Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beverwijk

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024 Gemeente Beverwijk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeverwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024 Gemeente Beverwijk
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024 gemeente Beverwijk
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels bijzondere bijstand 2021 gemeente Beverwijk.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-01-2024nieuwe regeling

09-01-2024

gmb-2024-37383

Z-23-185812

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024 Gemeente Beverwijk

Besluit

  • 1.

    De Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024 gemeente Beverwijk (D-110118) vast te stellen;

  • 2.

    De raad te informeren via een memo (D-111787).

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024 Gemeente Beverwijk

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk;

  • b.

    wet: de Participatiewet;

  • c.

    bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die niet kunnen worden voldaan uit het relevante inkomen of het in aanmerking te nemen aanwezige vermogen;

  • d.

    individuele inkomenstoeslag: de toeslag bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet voor personen die langdurig een laag inkomen hebben, geen in aanmerking te nemen vermogen en geen uitzicht op inkomensverbetering;

  • e.

    individuele studietoeslag: een toeslag voor personen, die studeren en van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn om het minimumloon te verdienen. Als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de wet;

  • f.

    minimaregelingen: regelingen voor mensen met een laag inkomen op grond van artikel 108 van de Gemeentewet;

  • g.

    bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 5 onderdeel c, met uitzondering van de kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a van de wet;

  • h.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 31 eerste en tweede lid, van de wet;

  • i.

    vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet. Een eigen woning die door de belanghebbende en zijn gezin zelf wordt bewoond, wordt niet tot het vermogen gerekend voor zover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd;

  • j.

    draagkracht: dat deel van het inkomen, vermogen of andere middelen waarmee rekening wordt gehouden bij bijstandsverlening. De kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a van de wet is hier wel van toepassing;

  • k.

    ouderkop: Vanaf 1 januari 2015 kunnen alleenstaande ouders met een laag inkomen én die geen toeslagpartner hebben via de Belastingdienst een extra toeslag ontvangen, de alleenstaande ouderkop op het kindgebonden budget.

  • l.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht).

Hoofdstuk 2: Bijzondere bijstand

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Artikel 2 Vormen van bijstand

  • 1.

    Tenzij de beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand om niet verstrekt.

  • 2.

    Bijzondere bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een geldlening in gevallen die worden genoemd in artikel 48, tweede lid van de wet.

  • 3.

    Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verleend op grond van artikel 51 van de wet.

Artikel 3 De aanvraag

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand moet een aanvraag worden ingediend bij het college.

  • 2.

    Kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 3.

    Van het bepaalde in het tweede lid kan worden afgeweken, indien:

    • a.

      de aanvrager de aanvraag redelijkerwijs niet vooraf heeft kunnen indienen;

    • b.

      er bijzondere omstandigheden of dringende redenen zijn om voor reeds gemaakte kosten bijstand te verlenen.

  • 4.

    De aanvraag om bijzondere bijstand wordt door gehuwden en daarmee gelijkgestelden gezamenlijk aangevraagd en ondertekend, dan wel door één van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

  • 5.

    Aanvragen worden ingediend met het door het college vastgestelde formulier en worden volledig ingevuld, ondertekend en voorzien van de gevraagde bewijsstukken.

Artikel 4 Beoordeling van de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag om bijzondere bijstand wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a.

      doen de kosten zich voor?

    • b.

      zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

    • c.

      vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?

    • d.

      kunnen de kosten worden voldaan uit de eigen draagkracht?

  • 2.

    Bij de beoordeling van het recht op bijstand kan worden betrokken, in hoeverre de belanghebbende door eigen mogelijkheden tot een oplossing kan komen of een beroep kan doen op diens (sociale) netwerk en zijn eigen omgeving en in hoeverre hij daarin voldoende eigen verantwoordelijkheid heeft getoond.

  • 3.

    Periodieke bijzondere bijstand wordt in beginsel voor onbepaalde tijd verleend. Elk jaar vindt herbeoordeling plaats aan de hand van de in het eerste lid genoemde criteria.

  • 4.

    Er is geen recht op bijzondere bijstand als er een passende en toereikende voorliggende voorziening is of als in de voorliggende voorziening een bewuste keus is gemaakt om de kosten niet te vergoeden.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke bestaanskosten wordt, behoudens individuele omstandigheden, ten hoogste uitgegaan van de genoemde bedragen in de bijlage bij deze beleidsregels en in aanvulling daarop de Prijzengids van het Nibud. Komen de kosten niet in deze bronnen voor dan wordt de bijzondere bijstand in redelijkheid vastgesteld.

Artikel 5 De in aanmerking te nemen middelen

  • 1.

    Tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald worden belanghebbenden geacht draagkracht te hebben:

    • a.

      als het (gezamenlijk) inkomen meer bedraagt dan 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm of

    • b.

      het vermogen de volgende bedragen te boven gaat:

      • (1)

        € 3000,- voor alleenstaande

      • (2)

        € 6000,- voor alleenstaande ouder en gehuwden.

    • c.

      De individuele studietoeslag wordt niet bij de draagkracht betrokken.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt een deel van het netto inkomen dat hoger ligt dan 110% van de geldende bijstandsnorm conform onderstaande tabel bestempeld als ‘draagkracht’ en in mindering gebracht op de verstrekking. Bij periodieke kosten wordt de draagkracht per maand verrekend en bij incidentele kosten wordt een jaardraagkracht vastgesteld, welke direct wordt verrekend.

     

    De draagkrachtpercentages

    Hoogte van het inkomen

    Draagkracht

    Tot 110 % van de geldende bijstandsnorm

    Geen draagkracht

    Tussen de 110% en 150% van de geldende bijstandsnorm

    25% van de inkomsten die liggen tussen de 110% en 150% van de geldende bijstandsnorm

    Meer dan 150% van de geldende bijstandsnorm

    50% van de inkomsten vanaf 150% van de geldende bijstandsnorm

     

  • 3.

    Onder draagkrachtperiode wordt verstaan:

    • a)

      De draagkracht wordt telkens voor de periode van 12 maanden vastgesteld.

    • b)

      De draagkracht wordt vastgesteld vanaf de eerste van de maand waarin de bijzondere bijstand wordt toegekend

  • 4.

    De draagkracht wordt gedurende de in het derde lid genoemde periode van 12 maanden niet herberekend, tenzij de wijzigingen in de draagkracht in het individuele geval tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

  • 5.

    Bij bepaling van de draagkracht wordt rekening gehouden met hogere vaste lasten dan gemiddelde kosten van vaste lasten.

    Het gaat dan om hogere uitgaven van de volgende vaste lasten:

    • a.

