Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlaardingen

Treasurystatuut gemeente Vlaardingen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlaardingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut gemeente Vlaardingen 2023
CiteertitelTreasurystatuut 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Treasurystatuut 2013.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Financiële verordening (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Vlaardingen 2023

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-01-2024nieuwe regeling

14-12-2023

gmb-2024-47406

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Vlaardingen 2023

 

De raad van de gemeente Vlaardingen;

 

gelezen het voorstel van het college burgemeester en wethouders van 10 oktober 2023 gelet op de Financiële verordening gemeente Vlaardingen 2023, artikel 20; besluit vast te stellen het volgende:

 

Treasurystatuut gemeente Vlaardingen 2023

 

Titel 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begrippenkader

De treasuryfunctie vormt dat deel van de financiële functie dat zich bezighoudt met het sturen en beheersen van, het verantwoording afleggen over en het toezicht houden op de gemeentelijke geldstromen en de daaruit voortvloeiende balansposities en financiële risico’s.

 

De treasuryfunctie kent 3 taakgebieden:

  • a.

    financieel risicobeheer, betreffende renterisico, debiteurenrisico, koersrisico en valutarisico;

  • b.

    gemeentefinanciering, onderverdeeld in financiering en kredietverlening; en

  • c.

    cashmanagement, bestaande uit geldstromenbeheer, saldo- en liquiditeiten-beheer en relatiebeheer.

Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, de doelstellingen en de richtlijnen ter uitvoering van de treasuryfunctie. Het treasurybeleid is vastgelegd in dit treasurystatuut. De uitvoering van het treasurybeleid vindt plaats binnen de in het statuut aangegeven kaders.

 

De uitvoering van het treasurybeleid wordt beschreven in de paragraaf Financiering. Deze paragraaf in de begroting geeft een overzicht van de beleidsplannen en in de jaarrekening wordt de realisatie van deze plannen belicht.

Artikel 2. Wettelijke basis

Gemeentewet, art. 212.

Artikel 3. Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt bepaald door:

  • a.

    de Wet Financiering Decentrale Overheden

  • b.

    het Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden

  • c.

    de Uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden

  • d.

    de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden

  • e.

    het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten

  • f.

    de Financiële Verordening van de Gemeente Vlaardingen

  • g.

    de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden

Artikel 4. Gemeentelijk kader

Met inachtneming van het wettelijk kader (art. 3) bepaalt de gemeenteraad door vaststelling van het treasurystatuut de voor de gemeente gewenste kaders, waarbinnen het treasurybeleid zal worden uitgevoerd.

Titel 2. Algemene uitgangspunten, doelstellingen en richtlijnen

Artikel 5. Uitgangspunten

  • 1.

    De gemeente voert, gelet op het primaire belang van een continue gemeentelijke taakuitoefening, een treasurybeleid dat defensief van karakter is. Dit betekent dat financiële risico's zoveel mogelijk beperkt dienen te worden.

  • 2.

    Gelet op de samenhang tussen risico en rendement wordt, gegeven het in artikel 5.1 geformuleerde uitgangspunt, slechts rendementsoptimalisatie (in plaats van rendementsmaximalisatie) nagestreefd, of kostenoptimalisatie (in plaats van kostenminimalisatie).

Artikel 6. Doelstellingen

Het gemeentelijk treasurybeleid beoogt:

  • a.

    het garanderen van een duurzame toegang tot de financiële markten en het beperken van de kosten die daarmee samenhangen;

  • b.

    het beschermen van de gemeentelijke vermogenspositie middels het beheersen van de optredende financiële risico 's; en

  • c.

    het optimaliseren van het extern renteresultaat.

Artikel 7. Richtlijnen

Zowel bij het opnemen als het uitzetten van geldelijke middelen geldt dat:

  • a.

    rekening wordt gehouden met de actuele en toekomstige omvang van de gemeentelijke financieringsbehoefte (liquiditeitenplanning);

  • b.

    rekening wordt gehouden met de bestaande en verwachte renteverhoudingen op de geld- en kapitaalmarkt (rentevisie);

  • c.

    rekening wordt gehouden met het risicoprofiel, zoals dit in het treasurystatuut impliciet wordt vastgesteld;

  • d.

    voor het afsluiten van langlopende geldleningen (o/g en u/g) altijd meerdere offertes worden aangevraagd die per email bevestigd dienen te worden;

  • e.

    uitsluitend schuldpapier luidende in euro's wordt verstrekt of aangenomen.

Titel 3. Financieel risicobeheer

Artikel 8. Uitgangspunten

  • 1.

