Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Hertogenbosch

Beleidsregels Vergunningen-, Toezicht- en Handhaving in de fysieke leefomgeving 2023-2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Hertogenbosch
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Vergunningen-, Toezicht- en Handhaving in de fysieke leefomgeving 2023-2026
CiteertitelBeleidsregels VTH 2023-2026
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp
Externe bijlageBeleidsregels VTH 2023-2026

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Omgevingswet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-02-2023Wijziging in de regeling

14-02-2023

gmb-2024-41757

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Vergunningen-, Toezicht- en Handhaving in de fysieke leefomgeving 2023-2026

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch,

In zijn vergadering van 14 februari 2023

Gezien het voorstel met reg.nr. 14648090

besluit vast te stellen

De Beleidsregels Vergunningen-, Toezicht- en Handhaving in de fysieke leefomgeving 2023-2026

Inleiding
Context

De VTH-beleidsregels geven weer hoe wij met het beschikbare VTH-instrumentarium willen komen tot naleving van de geldende regels en daarmee een mooie, veilige en gezonde leefomgeving behouden/bereiken. Het biedt daarmee de belangrijkste basis voor het jaarlijks opstellen van de uitvoeringsprogramma’s VTH binnen welke programma’s de prioriteiten en daarmee de inzet van beschikbare middelen en capaciteit worden bepaald. De reikwijdte van de beleidsregels betreft de fysieke leefomgeving en de openbare orde. De toezichts- en handhavingstaken binnen het sociaal domein maken hier geen onderdeel van uit. Dat staat een samenwerking met elkaar echter niet in de weg. Zo wordt op thema’s nauw samengewerkt met de sociale recherche, de wijkmanagers en sociaal wijkteams om wijkveiligheid en leefbaarheid te verbeteren en wordt in het Bestuurlijk Interventieteam (BITE) samengewerkt om ondermijnende activiteiten tegen te gaan. Het al dan niet opleggen van vergunningplichten vloeit voort uit de landelijke, provinciale en lokale wet- en regelgeving en valt daarmee eveneens buiten de reikwijdte van deze beleidsregels.

 

De VTH-beleidsregels schetsen de uitgangspunten waarbinnen wij uitvoering geven aan onze vergunning-, toezicht- en handhavingstaken (VTH-taken) op het gebied van de fysieke leefomgeving en openbare orde. De beleidsregels dragen bij aan het richten, Inrichten en verrichten van de VTH-taken. Het richten: wat is de visie, welke doelen zijn er voor de VTH-taken en voor welke strategie wordt gekozen? Dit biedt een kader voor de afwegingen die in het kader van de uitvoering van de VTH gemaakt worden. Het inrichten: hoe worden de VTH-taken ingericht met behulp van procedures, afspraken, processen, systemen en protocollen en tenslotte het verrichten: hoe worden de VTH-taken uitgevoerd met de beschikbare capaciteit en middelen. Richting geven bepaalt dus focus, de inrichting geeft structuur en het verrichten leidt tot het resultaat.

 

Waarom VTH-beleidsregels?

In 2022 lopen de huidige beleidsregels toezicht en handhaving fysieke leefomgeving af. Daarnaast treden per 1 januari 2024 naar verwachting de Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging Bouwen (Wkb) in werking, die gevolgen zullen hebben voor de VTH-werkzaamheden. In deze beleidsregels wordt deels ingespeeld op de veranderingen die de Omgevingswet brengt voor de uitvoering van de VTH-werkzaamheden. Vanwege het aflopen van de geldingsduur van de huidige beleidsregels per 01-01-2023 bereiden we daarom beleidsregels voor op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de periode 2023-2026.

 

In deze beleidsregels worden de vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van de fysieke leefomgeving (bouwen, milieu en openbare ruimte) en de openbare orde en veiligheid meegenomen. In deze beleidsregels bepalen we voor de komende jaren wat onze doelen en prioriteiten zijn en hoe we het toezicht en de handhaving inrichten en uitvoeren. We zullen in deze beleidsregels ook rekening houden met de gevolgen van de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet private kwaliteitsborging

 

De “BIG 8”

In deze beleidsregels volgen we de systematiek van de zogeheten “BIG 8” cyclus. De verschillende stappen in de cyclus vormen samen de VTH-beleidsregels en de uitvoeringsprogramma’s. Ook geven de stappen richting aan de systematiek van doorwerking en evaluatie.

In deze VTH-beleidsregels geven wij de BIG 8 cyclus weer aan de hand van iconen. Ieder icoon staat voor een stap uit de cyclus. De cijfers in afbeelding 1 geven de hoofdstukken van deze beleidsregels weer. Hoofdstuk 2 wordt tweemaal genoemd. Dit komt doordat Strategie en Programma & Organisatie uit de BIG 8 cyclus in deze beleidsregels samen zijn gevoegd in hoofdstuk 2 ‘Doelstellingen’.

 

Op de volgende pagina geven wij de stappen van de BIG 8 cyclus schematisch weer in een leeswijzer. Hierbij wordt per icoon uitgelegd in welk hoofdstuk informatie te lezen is.

 

Leeswijzer

 

Deze leeswijzer heeft als doel het duidelijk maken welk onderdeel van de BIG8-cyclus wij in welk hoofdstuk van dit VTH-beleid beschrijven. De dikgedrukte woorden zijn de onderdelen van de BIG8-cyclus. De iconen komen bij elk bijbehorend hoofdstuk terug in dit beleid en in onderliggende documenten.

  • 1.

    Ontwikkelingen (omgevingsanalyse)

    • Hier noemen we de verbeterpunten uit de evaluaties van afgelopen beleidsperiode.

    • En schetsten we de relevante ontwikkelingen voor deze beleidsperiode.

    • In het uitvoeringsprogramma geven we de stand van zaken t.a.v. deze ontwikkelingen.

  • 2.

    Hoofddoelstellingen

    • Visie op Vergunningen, Toezicht en Handhaving

    • Met de hoofddoelstellingen in dit hoofdstuk wordt richting gegeven aan het programma voor de komende beleidsperiode.

    • Het programma krijgt vorm in het uitvoeringsprogramma. In het programma worden specifieke acties genoemd om de doelstellingen in het genoemde jaar te behalen.

    • Er is een monitoringstool om de acties die nodig zijn omde doelstellingen te behalen bij te houden.

 

  • 3.

    Risicoanalyse en prioritering

    • In dit hoofdstuk is de risicoanalyse opgesteld en de prioritering aangebracht.

    • De risicoanalyse en prioritering geven vorm aan de werkwijze voor de uitvoering van de taken in het beleid voor de fysieke leefomgeving.

    • In de uitvoeringsprogramma’s wordt de koppeling gemaakt tussen de risicoanalyse, prioritering.

 

  • 4.

    Werkwijze

    • In dit hoofdstuk wordt de wijze waarop het werk wordt uitgevoerd beschreven.

    • Er is te lezen wat mogelijke veranderingen in wet- en regelgeving betekenen. Denk hierbij aan de invoering van de OMgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging.

    • De doorwerking van de risicoanalyse en prioritering in de praktijk wordt aangegeven.

 

  • 5.

    Borging uitvoering

    • Het inzicht in de middelen wordt gebruikt om te monitoren of de gestelde doelen haalbaar zijn en/of deze moeten worden bijgesteld.

    • In het uitvoeringsprogramma worden beschikbare middelen versus doelen specifiek uitgewerkt.

 

  • 6.

    Evaluatie

    • Met de beleidsevaluatie wordt de beleidscyclus ‘rond’ gemaakt.

    • De methode voor de evaluatie van het beleid fysieke leefomgeving en het uitvoeringsprogramma worden beschreven.

    • Het beleid fysieke leefomgeving en het uitvoeringsprogramma worden jaarlijks geëvalueerd. Het beleid wordt waar nodig elke beleidsperiode aangepast en op het uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks gestuurd.

 

1.1 Omgevingsanalyse

Omgevingsanalyse

De omgevingsanalyse biedt het handvat om aan de hand van de ervaringen uit het verleden en verwachte toekomstige ontwikkelingen in beeld te brengen waar we in onze doel- en prioriteitstellingen op het terrein van VTH rekening mee moeten houden. Op de volgende pagina gaan we daar verder op in.

 

1.2 Ervaringen en ontwikkelingen

Hier blikken we terug op de verbeterpunten van de afgelopen beleidsperiode. Daarna kijken we vooruit en beschrijven we welke juridische, maatschappelijke en organisatorische ontwikkelingen van invloed zijn op de VTH-werkzaamheden.

Terugkijken

De huidige VTH-beleidsregels lopen in 2022 ten einde. De uitvoering van de VTH taken wordt steeds complexer. Inwoners staan door verschillende communicatiekanalen dichterbij het bestuur en de uitvoering, inwoners zijn mondiger en beter geïnformeerd, de druk op de arbeidsmarkt is groot en in de uitvoering van de VTH-taken wordt gevraagd met steeds meer aspecten rekening te houden. Bij deze aspecten kan gedacht worden aan sturen op zelf oplossend vermogen, integraal toezichthouden, empathie voor de klager en de melder en begrijpelijke communicatie richting inwoners.

Aan de hand van de jaarlijkse VTH-uitvoeringsprogramma’s en de evaluaties daarvan hebben wij invulling gegeven aan onze VTH-taken en daarmee aan deze beleidsregels. Dit hebben wij als gemeente niet alleen gedaan maar in samenwerking met de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN), de Veiligheidsregio Brabant-Noord (VRBN) en andere partners. In het kader van haar wettelijk interbestuurlijk toezicht van de provincie op de uitvoering van de VTH-taken binnen de fysieke leefomgeving heeft de provincie de afgelopen vier jaren telkens geconcludeerd dat wij hieraan op een goede wijze invulling geven. Zelf hebben wij geconcludeerd dat voor een goede uitvoering van onze VTH taken een goede registratie en opslag van onze gegevens van groot belang zijn. Daar hebben we de afgelopen jaren ook veel aandacht aan besteed. Ander aandachtspunt blijft de wijze waarop aandacht is voor de uitvoering van nieuwe beleidsregels en de gevolgen van nieuwe beleidsregels voor onze toezicht- en handhavingsinzet. De afgelopen jaren is ook gebleken dat we binnen de gemeente steeds beter samenwerken op het VTH-terrein en hebben we de opdrachtgevers/opdrachtnemersrol tussen gemeente en ODBN en VRBN beter beschreven en ingevuld. En ondanks dat we binnen de gemeente steeds beter samenwerken en elkaar weten te vinden, blijft een punt van aandacht hoe we kunnen komen tot een betere integraal afgewogen prioriteitenstelling op het gebied van toezicht en handhaving. Belangrijk om te vermelden is dat COVID 19 de afgelopen jaren een groot beroep heeft gedaan op de organisatie.

Hieruit bleek ook de flexibiliteit van de organisatie op het gebied van de uitvoering van de VTH-taken: medewerkers gingen tijdelijk andere werkzaamheden verrichten, er werden andere toezichtmethodes ontwikkeld/ingezet en in de handhaving werd meer maatwerk toegepast. In het kader van de van de Bossche Zomer is gekeken hoe initiatieven met maatwerk en het flexibel gebruik maken van het vergunning instrumentarium mogelijk konden worden gemaakt. Deze ervaringen spelen mee bij het opzetten van de nieuwe VTH- beleidsregels en de wijze van samenwerken binnen de VTH-werkzaamheden.

 

Vooruitkijken: onder meer bestuursakkoord en discussienotitie VTH

In het bestuursakkoord 2023-2026 worden thema’s benoemd die van invloed zijn op de uitvoering van de VTH taken: wonen, energietransitie en de veiligheid voor onze inwoners.

 

Wonen

In het kader van de uitvoering van de VTH taken onderzoeken wij hoe we de vergunningsverleningsprocessen zo efficiënt mogelijk kunnen inrichten, zodat wij de aanvragen voor woningbouw adequaat kunnen afhandelen. De versnelling van besluitvormingsprocedures wordt ook in het bestuursakkoord genoemd.

 

Energietransitie

Voor de energietransitie wordt een energiebesparingsfonds voor opgericht om tegen aantrekkelijke voorwaarden leningen te verstrekken om energiebesparings- of eventuele andere verduurzamingsmaatregelen te nemen. Indien van toepassing zullen wij onze inwoners informeren over de subsidiemogelijkheden in het kader van de energietransitie. Daarnaast zien wij bij de uitvoering van de VTH taken toe op de naleving van de verplichte energiebesparingsmaatregelen van bedrijven en kantoren.

 

Veiligheid inwoners

In het bestuursakkoord aangegeven dat hard opgetreden zal worden tegen degene die de spelregels van onze samenleving moedwillig overtreedt. Dit is zeker het geval waar de veiligheid van onze inwoners in het geding komt.

 

In het bestuursakkoord is eveneens uitgesproken om de overlast van coffeeshops, met name in de Hinthamerstraat te verminderen. Het realiseren van een extra coffeeshop, het liefst aan een van de uitvalswegen is een van de oplossingen daarvoor. Deze wens houdt in dat het coffeeshopbeleid moet worden herzien om een zesde coffeeshop mogelijk te maken.

