen heeft ervoor gezorgd dat op sommige plaatsen het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied verloren is gegaan.

 

Linten

De historische linten worden gevormd door de Groenstraat, Hoeveneind, Hoolstraat, een deel van de Oosterhoutseweg en Moleneind. De linten kennen een grote variatie aan bebouwing.

 

Historische kern

De historische kern (zie 1.) is gesitueerd rondom het Willem-Alexanderplein. De historische kern heeft een vrij introvert karakter. De bebouwing, die voornamelijk dateert van voor de Tweede Wereldoorlog, bestaat uit vrijstaande panden op smalle, diepe kavels. Ter hoogte van het Willem Alexanderplein wordt het beeld bepaald door grote vrijstaande villa’s. Op de diepe achter terreinen is soms bedrijvigheid te vinden. Aan de Oosterhoutseweg is het winkelcentrum Scheperij gerealiseerd (zie 2.).

 

Noord, tussen Kerkstraat / Oosterhoutseweg

Deze buurt (zie 3.) is grotendeels gebouwd in de jaren ‘60 van de vorige eeuw en bestaat voornamelijk uit vrijstaande huizen op ruimte kavels, geschakelde woningen en twee onder één kapwoningen. Een groene as en royale grasvelden tussen de woonclusters geven de buurt allure en een interne samenhang.

 

De Gouwen

De “stap” over de Oosterhoutseweg werd eind jaren zestig en begin jaren zeventig gemaakt met de wijk De Gouwen (zie 4.). Deze buurt bestaat uit een aantal clusters woningen rondom een centrale ontsluiting as, de Langelaar. Deze weg heeft een groene uitstraling door een ruim bemeten profiel met groene middenberm. De buurten zijn steeds gegroepeerd rond een groene binnenruimte.

 

Rondom Oosterhoutseweg

De woongebieden rondom de Oosterhoutseweg zijn voor het dorp vrij grootschalig. De meeste woongebieden hebben als voornaamste kenmerk de ruime opzet op grote kavels, rond centraal gelegen kleinschalig groen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen.

 

Westelijke rand Teteringen

Aan de westkant van Teteringen ligt de wijk Bouverijen (zie 5.) tegen het gebied Waterakkers. Waterakkers is een grote waterzuiveringspartij tussen Waterdonken en Bouverijen. Deze natuurlijke waterzuiveringsinstallatie dient ook recreatieve doeleinden. Het verbindt op unieke wijze stad en platteland, water en natuur, wonen en recreëren. Ook verleden en heden ontmoeten elkaar via historische kenmerken die zijn teruggebracht in het landschap. De Bouverijen is door groen aangesloten aan Kerkeind en bestaat uit brede oost-west gerichte groenzones, met daartussen woonclusters met een dorpse uitstraling en een centrale ontsluitingsweg. De routes in de groenzones zorgen voor verbinding van Teteringen, via Kerkeind en Bouverijen, met de Waterakkers.

 

De woningen in de clusters zijn gericht naar de omliggende openbare ruimte en parkeren vindt zoveel mogelijk plaats in parkeerhoven achter de woningen.

 

Een centraal cluster bevat een schoolgebouw en appartementen met een onderscheidende uitstraling en omvang.

 

Zuidelijke rand Teteringen

Van west naar oost is een overgang gemaakt van dorpse bebouwing, via een landelijke woonsfeer naar het buitengebied. Hier heeft Meulenspie een opbouw die is ontleend aan De Gouwen; aan weerszijden van het lint Moleneind heeft de opbouw een vergelijkbaar spiegelbeeldig stratenpatroon.

 

Hoge Gouw-west vormt met een groener beeld en informele sfeer zonder trottoirs een overgang tussen De Gouwen en Hoge Gouw. Hoge Gouw (zie 6.) heeft een zeer informele en groene bossfeer met gebogen straten en woningen van één bouwlaag met zadeldak haaks op de weg. Het is een overgang naar het villagebied Valkenstraat (zie 7.), dat bestaat uit grote boskavels met vrijstaande woningen. Het Villagebied Valkenstraat sluit aan op het Cadettenkamp in het buitengebied en maakt deel uit van de bossen aan de oostzijde van Teteringen.

 

De Haenen

De Haenen (zie 8.) is een wijk welke organisch is vormgegeven met in het midden het parkje aan het Haenenveld.

 

Ontwikkellocatie Woonakker

Aan de noordzijde van Teteringen, tussen Hoeveneind en Oosterhoutseweg, ligt een ontwikkellocatie: ‘Woonakker’. Hier wordt hoofdzakelijk ingezet op wonen binnen een landschappelijke en ecologische structuur.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke stempels en woonbuurten te behouden. De wijk is een regulier woongebied, afgezien van een aantal kenmerkende ensembles met hoge cultuurhistorische waarde zoals: Hoeveneind, de ‘oude hofsteden’, het buitenverblijf ‘Rustenburg’ aan de Posthoorn en midden in het dorp het herenhuis ‘Withof’ in Empirestijl. De historische lintbebouwing van de Hoolstraat-Hoeveneind en Groenstraat-Laanzichtweg vormt hierop een tweede uitzondering wat maakt dat dit kenmerkend is voor de wijk en behouden dient te blijven. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes in de wijk afleesbaar dienen te blijven. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan. Tot de jaren ’60 verdicht het dorp langzaam langs de twee assen en op een paar dwarsverbindingen. Daarna wordt het dorp uitgebreid met woonbuurten die vooral intern veel samenhang vertonen, maar niet -of beperkt gericht zijn op de dorpskern of gebaseerd zijn op het onderliggende landschap. Voor nieuwe ontwikkelingen ligt er een opgave om de interne samenhang van Teteringen en de relatie met het landschap te versterken.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Teteringen onderverdeeld naar categorie

Heusdenhout

Analysekaart Heusdenhout

 

Welstandseenheden Heusdenhout

 

Korte omschrijving

Heusdenhout is gelegen aan de oostzijde van Breda. De grenzen van de wijk bestaan uit de Tilburgseweg in het noorden, de A27 in het oosten, de Franklin Rooseveltlaan (Zuidelijke rondweg) aan de zuidzijde en in het westen de groenzone die Heusdenhout scheidt van de wijk Brabantpark. Deze duidelijke wijkbegrenzingen zorgen ervoor dat de wijk een herkenbare eenheid vormt.

 

Tot aan de jaren ’60 bestond Heusdenhout voornamelijk uit een landelijke, agrarische omgeving. Langs een assenkruis van linten (historische wegen) ontstond het gehuchtje Heusdenhout, gemarkeerd door de 16e -eeuwse Sint Annakapel. Iets ten zuiden hiervan lag de buitenplaats Weilust (1787) voor de welgestelde elite. In 1961 is de gemeente Nieuw Ginneken samengevoegd met de gemeente Breda waardoor de weg vrij werd gemaakt voor grootschalige nieuwbouwontwikkeling.

 

In 1969 werd gestart met de aanleg van de wijk Heusdenhout op de plek waar de wijk grenst aan Brabantpark. Volgens de op dat moment heersende stedenbouwkundige en maatschappelijke opvattingen is de wijk planmatig tot stand gekomen. De woningnood van begin jaren ’60 vormde de aanleiding om op grote schaal stadsuitbreidingen te plannen waarbij rationeel werd verkaveld (opdeling van het land in diverse kleinere kavels/percelen), bebouwd en industrieel werd geproduceerd. De verschillende functies (wonen, werken, verkeer en groen) werden van elkaar gescheiden en in eigen gebieden georganiseerd.

 

Om een rationele verkaveling te kunnen realiseren, was het gebruikelijk dat bestaande bebouwing op de aangewezen bouwlocaties plaatsmaakte voor de realisatie van het masterplan. Hierbij was het gangbaar dat landschappelijke kenmerken verdwenen onder het ophoogzand. Onder druk van groeiende maatschappelijke weerstand tegen dit principe ontstond meer aandacht voor de bestaande context. Mede als gevolg hiervan is de oude linten structuur van de Heusdenhoutseweg en de Kapelstraat (zie 1.) voor een groot deel gehandhaafd. Echter bleken dit geen volwaardige auto-ontsluitingswegen waarna parallel hieraan, met de Heerbaan en Heusdenhoutsestraat een nieuwe wegenstructuur is aangelegd. Op het snijpunt van deze wegen is winkelcentrum de Bisschopshoeve (zie 2.) gerealiseerd.

 

Ligging van Heusdenhout in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Heusdenhout wordt bepaald door een groene kruisvormige ruimte vanuit de historische lintstructuren van de Heusdenhoutseweg, Heusdenhoutsestraat en de Kapelstraat samen met de parkway Heerbaan en wordt ook bepaald door de stadshoofdgroenstructuren aan de westzijde aan de oostzijde. . Hierbinnen liggen stedenbouwkundige eenheden op basis van stempelverkavelingen met een duidelijke ruimtelijk hiërarchie in onder andere bouwhoogten.

 

Door de groene rand rondom de wijk is de wijk als zelfstandige eenheid leesbaar. De stadsgroenstructuur aan de westzijde is de geledingszone tussen Heusdenhout en Brabantpark en zorgt dat o.a. sportvelden een 'zachte' aansluiting op de wijk krijgen. De A27 vormt een fysieke barrière en zorgt voor een hardere rand waar het groen vooral bestaat uit een brede groene geluidswal. Eveneens passend in de tijdsgeest is de aanwezigheid van een zogenaamd wijkwerkterrein. Aan de Aardenhoek (zie 3.) is hierin voorzien met een zone voor kleinschalige bedrijvigheid.

 

Het merendeel van de woningen is georganiseerd vanuit het principe van de stempelverkaveling. Hierbij zijn de repeterende ensembles geen orthogonale blokverkavelingen, maar opgebouwd uit oost-west gerichte rijen doorzonwoningen met een telkens iets verspringende voorgevel rooilijn. Door insteek straatjes is per ensemble een centrale, autovrije, groenzone vormgegeven. Aan de uiteindes hiervan zijn hoogteaccenten in de vorm van een galerijflat gesitueerd. De rijen doorzonwoningen positioneren zich haaks ten opzichte van de buurtgroenstructuur te midden van de stempel. Dit stempelverkavelingsensemble is repetitief zeven keer toegepast in de wijk aan weerszijden van de Heerbaan. De hoogteaccenten markeren de randen van de wijk aan de A27 en aan de zijde van Brabantpark met twaalf bouwlagen en markeren de ensembles aan de Heerbaan met accenten van zes bouwlagen. Aan de rand van de wijk (noordwest, noordoost en zuid) bevinden zich drie compacte locaties met patiowoningen. Deze vormen een integraal onderdeel van de planvorming waarbij geprobeerd is om door middel van verschillende woontypologieën mensen wooncarrière te laten maken, binnen de wijk.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke stempels en woonbuurten te behouden. De wijk is een regulier woongebied, typerend voor de naoorlogse wederopbouwarchitectuur. Echter vormt het historische assenkruis van linten hierop een uitzondering wat maakt dat dit kenmerkend is voor de wijk en behouden dient te blijven. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes in de wijk afleesbaar dienen te blijven. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan. Het grootste gedeelte van de wijk is al bebouwd waarbij we speciale aandacht vragen voor behoud van de typerende wijkgroenstructuur waar de structuur, gekenmerkt door de autovrije groenzones, haaks op de noordzuid georiënteerde bouwblokken, onlosmakelijk mee zijn verbonden.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Heusdenhout onderverdeeld naar categorie

Blauwe Kei

Analysekaart Blauwe Kei

 

Welstandseenheden Blauwe Kei

 

Korte omschrijving

Woonwijk de Blauwe Kei vormt samen met de gelijktijdig gerealiseerde woonwijk Overakker en het later gebouwde IJpelaar het stadsdeel Breda Zuidoost. Omstreeks 1364 verrees aan de noordrand van de Blauwe Kei, net buiten het plangebied, één belangrijke en zeer oude hoeve: ‘De Blauwe Kei’. De belangrijkste weg die door de landerijen van deze hoeve liep, was de Blauwe Keiweg (van de boerderij naar de Valkenierslaan). Tot begin jaren ’50 betrof het gebied een grotendeels onbebouwd agrarisch areaal van weilanden. In oostelijke richting sloot het aan op de vooroorlogse woningbouwuitbreidingen tussen Breda en het Ginneken. Te midden van een ‘web’ aan historische linten verrees ‘Valkenhorst’ in de nabijheid van de gelijksoortige buitenplaats ‘Vrederust’. In 1942 annexeerde Breda het dorp Ginneken van de gemeente Ginneken en Bavel waarna de Blauwe Kei onderdeel werd van het Bredaas areaal.

 

Blauwe Kei werd gerealiseerd tussen 1958-1963, met als basis een aantal belangrijke structuurdragers: de Valkenierslaan, het Fatimacomplex en buitenplaats Valkenhorst. Aan de bestaande historische linten werd een nieuwe structuur toegevoegd met de Fatimastraat als stedelijke radiaal. De wijk is een typisch naoorlogse wederopbouwwijk waarbij een herkenbare en duidelijke opbouw en scheiding van functies (wonen, werken, verkeer en groen) zijn gecombineerd met knikkende en draaiende straten om de rigide opzet te doorbreken.

 

Ligging Blauwe Kei in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Blauwe Kei wordt bepaald door de parkway zuidelijke rondweg Franklin Rooseveltlaan en het historische lint Valkenierslaan. Hiertussen bevinden zich stedenbouwkundige eenheden op basis van een bouwblokverkaveling rondom groene ontmoetingsplekken. De wijk wordt begrensd door de Franklin Rooseveltlaan (zuidelijke rondweg) in het noorden, de Loevesteinstraat in het oosten, de Valkenierslaan in het zuiden en de Fatimastraat in het westen.

 

Blauwe Kei is een rustige stadswijk en via drie zijdes verbonden met andere woonwijken. De wijk bestaat uit drie stempelvormige woonbuurten gegroepeerd rond het parochiecomplex aan de Fatimastraat met aanpalend het winkelcentrum (Erasmusplein, zie 1.). De Fatimastraat is een wijk overstijgende structuur en vormt een belangrijke route tussen Ulvenhout en de binnenstad van Breda, waarlangs meerdere stedelijke programmatische functies geplaatst zijn als het Valkeniersplein (winkels) en een onderwijsinstelling.

 

De lintbebouwing langs de Valkenierslaan is in de loop der tijd gerealiseerd. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen deze eenheid. Aan de achterzijde van het lint is de bebouwing afgerond met ruimtes vol van bedrijvigheid op de binnenterreinen. Aan het lint bevinden zich zowel vrijstaande woningen, twee-onder-één-kap-woningen en rijwoningen met traditioneel vormgegeven detailleringen.

 

Het Fatimacomplex (zie 2.) is gebouwd rond 1950. Het complex bestaat uit een kerk, klooster, pastorie en twee scholen. Op het gebied van de architectuur kenmerkt het complex zich door die vierdeling in het complex met onderdelen in Delftse schoolstijl met neo-romaanse kenmerken.

 

De voormalige buitenplaats Valkenhorst (zie 3.) is vervangen door de residentie Valkenhorst bestaande uit een viertal middelhoge appartementsgebouwen met ieder een eigen architectonische taal, verspreid gelegen in een parkachtige omgeving. Door symmetrie in de bebouwing wordt de stedenbouwkundige samenhang en de relatie met het groen benadrukt.

 

De drie stempel verkavelde woonbuurten (zie 4.) zijn georganiseerd rondom een collectieve groenruimte en bestaan veelal uit laagbouw. Ze zijn opgebouwd volgens de stijlprincipes van het functionalisme en vertonen daardoor veel overeenkomsten met elkaar. Aan deze groenruimtes zijn portieketageflats geplaats of rijtjeswoningen met de voorzijde gericht naar het groen. Aan de noordoost- en zuidwestzijde van het plangebied komt (middel) hoogbouw voor, van vier tot zeven bouwlagen. Waarbij de hogere bouwmassa’s aan de randen zijn geplaatst met laagbouwcomplexen daartussen. Er is één hoogte-accent in de vorm van een flat van zeven bouwlagen, geplaatst aan de Blauwe Kei. De stempelverkavelingen worden van elkaar gescheiden door de Viveslaan als buurtontsluitingsweg.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke stempels en woonbuurten te behouden. De wijk is een regulier woongebied, typerend voor de vroeg naoorlogse wederopbouwarchitectuur. Het historische lint van de Valkenierslaan vormt hierop een uitzondering wat maakt dat dit kenmerkend is voor de wijk en behouden dient te blijven. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen hierbij het uitgangspunt dat afleesbaar dient te blijven in de stadsstructuur. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan. Een groot gedeelte van de wijk is al bebouwd waardoor er met name transformatieopgaves spelen in het gebied, deze dienen op juiste wijze te worden ingepast met respect voor de bestaande context.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Blauwe Kei onderverdeeld naar categorie

IJpelaar

Analysekaart IJpelaar

 

Welstandseenheden IJpelaar

 

Korte omschrijving

IJpelaar wordt in het noorden begrenst door de Valkenierslaan en in het oosten door de stadsontsluitingsweg – Loevesteinstraat. Tot aan de jaren ’60 vormde de zuidzijde van IJpelaar met het Beekdal van de Bavelsche Leij, de rand van de stad. Met de bouw van VINEX-locatie Nieuw Wolfslaar veranderde deze situatie. Aan de westzijde wordt IJpelaar begrensd door de Overakkerstraat.

 

De naam IJpelaar betekent ‘open plek in een iepenbos’ wat refereert naar het laaggelegen drassige gebied zoals het bekend stond voor 1650. Later kwam er een blokvormige verkaveling met rechte dreven en kreeg het haar agrarische functie. Het gebied lag ingesloten tussen de gehuchten Overakker en IJpelaarseind (bij de Seminarieweg). Tussen de diverse gehuchten ontstonden lintvormige bebouwingsranden langs de Bavelselaan, Overakkerstraat en de Valkenierslaan. Op de kruising van linten werd de rooms-katholieke Mariakerk gebouwd, die nu gelegen is aan de rand van IJpelaar. Het ingepolderdland werd ook wel het Bavels Broek genoemd. Met de annexatie van de gemeente Nieuw Ginneken werd het gebied toegevoegd aan het Bredaas areaal. . Breda deed dit om het grondgebied op te kunnen nemen in het vooroorlogse stedelijke uitbreidingsplan. Dit plan werd diverse keren herzien, tot in 1962 werd gestart met de projectmatige aanleg van de wijk IJpelaar. De hoofdinfrastructuur volgt de oorspronkelijk agrarische verkaveling zoals deze omstreeks 1650 is aangelegd.

 

IJpelaar wordt gekenmerkt door haar ruime opzet en rationele naoorlogse verkaveling. Karakteristiek is de aaneengesloten groenstructuur, die in verbinding is gebracht met het buitengebied van de Bavelse Leij. Gemeenschappelijke wijkvoorzieningen zoals scholen, kerken en maatschappelijke voorzieningen zijn in het groene raamwerk gepositioneerd.

 

Ligging IJpelaar in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van IJpelaar wordt bepaald door de parkway Loevesteinstraat, de stadshoofdgroenstructuur met de Bavelsche Leij en de historische linten de Valkenierslaan, Overakkerstraat en Bavelselaan. Hierbinnen bevindt zich een assenkruis van ontsluitingswegen en hoofdgroenstructuren met centraal gelegen een winkelcentrum als hart van de wijk. Aan deze structuren bevinden zich diverse stedenbouwkundige eenheden op basis van blokverkavelingen met groene plekken voor ontmoeting.

 

De hoofdstructuur van de wijk, het ‘assenkruis’is opgebouwd uit de ontsluitingswegen Zwijsbergenstraat en Groot Ypelaardreef die met boombeplanting de hoofdstructuur ten noorden van het winkelcentrum ‘De Burcht’ (zie 1.) vormen. Vanuit architectonisch oogpunt is het complex op de typerende passage na, niet bijzonder. Over de positionering van dit complex in de wijk is echter erg goed nagedacht. Vanaf het winkelcentrum richting het zuiden ligt, centraal in de wijkhet wijkpark of de hoofdgroenstructuur van de wijk als een L-vorm, die naar de Loevesteinstraat knikt. Deze structuur geleed de wijk, maakt de afzonderlijke buurten leesbaar en biedt ruimte voor functies voor de wijk zoals sport, bewegen, groen of zorgfuncties.

 

De historische lintbebouwing langs de Valkenierslaan en Overakkerstraat is in de loop der tijd gerealiseerd. Hierbij is het overgrote deel van de bebouwing tussen 1900 en 1930 ontstaan. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en de verscheidenheid vormen deze eenheid. Aan het lint bevinden zich zowel vrijstaande woningen, twee-onder-één-kap-woningen en rijwoningen met traditioneel vormgegeven detailleringen. Aan de achterzijde van de Valkenierslaan is de ruimte tussen woongebied en het lint ingevuld met verschillende functies en type bebouwing; voornamelijk bedrijvigheid en kleinschalige inbreidingslocaties (zie 2.). De achterzijde van de Overakkerstraat is gelegen aan de wijkgroenstructuur en biedt ruimte voor: sport, zorginstellingen, onderwijs, kantoren een begraafplaats en ‘kleinschalige’ stedelijke inbreidingen.

 

De wijk is opgebouwd uit zes stempelverkavelingsensembles (zie 3.) gesitueerd rondom buurtgroen. Aan deze kleine groene ruimte zijn zoveel mogelijk grondgebonden rijwoningen toegevoegd waarbij de voorzijde van de woning uitkijkt op deze collectieve groene ruimte. Indien er bebouwing in deze groene ruimtes is geplaats, betreffen dat collectieve voorzieningen met een toegevoegde waarde voor de wijk zoals scholen, wijkgebouwen en kerken. Deze gebouwen zijn vaak één of twee bouwlagen hoog en daarmee duidelijk ondergeschikt aan het omliggende groen. Aan de buitenranden van de stempelverkavelingsensembles bevinden zich rijwoningen met voorkanten welke uitzicht hebben op de wijkgroenstructuur. De ruimtelijke opzet van de stempels en het groen komt voort uit de‘de naoorlogse wijkgedachte’. Het ontwerp van de woonwijk heeft zijn grondslag in de veronderstelde sociale constellatie. . De kleinste kinderen konden spelen in ‘het buurtgroentje’ – waar de ouders direct toezicht op hebben, de iets grotere kinderen kunnen naar het wijkpark in de buurt en dan is er voor ieder ander het natuurgebied rondom de Bavelse Leij. Circa 60% van de woningen in IJpelaar bestaat uit laagbouw. Aan de rand van de ‘stempels’ is middelhoogbouw (portieketageflats) in de wijkgroenstructuur geplaatst.

 

De bebouwing (zie 4.) die is geplaats in de wijkgroenstructuur kent een alzijdig karakter en is afwijkend van de omliggende bebouwing. Bebouwing is in beginsel altijd ondergeschikt aan de groene omgeving waarin het staat. Ook is deze bebouwing alzijdig vormgegeven (geen zij- en achterkanten) en het materiaal- en kleurgebruik is passend bij de groene omgeving en de overige bebouwing in de betreffende groene ruimte.

