Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Arnhem

BELEIDSREGELS KLIMAATADAPTIEF EN NATUURINCLUSIEF BOUWEN

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieArnhem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBELEIDSREGELS KLIMAATADAPTIEF EN NATUURINCLUSIEF BOUWEN
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-01-2024Beleidsregels Klimaatadaptief en Natuurinclusief bouwen

14-11-2023

gmb-2024-46391

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSREGELS KLIMAATADAPTIEF EN NATUURINCLUSIEF BOUWEN

Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de

 

BELEIDSREGELS KLIMAATADAPTIEF EN NATUURINCLUSIEF BOUWEN

 

In Arnhem bouwen we toekomstbestendig. Dat betekent dat we er bij nieuwe gebouwen rekening mee houden dat Arnhem door het veranderende klimaat in toenemende mate te maken krijgt met periodes van hitte, droogte en wateroverlast. Om de negatieve gevolgen van dit veranderende klimaat op de gezondheid en het welzijn van onze inwoners te beperken, dienen we de inrichting van onze gebouwen en de buitenruimte daaromheen hierop aan te passen. Dat betekent dat nieuwe ontwikkelingen standaard klimaatadaptief en natuurinclusief moeten worden ingericht.

Hiertoe dienen alle nieuwe gebouwen te voldoen aan het ‘Puntensysteem Klimaatadaptief en Natuurinclusief Bouwen in Arnhem’ (zie bijlage 1, vanaf nu: het puntensysteem). Nationaal zijn er richtlijnen opgesteld over klimaatadaptief bouwen in de ‘Nationale Maatlat Groene Klimaatadaptieve Gebouwde Omgeving’ (vanaf nu: de maatlat). Het doel van de maatlat is zorgen voor een groene, klimaatadaptieve gebouwde omgeving in elk project. De maatlat omschrijft wat groen en klimaatadaptief bouwen is. Aan deze richtlijnen hebben we lokale invulling gegeven met het Arnhemse puntensysteem. We geven hiermee gehoor aan de oproep van het Rijk aan lagere overheden om de maatlat nu al zoveel mogelijk toe te passen. En we geven hiermee uitvoering aan een ambitie uit de in 2021 door de Arnhemse gemeenteraad vastgestelde Strategie Klimaatadaptatie, waarin staat: ‘Bij ruimtelijke plannen (gebieds- en vastgoedontwikkelingen) zal klimaatadaptatie een vast onderdeel worden van gemeentelijke randvoorwaarden en plantoetsen. De nu al gebruikelijke watertoets wordt uitgebreid tot een ‘klimaattoets’ door ook de aspecten waterveiligheid, hitte en droogte op te nemen. We kijken ook hier naar de landelijke ontwikkelingen’ (p. 18).

 

Ambitie en reikwijdte

 

Het puntensysteem geldt voor elke ontwikkeling waarbij sprake is van minstens één nieuw te bouwen gebouw met een oppervlak vanaf 50 m2. Alle nieuw te bouwen gebouwen – of dit nu een woning is, een school, een bedrijvengebouw of een bijbehorend bouwwerk - hebben namelijk potentieel een negatief effect op de aanwezige hitte, wateroverlast en droogte in het gebied. En alle gebouwen hebben de potentie om bij te dragen aan een grotere biodiversiteit. Gebouwen kleiner dan 50m2 zijn uitgezonderd, omdat deze gebouwen slechts een zeer kleine impact hebben op de omgeving. Hierdoor staan de tijd en kosten die zowel aanvrager als toetser in het indienen, controleren en uitvoeren van de aanvraag moeten steken, niet in verhouding tot de baten. Wanneer een gebouw wordt gerenoveerd/verbouwd, getransformeerd of uitgebreid en daarbij niet volledig wordt vervangen door een ander, nieuw te bouwen gebouw, geldt het puntensysteem niet. In die gevallen wijzigt de constructie zelf namelijk niet of niet volledig, waardoor het nemen van sommige maatregelen aan het gebouw veel prijziger wordt. Om een groen dak aan te leggen bijvoorbeeld, moet soms de hele constructie van het gebouw sterker worden gemaakt. En waterberging onder het gebouw kan het makkelijkst worden gerealiseerd voordat het gebouw er staat. Daar kan bij nieuwbouw relatief gemakkelijk rekening mee worden gehouden, maar bij transformatie/renovatie/uitbreiding waarbij het oude gebouw niet volledig wordt gesloopt, niet. Als er bij een project deels nieuwbouw is en deels transformatie, renovatie, verbouw en/of uitbreiding, hoeft het oppervlak van de te transformeren of te renoveren gebouwen niet mee te worden geteld bij het invullen van het puntensysteem. Voor het nieuwe te bouwen gedeelte en voor de buitenruimte die binnen het project valt, geldt het puntensysteem wel.