 

Na twee jaren extra ruimte te hebben geboden aan horecaondernemers in de vorm van tijdelijke verruimde terrassen in verband met de afstandseisen voor Covid-19, is het nu duidelijk zichtbaar in de binnenstad dat nieuwe regels over terrassen noodzakelijk zijn. Horecaondernemers vinden het lastig om de verruimde terrassen weer terug te brengen naar de oorspronkelijk vergunde situatie. Op bepaalde locaties is er misschien de mogelijkheid om meer ruimte te geven aan de terrassen. Om eenduidig beleid te creëren in de gehele binnenstad zullen wij het beleid aanpassen voor de terrassen, waarbij de belangen van horeca, detailhandel, bewoners en bezoekers worden afgewogen.

 

De gemeente voert vanaf januari 2022 het bestuurlijk toezicht prostitutie uit. Voorheen werd dit toezicht uitgevoerd door de politie. Vanaf 2023 zullen wij dit verder uit gaan werken in het Team bijzondere wetten.

In de discussienotitie die op 1 december 2022 in de commissie Bestuur is behandeld, zijn de uitgangspunten met betrekking tot de uitvoering van onze VTH-taken besproken.

Deze uitgangspunten worden verder uitgewerkt in de onder hoofdstuk 2.1 opgenomen visie op de uitvoering van de VTH-taken. Ook wordt er gestart met toezicht en handhaving op en rond het water. Ten behoeve van de groene handhaving in de buitengebieden is een convenant getekend.

In 2023 zullen gespecialiseerde handhavers worden getraind, opgeleid en zullen de benodigde uitrusting en het gereedschap inzichtelijk worden gemaakt. Hiervoor zullen op een later moment voorstellen aan het college worden geformuleerd.

 

Ontwikkelingen wet- en regelgeving

Met de Omgevingswet in zicht, die mogelijk op 1 januari 2024 in werking treedt, zullen het beleidsinstrumentarium, de processen en producten anders worden dan nu het geval is. Zo zal gedurende de geldingsperiode van deze beleidsregels de Omgevingsvisie vastgesteld gaan worden waarin ambities worden vastgelegd en keuzen gemaakt worden t.a.v. de fysieke leefomgeving. In deze Omgevingsvisie -en het Omgevingsplan als uitwerking daarvan- kunnen ook keuzen worden gemaakt over de inzet van het VTH

Instrumentarium. Deze keuzen kunnen ook invloed hebben op deze beleidsregels. Daarnaast volgt uit de Omgevingswet dat de vergunningverleningsprocedures binnen de fysieke leefomgeving versneld en eenvoudiger moeten worden. Deze doelstelling is ook in deze beleidsregels opgenomen. Naar verwachting zal tegelijkertijd met de Omgevingswet in 2024 ook de Wet kwaliteitsborging Bouwen in werking treden. Uit deze wet volgt een fundamentele verandering van de rol van de gemeente binnen de VTH-taken op het gebied van bouwen. In deze beleidsregels geven wij aan hoe wij deze veranderende rol willen gaan invullen. Andere landelijke -en provinciale- wet- en regelgeving zoals bijvoorbeeld de verplichting dat kantoren vanaf 2023 aan Energielabel C moeten voldoen en de regelgeving t.a.v. het buitengebied binnen onze gemeente

zullen ook gevolgen hebben voor de prioritering en uitvoering van onze VTH-taken. Tenslotte volgt uit de Omgevingswet dat het milieubasistakenpakket uitgebreid wordt. Dat betekent een verschuiving van de gemeentelijke milieutakenpakket naar de ODBN. Over de gevolgen hiervan zullen in 2023 met de ODBN-afspraken worden gemaakt.

 

Maatschappelijke ontwikkelingen

Door een reeks ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen en uitdagingen waar wij als gemeente onder andere mee te maken krijgen zoals klimaatverandering/–adaptatie en de daaraan verbonden duurzaamheidsopgaven, de toegenomen participerende samenleving, het woningentekort, de verharding van de maatschappij en toenemende polarisatie daarin en de uitdagingen binnen het buitengebied worden de VTH-werkzaamheden complexer.

Een goede uitvoering van de VTH-taken door overheden staat steeds meer in de maatschappelijke belangstelling. Voorbeelden hiervan zijn de uitstoot van de asfaltcentrale, het gebruik op en rond openbaar vaarwater/ oevers en het al dan niet toestaan van evenementen.

Tenslotte speelt ook de krapte op de arbeidsmarkt binnen het VTH-domein. Hierdoor blijven vacatures soms te lang openstaan. Als gevolg van deze ontwikkelingen staat de gemeente voor allerlei organisatorische en financiële vraagstukken. Dit heeft invloed op de manier van (samen)werken op het gebied van VTH zowel intern als extern met onze partners. Wij zijn ons hiervan bewust en spelen hier in deze VTH- beleidsregels op in. Alle bovengenoemde ervaringen en ontwikkelingen hebben invloed op de doelstellingen voor de komende periode. In hoofdstuk 2 worden deze doelstellingen uiteengezet.

In deze paragraaf analyseren we ontwikkelingen die direct invloed hebben op de VTH-werkzaamheden.

 

Impact ontwikkelingen wet- en regelgeving: de Omgevingswet

In de vorige paragraaf is aangegeven dat de Omgevingswet hoogstwaarschijnlijk in werking treedt op 1 januari 2024. De impact van de Omgevingswet op de vergunningverlenende werkzaamheden is als volgt:

 

  • Alle vergunningprocedures binnen het ruimtelijk domein dienen in principe binnen 8 weken afgerond te worden.

  • Het belang van het voeren van een goed vooroverleg bij vergunningsaanvragen neemt toe.

  • Het uitvoeren van een omgevingsdialoog bij vergunningsaanvragen is belangrijk en in sommige gevallen zelfs verplicht.

  • Een ruimer afwegingskader en daarmee ook een bredere onderbouwing van besluiten.

  • Het toepassen van maatwerk bij aanvragen om een vergunning.

  • Het concreet invullen van het “ja mits” principe van de Omgevingswet.

 

Deze veranderingen vragen zowel aanpassingen in proces, beleid en competenties. Daarnaast introduceert de Omgevingswet een aantal deels nieuwe kerninstrumenten (Omgevingsvisie, Omgevingsplan en Omgevingsprogramma). De exacte invulling en consequenties van deze kerninstrumenten worden de komende jaren duidelijk en vanuit de VTH-taken zal een belangrijke rol weggelegd zijn in de monitoring en evaluatie hiervan.

Zo is ook duidelijk dat de Omgevingswet op termijn ook gevolgen zal hebben voor de uitvoering en invulling van onze toezichts- en handhavingstaken. De Omgevingswet biedt immers meer mogelijkheden om vergunningplichten af te schaffen en wanneer hiertoe overgegaan zou worden zal dit naar verwachting leiden tot meer toezicht en handhaving. Daarnaast biedt de Omgevingswet meer mogelijkheden tot het toepassen van maatwerk en het toepassen van “open” normen. Dit zal ook gevolgen hebben voor de invulling van de toezichthoudende en handhavende taken.

 

Impact ontwikkelingen wet- en regelgeving: de Wkb

Het doel van de Wkb is het verbeteren van de bouwkwaliteit en het versterken van de positie van de bouwconsument. Dat betekent dat voor de laagrisico bouwwerken (gevolgklasse 1) dat het toetsen van bouwplannen en het toezichthouden tijdens bouwprojecten in veel gevallen door een marktpartij, de kwaliteitsborger, wordt uitgevoerd. Wij anticiperen al jaren op de invoering van de Wkb door de technische toetsing (op het Bouwbesluit) van bouwaanvragen risicogericht uit te voeren en onze capaciteit daarop af te stemmen. Wij verwachten dat de door de invoering van de Wkb een verschuiving plaats zal vinden van vergunningverlening naar meer toezicht en handhaving. Een inschatting van de daarmee gemoeide uren is op dit moment nog niet te maken. Bij inwerkingtreding van de Wkb zullen wij daaruit voortvloeiende effecten gaan monitoren en in beeld brengen wat de gevolgen daarvan zijn voor de uitvoering van de VTH taken.

Impact ander lokaal beleid

Ten aanzien van de maatschappelijke ontwikkelingen en opgaven stellen wij beleid op. De doelstellingen uit dit VTH-beleid relateren wij aan bestaand en nieuw gemeentelijk beleid dat zich richt op de kwaliteit van de leefomgeving. Bij het opstellen van nieuwe beleid en/of beleidswijzigingen kijken wij ook naar de impact en effecten daarvan op de uitvoering van de VTH-taken. Zo gaan we onder meer in 2024 het evenementenbeleid aanpassen aan de huidige ontwikkelingen. De locatieprofielen zijn namelijk aan een herziening toe. De nieuwe profielen kunnen bijdragen aan een betere invulling van de locaties voor de juiste evenementen en toetsing van aanvragen voor evenementen aan de voorwaarden van de locatie.

Doorwerking regionaal beleid

Bij de vaststelling van deze beleidsregels dienen wij ook rekening te houden met het regionale uitvoeringsbeleid van de Veiligheidsregio Brabant Noord en de Omgevingsdienst Brabant Noord. Zo hebben wij op 14 december 2021 het beleid van de Veiligheidsregio vastgesteld en onderschreven. Dit beleid staat aan de basis van een uniforme wijze van toezicht op de brandveiligheid binnen de veiligheidsregio Brabant Noord en beoogt keuzes beleidsmatig te onderbouwen. In deze beleidsregels is aan de hand van een analyse van het naleefgedrag en geconstateerde gebreken bij controles bepaald waar de hoogste risico’s liggen. Geconstateerd is dat een groot deel van de gebreken te wijten is aan gedrag en houding van pandeigenaren en -gebruikers. Enkel toezicht en handhaving is hierin niet toereikend. Om die reden is in nieuwe toezichtstrategie meer ingezet op de bewustwording en beïnvloeding van gedrag en cultuur, waarbij ook de objecteigenaren en –gebruikers betrokken worden.

 

De ODBN is samen met de deelnemers gestart met het ontwikkelen van een integraal Kader uitvoerings- en handhavingsstrategie (KUHS). Hierin worden onder meer in samenspraak met de deelnemers de regionale beleidsdoelen op het gebied van VTH vastgesteld. Hiermee wordt invulling gegeven aan het advies van de Provincie in het kader van het Interbestuurlijk Toezicht om doelen in termen van milieukwaliteit en milieueffecten vast te stellen. Ook zal hierin geanticipeerd gaan worden op de komst van de Omgevingswet en de gevolgen daarvan op de uitvoering van de VTH-taken binnen het milieubeleidsveld.

2.1 Visie op de VTH taken

Wij moeten en willen ten aanzien van de uitvoering van de VTH-taken voldoen aan de wettelijke eisen die (grotendeels) voortvloeien uit het Besluit Omgevingsrecht en de Wet VTH. Dit betekent dat wij bij de structuur, opzet en inhoud van dit beleidsplan aansluiten bij en uitvoering geven aan deze wettelijke eisen. Bij de opstelling van dit beleidsplan heeft de commissie Bestuur aan de hand van een aantal stellingen input gegeven op dit beleidsplan. De commissie is met ons van mening dat we onze toezicht en handhavingscapaciteit moeten inzetten op basis van een omgevingsanalyse en risico inschatting. Dit is enerzijds een gevolg van onze begrensde financiële middelen maar anderzijds zeker ook vanwege het feit dat wij van mening zijn dat onze inwoners en bedrijven zelf ook een belangrijke rol spelen bij het leefbaar en veilig houden van de leefomgeving. We willen immers niet dat er bij wijze van spreken “achter elke boom een toezichthouder staat” of dat de toezichthouder buiten op straat zelf de prioriteiten gaat/moet stellen. Dit betekent ook dat waar de overtredingen van de regels gering zijn en/of via een bemiddelend gesprek op te lossen zijn wij af kunnen zien van toezicht en handhaving. We hanteren hierbij de ‘menselijke maat’. Waar mogelijk willen wij dit bemiddelend gesprek faciliteren of ondersteunen. We realiseren ons daarbij natuurlijk dat we in beginsel de plicht tot handhaven hebben -zeker als een derde daarom verzoek- en dat aan het zelf oplossend vermogen van onze inwoners een grens zit, waarboven wij in actie komen. We zullen bij ons handelen bekijken of er alternatieven zijn en altijd uit moeten kunnen leggen waarom wij gehandeld hebben zoals we gedaan hebben.

 

Toezicht en handhaving kunnen een goed middel zijn om de gewenste doelen te bereiken maar soms kunnen ook andere middelen zoals een brede communicatiecampagne net zo goed of beter werken. Zo gebruiken wij communicatie nu bijvoorbeeld om bedrijven en bewoners te wijzen op potentieel gevaarlijke situaties zoals bij het lopende traject om gebruikers te bewegen de constructieve staat van winkelpanden of de gevelbekleding van appartementencomplexen te onderzoeken. Komende beleidsperiode zullen wij ook inzetten op communicatie om overlast te beperken. Belangrijk daarbij is nog dat wij ons toezicht met name inzetten om handhaving te voorkomen. Met een goed gesprek op de bouwplaats of in de openbare ruimte kan handhaving voorkomen worden. Maar hierbij geldt wel dat wanneer er sprake is van moedwillige overtredingen, een calculerende overtreder en/of recidive wij hard (handhavend) zullen optreden.

Wij hebben daarnaast vertrouwen in onze medewerkers die invulling geven aan de toezichts- en handhavingstaken. Dat betekent dat wij het binnen de door ons gestelde toezichts- en handhavingsprioriteiten aan hen overlaten hoe ze de gewenste situatie willen bereiken. Natuurlijk beschikken wij over protocollen en strategieën maar deze vormen een hulpmiddel waar (gemotiveerd) van afgeweken kan worden indien dit leidt tot (een beter) resultaat.