 

Langs de Loevesteinstaat is de afgelopen jaren een stedelijke rand verrezen die de route vanuit Bavel naar het centrum van Breda begeleidt. Omstreeks 2012 zijn de twee langgerekte licht knikkende galerijflats van een extra bouwlaag en een nieuwe thermische schil voorzien. Met de realisatie van meerdere grootschalige bebouwing langs de Loevesteinstraat is een dynamische rand ontstaan met uitzicht op de landschappelijke driehoek.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke stempels en woonbuurten te behouden. De wijk is een regulier woongebied, typerend voor de naoorlogse wederopbouwarchitectuur. De historische lintbebouwing aan de randen van de wijk vormt hierop een uitzondering wat maakt dat dit kenmerkend is voor de wijk en behouden dient te blijven. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes in de wijk afleesbaar blijven. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan. Speciale aandacht wordt gevraagd voor het versterken van de hoofdstructuur van de wijk en het behoud van de typerende wijkgroenstructuur. Hierbij is de functie van de groenstructuur voor de geleding in duidelijk herkenbare buurten van belang. Kenmerken als openheid en overzicht en voldoende maat voor groen en bomen zorgt dat de wijkgroenstructuur als een samenhangende wijkstructuur leesbaar kan blijven.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart IJpelaar onderverdeeld naar categorie

Nieuw Wolfslaar

Analysekaart Nieuw Wolfslaar

 

Welstandseenheden Nieuw Wolfslaar

 

Korte omschrijving

Nieuw Wolfslaar is een langgerekte woonwijk in het zuidoosten van Breda. Via de noordkant is de wijk ontsloten aan de Lange Bunder. De lange Bunder loopt door in de Loevesteinstraat en vormt de verbinding met het centrum van Breda. De lange zijde aan de oostkant van Nieuw Wolfslaar wordt begrensd door het groen van de geluidswal langs de A27. Aan de overzijde van de snelweg ligt het dorp Bavel. Aan de zuidkant bevindt zich het cultuurlandschap (agrarische gebruik) dat geleidelijk overloopt in het Ulvenhoutse Bos. Aan de westzijde vormt de Bavelsche Leij een natuurlijke buffer met de woonwijk IJpelaar.

 

Tot aan de eeuwwisseling vormde Nieuw Wolfslaar een onderdeel van het buitengebied en was het agrarisch in gebruik genomen. Aan de Bavelselaan, Klein Wolfslaar en het Koolpad lagen enkele woningen en agrarische bedrijven. De bron van de Bavelsche Leij (nabij St. Joost), in de weilanden langs de Loevesteinstraat vormde vroeger de waterafvoer van het laaggelegen gebiedje Bavels Broek. Later is hier de woonwijk IJpelaar gerealiseerd. Deze kleine watergang was in het verleden gekanaliseerd maar krijgt mede in het kader van de planontwikkeling van Nieuw Wolfslaar een natuurlijker verloop. Tevens biedt deze ingreep een antwoord op het wateroverlast van de aangrenzende wijk IJpelaar.

 

Nieuw Wolfslaar is een ruim opgezette woonwijk die omstreeks 2000 is gebouwd als VINEX-uitbreidingslocatie. Met de VINEX-gedachte werd voorgesorteerd op een gedifferentieerde woningvoorraad bedacht vanuit verschillende woonmilieus zoals: (geluidwal)wonen, waterwonen, wonen in de jaren ’30 sfeer en landelijk wonen. Het gros van de woningen is gebouwd als eengezinswoning waarbij er zowel koop- als huurwoningen in verschillende prijscategorieën beschikbaar kwamen. Het gebied langs de beek is uitgebreid met groene en recreatieve parkfuncties. De woningen grenzend aan de beek reageren telkens op eigen wijze op deze zone, waardoor de betekenis verder wordt versterkt.

 

Ligging van Nieuw Wolfslaar in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Nieuw Wolfslaar is opgespannen tussen stadshoofdstructuur met de Bavelsche Leij en de groene in het landschap geïntegreerde geluidswal langs de snelweg A27 en wordt doorsneden door het historische lint de Bavelselaan en Nieuw Wolslaarlaan. Achter het lint wordt de gebiedskarakteristiek bepaald door een villapark met veel ruimte voor openheid en groen. Aan de noord- en zuidzijde bevinden zich stedenbouwkundige eenheden op basis van een strokenverkaveling in oost-west richting met lange doorgaande lijnen en solitaire gebouwen in het groen die bepalend zijn voor de gebiedskarakteristiek.

 

Voor al haar voorzieningen is Nieuw Wolfslaar aangewezen op naastgelegen woonwijken. Bij de planvorming zijn een aantal oude historische verbindingswegen geïntegreerd. De Nieuw Wolfslaarlaan (zie 1.) is hier onderdeel van. Deze werd vroeger gevormd door het oude lint Bavelselaan - Oude Bredaseweg, maar is nu door de A27 losgeknipt van Bavel.. Zo ook het lintvormige gedeelte van Klein Wolfslaar en het Koolpad (zie 2.), dat de verbinding vormde tussen het gehuchtje IJpelaarseind en de Bavelselaan. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen deze eenheid die met name is opgebouwd uit vrijstaande woningen. De Thoornseweg is als nieuwe ruggengraat door de wijk aangelegd en ontsluit de wijk aan noordelijke zijde. De weg vormt geen doorgaande route, zodat sluipverkeer en overlast voor de omliggende woongebieden wordt vermeden. Ten aanzien van het langzaam verkeer en het openbaar vervoer is daarentegen juist gestreefd naar een zo groot mogelijke verweving met de bestaande woongebieden IJpelaar, Bavel en Overakker.

 

Nieuw Wolfslaar is onderverdeeld in een noordelijk gebied, een zuidelijk gebied en een middengebied. Het noordelijke gebied wordt gemarkeerd door de twee Wolfslaar wachters (middelhoge torens, zie 3.), waar je tussendoor rijdt om toegang te krijgen tot Nieuw Wolfslaar. De begrenzing van de geluidswal aan de oostelijke zijde is primair aangebracht vanuit de noodzaak om de woonwijk af te schermen van het geluid van de A27. De geluidswal vormt de droge tegenhanger van de Bavelse Leij aan de westzijde. De halfopen bouwblokken zijn haaks op de geluidwal gesitueerd, zodat de betekenis van de wal tot diep in de openbare ruimte van de clusters kan doordringen. Langs de Thoorsneweg is de strakke verkaveling voelbaar met de haaks gepositioneerde zijgevels van de rijwoningen op een rigide ritmiek. Grenzend aan de geluidswal is in het meest noordelijk puntje een complex van CPO-woningen (collectief particulier opdrachtgeverschap) geplaatst. Aan de meest westelijke zijde, grenzend aan de Bavelsche Leij is strokenbouw gepositioneerd met uitzicht op de beek. Door middel van half verdiepte parkeergarages is de auto hier uit het zicht onttrokken waardoor het groene karakter kan doordringen tot in de wijk.

 

Het middengebied (zie 4.) wordt doorsneden door het oude lint van de Nieuw Wolfslaarlaan dat doormiddel van een fietsbrug over de geluidswal verbonden is met Bavel. Dit middengebied kenmerkt zich door de slingerende straatjes met vrije kavels en allerlei verschillende type villawoningen. Variërend van cataloguswoningen tot enkele architectonische hoogstandjes.

 

Het zuidelijke gebied (zie 5.) is een hedendaagse woonwijk in de (neo)stijl van de jaren ’30. De zijstraten verwijden zich hier richting de groene randen waardoor het omliggende groen goed beleefbaar is. De woningen in dit gebied kennen een subtiel vormgegeven overgang tussen binnen en buiten: een gemetseld muurtje op de perceelsgrens in de voortuin, een iets terug liggende voordeur, erkers en een hellend dak met grote uitstekende goten zijn slechts enkele voorbeelden. Er is op ieder schaalniveau geprobeerd om het groen zo goed mogelijk beleefbaar te maken. Aan de Thoornseweg zijn de kopse zijgevels voorzien van een architectonische verbijzondering waar vervolgens de ingang van de woning aan gepositioneerd is. Als tegenhanger op deze hedendaagse invulling van de jaren ’30 wijk is een cluster van appartementen (zie 6.) geplaatst in het groen. Het complex kent een alzijdig karakter met een collectieve groene binnenruimte. Dit complex vormt de overgang met het cultuurlandschap met uitzicht op het Ulvenhoutse Bos en het gebouw Belvedère (zie 7.) aan de rand van IJpelaar.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de drie woongebieden te behouden. De wijk is een regulier woongebied, typerend voor VINEX-uitbreidingslocaties. De historische lintbebouwing die in de wijk is geïntegreerd vormt hierop een uitzondering wat maakt dat dit kenmerkend is voor de wijk en behouden dient te blijven. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes in de wijk afleesbaar dienen te blijven. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de driedeling in de wijk of met een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Nieuw Wolfslaar onderverdeeld naar categorie

Bavel

Analysekaart Bavel

 

Welstandseenheden Bavel

 

Korte omschrijving

Bavel is ontstaan op circa 5 km afstand tot het historische centrum van Breda en gelegen ten zuidwesten van Breda op de grens van stedelijk en landelijk gebied. In noordelijke richting grenst Bavel door middel van een ruime landschappelijke zone aan het sinds 2017 geopende Breepark. Aan de oostelijke zijde vormt de Lange Bunder en de reeds in een ‘natuurlijk verloop’ teruggebrachte Gilzewouwerbeek de overgang met het agrarische buitengebied. In zuidwestelijke richting is het dorp Bavel begrensd door de ligging in de oksel van de snelwegen A27 en A58. Deze snelwegen scheiden Bavel af van de naastgelegen wijk Nieuw Wolfslaar.

 

Bavel is ontstaan op twee hoger gelegen dekzandruggen. Deze kennen we tegenwoordig als Eikberg en Kerkeind. Het landschap hiertussen bestond uit lagere zandgronden. In oostelijke richting liep het gebied af richting het beekdal van de Gilzewouwerbeek. In het gebied zijn vondsten uit de middeleeuwen, nieuwe tijd, ijzertijd, bronstijd en Romeinse tijd aangetroffen, wat het archeologisch potentieel van dit gebied illustreert. In de veertiende eeuw kwam het gebied verder tot ontwikkeling. Rondom de historische kern ontstonden meerdere gehuchtjes: Roosberg, Kerkeind, Eikberg, Bolberg, Tervoort, Lijndonk en IJpelaarseind. De wegen die deze gehuchtjes verbonden ontwikkelden zich gaandeweg tot linten. In het huidige stratenpatroon zijn enkele van deze historische verbindingswegen nog altijd herkenbaar: Kloosterstraat, Brigidastraat, Kerkstraat. Op de locatie van de huidige begraafplaats wordt in 1488 een kerk gebouwd. Het gehucht Tervoort wordt middels een kerkpad verbonden met deze kerk. Het zuidelijk Kerkeind ontwikkelt zich tot de belangrijkste nederzetting in het gebied. Er is sprake van een klein dorp. Door de lintbebouwing aan de verbindingsweg tussen de kerk en het zuidelijke Kerkeind (Kerkstraat) groeien deze bewoningskernen in de 19e eeuw aan elkaar.

 

Eeuwenlang was de ontwikkeling van Bavel miniem. Pas na de tweede wereldoorlog begint men onder de druk van de wederopbouw en woningnood met de uitbreiding van het dorp (jaren ’60). Deze uitbreidingen vonden concentrisch plaats met de kerk als middelpunt. Sinds 1997 valt Bavel, als gevolg van gemeentelijke herindelingen onder het gemeentebestuur van Breda. Het dorpse en zelfstandige karakter is altijd goed bewaard gebleven. In Bavel wordt hoofdzakelijk gewoond, voorzieningen die het basisniveau overstijgen zoals voortgezet onderwijs, winkelcentra en werkgelegenheid zijn slechts beperkt aanwezig waardoor bewoners zijn georiënteerd op Breda.

 

Ligging Bavel in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Bavel wordt bepaald door de parkway Lange Bunder en Gilzeweg, de historische linten Dorstseweg, Kerkstraat, Brigidastraat en Kloosterstraat, de groene landschappelijke inbedding van de snelweg A27 en de hoofdgroenstructuur met voorzieningen. Hieraan liggen diverse stedenbouwkundige eenheden op basis van blokverkavelingen met eigen secundaire groenstructuren die bepalend zijn voor de gebiedskarakteristiek.

 

Doordat Bavel zich in verschillende tijdsperioden heeft ontwikkeld en niet vanuit één planmatige structuur zijn er verschillende stedenbouwkundige en architectonische stijlen aanwezig. De verschillende uitbreidingen zijn steeds langs de oude linten geplaatst of gepositioneerd in de richting van de oude linten. In de vroegere jaren stonden langs de linten voornamelijk boerderijen en enkele herenhuizen nabij de kerk. In de latere jaren is door het verdwijnen van de agrarische functie binnen het dorp, ruimte vrijgekomen voor inbreidingen langs de linten. Hierdoor is een gevarieerd beeld ontstaan. De lintstructuur in Bavel bestaat uit de volgende wegen: Seminarieweg, Dorstseweg, Kerkstraat, Brigidastraat, Roosbergseweg, Kloosterstraat, Kerkeind en de Oude Bredaseweg en loopt door de oude gehuchtjes verder het buitengebied in.

 

Na 1960 kwam Bavel in toenemende mate onder invloed te staan van verstedelijking. Uitbreidingen langs de Lange Vore, Korte Vore en Mariastraat (zie 1.) vonden plaats voornamelijk in twee-onder-een-kapwoningen. Tegelijkertijd naderde Breda door de aanleg van de wijk IJpelaar. Door de aanleg van de A27 zijn de oude lintstructuren (Oude Bredaseweg, Veenstraat, Seminarieweg, Kruisstraat) doorsneden en kreeg Bavel een meer geïsoleerde ligging ten opzichte van Breda ten oosten van de snelweg. Tussen ongeveer 1970 en 1980 werd het dorp in zuidwestelijke richting (richting A27) uitgebreid. Vanuit die tijd dateren de aanleg van o.a. de Deken Dr. Dirckxweg, de Jan Oomenstraat en de Schoutenlaan. De verschillende clusters concentreren zich rondom wigvormige groenruimtes die uitlopen in westelijke richting via het cultuurlandschap tot aan de snelweg (zie 2.). Met deze uitbreidingen is waaierachtige dorpsrand gecreëerd.

 

In de jaren ’80 en '90 werd aan de noordkant van het voormalige lintdorp de wijk ‘Bunder’ aangelegd samen met het gelijknamige bedrijventerrein. Randweg de Lange Bunder werd aangelegd ten gevolge van de verkeersoverlast langs de oude linten én de vanwege de mogelijkheid het dorp uit te breiden tot aan deze randweg. Ten midden van deze nieuwbouwwijk werd ‘de Groene long’ (zie 3.) aangelegd, een wijkpark dat een groene verbinding vormt van de Gilzewouwerbeek via het Hof en de Deken Dr. Dickxweg, langs het boscomplex aan de Roosbergseweg tot aan de sportverenigingen. Alle publieksgerichte functies bevinden zich in, of in de nabijheid, van deze groenstructuur en geven Bavel haar kenmerkende groene parkachtige karakter. De clusters van woningen zijn vaak georganiseerd rondom een collectief groen hof waar woningen naar georiënteerd zijn.

 

Vanaf het begin van deze eeuw wordt het dorp uitgebreid met de, aan de andere kant van de snelweg gelegen, wijk Nieuw Wolfslaar. In zuidelijke richting breidt Bavel zich uit door het nieuwbouwproject Daalakker (woningbouw in het dure segment, zie 4.), gelegen langs het boscomplex aan de Roosbergseweg. Een groot deel van deze buurt gebouwd volgens de (neo)principes van de tuinwijk met jaren ’30 woningen, waarbij veel aandacht is toebedeeld aan het groene karakter. Een ander gedeelte van deze wijk is ingericht als inbreidingslocatie aan het lint van de Roosbergseweg. Met de bouw van de Eikbergse akker is de inbreidingslocatie tussen de Brigidastraat en de Gilzeweg ingevuld waarbij wordt gewoond rond een groene kern, net als in een groot deel van Bavel. Tevens vond er ook een uitbreiding plaats aan oostelijke zijde van de Lange Bunder met villawijk ‘het Eikbergseveld’ vanuit een ruimtelijk concept van erven in het groen (zie 5.). Het groen dooraderd hier het gebied, als overgang naar het buitengebied met landelijk wonen rondom een gezamenlijk erf, geïnspireerd op een (langgevelboerderij met schuren).

 

In Bavel–Zuid staat een uitbreiding van circa 1000 woningen gepland met in Bavel zuidoost een bedrijventerrein van circa 45 hectare. In de gebiedsvisie die in 2023 is opgesteld samen met het dorp, is het gesprek aangegaan over de leidraad voor toekomstige ontwikkeling.

 

Waardering

Bavel is ontstaan vanuit meerdere gehuchtjes op strategische plekken in een dynamisch landschap. Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in Bavel te behouden waarbij de relatie met dit omliggende landschap essentieel is. De historische lintbebouwing die het gebied heeft gevormd is nog steeds de structuurdrager van het dorp. De individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes afleesbaar dienen te blijven. Hierbij vragen we speciale aandacht voor de geleidelijke overgang binnen de historische linten die uitlopen van intensief in het centrum tot extensief in het buitengebied. De mogelijkheden voor inbreidingen zijn vanwege ruimtegebrek beperkt. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van het gebied of een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Bavel onderverdeeld naar categorie

Overakker

Analysekaart Overakker

 

Welstandseenheden Overakker

 

Korte omschrijving

Overakker wordt begrensd door de Overakkerstraat in het noordoosten, het buitengebied met voormalig landgoed Wolfslaar in het zuiden en de Kerkhofweg in het westen van de woonwijk. Aan de westelijke begrenzing vormt de Allerheiligenweg tevens een belangrijke verbinding tussen de binnenstad van Breda en Ulvenhout.

 

De naam Overakker komt voort uit ‘aan de overkant van de Ginnekense akkers’. Overakker was eeuwenlang een klein buurtschapje langs de Overakkerstraat en de Bavelselaan dat uit enkele boerderijen bestond. In Overakker ontstond een buitenplaats genaamd Vrederust. Van origine was dit een boerderij waar omstreeks 1770 een herenhuis is bijgebouwd. Tussen 1778 en 1792 is het gehele complex herbouwd waarmee het park dat bij het landhuis hoorde in eigendom is gekomen van de gemeente Breda en daarmee publieke toegankelijkheid heeft verworven. Langs de randen van Overakker ontstonden historische linten die de verschillende buurtschapjes onderling met elkaar verbonden, rond 1925 werden er aan de Overakkerstraat diverse woningen bijgebouwd. Het Mariaplein met het kerk- en kloostercomplex dat dateert uit de jaren ’30 zou later het centrum van Overakker worden. De tweede wereldoorlog zorgde voor veel vertraging en de kerk bleef geïsoleerd aan de akkers staan.

 

Na de tweede wereldoorlog was er een ernstige woningnood als gevolg van de vooroorlogse bouwachterstand, de bouwstop van 1942 en de enorme bevolkingsgroei van na de bevrijding. De jaren vijftig en zestig stonden dan ook in het teken van het bouwen van een groot aantal woningen en voorzieningen in nieuwe uitbreidingswijken. Overakker is zo’n naoorlogse wijk waar vanaf 1958 grootschalig nieuwbouw plaatsvond die de wijk haar huidige vorm heeft gegeven.

 

Ligging Overakker in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Overakker wordt bepaald door de historische linten Overakkerstraat, Bavelselaan en Ulvenhoutselaan. Hiertussen liggen stedenbouwkundige eenheden op basis van een stempelverkaveling die is opgespannen tussen hogere straatwanden met portiekflats. Ten zuiden van het lint de Bavelselaan ligt Wolfslaar, een villapark, met veel ruimte voor openheid en groen als beeldbepalende overgang naar het buitengebied.

 

Aan het historische lint van de Overakkerstraat was reeds in de jaren 30 het complex met de ‘Maria Middelares kerk van alle Genade’ aan een voorruimte in expressieve baksteenarchitectuur gerealiseerd(zie 1.) Direct na de oorlog werd begonnen met het aanvullen van de vooroorlogse bebouwing aan de Bavelselaan en de Overakkerstraat met in hoofdzaak (half)vrijstaande woningen tot aaneengesloten bebouwingslinten. De individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen deze eenheid. Aan de achterzijde van deze linten is in sommige gevallen een substructuur aangebracht van nieuwe woningen of kleinschalige bedrijvigheid ter afronding van de lintstructuur. Parallel aan de historische lintroutes werden nieuwe autowegen aangelegd die de uitbreidingswijken moesten ontsluiten. De Franklin Rooseveltlaan (zuidelijke rondweg) werd ten zuiden van de Molengrachtstraat (langs de Molenlei) gerealiseerd en de Fatimastraat/Allerheiligenweg ten oosten van de Ploegstraat/Gaffelstraat/Kerkhofweg (Ginneken).

 

Overakker bestaat uit twee delen, Mariaveld en Wolfslaar, gescheiden door de Bavelselaan. Mariaveld bestaat uit stempelverkavelingsensembles georganiseerd rondom een ‘buurtgroentje’ en heeft een meer stedelijk karakter. De woonstempels die in de wijk liggen worden gekenmerkt door open- en halfopen bouwblokken, gebouwd volgens de CIAM-methode, waarin gebruik is gemaakt van een rasterstructuur met veel rechte lijnen. De bebouwing in de stempels bestaat voornamelijk uit rijenwoningen van twee lagen en een zadeldak. Door de beperkte hoogte van de woningen en grote hoeveelheid groen hebben de stempels een ruim karakter. Door het hart van de buurt loopt de monumentale Marialaan die de naastgelegen woonwijk IJpelaar met het Ginneken verbindt. De Marialaan wordt gekenmerkt door een iets uitlopende bebouwingsrand (middelhoogbouw) met stevige laanbeplanting. Aan weerszijden van de Marialaan bevinden zich de twee vergelijkbare stempels (zie 2.) van woonbuurten. Ook hier is hiërarchie in de ruimtelijke opbouw gecombineerd met de ontwerpthema’s knikken en draaien om een al te rigide opzet te doorbreken. Kenmerkend is dat de garageboxen en trafohuisjes op verschillende manieren in de verkaveling zijn geïntegreerd en volwaardig meedoen in het straatbeeld.

 

De Overakkerstraat kent een lichte kromming waarna je op ‘spelende’ wijze stuit op het parochiecomplex ter afronding van de ruimte. Wolfslaar (zie 3.) ligt ten zuiden van de Bavelselaan en bestaat uit vrijstaande woningen op ruime groene kavels als geleidelijke overgang naar het buitengebied. De architectuur is doorgaans gebouwd in de jaren vijftig en zestig.

 

Het ruimtelijk-historisch waardevolle parochiecomplex is vanaf 1960 aangevuld met ouderenhuisvesting (inmiddels herbouwde Huize Overakker, zie 4.) en wooncomplex ‘De Damiaan’. Qua architectuur is hier gekozen voor een andere taal die contrasterend is met de expressieve baksteenarchitectuur. Qua positionering is moderne bebouwing toegevoegd in de bocht van de Marialaan waardoor de kerk - met haar centrale positie in wijk, aan zichtbaarheid heeft verloren.

