Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Beleidsregels Middelen Beleid Participatiewet, IOAW, IOAZ De Ronde Venen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Middelen Beleid Participatiewet, IOAW, IOAZ De Ronde Venen 2024
CiteertitelBeleidsregels Middelen Participatiewet, IOAW, IOAZ De Ronde Venen 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-01-202401-01-2024nieuwe regeling

16-01-2024

gmb-2024-40464

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Middelen Beleid Participatiewet, IOAW, IOAZ De Ronde Venen 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen

 

gelet op:

 

Artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht

 

Besluit vast te stellen de ‘Beleidsregels Middelen Beleid Participatiewet, IOAW, IOAZ De Ronde Venen 2024.’

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

Voor de toepassing van deze beleidsregels worden verstaan onder:

  • 1.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • 2.

    belanghebbende: degene wie rechtstreeks belang heeft bij een betrokken besluit

  • 3.

    gift: elke financiële bevoordeling uit vrijgevigheid van personen of instellingen zonder enige vorm van tegenprestatie;

  • 4.

    gift in natura: schenking van goederen of een andere vorm niet zijnde geld;

  • 5.

    het college: het college van burgemeesters en wethouders van De Ronde Venen;

  • 6.

    inkomstenvrijlating aanvullend: vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikelen 31 lid 2 onder r,y,z en aa PW.

  • 7.

    inkomstenvrijlating algemeen: vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder n PW

  • 8.

    IOAW: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • 9.

    IOAZ: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

  • 10.

    middel: middelen als bedoeld in artikel 31 lid 1 PW;

  • 11.

    PW: de Participatiewet;

  • 12.

    schadevergoeding: een vergoeding voor geleden materiële en immateriële schade;

  • 13.

    uitkeringsgerechtigde: iemand die uitkering ontvangt op grond van de PW, IOAW of IOAZ.

  • 14.

    WML: Wettelijk minimumloon als bedoeld in 8 Wet minimumloon minimumvakantiebijslag

  • 15.

    vrijlating: het niet in aanmerking nemen als middel.

Voor zover niet anders bepaald worden begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als de PW, IOAW en IOAZ.

Hoofdstuk 2. Giften

Artikel 2. Giften

  • 1.

    Een eenmalige gift, in geld of in natura, als bedoeld in artikel 31 tweede lid, onder m, van de wet wordt vrijgelaten tot een bedrag ter hoogte van € 1.200,- per kalenderjaar.

  • 2.

    In het geval dat de gift is verstrekt in natura, wordt de waarde van deze gift vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij de vrije oplevering.

  • 3.

    Giften worden bij de vaststelling van de bijstand buiten beschouwing gelaten voor zover dit uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

  • 4.

    Giften aan een belanghebbende worden niet tot de middelen gerekend als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder m van de PW zolang de totale waarden van alle ontvangen giften niet meer bedraagt dan € 1.200,- per kalenderjaar.

  • 5.

    Indien de gift hoger is dan de bedragen als genoemd in het eerste lid, wordt het meerdere niet als een gift beschouwd als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder m van de PW. In dit geval wordt het meerdere van het ontvangen geldbedrag of de waarde van de goederen in natura gezien als inkomsten of vermogen.

  • 6.

    De vrijlating geldt per uitkering en niet per belanghebbende.

  • 7.

    Voor belanghebbenden aan wie een uitkering is toegekend is vrijlating van € 1.200,- naar rato van toepassing vanaf de datum van toekenning tot en met 31 december van het betreffende kalenderjaar.

Artikel 3. Verantwoorde giften:

  • 1.

    Een gift die in natura wordt gegeven door officiële goede doelen zoals vanuit de Voedselbank, Stichting Leergeld De Ronde Venen of Stichting Urgente Noden.

  • 2.

    Een gift voor noodzakelijke, aantoonbare, medische kosten voor de belanghebbende of een huisdier.

  • 3.

    Een gift met een specifieke bestemming waar anders bijzondere bijstand of een Wmo-voorziening voor zou worden aangevraagd. Bijvoorbeeld een scootmobiel.

  • 4.

    Giften die ondersteunen bij het vinden van werk. Bijvoorbeeld een opleiding, een fiets of een laptop.

  • 5.

    Eenmalig geldbedrag met een bijzondere bestemming zoals een huwelijk, verjaardag of een jubileum.

  • 6.