 

Wij gaan er hierbij vanuit dat onze inwoners zich in eerste instantie zelf verantwoordelijk voelen en zorgdragen voor een leefbare woonomgeving waarbij wij vertrouwen op het zelf oplossend vermogen van onze inwoners. Waar mogelijk is faciliteren wij dit ook en waar dit niet het geval is, zetten wij ons toezicht- en handhavingsinstrumentarium in.

2.2 Doelstellingen

Wij hebben vier procesdoelstellingen en uitvoeringsdoelstellingen voor de komende beleidsperiode opgesteld. Deze doelstellingen geven invulling aan de toekomstige ontwikkelingen, zoals de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wkb.

Allereerst zetten we neer wat we willen bereiken, daarna geven we aan wat we daarvoor gaan doen (de activiteiten) en wanneer we tevreden zijn (het gewenste resultaat).

De doelstellingen zullen jaarlijks in het uitvoeringsprogramma worden uitgewerkt in activiteiten. De activiteiten zijn uitgewerkt in een monitoringstool. In deze monitoringstool nemen we: de activiteiten op, stellen we een planning vast, benoemen we de verantwoordelijke medewerker voor deze actie en wordt de aanpak voor het komende jaar benoemd.

Op die manier maken wij de doelstellingen concreet en haalbaar. De inhoudelijke doelstellingen, prioriteiten en thema’s op het terrein van VTH nemen we op in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s.

 

Procesdoelstellingen

Doelen - Wat willen we bereiken?

  • 1.

    De komende beleidsperiode komen wij tot snellere besluitvormingsprocessen door verandering van werkwijzen en processen aan de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

  • 2.

    Wij waarborgen burgerparticipatie binnen het vergunningverleningsproces daar waar dit mogelijk is.

  • 3.

    In het kader van toezicht gaan we niet direct over op harde maatregelen; het goede gesprek over het waarom van de regels is belangrijker.

  • 4.

    De komende beleidsperiode gebruiken om de uitvoeringsprogramma’s van VTH nog integraler op te stellen.

 

Activiteiten- Wat gaan we daarvoor doen?

  • 1.

    Werkprocessen VTH aanpassen aan de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging en de implementatie van de nieuwe VTH-applicatie verder vormgeven.

  • 2.

    Onze klachtenafhandelingsproces verbeteren.

  • 3.

    Door te starten met het organisatie brede klantfeedback systeem om zo te onderzoeken waar onze dienstverlening geoptimaliseerd kan worden en als dat nog niet ingericht is, te kijken hoe feedback van klanten al gebruikt kan worden de komende beleidsperiode.

  • 4.

    Een planning opstellen om te zorgen dat met de betrokken afdelingen tijdig de prioriteiten en thema’s voor het jaarlijkse uitvoeringsprogramma bepaald kunnen worden.

 

Gewenst resultaat - Wanneer zijn we tevreden?

  • 1.

    Als alle vergunningsaanvragen binnen de termijnen worden afgehandeld die aangegeven staan in de geldende wet- en regelgeving.

  • 2.

    Als er komende beleidsperiode inzichtelijk wordt gemaakt wat er met klantfeedback gebeurt. Welke bijdrage heeft de feedback geleverd voor de optimalisering van onze processen en onze dienstverlening.

  • 3.

    Als er komende beleidsperiode volgens de BIG 8 cyclus wordt gewerkt en dat we vanuit hier komen tot 1-jaarlijks integraal uitvoeringsprogramma voor de uitvoering van onze VTH-taken.

Uitvoeringsdoelstellingen

Doelen – Een fysieke leefomgeving die:

Veilig;

Gezond;

Leefbaar;

En Duurzaam is.

 

Activiteiten- Wat gaan we daarvoor doen?

Door gezamenlijk in met afdelingen die in het fysieke domein werkzaam zijn, aandacht te geven aan de volgende thema’s:

  • 1.

    Leefbaarheid gebouwde omgeving en op en rond het water

  • 2.

    Horeca en evenementen

  • 3.

    Duurzaamheid en energie

  • 4.

    Erfgoed

  • 5.

    Ondermijning

  • 6.

    Huisvesting

  • 7.

    Bijzondere wetten

  • 8.

    Mobiliteit

 

Gewenst resultaat - Wanneer zijn we tevreden?

Wanneer onze invulling van de VHT taken bijdraagt aan een veilige en gezonde leefomgeving voor onze inwoners waarbij duidelijk is dat wij optreden tegen moedwillige overtredingen van de daartoe strekkende regels. Daarnaast zijn wij tevreden wanneer wij onze dienstverlening kunnen verbeteren door onze besluitvormingsprocedures te versnellen zodat wij de aanvragen om vergunning van onze inwoners op een goede wijze kunnen afhandelen.

3. Risicoanalyse en prioritering

 

De risicoanalyse met prioritering

Er zal nooit voldoende capaciteit zijn om alle VTH-taken uitputtend uit te voeren. Het opstellen, van een VTH-uitvoeringsprogramma betekent dan ook keuzes maken en prioriteiten stellen. Dit gebeurt aan de hand van een prioriteitstelling waar een omgevingsanalyse en een risicoanalyse aan ten grondslag liggen. Om de capaciteit en middelen zo effectief mogelijk in te zetten, bepalen wij welke activiteiten binnen een gemeente prioriteit hebben en welke minder. Deze afweging vindt plaats door toepassing van een risicomodel. Het model biedt de mogelijkheid om op basis van een risico inschatting en prioritering de inzet te bepalen.

 

Uitleg risicoanalyse en prioritering gemeenschappelijk op te pakken thema’s

Aan de hand van een uitgevoerde omgevingsanalyse op het terrein van de fysieke leefomgeving en openbare orde en veiligheid signaleren wij ontwikkelingen, kijken wij naar klachtenpatronen en gebruiken wij de gegevens uit onze VTH-processen. Bij deze omgevingsanalyse betrekken wij ook onze ketenpartners zoals de politie, bijvoorbeeld in het kader van ondermijning of de Omgeving Dienst Brabant Noord (ODBN) bij veranderingen in de milieuregels. De thema’s die hieruit naar voren komen, beoordelen wij op de aspecten: veiligheid, gezondheid, leefbaarheid, duurzaamheid, afbreuk bestuurlijke autoriteit en het financiële afbreukrisico. Dit is de risicoanalyse die mede ten grondslag ligt aan de prioritering in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s.

Voorbeeld jaarlijkse prioritering thema’s voor het uitvoeringsprogramma

Via de omgevingsanalyse en risicoanalyse prioriteren wij jaarlijks thema’s om op te pakken voor het komende jaar. Dit kunnen bijvoorbeeld thema’s zijn zoals: toezicht en handhaving op en rond water en oevers, huisvesting arbeidsmigranten, illegale kamerverhuur en illegale stort en zwerfafval. Het kan ook voorkomen dat nieuwe wet- en regelgeving leidt tot een intensivering van het toezicht op bepaalde door bedrijven of particulieren ondernomen activiteiten. Buiten deze geprioriteerde thema’s blijven wij ook onze wettelijke taken op het gebied van toezicht op vergunningen en het afhandelen van klachten en handhavingsverzoeken uitvoeren.

De uitwerking hiervan naar verantwoordelijke afdelingen, de inzet van het VTH-instrumentarium en verdeling van capaciteit en middelen vindt (eveneens) plaats in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Zie verder hoofdstuk 5.

4. Strategieën en werkwijze

 

De werkwijze waarop wij de doelen en prioritair werken willen bereiken is vastgelegd in de uitvoeringstrategieën. De strategieën zijn gebaseerd op landelijke strategieën (gedogen en sanctioneren) en zijn aangevuld met gemeentelijke strategieën. De komende beleidsperiode blijven we de uitvoering van deze nieuwe strategieën monitoren en evalueren of met de aanpassingen de gewenste resultaten worden behaald. Indien hiertoe aanleiding is zullen de strategieën op basis van deze monitoring en evaluatie worden herzien. Deze actie is ook opgenomen in de monitoringstool doelstellingen en acties VTH- beleidsregels 2023-2026.

In de figuur hieronder is de samenhang tussen de strategieën weergegeven. In de bijlagenbundel van deze VTH-beleidsregels zijn de strategieën nader uitgewerkt.

 

Toelichting op strategieën/werkafspraken strafrechtelijke partners

Het vaststellen van deze strategieën is noodzakelijk om te voldoen aan de kwaliteitscriteria VTH en de landelijke wet- en regelgeving op VTH-gebied. Deze strategieën zijn vaak uitgewerkt in richtlijnen en protocollen.

Sommige onderdelen hiervan zijn bindend in die zin dat ze bij de uitvoering van de VTH-werkzaamheden toegepast “moeten” worden (gedogen vindt altijd schriftelijk plaats).

 

Andere onderdelen van de strategieën zijn een richtlijn die in principe toegepast moet worden, maar waarvan onderbouwd afwijken mogelijk is indien het doel van de regels op die manier beter bereikt kan worden. Belangrijk onderdeel van enkele van deze strategieën vormen ook de werkafspraken met de strafrechtelijk partners.

Belangrijk hierbij is ook een goede informatievoorziening over en weer: voorkomen moet worden dat er sprake is van witte vlekken of een niet op elkaar afgestemde aanpak.

 

In dat verband heeft bijvoorbeeld de Omgevingsdienst afspraken gemaakt met het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie over de strafrechtelijke vervolging en afdoening van door hen geconstateerde overtredingen van de Wet milieubeheer en de Wet natuurbescherming. Daarnaast maken wij op casusniveau afspraken met politie en Openbaar Ministerie over strafrechtelijke vervolging.

Processen-verbaal die in het kader van het toezicht in de openbare ruimte worden gemaakt gaan in het kader van de gemaakte afspraken rechtstreeks naar het Openbaar Ministerie.

 

De Buitengewoon Opsporingsambtenaren vallen voor die werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie en er is sprake van een nauwe samenwerking met de politie wanneer er sprake is van strafrechtelijke handhaving bij overtredingen van de regels op het gebied van de openbare ruimte en openbare orde. Tijdens de geldingsduur van deze VTH- beleidsregels, willen wij samen met de Omgevingsdienst en de Veiligheidsregio de bestaande afspraken tegen het licht houden en kijken waar het nodig is om aanvullende afspraken te maken.

5. Borging en uitvoering

 

Financiële middelen

Om de VTH-taken uit te kunnen voeren en de beleidsdoelen te realiseren zijn financiële en personele middelen nodig. De hiervoor benodigde budgetten zijn opgenomen in de begroting. De keuzen over inzet van middelen en verdeling van capaciteit maken wij -en lichten wij toe- in de jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma’s. Momenteel is er sprake van een drietal uitvoeringsprogramma’s.

Uitvoeringsprogramma VTH Omgevingswet.

De VTH- beleidsregels op het terrein van fysieke leefomgeving werken wij jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma VTH. In het uitvoeringsprogramma beschrijven we de prioriteiten, doelen, activiteiten en methoden uit deze beleidsregels op operationeel niveau. Het uitvoeringsprogramma is dan ook een concreet actieplan voor het betreffende jaar. Wij beschrijven hier welke activiteiten wij in het betreffende jaar oppakken. Daarbij geven wij in het uitvoeringsprogramma aan hoe de (financiële en personele) middelen in het betreffende jaar worden ingezet en waar eventuele tekorten zijn. Het uitvoeringsprogramma sturen wij naar de provincie in het kader van haar Interbestuurlijk Toezicht en ter kennisname naar de gemeenteraad.

Uitvoeringsplan veiligheid (UVP)

In het integraal veiligheidsplan (IVP) 2023-2026 staan de speerpunten ten aanzien van openbare orde en veiligheid voor de komende vier jaar, te weten ondermijning, maatschappelijke onrust en digitale veiligheid. Jeugd en de verbinding tussen zorg en veiligheid lopen als rode draad door deze prioritaire thema’s. De uitvoering van deze beleidsregels wordt opgenomen in tweejaarlijkse uitvoeringsplannen (uitvoeringsplan veiligheid). Deze plannen zijn operationeel van aard. Het geeft namelijk een overzicht van de uit te voeren acties/maatregelen rond de prioritaire thema’s. Hiermee kunnen de resultaten inzichtelijk worden gemaakt.

Handhavingsuitvoeringsprogramma Openbare Ruimte

Voor 2023 zal uitvoering worden gegeven aan de thema’s genoemd het bestuursakkoord. Komend jaar zal op basis van de ervaringen, evaluaties, monitors en maatschappelijke ontwikkelingen voor 2024 een HUP worden gemaakt. In het HUP staan dan onze basistaken, onze speerpunt projecten en er is tijd gereserveerd voor onvoorziene, urgente en belangrijke taken. Het HUP wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het college. Het HUP wordt in 2024 als pilot voor het eerst in deze vorm worden opgesteld.

Het integraal uitvoeringsprogramma voor alle VTH-taken.

Tussen de verschillende uitvoeringsprogramma’s worden er nu ten aanzien van de overkoepelende prioriteiten en thema’s relaties met elkaar gelegd. Binnen deze beleidsperiode willen wij echter komen tot 1 integraal VTH-programma dat zijn basis vindt in een gezamenlijk uitgevoerde omgevingsanalyse en risicoanalyse. Hierbij betrekken wij ook de Omgevingsdienst en de Veiligheidsregio.