 

Het Vrederustpark (zie 5.) is een waardevol park, dat mooi geïntegreerd ligt in het stedelijk gebied. Het wordt begrensd door de Overakkerstraat, Nobelstraat, Lorentzstraat en het Madam Curieplein. Vrederust bestaat uit een aantal gebouwen, die verspreid liggen in het park, waaronder een klassieke achttiende-eeuwse villa, die de status heeft van rijksmonument.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke stempels en woonbuurten te behouden. De wijk is een regulier woongebied, typerend voor de naoorlogse wederopbouwarchitectuur. De historische lintbebouwing van de Bavelselaan en Overakkerstraat aan de randen van de wijk vormen hierop een uitzondering, wat maakt dat dit kenmerkend is voor de wijk en behouden dient te blijven. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes in de wijk afleesbaar dienen te blijven. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan. Het grootste gedeelte van de wijk is al bebouwd waarbij we speciale aandacht vragen voor zorgvuldig beheer. Tijdens de ontwikkeling heeft men moeite gehad met aansluiting op de oude structuurlijn van de Overakkerstraat. De centrale positie van het parochiecomplex heeft hierbij aan zichtbaarheid verloren.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Overakker onderverdeeld naar categorie

Ginneken

Analysekaart Ginneken

 

Welstandseenheden Ginneken

 

Korte omschrijving

Ginneken is ontstaan als een autonome dorpskern aan de zuidzijde van Breda. De wijk wordt aan de noordzijde begrensd door de zuidelijke rondweg (Franklin Rooseveltlaan / Johan Willem Frisolaan). Met de bouw van de Blauwe kei en Overakker heeft de oostelijke zijde van de woonwijk haar definitieve vorm aangenomen. Aan de zuidwestelijke zijde meandert het beekdal van de Mark, met een prominente plek voor kasteel Bouvigne. Het meest westelijke gedeelte sluit aan op Ruitersbos en vormt een geleidelijke overgang richting het Mastbos.

 

In het landschap wisselen dekzandruggen, glooiingen en beekdalen elkaar af. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat er in omgeving van de historische kern in ieder geval bewoning plaatsvond vanaf de late middeleeuwen. Gedurende de Spaanse tijd lag een deel van de militaire linies door Ginneken, wat maakt dat er archeologische verwachtingswaarden aan het gebied zijn toegekend.

 

Ginneken is ontstaan als een agrarische nederzetting op de verbinding tussen Breda en Hoogstraten. Het voormalige dorp vormt de overgang tussen stad en onbebouwde natuurgebieden in zuidelijke richting. Vanaf eind 1800 veranderde het gebied van een landelijke gemeente steeds meer richting woongemeente. Waar men in de 19e eeuw vooral naar de buitens trok, ging men in de 20ste eeuw hoofdzakelijk naar de nieuwe woonwijken. Ginneken is een voormalig dorp dat na slechting van de vestingwerken van Breda geleidelijk aan is geannexeerd en opgenomen in het stedelijke weefsel. Met name in de jaren 1910, ’20, en ’30 kende Ginneken de grootste uitbreidingen. Het deels behouden dorpskarakter en de nabijheid van de natuur zorgen voor een aangenaam leefklimaat. Ginneken kent door haar geleidelijke opname (sinds 1942) in de stad Breda een zeer gevarieerde opbouw.

 

Ligging Ginneken in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Ginneken wordt bepaald door de stadshoofdgroenstructuur met de Mark en de clustering van historische linten. Achter de linten bevinden zich diverse stedenbouwkundige eenheden op basis van blokverkavelingen. Aan de westzijde van de Mark ligt het bijzondere stedenbouwkundig ensemble: De Baronielaan.

 

Parallel aan de Mark loopt de oudste en belangrijkste lintvormige verbindingsweg van het dorp – de Ginnekenweg, Raadhuisstraat en Ulvenhoutselaan. Op de samenkomst van deze route met de Duivelsbruglaan werd bebouwing opgericht, zodat een compact dorpsplein ontstond, de Ginnekenmarkt (zie 1.) - het historische centrum van de wijk. Kenmerkend is het bebouwingsbeeld dat afkomstig is uit meerdere perioden en de afwisseling in het wegprofiel met losstaande villa’s en blokken herenhuizen. Van oudsher vormde de Ginnekenweg, Prins Hendrikstraat en de Fatimastraat/Allerheiligenweg de hoofdroutes. Vanaf 1897 is de Baronielaan als Boulevard Mastbosch planmatig aangelegd en in duidelijk karakteristieke stijl bebouwd met luxe herenhuizen. De laan heeft een breed profiel en een dubbele rij bomen. Vanaf de vroege twintigste eeuw is de lintbebouwing doorgezet of langs reeds bestaande ‘secundaire’ verbindingen, omdat er op deze wijze tegen relatief lage kosten gebouwd kon worden. Er werd immers gebruik gemaakt van bestaande infrastructuur en er was weinig materiaal nodig, omdat de woningen in rijen tegen elkaar werden geplaatst. Voorbeelden van deze aaneengesloten woningen zijn de Ploegstraat, Gaffelstraat, Prins Hendrikstraat, Bavelselaan en delen van de Rozenlaan. De woningen aan deze linten kenmerken zich door hun kleine volumes van één bouwlaag met kap- of twee en incidenteel drie bouwlagen met beperkte breedte en diepte veel individualiteit en opbouw uit kleinschalige eenheden.

 

Tussen 1925 en 1940 werd gestart met de bouw van de eerste buurten door particuliere ontwikkelaars. Deze buurten werden gebouwd tussen de historische linten (zie 2.). Op deze wijze werd het ongebreideld voortbouwen langs linten een halt toegeroepen, en werden afstanden tot bijvoorbeeld voorzieningen ingeperkt. Deze nieuwe buurten in Ginneken waren voornamelijk bestemd voor de (gegoede) middenklasse. In het noorden en westen van Ginneken zijn zulke buurten terug te vinden. De middenstandswoningen rond de kern van Ginneken zijn voornamelijk gebouwd in de stijl van het zakelijk expressionisme.

 

In de periode van de wederopbouw (1945-1955) en stadsuitbreiding werden vanaf 1950 ten oosten van de kern aan het Schoolakkerplein (zie 3.), woningen gebouwd in grondgebonden aaneengesloten rijen met twee bouwlagen en een kap vervaardigd in rode baksteen. Dit betroffen forse planmatige uitbreidingen als reactie op de woningnood. Ook het noordelijke gedeelte van de Fatimastraat kenmerkt zich door zulke woningen. Vanaf beide zijden van het Schoolakkerplein, een plein dat overigens in 1930 al was aangelegd, bestaan duidelijke zichtlijnen naar de toren van de St. Laurentiuskerk. Het gebied tussen Mark en Ulvenhoutselaan, Valkrust (zie 4.), kenmerkt zich door gebouwen in een groene omgeving. In het meest noordelijke deel van Valkrust ligt een verzorgingstehuis, een groot vrijstaand complex van zes verdiepingen hoog, gebouwd na de Tweede Wereldoorlog. In het midden van het gebied liggen vier appartementencomplexen, middelhoogbouw van vier bouwlagen, plus een forse dakopbouw. Meer naar het zuiden ligt een parkje en enkele vrijstaande villa’s.

 

De jaren zestig vormen een periode waarin Ginneken gestalte heeft gekregen. Als gevolg van de sterke toename van het autoverkeer in de jaren zestig is de Allerheiligenweg aangelegd. Deze route met aansluiting op de zuidelijke rondweg ligt parallel aan de oude route tussen Ulvenhout en Breda via de Ginnekenweg, waardoor de dorpskern van Ginneken ontlast werd. Er werden grondgebonden eengezinswoningen en appartementenblokken (van vier bouwlagen) gebouwd langs de nieuw aangelegde weg. De restruimte tussen de Ploegstraat/Gaffelstraat/ Kerkhofweg en de Fatimastraat werd gebruikt voor kleinschalige of ambachtelijke bedrijvigheid en eenmansbedrijven. Voor een gedeelte waren deze bedrijven vóór de aanleg van de nieuwe autoroute al aanwezig. De bedrijven op de binnenterreinen zijn bereikbaar via smalle, onopvallende stegen tussen de woningen en daarmee uit het zicht onttrokken. Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw werd de wijk door gebrek aan fysieke uitbreidingsmogelijkheden op diverse plaatsen geïntensiveerd. Met name de laatste decennia zijn diverse vrijgekomen bedrijvenlocaties getransformeerd tot hofjes met woningen en maatschappelijke functies. Hierbij gaat het om de volgende woonhoven: Fortuynhof, Henri ’t Sasplein, Burgemeester Beenshof, Tuin Ginneken en Ginnekenhof. Alsook de splitlevelwoningen aan de Keermanslaan 1976 met inpandige garageboxen, hetgeen ook een voorbeeld is van de compacte-stadgedachte.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke stempels en woonbuurten te behouden. De bebouwing in de oude kern van Ginneken heeft een eigen maat en schaal met smalle en charmante lintvormige straten en verschilt daarin met andere delen van Breda. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes in de wijk afleesbaar dienen te blijven. Ginneken is een van de dichter bebouwde stadswijken van Breda. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan. Ginneken heeft haar grenzen bereikt en kan niet fysiek verder uitbreiden, gelet op het algemene leefklimaat is een verdere significante verdichting van Ginneken ongewenst. De aanwijzing van de oude kern van Ginneken tot beschermd dorpsgezicht maakt dat er een optimale bescherming vanuit de Rijksdienst is vereist. De geleidelijke groei heeft ervoor gezorgd dat Ginneken zo’n vijftig monumenten kent variërend van gemeentelijk tot rijksmonument. Een groot deel van Ginneken kent een hoge architectonische kwaliteit en heeft bijzondere waarde wat betreft beeld – en cultuurhistorische kwaliteit.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Ginneken onderverdeeld naar categorie

Ulvenhout

Analysekaart Ulvenhout

 

Welstandseenheden Ulvenhout

 

Korte omschrijving

Ulvenhout als dorp is ontstaan te midden een van landschappelijk waardevol gebied. In het noordoosten vormen het Ulvenhoutsebos en het beekdal van de Bavelsche Leij, ruimtelijk een groene buffer tot aan Nieuw Wolfslaar en Bavel. In zuidelijke richting vormt het landschap langs de Pennendijk en Kraaijenbergsestraat een waardevol gebied doorlopend tot aan de A58 in de richting van Chaam en Strijbeek. Aan de westkant is het Markdal gelegen dat overloopt in het Mastbos.

 

Ulvenhout is ontstaan op dekzandgronden omgeven door beekdalen. De geschreven geschiedenis van Ulvenhout begint met het Oud Hof, een pachthoeve gelegen aan de Mark (900-1300) in beheer van de Abdij van Thorn. Deze hoeve werd Bredaas bezit en rond 1400 laat de heer van Breda een nieuwe hoeve bouwen: de Prinsenhoef. Hier ontstond het gehucht Ulvenhout dat lange tijd bestond uit acht boerderijen. Aan de westzijde van de huidige Dorpsstraat ontstond in de vijftiende eeuw het landgoed Grimhuijsen. Omstreeks 1740 werd er in de nabijheid van dit landgoed een parochiegemeenschap opgericht waar in 1904 de huidige kerk werd gebouwd. De kern van Ulvenhout is ontstaan langs de Dorpstraat waaraan momenteel bijna alle voorzieningen die het dorp kent gelegen zijn.

 

Eeuwenlang was de ontwikkeling van Ulvenhout miniem. Langs de Dorpsstraat ontstonden in de loop der jaren kleinschalige ontwikkelingen. Pas na de tweede wereldoorlog begint men onder de druk van de wederopbouw en woningnood met de uitbreiding van het dorp (jaren ’60 en ’70). Deze uitbreidingen vonden concentrisch plaats met de kerk als middelpunt. De overgang met het landschap vormde hierbij altijd een belangrijk speerpunt. Het groene dorpse en zelfstandige karakter is hierdoor altijd goed bewaard gebleven.

 

Ligging Ulvenhout in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Ulvenhout wordt bepaald door de ligging aan het Markdal en het Ulvenhoutsebos en de samenkomst van de historische linten Dorpsstraat, Annevillelaan, Pennendijk en Molenstraat. Achter de linten bevinden zich diverse stedenbouwkundige eenheden op basis van blokverkavelingen met groene ontmoetingsplekken. De ruime opzet van bebouwing met veel ruimte voor openheid en groen maakt de overgang naar het buitengebied en is beeldbepalend voor de gebiedskarakteristiek.

 

Ulvenhout heeft zich in verschillende tijdsperioden ontwikkeld in plaats van middel één planmatige uitleg. Hierdoor is er niet één structuur afleesbaar maar is het gebied door zowel organisch gegroeide structuren als planmatige stratenpatronen gestructureerd. Mede door latere kleine inbreidingen zijn er verschillende architectonische stijlen afleesbaar. Het belangrijkste historisch lint loopt van het Jagthuys (zie 1.) aan de Dorpsstraat tot en met de molen (zie 2.) aan de Molenstraat (hoek Vang). Bij dit historisch lint horen ook het begin van de Grimhuijsenstraat-Annevillelaan-Pennendijk.

 

De lintbebouwing is zeer divers en kent duidelijk individuele verschillen. Het beeld kan worden omschreven als fijnmazig, kleinschalig en divers. In het lint komen diverse monumenten voor, wat het historische karakter onderstreept. Het dorpse karakter van Ulvenhout wordt grotendeels gevormd door dit lint dat is onderverdeeld in diverse mate van open en geslotenheid. Het meest noordelijke gedeelte – tussen het Markdal en de kerk (zie 3.) is erg gesloten waardoor de ruimte rondom de kerk, met hogere straatwanden en een smal plein geaccentueerd wordt. Het gedeelte tussen de Pastoor Vermuntstraat en de Pekhoeve (zie 4.) heeft een voor dorpse begrippen meer ‘stedelijk’ karakter waarbij de voorgevels dichter op de weg staan en voortuinen ontbreken. De monumentale Pekhoeve met rieten dak is karakteristiek voor Ulvenhout, vanwege de grote open groene ruimte rondom de hoeve. Het gedeelte ten zuiden van de Pekhoeve is ruim van opzet en bestaat veelal uit vrijstaande bebouwing met een verspringende rooilijn, met verschil in oriëntatie en architectuurstijlen. In dit gedeelte van het lint staat ook molen ‘de Korenbloem’.

 

Langs dit lint heeft Ulvenhout zich eerst ‘kleinschalig’ in oostelijke richting uitgebreid in de vorm van arbeidershuisjes uit 1920. Het gebied kent een gemengd bebouwingsbeeld waar in de loop der tijd verdere verdichting plaats heeft gevonden.

 

Tot aan de tweede wereldoorlog vinden er nog enkele ‘kleinschalige’ ontwikkelingen plaats. Met in de jaren ’60 de eerste grote uitbreidingswijk, in oostelijke richting volgens het plan Pennendijk (zie 5.). In dit plan met een rechte stratenstructuur zijn drie lanen gecreëerd met ieder een middenberm met een strakke rij bomen. In de jaren ’70 is de wijk aan het Markdal ten westen van de Dorpsstraat gerealiseerd. Het beekdal kent een open landschapsbeeld waardoor de bebouwing al snel een harde rand vormt. Door de wat hogere ligging van het dorp, de laanbeplanting en de vrijstaande woningtypologie is gepoogd deze overgang te verzachten. Veelgebruikte woning typologieën uit die tijd zijn voornamelijk vrijstaande woningen en twee-onder-één-kap woningen. De gebieden met villabebouwing zijn over het algemeen gesitueerd aan de randen van Ulvenhout en afkomstig uit dezelfde tijdsperiode. De bebouwing bestaat uit ruime villa’s van één of twee bouwlagen, al dan niet met kap. In deze gebieden is een grote verscheidenheid aan architectuurstijlen, materialen en kleuren te vinden. Ze zijn aan te merken als parkachtige woongebieden. De samenhang in het omgevingsbeeld wordt met name bereikt door de breed opgezette en groen ingerichte woonstraten en de maat van de bouwmassa’s en de groen ingevulde ruimtes daartussen.

 

In de jaren ’80 is in het zuiden onder de Chaamse Beek een verdere uitbreiding gerealiseerd. In dit gebied liggen rijwoningen, twee-onder-één-kap-woningen en vrijstaande woningen. De bebouwing ligt in de rooilijn en bestaat uit twee verdiepingen met een zadeldak (puntdak) of een lessenaarsdak (hellend dakvlak). Er is gebruik gemaakt van veel verschillende soorten materialen en kleuren. Dit zorgt voor een afwisselend samenhangend beeld. Ten midden van het gebied ligt een supermarkt ‘verscholen’ achter de overige bebouwing. De laatste uitbreiding van Ulvenhout (Kraaijenberg, zie 6.) is gelegen aan de oostelijke dorpsrand en is gebouwd in de jaren negentig. De bebouwing aan deze zijde van het dorp wordt gekenmerkt door hofjes en woningen op ruime kavels. Door deze karakteristiek is sprake van een geleidelijke overgang, tussen dorp en bos.

 

Aan de oude wegen, zoals de Chaamseweg, de Oude Beekhoek, de Annevillelaan, de Kraaijenbergse-straat en de Ulvenhoutselaan hebben inbreidingen plaatsgevonden bestaande uit ruime kavels variërend van oude hoeven, tot moderne bedrijfspanden en een brandweerkazerne.

 

Waardering

Ulvenhout is ontstaan ten midden van een landschappelijk waardevol gebied. Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang te behouden waarbij de relatie met dit omliggende landschap essentieel is. Het open karakter van het dorp wordt versterkt door de vele groenvoorzieningen in de vorm van hofjes, pleintjes, plantsoenen en middenbermen welke behouden dienen te blijven als verbindingen met het omliggende landschap. De historische lintbebouwing die het gebied heeft gevormd is nog steeds de structuurdrager van het dorp. De individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes afleesbaar dienen te blijven. De mogelijkheden voor inbreidingen zijn vanwege ruimtegebrek beperkt. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van het gebied of een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Ulvenhout onderverdeeld naar categorie

Ruitersbos

Analysekaart Ruitersbos

 

Welstandseenheden Ruitersbos

 

Korte omschrijving

Ruitersbos is gelegen aan de zuidkant van Breda. De wijk wordt in noordelijke richting begrensd door de zuidelijke rondweg – De Graaf Engelbertlaan. In oostelijke richting vormt de achterkant van de bebouwing aan de Baronielaan de begrenzing. De burgemeester de Manlaan en Burgemeester Kerstenslaan zijn gelegen aan de zuidkant van het gebied en vormen de overgang richting het Mastbos. De westelijke begrenzing wordt gevormd door de Aa of Weerijs en de Dr. Schaepmanlaan.

 

Ruitersbos is net als een gedeelte van de wijk Boeimeer, gelegen in het gebied waar de rivieren de Mark en de Aa of Weerijs samenkomen. Deze beekdalen zijn beschermd en vormen een onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur. Het gebied bestaat bodemkundig gezien grotendeels uit laaggelegen beekdalgronden met plaatselijk een hoger gelegen ‘dekzandkopje’. Hierdoor is het gebied van oorsprong laag gelegen en onderdeel van de Boeimeerpolder geweest. Toen Breda nog een vestingstad was kon het terrein in tijden van oorlog onder water gezet worden. De meest zuidelijke zijde van de wijk is iets hoger gelegen - als overgang richting het Mastbos.

 

Ruimtelijke gezien is Ruitersbos een zeer herkenbare eenheid. De villabuurt heeft een grote naamsbekendheid, zelfs tot ver buiten de regio Breda. Ze behoort tot de top van de Bredase woningmarkt in het dure segment. De gemakkelijke bereikbaarheid vanuit de randstad maakt de wijk eveneens tot een aantrekkelijke vestigingslocatie voor forensen naar de randstad. De wijk is vooral bekend als aantrekkelijke en groen opgezette woonbuurt. Desalniettemin huisvest de wijk ook enkele onderwijsinstellingen variërend van: hoger beroepsonderwijs tot middelbaar onderwijs en een internationale onderwijsinstelling. In het westen van Ruitersbos liggen twee sportcomplexen en meer centraal in de wijk een tennisvereniging. Voor ouderen zijn er twee zorgcentra in de wijk gelegen echter ontbreekt het de wijk aan winkelvoorzieningen.

 

Ligging Ruitersbos in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Ruitersbos wordt bepaald door de ligging aan, en overgang, op het Mastbos en de stadshoofdgroenstructuur met de Aa of Weerijs (beekdal). De gehele wijk tussen het historische lint de Burgemeester de Manlaan en de parkway zuidelijke rondweg is opgezet als villapark met veel ruimte voor openheid en groen. Hierdoor is er op de private percelen, aanvullend op de secundaire groenstructuren in de openbare ruimte, ruimte voor veel opgaand groen. Dit beboste karakter van de wijk is bepalend voor de gebiedskarakteristiek.

 

In Ruitersbos is niet direct een duidelijke planmatige structuur te herkennen door de gefaseerde ontwikkeling van de wijk. Ruitersbos is omstreeks 1900 ontstaan omdat het, door de aanleg van de Baronielaan, goed bereikbaar was geworden. De populariteit van dit gebied voor recreatieve doeleinden nam steeds verder toe waardoor enkele hotels werden aangelegd langs de rand van het Mastbos. Ook verrezen een aantal statige herenhuizen, een kuuroord en een sanatorium. De nog ‘oningevulde’ stukken land tussen de bestaande lintbebouwing van de Baronielaan werden ingevuld.

 

In 1922 ontstond het idee voor woningbouw op deze plek en werd hiervoor een strook aan de rand van het Mastbos gereserveerd. Vanaf 1927 werd er gestart met de aanleg van villabebouwing in het Montensbos (zie 1.), waarbij de gespaarde restanten van het bos in de tuinaanleg en groenvoorziening werden opgenomen. De villa’s liggen allemaal redelijk ver van de straat, waardoor de ruime opzet van de wijk extra goed naar voren komt en de wijk een groen karakter kent. De bebouwing in dit gebied bestaat uit een twintigtal identieke villa’s. Het ensemble heeft een dorpse structuur met een eigen identiteit georganiseerd rondom een ringvormige straat naar ontwerp van prof. Ir. Berghoef. De villa’s bestaat uit een gefragmenteerde massa (met geïntegreerde bijgebouwen) in rode baksteen opgetrokken uit twee bouwlagen, met een zadeldak (puntdak) en voorzien van een kleine dakkapel.

 

In westelijke richting van de Baronielaan verrees een soortgelijke ontwikkeling rondom de Lassuslaan (zie 2.). Dit plan wordt gekenmerkt door de witte villa’s en hofjes - doodlopende straatjes, bestaande uit één bouwlaag met een kap. Doordat alle villa’s in dit gebied een witte gevel en donkere kap hebben is er een duidelijke samenhang aanwezig.