      De meerkosten aan woonkosten

      De rekenhuur – de in de bijstandsnorm begrepen premie (artikel 17 lid 2 en 3 Wet op de huurtoeslag – de huurtoeslag.

    • b.

      De meerkosten aan zorgverzekering

      De maandelijkse kosten voor zorgverzekering – de in de bijstandsnorm begrepen premie (art. 23 lid 2 PW) – de zorgtoeslag.

    • c.

      De aanslag voor gemeentelijke belastingen (afvalstofheffing en rioolheffing)

      Jaarlijks bedrag delen door 12 maanden

    • d.

      De aanslag voor de Waterschapsbelasting

      Jaarlijks bedrag delen door 12 maanden

Artikel 6 Uitbetaling

  • 1.

    De bijzondere bijstand wordt uitbetaald, nadat de noodzaak en het recht is vastgesteld en toekenning heeft plaatsgevonden, tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald.

  • 2.

    In gevallen waarin de belanghebbende de kosten niet eerst zelf kan betalen, kan de bijstand in overleg met de aanvrager rechtstreeks aan de aanbieder worden betaald.

  • 3.

    De bijzondere bijstand moet aangewend worden voor de kosten waarvoor deze verstrekt is.

 

Paragraaf 2 Toeslagen

Artikel 7 Algemene bepalingen over toeslagen

De toeslagen in de vorm van bijzondere bijstand als bedoeld in dit hoofdstuk worden verstrekt in aanvulling op de bijstandsnorm of het inkomen.

Artikel 8 Jongerentoeslagen

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend indien en voor zover:

    • a.

      de noodzakelijk kosten van bestaan hoger zijn dan de voor de jongere geldende bijstandsnorm;

    • b.

      voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouder(s), omdat:

      • -

        de middelen van de ouder(s) niet toereikend zijn, of

      • -

        de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouder(s) niet te gelde kan maken.

  • 2.

    De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in elk geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouder(s) niet te gelde te kunnen maken, als de jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening al 12 maanden of langer zelfstandig woont. In alle andere gevallen dient de noodzaak op grond van individuele omstandigheden te worden beoordeeld. Criteria daarvoor zijn onder meer:

    • a.

      de ouder(s) is / zijn overleden of woont / wonen in het buitenland;

    • b.

      de jongere is in het kader van de Wet op de jeugdzorg buiten het gezin geplaatst;

    • c.

      er is sprake van een acute crisissituatie of er is anderszins sprake van een ernstig verstoorde relatie met de ouder(s).

  • 3.

    Voor de alleenstaande jongere van 18 tot 21 jaar als bedoeld in het eerste lid, wordt de bijzondere bijstand vastgesteld op ten hoogste het verschil tussen de norm als bedoeld in artikel 20, eerste lid onder sub a van de wet en 50% van de norm als bedoeld in artikel 21 onder sub b van de wet.

  • 4.

    Voor de jongere alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar als bedoeld in het eerste lid, wordt de bijzondere bijstand vastgesteld op ten hoogste het verschil tussen de norm als bedoeld in artikel 20 tweede lid onder sub a, van de wet en de norm als bedoeld in artikel 21 sub a van de wet.

  • 5.

    De in een inrichting verblijvende jongere van 18 tot 21 jaar kan onder de voorwaarden genoemd in het eerste en tweede lid bijzondere bijstand worden verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van de wet.

  • 6.

    Voor de alleenwonende statushouder die bemiddelt is door het COA wordt de norm, door aanvulling middels de bijzondere bijstand, verhoogd tot het bedrag van de alleenstaande voor 21 jaar en ouder, op grond van artikel 18 eerste lid van de wet.

  • 7.

    Paragraaf 6.5 “Verhaal” van de wet is van toepassing op de jongerentoeslag. Van verhaal kan worden afgezien indien:

    • a.

      betrokkene al langer dan 12 maanden zelfstandig is;

    • b.

      er geen goede relatie met de ouders is.

Artikel 9 Toeslag alleenstaande ouders met toeslagpartner

  • 1.

    Aan alleenstaande ouders, die volgens de Belastingdienst een toeslagpartner hebben en daardoor geen alleenstaande ouderkop hebben en een bijstandsuitkering ontvangen, kan bijzondere bijstand worden verleend voor het bedrag dat door de Belastingdienst zou worden toegekend als er geen toeslagpartner zou zijn.

Artikel 10 Toeslag bij grote inkomensterugval

  • 1.

    Bij een plotselinge, onvoorzienbare en niet verwijtbare inkomensterugval tot 110% bijstandsniveau van meer dan 25%, kan een tijdelijke toeslag worden verleend indien de vaste lasten moeten worden aangepast aan de nieuwe (inkomens-)situatie.

  • 2.

    De basis voor de toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op het verschil tussen de inkomsten voor de bijstand en de bijstandsnorm, met dien verstande dat de basis niet hoger kan zijn dan de in de concrete situatie van toepassing zijnde bijstandsnorm.

    De toeslag is 75% van de basis als bedoeld onder 2 en wordt in stappen van 25% per kwartaal afgebouwd.

Artikel 11 Woonkostentoeslagen

  • 1.

    Begripsbepalingen woonkosten

    • a.

      huur: de per maand geldende rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      maximale huurgrens: de huurgrens volgens artikel 13, eerste lid van de Wet op de huurtoeslag

    • c.

      kosten eigen woning: de verschuldigde hypotheekrente ten hoogste tot het bedrag van de marktrente behorend bij een hypotheek van € 350.000, de in verband met het eigendom van de woning te betalen zakelijke rechten.

  • 2.

    Woonkosten voor een huurwoning of gehuurde woonwagen.

    Als de huur valt binnen de grenzen van de Wet op de huurtoeslag, maar belanghebbende krijgt door buiten zijn schuld gelegen omstandigheden (nog) geen huurtoeslag, dan kan het college een tijdelijke woonkostentoeslag verlenen ter hoogte van de huurtoeslag, als deze huurtoeslag wel zou zijn toegekend.

  • 3.

    Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom.

    Voor de kosten van de door belanghebbende zelfbewoonde eigen woning die blijven binnen de grenzen van de Wet op de huurtoeslag voor huurwoningen met vergelijkbare kosten, kan een tijdelijke toeslag worden verleend ter hoogte van de huurtoeslag die bij een huurwoning met vergelijkbare kosten zou gelden.

  • 4.

    Woonkosten boven de maximale huurprijs.

    • a.