    Een gift die buiten deze categorieën valt maar waarvan de inwoner kan onderbouwen dat het een verantwoorde gift is en voldoet aan de andere artikelen opgenomen in deze beleidsregels. In de onderbouwing dient worden opgenomen:

    • a)

      De bestemming van de gift;

    • b)

      De hoogte van de gift en of dat verantwoord is binnen de bijstand;

    • c)

      Het een incidentele of structurele gift;

    • d)

      Omstandigheden denk aan schuldenproblematiek, gezondheid of arbeidsinschakeling.

Artikel 4. Niet-herleidbare ontvangen bijschrijvingen en stortingen

Bijschrijvingen en stortingen op een bankrekening waarvan de herkomst niet aantoonbaar is gemaakt worden aangemerkt als inkomen als bedoeld in artikel 32 lid 1 PW.

Hoofdstuk 3. Overige middelen

Artikel 5. Auto’s of motoren

  • 1.

    Een auto of motor met een waarde tot maximaal € 3.500 wordt beschouwd als algemeen gebruikelijk en niet als vermogen.

  • 2.

    Indien de waarde meer bedraagt dan € 3.500 wordt de totale waarde aangemerkt als vermogen.

  • 3.

    Als de auto gelet op de omstandigheden van persoon of gezin onmisbaar is, dan kan de waarde tot maximaal € 8.000 worden beschouwd als algemeen gebruikelijk en niet als vermogen.

Hoofdstuk 4. Vrijlating van inkomsten

Artikel 6: Inkomstenvrijlating

Een aanvraag voor inkomstenvrijlating wordt ingediend bij het college waar belanghebbende woonplaats heeft en wordt bij voorkeur ingediend door middel van een door het college (digitaal) beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 7. Geen recht op inkomstenvrijlating

  • 1.

    Geen recht op inkomstenvrijlating algemeen of inkomstenvrijlating aanvullend bestaat als de belanghebbende jonger is dan 27 jaar conform artikel 31 lid 5 PW

  • 2.

    Geen recht op inkomensvrijlating algemeen of inkomstenvrijlating aanvullend indien belanghebbende een maatregel heeft gekregen in twaalf maanden voorafgaand de aanvraag.

  • 3.

    Geen recht op inkomsten vrijlating bestaat als belanghebbende illegale en/of verzwegen inkomsten uit arbeid verworven heeft.

Hoofdstuk 5. Krediethypotheek

Artikel 8. Vaststelling waarde woning

  • 1.

    De waarde van de woning wordt vastgesteld aan de hand van een vrije verkoopwaarde taxatierapport wat niet ouder is dan 12 maanden.

  • 2.

    Als de op grond van lid 1 bepaalde waarde van de woning niet in overeenstemming is met de huidige waarde van de woning, kan de waarde opnieuw worden bepaald door een taxateur.

  • 3.

    De kosten van de in lid 2 bedoelde taxatie komen ten laste van belanghebbende. Belanghebbende kan voor deze kosten in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

Artikel 9. Medewerking en kosten

  • 1.

    Bij verlening van bijstand in de vorm van een geldlening vanaf een bedrag dat gelijk is aan een jaar bedrag ter hoogte van het netto WML, kan aan een belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf, de verplichting worden opgelegd dat belanghebbende meewerkt aan de vestiging van hypotheek of het stil pandrecht.

  • 2.

    De kosten verbonden aan de hypotheekakte, de inschrijving van de hypotheek, de pandovereenkomst en bijkomende kosten verbonden aan het vestigen van zekerheid, komen ten laste van de belanghebbende. Belanghebbende kan voor deze kosten in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

Artikel 10. Krediethypotheek

  • 1.

    Bijstandsverlening om niet wordt verleend tot aan de vermogensgrens zoals beschreven staat in artikel 34 lid 2 sub d PW.

  • 2.

    Indien de overwaarde hoger is dan de vermogensgrens zoals beschreven staat in artikel 34 lid 2 sub d PW wordt er een geldlening verstrekt. Tenzij;

  • 3.

    De overwaarde lager is dan het jaarbedrag ter hoogte van het netto WML zoals beschreven in artikel 8 lid 1 van deze beleidsregels.

  • 4.

    Als binnen een periode van 2 jaar na beëindiging van de bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek of pand opnieuw recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek respectievelijk het laatst gevestigde pandrecht.

Hoofdstuk 6. Overige bepalingen

Artikel 11. Giften en inkomstenvrijlating en draagkracht

De giften en de inkomstenvrijlatingen als bedoeld in deze beleidsregels worden niet meegenomen bij het bepalen van de draagkracht uit inkomen in verband met terugvordering en minimaregelingen.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in met terugwerkende kracht op 1 januari 2024

 

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Middelen Participatiewet, IOAW, IOAZ De Ronde Venen 2024’

Mijdrecht, 16 januari 2024

Burgemeester en wethouders van De Ronde Venen

de secretaris,

Marco Vonk

de burgemeester,

Maarten Divendal

Toelichting Beleidsregels Middelen Participatiewet, IOAW, IOAZ De Ronde Venen 2024

Artikel 1. Begrippen

In dit artikel staan de begrippen uitgewerkt.