Uitvoering processen

Onze processen worden uitgevoerd op basis van procesbeschrijvingen en protocollen. Deze procesbeschrijvingen zijn bekend bij alle betrokken medewerkers en zijn geborgd binnen de organisatie. Nieuwe medewerkers worden ingewerkt aan de hand van deze werkbeschrijvingen. Op het gebied van Toezicht en Handhaving beschouwen wij deze procesbeschrijvingen en protocollen waar mogelijk als richtlijnen waarvan afwijking -onderbouwd- mogelijk moet zijn. Wij vinden het immers belangrijk dat binnen Toezicht en Handhaving maatwerk mogelijk is. Wij verwijzen hierbij ook naar de discussie zoals die in de Commissie bestuur op 1 december 2022 is gevoerd naar aanleiding van de door ons ingebrachte discussienotitie VTH.

Afstemming met en samenwerking met ketenpartners

Zoals eerder al is aangegeven voeren we onze VTH-taken samen met de ketenpartners uit. Zo nemen wij deel aan de gemeenschappelijke regelingen Veiligheidsregio Brabant Noord, en de Omgevingsdienst Brabant Noord. Deze organisaties geven als opdrachtnemer uitvoering aan de (VTH) aan de brandveiligheidstaken en de milieubasistaken. Daarnaast werken wij samen met de provincie Noord-Brabant en de beide waterschappen in ons gebied. Waar nodig stemmen wij de uitvoering van onze toezichthoudende en handhavende taken ook af met politie en Openbaar Ministerie.

Personele middelen

De wet VTH stelt eisen ten aanzien van de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken binnen de fysieke leefomgeving. Deze kwaliteitscriteria bestaan uit twee elementen, namelijk procescriteria en eisen ten aanzien van de kritieke massa (kwaliteit en kwantiteit van de medewerkers die uitvoering geven aan de VTH-taken).

De kwaliteitscriteria stellen eisen ten aanzien van vakmanschap voor de uitvoering van de VTH-taken en beschrijven de minimale kwaliteitseisen op verschillende indicatoren. Deze indicatoren zijn opleiding, kennis, ervaring, frequentie van uitvoeren (aantal ‘vlieguren’) en menskracht. Er is hierbij onderscheid gemaakt tussen verschillende deskundigheidsgebieden. Aan deze deskundigheidsgebieden zijn specifieke activiteiten gekoppeld. Onze samenwerkingspartners en wij voldoen aan deze kwaliteitscriteria. Wel kunnen de Wkb en de huidige omschrijving in de Omgevingswet van het milieubasistakenpakket gevolgen hebben voor het kunnen voldoen aan deze kwaliteitscriteria. In de komende periode zal onderzocht worden hoe wij aan de kwaliteitscriteria kunnen blijven voldoen.

Kwaliteitsverordening VTH

De gemeenteraad heeft in 2016 de kwaliteitsverordening VTH vastgesteld. In deze verordening is onder meer opgenomen welke eisen wij stellen aan onszelf en onze samenwerkingspartners op het gebied van de VTH-taken binnen de fysieke leefomgeving. Zodra er duidelijkheid is over de inwerkingtredingdatum van de Omgevingswet zullen wij een aan de Omgevingswet aangepaste kwaliteitsverordening aan de gemeenteraad ter vaststelling aanbieden.

6. Evaluatie

 

De laatste stap van de BIG 8 cyclus is de evaluatie. In dit hoofdstuk beschrijven wij de onderdelen en op welke manier wij deze evalueren.

 

Evaluatie uitvoeringsprogramma’s

Jaarlijks willen wij rapporteren over de uitvoering van het vastgestelde uitvoeringsprogramma en evalueren in hoeverre de gestelde doelen zijn bereikt en activiteiten zijn uitgevoerd. Hierbij wordt minimaal beoordeeld of:

  • Voorgenomen activiteiten uit het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd.

  • De uitvoering van deze activiteiten uit het uitvoeringsprogramma hebben bijgedragen aan de voortgang van de beleidsdoelen uit deze VTH- beleidsregels.

  • De VTH- beleidsregels (mede op basis van bovenstaande) eventueel aangepast dienen te worden.

Aan de hand van monitoring van de gegevens kunnen we de eerste twee punten evalueren. De rapportage en evaluatie documenteren wij in een jaarverslag. De resultaten van de evaluatie worden gebruikt voor het uitvoeringsprogramma van het volgende jaar.

Evaluatie Integraal veiligheidsplan (IVP)/ Uitvoeringsplan veiligheid (UVP)

De uitvoering van het IVP wordt opgenomen in tweejaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. De raad informeren wij jaarlijks over de voortgang van het IVP. Het ene jaar gebeurt dit in de vorm van de (tweejaarlijkse) Veiligheidsmonitor en het andere jaar door middel van een raadsinformatiebrief. Per prioritair thema dat is vastgesteld in het IVP is er een kerngroep opgericht. Deze kerngroepen hebben tot doel om met elkaar de ontwikkeling van het thema te monitoren en de uitvoering van het beleid te bewaken. De bestuurlijke afstemming tussen de domeinen zorg, veiligheid en jeugd wordt geborgd door een periodiek overleg tussen de betrokken portefeuillehouders. De voortgang van het IVP wordt periodiek besproken in de driehoek.

 

Evaluatie VTH-programma Omgevingswet

Periodiek, maar in ieder geval nadat een programmaperiode is verstreken en ook voor 1 mei, evalueren wij het VTH- beleidsregels - en programma. Er wordt dan beoordeeld of:

  • Vastgestelde beleidsdoelen uit de VTH- beleidsregels zijn bereikt.

  • De voorgenomen activiteiten uit het uitvoerings- en handhavingsbeleid zijn uitgevoerd.

  • Er aan de afspraken is voldaan die met externe partijen zijn gemaakt.

 

Deze evaluatie vindt plaats in de vorm van een jaarverslag dat door ons wordt vastgesteld en wij informeren de raad hierover. De resultaten worden gebruikt voor de nieuwe VTH- beleidsregels van de volgende beleidsperiode en het uitvoeringsprogramma van het volgende jaar.

 

Evaluatie handhavingsuitvoeringsprogramma Openbare Ruimte

De komende beleidsperiode willen wij de monitoring van onze toezicht- en handhavingsactiviteiten anders inrichten zodat wij de daaruit voortvloeiende gegevens beter kunnen gebruiken ter bepaling en onderbouwing van onze toezicht en handhavingsprioriteiten en thema’s.

 

Het college voornoemd,

De secretaris,

Drs. B. van der Ploeg

De burgemeester,

Drs. J.M.L.N. Mikkers

Bijlage 1 VTH-beleidsregels bijlagenbundel: Strategieën VTH OOV

VTH OOV

De afdeling Openbare Orde en Veiligheid is verantwoordelijk voor (sociale) veiligheid en openbare orde. Samen met burgers, ondernemingen, instellingen en ketenpartners in de regio en bij het Rijk werken wij aan een omgeving waar iedereen veilig kan wonen, werken en recreëren. Het gaat daarbij vooral om de sociale veiligheid maar op onderdelen ook over de fysieke veiligheid.

OOV vervult voor of namens het bestuur de gemeentelijke regierol in op de aanpak van de stedelijke (sociale) veiligheidsproblematiek gericht op het terugdringen van overlast en criminaliteit, gepercipieerde onveiligheid, het voorkomen van onrust, en handhaven van de openbare orde. OOV brengt ketenpartners in positie om in samenhang te kunnen werken aan die veiligheidsvraagstukken waar hoge urgentie wordt ervaren.

Voor wat betreft toezicht en handhaving werken we samen met de afdeling Stadstoezicht en VTH-Omgevingswet, die voor OOV het toezicht uitvoeren voor zover het openbare orde en veiligheid aan gaat.  

OOV voert de vergunningverlening en juridische handhaving uit op vergunningen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening wat betreft openbare orde en veiligheid. Ook bij stedelijke crises en incidenten (sociaal), crisisbeheersing en rampenbestrijding speelt OOV een belangrijke rol. 

 

Vergunningenstrategie

Bij de beoordeling van de aanvragen toetsen we alle aspecten van de vergunningverlening. De aard van de vergunningen, gericht op openbare orde en veiligheid, vereisen dat. Bij de horeca gerelateerde vergunningen geven we specifiek aandacht aan de beoordeling van het levensgedrag van personen en het onderzoek op basis van de Wet Bibob. Ten aanzien van de Bibob toets zijn overigens de wettelijke mogelijkheden verruimd, waardoor er op meer vlakken een toets kan plaatsvinden. Bij de evenementenaanvragen letten we op de gevolgen voor de openbare orde en veiligheid binnen de openbare ruimte.

Wij zijn van mening dat een zorgvuldige en uitgebreide beoordeling aan de voorzijde, een preventieve werking heeft op toezicht en handhaving. De vergunningverlening in het kader van de openbare orde en veiligheid heeft als doel deze te bewaken en te borgen. Preventieve instrumenten zijn daarbij van groot belang. Het herstellen van een aangetaste openbare orde en veiligheid door middel van toezicht en handhaving is lastiger en daarmee onwenselijk. Voorkomen is beter dan genezen. Elke aanvraag moet om die reden even uitgebreid en zorgvuldig worden getoetst.  

 

Nalevingsstrategie

Voor de veiligheidsthema’s kiezen we bewust voor het wel of niet communiceren over een bepaalde aanpak. Met communicatie trachten we de nalevingsbereidheid bij bewoners, ondernemers en bezoekers te verhogen. Een goed voorbeeld hiervan is de communicatie over de integrale verkeerscontroles waarbij we direct de leefbaarheid van een buurt willen verbeteren én zicht willen krijgen op eventuele misstanden. Ook over grootschalige controledagen brengen we de resultaten naar buiten om onze inzet zichtbaar te maken en criminele activiteiten te stoppen. Om ondernemers te wijzen op de geldende regelgeving informeren wij hen over (grote) evenementen zoals Carnaval. Daarmee willen we het evenement beheersbaar houden, maar ook de ondernemer wijzen op de regels en daarmee de naleving daarvan bevorderen.

Over andere zaken communiceren we niet. Dit omdat bijvoorbeeld de privacy van betrokkenen dit niet toestaat.

Toezichtstrategie

Het toezicht voor de vergunningen op basis van de APV/bijzondere wetten richt zich met name op het voorkomen van risico’s voor aantasting van de openbare orde en veiligheid en leefbaarheid. Het is ondoenlijk om alle voorschriften te controleren. We prioriteren daarin. Dit betekent in het werkveld dat we controleren op de voorschriften die een grote invloed hebben. Voorschriften die meer administratief van aard zijn (bv de leeftijdssticker op de deur bij de horeca), krijgen daarbij minder aandacht dan de voorschriften die gaan over gewenst gedrag (het daadwerkelijk niet verstrekken van alcohol aan een minderjarige).  Wanneer wij een hoge prioriteit hebben toegekend aan een onderwerp houden we daar periodiek toezicht op. Een middelhoge prioriteit betekent dat we steekproefsgewijs het voorschrift controleren. Bij een lage prioriteit controleren we alleen wanneer we bij een ander voorschrift een overtreding hebben geconstateerd.

De wijze van toezichthouden is een open manier van communiceren met de ondernemer. Hierbij geven we het algemene doel aan, dat we toezicht houden in het kader van het algemeen belang van naleving van wet- en regelgeving. We controleren wanneer we een klacht of melding hebben ontvangen en deze door ons geprioriteerd is. De wijze waarop we controleren is afhankelijk van de (mogelijke) overtreding die is begaan. Soms zal een gesprek voldoende zijn om de ondernemer op het juiste pad te helpen. In andere gevallen is het noodzakelijk om een overtreding waar te nemen, waarop juridische handhaving kan worden gestart. We gaan door met programmatisch toezicht voor vergunningen op basis van de APV/bijzondere wetten.

Op basis van gestelde prioriteiten (zie hoofdstuk 3) gaan we daarnaast enkele thema’s oppakken. Op onderwerpen waar er raakvlakken zijn met het Wabo toezicht, wordt gezamenlijk opgetrokken door de verschillende afdelingen. Voor thematische aanpak van de complexe problematiek Ondermijning kiezen we bijvoorbeeld voor ‘samen controleren’, wat in dit geval betekent volledig gezamenlijk voorbereiden, uitvoeren en evalueren. 

Naast het toezicht en handhaving in de fysieke leefomgeving, werken we op thema’s ook samen met toezicht op het sociale domein.

In het kader van de bestrijding van ondermijning werken we bijvoorbeeld samen met de sociale recherche en de onderwijsinspectie. Ook bij huiselijk geweld werken de zorgkaders samen met de andere toezichthouders. Een ander voorbeeld is wanneer er sprake is van over bewoning. 

 

Handhavingsstrategie

Op terreinen, zoals APV /bijzondere wetten zijn specifieke stappenplannen of beleidsregels voor de handhaving vastgesteld. Op die terreinen wordt gehandhaafd conform het op dat moment geldende stappenplan. Uitgangspunt voor de strategie is bestuursrechtelijke handhaving. Dit past ook in de lijn van het doel van de handhaving: het ongedaan maken van de overtreding, dan wel het herstellen in de oorspronkelijke situatie. Waar nodig, wordt acute bestuursdwang toegepast. Op grond van de APV vindt eveneens strafrechtelijke sanctionering plaats, waar dit aan de orde is.