      Als de woonkosten (huur of eigen woning) hoger zijn dan het maximale huurbedrag waarvoor op grond van de Wet op de huurtoeslag toeslag kan worden verleend, kan een tijdelijke woonkostentoeslag worden verleend.

    • b.

      De onder a. bedoelde toeslag wordt in geval van een huurwoning in beginsel voor maximaal een jaar toegekend met de verplichting dat belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden. Verlenging van de periode van een jaar wordt individueel beoordeeld en is afhankelijk van de inspanningen van belanghebbende.

    • c.

      De onder a. bedoelde toeslag voor een door belanghebbende zelf bewoonde woning wordt verleend onder de verplichting dat belanghebbende zijn volledige medewerking geeft bij de verkoop van de woning.

    • d.

      De onder lid 4a verleende toeslag wordt jaarlijks beoordeeld, waarbij het gedrag en de medewerking van belanghebbende bepalend is voor een verdere verstrekking van deze toeslag.

  • 5.

    De onder het tweede, derde en vierde lid onder sub a bedoelde toeslag, is het verschil tussen de werkelijke woonkosten en het maximale bedrag dat een persoon met een vergelijkbaar inkomen in het kader van de Wet op de huurtoeslag wordt geacht te kunnen bijdragen aan huurlasten.

  • 6.

    De onder vierde lid bedoelde toeslag bestaat uit het bedrag wat iemand aan toeslag zou ontvangen op basis van een huur gelijk aan de maximale huurgrens en het bedrag aan huur wat de maximale huurgrens te boven gaat.

 

Paragraaf 3 Individuele voorzieningen

Artikel 12 Aanvullende verzekering

  • 1.

    Belanghebbenden met een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm die aanvullend verzekerd zijn tegen ziektekosten, komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de premiekosten voor een aanvullende verzekering tegen ziektekosten.

  • 2.

    Deze tegemoetkoming geldt niet voor de personen die gebruik maken van de collectieve zorgverzekering voor minima, zoals genoemd in artikel 17 van de wet.

Artikel 13 Overige kosten

Voor bijzondere bijstand kunnen, onder de in de bijlage genoemde voorwaarden en met inachtneming van de daar genoemde bedragen, in elk geval in aanmerking komen de noodzakelijke (meer)kosten:

  • a.

    niet voorzienbare verhuizing met inbegrip van dubbele woonlasten;

  • b.

    vaste lasten bij dwangopname;

  • c.

    eigen bijdrage kinderopvang;

  • d.

    (sociale) alarmering;

  • e.

    maaltijdvoorziening;

  • f.

    vervoer in verband met: bezoek gezinslid in inrichting / detentie of scholing kind buiten gemeentegrens;

  • g.

    eigen bijdrage, administratie- en griffiekosten, op basis van de civiele toevoeging via de Raad voor Rechtsbijstand;

  • h.

    bewindvoering (beschermingsbewind);

  • i.

    begrafenis of crematie;

  • j.

    budgetbeheer;

  • k.

    overbruggingsuitkering, indien voor het eerst in de uitkering.

Artikel 14 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen kan verleend worden als er bijzondere omstandigheden zijn. Duurzame gebruiksgoederen horen naar hun aard tot de incidenteel algemeen voorkomende bestaanskosten. Hierin dient de belanghebbende te voorzien door reservering of gespreide betaling.

  • 2.

    Ter beperking van de kosten, ter bevordering van het streven naar hergebruik van goederen en om de eigen mogelijkheden van de belanghebbende als bedoeld in artikel 4 tweede lid van de wet te stimuleren, kan de belanghebbende worden verwezen naar alternatieven als de kringloopwinkels of Marktplaats.nl.

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een geldlening en als hiervoor geen grondslag bestaat, in een bedrag om niet. Deze volgorde is dwingend.

  • 4.

    De aflossingscapaciteit voor een lening is afhankelijk van het inkomen van belanghebbende:

    • a.

      Bij een inkomen dat ten hoogste gelijk is aan de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt de aflossingscapaciteit 5% van het inkomen, tenzij de beslagvrije voet door toepassing van dit percentage wordt overschreden;

    • b.

      Bij een inkomen dat hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt de aflossingscapaciteit 5% van de toepasselijke bijstandsnorm vermeerderd met 50% van het meerinkomen, tenzij de beslagvrije voet door toepassing van dit percentage wordt overschreden;

    • c.

      Voor de gehele looptijd van de aflossing geldt in principe de vastgestelde aflossing.

  • 5.

    Indien en voor zover de aflossingscapaciteit als bedoeld in lid 4 niet voldoende is om de noodzakelijke lening in de daarvoor geldende looptijd van 36 maanden volledig te kunnen aflossen, wordt het restant van de geldlening kwijtgescholden.

  • 6.

    Indien de klant binnen 3 jaar na toekenning van de lening werk aanvaard, waardoor de uitkering beëindigd wordt, wordt 50% van de openstaande schuld kwijtgescholden, indien de resterende schuld in 1 keer wordt afgelost.

  • 7.

    Voor complete woninginrichting gelden in afwijking van de Nibud prijzengids de bedragen als omschreven in de bijlage bij deze beleidsregels.

Artikel 15 Duurzame gebruiksgoederen om niet

Indien sprake is van zeer dringende redenen voor noodzakelijk aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen kan in afwijking van het bepaalde in artikel 14 van deze beleidsregels een bedrag om niet worden verstrekt als de belanghebbende op de datum van de aanvraag al tenminste 36 maanden een inkomen heeft dat voldoet aan het gestelde in artikel 5 eerste lid onder sub a van deze beleidsregels. Een onderbreking van genoemde periode van minder dan zes maanden is niet van invloed.

Hoofdstuk 3 Minimaregelingen in Beverwijk

Artikel 16 Aanvullende criteria voor minimaregelingen

Wanneer sprake is van een schuldsaneringsregeling op grond van de Wsnp of een geslaagde minnelijke schuldregeling kan men in aanmerking komen voor de in dit hoofdstuk vermelde regelingen.

Artikel 17 De in aanmerking te nemen middelen

  • 1.

    De vermogenstoets (Lid 1b van Artikel 5 van deze regeling) is niet van toepassing op alle hierna opgenomen minimaregelingen.

  • 2.

    Voor het gebruik van het Jeugdfonds Sport en Cultuur (artikel 24) en het Volwassenenfonds Sport en Cultuur (artikel 19) en voor de collectieve zorg verzekering voor minima (Artikel 27) gelden afwijkende inkomensgrenzen

Artikel 18 Regeling sociale activiteiten

  • 1.