    Krediet- en garantieverlening uit hoofde van de publieke taak vindt uitsluitend plaats nadat op zorgvuldige wijze informatie is ingewonnen over de financiële positie van de krediet- of garantieontvangende organisatie. Na een goedkeurend besluit van de raad.

  • 2.

    Overtollige liquide middelen dienen in eerste instantie bij de schatkist te worden aangehouden. De gemeente kan uit hoofde van de treasuryfunctie ook middelen uitzetten bij andere decentrale overheden in Nederland indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico.

Artikel 9. Doelstellingen

Het beheersen van financiële risico 's is gericht op de bescherming van het eigen vermogen van de gemeente. De te beheersen risico’s zijn het rente-, koers-, debiteuren- en valutarisico.

Artikel 10. Renterisicobeheer

  • 1.

    Het renterisico dat voortvloeit uit de netto vlottende schuld wordt beperkt door te voldoen aan de wettelijke bepalingen inzake de kasgeldlimiet. De netto vlottende schuld bestaat uit kortlopende leningen o/g en u/g (met een rentetypische looptijd tot 1 jaar), rekeningcourantsaldi bij banken en kassaldi.

  • 2.

    Het renterisico dat voortvloeit uit de vaste schuld wordt beperkt door te voldoen aan de wettelijke bepalingen inzake de renterisiconorm. De vaste schuld heeft betrekking op geldleningen met een rentetypische looptijd van 1 jaar of langer.

Artikel 11. Koersrisicobeheer

  • 1.

    Koersrisico wordt beperkt door uitsluitend in producten te beleggen met een hoofdsomgarantie. Hierbij wordt het zgn. buy-and-hold-principe toegepast.

  • 2.

    Beleggen in aandelen is uit hoofde van de treasuryfunctie niet toegestaan. Deelnemen in het risicodragend kapitaal van een onderneming is wel mogelijk wanneer dit uit hoofde van de publieke taak gebeurt.

Artikel 12. Debiteurenrisicobeheer

Het debiteurenrisico wordt zoveel mogelijk beperkt door voorkomende liquiditeitsoverschotten in te zetten ter aflossing van de bestaande vlottende of vaste schuld.

Artikel 13. Uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen gelden de volgende uitgangspunten:

 

  • 1.

    Het drempelbedrag is gelijk aan 2% van het jaarlijkse begrotingsomvang met een maximum van € 500 miljoen. Het minimum drempelbedrag is € 1 miljoen;

  • 2.

    Overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) van de gemeente mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden;

  • 3.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 7, artikel 8 en artikel. 10.1 genoemde richtlijnen en uitgangspunten.

Artikel 14. Valutarisicobeheer

Valutarisico 's worden uitgesloten door uitsluitend geldleningen af te sluiten of te garanderen welke gedenomineerd zijn in de Nederlandse geldeenheid (euro).

Titel 4. Gemeentefinanciering

Artikel 15. Financiering

Bij het aantrekken van financieringsmiddelen voor een periode van één jaar of langer gelden naast de richtlijnen van art. 7 en art. 10.2 de volgende richtlijnen:

  • a.

    financiering wordt uitsluitend en alleen aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • b.

    financieringsbeslissingen zijn altijd gebaseerd op de financieringsbehoefte van de gemeente als geheel (totaalfinanciering);

  • c.

    financiering door middel van externe middelen wordt zoveel mogelijk beperkt door eerst de uitgezette middelen te benutten;

Artikel 16. Kredietverlening

Bij het uitzetten van geldelijke middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar of langer geldt het uitgangspunt van art. 12 en art. 13 en de richtlijnen van art. 7.

Titel 5. Cashmanagement

Artikel 17. Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren:

  • a.

    wordt het liquiditeitsgebruik beperkt door de inkomende en uitgaande geldstromen van de gemeente zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen;

  • b.

    worden vorderingen zo snel mogelijk geïnd. en schulden, rekening houdend met de betalingscondities en -termijnen, zo laat mogelijk betaald. Een uitzondering hierop vormen de crediteuren. Hiervoor geldt dat deze vorderingen zo snel mogelijk betaald worden;

  • c.

    wordt het betalingsverkeer internetbankieren uitgevoerd bij zo min mogelijk banken; en

  • d.

    worden overigens de meest efficiënte financiële producten benut.

Artikel 18. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldo- en liquiditeitenbeheer gelden de volgende richtlijnen:

  • a.

    de gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één saldo- en rentecompensabel stelsel (bij de bank met de gunstigste condities);

  • b.

    bij het opnemen en uitzetten van gelden korter dan één jaar gelden de uitgangspunten van art. 12 en 13 en de richtlijnen van art. 7 en art. 10.1.