 

Er is gekozen voor een puntensysteem om de creativiteit en keuzevrijheid van de ontwikkelende partij te bevorderen. Er zijn vier thema’s waarop punten gescoord dienen te worden: biodiversiteit en natuurinclusiviteit, droogte, hitte en wateroverlast. Dit zijn vier van de zes thema’s uit de nationale maatlat. De andere twee thema’s, bodemdaling en gevolgbeperking overstromingen, zijn niet meegenomen in het puntensysteem. Dat zit zo: Bodemdaling - Een van de redenen dat aan de maatlat geen eisen op maatregelenniveau gekoppeld zijn, is omdat de uitdagingen op het gebied van droogte, bodemdaling, hitte, biodiversiteit en wateroverlast verschillen per gebied. Daarom kan lokaal gekozen worden welke maatregelen het beste passen bij de doelen, eisen en richtlijnen uit de maatlat. Bodemdaling van gebouwd gebied is in Arnhem een minder groot probleem dan in andere delen van het land. In de Strategie Klimaatadaptatie wordt bodemdaling bovendien beschouwd als gevolg van droogte (zie tabel). Vandaar dat dit vooralsnog geen apart thema is in het puntensysteem. Mogelijk wordt dit thema later wel opgenomen. Gevolgbeperking overstromingen - De gebouwde omgeving via gevolgbeperking voorbereiden op overstromingen in buitendijks gebied is vooral de verantwoordelijkheid van de waterschappen.

 

In onderstaande tabel volgt per thema de link met bestaand beleid:

*

 

Er zijn op elk thema drie labels te behalen: brons, zilver en goud. Brons is het minimale label dat de ontwikkelende partij / initiatiefnemer van een bouwproject (vanaf nu: initiatiefnemer) dient te halen als hij of zij een omgevingsvergunning wil krijgen voor zijn project. Het label brons moet op elk thema behaald worden om een omgevingsvergunning voor bouwen te verkrijgen. Welke maatregelen precies worden gekozen om de punten te behalen is aan de initiatiefnemer, in overleg met de gemeente. Via de labels zilver en goud is gemakkelijk te zien op welke thema’s de ontwikkelaar nog extra maatregelen neemt (bovenop wat verplicht is). De ontwikkelaars worden aangemoedigd om zo hoog mogelijk te proberen te scoren, maar zijn daar geen consequenties aan verbonden.

 

Soort maatregelen

Elke initiatiefnemer wordt gevraagd aan te geven wat zijn of haar bouwplannen zijn. Er zijn drie opties:

- Er worden één of meerdere gebouwen gebouwd zonder buitenruimte;

- Er worden één of meerdere gebouwen gebouwd waarbij ook aan dat gebouw gebonden buitenruimte is ingetekend, zoals een tuin, een oprit of een parkeerplaats;

- Er worden één of meerdere gebouwen gebouwd waarbij ook niet-gebouwgebonden grond wordt ingericht (openbaar toegankelijke buitenruimte). Dit is vaak het geval bij een gebiedsontwikkeling.

Afhankelijk hiervan kunnen op maximaal twee niveaus maatregelen worden gekozen: gebouw en buitenruimte

Gebouw (altijd van toepassing)

Gebouwmaatregelen zijn klimaatadaptieve en natuurinclusieve maatregelen die worden toegepast aan, onder, in of op een gebouw. Denk hierbij aan een groen dak, een groene gevel, buitenzonwering bij de ramen, een voorziening voor het hergebruik van regenwater of neststenen.

 

Buitenruimte (mits van toepassing)

Dit kunnen enerzijds klimaatadaptieve en natuurinclusieve maatregelen zijn die worden toegepast op het resterende perceel (gebouwgebonden grond), zoals de tuin. Denk hierbij aan het toevoegen van bomen, struiken of een vijver in de tuin of het aanbrengen van halfverharding op de oprit. Of het zijn maatregelen in de omliggende openbare ruimte (als de initiatiefnemer die ook inricht, bijvoorbeeld bij een gebiedsontwikkeling). Hierbij valt te denken aan het zo min mogelijk toevoegen van verharding, het aanplanten van een vlinderbosje, het realiseren van een natuurvriendelijke oever of wadi of het realiseren van een faunapassage.