    Belanghebbende van 18 jaar of ouder, die op de datum van de aanvraag voldoet aan artikel 5, behoudens lid 1b, kan aanspraak maken op een tegemoetkoming voor de kosten van deelname aan sociale activiteiten onder de in de bijlage genoemde voorwaarden.

  • 2.

    De in dit artikel bedoelde tegemoetkoming kan in natura worden verstrekt door rechtstreekse betaling aan de aanbieder.

  • 3.

    Indien de tegemoetkoming niet in natura wordt betaald, dan moeten de bedoelde kosten kunnen worden aangetoond.

Artikel 19 Volwassenenfonds Sport en Cultuur

  • 1.

    Volwassenen met een inkomen van maximaal 120% van het sociaal minimum kunnen doormiddel van een aanvraag via een intermediair indienen bij het Volwassenenfonds Sport en Cultuur voor de kosten van deelname aan sport en cultuur activiteiten.

  • 2.

    De in dit artikel bedoelde tegemoetkoming wordt in natura verstrekt door rechtstreekse betaling aan de aanbieder door het VFSC.

  • 3.

    De vergoeding voor sport activiteiten bedraagt maximaal € 225 en voor cultuur activiteiten maximaal € 350 per jaar.

  • 4.

    Voor het gebruik van het Volwassenenfonds Sport en Cultuur zijn spelregels opgesteld.

Artikel 20 Onkosten tegemoetkoming deelname preventie gezondheid training/cursus

  • 1.

    Belanghebbende, die op de datum van de aanvraag voldoet aan artikel 5, behoudens lid 1b, kan aanspraak maken op een tegemoetkoming voor de kosten van deelname aan een preventie gezondheid training/cursus.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde tegemoetkoming is een eenmalige onkostenvergoeding van € 50

  • 3.

    In de bijlage zijn voorbeelden van preventie gezondheid trainingen/cursussen opgenomen

Artikel 21 Vergoeding kosten dierenarts

  • 1.

    Belanghebbende van 18 jaar of ouder, die op de datum van de aanvraag voldoet aan artikel 5, behoudens lid 1b, kan aanspraak maken op een tegemoetkoming van de kosten van een dierenarts

  • 2.

    De vergoeding omvat een eerste consult per jaar voor een hond of een kat plus 50% van de kosten van een medisch noodzakelijke behandeling van een hond of een kat, met een maximum van € 300 per jaar. De dierenarts bepaalt of de ingreep medisch noodzakelijk is.

  • 3.

    Honden en katten moeten gechipt zijn en op uw naam en adres geregistreerd staan. Is uw hond of kat nog niet gechipt? Dan doet de dierenarts dit gratis voor u.

  • 4.

    De vergoeding wordt in natura verstrekt door betaling aan de dierenarts

Artikel 22 Computerregeling

  • 1.

    Voor een huishouden met 2 of meer schoolgaande kinderen in de leeftijd van zes tot achttien jaar, dat voldoet aan artikel 5, behoudens lid 1b, kunnen maximaal twee tegemoetkomingen in een periode van 5 jaar worden verstrekt, onder de in de bijlage genoemde voorwaarden

  • 2.

    Voor overige huishoudens, die langdurig (3 jaar) voldoen aan artikel 5, behoudens lid 1b, kan één tegemoetkoming voor een computer worden verstrekt in een periode van 5 jaar, onder de in de bijlage genoemde voorwaarden

  • 3.

    De in dit artikel bedoelde tegemoetkoming kan in natura worden verstrekt door rechtstreekse betaling aan de aanbieder.

  • 4.

    Indien de tegemoetkoming niet in natura wordt betaald, dan moeten de bedoelde kosten kunnen worden aangetoond.

     

Kindregelingen

Artikel 23 Indirecte schoolkosten

  • 1.

    Voor het schoolgaand kind tot achttien jaar op de basisschool, het voortgezet onderwijs of het mbo van wie de ouder op de datum van aanvraag voldoet aan artikel 5, behoudens lid 1b, kan aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming voor de indirecte schoolkosten onder de in de bijlage genoemde voorwaarden.

  • 2.

    De in dit artikel bedoelde tegemoetkoming kan in natura worden verstrekt door rechtstreekse betaling aan de aanbieder.

  • 3.

    Indien de tegemoetkoming niet in natura wordt betaald, dan moeten de bedoelde kosten kunnen worden aangetoond.

Artikel 24 Jeugdfonds Sport en Cultuur

  • 1.

    Voor kinderen tot 18 jaar kan doormiddel van een aanvraag via een intermediair en waarvan de ouder(s) een inkomen hebben van maximaal 120% het wettelijk sociaal minimum een aanvraag worden gedaan voor de kosten van deelname aan sport en cultuur activiteiten.

  • 2.

    De in dit artikel bedoelde tegemoetkoming wordt in natura verstrekt door rechtstreekse betaling aan de aanbieder door het JFSC.

  • 3.

    De vergoeding voor sport activiteiten bedraagt maximaal € 450 en voor cultuur activiteiten maximaal € 500 per jaar.

  • 4.

    Voor het gebruik van het Jeugdfonds Sport en Cultuur zijn spelregels opgesteld.

Artikel 25 Fietsregeling

  • 1.

    Voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van vier tot achttien jaar van wie de ouder op de datum van aanvraag voldoet aan artikel 5, behoudens lid 1b, kan aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming voor de noodzakelijke aanschaf of vervanging van een (tweedehands) fiets, onder de in de bijlage genoemde voorwaarden.

  • 2.

    De in dit artikel bedoelde tegemoetkoming kan in natura worden verstrekt door rechtstreekse betaling aan de aanbieder.

  • 3.

    Indien de tegemoetkoming niet in natura wordt betaald, dan moeten de bedoelde kosten kunnen worden aangetoond.

Artikel 26 Uitbetaling

  • 1.

    De minimaregeling wordt bij voorkeur aan de aanbieder uitbetaald, nadat de noodzaak en het recht is vastgesteld en toekenning heeft plaatsgevonden, tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald. Indien de regeling aan de klant wordt uitbetaald, dan moeten de kosten worden aangetoond.

  • 2.

    De minimaregeling moet aangewend worden voor de kosten waarvoor deze verstrekt is.

Artikel 27 Collectieve Zorgverzekering Minima

  • Belanghebbende van 18 jaar of ouder, die op de datum van de af te sluiten verzekering een inkomen heeft van maximaal 130% van de bijstandsnorm, kan aanspraak maken op een bijdrage voor de premie van de aanvullende verzekering van de collectieve zorgverzekering voor minima, door deelname aan deze verzekering van Zorg en Zekerheid.

  • Het college hanteert geen vermogenstoets.