 

Gedoogstrategie

In principe kiezen we ervoor om zo min mogelijk te gedogen in het kader van de openbare orde regelgeving. Dit omdat de regelgeving direct gevolgen heeft voor die openbare orde en daarmee direct een risico vormt om deze voldoende te kunnen beheersen. Natuurlijk zijn er echter wel situaties waarbij gekozen wordt om niet handhavend op te treden. Dit is echter alleen mogelijk in situaties waarbij het doel en effect van de regel geen of zeer weinig consequenties kent voor de openbare orde. Het betreft dan bijvoorbeeld een voorwaarde in een vergunning zoals de verplichting van de ‘niet schenken aan minderjarigen-sticker’. Gedogen kan verder alleen wanneer het risico op verstoring van de openbare orde (zeer) gering wordt geacht waardoor afzien van handhavend optreden, tijdelijk, acceptabel is.

 

Een bijzondere omstandigheid waarbij de Burgemeester consequent afziet van handhavend optreden is bij de coffeeshops. Op basis van de Opiumwet heeft de Burgemeester de bevoegdheid om panden waar een handelshoeveelheid (> 5 gram cannabisproducten) wordt aangetroffen te sluiten. Echter, voor de coffeeshops wordt daar, onder voorwaarden, een uitzondering op gemaakt. Slechts wanneer de coffeeshops zich houden aan gestelde voorwaarden in de gedoogbeschikking, treedt de Burgemeester niet handhavend op.

 

Bijlage 2 VTH-beleidsregels bijlagenbundel: Werkwijze Stadstoezicht (ST – THOR)

ST-THOR

Verzorgt de toezicht en handhaving in de openbare ruimte en voor een aantal specifieke controles (o.a. Horeca, Prostitutie, Taxi’s, Heling, speerpuntprojecten). Naast de bestuurlijke toezicht en handhavingsbevoegdheden zijn de handhavers ook beëdigd als BOA. Die beëdiging geeft hem de mogelijkheid ook strafrechtelijk op te treden binnen de beperking van hun domein (openbare ruimte). Ook maakt het de uitwisseling van relevante informatie uit de Wet op de politiegegevens (WPG) mogelijk. Als BOA staan zij onder toezicht van de toezichthouder (Justitie) direct toezichthouder (politie). Het werk van de THOR handhaver is te verdelen in Basistaken, Projecten op speerpunten en onvoorzien, urgente en belangrijke zaken die zich voordoen.

 

Basistaken

Ons belangrijkste product is zichtbare, aanspreekbare en gastvrije aanwezigheid op straat.

Binnen de uitvoering van deze taak pakken we alle excessen aan die we binnen onze eigen bevoegdheden kunnen oppakken of we spelen die door naar onze ketenpartners wanneer ze buiten onze taak en bevoegdheid liggen.

Deze taken zijn ons veelal vooraf bekend en daarmee planbaar.

 

Projecten op speerpunten

Vanuit onze eigen vakkennis, vanuit de samenleving, ketenpartners en gemeentelijke afdelingen worden bekende problemen aangedragen waarmee we een advies maken voor het bestuur die dan kiest welke van deze als speerpunt voor het komend jaar worden benoemd.

 

Deze speerpunten (HUP prioriteiten) gaan we projectmatig aanpakken. Het doel is deze problemen terug te brengen tot een beheersbaar niveau waarna ze terugvallen in onze vaste taken.

Deze projecten zijn ons vooraf bekend en daarmee planbaar.

 

Onvoorzien, Urgent en Belangrijk

Ons werk heeft gelukkig ook een heel onvoorspelbaar deel. Dingen die volkomen onverwacht oppoppen in de samenleving en waarop direct actie moet worden ondernomen. Om direct actie te ondernemen moeten ze voldoen aan twee criteria: Is het belangrijk en vraagt het om onmiddellijke actie?

Omdat we weten dat er altijd een kans is in ons werk dat zo’n uitdaging de kop opsteekt reserveren we daar vooraf al tijd voor in het Handhavingsuitvoeringsprogramma. Deze gereserveerde tijd neemt gebruikt of niet, maandelijks met 1/12 deel af en kan dan gebruikt worden voor onze vaste taken of binnen onze projecten.

Deze acties zijn ons vooraf NIET bekend en daarmee ook NIET planbaar.

 

Parkeren

Parkeren draagt zorg voor een verantwoorde parkeerdruk in de buitenruimte door beleid, vergunningverlening, exploitatie parkeergarages en toezicht en handhaving op parkeren. Vergunningen zorgen voor een gereguleerde en verantwoorde parkeerdruk in de binnenstad voor bewoners. Om te komen tot doorstroming op de overige parkeerplaatsen zijn deze gefiscaliseerd en wordt er dus een parkeerbelasting geheven. Voor de controle op de naleving van die betalingsverplichting wordt er met behulp van de scanauto en fiscale handhavers toezicht op gehouden en waar nodig op gehandhaafd.

 

Evenementen

Evenementen faciliteert de organisatoren van evenementen en houdt toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden. De vergunningen worden verleend door OOV. Er is ook een nauwe samenwerking met THOR en ketenpartners om alles in goede banen te leiden. Afhankelijk van de impact van een evenement zorgen zij voor de benodigde inzet.

 

Markten

Markten doen de vergunningverlening voor markten en standplaatsen. Zij fungeren als gastheer/vrouw maar houden ook toezicht op de juiste naleving van de vergunningsvoorwaarden. Daar waar nodig kunnen ze ook handhavend optreden al dan niet met ondersteuning van THOR.

 

Bijlage 3 VTH-beleidsregels bijlagenbundel: Strategieën VTH Wabo/Omgevingswet

Vergunningenstrategie

In deze paragraaf geven we aan op welke wijze we vergunningaanvragen en meldingen afhandelen. Het werkproces wordt kort uiteengezet, we gaan in op de verschillen in toetsniveaus en beschrijven hoe we om gaan met het intrekken en actualiseren van vergunningen. Het gaat om de taken die de gemeente ’s-Hertogenbosch zelf uitvoert, niet over de taken die bij de ODBN liggen.

 

Proces vergunningverlening en meldingen

Vergunningverlening en afhandeling meldingen Wabo

Een aanvraag of melding kan digitaal worden ingediend. In de meeste gevallen via het OLO, in een enkel geval rechtstreeks via de website van de gemeente. Daarnaast houdt de gemeente ook de mogelijkheid open om aanvragen op papier in te dienen. Meldingen worden direct door het intaketeam afgehandeld. Aanvragen worden behandeld in het Wabo overleg en daarna gekoppeld aan een plantoetser. In het Wabo overleg nemen verschillende afdelingen deel. De aanvragen worden integraal met elkaar afgestemd en een coördinator wordt aangesteld die de aanvraag of melding gaat behandelen. Daarbij zijn drie expertises leidend: een bouwkundig onderzoek, een milieukundig onderzoek en een toets aan het bestemmingsplan.

Bij meer complexe plannen wordt in veel gevallen gewerkt met een infoplan (vooruitlopend op de definitieve aanvraag omgevingsvergunning) en wordt een vooroverleg gehouden. Dit om de aanvrager in een vroeg stadium zo goed mogelijk te informeren over (on)mogelijkheden, verwachtingen van beide partijen helder te maken en het proces daardoor zo soepel mogelijk te laten verlopen.

Voor plannen die afwijken van het bestemmingsplan of voorgelegd worden aan de welstandscommissie is een apart wekelijks overleg ingericht waaraan de vergunningverlener, stedenbouwkundige en de secretaris van de welstandscommissie deelnemen.

 

Prioritering bij piekdrukte aanvragen

We streven ernaar om alle vergunningaanvragen en meldingen zo snel mogelijk en binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn te behandelen.

 

In zijn algemeen geldt dat als het bij piekbelasting nodig is om ten aanzien van vergunningverlening te prioriteren, prioriteit in eerste instantie ligt bij aanvragen waarop de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is (met het oog op het voorkomen van rechtswege verleende vergunningen). Vervolgens de aanvragen waarop de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is en vervolgens bij meldingen.

Vooroverleg en het behandelen van infoplannen heeft bij piekdrukte minder prioriteit dan het behandelen van aanvragen.

Van deze prioritering kan in concrete situaties worden afgeweken, als dat op basis van een risico-afweging geboden is.

 

Vergunningverlening en afhandeling meldingen APV/bijzondere wetten

Horeca gerelateerde vergunning

Een aanvraag voor een exploitatievergunning op basis van de APV of een Drank- en Horecawetvergunning vindt altijd plaats door middel van een intakegesprek. Tijdens het gesprek geven we informatie aan de aanvrager en stellen we vragen over de aanvraag. Op deze manier verkrijgen we inzicht in de bedoelingen en verwachtingen van de aanvrager, de financiële situatie rondom de aanvraag (in verband met de Wet Bibob) en de exploitatie. Daarna wordt de aanvraag zo veel mogelijk digitaal afgehandeld. Er wordt advies gevraagd aan verschillende interne en externe partners.

Het streven is om de aanvraag binnen 8 weken af te handelen. Soms is dat niet haalbaar wanneer een uitgebreid Bibob onderzoek noodzakelijk is.

 

Evenementenvergunning

De aanvraag voor een evenementenvergunning wordt digitaal ingediend. Afhankelijk van de grootte van het evenement behandelen wij de aanvraag met name intern binnen de ambtelijke organisatie of samen met externe partners (hulpdiensten). We vragen advies op over de gevolgen in de openbare ruimte en stellen daar vervolgens randvoorwaarden over op in de vergunning.

Een aanvraag voor een groot evenement wordt minimaal 12 weken van tevoren bij ons ingediend. Voor een klein evenement is dat 8 weken. We handelen de aanvraag zo veel mogelijk digitaal af.

Taxikeurmerkvergunning

Sinds 2016 kent ’s-Hertogenbosch een taxikeurmerk voor het straattaxivervoer. De grondslag daarvoor is de Verordening Kwaliteitskeurmerk straattaxivervoer ’s-Hertogenbosch. De gemeente is verantwoordelijk voor de vergunningverlening. De Stichting Bossche Kwaliteitstaxi (SBK) draagt in opdracht van de gemeente zorg voor de certificering van taxichauffeurs. Het taxikeurmerk is een betrekkelijk nieuw fenomeen, dat zijn grondslag vindt in de Wet Personenvervoer 2000. In 2019 wordt het beleid geëvalueerd. Het vergunningverleningsproces vormt een onderdeel van deze evaluatie. In dit kader wordt ook meegenomen op welke wijze een Bibob onderzoek deel kan uitmaken van de vergunningprocedure.

 

Overige vergunningen

Parkeervergunningen en –ontheffingen

Bewoners of bedrijven die in een gebied wonen of gevestigd zijn waar het parkeren is gereguleerd, kunnen alleen met een vergunning in het gebied parkeren. Daarnaast hebben bewoners en bedrijven in bepaalde gevallen (bijvoorbeeld tijdelijke parkeerontheffing, snorfiets-/scooterontheffing en ontheffing lengtebeperking) een ontheffing nodig. De aanvragen worden digitaal ingediend. Na toetsing aan de voorwaarden wordt een aanvraag toegewezen of afgewezen of worden bewoners op een wachtlijst geplaatst.

 

Standplaatsvergunning en warenmarktvergunning

Voor het verkopen van goederen of het geven van informatie vanaf een vaste plaats in de openbare ruimte is een standplaatsvergunning nodig. Ook als men op particuliere grond een standplaats wil innemen dan is een vergunning nodig. Het standplaatsenbeleid geeft criteria aan op basis waarvan standplaatsen worden toegestaan. Het beleid vergroot de rechtszekerheid en daarmee de (her-)kenbaarheid, voorspelbaarheid en controleerbaarheid voor burgers. Het vingerende beleid, dat afkomstig is uit 1996, is verouderd. In 2019 zal aan de raad een nieuwe standplaatsennota worden voorgelegd.

 

Ook de marktverordening- en het marktreglement, op basis waarvan warenmarktvergunningen worden verleend, worden in 2019 geactualiseerd.

Regelgeving.

Zowel wet- en regelgeving, maar zeker ook beleid is aan verandering onderhevig. Actuele informatie is te vinden via www.overheid.nl.

 

Beoordeling van aanvragen en meldingen

Vergunningverlening is een instrument om ervoor te zorgen dat activiteiten worden uitgevoerd conform geldende wet- en regelgeving en beleid. Uitgangspunt daarbij is een volledige en juiste aanvraag. De aanvrager is verantwoordelijk voor het aanleveren van de benodigde informatie zodat de gemeente een goede afweging kan maken. In deze paragraaf geven we aan op welke wijze we aanvragen inhoudelijk beoordelen. We maken onderscheid tussen Wabo en een aantal overige vergunningen.

De basis voor het beoordelen van een aanvraag of een melding is geldende wet- en regelgeving en vigerend beleid. In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de op dit moment geldende wet- en regelgeving.

 

Wabo

De wet- en regeling binnen het Omgevingsrecht is zo omvangrijk, dat het onmogelijk is een aanvraag in detail te toetsen aan alle regels voordat een omgevingsvergunning wordt verleend. Enerzijds door beperkte capaciteit en wettelijke termijnen, maar ook vanuit het uitgangspunt van efficiency en doelmatigheid; we focussen op de grootste risico’s. De risicoanalyse heeft dus ook zijn doorwerking op de vergunningverlening. Een hoog risico betekent een groter effect op de leefomgeving in het geval er iets mis mocht gaan. Aanvragen met een hoog risico worden daarom intensiever getoetst door de vergunningverleners dan aanvragen met een laag risico.