Artikel 19. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van marktconforme condities met betrekking tot af te nemen financiële producten en diensten. Hiervoor gelden de volgende richtlijnen:

  • a.

    een wijziging in de keuze van de huisbankier is altijd gebaseerd op een vergelijkend onderzoek tussen banken;

  • b.

    banken en overige financiële ondernemingen dienen wat betreft hun kredietwaardigheid te voldoen aan de uitgangspunten van artikel 13;

  • c.

    banken en overige financiële ondernemingen dienen onder het toezicht van een Nederlandse of Europese toezichthouder te vallen;

  • d.

    tussenpersonen dienen te handelen in overeenstemming met de regels uit de Wet op het Financieel Toezicht.

Artikel 20. Informatievoorziening

De uitvoering van het treasurybeleid dient vastgesteld, gecontroleerd en geëvalueerd te worden. Informatie over treasury onderwerpen wordt daarom opgenomen in de documenten uit de planning- en controlcyclus.

Titel 6. Slotbepalingen

Artikel 21. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Gemeenteblad.

  • 2.

    Op dat moment wordt de verordening “Treasurystatuut 2013” ingetrokken.

  • 3.

    Waar in documenten uit de planning- en controlcyclus (na datum inwerkingtreding) wordt verwezen naar het treasurystatuut, daar wordt verwezen naar voorliggende verordening.

Artikel 22. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Treasurystatuut 2023”.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Vlaardingen in zijn openbare vergadering van 14 december 2023,

De griffier,

I.L.J.C. Konings LLM MA

De voorzitter,

drs. B. Wijbenga - van Nieuwenhuizen

Artikelsgewijze toelichting Treasurystatuut 2023

Artikel 1 en 2

Sinds het van kracht worden van de Wet Financiering Decentrale Overheden (eind 2000) is het opstellen van een treasurystatuut een wettelijke verplichting. Het eerste treasurystatuut is door uw raad vastgesteld in september 2001. Het vorige treasurystatuut dateert uit 2013. In december 2013 is het voorstel “Wijziging van de Wet financiering decentrale overheden (Fido) in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in ’s Rijks schatkist” vastgesteld. Deze wijziging verplicht alle decentrale overheden om hun overtollige (liquide) middelen in rekening courant of via deposito aan te houden in de schatkist.

 

Artikel 3 en 4

Het kader waarbinnen het gemeentelijk treasurybeleid dient te worden uitgevoerd, wordt in eerste instantie bepaald door de landelijke wetgever. In artikel 3 is daarom aangegeven welke wetten en regelingen hierbij een rol spelen. Binnen dit rijkskader staat het de gemeenteraad vrij om eigen keuzes te maken met betrekking tot het treasurybeleid. Deze komen tot uiting in dit statuut.

 

Artikel 5 en 6

Door de formulering van uitgangspunten en doelstellingen geeft de gemeenteraad aan welke prioriteiten zij op het gebied van treasury stelt. Zo mag de uitvoering van het treasurybeleid nooit een belemmering vormen voor de uitvoering van gemeentelijke taken. Het treasurybeleid dient dit juist te faciliteren. Om die reden staat het mijden van risico voorop. Risicobeperking heeft echter in het algemeen een lastenverhogend of batenverlagende effect.

 

Artikel 7

Het opnemen en uitzetten van geldelijke middelen maakt deel uit van de treasurypraktijk. De in dit artikel geformuleerde richtlijnen stellen voorwaarden aan deze activiteiten. Het doel hiervan is om tot een weloverwogen financieringsbeslissing te komen. In de navolgende artikelen komen de meer specifieke richtlijnen aan de orde.

 

Artikel 8 en 9

Ook de gewijzigde Wet Financiering Decentrale Overheden stelt nagenoeg geen eisen aan het verstrekken van geldleningen en het verlenen van garanties uit hoofde van de publieke taak. Het is aan het gemeentebestuur zelf om te bepalen wanneer het maatschappelijk belang gediend is en wanneer niet. Het is echter niet toegestaan om geld te lenen met als enig doel het met een voordelige rentemarge weer uit te lenen. Onder bepaalde voorwaarden is het nog wel mogelijk uit hoofde van treasury gelden aan andere decentrale overheden uit te lenen.

 

Artikel 10

Renterisicobeheer heeft tot doel het beperken van de invloed van rentewijzigingen op de exploitatie van de gemeente. Door de kasgeldlimiet en de renterisiconorm tracht de wetgever te voorkomen dat begrotingen geconfronteerd worden met te grote jaarlijkse fluctuaties in de rentelasten.