 

Van de oorspronkelijk landschappelijke inrichting van het gebied is slechts de Boeimeerweg met typerende laanstructuur als restant overgebleven. Omstreeks 1950 werd aansluitend op de bestaande villabouw in noordelijke richting een plan ontwikkeld voor de bouw van nieuwe villa’s aansluitend op het bestaande stedelijke weefsel. Pas eind jaren zestig kwamen deze tot ontwikkeling door middel van verdere ‘forse’ uitbreidingen langs de huidige Ruitersboslaan en ten noorden van de Willem van Oranjelaan. Dit zorgde ervoor dat Ruitersbos en Boeimeer met elkaar werden verbonden.

 

Het bebouwingsensemble aan de oostelijke zijde van de Willem van Oranjelaan en de Chopinstaat (zie 3.) is het enige gedeelte van het plan dat bestaat uit aaneengevoegde woningen. Dit gebied kan worden gezien als een overgangsruimte richting het woonmilieu van de Baronielaan.

 

Ruitersbos wordt door de Willem van Oranjelaan in tweeën gedeeld. De hoogteaccenten in de wijk bevinden zich ook langs deze laan en aan de randen van de wijk. De appartementen complexen in middelhoogbouw uit de jaren vijftig aan de Sweelincklaan en de hoogbouwflat in de noordwest hoek van de wijk aan de Mozartlaan vertonen geen onderlinge samenhang en kennen verschillende architectuurstijlen.

 

Waardering

De wijk is een regulier woongebied, afgezien van een aantal kenmerkende ensembles en monumenten in het gebied. Het welstandsbeleid is er op gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke woonblokken en woonbuurten te behouden. De historische lintbebouwing van de Baronielaan en het verlengde daarvan zijn kenmerkend voor de wijk en dienen behouden te blijven. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes in de wijk afleesbaar dienen te blijven. Binnen de villagebieden is uitgegaan van de stedenbouwkundige gedachte waarbij alles in één-gebouw moest worden opgenomen. Vrijstaande bijgebouwen waren niet toegestaan. Dit strakke regiem heeft geresulteerd in een hoge ruimtelijke kwaliteit; de villa's staan nog steeds volledig "vrij" op de kavel. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan. Een groot gedeelte van de wijk is al bebouwd waardoor er weinig ruimte overblijft voor nieuwe ontwikkelingen.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Ruitersbos onderverdeeld naar categorie

Princenhage

Analysekaart Princenhage

 

Welstandseenheden Princenhage

 

Korte omschrijving

De wijk Princenhage is gesitueerd in het westen van Breda. In noordelijke richting scheidt de Ettensebaan, Princenhage van naastgelegen woonwijken Westerpark en Tuinzigt. De oostzijde wordt gevormd door de Heuvelstraat welke op subtiele wijze de woonwijken Princenhage en Heuvel met elkaar vervlecht. De Zuidelijke rondweg genaamd de Graaf Engelbertlaan vormt de zuidelijke begrenzing van de wijk. In westelijke richting ligt bedrijventerrein Rithmeesterpark en de A16.

 

De wijk is gelegen in een landschappelijk, dynamisch gebied. De eerste bewoning is ontstaan op de drie hoge dekzandruggen: Princenhage centrum, De Heuvel en de Zuilenstraat. Daaromheen lagen de lagere dekzandruggen en enkele kleine gebieden bestaande uit lage zandgronden. Op de hoge en lage dekzandruggen waren van oudsher open akkers gesitueerd met aan de rand van het plangebied het beekdal van de Bijloop. Princenhage heeft een eeuwenoude ontstaansgeschiedenis verbonden aan dit dynamische landschap. Hierdoor kent het gebied een hoge archeologische verwachting.

 

Van oorsprong was Princenhage een autonoom dorp, met een groot agrarisch buitengebied. Het dorp is in de middeleeuwen ontstaan in de vorm van lintbebouwing langs de weg Breda - Bergen op Zoom. Vanaf de markt liepen verschillende paden richting de boerderijen in de omgeving. De Dreef is door prins Willem II aangelegd, als onderdeel van de verbinding tussen het Mastbos en het Liesbos. Deze stervorm van linten is nog goed herkenbaar in de voormalige landwegen Haagweg, Liesbosstraat en de Dreef. Bekend is dat er in 1620 slechts 26 huizen in de toenmalige dorpskern stonden. In 1832 bestond de dorpskern uit 196 huizen, het raadhuis en twee kerken. Sinds 1942 is het dorp gescheiden van Prinsenbeek en na annexatie, deel van de gemeente Breda geworden. Sinds de grootschalige nieuwbouw na 1970 is het een integraal deel geworden van de stad, zowel in sociale als in ruimtelijke zin. Opmerkelijk is nog steeds het ‘dorpse’ karakter, zowel in de stedenbouwkundige opzet als in de aard van de bebouwing.

 

Ligging Princenhage in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Princenhage wordt bepaald door de samenkomst van de historische linten Liesbosstraat, Haagweg en Dreef op de Haagsemarkt als centrum en hart van het dorp. Princenhage bestaat uit de Haagse Markt met de bebouwingslinten, de planmatige woonbuurten in het noorden en zuidwesten en de zone langs de Ettensebaan met zorgcomplexen en een bedrijventerrein. Ook zijn veel groenvoorzieningen aanwezig, zoals het park bij de Heuvelstraat, rondom de begraafplaats en het groengebied ter hoogte van de Ambachtenlaan.

 

Het dorpscentrum van Princenhage (zie 1.), met de driehoekige markt, de kerk, de pomp en de herberg is de meest herkenbare ruimte van dit gebied. De historische structuur van het dorp, met de dorpsstraten die samenkomen op de Haagsemarkt, is hier nog duidelijk herkenbaar. Deze historische lintbebouwing is kleinschalig, vormt een gesloten gevelwand en is opgetrokken in één of twee bouwlagen, met verschillende kapvormen, afwisselend in langs- of dwarsrichting. Door verschil in grootte, materiaal- en kleurgebruik zijn de panden individueel herkenbaar. Dit wordt versterkt door de verschillende detailleringen, zoals ornamenten en brede daklijsten. Een deel van de historische bebouwing is in de 18e, 19e en 20ste eeuw gemoderniseerd. Als deel van de bebouwingslinten zijn regelmatige ruime villa’s met parktuinen in Engelse landschapstijl te vinden.

 

In de periode van de wederopbouw en stadsuitbreiding werden op de beschikbare agrarische gronden achter de historische dorpskern in het noorden en westen woonbuurten op planmatige wijze gebouwd. Deze woonbuurten zijn totaal anders, betreft verkaveling en bebouwing dan de historische dorpskern. De buurten kenmerken zich door rechte straten, halfopen bouwblokken en eenvoudige hoofdmassa’s. De bebouwing bestaat uit vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap woningen en rijwoningen gebouwd in twee bouwlagen met zadeldak (puntdak). De uitbreidingen in oostelijke richting maken op eigen wijze een overgang naar de aangrenzende woongebieden. De randen van deze uitbreidingen worden gevormde door de historische linten. Naast de aanwezigheid van grote binnenterreinen zijn de eenheid in architectuur en stedenbouwkundige detailleringen kenmerkend. Nog grootschaliger waren de uitbreidingen in westelijke richting. De wijken West I en II dateren van de jaren ’70 en ’80 en zijn planmatig opgezet in overwegend laagbouw in twee lagen met een kap. De verkaveling van West I (zie 2.) is vrij streng geordend met bouwblokken met een duidelijk onderscheid tussen vóór- en achterkanten. West II (zie 3.) is een grote uitbreiding in de vorm van woonerven welke met de achtertuinen grenzen aan het groen. De bebouwing bestaat uit geschakelde rijwoningen met op een aantal plaatsen op de hoek gestapelde woningbouw. De bebouwing is per bouwblok samenhangend vormgegeven en is opgetrokken in twee bouwlagen met voornamelijk een zadeldak. De buurt doet introvert aan, wat kenmerkend is voor deze bouwperiode. Het divers vormgegeven gevelbeeld is ontstaan door verspringende rooilijnen en bouwhoogten.

 

Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw werd de wijk door gebrek aan fysieke uitbreidingsmogelijkheden op diverse plaatsen geïntensiveerd. Met name de laatste decennia zijn diverse vrije kleinschalige locaties ingevuld tot woonhofjes. Deze woonhofjes organiseren zich rondom een collectieve groene ruimte waar voorzijdes aan georiënteerd zijn.

 

De zone langs de Ettensebaan en Princenhagelaan bestaat uit zorgcomplexen, voorzieningen en een bedrijventerrein. De bebouwing is grootschalig en bestaat naast een verzorgingscomplex ook uit enkele woonblokken met seniorenwoningen, in 5 à 6 bouwlagen.

 

Langs de hoofdwegen, zoals de Mastbosstraat, Heuvelstraat en de Posthoornstraat, is de bebouwing grootschaliger en divers van karakter. De bebouwing bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen en twee-onder-één-kap woningen, opgetrokken in twee bouwlagen, met verschillende kapvormen in de langs- of dwarsrichting. De diversiteit wordt benadrukt door het verschil in materiaal- en kleurgebruik en door de verscheidenheid in detaillering.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke stempels en woonbuurten te behouden. De bebouwing in de oude kern van Princenhage heeft een eigen maat en schaal met smalle en charmante lintvormige straten en verschilt daarin met andere delen van Breda. Individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes in de wijk afleesbaar dienen te blijven. Het is hierbij gewenst om de kern zoveel mogelijk in oorspronkelijke staat te houden. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan. Princenhage heeft haar grenzen bereikt en kan niet fysiek verder uitbreiden, nieuwe (her)ontwikkelingen zijn langs de randen van de wijk mogelijk. De geleidelijke groei heeft ervoor gezorgd dat Princenhage monumenten kent variërend van gemeentelijk tot rijksmonument. Een groot deel van Princenhage kent een hoge architectonische kwaliteit en heeft bijzondere waarde wat betreft beeld – en cultuurhistorische kwaliteit.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Princenhage onderverdeeld naar categorie

Westerpark

Analysekaart Westerpark

 

Welstandseenheden Westerpark

 

Korte omschrijving

Dit gebied bevat de wijk Westerpark en het woongebied van de wijk Heilaar, gescheiden door de Westerparklaan. Westerpark wordt aan de noordkant begrensd door de spoorlijn. Aan de oostkant wordt de begrenzing gevormd door de Tuinzigtlaan welke met een stedelijke bebouwingsrand doorgang biedt tot aan het centraal gelegen winkelcentrum in Tuinzigt. In zuidelijke richting begrensd de Ettensebaan het gebied en in westelijke richting scheidt de Westerparklaan het gebied in twee flanken. De westelijke flank vormt de verbinding met bedrijventerrein Heilaar en de A16. De oostelijke flank grenst aan Tuinzigt en Princenhage.

 

De wijk Heilaar ligt ten westen van de Westerparklaan waarbij het woongebied wordt begrenst door bedrijventerreinen aan de zuid, west en noordzijde. Aan de noordzijde bevinden zich relicten van het historisch landgoed Heilaar. Vanuit het landgoed waren twee dreven op de kerk van princenhage en op de Grote Kerk gericht welke nog in het gebied te zien zijn waaronder de bomenlijn aan de Zilveren Maan in Westerpark.

 

Westerpark is gelegen in de nabijheid van de Bredase binnenstad en ontstaan op lage dekzandruggen en heuvels voorzien van een oud bouwlanddek (humusrijke toplaag van de bodem), vanwege de agrarische functie die het gebied voorheen vervulde. Langs de noordwestelijke zijde liggen de uitlopers van het akkercomplex (de Huifakkers). Dit gebied maakte namelijk deel uit van het centrale akkergebied van de voormalige gemeente Princenhage en vormde een onderdeel van het aaneengesloten landelijke gebied tussen Breda, Princenhage, Liesbos, Prinsenbeek en het laaggelegen Markdal.

 

In de westelijke flank te midden van Westerpark ligt een noord-zuid georiënteerd ondiep beekdal genaamd de Weteringloop welke is opgenomen in de planvorming voor deze wijk. Dit ondiepe beekdal verzorgde de afwatering naar rivier de Mark. Ten behoeven van de landbouw was de beek min of meer ingedamd. De tot singelstructuur verheven beekloop en de centrale groenstructuur: Westertuin zijn afgeleid van deze oorspronkelijke beekloop. In 1996 is gestart met de bouw van deze nieuwe woonwijk. Vier jaar later zijn de laatste van de ruim 1300 woningen opgeleverd. Door middel van nieuwe bouwmethodes is beoogd dat woningen een lange levensduur hebben en dat gebruik gemaakt wordt van mens -en milieuvriendelijke materialen.

 

Ligging Westerpark in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Westerpark wordt bepaald door het historische lint Heilaarstraat, de parkway’s Ettensebaan en Westerparklaan. Centraal in de wijk worden de secundaire structuren Meidoornstraat, Acaciastraat en Heilaarpark verenigd in het Westerpark. Ten westen van de Westerparklaan en ten zuiden van de bedrijvigheid met de veiling bevindt zich een historisch landgoed: Heilaar. Vanuit het landgoed waren twee dreven op de kerk van princenhage en op de Grote Kerk gericht welke nog in het gebied te zien zijn waaronder de bomenlijn aan de Zilveren Maan in Westerpark.

 

Westerpark

De woonwijk Westerpark in de oostelijke flank is een rechthoekig geordende woonwijk met centraal gelegen de Westertuin. Westerpark is op te delen in vier gedeeltes die alle aansluiten op deze markante groenstructuur. Voor de inrichting van de openbare ruimte is uitgegaan van ruimtes die mensen aantrekken en uitdagen, die veilig en spannend zijn. De kernwaarden van de openbare ruimte zijn: gedeelde ruimtes, herkenbare ruimtes en duurzame ruimtes.

 

Het meest noordelijke gedeelte (zie 1.) van de wijk is globaal gelegen tussen de Westerparklaan en de Eikepage. Aan de noordrand van het plangebied vormen de sportvelden en volkstuinen samen een groene buffer die is aangelegd tussen het woongebied en het spoor. Hier wordt een bijzonder woningtype geïntroduceerd, de zogenaamde ‘walwoning’. Dit woningtype is in de wal gebouwd die destijds gerealiseerd is om Westerpark te beschermen tegen geluidsoverlast van het spoor. De straten van de verschillende woonbuurten zijn in een oost-westelijke richting aan de Weteringloop verbonden, met uitzondering van de villa’s in het gebiedje in het zuidoosten die gegroepeerd zijn rondom een lusvormige ontsluitingsweg. De bebouwing langs de Weteringloop vormt een sterke eenheid welke tegenwicht biedt aan het ruime asymmetrische profiel met één stenige en één natuurlijke oever. Voornamelijk vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen zijn hier geplaatst als geleidelijke overgang van het park naar het intensiever bebouwde noorden. De grondgebonden woningen bestaan uit twee bouwlagen met verschillende kapvormen. De hoekwoningen worden vaak geaccentueerd door serres en trappen. Het park en de singel worden op bepaalde punten geaccentueerd door appartementengebouwen (zie 2.), zoals ten westen van de vijver in het park en in de zichtlijn van de Weteringloop die de noordzijde beëindigd. Op verschillende plaatsen zijn groenstroken en kleine speelplaatsen gelegen. Ieder buurtje heeft zijn eigen verkaveling, oriëntatie en woningtype.

 

Het oostelijke gedeelte van de wijk wordt globaal begrensd door de Eikepage en de Emerweg. In dit gebied zijn onderwijsvoorzieningen, een woonwagenkamp en zorginstellingen gevestigd, die Westerpark zowel van Tuinzigt scheidt als verbindt door het gezamenlijk gebruik ervan. Op de kruising van de Tuinzigtlaan en Westerpark is hoogbouw geplaatst welke de route richting het centraal gelegen winkelcentrum van Tuinzigt begeleid. Het park wordt door middel van een bomenlaan verbonden met Tuinzigt (zie 3.).

 

Het zuidelijke deel van de wijk (zie 4.), tussen het park en het bedrijventerrein, bestaat uit een groene autoluwe woonbuurt die ontsloten wordt door smalle wandel- en fietspaden. Het parkeren is uit de woonbuurt gehaald en aan de randen gelegd. De ruimtelijke structuur van dit gebied sluit nauw aan op die van Tuinzigt waarbij de wandel -en fietspaden doorlopen. Hierdoor zijn de voorzieningen in Tuinzigt goed bereikbaar. Aan de voorzijde van de woningen liggen gazons met hagen/heesters en vaak ook speelvoorzieningen. Haaks op het wegenpatroon, in noord-zuidrichting, liggen groenzones met wadi’s. De meest westelijke wadi-zone ligt enigszins gedraaid zodat een zichtlijn is ontstaan op de kerktoren van Princenhage. Elke groep woningen heeft zijn eigen bebouwingstypologie en architectuurstijl. De woningen bestaan voor het merendeel uit twee bouwlagen met platte daken of lessenaarsdaken (helende daken) en er komen zowel rijwoningen als twee-onder-een-kapwoningen voor.

 

Heilaar

Ten westen van de Westerparklaan aan de Ettensebaan bevinden zich bedrijven en meer kantoorachtige bebouwing direct aan de Ettensebaan. Ten noorden hiervan, tussen de Westerparklaan en het lint van de Heilaarstraat, tot aan de Heilaarpark straat, bevindt het gebied vooral uit vrijstaande woningen. (zie 5.) Dit gebied heeft een overwegend groen karakter en wijkt qua bebouwingsbeeld af van het rechthoekige principe van Westerpark Het kent juist een verspreid en ongeorganiseerde structuur met straten, voorzien van knikken en verdraaiingen zonder hiërarchie. De Heilaarpark straat splitst het gebied in een noordelijk en zuidelijke zijde.

 

Ensembles rondom landgoed Heilaar

Dit meest noordelijke deel van Heilaar wordt gevormd door verschillende ensembles van woningen rondom het voormalige landgoed Heilaar. Tussen Baanzicht, Heilaarpark, Heilaarstraat en de Westerparklaan zijn relatief kleine gebieden getransformeerd naar woningbouw. Het landgoed is daarvan de ruimtelijke drager waarbij relicten van het landgoed zijn gebruikt om nieuwe ontwikkelingen te structureren. Zo is naast de oude dreef die gericht is op de kerk van Princenhage een ensemble van vrijstaande woningen gerealiseerd en is het oude Slingerbos, een bosachtig gebiedje waar het landhuis altijd in heeft gestaan, doorgezet naar het westen om als groene contramal voor een aantal ‘eilandjes’ met woningen te dienen.

Andere relicten zoals een oud karrespoor is zichtbaar gemaakt en als speelaanleiding voor de nieuwe buurt ingezet. Tussen de grote infrastructuurbundels voor het bovenliggende bedrijventerrein is een rustig buurtje ontstaan met een bijzondere ‘cape cod’ architectuur van houten woningen.

 

Ontwikkellocatie Cosunpark

Het meest zuidelijke gedeelte van de wijk Westerpark betreft een zone waar kantoren en bedrijven gericht waren op het autogerichte karakter van de Ettensebaan. Maar waarvoor momenteel planvorming plaatsvindt voor transformatie naar woningbouw. (zie 6.) De ontwikkellocatie ligt aan de parkway Ettensebaan en de Zandoogjes. Opzet van de ontwikkeling is dat een groen autovrij woonpark het groene karakter van het Westerpark tot aan de parkway doorzet. De gedraaide solitaire gebouwen begeleiden nieuwe langzaam verkeersverbindingen door het gebied en bieden ruimte voor groen aan de parkway.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de woonbuurten te behouden. De wijk is een regulier woongebied en betreft een relatief jonge wijk. De stedenbouwkundige structuur van de wijk en de hoogwaardige architectuur zijn kenmerkend voor de wijk en dienen behouden te blijven. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan. Het grootste gedeelte van de wijk is al bebouwd waarbij we speciale aandacht vragen voor behoud van de typerende wijkgroenstructuur.

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Westerpark onderverdeeld naar categorie

Prinsenbeek

Analysekaart Prinsenbeek

 

Welstandseenheden Prinsenbeek

 

Korte omschrijving

Het dorp Prinsenbeek is gelegen in het noordwesten van Breda en wordt globaal begrensd door de spoorwegen Breda-Dordrecht en Breda-Roosendaal en de autosnelweg A16. De westrand wordt begrensd door de Postbaan, de Neelstraat en de achterzijden van de bebouwing aan de Rijtseweg. Prinsenbeek is met de stad Breda verbonden, door de oude linten Valdijk, Spoorstraat, Gageldonkseweg, Mr. Bierensweg en Heilaarstraat.

 

De oude kern Beek is rond 1430 ontstaan aan de noordrand van het Brabantse dekzandgebied. In de 19e eeuw bestond het kerkdorp uit langgerekte bebouwingslinten aan weerszijden van de Markt. Prinsenbeek vertoont kenmerken van het Brabantse akkerdorp met tweezijdige bebouwing aan een plein, strokenverkaveling en dwarswegen. De bebouwing was voor 1800 meer verspreid en minder samenhangend. Na 1811 heeft de bebouwing zich rond de Markt verdicht. Tegenwoordig heeft Prinsenbeek nog steeds een dorpskarakter met een dorpscentrum, lintbebouwing en een aantal planmatige woonbuurten.

 

De huidige ruimtelijke hoofdstructuur van Prinsenbeek is helder en compact van opzet. De stedenbouwkundige opbouw wordt bepaald door de historische bebouwingslinten Beeksestraat, Groenstraat, Kapelstraat en door de Markt, die zorgt voor een open ruimte in het voormalige dorp. De openbare ruimte van het marktplein is gedeeltelijk ingericht als parkeerplaats. De winkelvoorzieningen zijn rond deze ruimte gesitueerd.

 

Verder bestaat Prinsenbeek uit een aantal woonbuurten en in het noorden het bedrijventerrein De Lind en Sportcomplex de Heikant. In Prinsenbeek zijn verschillende samenhangende karakteristieken te vinden. Vooral de stedenbouwkundige opzet van de buurten kent samenhang. Deze meer planmatige woongebieden zijn gerealiseerd in een vlak landschap, dat weinig aanleidingen gaf om te differentiëren in de stedenbouwkundige structuur van de buurten. De basis bestaat nog steeds uit een dorpse stempelstructuur met halfopen blokken opgetrokken uit rijwoningen. Het zuidelijke deel van Prinsenbeek tot aan de Leursebaan heeft een versnipperd agrarisch karakter. Het oude lint naar Westrik is in tegenstelling tot de andere linten niet opgenomen in de stedenbouwkundige opzet van Prinsenbeek.

 

Ligging van Prinsenbeek in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Prinsenbeek wordt bepaald door het historisch lint van de Groenstraat-Markt-Beeksestraat, met secundair Kapelstraat en Valdijk en wordt tevens bepaald door de landschappelijk inpassing van het infrastructurele landschap met de spoorlijn en A16. De landschappelijke inpassing bestaat uit de hoofdgroenstructuren die middels ‘ecologisch bruggen’ over de A16 en het spoor naar de ‘Neus’ van Prinsenbeek oversteken. Hierdoor loopt de lintenstructuur door in de Neus van Prinsenbeek en behoud het met de historische linten een landelijk karakter en kleinschalig cultuurlandschap. In Prinsenbeek zijn de historische linten beeldbepalend waarbij de Groenstraat de belangrijkste continue lijn door het dorp is met een aaneengesloten karakter dichterbij de markt en een steeds opener en groener karakter verder van het dorpshart af. Achter de linten bevinden zich dorpse uitbreidingen met secundaire groenstructuren.