Toets op hoofdlijnen, uitgangspunt

Het uitgangspunt is dat de beoordeling plaatsvindt op basis van de aangeleverde informatie door de aanvrager. Een meer diepgaande beoordeling vindt alleen plaats indien uit de risicoanalyse blijkt dat de activiteit een gemiddeld of hoog risico met zich meebrengt.

Een bouwwerk dient altijd te worden gerealiseerd in overeenstemming met het bestemmingsplan, voldoen aan redelijke eisen van welstand en constructief en brandveilig zijn. Bouwwerken waar langere tijd mensen verblijven moeten ook gezond, bruikbaar en energiezuinig zijn. Ook omgevingsveiligheid is een belangrijk aandachtspunt.

Sloopwerkzaamheden moeten veilig worden uitgevoerd in relatie tot de directe omgeving en gevaarlijke stoffen zoals asbest. En er moet bij activiteiten voldoende rekening worden gehouden met aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden.

 

Ontvankelijkheidstoets

Bij een zeer laag en lage prioriteit worden geen bijzondere eisen gesteld aan de ontvankelijkheid, anders dan benodigde gegevens voor de toets bestemmingsplan en welstand.

Bij een gemiddelde prioriteit wordt in beginsel ook uitgegaan van de door de aanvrager ingediende informatie, maar wordt op risicovolle onderdelen nadere informatie opgevraagd.

Bij een hoge prioriteit wordt de ontvankelijkheidstoets uitgebreid uitgevoerd.

 

Toets aan het Bouwbesluit 2012, toets matrix Bouwbesluit 2012

Voor de toets aan het Bouwbesluit hanteren we de methodiek van de landelijke toets matrix Bouwbesluit 2012 (LTB 2012). Deze matrix is ontwikkeld onder de verantwoordelijkheid van de Vereniging Bouw en Woningtoezicht Nederland. Het LTB is ontwikkeld om te kunnen differentiëren in toets intensiteit per onderdeel van het Bouwbesluit, naar gelang het bouwwerktype en de risico’s.

De landelijke methodiek biedt de mogelijkheid om als gemeente op basis van een eigen risico inschatting, ervaring met naleefgedrag en beschikbare capaciteit een afwijkend toetsniveaus vast te stellen. In 2019 passen we de landelijke matrix aan op basis van onze eigen prioriteitstelling die volgt uit de risicoanalyse en implementeren deze werkwijze.

De prioritering op basis van het risico en het daaraan gekoppelde toetsniveaus is richtinggevend voor de vergunningverleners. Het blijft in de praktijk maatwerk om in een specifieke situatie risico’s te herkennen en bepaalde aspecten – soms in afwijking van de prioritering en het toetsprotocol - meer of minder diepgaand te toetsen.

 

APV/Bijzondere wetten

Bij de beoordeling van de aanvragen toetsen we alle aspecten van de vergunningverlening. De aard van de vergunningen, gericht op openbare orde en veiligheid, vereisen dat. Bij de horeca gerelateerde vergunningen geven we specifiek aandacht aan de beoordeling van het levensgedrag van personen en het onderzoek op basis van de Wet Bibob. Ten aanzien van de Bibob toets worden overigens de wettelijke mogelijkheden verruimd, waardoor er op meer vlakken een toets zal kunnen gaan plaatsvinden dan nu het geval is. Beleid hiervoor wordt op dit moment vormgegeven. Bij de evenementenaanvragen letten we op de gevolgen voor de openbare orde en veiligheid binnen de openbare ruimte.

 

Doordat elke aanvraag uniek en anders is, hebben we geen standaard wijze van afdoening. Elke aanvraag vraagt om maatwerk, zeker gezien de gevoelige informatie waarover we beschikken en over moeten beslissen. Daar waar mogelijk nemen we dezelfde voorwaarden op in de vergunningen.

Binnen de vergunningverlening kennen we geen prioritering toe. Wij zijn van mening dat een zorgvuldige en uitgebreide beoordeling aan de voorzijde, een preventieve werking heeft op toezicht en handhaving. De vergunningverlening in het kader van de openbare orde en veiligheid heeft als doel deze te bewaken en te borgen. Preventieve instrumenten zijn daarbij van groot belang. Het herstellen van een aangetaste openbare orde en veiligheid door middel van toezicht en handhaving is lastiger en daarmee onwenselijk. Voorkomen is beter dan genezen. Elke aanvraag moet om die reden even uitgebreid en zorgvuldig worden getoetst.

Intrekkingsstrategie

Omgevingsvergunning

Door de gemeente ‘s-Hertogenbosch worden jaarlijks veel omgevingsvergunningen verleend, zowel aan particulieren als aan bedrijven. De meeste van deze vergunningen worden vrij snel gerealiseerd nadat de vergunning is verleend. Het komt echter ook voor dat geen gebruik wordt gemaakt van de vergunning. Hiermee ontstaat een zogenaamde "slapende vergunning", waarin de feitelijke situatie anders is dan de vergunde of planologische situatie.

Het is om meerdere redenen wenselijk om de slapende vergunning op enig moment in te trekken. Dat moment doet zich voor wanneer de start van de bouw- of sloopwerkzaamheden onredelijk lang (jarenlang) op zich laat wachten of wanneer de eenmaal begonnen bouwwerkzaamheden jarenlang stilliggen. De gemeente heeft dan op grond van artikel 2.33 Wabo de bevoegdheid om de vergunning in te trekken.

VTH heeft een beleidsregel opgesteld over de invulling van de bij wet gegeven bevoegdheid tot intrekking van een vergunning. Omgevingsvergunningen waar geen gebruik van is gemaakt, kunnen na 3 jaren worden ingetrokken. Ten aanzien van de taken die de ODBN voor de gemeente uitvoert, is het regionaal operationeel kader leidend voor zover daarin is opgenomen hoe omgegaan wordt met het intrekken van vergunningen.

 

Vergunningen op basis van APV/bijzondere wetten

Vergunningen op basis van de APV/bijzondere wetten kunnen we intrekken wanneer de openbare orde en veiligheid is of wordt aangetast. Het vergt soms onderzoek en belastende informatie om dit te concluderen. We gaan nooit lichtzinnig over tot intrekking van een dergelijke vergunning, maar beoordelen elk concreet geval op zijn eigen merites.

 

Omgevingsvergunning milieu en brandveilig gebruik

Het kader voor de uitvoering van de omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten wordt gevormd door Europese, landelijke en lokale wetgeving, regelgeving en beleidsmatige kaders. Wijzigingen in deze kaders, door bijvoorbeeld jurisprudentie of nieuwe inzichten, kunnen leiden tot de noodzaak om vergunningen te actualiseren.

Deze taak voert de ODBN voor ons uit. Hoe zij daar invulling aan geven, wordt opgenomen in het regionaal operationeel kader vergunningverlening. Actualiteit van de vergunning of melding brandveilig gebruik wordt periodiek gecontroleerd door de brandweer op basis van de Toezichtstrategie brandveiligheid.

 

Vergunning op basis van APV/bijzondere wetten

De vergunningen op basis van de APV en bijzondere wetten actualiseren we wanneer regelgeving is gewijzigd. Het kan dan gaan om landelijke regelgeving en in voorkomende gevallen onze lokale regels. We vragen daarbij de medewerking van de aanvragers en stellen hen in de gelegenheid om ook hun eigen gegevens te actualiseren. Actuele vergunningen zijn van belang om goed zicht te houden op de activiteiten van de verschillende aanvragers en mogelijke aantasting van onze openbare orde en veiligheid.

 

Nalevingsstrategie

In dit hoofdstuk geven we aan hoe we naleving van de regels bevorderen en indien noodzakelijk, afdwingen. We gaan achtereenvolgens in op de preventiestrategie, toezichtstrategie, handhavingsstrategie en de gedoogstrategie.

 

Preventiestrategie

Het doel van preventie en een preventiestrategie is door het inzetten van ándere instrumenten dan toezicht en handhaving, voorkomen dat overtredingen ontstaan en het voorkomen dat deze overtredingen voortduren. Preventie is in algemene zin gericht op het verbeteren van het spontante naleefgedrag van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisatie, maar ook van de overheid zelf.

De komende beleidsperiode heeft binnen de preventiestrategie het uitgangspunt ‘gezamenlijke verantwoordelijkheid van samenleving en gemeente voor een veilig, gezond, duurzaam en leefbaar ’s-Hertogenbosch’ extra aandacht. We willen participatie van inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties stimuleren en daarbij meer inzetten op preventie en voorlichting in plaats van repressie. Waar nodig, willen we de samenleving ondersteunen bij het elkaar leren kennen en durven aanspreken.

We zetten binnen de preventiestrategie de volgende instrumenten in:

 

Communicatie en voorlichting

Actieve communicatie en voorlichting dragen bij aan een leefbare en veilige leefomgeving. We maken gebruik van de volgende instrumenten:

  • de gemeentelijke website waar men terecht kan voor actuele informatie over diverse wet- en regelgeving, indienen van aanvragen et cetera;

  • het Omgevingsloket adviseert over wet- en regelgeving en aanvraagprocedures et cetera, maar adviseert bijvoorbeeld ook over energiebesparende maatregelen bij woningbouw. Momenteel onderzoeken we de mogelijkheden van een groenloket om natuur inclusief bouwen te stimuleren. Het Omgevingsloket kan daar mogelijk ook een rol in gaan spelen.

  • vergunningverleners informeren aanvragers over wet- en regelgeving en over de achtergronden daarvan. Ook maken zij duidelijk waarom bepaalde voorwaarden gesteld worden. Bij gecompliceerde aanvragen vindt er een vooroverleg of een intakegesprek plaats, zoals bijvoorbeeld bij complexe bouwaanvragen, aanvragen om een Drank- en Horecawetvergunning of bij grote evenementen;

  • tijdens toezichtcontroles wordt ingegaan op de achtergronden van wet- en regelgeving en de redenen van het houden van toezicht;

  • In samenwerking met collega’s van de afdeling erfgoed wordt in een vooroverleg advies gegeven over aanpassingen bij monumenten. Erfgoed is een belangrijk onderdeel van onze stad. Het toetsen van aanvragen om vergunningen en het toezicht houden op erfgoed krijgt extra aandacht. Het behouden en beschermen van ons erfgoed is in deze beleidsregels opgenomen als uitvoeringsdoelstelling en wordt vertaald in het thema ‘Erfgoed’ in onze uitvoeringsprogramma’s.

  • in samenwerking met collega’s van de afdeling communicatie worden zo nodig brochures en folders opgesteld (bijvoorbeeld bij nieuwe wet- en regelgeving) en worden voorlichtingsbijeenkomsten voorbereid en gegeven om inwoners en ondernemers te informeren. Dit kan zowel collectieve voorlichting zijn als individueel met inwoners en ondernemers.

  • beleid op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt openbaar gemaakt, net als het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en de jaarlijkse evaluatie.

 

Welke communicatiemiddelen ingezet worden, hangt af van de over te brengen boodschap en van de doelgroep. In zijn algemeenheid willen we aan communicatie in de preventieve sfeer meer aandacht gaan besteden. Een voorbeeld: bij de start van thematische aanpak van een bepaald onderwerp, wordt een communicatiestrategie een vast onderdeel van het plan van aanpak.

 

Uitleggen van onze keuzes

De komende jaren gaan we nadrukkelijker keuzes maken in welke klacht of melding direct opgepakt wordt en welke klacht of melding minder prioriteit heeft. In dat laatste geval komt niet direct een toezichthouder ter plaatse. Dit vraagt van toezichthouders en handhavers dat zij duidelijk kunnen uitleggen waarom er bepaalde keuzes gemaakt worden.

We monitoren de reacties van de samenleving op deze beleidswijziging en de ervaringen van

 

Spreken met één mond en zichtbaarheid in de wijk vergroten

Een ander aandachtspunt met betrekking tot communicatie is het ‘spreken met één mond’. Een eenduidig uitgedragen norm door alle betrokken professionals draagt bij aan het begrip van de regels en het doel van toezicht en handhaving en daarmee aan de naleving van die regels.

Bij toezicht en handhaving zijn diverse partijen betrokken, die allen hun eigen werkwijze en cultuur kennen.

 

Er zullen dan ook altijd verschillen blijven in handhavingsaanpak en dat is ook geen probleem. Maar het uitgangspunt en de wijze van bejegening moet gelijk zijn: er moet altijd gekeken worden naar welke aanpak het beste ingezet kan worden in een situatie. Soms is mediation tussen overtreder en buurtgenoten veel effectiever dan direct een handhavingsbesluit.

De komende jaren stellen we een gezamenlijke norm op over hoe we naar buiten treden. Hiervoor sluiten we aan bij de wijkscans. Per wijk formuleren we een aantal uitgangspunten op basis waarvan we als overheid en partners naar buiten toe treden, waarbij wel recht wordt gedaan aan de verschillen tussen de partners en het terrein waarop zij werkzaam zijn. We beginnen met de betrokkenen binnen het fysieke domein, maar op termijn is de uitdaging ook het sociaal domein hierbij te betrekken.

Ook willen we de kenbaarheid van professionals in de wijk vergroten.

 

Ontwikkeling wet- en regelgeving

Handhaafbaarheid van regelgeving wordt alom gezien als kritische succesfactor voor een adequate naleving. Als geconstateerd wordt dat een (beleids-)regel of een voorschrift in de praktijk niet uitvoerbaar of handhaafbaar blijkt te zijn, dan moet bekeken worden of zij kan worden bijgesteld of afgeschaft. Tijdige signalering in de conceptfase kan problemen achteraf voorkomen. Dat betekent dat handhaafbaarheid van regels bij de beleidsvorming al aandacht moet hebben.