De initiatiefnemer dient alle punten te behalen met maatregelen op eigen te ontwikkelen terrein, dus binnen het te ontwikkelen projectgebied. De initiatiefnemer kan zijn of haar klimaatadaptieve en natuurinclusieve opgave dus niet afwentelen op de omliggende openbare grond, oftewel, op de gemeente. Hierop is één uitzondering: als het binnen het projectgebied niet of heel lastig mogelijk is om een groene, koele plek te creëren binnen 300 meter van elk gebouw, dan mag de ontwikkelaar, in overleg met de gemeente, ook investeren in de realisatie van een groene, koele plek buiten het projectgebied (maar binnen 300 meter van minstens één gebouw in het projectgebied). Die punten tellen dan mee in het puntensysteem.

Om creativiteit, innovatie en keuzevrijheid van ontwerpers te bevorderen, kunnen ook maatregelen worden voorgesteld die niet in het puntensysteem vermeld staan, mits ze op overtuigende wijze bijdragen aan minstens één van de klimaatadaptieve thema’s. In overleg met de gemeente wordt dan het aantal punten bepaald.

 

Globale opzet puntensysteem

Er zijn vijf factoren die bepalen hoeveel punten de ontwikkelaar moet halen. Dat zijn:

1. Het aantal m2 aan begane grond van de aanwezige bebouwing. De begane grond is het oppervlak van de begane grond, exclusief eventuele tuinen, inclusief garages, aanbouwen en bijgebouwen. Hoe meer vierkante meters oppervlak één of meerdere gebouwen beslaan, hoe minder ruimte er in totaal overblijft voor waterinfiltratie en natuur, en hoe meer de bebouwing potentieel bijdraagt aan hitte en droogte. Bij meer m2 aan begane grond moeten er dus ook meer punten gehaald worden door de initiatiefnemer.

 

2. Het totale m2 bruto vloeroppervlak van de gebouwen. Dit is het bij elkaar opgetelde oppervlak van alle verdiepingen van alle gebouwen inclusief garages en aanbouwen en exclusief eventuele tuinen. Hoe hoger een gebouw is, hoe groter de negatieve effecten van het gebouw op de omgeving. Daarom is het minimum aantal te behalen punten bij meer vloeroppervlak ook hoger.

 

3. Het totale oppervlak van het te ontwikkelen gebied (inclusief bebouwing en eventuele tuinen en openbare ruimte). Hoe groter het totale projectgebied, hoe groter de claim op de ruimte is en hoe meer punten de initiatiefnemer dient te nemen.

 

4. Hitteattentie-gebieden. In gemeente Arnhem is de ernst van de hitteproblematiek afhankelijk van de locatie waar men zich bevindt. In een aantal stadsdelen is het veel warmer dan andere delen van de gemeente. Er is daarom een Hitte Attentiekaart opgenomen in het puntensysteem. In de kaart is de gemeente ingedeeld in een aantal gebieden die aangeven hoe ernstig de hitteproblematiek is. Deze indeling is ontwikkeld door Wageningen University & Research. Voor een rood of blauw gebied geldt dat de gebiedsfactor 1,25 is. Voor een oranje gebied is dit 1. Een gebouw in een rood gebied moet dus 1,25 keer meer punten halen voor het thema hitte dan een gebouw in een oranje gebied. Voor geel geldt de factor 0,75. Blauwe gebieden krijgen een even hoge factor als rode gebieden, omdat de koele windstromen vanuit blauwe gebieden onmisbaar zijn om de warmere gebieden te verkoelen. Blauwe gebieden moeten dus zo veel mogelijk blauw blijven. Voor de andere gebieden geldt dat hoe minder ernstig de hitteproblematiek is, hoe lager de factor voor het hitte-attentiegebiedstype en hoe minder punten de initiatiefnemer hoeft te halen op het thema hitte. Let op: het gaat hier om factoren, niet om percentages. Hoe hard een factor meespeelt in het totale puntenaantal, is uitgelegd onder het kopje ‘berekening minimale scores per nieuwbouwontwikkeling’.

 

5. Het soort gebouw: in deze categorie moet de initiatiefnemer aangeven of er gebouwen gebouwd gaan worden waar extra kwetsbare bewoners voor hitte gaan verblijven. Bij een gebouw met kwetsbare bewoners (kinderopvang, basisschool, instelling voor langdurige zorg, ziekenhuis) moet de initiatiefnemer 1,25 keer zo veel punten halen dan een regulier gebouw op het thema hitte.