  • De in het eerste en tweede lid bedoelde bijdrage is € 34,86 van de premie van de aanvullende verzekering voor het pakket gemeente standaard van Zorg en Zekerheid en € 46,11 voor het pakket gemeente Top van Z&Z bij een inkomen tot 120% van het sociaal minimum.

  • De in het eerste lid bedoelde bijdrage is € 14,25 van de premie van de aanvullende verzekeringen voor het pakket gemeente standaard van Zorg en Zekerheid en € 20,00 voor het pakket gemeente Top van Z&Z bij een inkomen van 120% tot 130% van het sociaal minimum.

  • Jaarlijks wordt getoetst of de belanghebbende aan de voorwaarden voldoet.

Artikel 28 Onkostenvergoeding bij baan in loondienst ter voorkoming van een armoedeval

  • 1.

    Doelgroep: Gehuwden of samenwonende partners met 1 of meerdere kinderen jonger dan 18 jaar, met een uitkering Participatiewet. En die een betaalde baan krijgen:

    • voor een periode van minimaal 6 maanden en

    • met een inkomen tot 130% van de bijstandsnorm voor gehuwden

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde doelgroep ontvangt een eenmalige onkostenvergoeding van € 150.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 29 Citeertitel, inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024 gemeente Beverwijk.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang 1 januari 2024 onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels bijzondere bijstand 2021 gemeente Beverwijk, met dien verstande dat de Beleidsregels bijzondere bijstand 2019 gemeente Beverwijk nog van kracht blijven voor aanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2024, mits dit voordelig voor de klant is.

Bijlage bij Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024 gemeente Beverwijk

 

Deze bijlage maakt onderdeel uit van de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024 gemeente Beverwijk.

 

Algemeen

De verlening van bijzondere bijstand is geregeld in hoofdstuk 4 van de Participatiewet. In artikel 35 is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijke kosten van bestaan die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Niet de aard van de kosten is bepalend, maar de omstandigheden van de belanghebbende. De beoordeling van deze bijzondere individuele omstandigheden is aan het college van burgemeester en wethouders. De landelijk geregelde bijstandsnorm en de eventueel daarop verleende toeslag zal in de regel toereikend zijn voor de noodzakelijke bestaanskosten. De landelijk geldende voorschriften beperken zich tot de hoofdzaken en geven gemeenten veel ruimte voor eigen beleid.

 

Daarnaast kent de gemeente Beverwijk een aantal eigen minimaregelingen. De wettelijke basis voor deze regelingen is artikel 108 van de Gemeentewet.

 

Uitgangspunt is, dat alleen kosten van de goedkoopste toereikende voorziening voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. De omvang van de gevraagde bijzondere bijstand kan als regel worden getoetst aan de bedragen zoals deze voorkomen in de meest recente uitgave van de Nibud-prijzengids.

Voor een aantal kosten geldt echter de in deze bijlage genoemde bedragen. Deze bijlage gaat voor de Nibud-prijzengids. Zie ook artikel 4, vierde lid van deze beleidsregels.

In het kader van kostenbeperking is in toenemende mate het gebruik klanten te wijzen op goedkope alternatieven; bv. bij duurzame gebruiksgoederen, maar ook bij medicijnen. Bij een aantal kostensoorten staat een korte toelichting, met name daar waar het gaat om gemeentelijk beleid. Voor meer en algemenere toelichting wordt verwezen naar relevante jurisprudentie.

In paragraaf 3 wordt een aantal kostensoorten omschreven om zeker te stellen dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. De opsomming is niet limitatief. In het individuele geval kunnen zich noodzakelijke kosten voordoen die niet in dit hoofdstuk zijn te vinden maar waarvoor, gelet op de uitgangspunten van de wet wel bijzondere bijstand moet worden verleend.

 

Toelichting specifieke artikelen

 

Artikel 5De in aanmerking te nemen middelen

Voor de vaststelling van het inkomen en het vermogen wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van toetsing bij het Inlichtingenbureau. Hierdoor kan het uitvragen van diverse documenten en gegevens worden voorkomen. Indien dit geen duidelijkheid biedt kunnen alsnog gegevens opgevraagd worden, dan wel Suwinet geraadpleegd worden. In het aanvraagformulier wordt een verklaring opgenomen dat men een netto inkomen heeft van maximaal 110% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande of een (echt)paar. Indien men aangeeft een hoger inkomen te hebben dan moet men wel gegevens aanleveren, aangezien er een draagkracht berekening moet worden gemaakt. Bij periodieke BB moet men verklaring dat de inkomen gegevens gecontroleerd mogen worden bij het inlichtingenbureau.

 

Artikel 6Uitbetaling

In de beschikking wordt opgenomen dat bij verstrekking aan de klant, de klant 1 jaar bewijsstukken dient te bewaren. Dit kan achteraf door de gemeente worden gecontroleerd.

 

Artikel 12Aanvullende verzekering

Kosten

Bedrag in €

Toelichting

Tegemoetkoming in de aanvullende verzekering indien geen aansluiting bij de gemeentelijk aanvullende zorgverzekering voor minima mogelijk is en men een inkomen heeft conform artikel 5 van de wet.

€ 9,00 per maand indien geen tandartsverzekering is afgesloten en

€ 11,25 per maand inclusief een tandartsverzekering.

Alleen in de situatie dat men zich niet kan aansluiten bij de collectieve zorgverzekering van de gemeente voor minima, dan wel dat men vanwege persoonlijke omstandigheden er voor kiest een voor de persoonlijke situatie een andere aanvullende verzekering af te sluiten, is deze vergoeding mogelijk. De collectieve zorgverzekering van de gemeente is een voorliggende voorziening.

 

Artikel 13Overige kosten

 

Kosten

Bedrag in €

Toelichting

Vaste lasten bij dwangopname

(basis artikel 13, derde lid van de wet)

Hieronder valt in elk geval de huur. Maximaal zes maanden. Verlenging met zes maanden individueel mogelijk.

Vaste lasten tijdens detentie

Alleen bij zeer dringende redenen. Advies van het noodteam kan aan de afweging bijdragen.

In beginsel moet de belanghebbende dit zelf oplossen (lenen, verhuren).

Tussenschoolse opvang (Overblijfkosten)

Voor noodzakelijke overblijfkosten op school wordt alleen bijzondere bijstand verleend in het kader van een re-integratietraject.

Kinderopvang

Eigen bijdrage

Netto eigen bijdrage die volgens de plaatsingsovereenkomst betaald moet worden.

