Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlem

Gedragscode integriteit raadsleden en commissieleden van de gemeente Haarlem 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGedragscode integriteit raadsleden en commissieleden van de gemeente Haarlem 2024
CiteertitelGedragscode integriteit raadsleden en commissieleden gemeente Haarlem 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Gedragscode voor raad.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-01-2024nieuwe regeling

21-12-2023

gmb-2024-34907

Tekst van de regeling

Intitulé

Gedragscode integriteit raadsleden en commissieleden van de gemeente Haarlem 2024

De raad van Haarlem;

 

Gelet op de artikelen 15, derde lid van de Gemeentewet;

 

Besluit:

 

Voor de raadsleden en commissieleden de navolgende gedragscode integriteit vast te stellen:

 

Gedragscode integriteit raadsleden en commissieleden van de gemeente Haarlem 2024

 

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Wettelijke grondslag

De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast (artikel 15, derde lid, Gemeentewet).

Artikel 1.1 Begripsbepaling

In deze gedragscode wordt verstaan onder:

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • commissieleden: leden van raadscommissies als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • raadscommissies: commissies als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • integer handelen: raadsleden en commissieleden gedragen zich ten opzichte van elke burger, bedrijf of instelling zodanig dat zij vrij blijven staan, zich zonder verplichtingen voelen en op bewuste wijze rekening houden met rechten, belangen en welzijn van alle belanghebbenden.

Artikel 1.2 Toepassing gedragscode

De gedragscode geldt voor de raadsleden en de commissieleden van de gemeente Haarlem en richt zich ook tot de bestuursorganen de raad en de raadscommissies.

Artikel 1.3 Openbaarheid gedragscode

De gedragscode is openbaar en via de website van de gemeente Haarlem en www.overheid.nl beschikbaar.

 

PARAGRAAF 2 INTEGER HANDELEN EN OMGANGSVORMEN

Artikel 2.1 Integer handelen

Raadsleden en commissieleden handelen integer en gedragen zich zoals een goed ambtsdrager betaamt.

Artikel 2.2 Bejegening

Raadsleden en commissieleden bejegenen elkaar en anderen, waaronder leden van het college, ambtenaren, burgers en vertegenwoordigers van bedrijven en instellingen, waardig, correct en respectvol, zowel in woord, geschrift als in de media en op sociale media. Raadsleden en commissieleden spreken zich in het openbaar niet negatief uit over het functioneren van individuele bij de gemeente Haarlem werkzame ambtenaren.

Artikel 2.3 Uitlatingen over integriteit

Raadsleden en commissieleden onthouden zich in het openbaar, waaronder tijdens vergaderingen van raad en commissie(s), in de media en op sociale media, van uitspraken waarin twijfels worden geuit over elkaars integriteit of over de integriteit van een lid van het college.

Artikel 2.4 Zorgvuldige besluitvorming

Raadsleden en commissieleden zijn eerlijk over hun overwegingen, luisteren naar elkaars argumenten en die van de leden van het college en accepteren deze als bijdragen tot een procedureel zorgvuldige besluitvorming.

Artikel 2.5 Onderling gesprek ingeval van onenigheid

Bij onenigheid in de onderlinge omgang of de gang van zaken tijdens vergaderingen gaan raadsleden en commissieleden, mogelijk onder begeleiding van de voorzitter van de raad of een commissie, onderling het gesprek aan met elkaar.

 

PARAGRAAF 3 VOORKOMEN VAN BELANGENVERSTRENGELING

Wettelijk kader

  • Een raadslid legt de eed of belofte af (artikel 14 Gemeentewet).

  • Een raadslid neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over (1) een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken; (2) de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort (artikel 28 Gemeentewet).

  • Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht).

  • Verboden overeenkomsten/handelingen raadsleden: zij mogen in geschillen, waar de gemeente partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn; zij mogen bepaalde overeenkomst, waar de gemeente bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan; van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend (artikel 15, eerste en tweede lid, Gemeentewet).

  • Onverenigbaarheid van functies: het zijn van raadslid sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikel 13).

  • Raadsleden maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen (artikel 13 Gemeentewet).

Artikel 3.1 Onthouden van beraadslaging en stemming

  • 1.

    Een raadslid en een commissielid maakt zelf de afweging om al dan niet deel te nemen aan de beraadslaging en stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken, dan wel over de vaststelling of goedkeuring van de rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Het raadslid en commissielid kan daarvoor afstemming zoeken met de burgemeester of de griffier.