 

Berekening minimale scores per nieuwbouwontwikkeling

De minimale scores per thema (brons) worden berekend via een formule waarin alle factoren (wanneer van toepassing) een plek krijgen. Voor de onderdelen natuurinclusiviteit, wateroverlast, droogte en hittestress worden de minimale scores met de volgende formules berekend:

a. Natuurinclusiviteit: label brons (=0,3) * (m2 begane grond*factor begane grond (=0,5) + m2 vloeroppervlak*factor vloeroppervlak (=0,5) + m2 openbare ruimte*factor openbare ruimte (=1)).

 

b. Wateroverlast: op het thema water is er al vastgesteld beleid. Dit beleid is vastgelegd in: het Gemeentelijk Rioleringsplan (wordt in 2024 vervangen door een beleidsuitwerking riolering en water), de Aanpak wateroverlast Arnhem Noord, en de Strategie Klimaatadaptatie. Het beleid is gebaseerd op de criteria zoals die zijn vastgelegd in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR) Arnhem, namelijk:

 

1. Voor het dimensioneren van rioolstelsels wordt uitgegaan van een bui waar in 60 minuten 19,8mm regen per m2 valt. Deze regenbui heeft een herhalingstijd van 2 jaar (T=2, kennisbank Rioned).

 

2. Voor het modelmatig vaststellen van wateroverlast en het dimensioneren van voorzieningen om regenwater te verwerken wordt uitgegaan van een bui waar in 45 minuten 40mm regen per m2 valt. Deze regenbui heeft een herhalingstijd van 10 jaar met een correctie ten aanzien van de klimaatverandering van 10% (T=10+10%, kennisbank Rioned).

 

3. Om kritische locaties ten aanzien van wateroverlast te lokaliseren is het verplicht (Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie = DPRA) een stresstest uit te voeren. Arnhem gebruikt hiervoor buien waarbij gedurende 60 minuten 80mm en 100mm regen per m2 valt. De stresstest heeft niet direct invloed op de omvang van de verschillende voorzieningen om regenwater te verwerken. Aan de hand van de stresstest blijkt welke locaties gevoelig zijn voor wateroverlast én kunnen aanvullende maatregelen overwogen worden.

 

Initiatiefnemers moeten in een waterhuishoudkundig plan aantonen hoe zij aan de eis om 40mm regen per m2 te verwerken, voldoen. Onderdeel van dit plan is dat wordt bepaald hoeveel kubieke meters water binnen het projectgebied moet worden verwerkt. Dit waterhuishoudkundig plan is nu geïntegreerd in het puntensysteem. Initiatiefnemers vullen het aantal te verwerken m3 in het puntensysteem in en geven aan welke maatregelen zij nemen om dit te bereiken. De minimale norm (brons) komt overeen met een regenbui van 40mm, zilver met een bui van 60mm en goud met de hoeveelheid water die bij een bui van 80mm binnen het projectgebied moet worden verwerkt. De verwerking van regenwater kan geoptimaliseerd worden door maatregelen zoals infiltratie en berging te combineren. Voorkomen moet worden dat binnen het projectgebied wateroverlast ontstaat of dat wateroverlast wordt afgewenteld op aansluitend gebied. Het voordeel van de integratie van het waterhuishoudkundig plan in het puntensysteem is dat initiatiefnemers extra worden gestimuleerd om hun wateropslagprobleem op te lossen met groene maatregelen, in plaats van alleen met technische oplossingen. Met groene oplossingen kunnen initiatiefnemers immers ook punten scoren op andere thema’s. Dit sluit aan bij de in de nationale maatlat genoemde richtlijn ‘groen, tenzij’.

 

c. Droogte: label brons (=0,3) * (m2 begane grond*factor begane grond (=0,5) + m2 vloeroppervlak*factor vloeroppervlak (=0,25) + m2 openbare ruimte*factor openbare ruimte (=0,75)).

 

d. Hittestress: label brons (=0,3) * (m2 begane grond*factor begane grond (=0,5) + m2 vloeroppervlak*factor vloeroppervlak (=0,75) + m2 openbare ruimte*factor openbare ruimte (=0,75)) * gebiedsfactor (variërend van 1,25-0,75) * soort gebouw (=1,25 of 1).