Bij KOT (Kinderopvangtoeslag) ouders wordt de hele kostprijs in rekening gebracht. Daar bij is het van belang naast de plaatsingsovereenkomst ook naar de toekenning belastingdienst te vragen voor berekening van de te vergoeden eigen bijdrage. Bij niet-KOT ouders betaalt de gemeente rechtstreeks de vergoeding aan de aanbieder.

Sociale Alarmering

Kosten voor een abonnement.

In de aanvullende verzekering van Zorg en Zekerheid gemeentepolis is vergoeding voor alarmering op medische gronden en voor sociale alarmering mogelijk en is vergoeding middels bijzondere bijstand niet mogelijk. Dit is een voorliggende voorziening.

Maaltijdvoorziening

Kosten min referentiebedrag voor warme maaltijden.

Meerkosten maximaal het bedrag dat Kievit hiervoor rekent. Tabel referentiebedrag in Nibud lijst. Indien noodzakelijk volgens advies Wmo consulent.

Vervoerskosten

  • a.

    bezoek gezinslid in inrichting / detentie

  • b.

    scholing kind buiten gemeentegrens > 10 km

  • c.

    Noodzakelijke scholing statushouder in kader Wet inburgering buiten gemeentegrens

  • a.

    kosten OV

  • b.

    Kosten OV van station naar station

  • c.

    Kosten OV van station naar station

Deze vervoerskosten worden maximaal 1 keer per week vergoed.

 

Indien volgen opleiding in eigen regio niet mogelijk is. Voor eigen rekening blijft het bedrag dat men kwijt is voor een jaarabonnement tot de gemeentegrens.

 

Noodzakelijk is als de inburgering niet in de nabijheid kan worden gevolgd vanwege een specifieke opleiding ivm bv. versnelde opleiding

Eigen bijdrage, administratie- en griffiekosten advocaat

 

De volgende kosten komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking:

Conform de civiele toevoeging door de Raad van de Rechtsbijstand.

De aanvraag moet binnen 30 dagen na verzenddatum civiele toevoeging worden gedaan.

Indien inkomen voorgaand jaar hoger is geweest, kan herziening van de eigen bijdrage worden aangevraagd.

Griffiekosten m.b.t. advocaatkosten: De aanvraag moet binnen 30 dagen na verzenddatum van de nota van de rechtbank Landelijk Dienstencentrum worden gedaan.

 

  • -

    van rechtsbijstand voor een WSNP-aanvraag

  • -

    van rechtsbijstand voor een aanvraag voor verlening van een vergunning tot verblijf regulier

  • -

    van rechtsbijstand voor procedures die voortvloeien uit de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf die samenhangen met een veroordeling van de belanghebbende in de proceskosten van de tegenpartij, komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking.

Bewindvoering (beschermingsbe-

wind) curatele en mentorschap

Kosten conform de criteria van de ministeriële regeling (regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren)dan wel uitspraak rechter.

Griffiekosten m.b.t. bewindvoe-ringskosten eerste aanvraag.

Ten aanzien van de intakekosten eenmalige vergoeding, tenzij de rechtbank de noodzaak opnieuw heeft vastgesteld.

Voor bewindvoering WSNP geen bijzondere bijstand (CRvB 29-6-2010).

 

De gemeente kan verzoeken om een herbeoordeling noodzaak bewindvoering van de Rechtbank.

 

Indien het een eerste aanvraag betreft dient de aanvraag, in afwijking van artikel 3, binnen 3 maanden na datum uitspraak van de Rechtbank te worden ingediend

Budgetbeheer

Kosten nader te bepalen.

Indien budgetbeheer door andere instelling dan Sociaal.nl wordt gedaan, dan bijstand beperken tot bedrag dat Sociaal.nl (goedkoopst mogelijke) in rekening brengt.

Intake kosten kunnen (eenmalig) worden vergoed.

Budgetbeheer in het kader van schuldhulpverlening toekennen voor maximaal drie jaar.

Voorwaarde is dat er een beheerrekening wordt geopend door de budgetbeheerder.

Intakekosten voor budgetbeheer worden tot maximaal € 300 vergoed.

Begrafenis / crematie

Kosten sobere uitvaart.

Kosten toetsen aan Nibudbedragen.

Tot de kosten kunnen worden gerekend:

 

  • 1.

    verzorging overledene

  • 2.

    eenvoudige kist

  • 3.

    50 kaarten en dankbetuigingen

  • 4.

    werk uitvaartverzorger

  • 5.

    rouwauto en één volgauto

  • 6.

    Kosten begrafenis / crematie

 

Artikel 14Duurzame gebruiksgoederen

Duurzame gebruiksgoederen horen naar hun aard tot de incidenteel algemeen voorkomende bestaanskosten. Hierin dient de belanghebbende te voorzien door reservering of gespreide betaling.

Artikel 14 hangt samen met artikel 15 voor wat betreft de doelgroep die in aanmerking komt voor een volledige inrichting van een zelfstandig het huis. (veelal statushouders). Men krijgt dan voor de basisinrichting een vergoeding om niet (art. 15) en aanvullend een lening op basis van art. 14.

 

Kosten

Bedrag in €

Toelichting

Complete sobere woninginrichting

  • -

    alleenstaande kamerbewoner 2210

Dit gaat om een alleenstaande kamerbewoner die niet in een zelfstandige woning gaat wonen en niet in aanmerking komt voor de basisinrichting (art 15).

 

De volgende bedragen gaan uit van het feit dat een woning al van een basis voorziening voorzien is, conform de inventarislijst basisinrichting.

Klant is vrij aanvullend op de basisinrichting het genoemde bedrag zelf te besteden. Aanvullend op de basisinrichting zijn de volgende bedragen in de vorm van leenbijstand maximaal beschikbaar

 

  • -

    alleenstaande 1500

  • -

    gezin twee personen 2500

  • -

    elk volgend gezinslid 100

Aan dit budget kan incidenteel het Nibud bedrag voor een gashaard worden toegevoegd, tenzij verhuurder bereid is CV te plaatsen.

 

Voor jongeren tot 27 jaar die vanuit het ouderlijk huis zelfstandig gaan wonen, zijn dit, behoudens zeer bijzondere omstandigheden, geen noodzakelijke kosten.

 

Bij verwijzing naar Kringloopwinkels of Marktplaats wordt een redelijke afschrijvingstermijn van de aangeschafte goederen betrokken.

 

Met Kringloopwinkels kunnen afspraken worden gemaakt over de verstrekking van duurzame gebruiksgoederen en voor de basisinrichting (art. 15).

Betreft bedragen 2024.

 

Uitgangspunt is goedkoopst adequaat.