 

Prinsenbeek historische linten

De historische bebouwinglinten, die samenkomen bij de Markt, kenmerken zich door het smalle straatprofiel en de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. De bebouwing vormt in het centrum een gesloten gevelwand en is individueel herkenbaar door het verschil in bouwhoogte en het afwisselend toepassen van een zadeldak of mansardekap in langs- of dwarsrichting. Dit zorgt samen met de verscheidenheid aan materiaal- en kleurgebruik voor een gedifferentieerd beeld. Verder van de kern af wordt de korrelgrootte van de bebouwing groter, met vrijstaande woningen op grote kavels.

 

Uitbreidingen

De eerste uitbreidingen van Prinsenbeek hebben plaatsgevonden ten westen van de bebouwingslinten, rond de Pasquelaan (zie 1.) en de Julianalaan (zie 2.). De buurten zijn opgetrokken in vooroorlogse traditionele bouwstijl, met grote samenhang en relatief gesloten bouwblokken. De bebouwing bestaat uit rijwoningen en twee-onder-één-kap woningen in twee lagen, met oranje zadeldak in langsrichting. De gevels zijn soms gedetailleerd vormgegeven met siermetselwerk, zoals boogvullingen boven de ramen, ornamenten en natuurstenen elementen.

 

Latere grotere planmatige uitbreidingen zijn gestructureerd door de Middenweg/Vianendreef (zie 3.), het Moleneind (zie 4.), de Abdisstraat (zie 5.) en het Vogelbos (zie 6.) zijn gebaseerd op de meer moderne functionele bouwstijl van de jaren ’60 (CIAM). De groenstructuur bevindt zich voornamelijk aan deze wegen. Binnen de planmatige uitbreidingen bevinden zich kleinere groengebiedjes voor de buurten. Door fasering in de uitleg aan de zuidzijde is een grotere afstand tussen de woningen aan de Brouwersbos/Zuidlaan, en de uitbreidingen ten zuiden daarvan, ontstaan waardoor een ruim (deels privaat) groengebied de wijk geleed. Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door rechte straten met halfopen woonblokken. Samen met een eenvoudige hoofdmassa en het gebruik van uitsluitend zadeldaken is het bebouwingsbeeld rustig en ingetogen. In Prinsenbeek is weinig middelhoog- of hoogbouw gesitueerd. Het grootste deel van de bebouwing bestaat uit laagbouw, met vrijstaande woningen, twee-onder-één-kap woningen en rijwoningen. De bebouwing is opgetrokken in twee bouwlagen, met donkergrijs zadeldak, en in baksteen voornamelijk in roodbruine kleur. Naast de prefab-elementen beperken toevoegingen aan de gevel zich tot erkers, kleine uitbouwen aan de voorzijde van de woningen, siermetselwerk of accenten in verschillende kleuren baksteen

 

Prinsenbeek randen

Aan de randen van Prinsenbeek, Prinsenboschlaan, Thornstraat en De Neel wijken de recent gerealiseerde woonbuurten qua stedenbouwkundige opzet en architectuur af van de omliggende bebouwing. De buurten hebben een ander verkavelingspatroon en een afwijkend architectuurbeeld ten opzichte van de meer planmatige rechte stempelverkaveling en de ingetogen gevelbeelden van de naoorlogse bouwperioden. Verschillende architectuurthema’s komen voor. Zo is in De Neel teruggegrepen op de stijlkenmerken van de jaren ’30, gecombineerd met eigentijdse architectuur. De bebouwing is per bouwblok samenhangend vormgegeven. Gevels zijn vaak plastisch vormgegeven, met dieptewerking door erkers, aanbouwen, brede daklijsten en afwijkende metselverbanden. Aan de zuidoostzijde, tussen het groen achter de Zuidlaan en het spoor zijn buurtjes gerealiseerd met verbindingen naar het groen, ook met stijlkenmerken van de jaren ’30 architectuur.

 

Prinsenbeek bedrijventerrein

Het bedrijventerrein De Lind, in het noordwesten van Prinsenbeek, wordt voor een groot deel onttrokken aan het zicht, door vrijstaande woningen er omheen. Op het terrein zijn voornamelijk handel- en reparatiebedrijven gevestigd, bestaande uit één of twee lagen met plat dak .

 

Waardering

Prinsenbeek is ontstaan ten midden van een landschappelijk waardevol gebied. Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige en architectonische samenhang te behouden waarbij, de relatie met dit omliggende landschap essentieel is. De historische lintbebouwing die het gebied heeft gevormd is nog steeds de structuurdrager van het dorp. De individuele panden, ‘de kleine korrel’ en verscheidenheid vormen het uitgangspunt waarbij historische routes afleesbaar dienen te blijven. De mogelijkheden voor inbreidingen zijn vanwege ruimtegebrek beperkt. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van het gebied of een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Prinsenbeek onderverdeeld naar categorie

Haagse Beemden

Analysekaart Haagse Beemden

 

Welstandseenheden Haagse Beemden

 

Korte omschrijving

De wijk Haagse Beemden is een grote uitbreidingswijk gelegen in het noordwesten van Breda en is vanaf midden jaren '70 ontwikkeld. Aan de noordzijde ligt het poldergebied van de Hagebeemd dat doorloopt tot aan Terheijden. In oostelijke richting wordt het gebied begrensd door bedrijventerrein Krogten dat in zuidelijke richting doorloopt in de bedrijventerreinen Emmer en Steenakker. De zuidelijke begrenzing van de wijk wordt gevormd door de Backer en Ruebweg – de noordelijke rondweg van Breda. De westelijke begrenzing van de wijk is gelegen langs de A16 en de HSL treinverbinding waarlangs wederom bedrijvigheid gevestigd is. De hemelsbrede afstand van het meest noordelijke puntje van de wijk tot aan het centrum van Breda bedraagt zo’n vijf kilometer.

 

Haagse Beemden was vroeger een landbouw- en natuurgebied op het grondgebied van de gemeente Princenhage. Het landschap is gevormd door rivier de Mark, onder invloed van het getij. Het gebied bestaat uit een reliëfrijke ondergrond waarbij ieder bodemtype een eigen ‘functie’ vervulde. De gebieden waar klei in de ondergrond zit werden gebruikt als hooiland (beemden). De delen met veen werden afgegraven. Na afgraving werd het veen te drogen gelegd en was het bruikbaar als turf (brandstof). Alleen op de hoge delen (donken) kon men vroeger wonen. Het waterrijke karakter van het gebied is nog duidelijk zichtbaar in de vele waterlopen die de wijk doorkruisen. Het hoogst gelegen gebied ligt in de nabijheid van landhuis De Burgst (zie 1.). Hieromheen is de landgoederenzone gelegen in de lagere gedeeltes. Deze landgoederenzone met bijbehorende landerijen, parken, dreven en zichtassen zijn door de bijzondere stedenbouwkundige opzet van de woonwijken in de Haagse Beemden grotendeels bewaard gebleven. Dit gebied heeft hoge landschappelijke en ecologische waarden en wordt voor het grootste gedeelte nog agrarisch gebruikt.

 

In de periode tussen 1976 tot 2000 is de Haagse Beemden gebouwd, startend vanuit het zuidoosten aan de kant van het stadscentrum. De vele naoorlogse uitbreidingswijken bestonden inmiddels enige jaren waar toenemende kritiek op ontstond vanwege de monotone, rationele en generieke verschijningsvorm. Ten tijde van de planvorming voor de Haagse Beemden lag er wederom een forse bouwopgave maar was er ook een behoefte ontstaan om op ander wijze te doen met meer aandacht voor de menselijke schaal en maat en de landschappelijke karakteristieken van een plek. Vanuit die behoefte start er omstreeks 1970 de Forumbeweging die van grote invloed is geweest op het stedenbouwkundige plan voor de Haagse Beemden.

 

Ligging Haagse Beemden in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van de Haagse Beemden wordt bepaald door een hoefijzervormig bebouwingsgebied met doorgaande wijkontsluiting door het groen rond een grote landgoederenzone die de overgang naar het noordelijk gelegen rivierenlandschap maakt. Bij het ontwerp van de Haagse Beemden zijn bestaande landschappelijke elementen en de ondergrond bepalend geweest voor de situering van de bebouwing. Gestreefd werd naar de ontwikkeling van kleinschalige, groene en rustige woonmilieus. Door de landschappelijke inpassing van de woonbuurten werd een karakter gecreëerd van wonen in ‘dorpen’. De structuur van de woonwijken wordt sterk bepaald door het onderliggende landschap waarbij twee duidelijke types te onderscheiden zijn. Ten zuiden wordt de Haagse Beemden ontsloten op de parkway noordelijke rondweg, de Backer en Ruebweg. De Haagse Beemden is een toonaangevend en iconisch voorbeeld van de ‘inverse stedenbouw’ in Nederland: een stedelijke ontwikkeling dat óm een landschap of landgoed heen is gebouwd.

 

Het zuidelijke gebied

Rondom de landgoederenzone is hoefijzervormig, organisch gebied gecreëerd met knikkende straten op het kleinschalig verkavelde dekzandlandschap. Opvallend zijn de eenduidige bouwblokken met rijtjeswoningen welke alle zijn voorzien van eenzelfde gevelbeeld. De structuur is vrij eenvoudig van opzet, maar daarbinnen toch vaak moeilijk te herkennen, met oriëntatiemoeilijkheden als gevolg. Voor doorgaand verkeer bestaan wijkontsluitingswegen en straten, zij het door hun grillig verloop niet zo herkenbaar. Vanaf de wijkontsluitingswegen bestaat een diffuse verspreiding door de wijk, via een stelsel van straten, paden en erven, die ook voor langzaam verkeer zijn ingericht. Stratenpatronen laten vaak geknikte vormen zien met korte zichtlijnen en veel beslotenheid. Veel woningen kennen een verspringende voorgevellijn, zowel tussen als in de woonblokken. Door het verkavelingspatroon, zijn vaak veel woningen met achterzijden naar belangrijke wegen gesitueerd. Vanwege de vele toepassingen van aan- en uitbouwen aan de voorzijde, kan onduidelijkheid ontstaan in het onderscheid tussen voor- en achterkanten. Veel woningen zijn niet direct straatgericht, maar meer georiënteerd op de privé-tuin. In de vormgeving van erfafscheidingen komen veel variaties voor. Loopstroken en rijwegen worden alleen door paaltjes of (mol)goten van elkaar gescheiden. Voor de woning of in kleine clusters is parkeerruimte gerealiseerd.

 

Het noordelijke gebied

In het noordelijke gedeelte van de wijk zorgt het rivierenlandschap voor een stedenbouwkundige structuur met lange en rechte straten en soortgelijke kavels. Het water omzoomd als het ware de woonbuurtjes wat zorgt voor het groene karakter en de bijzondere uitstraling. Opvallend is het gedifferentieerde gevelbeeld binnen één bouwblok als reactie op de generieke gevels in het eerder aangelegde zuidelijke gebied. Het noordeijke gebied is opgedeeld in twee flanken welke zich verzoenen ter hoogte van winkelcentrum Heksenwiel en de sportvelden. In de linker flank splitst watergang de Vloeigracht het gebied op in een noordelijk en zuidelijk gedeelte waarlangs ontsluitingsweg de Westerhagelaan is gelegen.

 

In de twee uiterste woonbuurtjes van het noordelijke gedeelte wordt de rechtstand benadrukt door de rechte stratenpatronen, rooilijnen en de eenduidige architectonische taal. In de woongebieden hiertussen als ook in het zuidelijke gedeelte is de waterstructuur nog steeds structurerend maar wordt hier op ‘iets lossere wijze’ mee omgegaan waardoor gebogen en knikkende straatjes zijn gecreëerd. De westerflank is gelegen rondom de Asterdplas. De noordzijde van deze plas is ingericht voor recreatief gebruik de zuidzijde is ingevuld met bebouwing langs het water welke is ingericht als privéterrein en dus geen publieke toegankelijkheid kent.

 

Winkels bevinden zich in wijkwinkelcentra. Daar, en aan de doorgaande wegen komt ook gestapelde bouw voor. De gestapelde bouw geen eigen afwijkende vorm waarmee hiërarchie of helderheid in een plan aangebracht kon worden. Gestapelde bouw bestaat veelal uit stapeling van maisonnettes (appartement in een groter gebouw met interne verdieping) met daken die ondanks al hun gevarieerdheid toch een onderscheid met de eengezinswoningen juist bemoeilijken. De winkelcentra kunnen gecombineerd zijn met scholen, een gezondheidscentrum, een wijkgebouw en andere voorzieningen.

 

Waardering

De wijk is in ruim 30 jaar gebouwd tot de wijk met een diversiteit in de verschillende woonbuurten op basis van het onderliggende landschap. Het welstandsbeleid is erop gericht deze stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de afzonderlijke woonbuurten te behouden. De Haagse Beemden is een unieke wijk vanwege de baanbrekende forumgedachte en het onbebouwde groene hart van de wijk waaromheen de wijk is ontwikkeld. Het uitgangspunt is dat deze typerende landgoederenzone behouden dient te blijven. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteit van de wijk of met een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Haagse Beemden onderverdeeld naar categorie

Hazeldonk

Analysekaart Hazeldonk

 

Welstandseenheden Hazeldonk

 

Korte omschrijving

Het bedrijventerrein Hazeldonk is solitair gelegen, buiten het stedelijke gebied van Breda aan de A16. Het terrein ligt op korte afstand van de Belgische grens en van de kern van Zundert, op circa 12 kilometer ten zuiden van Breda. Landschappelijk gezien is Hazeldonk gelegen te midden van agrarische gebied. Het bedrijventerrein Hazeldonk betreft een unieke locatie met regionale en zelfs landelijke bekendheid. Hoofdzakelijk ingericht voor logistieke activiteiten en bedrijven waar circa 85% van de bedrijven direct of indirect bij betrokken zijn.

 

Hazeldonk heeft zich geleidelijk ontwikkeld startend vanaf het begin van de jaren ’80 met het douanecomplex in het zuidelijke deel van het gebied. Enkele jaren hierna is de eerste fase van het logistieke centrum ontwikkeld, naar aanleiding van de openstelling van de Europese binnengrenzen halverwege de jaren ‘80 (direct grenzend aan het douanecomplex). De tweede fase van Hazeldonk (noordelijke deel van Hazeldonk 1) is eind jaren ‘90 en in het begin van de 21e eeuw uitgegeven. Als laatste fase is Hazeldonk 3 afgerond (noordelijk deel plangebied), waarmee het terrein zijn huidige omvang heeft bereikt. Het totale terrein omvat momenteel circa 100 hectare.

 

Ligging van Hazeldonk in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van de Hazeldonk wordt bepaald door het infrastructurele landschap met de spoorlijn en A16 met daaraan één bedrijventerrein dat wordt doorsneden met twee groenstructuren in de oost-west richting.

 

Hazeldonk is door zijn ligging een introvert distributie -en transportterrein. Het terrein kent geen heldere ruimtelijke structuur. De openbare ruimte is puur vanuit bedrijfsvoering ontwikkeld: het is verhard, groot en het ontbreekt aan groen en aan ruimtelijke kwaliteit. Er is enorm veel parkeeroppervlakte voor vrachtwagens. Het terrein is intern ontsloten en beperkt zichtbaar vanaf de A16.

 

Het bedrijventerrein Hazeldonk wordt ruimtelijk/landschappelijk mede gekarakteriseerd door een aantal duidelijke structuurlijnen in het landschap. Aan de westzijde vormt de A16 de begrenzing. Aan de oostzijde vormt de Leyloop de belangrijke structuurlijn in het landschap en tevens de oostelijke begrenzing van het terrein. De Oude Trambaan vormt een belangrijke structuur in het landschap, mede door het kenmerkende rechte verloop. De weg vormt van oudsher de route tussen het gehucht Hazeldonk en België, maar door de aanleg van de A16 is deze verbinding verbroken. De Oude Trambaan scheidt Hazeldonk fase 2 van Hazeldonk fase 3 en kenmerkt zich als een groene lijn door het bedrijventerrein. Ook de Kerzelsebeek loopt deels langs de Oude Trambaan. Binnen deze structuurlijnen kunnen de volgende deelgebieden worden onderscheiden: Douane-emplacement, Hazeldonk fase 1/ 2 en Hazeldonk fase 3. De deelgebieden verschillen met name in de gefaseerde realisatie en de specifieke functie van het Douane-emplacement.

 

Douane emplacement (ten zuiden van de waterplas):

Het douane-emplacement valt grotendeels uiteen in twee delen. Ten eerste de bebouwing, bestaande uit het douanecomplex (momenteel niet meer in gebruik) en uit de overkapping die destijds werd gebruikt ten behoeve van de grenscontrole. Het tweede deel betreft het parkeerterrein dat ten zuiden van het douanecomplex ligt en het grootste deel van het terrein beslaat.

 

Hazeldonk fase 1 / 2 (tussen waterplas en Oude Trambaan)

Hazeldonk fase 1 en 2 maken een gedateerde indruk. De openbare ruimte is te typeren als laagwaardig, het is nihil aanwezig met weinig groen. Op het terrein zijn veel parkeerplaatsen voor vrachtwagens. De bedrijfspercelen verschillen qua grote, maar zijn over het algemeen dicht bebouwd en de onbebouwde ruimte is vaak geheel verhard en intensief gebruikt ten behoeve van parkeren voor vrachtwagens en opslag.

 

Hazeldonk fase 3 (ten noorden van de Trambaan)

Bij de ontwikkeling van fase 3 is groen en natuur een belangrijk element geweest. Ten oosten van het plangebied is een natuurgebied gerealiseerd rondom de Kerzelse Beek. Het gebied vormt een onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en vormt een afwisselend gebied met bomenweiden, rietmoerassen, sloten, weidegebied, bossages, houtsingels en een natuurontwikkelingszone langs de Kerzelse Beek. Daarnaast is groen gerealiseerd door laanbeplanting en waterpartijen langs de ontsluiting lus.

 

Waardering

Het douane emplacement en Hazeldonk 1 en 2 maken een gedateerde indruk met een laagwaardige inrichting van de openbare ruimte. Nieuwe ontwikkelingen van het gebied zijn mogelijk waarbij een versterking van de huidige kwaliteit het uitgangspunt is. Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige samenhang in de afzonderlijke gebieden te behouden. Er liggen kansen op het gebied van landschappelijke inpassing alsook een verbetering van de zichtbaarheid langs de A16.

Steenakker

Analysekaart Steenakker

 

Welstandseenheden Steenakker

 

Korte omschrijving

Steenakker wordt begrensd door Backer en Ruebweg, Emerparklaan, Lunetstraat en in het zuiden door de spoorlijn. Steenakker vormt met het gebied rond de Meester Bierensweg een samenhangend geheel.

 

Het gebied was primair agrarisch in gebruik, met voornamelijk tuinbouwbedrijven met enkele kassen. Ten behoeve van de bedrijfsmatige ontwikkeling van het gebied zijn deze kassencomplexen grotendeels verdwenen. De landschapsstructuur wordt gedomineerd door de geomorfologische ondergrond. Op de droge delen (dekzandruggen) is bebouwing geplaatst langs de Gageldonkseweg, de Steenakkerstraat en ter plaatse van het huidige NAC-stadion.

 

Met de komst van de HSL (trein hogesnelheidslijn) en de HSL-shuttle alsook de verbreding van de A16, zal dit gebied in de komende jaren ingrijpend van aanzien en betekenis veranderen. Steenakker vormt een belangrijke schakel tussen de economische corridor (Rotterdam-Antwerpen) en de binnenstad van Breda en is gelegen langs belangrijke assen waarlangs verstedelijking plaats gaat vinden.

 

De kop van Steenakker vormt, in samenhang met het kantorengebied rond het station aan de Westerhagelaan, de stadsentree. Steenakker is hoofdzakelijk ingericht als bedrijventerrein en de verwachting is dat door de afname van de agrarische functie, bedrijvigheid in dit gebied verder zal toenemen. De woonfunctie is ondergeschikt aanwezig in het gebied.

 

Ligging Steenakker in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van de Steenakker wordt bepaald door de parkway noordelijke rondeweg de Backer en Ruebweg, het spoorweglandschap en de overgang van bedrijventerrein naar de ‘Neus’ van Prinsenbeek met vrijstaande woningen, o.a. aan het historische lint van de Gageldonkseweg met ten westen outwallen die landschappelijke kamers vormen. De Westerparklaan doorsnijdt het gebied en definieert daarmee een meer ruimtelijk geïsoleerd gebied met onder meer het NAC-stadion en grootschalige retailformules.

 

Het gebied Steenakker bestaat dus eigenlijk uit vier delen: het gebied rond het NAC-stadion, het bedrijventerrein Steenakker (Steenakker-midden), het woongebied Gageldonkseweg/ Steenakkerstraat en de Kop van Steenakker. Voor de kop van Steenakker, het gebied met landschappelijke kamers, worden kansen voor bedrivigheid gezien.

 

Rond het NAC-stadion is een verkavelingsrichting ontwikkeld die haaks staat op de Lunetstraat en de spoorlijn. Deze verkavelingsrichting wordt in het plan Steenakker-midden voortgezet. Vanuit het NAC-stadion vormt een lijn (Huifakkerstraat) een ordeningsprincipe, maar geen verbinding tussen de stedelijke as en het bedrijventerrein. De stedelijke zone langs de Lunetstraat tot de Westerparklaan bestaat uit grootschalige kantoren en het NAC-stadion.

 

Het gebied tussen Huifakkerstraat en het spoor bestaat uit orthogonaal verkavelde bedrijfspercelen. De zone langs de Backer en Ruebweg bestaat uit bedrijven die uiting geven aan de betekenis van deze zone als stedelijke structuurdrager. Het deel van het bedrijventerrein dat grenst aan de woonbebouwing van Gageldonkseweg en Steenakkerstraat is bedoeld voor combinaties van wonen en werken. De woningen zijn op de straatzijde georiënteerd met het bedrijf aan de achterzijde van de kavel. De Kop van Steenakker is in ontwikkeling langs de stedelijke en als entreepunt aan de A16. Dit betekent dat er plaats moet worden geboden aan stedelijke voorzieningen, kantoren en hoogwaardige bedrijvigheid met meer aandacht voor de architectuur en behoud van de bestaande natuurwaarden. De Gageldonkseweg en Steenakkerstraat hebben hoofdzakelijk een woonfunctie en liggen ‘diagonaal’ in de verkavelingsrichting van twee hierboven genoemde gebieden. De open groene ruimte tussen de spoorlijn en de twee straten is essentieel voor de ruimtelijke kwaliteit van dit woongebied.

 

Waardering

Steenakker is een gebied in transitie met een grote variëteit in het reeds aanwezige programma. De unieke ligging langs de verstedelijkingsassen van Breda maakt het gebied tot een ontwikkellocatie met stedelijke potentie. Het uitgangspunt bij transitie van dit gebied is versterking van de huidige kwaliteit. Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige samenhang in de verschillende gebieden te behouden. De transitie van CrossMark naar een hoog stedelijke uitstraling met een functiemix van wonen, werken, zorg en cultuur zullen aanknopingspunten kunnen bieden voor dit gebied.