 

Daar waar dit nog niet altijd voldoende aandacht heeft, brengen we dit onder het voetlicht om het bewustzijn te vergroten dat handhaving het sluitstuk van onze regelgeving is.

In de komende beleidsperiode zal ontwikkeling van de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan doorgezet worden. Daarin zullen we extra aandacht vragen voor handhaafbaarheid van de regels vanuit de betrokken vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavende afdelingen. Eén van de doelen van de Omgevingswet is meer ruimte te geven aan plannen en maatwerk te leveren passend bij de behoefte van initiatiefnemers en de omgeving. Naar verwachting leidt dit tot meer open normen in plaats van strakke regelgeving. Het zal een zoektocht zijn om een goede balans te vinden, zodat regels wel handhaafbaar blijven.

 

Publicatie van toezichtactiviteiten

Van toezicht gaat ook een preventieve werking uit. Dit kan worden versterkt door communicatie in te zetten bij vooraankondigingen van controles, publicatie van de controleresultaten, het publiekelijk maken dat er een overtreding is geconstateerd en welke sanctie daaraan is gekoppeld. Het publiceren van de overtreding en de daaraan gekoppelde sanctie kan de effectiviteit van de opgelegde sanctie vergroten. Bij het gebruik van een persbericht dient wel de nodige zorgvuldigheid in acht te worden genomen.

 

Toezichtstrategie

In deze paragraaf geven we aan op welke wijze we toezicht houden. We zetten het proces kort uiteen, gaan in op de verschillende vormen van integraal werken en op de controlefrequentie en toezichtintensiteit. Tot slot gaan we in op de behandeling van klachten, ambtshalve constateringen en handhavingsverzoeken.

Een deel van het milieutoezicht wordt uitgevoerd door de ODBN. Daarvoor geldt het regionaal operationeel kader. Toezicht op brandveiligheid bij bestaande bouw ligt grotendeels bij de brandweer, die haar taken uitvoert op basis van de Toezichtstrategie brandveiligheid.

 

Werkwijze toezicht Wabo

We kennen verschillende vormen van toezicht.

  • Toezicht naar aanleiding van een verleende vergunning (actief, programmatisch toezicht)

  • Toezicht naar aanleiding van een klacht, melding of ambtshalve constatering van een (mogelijke) overtreding, incidenten/calamiteiten (passief, ad hoc toezicht)

  • Thematisch toezicht (actief toezicht)

 

Toezicht naar aanleiding van een verleende (en in sommige gevallen geweigerde) vergunning voeren we risicogericht uit. De teamleider toezicht bepaalt aan de hand van de risicoanalyse en de risico’s van het specifieke project of er wel of geen toezicht op locatie wordt gehouden. Als er sprake is van toezicht op locatie, wordt het dossier toebedeeld aan één van de toezichthouders. Ook kan het zijn dat er toezicht vanuit de ODBN moet worden gehouden. In dat geval wordt het dossier aan hen overgedragen.

 

Wekelijks is er handhavingsoverleg waar de teamleider toezicht, de teamleider handhaving en betrokkenen van andere afdelingen aan deelnemen. In dit overleg worden handhavingszaken, klachten en ambtshalve constateringen besproken, om te bepalen of en zo ja welke actie erop wordt ondernomen.

Bij thematisch toezicht wordt vooraf een plan van aanpak opgesteld en een projectleider aangewezen die verantwoordelijk is voor realisatie van de doelstelling van het betreffende project.

 

Werkwijze toezicht APV/bijzondere wetten

Het toezicht bij een verleende vergunning voeren we geprioriteerd uit op basis van (risico)analyse en signalen uit het werkveld; ondernemers die vaker een overtreding begaan, bezoeken we vaker dan de ondernemer wiens zaken goed op orde zijn. De wijze van toezichthouden is een open manier van communiceren met de ondernemer. Hierbij geven we het algemene doel aan, dat we toezicht houden in het kader van het algemeen belang van naleving van wet- en regelgeving.

We controleren wanneer we een klacht of melding hebben ontvangen en deze door ons geprioriteerd is. De wijze waarop we controleren is afhankelijk van de (mogelijke) overtreding die is begaan. Soms zal een gesprek voldoende zijn om de ondernemer op het juiste pad te helpen. In andere gevallen is het noodzakelijk om een overtreding waar te nemen, waarop juridische handhaving kan worden gestart.

Er wordt gestart met programmatisch toezicht voor vergunningen op basis van de APV/bijzondere wetten. Op basis van gestelde prioriteiten gaan we enkele thema’s oppakken waar wij óf veel overtredingen zien, óf waar direct gevaar voor de aantasting van de openbare orde aanwezig is. Afhankelijk van het te bereiken doel met het toezicht, zetten we preventieve communicatietechnieken in. In andere gevallen zal de nadruk op de repressieve handhaving liggen.

 

Omslag naar meer wijkgericht werken en vanuit beleidskeuzes

De afgelopen jaren is bij het toezicht in de openbare ruimte voornamelijk meldingsgericht gewerkt. De komende beleidsperiode gaan we een omslag maken naar meer thema- en wijkgericht werken en prioriteiten stellen op basis van beleidskeuzes.

 

Dit om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de behoefte van de samenleving. We gaan gefaseerd elk jaar van een aantal wijken een wijkscan maken. Afhankelijk van de aard en zwaarte van de problematiek die uit de wijkscans volgt, wordt jaarlijks in het programma bepaald in welke wijken op welke thema’s inzet gepleegd zal worden en hoeveel capaciteit daarvoor nodig is.

Op onderwerpen waar er raakvlakken zijn met het Wabo toezicht, wordt gezamenlijk opgetrokken door de verschillende afdelingen.

Integraal toezicht

We streven er in het toezicht naar om zo integraal mogelijk te werken. Dit enerzijds om de belasting van toezicht voor de samenleving te beperken, maar zeker ook om onze eigen efficiency en doelmatigheid te vergroten.

De mate van integraliteit is afhankelijk van de complexiteit en context van de activiteit waarop toezicht wordt gehouden. Niet elke taak leent zich voor een volledige integrale aanpak waarbij één toezichthouder op alle aspecten controleert. Zo kan het toezicht in de openbare ruimte eenvoudiger integraal worden uitgevoerd dan het toezicht bij complexe bedrijven. De eerste richt zich op relatief eenvoudig vast te stellen overtredingen, terwijl de tweede meer specialistische kennis vraagt van de toezichthouder.

 

We maken onderscheid in drie vormen van integraliteit, waarbij de keuze afhankelijk is van de complexiteit en context van de activiteit waar het om gaat:

 

  • 1.

    Samen controleren: gezamenlijk met alle betrokken disciplines (dit kan uit de wijkmanager of het sociaal wijkteam zijn) controles voorbereiden, uitvoeren en evalueren. Dit is van toepassing in complexere situaties waar de relevante aandachtspunten vragen om meerdere specialismen voor een goede beoordeling van de situatie;

  • 2.

    Voor elkaar controleren: integrale controle voor verschillende onderwerpen (bijv. constructieve veiligheid brandveiligheid, energie) door één toezichthouder, vooral in relatief eenvoudige situaties waar geen bijzondere of specialistische kennis van de diverse vakgebieden vereist is;

  • 3.

    Voor elkaar signaleren (oog- en oorfunctie): facetcontrole door één toezichthouder, waarbij deze op hoofdpunten ook kijkt naar andere aspecten en bijzonderheden en deze meldt aan de betrokken collega’s. Dit is vooral relevant in situaties waar een aspect om specialistische kennis vraagt en waar de overige aspecten op basis van meer algemene kennis en vaardigheden kunnen worden gecontroleerd.

 

De collega die op de hoogte gesteld wordt kan natuurlijk vervolgens zelf altijd ook een controle uitvoeren naar aanleiding van het signaal dat hij ontvangen heeft als dat nodig wordt geacht.

 

Voor thematische aanpak van de complexe problematiek Ondermijning kiezen we bijvoorbeeld voor ‘samen controleren’, wat in dit geval betekent volledig gezamenlijk voorbereiden, uitvoeren en evalueren.

Ook op het onderwerp Horeca bekijken we hoe we integraler kunnen werken. In veel gevallen spelen zowel een omgevingsvergunning Bouwen als inrichtingseisen uit de Drank en Horecawet.

In een vroegtijdig stadium dit onderkennen en vóór elkaar mogelijke problemen signaleren, levert in het verdere proces tijdwinst op en voorkomt frustraties, niet alleen intern maar ook bij externe partijen.

Naast het toezicht en handhaving in de fysieke leefomgeving, werken we op thema’s ook samen met toezicht op het sociale domein. In het kader van de bestrijding van ondermijning werken we bijvoorbeeld samen met de sociale recherche en de onderwijsinspectie. Ook bij huiselijk geweld werken de zorgkaders samen met de andere toezichthouders. Een ander voorbeeld is wanneer er sprake is van overbewoning.

 

Informatiegestuurd handhaven en gebruik van Data Science

Informatie helpt om de juiste dingen te doen op het juiste moment. Eén van de uitgangspunten is dan ook informatie gestuurd handhaven. Dit komt terug in onze risicoanalyses waarin we inschattingen maken op basis van informatie uit het verleden (monitoring naleefgedrag), de wijkscans waarin we informatie uit de wijk halen. Maar we kijken ook naar slimmere manieren van data-analyse.

Door op basis van informatie meer inzicht te krijgen op leefbaarheidsvraagstukken komen we dichter bij de inwoners, ondernemers en maatschappelijk organisaties te staan en zijn we beter in staat om op maatschappelijke effect te sturen.

 

Ook onderzoeken we welke data we (meer) moeten vastleggen om betere analyse in de toekomst mogelijk te maken. Informatieanalyse begint tenslotte bij het goed vastleggen van informatie. Met de analyse van deze data willen we efficiënter en slimmer werken, in het kader van vergunningverlening (door risico’s in beeld te brengen) en toezicht en handhaving (door bijvoorbeeld knelpunten in beeld te brengen en routes van de scanauto te bepalen).

Controlefrequentie en toezichtintensiteit

Wabo BRIKS

De basis voor het houden van toezicht zijn de voorschriften die verbonden zijn aan de betreffende vergunning. Het is onmogelijk alle voorschriften te controleren, dus moeten er keuzes worden gemaakt. Ook in het toezicht focussen we op de grootste risico’s. De risicoanalyse is bepalend voor de controlefrequentie en toezichtintensiteit.

Een hoog risico betekent in beginsel dat er altijd toezicht op locatie wordt gehouden. Op hoeveel en welke momenten en op welke punten gecontroleerd wordt, is afhankelijk van de specifieke activiteit (zie ook hierna Integraal Toezichtprotocol).

Een gemiddeld en laag risico betekent dat steekproefsgewijs controle op locatie plaatsvindt.

Zeer laag risico betekent in beginsel dat er geen toezicht op locatie plaatsvindt, maar enkel administratief toezicht wordt gehouden.

Bovenstaande is het uitgangspunt. De teamleider toezicht beoordeelt in individuele gevallen of hiervan moet worden afgeweken.

 

Integraal Toezichtprotocol

Controles op locatie kunnen meer of minder volledig en diepgaand plaatsvinden. Differentiatie in de mate van controle is met name van belang bij controle van de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012.

Voor het bouwtoezicht maken we gebruik van het landelijke Integraal toezichtsprotocol (ITP). Dit protocol wordt ondersteund door de Rijksoverheid en is opgesteld door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland, Platform milieuhandhaving grote gemeenten, brandweer Nederland en diverse gemeenten.

Het protocol gaat uit van een minimaal acceptabel niveau. Lokaal kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken.

Wabo milieu

Milieutoezicht is anders van aard dan Bouwtoezicht. Het betreft voornamelijk toezicht in de gebruiksfase.

De gemeente voert taken uit met een gemiddeld, laag en zeer laag risicoprofiel (de taken met een hoog risicoprofiel liggen bij de ODBN). Binnen het taakveld milieu is de uitkomst van de risicoanalyse als volgt bepalend voor de frequentie of mate van toezicht.

 

De Toezichtstrategie voor taken met een gemiddeld risicoprofiel betekent:

  • Controlefrequentie tussen de 2 en 4 jaar.

  • Controle op hoofdlijnen + kenmerkende details op basis van digitale checklist

 

De Toezichtstrategie voor taken met een laag risicoprofiel betekent:

  • Controlefrequentie 1x per 5 jaar.

  • Controle op hoofdlijnen op basis van digitale checklist

 

De Toezichtstrategie voor taken met een zeer laag risicoprofiel betekent

  • Controlefrequentie 1x per 10 jaar.

  • Steekproefsgewijze controle op basis van digitale checklist.

 

Toezicht verleende vergunningen APV/ Bijzondere wetten/ Overige regelgeving

Het toezicht voor de vergunningen op basis van de APV/bijzondere wetten richt zich met name op het voorkomen van risico’s voor aantasting van de openbare orde en veiligheid en leefbaarheid. Het is ondoenlijk om alle voorschriften te controleren. We prioriteren daarin. Dit betekent in het werkveld dat we controleren op de voorschriften die een grote invloed hebben. Voorschriften die meer administratief van aard zijn (bv de leeftijd sticker op de deur bij de horeca), krijgen daarbij minder aandacht dan de voorschriften die gaan over gewenst gedrag (het daadwerkelijk niet verstrekken van alcohol aan een minderjarige).