De kasgeldlimiet beperkt het gebruik van kortlopende geldleningen tot een gemiddelde hoofdsom van maximaal 8,50% van de begrote exploitatielasten, terwijl de renterisiconorm moet zorgen voor spreiding van het renterisico op langlopende geldleningen over toekomstige begrotingsjaren. Het renterisico bestaat uit te herfinancieren aflossingen en renteherzieningen. De blootstelling aan dit risico mag maximaal 20% van de begrote exploitatielasten bedragen.

 

Artikel 13

Deze wijziging verplicht alle decentrale overheden om hun overtollige (liquide) middelen in rekening courant of via deposito aan te houden in de schatkist. Het woord “overtollig” verwijst naar alle middelen die decentrale overheden niet onmiddellijk nodig hebben voor de publieke taak. Een decentrale overheid behoudt, op basis van de wet Fido, de mogelijkheid om leningen te verstrekken en uitzettingen te verrichten uit hoofde van de publieke taak. Het schatkistbankieren verandert daar niets aan. Door het schatkistbankieren worden wel de mogelijkheden voor de gemeente beperkt om een goed rendement te halen op tijdelijke geldoverschotten. Daarentegen is het risico nihil dat de uitgezette gelden niet worden terugbetaald. In de eveneens in december 2013 vastgestelde Regeling schatkistbankieren decentrale overheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties is nader uitgewerkt hoe schatkistbankieren voor decentrale overheden werkt en welke rechten en verplichtingen decentrale overheden en de Staat hebben. Schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero-balancing.

 

Artikel 15

Het aantrekken van financieringsmiddelen gebeurt alleen in functie van de gemeentelijke taakuitoefening. De te nemen financieringsbeslissingen zullen daarbij altijd gebaseerd zijn op de financieringsbehoefte van de gemeente als geheel ("totaal-financiering”).

De Gemeente Vlaardingen trekt tot nu toe alleen financieringsmiddelen aan door het afsluiten van onderhandse geldleningen. Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij het rentetarief en de overige voorwaarden van de lening in overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld ('maatwerk'-product). Door het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beeld krijgt van de op dat moment geldende tarieven en voorwaarden op de kapitaalmarkt. Zodoende kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

 

Artikel 16

Zie de toelichtingen bij artikel 7, 12 en 13.

 

Artikel 17

Geldstromenbeheer omvat vooral het zorg dragen voor een efficiënt betalingsverkeer. In dit verband spelen zaken een rol als het gebruik van internetbankieren, het gewenste aantal banken en bankrekeningen. Het getuigt van een doelmatig gebruik van middelen wanneer uitgaande geldstromen zoveel mogelijk afgestemd worden op de inkomende geldstromen (het 'matching'-principe). Dit beperken van de rentekosten wordt ook bevorderd door rekening te houden met de vervaldata van vorderingen en schulden. Er is voor gekozen crediteuren verplichtingen wel zo snel mogelijk te betalen. Een reden hiervoor is dat hiermee de (Vlaardingse) economie gestimuleerd wordt en ondernemers gesteund worden.

 

Artikel 18

Het saldobeheer betreft het dagelijks beheer van de banksaldi. Omdat de rentecondities op rekeningen van bank tot bank verschillen worden de aanwezige saldi naar die bank overgeboekt die de gunstigste condities kent.

Het liquiditeitenbeheer heeft betrekking op het totaal van de gemeentelijke banksaldi: een tijdelijk overschot aan middelen wordt verplicht gestald bij ’s Rijks schatkist, een liquiditeitstekort wordt gedekt door het afsluiten van een lening.

Rekeningcourantfaciliteiten worden in een overeenkomst tussen bank en gemeente vastgelegd.

Vlaardingen heeft een dergelijke overeenkomst gesloten met de Bank Nederlandse Gemeenten en ING Bank.. Hierin zijn o.a. afspraken gemaakt over de maximale omvang van het rekeningcourantkrediet (“rood staan”) en de te betalen rente.

 

Artikel 19

De Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) is de gemeentelijke huisbankier. De BNG heeft als geen andere bank kennis van de financiële problematiek die bij gemeenten speelt. Toch kan het voor individuele diensten en producten raadzaam zijn de keuze op een andere bank te laten vallen. Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van leningen. Sinds 1 januari 2007 staan zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De AFM controleert op deskundigheid, betrouwbaarheid en klantgerichtheid. De gemeente zelf blijft verantwoordelijk voor de keuze van een tussenpersoon.