 

De overige zones met bedrijvigheid kunnen worden versterkt door een betere landschappelijk inpassing en zichtbaarheid langs de Lunetstraat en Backer en Ruebweg. De nabijheid van het centraal station maakt het gebied uiterst geschikt voor een hoogwaardige openbaar vervoersverbinding met het centrum van de stad.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Steenakker onderverdeeld naar categorie

Krogten, Emer Hintelaken

Analysekaart Krogten, Emer Hintelaken

 

Welstandseenheden Krogten, Emer Hintelaken

 

Korte omschrijving

Krogten en Emer Hintelaken liggen in het noordelijk deel van de stad. De bedrijventerreinen strekken zich uit vanaf de noordelijke rondweg tot aan het buitengebied, aan de noordzijde van de stad. Aan de oostzijde ligt de woonwijk Hoge Vucht en aan de westzijde ligt de de Haagse Beemden. De terreinen Krogten en Emer Hintelaken zijn gelegen aan belangrijke infrastructurele lijnen, zoals de noordelijke rondweg (Backer en Ruebweg) die de verbinding vormt tussen de A16 en A27. Via de Terheijdenseweg is er een goede verbinding in noordelijke richting en met de A59.

 

Rivier de Mark loopt in noord-zuid richting tussen de Krogten en Emer Hintelaken. De Mark vormt in ecologische en ruimtelijke zin een waardevolle groenstructuur. De Markoevers zijn een ecologische verbindingszone en worden door het waterschap waar mogelijk heringericht als ecologische oever. Er is aandacht voor de verbinding van het fietsnetwerk met het buitengebied via recreatieve poorten.

 

Naast de Mark vormen de Emerput en de omliggende parkzone een belangrijke groenvoorziening op het bedrijventerrein Emer Hintelaken. De Emerput is van oorsprong een zandwinput waaruit het gewonnen zand werd gebruikt om de destijds nieuwe woonwijken op te hogen. De plas staat in verbinding met de Bethlehemloop, die weer in open verbinding staat met de Mark. De Emerput en de omliggende parkzone hebben momenteel een beperkte ecologische en recreatieve functie, maar hebben wel potentie voor versterking.De bedrijventerreinen zijn gerealiseerd tussen de jaren ’60 en jaren ‘90. Oorspronkelijk lagen de terreinen aan de rand van de stad, maar door de explosieve verstedelijking in en na de jaren 60, zijn de terreinen inmiddels omgeven door stedelijk weefsel.

 

Ligging Krogten, Emer Hintelaken in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van de Krogten, Emer Hintelaken wordt bepaald door de stadshoofdgroenstructuur met de Mark, de Parkway noordelijke rondweg, de Emerput en de Terheijdenseweg. De terreinen Krogten en Emer Hintelaken zijn in de loop der tijd afzonderlijk ontwikkeld en kennen ieder hun eigen karakteristiek.

 

Krogten

Krogten vormt een onderdeel van een veel groter complex van bedrijventerreinen aan de noordzijde van de stad en ligt tussen de rivier Mark, de noordelijke rondweg en de Terheijdenweg. Het is een ‘zuiver’ bedrijventerrein. Andere functies zijn nauwelijks aanwezig. De Konijnenberg fungeert als de centrale as op het terrein Krogten, van waaruit het gehele terrein is ontsloten en welke richting geeft aan de verkaveling. De Konijnenberg is door de dubbele bomenrij een dominante ruimte. Het is een laan met, in potentie, allure. Het noordelijk deel van Krogten heeft, door een te geringe terreinbreedte, geen centrale as. Hier is de structuur direct op de Terheijdenweg en de Mark gericht. De noordelijke rondweg en de Terheijdenseweg worden begeleid door bedrijfsbebouwing, die zich naar deze straten richt. Deze bedrijfsbebouwing heeft slechts in een enkel geval een architectonische uitstraling die zich verhoudt tot het stedelijk karakter van deze hoofdwegen. De Moerlaken deelt de Krogten in twee delen. De ruimtelijke kwaliteit van deze straat is beperkt. Dit wordt vooral veroorzaakt door de hoogspanningsleidingen die het profiel erg breed maken en door het ontbreken van begeleidende bebouwing. De Oude Baan is een restant van het vroegere landschap en heeft momenteel geen verkeerskundige of ruimtelijke betekenis meer. De overige straten zijn te betitelen als ‘sober en doelmatig’.

 

Het bedrijverterrein Krogten biedt ruimte aan een grote verscheidenheid aan bedrijven. Deze verscheidenheid uit zich onder andere in de omvang (zowel kleine als heel grote bedrijven), naar het type categorieën (van opslag tot kantoor), als naar milieucategorie (licht en zwaar). De percelen op het terrein variëren in grootte van 1.000m² tot 60.000m². Een ordening van de kavels is nauwelijks aantoonbaar en de verdeling van percelen over het terrein is willekeurig. De uitstraling en ruimtelijke kwaliteit van de Krogten worden bepaald door verscheidenheid in ruimtelijke opbouw en in gebruik. Hoogwaardige delen worden afgewisseld met percelen en gebouwen met een mindere uitstraling. De buitenruimte is veelal verhard en wordt gebruikt als buitenopslag en parkeren.

 

Emer Hintelaken

Emer Hintelaken dankt zijn naam aan het voormalige landgoed De Emer en de polder Hintelaken. Het gebied is door verschillende structuurlijnen van groen, water en verkeer in te delen in drie deelgebieden. Het betreft Emer-noord in het zuiden, Hintelaken in het midden en de Achter Emer in het noorden. De gebieden zijn in verschillende fasen gerealiseerd en hebben elk hun eigen ruimtelijke opzet en bedrijfstypologieën. Emer-noord en Hintelaken zijn vooral industrieel geprogrammeerd, Achter Emer is meer gericht op de kleinschalige bedrijvigheid en zakelijke dienstverlening. De Emerparklaan en de Moerlaken vormen belangrijke wijkontsluitingswegen die zorgen voor aantakkingen op het stedelijke wegennet. Ontsluiting van het gebied vindt plaats vanaf de Backer en Ruebweg en op drie plaatsen vanaf de Emerparklaan. De uitstraling en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied worden bepaald door de verscheidenheid in ruimtelijke opbouw. Het gehele gebied heeft een matige kwaliteit door veroudering van de bebouwing en de veelal slechte beeldkwaliteit van de panden. De bebouwing bestaat overwegend uit loodsen, met daar omheen verharde buitenruimte ten behoeve van parkeren en opslag. De mate van bebouwingsdichtheid is zeer diffuus; van intensief bebouwde kavels tot kavels met veel open ruimtes en braakliggende kavels. De wegen hebben allemaal een breed profiel dat volledig verhard is waarbij de inrichting vooral gericht is op het gebruik door vrachtverkeer.

 

Deelgebied Emer-Noord

Emer-noord is ontwikkeld eind jaren '60 en begin jaren '70 van de vorige eeuw. Het gebied kent een tweedeling met aan de westzijde de Emerput en aan de oostzijde het bedrijventerrein. Het betreft een gemengd bedrijventerrein waarin zowel percelen van 1.000 à 2.500 m2 zijn gesitueerd als grote percelen die enkele hectaren beslaan. Centraal in het gebied zijn ook enkele bedrijfswoningen gesitueerd. Het terrein is aangelegd met een sterk orthogonale structuur, waarbij oude verkavelingsstructuren en voor het beemdengebied kenmerkende veldwegen, houtwallen en waterlopen verloren zijn gegaan. Alleen de Bethlehemloop is behouden en loopt parallel aan de noordelijke rondweg. De noordelijke rondweg is begeleid door bedrijfsbebouwing die zich naar deze straten richt. Deze bedrijfsbebouwing heeft een architectonische uitstraling die zich verhoudt tot het stedelijk karakter van hoofdweg. De hoofdweg wordt gevormd door de Mijkenbroek die aan de westzijde een aansluiting heeft op de Emerparklaan. Aan de zuidzijde is het terrein via de Charles Stulemeijerweg aangesloten op de Backer en Ruebweg. De wegen kennen een ruim profiel waarbij groen maar zeer beperkt aanwezig is. Gecombineerd met de grote hoeveelheid verharding op de percelen staat het gebied in groot contrast met de ruime hoeveelheid groen waar het terrein mee omringd wordt.

 

Deelgebied Hintelaken

Bedrijventerrein Hintelaken is midden jaren '70 tot midden jaren '80 van de vorige eeuw tot ontwikkeling gebracht. De brede groenstructuur ten noorden van de Mijkenbroek zorgt voor een ruimtelijke knip tussen Emer-noord en Hintelaken. Het gebied is door de orthogonale structuur en de overeenkomst in bedrijfstypologieën vergelijkbaar met Emer-noord. In Hintelaken komen bedrijfspercelen voor die variëren van 1.000 tot 4.000 m2 met enkele grotere percelen tot zelfs 10.000 m2. Ook in dit deelgebied zijn enkele bedrijfswoningen gesitueerd. Hintelaken heeft een centrale ontsluiting as in noord-zuid richting: de Rudonk. De weg is duidelijk herkenbaar als hoofdroute door de groene middenberm met dubbele bomenrij. Aan de Rudonk zijn enkele grootschalige bedrijven gesitueerd en aan de Franse Akker betreft het vaker kleinschalige percelen.

 

Deelgebied Achter Emer

Het bedrijventerrein Achter Emer is in de jaren '90 van de vorige eeuw tot ontwikkeling gebracht. Bij de ontwikkeling van het gebied is rekening gehouden met de uitgangspunten van het structuurplan Haagse Beemden. De verkaveling en ontsluiting van het bedrijventerrein is afgestemd op de schaal van het bestaande landschap. Enkele voor het beemdengebied kenmerkende veldwegen, houtwallen en tracés van waterlopen zijn behouden, evenals de beplanting langs de Rietdijk en Achter Emer als landschapsbuffer naar het agrarisch middengebied. Het gebied heeft, in tegenstelling tot de gebieden Emer-noord en Hintelaken een kleinschaliger karakter. In de beleving van het bedrijventerrein komen deze landschappelijke elementen niet overeen met de routing door het gebied over het Weidehek. Het leidt tot een versnipperd beeld waarbij de betekenis van de landschappelijke elementen niet altijd helder is of structurerend dient ter oriëntatie. Bij de ontwikkeling van het gebied is een duidelijke zonering aangebracht met grotere percelen aan de oostzijde bij de Mark en kleinere percelen aan de west- en noordzijde in de overgang naar de Emerparklaan en het agrarisch buitengebied.

 

Waardering

Krogten, Emmer en Hinterlaken vormen een grootschalig bedrijventerrein in de nabijheid van het centrum van Breda gelegen tussen de Haagse Beemden en Hoge Vucht. Deze positie in de stad langs belangrijke verstedelijkingsassen maakt dat bepaalde zones zijn aangeduid als ontwikkellocaties met stedelijke potentie. Uitgangspunt bij transitie van dit gebied is versterking van de kwaliteit. Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige samenhang in de verschillende gebieden te behouden. De zones met bedrijvigheid kunnen worden versterkt door een betere landschappelijke inpassing alsook biedt verdere vergroening langs de Mark kansen.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Krogten, Emer Hintelaken onderverdeeld naar categorie

Hoogeind

Analysekaart Hoogeind

 

Welstandseenheden Hoogeind

 

Korte omschrijving

Het bedrijventerrein Hoogeind is gelegen aan de oostzijde van Breda, langs de A27 en is in drie fasen ontwikkeld vanaf eind jaren '90. Er is voor gekozen om bij de aanleg van het terrein tevens te voorzien in een nieuwe groenstructuur. Hierbij vormt een ‘waaiervorm van groen’, gericht op de groene (voormalige vuilstort) Bavels Berg, het organisatorische principe .

 

Ligging Hoogeind in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Hoogeind wordt bepaald door een radiale ‘waaiervorm’ rond de Bavelse Berg met een stadshoofdgroenstructuur tegen de A27 om een snelwegpanorama te maken met groen en representatieve bedrijven. De radiale opzet is verdeeld met secundaire groenstructuren tussen de Bavelse Berg en de A27 en Tilburgseweg.

 

Het bedrijventerrein kan over het algemeen worden beschouwd als een hoogwaardig en goed functionerend bedrijventerrein. Het is gelegen aan de A27 met twee op- en afritten. De Tilburgseweg loopt door het bedrijventerrein heen en ontsluit op twee verschillende plaatsen het bedrijventerrein Hoogeind. Het noordelijk deel via de Baarschot - Oude Leijstraat en het zuidelijk deel via Minervum.

 

Hoogeind heeft een hoogwaardige uitstraling, dit komt door de representatieve architectuur van de bedrijfspanden die zich op het terrein gevestigd hebben Het stedenbouwkundige plan kenmerkt zich door een sterke totaalopzet, waarin het bedrijventerrein (met name rondom Minervum) als een ‘waaiervorm’ is uitgelegd aan de voet van de Bavelse Berg. Deze structuur zorgt voor een heldere opbouw van het terrein. Het kent een bijna parkachtig opzet met brede wegen, veel groen en diverse waterpartijen. Bij de ontwikkeling van de bedrijfspanden zijn hoge eisen gesteld aan de beeldkwaliteit. Dit geldt met name langs de belangrijke aanrijwegen.

 

Het gebied ten noorden van de Tilburgseweg valt uiteen in twee delen. Het oostelijk deel, tussen de Baarschot en Oude Leijstraat, is begin deze eeuw gerealiseerd als onderdeel van het bedrijventerrein Hoogeind. Het gebied heeft niet de waaierstructuur uit het zuidelijk deel maar kent wel eenzelfde ruimtelijke kwaliteit aan de Tilburgseweg. Het gebied is opgebouwd uit een lusvormige ontsluitingsweg als aansluiting op de Tilburgseweg.

 

Het westelijk deel, tussen de A27 en de Oude Leijstraat, is een ouder terrein dat hoofdzakelijk in gebruik is als stortplaats en opslagterrein voor bouwpuin en zand. In het gebied hebben ontgrondingen plaatsgevonden waarbij afgegraven delen van het terrein zijn aangevuld met hard vuil en andere materialen. De kwaliteit van de bodem in dit gebied heeft hier zwaar onder te verduren gehad en is, en blijft een aandachtspunt. Een van de ontgrondingsputten is nog open en vormt een door bomen omzoomde plas. Het gebied heeft beperkte ruimtelijke kwaliteit welke nauwelijk waarneembaar is door de groene omranding. Aan de Tilburgseweg zijn enkele woningen gesitueerd.

 

Waardering

Hoogeind vormt een bedrijventerrein dat is ontwikkeld vanaf de jaren ’90. Dit maakt dat de kwaliteit van het gebied en de landschappelijke inbedding op orde is. Het welstandsbeleid is erop gericht de stedenbouwkundige samenhang in de verschillende gebieden te behouden en de gedegen architectonische uitstraling waar mogelijk te versterken. Met name de representativiteit van bebouwing aan de A27 en Tilburgseweg is hierbij van belang. Verdere vergroening van het terrein is met name aan de noorzijde gewenst.

Heilaar

Analysekaart Heilaar

 

Welstandseenheden Heilaar

 

Korte omschrijving

Heilaar wordt begrensd door A16, de spoorlijn, de Westerhagelaan en Ettensebaan. Het is gelegen tussen Princenhage, Prinsenbeek, Steenakker en Westerpark.

 

Oorspronkelijk was het gebied onderdeel van een akkergebied van de voormalige gemeente Princenhage. De kavelstructuur bestond destijds uit akkers en tuinen, met enkele boerderijen en buitenplaatsen langs de wegen verspreid. Hier ontstond omstreeks 1824 landgoed Heilaar, met de Engelse tuin. In 1850 is de spoorlijn aan de noordzijde van het gebied aangelegd. In de jaren ’60 vond de ruilverkaveling plaats, hierdoor ontstond er ‘ineens’ een grootschalig open landschap dat kon worden ingevuld met tuinbouwkassen. Dragers van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van Heilaar zijn de Leursebaan en de Heilaarstraat. De Leursebaan is oost-west georiënteerd, ooit gebruik als oude landweg naar het Liesbos. De Heilaarstraat is noord-zuid georiënteerd was ooit een historisch lint met een landschappelijk karakter.

 

Het gebied is voornamelijk in gebruik als bedrijventerrein maar onder de Bredanaar bekend van de woonboulevard. Het woongebied Adriaan Klaassenstraat, grenzend aan Westerpark, vormde de meest recente woningbouwontwikkeling in het gebied.

 

Ligging Heilaar in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Heilaar wordt bepaald door de ligging aan het groene spoorweglandschap, de parkway Ettensebaan, de groene ontsluitingswegen IABC, Leursebaan, Baanzicht en het lint Heilaarstraat. De brede profilering van deze wegen resulteren in een groen karakter dat beeldbepalend is voor het gebied.

 

Het oude landelijke lint Heilaarstraat, als verbinding tussen Prinsenbeek en Princenhage, bestaat uit woningen en boerderijen, wisselend in oriëntatie en karakter. Ten westen van de Heilaarstraat ligt een zone met bedrijven, detailhandel, grootschalige gebouwen metkassen en loodsen, een veilingterrein met grote hallen (IABC, The Greenery e.a.) en enkele kleine bedrijven. Langs de parkway Ettensebaan ligt een zone met hoogwaardige bedrijven en kantoren.

 

In het gebied met bedrijven en grootschalige detailhandel aan de westkant zijn groothandelsbedrijven (IKEA, IABC) en de meubelboulevard gevestigd. Het gebied wordt ontsloten via een centrale ontsluiting as met haaks daarop secundaire ontsluitingswegen. De bebouwing op het bedrijventerrein bestaat uit grote gebouwen of complexen die vrij in de ruimte staan met tenminste één representatieve zijde. Veel gebruikte materialen zijn prefab beton, gevelbeplating en stalen damwandprofielen. Een beeldbepalende gebouw in dit gebied is dat van IKEA met een duidelijke uitstraling naar de A16 en een felblauwe kleur.

 

Het bedrijventerrein ten noorden van de Leursebaan is kleiner van schaal en wordt aan de buitenzijde ontsloten (Leursebaan en Heilaarstraat). De vormgeving van de hallen en loodsen is sober en wordt gekenmerkt door een functionele uitwerking, waarbij functie prevaleert boven de ruimtelijke verschijningsvorm.

 

Waardering

Heilaar vormt een bedrijventerrein aan de rand van de stad dat omsloten wordt door infrastructurele werken. Het welstandsbeleid is erop gericht de samenhang in de verschillende gebieden te behouden. De zones met bedrijvigheid kunnen worden versterkt door een betere landschappelijke inpassing met verdere vergroening. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk waarbij een versterking van de huidige kwaliteit het uitgangspunt is

Lage Vuchtpolder en buitengebied Teteringen

Analysekaart Lage Vuchtpolder en buitengebied Teteringen

 

Welstandseenheden Lage Vuchtpolder en buitengebied Teteringen

 

Korte omschrijving

De Lage Vuchtpolder en buitengebied Teteringen liggen ten noordoosten van Breda tussen de wijken Hoge Vucht, de kom Teteringen en de grens van gemeente Oosterhout. Ten westen wordt het gebied begrensd door bedrijventerrein de Krogten en de Mark. Het Markkanaal vormt de noordwestelijke grens van het gebied. Centraal in het gebied ligt De Vuchtpolder en De Moeren, een open grootschalig, nat, laaggelegen en onbebouwd voormalig veengebied met weidegronden. Ten oosten van de Vuchtpolder en De Moeren ligt de overgang naar het hoger en droger dekzandgebied. Dit deel van het plangebied bestaat uit een overwegend half open agrarisch landschap. In het agrarische gebied op het dekzand komt relatief weinig bebouwing voor. Het grootste deel van de veehouderijen in het plangebied ligt vooral geconcentreerd aan twee linten, het Hoeveneind en het Bergse Pad. Het Hoeveneind is de oorspronkelijke ontginningsas van waaruit het buitengebied van Teteringen is ontstaan.

 

Historische ontwikkeling

De basis van het huidige landschap is gevormd in de IJstijden. Onder invloeden van rivieren en het klimaat ontstond een variatie van lagere delen met klei en veen in de Lage Vuchtpolder en hogere dekzandruggen waarop o.a. de bossen van het Galgenveld en de Teteringse Heide liggen. Het dorp Teteringen en Hoeveneind liggen op de flank van deze dekzandrug, op de overgang van de hooggelegen bossen naar de laaggelegen Lage Vuchtpolder.In de 14de en 15de eeuw is op grote schaal turf gewonnen in de Lage Vuchtpolder, waardoor een groot deel van het veen verdween. Door overstromingen van de Mark werd het gebied bedekt met een laag klei. Vanaf de 17de eeuw is de Lage Vuchtpolder gebruikt als hooi- en weiland. Naast een agrarische functie hadden een aantal plekken ook een strategische functie. Langs de Mark zijn gedurende de 80 jarige oorlog verdedigingswerken aangelegd zoals de Spinolaschans (zie 1) de Strikberg (zie 2) en de Linie van de Munnikenhof (zie 3). De Groote Kruisvaart (zie 4) is een oude turfvaart, een overblijfsel uit de tijd van de grootschalige turfwinning. Het Hoeveneind is de ontginningsas. Loodrecht vanuit het Hoeveneind werden lange rechte stroken grond uitgegeven. Eeuwenlang werd hier een plaggenbemesting opgebracht. Hierdoor ontstond er een voedselrijke hoger gelegen bodem, uitermate geschikt voor akkerbouw, de es van Teteringen. Vanaf de hogere zandgronden langs het Hoeveneind liepen een groot aantal oost-west gerichte wegen en oude veepaden (driften) het veengebied in. De oost-west lopende paden verbonden het natte en lage veengebied met de droge en hogere zandgronden en verder oostwaarts met de bos- en heidegebieden.

 

De kaarsrechte Oosterhoutseweg is een Napoleonsweg die is aangelegd als onderdeel van de Grote Weg van Parijs naar Amsterdam. De weg wordt aan beide zijden begeleid door laanbeplanting.

 

Ligging Lage Vuchtpolder en buitengebied Teteringen in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

In buitengebied Lage Vuchtpolder en Teteringen zijn 4 landschapstypen te onderscheiden: veenlandschap, zandlandschap, bos- en heidelandschap en recreatie & landgoederen landschap.

 

Veenlandschap

Het veenlandschap van polders de Moeren en de Vucht is zeer grootschalig en open, vrij van bebouwing en behoudens enkele solitaire bomen en boomgroepen is er geen opgaande landschappelijke beplanting aanwezig. Het landschap heeft een dicht slotenpatroon en het grondgebruik bestaat hoofdzakelijk uit weiland. De grootschalige onbebouwde openheid is kenmerkend voor de veenpolder, evenals de natte en laaggelegen weidegronden die ongeschikt zijn voor akkerbouw. De maat van de openheid van de polder is waardevol voor de omgeving van Breda. Naast de openheid is het dichte sloten- en verkavelingspatroon van de polder opmerkelijk gaaf en compleet aanwezig. Het uiterlijk van de polder is al eeuwen ongewijzigd. Langs de Zwarte Dijk zijn enkele nieuwe redoutes gerealiseerd, als verwijzing naar verschillende redoutes (verdedigingswerken) die hier ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog hebben gelegen.