Wanneer wij een hoge prioriteit hebben toegekend aan een onderwerp houden we daar periodiek toezicht op.

Een middelhoge prioriteit betekent dat we steekproefsgewijs het voorschrift controleren.

Bij een lage prioriteit controleren we alleen wanneer we bij een ander voorschrift een overtreding hebben geconstateerd.

 

Toezicht naar aanleiding van klachten, meldingen en ambtshalve constateringen Wabo

De afgelopen jaren hebben we gemerkt dat een substantieel deel van de capaciteit gaat naar het oppakken van klachten en meldingen. Ook hebben we te maken met ambtshalve constateringen, die we – gezien een beperkte capaciteit – niet allemaal met hoge prioriteit kunnen oppakken. Onder ambtshalve constateringen vallen niet alleen constateringen door toezichthouders zelf, maar ook signalen van andere overheidsdiensten. Onder andere overheidsdiensten wordt in ieder geval verstaan: politie, brandweer (VRBN), gemeentelijke afdeling, omgevingsdienst, provincie.

Uitgangspunt voor de komende beleidsperiode is dat we meer capaciteit beschikbaar willen houden voor de beleidsmatige prioriteiten en een klacht of melding niet meer in alle gevallen direct oppakken.

 

Het afwegingskader voor de beoordeling met welke prioriteit een klacht, melding of ambtshalve constatering opgepakt wordt, is als volgt:

 

  • Aard en omvang van de overtreding wordt meegewogen. In zijn algemeenheid geldt dat naarmate de omvang toeneemt, ook de prioriteit toeneemt.

  • Bij de beoordeling van de aard van de overtreding wordt allereerst gekeken naar potentiële risico’s op het gebied van veiligheid en gezondheid van burgers. Bij veiligheid moet met name worden gedacht aan constructieve en brandveiligheid. Bij gezondheid gaat het met name om asbest.

  • Vervolgens hebben excessen een hoge prioriteit. Met excessen worden bedoeld overtredingen met een grote impact op de omgeving. Dit kan bijvoorbeeld visueel zijn (uitstraling naar omgeving) of (geluids)hinder voor de omgeving.

  • Overtredingen die beleidsmatig (op basis van de risicoanalyse danwel omgevingsanalyse) een hogere prioriteit hebben worden logischerwijs in het geval van klachten, meldingen of ambtshalve constatering ook eerder opgepakt.

  • Bij een calculerende overtreder of recidive kan aan toezicht en handhavend optreden meer prioriteit worden gegeven.

  • Klachten of meldingen waaraan een privaatrechtelijke overeenkomst ten grondslag ligt proberen we zoveel mogelijk bij partijen zelf te laten. Zeker waar het geschillen betreft tussen huurders en corporaties.

  • Klachten en meldingen over overtredingen van zeer geringe aard en omvang hebben doorgaans een lage prioriteit.

 

Handhavingsverzoeken

Als een belanghebbende een verzoek om handhaving indient, wordt dit verzoek altijd in behandeling genomen en volgt in alle gevallen een besluit. De ernst van de overtreding wordt onderzocht en zo nodig wordt handhavend opgetreden. Dit op basis van de beginselplicht tot handhaving. Het bevoegd gezag heeft wel een zekere mate van beoordelingsvrijheid in de afweging of zij in een concreet geval daadwerkelijk overgaat tot handhaving.

Als er sprake is van een overtreding, is het bestuursorgaan bevoegd handhavend op te treden en in de regel ook gehouden om van die bevoegdheid gebruik te maken. Dit vanwege het algemene belang dat gediend is met handhaving. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren om handhavend op te treden. Dat kan zich voor doen als:

 

  • 1.

    Er concreet zicht op legalisatie is;

  • 2.

    Handhaving onevenredig zwaar is, in verhouding tot de daarmee te dienen belangen (bijvoorbeeld een schutting die iets hoger is gebouwd dan toegestaan, maar geen hinder veroorzaakt).

 

Het bevoegd gezag maakt derhalve in elke individueel geval een belangenafweging, waarin de ernst van de overtreding wordt meegewogen.

Sanctiestrategie/handhavingstrategie

Algemeen

Op het moment dat een overtreding is geconstateerd, komt de sanctiestrategie aan de orde.

Onder sanctie wordt verstaan het resultaat van de werkzaamheden die worden verricht om erin te voorzien dat na een gebleken overtreding van voorschriften van omgevingswetgeving de naleving van deze voorschriften wordt zeker gesteld. Passend interveniëren bij iedere bevinding, zodanig dat bescherming van mens en milieu/omgeving wordt hersteld en gewaarborgd.

Bij het sanctionerend optreden kan van de volgende instrumenten gebruik worden gemaakt:

Bestuursrechtelijk:

  • 1.

    Bestuursdwang is de mogelijkheid van het bevoegd gezag om (op kosten van de overtreder) een bepaalde situatie te bewerkstelligen dan wel te beëindigen door daadwerkelijk in te (laten) grijpen. Bestuursdwang kan worden toegepast tegen de overtreder of degene die de overtreding ongedaan kan maken. Het opleggen van een last onder dwangsom biedt het bevoegd gezag de mogelijkheid om aan een overtreder een verplichting (last) op te leggen binnen een bepaalde termijn iets te doen of na te laten op straffe van het verbeuren van een dwangsom. De last is bedoeld om de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan een herhaling van de overtreding te voorkomen.

 

  • 2.

    Bestuurlijke boete is de mogelijkheid van het bevoegd gezag om een boete op te leggen. Een bestuurlijke boete is een bestraffende sanctie, bedoeld om leed toe te brengen en houdt een onvoorwaardelijke verplichting tot het betalen van een geldsom in.

  • Het bevoegd gezag kan ook de vergunning intrekken. In dat geval wordt de vergunninghouder het recht ontnomen om de vergunde activiteiten uit te voeren.

  • 3.

    Privaatrechtelijk: De gemeente mag ook gebruik maken van de privaatrechtelijke weg, maar alleen dan indien er geen bestuursrechtelijke weg voorhanden is, waarmee een vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt. Dit is vrijwel niet aan de orde en zal daarom niet verder worden uitgewerkt.

  • 4.

    Strafrechtelijk: Strafrechtelijke sancties zijn primair gericht op leedtoevoeging (vergelding) ten aanzien van de dader. Terwijl bestuursrechtelijke sancties bovenal gericht zijn op herstel van de feitelijke –legale - situatie. De bestuurlijke boete vormt hierop een uitzondering.

 

Mediation

Naast sanctionerend optreden zoals hierboven aangegeven, maken we ook gebruik van mediation om overtredingen te beëindigen. Daar waar het mogelijk is om in overleg met de overtreder en eventueel klager tot een aanvaardbare oplossing te komen, heeft dat in de meeste gevallen de voorkeur boven sanctionerend optreden. Daar waar nodig wordt vanzelfsprekend repressief opgetreden.

De landelijke handhavingsstrategie en de handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen Wabo

Rechtsgelijkheid is een belangrijk aspect bij handhaving. Het is van groot belang dat bij het toepassen van sancties in vergelijkbare situaties door het bevoegd gezag vergelijkbare keuzes worden gemaakt en interventies worden gekozen. De sanctiestrategie geeft hier richting aan. Het bevoegd gezag volgt voor wat betreft de handhaving op grond van hoofdstuk 5 Wabo voor het sanctionerend optreden de Landelijke Handhavingsstrategie (d.d. 24 april 2014). Als deze voor de Omgevingswet wordt aangepast, zal het college ook de nieuwe Landelijke Handhavingsstrategie blijven volgen.

 

Kern van de Landelijke Handhavingsstrategie is de Interventiematrix, waarbij zowel de ernst van de gevolgen van de overtreding als de intentie van de overtreder worden meegewogen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat in dezelfde gevallen dezelfde aanpak wordt gekozen en uitgevoerd, wat bevorderlijk is voor de onafhankelijkheid, de betrouwbaarheid, de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor betrokken actoren.

 

In de handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen is aangegeven welke termijnen bij standaard- of veelvoorkomende overtredingen worden gehanteerd voor het opheffen van overtredingen en wat de zwaarte van de sancties bij standaard overtredingen is. Uitgangspunt daarbij is dat geconstateerde overtredingen worden beantwoord met een bij hun aard passende reactie en dat reacties onder andere stringenter worden naarmate overtredingen voortduren of wanneer sprake is van herhaling. De handreiking is een richtlijn. Per geval moet maatwerk worden geleverd. In hoofdstuk 5 van de Awb zijn enkele factoren (zoals de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond en de zwaarte van het door de overtreding geschonden belang) vastgelegd, waarmee rekening moet worden gehouden bij het zoeken naar een passende reactie.

 

Situaties waar openbare orde of leefbaarheid in het geding is

We gaan de mogelijkheden onderzoeken om in afwijking van de landelijke handhavingsstrategie specifieke handhavingsarrangementen te ontwikkelen voor de situatie dat de openbare orde en veiligheid en leefbaarheid in het geding is.

 

Handhavingsstrategieën APV/bijzondere wetten

Op andere terreinen, zoals APV /bijzondere wetten zijn specifieke stappenplannen of beleidsregels voor de handhaving vastgesteld. Op die terreinen wordt gehandhaafd conform het op dat moment geldende stappenplan. Op dit moment gelden de volgende stappenplannen of beleidsregels:

 

  • 1.

    Beleid handhaving afvalstoffenverordening ’s-Hertogenbosch

  • 2.

    Beleidsregel inzake gedogen van coffeeshops en de bestuurlijke handhaving 13b Opiumwet ’s-Hertogenbosch

  • 3.

    Uitvoeringsregels Handhaving Drank en Horeca ’s-Hertogenbosch (horecaverordening).

  • 4.

    Uitvoeringsregels handhaving kwaliteit straattaxivervoer

  • 5.

    Besluit tot vaststellen beleidslijn heling voor handelaren in ongeregelde en gebruikte goederen gemeente ’s-Hertogenbosch

  • 6.

    Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente ’s-Hertogenbosch

 

Uitgangspunt voor de strategie is bestuursrechtelijke handhaving. Dit past ook in de lijn van het doel van de handhaving: het ongedaan maken van de overtreding, dan wel het herstellen in de oorspronkelijke situatie. Waar nodig, wordt acute bestuursdwang toegepast (verkeerd aanbieden huisvuil). Op grond van de APV vindt eveneens strafrechtelijke sanctionering plaats, waar dit aan de orde is. Ook tegen het aanbieden van straattaxivervoer zonder geldige vergunning wordt strafrechtelijk opgetreden.

Overtredingen door of namens de eigen organisatie

De landelijke handhavingsstrategie geeft ook inzicht in de wijze van optreden tegen overtredingen die door de eigen organisatie zijn begaan. De aanpak is in principe niet anders dan de aanpak van overtredingen door ‘anderen’. Ook hier geldt ‘afspraak is afspraak’, en wordt de voorbeeldfunctie die de eigen organisatie heeft zelfs als verzwarende factor gezien.

 

Gedoogstrategie

In de gedoogstrategie volgen we het landelijk geformuleerde beleid. Met gedogen wordt bedoeld dat een bestuursorgaan bewust en expliciet afziet van het gebruik van ter beschikking staande middelen bij constatering van een overtreding van de regels, alsmede het door het bestuur vooraf verklaren dat tegen een overtreding die nog zal plaatsvinden niet bestuurlijk zal worden opgetreden.

Uitgangspunt is dat slechts in bepaalde gevallen en bij uitzondering mag worden overgegaan tot gedogen. Gedogen is aanvaardbaar in de volgende situaties:

 

  • 1.

    Als het toepassen van sancties duidelijk onredelijk is

  • 2.

    Als het in het belang van de norm is om te gedogen

  • 3.

    Als er een zwaarder wegend belang is dan het belang van handhaving van de norm.

 

Deze situaties kunnen als volgt naar de praktijk vertaald worden:

  • 1.

    Er is sprake van een overgangssituatie (concreet zicht op legalisatie); ofwel er is regelgeving in voorbereiding waardoor de activiteit /situatie legaal wordt ofwel legalisering kan plaatsvinden doordat een (wijzigings-)vergunning wordt verleend.

  • 2.

    Er is sprake van een overmachtssituatie; dit is een onvoorziene situatie waarin de overtreding in beginsel niet voor (tijdelijke) legalisatie in aanmerking komt en het ontstaan van de situatie het resultaat is van omstandigheden die buiten de beschikkingsmacht en schuld van de overtreder liggen (v.b. tijdelijke storing bij een afvalverwerkingsbedrijf waardoor meer afval opgeslagen ligt dan toegestaan in de vergunning).

  • 3.

    Activiteiten van tijdelijke aard. Hiervan is sprake als de activiteit maximaal zes maanden duurt of zoveel korter als nodig is. Uitgangspunt is dat de activiteit niet langer duurt dan strikt noodzakelijk en het verantwoord moet zijn om de betreffende activiteit toe te staan.

 

Op bovenstaand beleid bestaat één gereguleerde uitzondering; het coffeeshopbeleid. De burgemeester gedoogt binnen de gemeente coffeeshops onder het Opiumbeleid. Deze situatie valt niet onder de normale uitgangspunten van gedogen, maar zijn in het verleden gegroeid. De burgemeester stemt zijn gedoogbeleid af met de lokale driehoek.