 

Artikel 2. Giften

De vrijlating kan niet onbeperkt zijn gelet op het minimumbehoeftekarakter van de bijstand. Het college kan voor de maximale hoogte van de vrijlating aansluiten bij een gift dat niet leidt tot een bestedingsniveau dat onverenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is.

 

De vrijlating wordt toegerekend aan het kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Wanneer een belanghebbende gedurende een jaar minder dan € 1.200,- aan giften heeft ontvangen, dan mag het restant niet meegenomen worden naar het volgende jaar.

 

Een gift wordt altijd gemeld in het kader van de inlichtingenverplichting. Vervolgens wordt bekeken of de gift in aanmerking komt voor een vrijlating of in aanmerking genomen moet worden als inkomen of vermogen. De gift wordt getoetst aan artikel 3.

 

Artikel 3. Verantwoorde giften

Allereerst wordt vastgesteld dat giften en schenkingen van maatschappelijke en charitatieve instellingen worden gezien als een verantwoorde gift. Denk hierbij ook aan religieuze instellingen, de in het artikel genoemde voorbeelden zijn niet limitatief. Het primaat van hetgeen ooit “armenzorg” werd genoemd ligt sinds de invoering van de Algemene bijstandswet in 1965 bij de overheid. Desondanks kan de vrijlating niet onbeperkt zijn gelet op het minimumbehoeftekarakter van de bijstand waardoor het college deze beleidsregels heeft opgesteld.

 

Artikel 4. Niet-herleidbare ontvangen bijschrijvingen en stortingen

Herleidbaar betekent dat duidelijk is van wie het geldbedrag afkomstig is. Alle niet-herleidbare ontvangsten, zoals kasstortingen, worden beschouwd als inkomsten conform artikel 31 lid 1 Pw. Het is de verantwoordelijkheid van belanghebbende om duidelijk te maken waar deze ontvangsten vandaan komen en waarvoor ze dienen. Bijvoorbeeld een gift voor een verjaardagscadeau of feestdag valt onder de vrijlating zoals beschreven staat in artikel 3.

 

Artikel 5. Auto’s of motoren

Indien de belanghebbende binnen een tijdvak van 12 maanden meer dan tweemaal een ander kenteken op zijn naam heeft staan, is dit aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

 

Indien een auto of motor niet meer vermeld staat in de ANWB koerslijst, is het acceptabel om de waarde ervan te bepalen door voldoende informatie in te winnen bij een erkende dealer via de telefoon. Als de auto recentelijk is aangeschaft, kan de aardebepaling gebaseerd worden op de recentelijk betaalde aankoopprijs, tenzij er aanwijzingen zijn dat deze prijs onrealistisch is.

 

Van deze uitgangspunten wordt afgeweken indien er aantoonbare verschillen zijn tussen het goed en de uitgangspunten van de koerslijsten, bijvoorbeeld enerzijds een schade-auto en anderzijds een oldtimer.

 

Als de auto gelet op de omstandigheden van persoon of gezin onmisbaar is, dan kan de waarde tot een bedrag van € 8.000 buiten beschouwing worden gelaten. Als de auto meer waard is, dan wordt individueel bezien in hoeverre met die overwaarde bij de vermogensvaststelling rekening wordt gehouden. Bij onmisbaarheid kan gedacht worden aan medische redenen (iemand kan niet met het openbaar vervoer en/of de regiotaxi reizen).

 

De totale waarde van de voertuigen mag maximaal gezamenlijk € 3500,- zijn. Voor elektrische fietsen, brommers en scooters wordt aangenomen dat deze algemeen gebruikelijk zijn.

 

Artikel 6. Aanvraag inkomstenvrijlating

De inkomstenvrijlating kan tot 6 maanden na aanvang van het dienstverband met terugwerkende kracht worden aangevraagd.

 

Artikel 7. Geen recht op inkomstenvrijlating

Voor de inkomstenvrijlating sluit het college aan bij artikel 31 PW.

 

Artikel 8. Vaststelling waarde woning

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 9. Medewerking en kosten

De berekening in lid 1 is als volgt: 12 keer de gehuwden norm inclusief vakantietoeslag is gelijk aan het jaarbedrag netto WML.

 

Artikel 10. Krediethypotheek

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 11. Giften en inkomstenvrijlating en draagkracht

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.