 

Zandlandschap

Het zandlandschap bestaat uit oud akkerland. Het half open landschap is omgeven door de bosgebieden aan de noord- en oostkant. Het Hoeveneind vormt als het ware de ruggengraat van het gebied en bestaat uit een fraai oud noord zuid lopend bebouwingslint met laanbeplanting, monumentale boerenhoeves en landschappelijk beplante erven. Het lint vormt een geleidelijke overgang tussen het dorp Teteringen en het landschap. Karakteristiek en landschappelijk waardevol is de afwisseling tussen de dicht bebouwde delen en de open onbebouwde delen in het lint. De wegen, landschapselementen en bomenrijen liggen haaks gericht op het Hoeveneind en volgen hiermee de oost-westelijke ontginningsrichting in het gebied. De oost-west gerichte kavelstructuur met oost-west lopende lineaire landschapselementen zijn waardevol. Het lint met doorzichten naar het open veenlandschap heeft een hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarde. Ook het gebiedje ter hoogte van het rivierduin de Strikberg betreft een relatief open zandlandschap met enkele bochtige wegen met laanbeplanting en (boeren)erven met erfbeplanting. In het meest zuidelijke deel van het plangebied, tussen het Cadettenkamp en het spoor resteert nog een klein, relatief open zandlandschap.

 

Boslandschap

Het boslandschap betreft Galgeveld/Teteringse Heide (zie 5), een bos- heidegebied op de hoge droge dekzandrug in het meest oostelijke deel van het gebied. Het wordt gekenmerkt door een sterk gesloten karakter. Bijzonder is het hoogteverschil ter hoogte van de bosrand. Door het bos lopen een groot aantal onverharde wegen en paden. Het meest zuidelijke deel van het bosgebied betreft het Cadettenkamp (zie 6), bestaande uit een groot stuifzand- en heidegebied. Het gebied dankt zijn naam aan de voormalige functie van oefenterrein van de KMA. De karakteristieke Galgestraat, gedeeltelijk bestraat met kasseien vormt de zuidelijke grens van het bos.

 

Recreatie- en landgoederenlandschap

Het gebied aan de oostzijde van Teteringen, tussen het bosgebied Galgeveld/Teteringse Heide en de bebouwde kom, is in de loop der tijd getransformeerd naar een recreatie- en landgoederenlandschap. Tussen het missiehuis St. Franciscus Xaverius (Zuiderhout) (zie 7) en Landgoed Laanzicht (zie 8) is in de jaren ’90 een golfbaan aangelegd en rondom deze landgoederen zijn in de loop der tijd diverse villa’s op grote kavels gebouwd. Ook de Hartelberg met Landgoed De Hartel (zie 9), de naastgelegen Spinolaschans en de Heiningenhoef (zie 10) hebben een landgoedachtige uitstraling.

 

Waardering

Buitengebied Lage Vuchtpolder en Teteringen is een gebied waarbij de historische ontwikkeling duidelijk afleesbaar is. Het verschil in landschapstypen is karakteristiek. De openheid, gaafheid van het verkavelingspatroon en het weinig voorkomen van bebouwing is bijzonder voor de omgeving van Breda. Het welstandsbeleid is erop gericht de landschappelijke karakteristieken te behouden en versterken. Het onderscheid tussen de verschillende landschapstypen in relatie tot de ontstaansgeschiedenis, historische routes en verkavelingsstructuur is nog duidelijk afleesbaar in het landschap. De aanwezige doorzichten vanaf het Hoeveneind naar het achterliggende landschap dienen behouden te blijven. De aanwezige verdedigingswerken uit de 80 jarige oorlog en de nog aanwezige landgoedstructuren zijn bijzondere elementen uit de historie van het gebied en Breda. Dit eeuwenoude landschap vol verhalen is hiermee karakteristiek en waardevol gebied voor Breda. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteiten van het gebied of een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Lage Vuchtpolder en buitengebied Teteringen onderverdeeld naar categorie

Landschappelijke Driehoek

Analysekaart Landschappelijke Driehoek

 

Welstandseenheden Landschappelijke Driehoek

 

Korte omschrijving

De landschappelijke driehoek is een restant buitengebied dat wordt omsloten door de A27 aan de oostzijde, de Loevesteinstraat aan de zuidwestzijde. De noordgrens wordt gevormd door de Zuidelijke Rondweg.

 

Historische ontwikkeling

Het landschap van de landschappelijke driehoek is onderdeel van een beekdallandschap. Ten noorden van het gebied ligt de Molenleij en ten zuiden ligt de bovenloop van de Bavelse Leij. Tussen de lager gelegen en natte beekdalen ligt een hoger gelegen dekzandrug. De nattere beekdalen waren vroeger hoofdzakelijk in gebruik als weiland en hooiland. De hogere dekzandrug was in gebruik voor akkers en hierop ontstonden de nederzettingen. Dit principe verklaart de centrale ligging van de Seminarieweg als historisch bebouwingslint, buurtschap IJpelaar, op de dekzandrug in het gebied.

 

Ligging Landschappelijke Driehoek in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

In buitengebied landschappelijke driehoek zijn 3 landschapstypen te onderscheiden: zandlandschap, de beekdalen van de Bavelsche Leij en de voormalige ligging van de Molenleij en landgoederen landschap.

 

Zandlandschap en landgoederen

De Seminarieweg is een fragment van een oude landweg tussen Bavel en Heusdenhout. Door de aanleg van de Zuidelijke Rondweg en de A27 is dit deel afgesneden van de rest van de bebouwde kom van Bavel. Het historische karakter van het lint en haar omgeving is grotendeels in tact gebleven. De Seminarieweg is een keiweg met oude laanbomen, waarlangs hier en daar monumentale boerderijen en kleine woningen staan met daartussen doorzichten naar de open weiden afgewisseld met een boomkwekerij en de beslotenheid van de landgoederen van de kunstacademie St. Joost (voormalig seminarie) (zie 1) en Nieuw IJpelaar (voormalig klooster) (zie 2). De gevarieerde en kleinschalige geleding van de ruimte, de historische eenheid van flankerende bebouwing en de continuïteit van de laanbeplantingen geven het gehele lint een sterke ruimtelijke samenhang en een besloten karakter.

 

Beekdallandschap

De Flodderdreef is een zanddreefparallel aan de Seminarieweg en is voorzien van zware laanbeplanting. Tussen de landschappelijk beplante Flodderdreef (zie 3) en de stedelijke wand van de hoge appartementengebouwen aan de Loevesteinstraat vormt het open agrarische landschap een krachtig en kenmerkend contrast met de stadsrand. Dit tussengebied is landschappelijk zeer waardevol. Het heeft een natte en lage ligging en vormt de laatste originele en overgebleven scherf van het voormalige Bavelse Broek (waar later de wijk IJpelaar is gebouwd). Het dichte en rechte slotenpatroon haaks op de Loevensteinstraat verraadt het laatste stukje van de overgebleven polderstructuur van de Bavelse Broek. Het natte en lage gebied is tevens een brongebied omdat de beek de Bavelse Leij hier ontspringt. De openheid en leegheid van het voormalige poldergebiedje is een essentiële kernwaarde van het gebied. Dit oude poldergebied is van groot belang omdat het ervoor zorgt dat de stad Breda en dorp Bavel van elkaar gescheiden blijven.

 

Op enige afstand van de Zuidelijke Rondweg ligt het terrein van voetbalvereniging JEKA (zie 4). De rand aan de zijde van de Zuidelijke Rondweg is landschappelijk ingepast met wadi’s en rietzones.

 

Waardering

De landschappelijke driehoek is een restant van agrarisch buitengebied in de stad. Het contrast tussen stad en landschap en historische kwaliteit van het agrarische relict en landgoederen maken het gebied waardevol. Daarbij vormt het brongebied van de Bavelse Leij een bijzondere landschappelijke, ecologische en hydrologische waarde. Verstedelijking en verdichting in het gebied is niet wenselijk. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteiten van het gebied of een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Landschappelijke driehoek onderverdeeld naar categorie

Buitengebied Bavel

Analysekaart buitengebied Bavel

 

Welstandseenheden buitengebied Bavel

 

Korte omschrijving

Het buitengebied Bavel ligt ten oosten van Breda, rondom het dorp Bavel. De grens aan de noordzijde wordt gevormd door Brepark en de Bavelse Berg en de gemeentegrens met Oosterhout. De oostelijke grens wordt gevormd door de ABG gemeente. De westzijde wordt begrensd door de A27, de zuidzijde door de A58.

 

Historische ontwikkeling

Het buitengebied rondom Bavel bestaat voornamelijk uit dekzandgronden. Aanvankelijk zijn gedurende de IJstijd de zandgronden door de Maas afgezet, de wind heeft daarna het zand verspreid waardoor een lichtglooiend landschap van dekzangruggen is ontstaan. De hoge dekzandruggen liggen aan beide zijden langs de beekdalen van de Gilzerwouwerbeek en de Molenleij. Op de hoogste delen liggen de gehuchten zoals: Bolberg, Roosberg, Eikberg, Lijndonk.

 

Het landschap rondom Bavel is gedurende de afgelopen eeuw sterk veranderd. Tot circa 1900 is het landschap kleinschalig en worden akkers en weilanden afgeschermd door houtopstanden (houtwallen, houtsingels, hagen en heiningen) die dienden als erfafscheiding, hakhout en veekering. Eind 19de eeuw werden de perceelsgrenzen vervangen door prikkeldraad afrasteringen en transformeerde het gebied naar een meer open landschap. Een aantal houtopstanden rond de (voormalige) boerderijen en gehuchten zijn bewaard gebleven.

 

In de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog treedt een enorme schaalvergroting van het landschap op. De landbouw wordt landelijk geïntensiveerd wat in het gebied resulteerde in de ruilverkaveling Gilze-Bavel-Rijensbroek. Om een gezonde agrarische structuur te bewerkstelligen worden grondeigendommen herschikt, kavelstructuren verbeterd, kavelsloten aangelegd of verdiept (t.b.v. een betere afwatering) en wordt de toegankelijkheid van de percelen verbeterd door nieuwe wegen aan te leggen en bestaande wegen te verbeteren.

 

Ligging Buitengebied Bavel in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

In het gebied zijn hoofdzakelijk 3 landschapstypen te onderscheiden, bestaande uit de beekdalen van de Gilzerwouwerbeek en de Molenleij, het ruilverkavelingslandschap en heideontginningslandschap.

 

Beekdalen

De lagere delen in het gebied worden gevormd door de beekdalen van de Gilzerwouwerbeek en Molenleij. Het dal van de Gilzerwouwerbeek doorsnijdt het dekzandlandschap. De Gilzerwouwerbeek heeft een breed dal ter hoogte van Bavel en kenmerkt zich door lange vergezichten over het beekdal. Ten zuiden en ten noorden van Bavel is het beekdal smaller. Het natuurlijke beekdal van de Molenleij is niet meer herkenbaar in het landschap aanwezig. De beek is omgeleid voor de ontwikkeling van de Bavelse Berg en heeft het uiterlijk van een brede rechte sloot. Recent heeft natuurontwikkeling rondom een gedeelte van de Gilzewouwerbeek plaatsgevonden waarbij de oorspronkelijke gradiënten zijn hersteld en de beek weer een zomer- en winterbed heeft gekregen. Aan weerszijden van de beek zijn poelen aangelegd en bosjes aangeplant.

 

Ruilverkavelingslandschap

De ruilverkaveling heeft een enorme kaalslag van het historische kleinschalige landschap teweeg gebracht. De meest herkenbare ingrepen in het gebied zijn de aanleg van de Leijweg (langs de Molenleij) en een deel van de Tiendweg, het verharden en completeren van de Dorstseweg en het aanplanten van een tweetal kleine bosjes. Slechts rondom het gehucht Bolberg is de historische verkaveling nog aanwezig en afleesbaar. Door het bewaren van enkele solitaire bomen te midden van de weilanden en akkers is getracht de historische maat van het landschap inzichtelijk te maken. Ook zijn de historische bolle akker op diverse plekken in het gebied nog goed afleesbaar. Met het ruilverkavelingsproject zijn 2 compensatiebosjes gerealiseerd welke herkenbaar zijn aan de rechtlijnige vorm. Het landschap van buitengebied Bavel kenmerkt zich door de grote mate van openheid en vergezichten. Vanuit verschillende locaties in het gebied is zicht op de kerktoren van Bavel. De wegen en dorpsrand van Bavel worden begeleid door bomenlanen. De gehuchten met oude hoeves en erfbeplantingen vormen waardevolle, historische clusters in het gebied.

 

Heideontginningslandschap

Het gebied ten zuiden van Bavel bestaat uit een open, grootschalig landschap (jonge heideontginning) omrand door de opgaande beplanting langs knooppunt Sint Annabos. In het gebied ligt een zandwinplas en enkele bijzondere bomenrijen richting de Mariahoeve (zie 1) en ter plaatse van een relict de voormalige Maastrichterweg (zie 2) (oude handelsroute tussen Breda en Maastricht).

 

Vanaf de A27 en ten westen van Bavel is Korenmolen de Hoop (zie 3) een herkenningspunt.

 

Waardering

Het buitengebied Bavel is door de ruilverkaveling veel van het oorspronkelijke kleinschalige landschap verloren gegaan. De Moleneleij is niet meer als beek met een beekdal te herkennen. De gehuchten zijn de voornaamste restanten van het historische landschap en vormen hiermee een belangrijke kwaliteit in het gebied. Het natuurontwikkeling van de Gilzerwouwerbeek maakt het beekdal leesbaar en afwisselend, zonder de weidsheid en openheid van het beekdal te verliezen. Dit biedt lokaal kwaliteit in het gebied. Nieuwe ontwikkelingen in het gebied dienen de kleinschaligheid en historische karakter van voor de ruilverkaveling te versterken.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Buitengebied Bavel onderverdeeld naar categorie

Buitengebied Ulvenhout

Analysekaart buitengebied Ulvenhout

 

Welstandseenheden buitengebied Ulvenhout

 

Korte omschrijving

Buitengebied Ulvenhout ligt ten zuiden van Breda. Het gebied wordt aan de westkant begrensd door Ulvenhout, ten noorden door de wijken Overakker, IJpelaar en Nieuw-Wolfslaar. Rijkswegen A27 en A58 vormen de oost- en zuidgrens van het gebied.

 

Historische ontwikkeling

Het landschap van het buitengebied Ulvenhout is in grote mate bepaald door de beekdalen van de Bavelsche Leij en de Chaamse Beek met daartussen hoger gelegen dekzandruggen en -welvingen. Een groot deel in Breda-Zuid wordt gekenmerkt door enkeerdgronden of oude bolle akkers. Bolle akkers getuigen van een intensieve bewerking van het akkerland in of na de Middeleeuwen. Daardoor kwam het midden van de akker ongeveer een halve tot een hele meter hoger te liggen dan de randen. Het vroegere landschap bestond uit een kleinschalig landschap met houtwallen en heiningen. Tegenwoordig is het landschap nog steeds kleinschalig en half open, de aanwezige landschapselementen bepalen dit beeld. De beekdalen vormen open corridors in het landschap, begeleid met landschapselementen langs de beek.

 

Ligging buitengebied Ulvenhout in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

In het buitengebied Ulvenhout zijn 4 landschapstypen te onderscheiden: bos, oude cultuurgronden, beekdalen, jonge ontginningen en landgoederen.

 

Bos

In het gebied ligt het Ulvenhoutse Bos. Het Ulvenhoutse bos is Natura 2000 gebied. Het is een eeuwenoud loofbos, dat voor een deel gelegen is in het dal van de Bavelse Leij die de noordelijke begrenzing vormt van het bos. Het Ulvenhoutse Bos is een van de weinige Brabantse natuurgebieden met een goed ontwikkelde beekbegeleidende bosvegetatie. De rechtlijnige structuur van dreven en lanen zijn karakteristiek voor het Ulvenhoutse Bos en vormen al van oudsher een verbinding met het Sint Annabosch en de Chaamse Bossen (grondgebied van gemeente Alphen-Chaam) De bosrand van het Ulvenhoutse bos is landschappelijk waardevol als een aantrekkelijke groene wand die de leesbaarheid van het landschap bevordert.

 

Oude cultuurgronden

De oude cultuurgronden rond Wolfslaar en ten zuiden van Ulvenhout zijn eeuwen geleden ontgonnen. Het bestaat uit een halfopen en zeer gevarieerd landschap dat wordt gekenmerkt door een afwisseling van boerenerven, bebouwing, houtwallen, bosschages, lanen, wegen, reliëf en akkers. De structuurrijkdom van deze gronden is waardevol omdat dit zorgt voor veel kleinschalige variatie en afwisseling in het landschap. Dit vormt een aangename aanvulling op de grotere maat van het Ulvenhoutse bos en de beekdalen.

 

Beekdalen

In het gebied liggen de beekdalen van de Chaamse Beek en de Bavelse Leij die beide uitmonden in de Mark. De beekdalen zijn kleinschalige, open en vochtige gebieden. De Bavelsche Leij vormt de oostelijke begrenzing van het Ulvenhoutse bos. Het beekdal van de Bavelse Leij is smal en deels open, deels een besloten bosbeek. Tussen de A27 en de beek liggen agrarische gronden, (jonge heideontginningen) die op een rationale manier zijn verkaveld. De Chaamsebeek heeft een open beekdal met struwelen, bosjes en landschapselementen en doorsnijdt de dekzandrug waar Ulvenhout op ligt. De openheid evenals het oorspronkelijke reliëf (aardkundige waarden) en meandering van de Chaamsebeek ten zuiden van Ulvenhout is landschappelijk waardevol. Molen De Korenbloem (zie 1) en de kerktoren van Ulvenhout (zie 2) zijn vanuit het buitengebied als duidelijke herkenningspunten zichtbaar.

 

Landgoederen

Landgoed Wolfslaar (zie 3) ligt ten noorden van Ulvenhoutse Bos. Het landgoed omvat een landhuis met bijbehorend landschapspark die gezamenlijk beschermd zijn als Rijksmonument. Het gebied rondom landgoed Wolfslaar in de zuidrand van Breda heeft de typische kenmerken van een landgoedstructuur vanwege de lange lanen, de voortdurende nabijheid van het Ulvenhoutsebos, de variatie open en dicht en de aanwezigheid van water (Bavelsche Leij). Samen vormen deze onderdelen een hechte eenheid. De landgoederen en bossen werden in Breda onderling verbonden door dreven, begeleid met bomenlanen. Ten zuiden van het Ulvenhoutse Bos ligt een kleinschalig landschap met bosjes, houtwallen en lanen dat onderdeel uitmaakte van de landgoedstructuur van Landgoed Anneville. Met de komst van de A58 is deze structuur doorsneden.

 

Waardering

Het welstandsbeleid is gericht op het behouden en versterken van de landschappelijke karakteristieken en de historische landgoederenstructuur. Het landschappelijke karakteristiek wordt sterk bepaald door het open beekdal met landschapselementen van de Chaamse Beek en het deels open gesloten beekdal van de Bavelse Leij. Het buitengebied Ulvenhout is een gebied met veel historie Dit uit zich in het waardevolle landschap van oude cultuurgronden en de aanwezige landgoederenstructuur in het plangebied. Het Ulvenhoutse Bos is een oud bos met hoge natuurwaarde (Natura 2000) waarbij de lange lanen en dreven kenmerkend zijn. Aanwezige zichtlijnen, doorzichten en open plekken in het gebied dienen behouden te blijven. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteiten van het gebied of een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Buitengebied Ulvenhout onderverdeeld naar categorie

Markdal en Mastbos

Analysekaart Markdal en Mastbos

 

Welstandseenheden Markdal en Mastbos

 

Korte omschrijving

Buitengebied Mastbos en Markdal wordt aan de noordkant begrensd door de wijk Ginneken, de oostelijke grens wordt gevormd door Ulvenhout. De A58 vormt de zuidelijke grens van het gebied en de westelijke grens wordt gevormd door de uiterst westelijke rand van het Mastbos.

 

Ligging Markdal en Mastbos in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

Het gebied bestaat hoofdzakelijk uit 3 onderdelen: het Mastbos, het Markdal en de landgoederenzone

 

Het Markdal

De beek de Mark en het bijhorende Markdal is sterk structurerend voor het landschap ten zuiden van Breda. Het lager gelegen, natte beekdal van de Mark met de hogere en drogere dekzandruggen en donken die de Mark parallel begeleiden zijn hiervan het resultaat. De benamingen eindigend op berg of donk refereren nog naar het vroegere hogere delen in het “natuurlandschap” zoals Bieberg, Koekelberg en Hoogendonk. Tot de eerste helft van de vorige eeuw was de Mark een sterk meanderdende beek. Bij een grote waterafvoer overstroomde de Mark en stonden de omliggende weilanden tijdelijk onder water. Vanaf 1960 werd begonnen aan de “normalisatie” van de Mark. De Mark is verbreed, de meanders werden verwijderd waardoor de Mark een meer vloeiend verloop kreeg en er werden stuwen gebouwd. Hierdoor werd het water sneller afgevoerd en overstroomde de Mark niet meer. Daarnaast werden er wandel en fietsroutes aangelegd in het Markdal parallel aan de Mark.

 

In Breda onderscheiden de beekdalen zich door hun openheid. Openheid is karakteristiek voor het beekdal van de Mark. Omdat het beekdal zich door de openheid duidelijk onderscheid van de andere omliggende landschapstypen, wordt openheid als zeer waardevol aangemerkt. Naast openheid kenmerkt het beekdal van de Mark zich ook door haar duidelijke wanden. De bosrand van het Mastbos aan de westrand en het dorp Ulvenhout aan de oostkant accentueren de hogere delen in het landschap. Dit komt ten goede aan de leesbaarheid van het beekdallandschap.

 

In het beekdal van de Mark is er sprake van één beek met één duidelijke hoofdstroom, één herkenbare waterloop over de hele N-Z lopende lengte van de beek. De verschijningsvorm van de beek is over het hele lengteprofiel gelijk. Het continue lengteprofiel van de Mark komt ten goede aan een samenhangend, begrijpelijk en leesbaar landschapsbeeld van de Mark. In het open landschap liggen op enkele locaties bosjes, houtopstanden en bomenrijen. Vanuit het Markdal zijn er een aantal belangrijke zichtvelden op onder andere de Klokkenberg (zie 1) en de kerken van Ulvenhout, Ginneken en zelfs op de OLV kerk van Breda. Kasteel Bouvigne (zie 2) ligt op een prominente plaats in de zone tussen Markdal en Mastbos. De statige Bouvignedreef verbindt kasteel Bouvigne met het Mastbos. Grenzend aan het Markdal liggen een aantal monumentale, historische boerderijen, te weten: ’t Nuwenhuys (zie 5), de Blauwe Kamer en Schoondonk. De boerderijen behoorden tot het voormalig kasteel Daesdonk ten zuiden van de A58. Een historische structuurlijn van 4,5 kilometer lang, gelegen op de overgang beekdal en hoge gronden, verbond deze boerderijen met elkaar en met het voormalige kasteel Daesdonck. De lijn heeft de typologie van een laan en is nagenoeg nog intact.