Aflossing bijstand in de vorm van een geldlening.

  • -

    alleenstaande en alleenstaande ouder

  • -

    gehuwden

5% van de bijstandsnorm

 

Bij een inkomen hoger dan de norm wordt de aflossing 5% van de bijstandsnorm plus 50% van het meerdere van de inkomsten.

Kostendelersnorm is niet van toepassing

 

Artikel 15 Duurzame gebruiksgoederen om niet

 

Kosten

Bedrag in €

Toelichting

Duurzame gebruiksgoederen om niet

350,00

Is niet van toepassing bij een volledige huisinrichting.

Kosten basisinrichting

Alleenstaande

Maximaal € 3350

2 volwassenen

Maximaal € 3800

Elk extra inwonend kind maximaal € 200.

Statushouder die in Beverwijk gehuisvest worden vanuit een opvanglocatie (COA) of uitgenodigde is, wordt gezien als iemand die al 3 jaar een minimaal inkomen heeft. Zie de lijst basisinrichting aan het eind van deze bijlage.

Baby-uitzet

€ 300,-

De vergoeding van een baby-uitzet bestaat uit:

  • -

    een bedje (incl. toebehoren),

  • -

    de commode en

  • -

    een kast.

Als voorwaarde geldt, dat de belanghebbende geen ruimte moet hebben gehad om te reserveren. Daarnaast kan de aanvraag pas worden ingediend vanaf de 7e maand van de zwangerschap.

 

Daarnaast kan de aanvrager een beroep doen op een babypakket bij de stichting Babyspullen.

 

Hoofdstuk 4Minimaregelingen in Beverwijk

 

Algemeen

Aan de artikelen in dit hoofdstuk is toegevoegd de mogelijkheid de tegemoetkoming te verstrekken in natura door rechtstreekse betaling aan de aanbieder. In die situatie wordt het bedrag altijd besteed aan het doel waarvoor het bestemd is en is controle achteraf van de besteding van de tegemoetkoming niet nodig.

 

Artikel 18 Regeling sociale activiteiten

 

Kosten

Bedrag in €

Toelichting

Sociale activiteiten

Maximaal € 50,00 per volwassen aanvrager.

Hierbij moet gedacht worden aan kosten voor een duinkaart, bibliotheekkaart, museum bezoek, internetkosten.

Kosten van sport en culturele activiteiten komen niet in aanmerking. Deze kosten worden vergoed door het Volwassenenfonds sport en cultuur.

Per lopend kalenderjaar Aanvragen ingediend voor kosten die betrekking hebben op een reeds beëindigd kalenderjaar komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Artikel 19 Volwassenenfonds Sport en Cultuur

Deze regeling komt (deels) in de plaats van de minimaregeling sociaal culturele activiteiten.

 

Het Volwassenenfonds Sport & Cultuur zorgt ervoor dat volwassenen die leven rond het bestaansminimum lid kunnen worden van een sportvereniging of culturele instelling. Op die manier maken we sport of een andere creatieve activiteit zoals schilderen, theater, muziekles of beeldende kunst voor iedereen toegankelijk.

Voor gebruik van het Volwassenenfonds Sport en Cultuur zijn spelregels opgesteld.

Stap 1

Een volwassene kan zelf geen aanvraag indienen en moet op zoek naar een intermediair van het Volwassenenfonds. Een intermediair is een professional, die in zijn dagelijkse werkzaamheden in contact komt met volwassenen met een laag inkomen.

Stap 2

In een afspraak met de intermediair, wordt besproken of de volwassene in aanmerking komt voor ondersteuning vanuit het fonds en zo ja: welke activiteit diegene graag wil gaan doen.

Stap 3

De intermediair doet vervolgens een aanvraag bij het Volwassenenfonds. Na maximaal drie weken hoort de intermediair of de aanvraag is goedgekeurd.

Stap 4

Is de aanvraag goedgekeurd? De volwassene kan zich dan definitief gaan aanmelden bij de plaatselijke sportvereniging of cultuurinstelling. Het Volwassenenfonds betaalt de contributie en/of materiaalkosten direct aan de aanbieder.

  • Het Volwassenenfonds vergoedt tot een maximaal bedrag van €225,- per 12 maanden voor sport of €350,- per 12 maanden voor cultuur.

  • Mocht er na het betalen van de contributie, geld over zijn dan is het mogelijk om voor het resterende bedrag de benodigde attributen aan te vragen (tot een maximaal bedrag van €120,-). Het overblijvende bedrag kan niet worden uitbetaald.

  • Het Volwassenfonds Sport & Cultuur vergoedt de contributie rechtstreeks aan de sport- of cultuuraanbieder.

  • Een aanvraag is één jaar (12 maanden) geldig.

Voor een aantal activiteiten zoals fitness, paardrijden en vechtsporten is het bedrag niet bij alle aanbieders voldoende om een jaar deel te nemen. De volwassene kan dan kiezen voor:

  • -

    een (kleine) eigen bijdrage

  • -

    een deelname voor kortere duur

  • -

    een andere sportaanbieder met een lagere contributie

De sportaanbieder kan op zijn beurt ook kiezen voor een lagere contributie voor volwassenen in het geval er wordt samengewerkt met het Volwassenenfonds.

De volledige spelregels staan op de volgende site: https://www.volwassenenfonds.nl/deelnemers/

 

Artikel 20 Onkosten tegemoetkoming deelname preventie gezondheid training/cursus

Door deelname aan een van onderstaande cursussen/trainingen komt de aanvragen in aanmerking voor een onkostenvergoeding van € 50. Voor welke cursus/training in aanmerking komt voor een onkostenvergoeding wordt verwezen naar de lijst met preventiecursussen zoals gehanteerd door zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid.

De tegemoetkoming is aanvullend op de vergoeding die de zorgverzekeraar geeft voor deze cursussen/trainingen. De vergoeding is vooral voor de bijkomende kosten bedoeld zoals lesmateriaal.

 

Vergoeding door Zorg en Zekerheid is mogelijk voor de volgende cursussen:

  • -

    Afvallen bij overgewicht;

  • -

    Stoppen met roken;

  • -

    Leren omgaan met…;

  • -

    Alcoholtraining;

  • -

    Zelfmanagement bij lymfe-oedeem;

  • -

    Zelfmanagement bij…;

  • -

    EHBO cursus of AED training;

  • -

    EHBO bij kinderen;

  • -

    Meer Bewegen voor Ouderen (MBvO);

  • -

    Medische verantwoorde trainingsprogramma’s.