 

Voor alle thema’s zijn de soort factoren die de scores bepalen min of meer hetzelfde, met uitzondering van Hittestress. De factoren Begane grond, Vloeroppervlak en Openbare ruimte verschillen wel per thema in grootte. Voor het thema Natuurinclusiviteit worden bijvoorbeeld meer punten gevraagd in het geval van meer openbare ruimte (factor 1 t.o.v. 0,75 voor de andere thema’s). En voor Hittestress wordt weer een relatief hoge factor gevraagd bij het totale vloeroppervlak van de gebouwen. Er is bij het vaststellen van de factoren daarnaast ook goed gekeken naar het totaal aantal punten dat er vanuit verschillende casussen behaald zou moeten worden, en of dat haalbaar is. Bij het thema Hittestress worden er aanvullende eisen gesteld, afhankelijk van het hitte-attentiegebiedsfactor en factor voor het soort gebouw. Dit is het geval, omdat deze thematiek vaak heel specifiek op bepaalde plekken plaatsvindt die erg versteend zijn, maar ook omdat kwetsbare bewoners, zoals ouderen en chronisch zieken, veel eerder gezondheidsklachten ondervinden door extreme hitte.

Voor het thema Wateroverlast is bewust gekozen om geen verdere gebiedsdifferentiatie in de stad aan te brengen, omdat er via het Waterplan vastgesteld is dat overal in Arnhem minimaal 40 mm water verwerkt moet worden.

Voor Natuurinclusiviteit en Droogte geldt dat de opgave erg afhankelijk is van de lokale situatie, en dat een gebiedsdifferentiatie hier niet van toegevoegde waarde zou zijn, omdat het geen recht doet aan de veelheid van lokale verschillen.

Voor het thema Natuurinclusiviteit is een aanvullende eis opgenomen. Dit is gedaan om te zorgen dat er voor voldoende verschillende diersoorten maatregelen worden genomen, die ook met elkaar samenhangen. Afhankelijk van de omvang van het project dienen voor 1-4 diersoorten een hoogwaardig habitat gecreëerd te worden. Bij kleinschalige projecten is de eis dat er voor minstens één soort een habitat gecreëerd wordt, bij middelgrote projecten twee, bij grootschalige projecten wordt er een habitat geëist voor tenminste drie diersoorten en bij gebiedsontwikkelingen voor vier diersoorten. Deze indeling is overgenomen van het puntensysteem natuurinclusief bouwen van de gemeente Delft (dat het weer heeft overgenomen van het convenant klimaatadaptief bouwen Zuid-Holland; dat verwijst naar het puntensysteem groen- en natuurinclusief bouwen Den Haag (2019)).

*

Voor wat een ‘hoogwaardig habitat’ is wordt binnen het puntensysteem verwezen naar de habitat-check: een apart tabblad waar de initiatiefnemer aanvinkt of hij/zij voldoet aan alle randvoorwaarden voor een hoogwaardig habitat. Deze informatie is gebaseerd op het boekje Natuurinclusief Ontwikkelen. Dit boekje bevat per diersoort een checklist van de maatregelen die voor desbetreffende diersoort moeten worden getroffen, net als eisen en randvoorwaarden per maatregel. Bijvoorbeeld op welke richting en op welke hoogte neststenen moeten worden ingebouwd of welke soort planten het best gebruikt kan worden.

Elk gebied heeft zijn eigen kenmerken en mogelijkheden. Om maatwerk te leveren is ecologische kennis nodig. Daarom is het bij alle projecten belangrijk en bij grotere projecten noodzakelijk dat er een ecologisch deskundige betrokken is. Bij projecten met een totaal bebouwd grondoppervlak vanaf 2000 m2 dient de ontwikkelaar deze ecologisch deskundige zelf in te schakelen en te financieren; bij projecten kleiner dan 2000 m2 is het voldoende om de habitat-check te raadplegen.

Voor het thema Natuurinclusiviteit geldt tevens dat er zowel maatregelen aan, in of op het gebouw als maatregelen in de ruimte er omheen getroffen dienen te worden, als die ruimte er is. Bij gebiedsontwikkelingen geldt dat minstens 40% van de punten voor het thema Natuurinclusiviteit moeten worden genomen door middel van gebouwmaatregelen: maatregelen aan/in/op het gebouw, zoals ingebouwde nestvoorzieningen, ingebouwde plantenbakken, een groen dak en/of groene gevels; het is dus niet mogelijk om alleen de buitenruimte natuurinclusief in te richten, maar de gebouwen zelf niet. Eventuele maatregelen die al door de gemeente zijn genomen (bijvoorbeeld het aanbrengen van een groene erfafscheiding of het planten van een boom op het perceel), tellen niet mee voor het minimum aantal punten. Ook maatregelen die moeten worden genomen in het kader van het voldoen aan de Wet natuurbescherming tellen niet mee.