 

Artikel 20

Informatie over beleidsplannen wordt door het college verstrekt via de paragraaf Financiering in de begroting. In tussentijdse voortgangsrapportages wordt over de voorlopige uitvoering gerapporteerd, terwijl in de paragraaf Financiering van het jaarverslag de realisaties in beeld gebracht worden.

Begrippenlijst Treasurystatuut 2023

 

AANDEEL 

Bewijs van deelname in het kapitaal van een vennootschap (bijv. N.V. of B.V.).

AGENTSCHAP 

Het agentschap van de Generale Thesaurie is een directie van het ministerie van Financiën. Het agentschap is onder meer verantwoordelijk voor het beleid en uitvoering van schatkistbankieren

BUY-AND-HOLD-PRINCIPE

Dit principe houdt in dat aangekochte financiële activa niet gedurende de looptijd worden verkocht. Verkoop vóór het einde van de looptijd leidt tot koersrisico.

DEPOSITO

Niet-verhandelbare belegging bij een bank, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet.

DREMPELBEDRAG 

Het maximale toegestane bedrag op de rekening-courant bij de bank van de gemeente in verband met verplicht schatkistbankieren.

EIGEN VERMOGEN

Het deel van het vermogen dat permanent aanwezig is en als eerste de risico’s draagt die zijn verbonden aan de bedrijfsuitoefening. Bij gemeenten betreft het de algemene reserve. Ook bestemmingsreserves maken deel van het eigen vermogen.

FINANCIERING 

Het aantrekken van financieringsmiddelen ter dekking van een vermogensbehoefte.

INTEREST (of rente)

De vergoeding die in rekening gebracht wordt voor het beschikbaar stellen van liquide middelen. De interest wordt veelal uitgedrukt in een percentage van de hoofdsom op jaarbasis.

KASGELDLIMIET 

De in de Wet Financiering decentrale overheden vastgelegde beperking van de netto vlottende schuld. De limiet is een percentage van het begrotingstotaal bij aanvang van het begrotingsjaar.

LIQUIDITEITSTYPISCHE LOOPTIJD 

De totale looptijd van een geldlening of belegging.

(zie ook: rentetypische looptijd)

LIQUIDITEITENPLANNING

Een planning waarin de inkomende en uitgaande kasstromen periodiek gemonitord en geprognosticeerd worden om inzicht te verkrijgen in het verloop ervan. Zo kan tijdig worden ingespeeld op een (verwacht) tekort of overschot van liquiditeiten

O/G 

Opgenomen gelden.

REKENINGCOURANT 

Bankrekening waarop de lopende inkomsten en uitgaven van een organisatie worden geregistreerd.

RENTEHERZIENING

Tussentijdse aanpassing van de contractuele rente.

 

RENTERISICONORM 

De in de Wet Financiering decentrale overheden vastgelegde norm ter beperking van het renterisico verbonden aan de vaste schuld. De norm wordt berekend als percentage van de totale exploitatielasten.

RENTETYPISCHE LOOPTIJD 

Looptijd tussen twee momenten van renteherziening.

(zie ook: Liquiditeitstypische looptijd)

SCHATKISTBANKIEREN

Het verplicht aanhouden van liquiditeitsoverschotten in de schatkist bij het Agentschap van het ministerie van Financien

TOTAALFINANCIERING

Financieringswijze waarbij de vermogensbehoefte van een bedrijf als geheel wordt betrokken (zie ook: Project financiering).

U/G 

Uitstaande gelden.

 

VASTE SCHULD 

Het totaal van de schulden voortvloeiend uit het afsluiten van langlopende geldleningen o/g (d.w.z. met een rentetypische looptijd van minimaal 1 jaar).

VLOTTENDE SCHULD (Bruto) 

Het totaal van de schulden voortvloeiend uit het afsluiten van kortlopende geldleningen o/g (d.w.z. met een rentetypische looptijd tot 1 jaar) en de rekeningcourantschulden.

VLOTTENDE SCHULD (Netto) 

De netto vlottende schuld is de bruto vlottende schuld minus het totaal van de vorderingen door het afsluiten van kortlopende leningen u/g, de rekeningcourantsaldi en de kassaldi.

ZERO-BALANCING

Het schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero-balancing. Zero-balancing betekent het afromen van het saldo op een bankrekening ten gunste van de rekening-courant die een decentrale overheid heeft bij de schatkist dan wel het aanvullen van een bankrekening ten laste van de rekening-courant die een decentrale overheid heeft bij de schatkist. Zero-balancing leidt ertoe dat het saldo op de bankrekening op het moment van afromen altijd nul is.