Kijk voor een volledige lijst met adressen van instellingen, die cursussen geven die voor vergoeding in aanmerking komen en/of die een overeenkomst hebben, op https://service.zorgenzekerheid.nl/vergoedingenzoeker/preventieve-cursussen

 

Artikel 21 Vergoeding kosten dierenarts

Met dierenartsen worden afspraken gemaakt over declaratie van kosten gebruik dierenarts door minima. Castratie of sterilisatie van een kat is in principe niet medisch noodzakelijk.

 

Artikel 22 Computerregeling

 

Kosten

Bedrag in €

Toelichting

Computer

Maximum bedrag € 430,-.

Maximaal 1 keer per vijf jaar aan te vragen.

Maximaal 2 per gezin bij twee of meer schoolgaande kinderen in de leeftijd van zes tot achttien jaar.

Maximaal één vergoeding bij overige huishoudens. Hierbij geldt tevens dat men langdurig (3 jaar) op een laag inkomen moet zijn aangewezen en dat aangetoond moet worden dat het geld wordt besteed aan een computer.

 

Artikel 23 Indirecte schoolkosten

 

Kosten

Bedrag in €

Toelichting

Indirecte schoolkosten

300,00 per kind tot 18 jaar op voortgezet onderwijs en het mbo

150,00 per kind op de basisschool

Per lopend schooljaar. Kosten moeten aangetoond kunnen worden. Vergoeding in elk geval bedoeld voor ouderbijdrage, schoolactiviteiten en bijkomende kosten.

Aanvragen ingediend voor kosten die betrekking hebben op een reeds beëindigd schooljaar komen niet voor vergoeding in aanmerking.

De vergoeding kan uitbetaald worden aan de school, indien met de school hier afspraken over zijn gemaakt.

 

Artikel 24 Jeugdfonds Sport en Cultuur

 

Stap 1

Een volwassene kan zelf geen aanvraag indienen en moet op zoek naar een intermediair van het Jeugdfonds Sport en Cultuur. Een intermediair is een professional, die in zijn dagelijkse werkzaamheden in contact komt met volwassenen met een laag inkomen.

Stap 2

In een afspraak met de intermediair, wordt besproken of de volwassene in aanmerking komt voor ondersteuning vanuit het fonds en zo ja: welke activiteit diegene graag wil gaan doen.

Stap 3

De intermediair doet vervolgens een aanvraag bij het Jeugdfonds Sport en Cultuur. Na maximaal drie weken hoort de intermediair of de aanvraag is goedgekeurd.

Stap 4

Is de aanvraag goedgekeurd? De volwassene kan zich dan definitief gaan aanmelden bij de plaatselijke sportvereniging of cultuurinstelling. Het Jeugdfonds Sport en Cultuur betaalt de contributie en/of materiaalkosten direct aan de aanbieder.

 

De spelregels staan op de volgende site:

https://jeugdfondssportencultuur.nl/fondsen/noordholland/

 

Artikel 25 Fietsregeling

 

Kosten

Bedrag in €

Toelichting

Fiets

4-18 jaar max € 210,00.

1 keer per 5 jaar

De vergoeding is bedoeld voor een goede tweedehands fiets. Verstrekking om niet.

Als in de markt een

toereikende voorziening

tegen een lager bedrag

beschikbaar is, is dat het

uitgangspunt.

Mogelijk worden er afspraken gemaakt met React voor het leveren van tweedehands fietsen.

 

Artikel 26Uitbetaling

In de beschikking wordt opgenomen dat bij verstrekking aan de klant, de klant 1 jaar bewijsstukken dient te bewaren. Dit kan achteraf door de gemeente worden gecontroleerd. Bij verstrekking direct aan de leverancier (in natura) is dit niet noodzakelijk.

 

Artikel 27 Collectieve zorgverzekering voor minima

 

Kosten

Bedrag in €

Toelichting

Tegemoetkoming in de aanvullende verzekering

€ 34,86 per maand voor het pakket gemeente Standaard van Z&Z dan wel € 46,11 voor het pakket gemeente Top van Z&Z voor mensen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Voor mensen met een inkomen van 120% tot 130% van het sociaal minimum is deze bijdrage respectievelijk € 14,25 en € 20,00.

Deelnemers aan de collectiviteits- regeling ontvangen dit bedrag als tegemoetkoming op hun zorgpremie. Dit geldt ook voor hen die een volledige mondprothese hebben.

De tegemoetkoming wordt automatisch geregeld tussen de gemeente en Z&Z.

Voor wat betreft de bepaling van het inkomen wordt uitgegaan van het sociaal minimum zonder toepassing van de kostendelersnorm. Daarnaast wordt geen rekening gehouden met het vermogen.

Met de verzekering is ook het eigen risico van € 385 afgekocht. De verzekerde hoeft dus geen eigen risico meer te betalen. Dat geldt zowel voor de Standaard als de Top verzekering.

 

Artikel 28Onkostenvergoeding bij baan in loondienst ter voorkoming van een armoedeval

Deze onkostenvergoeding is bedoeld om een mogelijke armoedeval in het eerste jaar voor de klant te voorkomen. De vergoeding kan derhalve ook als een stimuleringsvergoeding gezien worden. De doelgroep is beperkt tot (echt)paren met kinderen, aangezien de overige klanten niet te maken hebben met een armoedeval door het wegvallen van de minimaregelingen.

Er hoeft geen aparte aanvraag ingediend te worden, daar de doelgroep bekend is, zodra de uitkering beëindigd wordt. Mocht men na minimaal 6 maanden opnieuw een beroep doen op een bijstandsuitkering, dan kan men bij uitstroom van wederom minimaal 6 maanden weer een beroep doen op de vergoeding.

 

Toelichting bij artikel 15

 

Inventarislijst Basisinrichting

 

Stoffering (A: € 1.233 / P: € 1288)

Vloerbedekking hele woning

Gordijnen hele woning

Verlichting hele woning ( Bouwfitting)

 

Meubilair Woonkamer (A: € 399 / P: € 539)

Eetkamertafel

Eetkamerstoelen

 

(Meubilair) Slaapkamer (A: € 303 / P: € 517 / K: € 200)

Ledikanten

Matrassen

Dekbedden

Dekbedovertrekken

Hoeslakens

 

Keuken (A: € 1387 / P: € 1437)

Koelkast ( groot/klein)

Wasmachine

Gasfornuis

Borden/bekers/bestek

 

Bron: Nibud

 

Er is uiteraard verschil tussen 1 persoonshuishoudens en meer persoonshuishoudens. Per woning dient dus gekeken te worden naar wat precies nodig is. Ter indicatie van de kosten is de Nibudlijst handig.