 

Borging

Gekozen maatregelen worden geregistreerd via het Puntensysteem Klimaatadaptief en Natuurinclusief Bouwen in Arnhem' (Bijlage 1). Dit formulier dient de volgende doelen:

• Het dient door de initiatiefnemer gebruikt te worden om het aantal te behalen punten te bepalen en een keuze te maken voor bepaalde maatregelen. En het rekent uit hoeveel punten dat oplevert.

• De gemeente heeft een overzicht van de gekozen maatregelen en kan die vergelijken met de uiteindelijk getroffen maatregelen en daar ook op handhaven.

• Het geeft de mogelijkheid om projecten als voorbeeld en inspiratiebron te gebruiken voor andere projecten in Arnhem.

 

Het is van groot belang om de klimaatadaptieve en natuurinclusieve maatregelen vroegtijdig in de projecten mee te nemen. Daarom zit er bij het puntensysteem ook een checklist waarin de ontwikkelaar samen met zijn of haar contactpersoon bij de gemeente Arnhem kan bijhouden welke stappen dienen te worden genomen om helemaal aan het eind van het proces (voorafgaand aan indienen omgevingsvergunning) het puntensysteem goed te kunnen invullen. Zo zorgen we ervoor dat in nieuwe plannen tijdens alle planfasen het belang van klimaatadaptatie expliciet is geborgd en op een evenwichtige wijze wordt meegewogen met andere opgaven.

 

Voor alle maatregelen geldt dat ze aantoonbaar:

• realiseerbaar zijn binnen de invloedsfeer van de uitvoerende partij;

• op deskundige wijze worden uitgevoerd;

• in goede staat moeten blijven en niet in een later stadium mogen worden weggehaald;

• zijn goedgekeurd door de gemeente Arnhem.

Alle maatregelen dienen tevens te worden ingetekend op de bouwtekeningen.

 

De beleidsregels zijn van toepassing op alle nieuwe ontwikkelingen. Bij aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit wordt aan de beleidsregels getoetst. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet zal aan het omgevingsplan een (algemene) regel toegevoegd worden dat bij de bouw van een gebouw van 50m2 voldoende klimaatadaptieve en natuurinclusieve maatregelen genomen moeten worden. Hierbij wordt verwezen naar de beleidsregels klimaatadaptief bouwen.

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking. Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 14 november 2023,

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd, de secretaris, de burgemeester,

 

 

BIJLAGE 1 horende bij de Beleidsregels Klimaatadaptief en Natuurinclusief Bouwen

Puntensysteem Klimaatadaptief en Natuurinclusief Bouwen in Arnhem

Deze bijlage is te vinden op de gemeentelijke website


*

Thema nationale maatlat

Biodiversiteit & natuurinclusiviteit

Hitte

Droogte

Wateroverlast

Bodemdaling

Gevolgbeperking overstromingen

Motivatie voor wel/niet opnemen in puntensysteem

Onderdeel van het al eerder door het college vastgetselde puntensysteem

Concretisering van de ambities uit de Strategie Klimaatadaptatie Arnhem (2021)

 

 

Vooralsnog niet meegenomen als apart thema in de Strategie Klimaatadaptatie. In de Arnhemse aanpak beschouwen we bodemdaling als een gevolg van langdurige droogte: ‘Langdurige droogte kan … leiden tot bodemdaling, en daarmee tot ongewenste zettingen, verzakkingen, van gebouwen’ (p. 8). En: ‘De gevoeligheid voor zettingen in de bodem zijn globaal verkend en lijken voor Arnhem relatief klein’ (p. 9).

In de Strategie Klimaatadaptatie neomen we dit 'waterveiligheid'. Hierover staat: 'De waterveiligheid is geen gemeentelijke verantwoordelijkh eid maar ligt bij Rijkswaterstaat en de waterschappen.’ (p. 10)

*

 

Totale m2 bebouwde grondoppervlak (= de begane grond van alle gebouwen bij elkaar)

Hoogte van de bebouwing

Kleinschalig project

kleiner dan 500 m2

en gebouwen zijn lager dan 15 m

Middelgroot project

kleiner dan 2000 m2

en/of gebouwen zijn 15-30 m hoog

Grootschalig project

tussen 2000 en 4000 m2

en/of gebouwen zijn tot 30 m hoog

Gebiedsontwikkeling

groter dan 4.000 m2