 

Naast het Mastbos en het Liesbos behoort het Markdal tot de belangrijkste recreatieve uitloopgebieden vanuit de stad. De Mark is nagenoeg over de hele lengte toegankelijk aan beide zijden en kent een drukke kant (fietskant) en een luwe kant (gras-/laarzenpaden). Recreanten komen vanuit dorpen en uit alle hoeken van de stad. De fiets is daarbij hét vervoermiddel om het Markdal te bereiken en dé modaliteit om de Mark te ervaren. De vloeiende lijnen van het fietspad die de stroom van de beek volgen, zorgen ervoor dat de uitzichten zich geleidelijk en op een ontspannen manier ontwikkelen en voor de recreant ontvouwen. Voor de (fietsende) recreant is de nagenoeg continue zichtrelatie en de permanente binding met het water van de beek over de gehele N-Z lengte van het beekprofiel waardevol. Er is voortdurend visueel contact en binding met het stromend water mogelijk. Dit zorgt voor de enorm grote aantrekkingskracht van het Markdal. Het permanente zicht en de binding met het water is een essentiële, ruimtelijke kernwaarde van het Markdal. Hierdoor onderscheid het beekdal van de Mark zich duidelijk van het beekdal van de Aa of Weerijs.

 

De laatste 20 jaar zijn er weer meer meanders en nevengeulen in de Mark aangebracht waardoor het water minder snel afgevoerd wordt en omliggende land tijdelijk kan overstromen. Hiermee wordt de natuurlijke dynamiek hersteld en de natuurwaarden verhoogd.

 

Het Mastbos

Ten westen van het Markdal ligt het Mastbos. Het Mastbos is het grootste aaneengesloten bos binnen de gemeente Breda. Het Mastbos is vanaf 1515 aangelegd in opdracht van de Nassaus. Het oudste gedeelte ligt tussen kasteel Bouvigne, restaurant Den Deil langs het Eeuwige laantje. In de loop van de tijd is het bos verder naar het zuiden uitgebreid. Het Mastbos is een overwegend dicht bosgebied met eeuwenoude bomen, indrukwekkende lanen, vennen en open heidegebieden zoals de Galderse Heide (zie 3). Het Mastbos ontleent zijn allure aan de majestueuze dreven met monumentale en statige laanstructuren. Vanwege de allure van het bos in combinatie met de waardevolle variatie en afwisseling komen bezoekers hier al eeuwen graag recreëren. Een bijzonder element in het Mastbos is het vierkant van Maurits dat in opdracht van Prins Maurits vier eeuwen geleden is aangelegd. Dit vierkant is nog goed te herkennen in het bos door de Oude Postlaan, Mastenlaan, Goordreef, Heldreef en de scherpe hoek in de Overaseweg. De Kogelvanger (zie 4) van de voormalige schietbaan is als hoge wal met brede greppel nog een duidelijk herkenbaar element in het Mastbos. De Galderseweg met doorgaande laanbeplanting vormt de oostelijke grens van het Mastbos. De bosranden van het Mastbos vormen visueel aantrekkelijke groene wanden en accentueren de hogere delen in het landschap, wat ten goede komt aan de leesbaarheid van het landschap.

 

Landgoederenzone

Tussen het Markdal en Mastbos ligt een smalle, halfopen overgangszone met landgoederen langs de kaarsrechte Galderseweg. Het betreft Kasteel Bouvigne, De Blauwe Kamer en Landgoed De Klokkenberg. Dit gebied heeft de typische kenmerken van een landgoedstructuur vanwege de parkachtige uitstraling, de lange lanen, de voortdurende nabijheid van het Mastbos, de variatie in open en dichte plekken en de aanwezigheid van de Mark. Samen vormen deze onderdelen een samenhangende hechte en sterke eenheid.

 

Waardering

Het Markdal en Mastbos vormen een uniek, samenhangend gebied voor Breda, zowel landschappelijk als recreatief. De openheid van het Markdal tussen de duidelijk accentuerende randen Mastbos en Ulvenhout is karakteristiek voor het gebied en landschappelijk zeer waardevol. Waardevol is ook de eeuwenoude landgoederenzone en de historische lijn van Daesdonk met aanliggende monumentale boerderijen.

 

Het Mastbos is verbonden met historische identiteit van Breda. Het Mastbos is hiermee landschappelijk zeer waardevol. De rechtlijnige padenstructuur, lanen, oude bomen, vennen en heidegebieden dragen hieraan bij. Nieuwe ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij de landschappelijke en historische waarden in het gebied en zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteiten van het gebied of een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend.

De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven.

Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Markdal en Mastbos onderverdeeld naar categorie

Buitengebied zuidwest

Analysekaart buitengebied zuidwest

 

Welstandseenheden buitengebied zuidwest

 

Korte omschrijving

Buitengebied Zuidwest wordt aan de noordzijde begrensd door de A58, aan de westzijde door de gemeentegrens met Etten-Leur, aan de zuidzijde door de gemeentegrens van Zundert en aan de oostzijde door het Mastbos.

 

Historische ontwikkeling

Het landschap wordt in hoofdlijnen gevormd door de beekdalen van de Aa of Weerijs en de Bijloop met daartussen dekzandruggen met een nader onderscheid in lagere delen (laagtes en dekzandvlaktes) en hogere delen (landduinen) op die dekzandruggen.

 

Ligging buitengebied zuidwest in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

Het gebied is in te delen in de volgende hoofdeenheden: beekdalen, bossen/natuurgebieden, kleinschalig agrarische landschap, gehuchten en buurtschappen, landgoederen en jonge ontginningen.

 

Beekdalen

De beekdalen van de Aa of Weerijs en Bijloop kenmerken zich in het landschap door hun openheid. Deopenheid is waardevol voor de beekdalen omdatdeze zich door hun openheid duidelijk onderscheiden van andere landschapstypologieën. De Aa of Weerijs wordt doorsneden door de A16, de Spoorlijn en de HSL. Het beekdal van de Aa of Weerijs heeft ten oosten van de A16 kenmerkende groene wanden van de bosgebieden van het Mastbos, het Zaartbos en de Trippelenberg . Ten westen van de A16 wordt de Aa of Weerijs begrensd door de harde artificiële wand van de A16 en aan de andere kant door de groene bosrand van de Krabbenbossen. Het beekdal van de Aa of Weerijs onderscheidt zich van het beekdal van de Mark door zijn natuurlijkere karakter en doordat de toegankelijkheid voor fietsers en wandelaars in de lengte langs de hoofdstroom onmogelijk is. Waar langs de Mark over de hele lengte van de beek de recreant visueel contact en binding heeft met het stromend water, is dat langs de Aa of Weerijs alleen mogelijk daar waar wegen of paden via bruggen de Weerijs kruisen. Het beleven van de Aa of Weerijs is slechts mogelijk op een viertal punten: bij de Dr.Batenburglaan, het Overasepad/Effensepad, de Effenseweg en de Tweegelandenbrugweg. De Bijloop splits zich in de Bijloop, Liesloop en IJzerloop. Parallel aan de Bijloop ligt de gegraven Turfvaart die in 1617 werd geopend voor het aanvoeren van turf naar Breda. De Bijloop heeft benedenstrooms tussen de landbouwgronden van de Rith een opener karakter dan bovenstrooms waar de beek loopt door het kleinschalige buurtschap Achterste Rith en verder stroomopwaarts door de beslotenheid van het bos van de Vloeiweide.

 

Bossen en natuurgebieden

Rond Breda liggen drie grote bossen (Liesbos, Mastbos en Ulvenhoutsebos) en vier kleinere bossen. De kleinere bossen liggen allen in buitengebied Zuidwest of De Rith, te weten:

 

Vloeiweide

De Vloeiweide (zie 1) is een bosgebied gelegen op een lage dekzandrug, het wordt doorsneden door de Bijloop. De naam dankt het gebied aan een in het begin van de 19de eeuw aangelegd systeem van greppels loodrecht op de Bijloop. De graslanden werden zo bevloeid met relatief voedselrijk water. Enkele lanen geven het gebied een landgoedachtig karakter. De Turfvaart, geaccentueerd door een brede houtwal, stroomt langs de Vloeiweide. In het bos liggen enkele open plekken met heide. Delen van het bos de Vloeiweide hebben een kenmerkende kleinschalige kamerstructuur waarbinnen bosweides liggen.

 

Krabbebossen

De Krabbenbossen (zie 2) liggen aan weerszijde van de Aa of Weerijs, op twee dekzandruggen. Het gemengde bos met kleine vennen ligt voor het grootste deel op de westoever van de beek. In de Krabbenbossen zijn nog sporen in het landschap zichtbaar uit de 80-jarige oorlog zoals de dam van Mendoza. In het bos liggen enkele open heidegebieden. Ook in dit bos komen verspreid bosweides voor van diverse maat en schaal die ingesloten worden door het omliggende bos.

 

Trippelenberg

Trippelenberg (zie 3) ligt op een oude zanduin. Het is een bosgebied grenzend aan de Aa of Weerijs. In het gebied staan veel oude bomenlanen en zandpaden die horen bij de Princenhoeve. Grenzend aan het bos liggen twee oude bomenlanen eveneens horend bij de Princenhoeve. De Trippelenberg ligt op een oude zandduin.

 

Zaartbos

Het Zaartbos (zie 4) is in 1987 aangelegd in samenhang met het voormalige kantoor en terrein van Exxon Mobile. Het maakt onderdeel uit van het dal van de Aa of Weerijs. Het bestaat uit natte bosjes die bij hoge waterstanden onder water komen te staan. In 2005 is de Aa of Weerijs hier opnieuw meanderend gemaakt.

 

Kleinschalig, agrarisch landschap, gehuchten en buurtschappen

Het agrarische landschap bestaat uit oude cultuurgronden met gehuchten en buurtschappen De Rith, ‘t Lies, Effen en Vuchtschoot.

 

Het agrarische landschap van de Rith bestaat uit een gevarieerd, kleinschalig, half open landschap dat is ontstaan op oude cultuurgronden. Het wordt gekenmerkt door een afwisselend patroon van boerenerven, houtwallen, bosschages, lanen, akkers, reliëf, wegen en zandpaden. Deze patronen vormen tezamen telkens weer een andere structuur. Deze structuurrijkdom wordt als waardevol aangemerkt, omdat dit zorgt voor veel kleinschalige variatie en afwisseling. Dit vormt een aangename aanvulling op de grotere maten van de beekdalen en de bossen. De Rith wordt doorsneden door de A16. De rijke historie van het gebied is af te lezen aan de monumentale bomenrijen, boerderijen met bakhuisjes en Vlaamse schuren. De Achterste Rith is het best bewaarde stukje landschap van de Rith. Dit buurtschap is een uitgesproken, duidelijke ruimtelijke eenheid en concentreert zich nabij de Bijloop en de Vloeiweide. De historische landschapsstructuur van de Achterste Rith is nog erg gaaf en bestaat uit zandpaden, bomenlanen, landschapselementen en verspreide boerderijen. De zandpaden in de Rith zijn een essentiële kernwaarde van dit gebied. Effen is het grootste gehucht dat vanaf de jaren 70 is uitgebreid met een woonwijk. Buurtschap Overa ligt ingeklemd tussen het Mastbos en de A16. Het bestaat uit een halfopen landschap met bomenrijen, houtwallen, hagen en bosschages. Vanaf de Overaseweg zijn zichten naar het achterliggende landschap en de bosrand. Tussen het oude verspreide bebouwingslint zijn recent nieuwbouwwoningen toegevoegd die qua vorm en uitstraling niet aansluiten bij de oude bebouwingstructuur. Ook de Ritsestraat heeft aan weerszijden waardevolle doorzichten op het achterliggende landschap. Vanaf de Sprundelsebaan zijn er doorzichten richting het beekdal van de Bijloop. De kerk van Effen (zie 5) en de kerk van het klooster van ’t Lies (zie 6) zijn herkenbare landmarks in het landschap.

 

Vuchtschoot en ‘t Lies zijn gebieden waar veel glastuinbouw in voorkomt. De grootschalige glastuinbouw sluit niet aan bij het van oorsprong kleinschalige landschap van de oude cultuurgronden.

 

De Rijsbergseweg is een oude rijksweg, duidelijk herkenbaar als een kaarsrechte weg met oude laanbomen. De weg is aangelegd onder keizer Napoleon (begin 19e eeuw) en maakte onderdeel uit van de oude steenweg tussen Amsterdam en Parijs via Breda en Antwerpen.

 

Landgoederen

In het gebied liggen 3 landgoederen: Zoudtland (zie 8), Hazard (zie 9) en Linderburg. De landgoederen kenmerken zich door een parkachtige of landschappelijke uitstraling met lange lanen, bosschages en door een variatie van open en dichte plekken. Samen vormen deze onderdelen een hechte en sterke eenheid. Zoudtland is een klein geïsoleerd boscomplex met binnenin het landhuis. De Princenhoeve (zie 7) heeft de uitstraling van een landgoed en was onderdeel van de Heerlijkheid Ten Houte met de boerderij als hoofdhoeve.

 

Jonge ontginningen

Naast de oude cultuurgronden bevinden zich in Buitengebied Zuidwest twee jonge ontginningen. Dit zijn voormalige heidegronden die niet zijn bebost, maar op een rationele manier zijn verkaveld en als landbouwgrond in gebruik zijn genomen. Deze gebieden worden gekenmerkt door openheid en rechte lijnen. De Ganzenweide ten westen van de Vloeiweide is zo’n jonge heideontginning, evenals de gronden ten zuidwesten van het Mastbos rondom knooppunt Galder en ten westen van de Galderse Meren.

 

Waardering

Buitengebied zuidwest is landschappelijk een zeer gevarieerd gebied met een kleinschalig karakter. Bestaande uit beekdalen, kleinschalige bossen, landgoederen en gehuchten en zandpaden, lanen en landschapselementen. Dit maakt het gebied zeer waardevol. De historie is alom aanwezig en verkavelingsstructuur is in een aantal gebied nog bijzonder gaaf. De kleinschaligheid, variatie en historische kwaliteit dienen gehandhaafd te blijven in het gebied. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteiten van het gebied of een verdere versterking daarvan.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Buitengebied Zuidwest onderverdeeld naar categorie

Liesbos

Analysekaart Liesbos

 

Welstandseenheden Liesbos

 

Korte omschrijving

Buitengebied het Liesbos wordt in het noorden begrensd door het spoor, de oostzijde wordt begrensd door de A16, de zuidzijde wordt begrensd door de A58, de gemeentegrens met Etten-Leur vormt westelijke grens.

 

Ligging Liesbos in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

Het gebied bestaat uit de hoofdonderdelen: het Liesbos en kleinschalig agrarisch landschap.

 

Het Liesbos

Het Liesbos is een van de oudste loofbossen van Nederland en het grootste zomereikenbos van Nederland. Het is een aangelegd bos. De eerste vermelding van het Liesbos op papier dateert van 1268. Rond 1625 had het Liesbos al zijn huidige oppervlakte en vorm en de karakteristieke rechtlijnige lanenpatroon van eiken en beuken. De lanen zijn aangelegd voor de reigerjacht van de adellijke eigenaren. Het bos is tegenwoordig grotendeels natuurgebied. Dankzij de natte, voedselrijke, leemhoudende bodem groeien er bijzondere planten.

 

Het Liesbos wordt omrand door villa woningen op grote percelen. De Moerdijkse Postbaan, Leurse Baan en Drielindendreef worden begeleid door laanbeplanting. In het Liesbos staat het uit de 19de eeuw daterende Jachthuis en bijhorende Engelse tuin (zie 1) aangelegd in de landschappelijke stijl.

 

Kleinschalig agrarisch landschap

Het buitengebied ten oosten van het Liesbos was van oorsprong een kleinschalig, agrarisch landschap met veel houtwallen. De komst van knooppunt Princeville (A16/A58) heeft het gebied ingrijpend veranderd en scheidt het gebied ruimtelijk van het zuidelijke buitengebied (de Rith en Lies) De houtwallen zijn uit het gebied verdwenen. Het uiterlijk van het landschap wordt in grote mate bepaald door glastuinbouw en akkerbouw. De open lintbebouwing, laanbeplanting en landschapselementen zorgen voor een kleinschalig, transparant landschap.

In het gebied zij nog enkele oude boerderijen aanwezig.

 

Waardering

Het Liesbos is een waardevol oud bos met een karakteristiek, rechtlijnig lanenpatroon. Het bos hangt samen met de historische ontwikkeling van Breda en het buitengebied.

 

Het buitengebied ten oosten van het Liesbos is sterk veranderd door grote infrastructurele ontwikkelingen, glastuinbouw en akkerbouw. Hierdoor is de historische, landschappelijke karakteristiek van het landschap verdwenen, dat van oorsprong kleinschalig was. Nieuwe ontwikkelingen in het Liesbos zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteiten van het gebied of een verdere versterking daarvan. In het buitengebied ten oosten van het Liesbos dienen nieuwe ontwikkelingen de kleinschaligheid van het gebied te versterken en bij te dragen aan het herstel van de historische situatie.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Liesbos onderverdeeld naar categorie

Buitengebied Prinsenbeek

Analysekaart buitengebied Prinsenbeek

 

Welstandseenheden buitengebied Prinsenbeek

 

Korte omschrijving

Het buitengebied Prinsenbeek wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door de Mark, de zuidgrens wordt gevormd door wijk de Haagse Beemden en Prinsenbeek. De grens met gemeente Etten-Leur vormt de westelijke grens van het gebied.

 

Het zuidelijke zandgronden zijn ontstaan in de ijstijden. Deze grond ligt hoger en is relatief droger dan de poldergebieden. In de periode na de ijstijden werden op de lagere gronden wisselend lagen zeeklei, rivierklei en veen afgezet wat heeft geresulteerd in de beemden.

 

Ligging buitengebied Prinsenbeek in de hoofdstructuur

 

Ruimtelijke structuur

Het gebied is daarom in te delen in de hoofdeenheden het beemdenlandschap en het oude zandlandschap.

 

Het beemdenlandschap

Het beemdenlandschap betreft de vlakte van veen- en zeekleigrondentussen de Mark en het zandgebied, dat een vochtig tot zeer nat gebied is. De beemden werden in de Middeleeuwen ontgonnen tot hooiland en zijn vrijwel onbebouwd gebleven. Hier en daar bevinden zich relicten van middeleeuwse kronkeldijken die het gebied moesten beschermen tegen overstromingen van de Mark. In het verleden zijn veel dijken langs de Mark doorgebroken door overstromingen waarbij een ronde uitspoelingskolk ontstond, dit noemen we een wiel. Halverwege de vorige eeuw zijn de oude dijken vervangen door hogere en bredere moderne dijken. Karakteristiek voor het gebied is de openheid, lange rechtlijnige verkavelingspatroon en de beemdenwegen die leiden naar de beemden en meestal dood lopen. Vanaf het zand liepen tal van wegen waarover het vee richting de hooilanden in de beemden werd gedreven. Daar vertakten deze wegen om vervolgens dood te lopen nabij de Mark. Een groot deel van de beemden is na de ontginning in de Middeleeuwen nauwelijks meer veranderd, behalve verscheidene bosjes langs het Halsche Vliet en het Haagse Beemdenbos (zie 1) dat begin jaren ‘90 is aangeplant. Dit bos bestaat uit jonge bosaanplant van inheemse soorten. Op dit moment heeft een groot deel van de beemden de status van natuurgebied.

 

Het oude zandlandschap

Het zandlandschap bestaat uit de hogere en drogere delen op het zandplateau die als eerste vestigingsplaats van de mens in het gebied fungeerden. Het zandlandschap kan worden ingedeeld in twee gebieden. Het eerste is het oude zandlandschap dat hoofdzakelijk in gebruik is als landbouwgrond. Het betreft de dekzandruggen waarop de oude nederzettingen zijn ontstaan en waarop de oude akkers lagen. Het bochtige wegenpatroon volgt het oorspronkelijke reliëf en het grootste deel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is hier terug te vinden. De oorspronkelijke perceelsrandbegroeiing rondom de oude akkers is begin vorige eeuw vervangen door moderne afrastering zoals prikkeldraad. Ten tijde van de ruilverkaveling is opnieuw veel veranderd. De agrarische percelen werden groter en veel landschapselementen zoals houtwallen, hagen en bomenrijen tussen de akkers zijn verdwenen.

 

Het andere deel van het zandgebied betreft de voormalige heides die vanaf 1650 op grote schaal zijn ontgonnen tot akkers, waarna ook hier perceelsrandbegroeiïng verdween en vervolgens de ruilverkaveling heeft plaatsgevonden. Het landschap wordt hier gekenmerkt door lange rechte lanen en wegen die zich nauwelijks iets aantrekken van het natuurlijk verloop van het landschap.

 

In het zandlandschap bevinden zich Landgoed het IJzeren Hek (zie 2) en Landgoed Burgst (zie 3) (temidden van de wijk Haagse Beemden) met bijzondere de bebouwing, laanstructuren en struwelen. Landgoed Bosdal is omgevormd tot golfbaan en glastuinbouwgrond (zie 4). Van het voormalige landgoed resteren een bosje en enkele lanen.

 

In het gebied liggen twee zandwinplassen. De Asterplas die in de jaren 70 is gegraven ten behoeve van de wijk Haagse Beemden en de Kuil die gegraven is voor de aanleg van de A16.

 

Waardering

Het noordelijke deel van buitengebied van Prinsenbeek omvat het beemdenlandschap dat grotendeels onbebouwd is gebleven. Met uitzondering van het Haagse Beemdenbos en Halsche Vliet openheid en historische verkavelingspatroon is karakteristiek voor het gebied en de ontstaansgeschiedenis is goed afleesbaar en daarmee erg waardevol. De openheid en landschappelijke structuur dienen behouden te blijven in het gebied. Ontwikkelingen in de beemden dienen zijn alleen mogelijk met behoud van de huidige kwaliteiten van het gebied of een verdere versterking daarvan. Het zandlandschap is door grootschalige infrastructurele ontwikkelingen, ruilverkaveling en glastuinbouw sterk veranderd. Hierdoor zijn veel kwaliteiten in het gebied verloren gegaan. Den nog aanwezige landschappelijke en historische kwaliteiten in het gebied dienen behouden te blijven. Nieuwe ontwikkelingen dienen bij te dragen aan een kleinschaliger en diverse karakter van het landschap.

 

Op de hoge cultuurhistorische waardenkaart, welke hiernaast is bijgevoegd, is aangegeven waarom iets van hoge cultuurhistorische waarde is. Soms gaat het om een ensemble van gebouwen, soms om de architectuur van een gebouw en soms om (landschappelijke) structuren. Behoud van de gewaardeerde elementen vormt het uitgangspunt. Alleen wanneer het belang van een wijziging (of sloop) zwaarder weegt dan het belang van behoud, worden wijzigingen toegestaan. Bij een wijziging is de cultuurhistorische waarde sturend. De monumenten zijn op deze kaart niet weergeven. Deze zijn aangeduid op: Cultuurhistorische waardenkaart (arcgis.com).

 

Hoge cultuurhistorische waardenkaart Buitengebied Prinsenbeek onderverdeeld naar categorie