Artikel 3.2 Opgaaf financiële belangen, vastgoedbezit en grondbezit

  • 1.

    Raadsleden en commissieleden doen opgaaf aan de griffier van hun (toekomstige) financiële belangen, waaronder aandelen, opties en derivaten, in ondernemingen die een relatie met de gemeente hebben of kunnen krijgen, en van een aanmerkelijk belang in een onderneming, eventueel samen met een fiscale partner. Ook een tussentijds ontstaan financieel belang of aanmerkelijk belang wordt opgegeven.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval een omschrijving van het financiële belang of aanmerkelijk belang, de onderneming waarin het financiële belang bestaat en wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3.

    Raadsleden en commissieleden doen tevens opgaaf aan de griffier van vastgoedbezit en/of grondposities met een commercieel karakter in de gemeente, niet zijnde een eigen woning.

  • 4.

    De informatie betreft een omschrijving van het vastgoed en/of de grondpositie, de omvang en de waarde ervan.

  • 5.

    De griffier legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 3.3 Nevenfuncties

  • 1.

    Het raadslid en commissielid neemt bij het aanvaarden en uitoefenen van een nevenfunctie in acht dat:

    • zijn onafhankelijkheid gewaarborgd blijft;

    • elke vorm of schijn van belangenverstrengeling wordt vermeden;

    • geen strijdigheid met enig gemeentelijk belang optreedt;

    • het tijdsbeslag het goed functioneren als raadslid of commissielid niet in de weg staat.

  • 2.

    Het raadslid en commissielid doet zowel bij aantreden als tijdens de uitoefening van zijn functie terstond opgave aan de griffier van nevenfuncties.

  • 3.

    Het raadslid en commissielid vermeldt ten behoeve van de openbaarmaking in ieder geval:

    • de omschrijving van de nevenfunctie,

    • de organisatie voor wie de (neven)functie wordt verricht,

    • of het al dan niet een (neven)functie betreft uit hoofde van het raadslidmaatschap en

    • of de (neven)functie bezoldigd of onbezoldigd is.

  • 4.

    Na opgave van de nevenfunctie(s) draagt de griffier van de raad zorg voor een geactualiseerde overzicht van nevenfuncties van raadsleden en commissieleden op de gemeentelijke website.

 

PARAGRAAF 4 INFORMATIE

Wettelijk kader

Geheimhoudingsplicht

  • Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs kan vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).

  • Geheimhoudingsverplichtingen op grond van de Gemeentewet (artikelen 87, 88 en 89 Gemeentewet).

  • De uitzonderingsgronden van de Wet open overheid vormen de basis voor het opleggen van een geheimhoudingsplicht.

  • Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht).

Artikel 4.1 Omgaan met en waarborgen van vertrouwelijke en geheime informatie

Het raadslid en het commissielid gaat zorgvuldig en correct om met de informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt en zorgt dat de vertrouwelijkheid c.q. de geheimhouding van de informatie en geheime informatie waarover hij beschikt te allen tijde is gewaarborgd.

Artikel 4.2 Verbod gebruik van niet openbare informatie

Het raadslid respectievelijk het commissielid maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie.

 

PARAGRAAF 5 GESCHENKEN, FACILITEITEN, DIENSTEN, EXCURSIES, EVENEMENTEN EN ANDERE UITNODIGINGEN

Wettelijk kader

De eed of belofte die op grond van artikel 15 Gemeentewet door een raadslid wordt afgelegd heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken.

Artikel 5.1 Accepteren en aanbieden geschenken, faciliteiten en diensten

  • 1.

    Een raadslid of een commissielid accepteert en biedt geen geschenken, faciliteiten en diensten aan als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    Een raadslid of een commissielid kan, tenzij het eerste lid van toepassing is, incidentele geschenken die een geschatte waarde van € 50 of minder vertegenwoordigen, behouden.

  • 3.

    Geschenken die een raadslid of een commissielid uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50,- vertegenwoordigen worden, als zij niet worden teruggestuurd, geregistreerd en eigendom van de gemeente.

  • 4.

    De griffier legt een register aan van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50,-. In het register is aangegeven welke bestemming de gemeente hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5.

    Een raadslid of een commissielid ontvangt geen geschenken op het woon-/huisadres.

  • 6.

    Een raadslid of een commissielid gebruikt faciliteiten of diensten van anderen die uit hoofde of vanwege de functie worden aangeboden niet voor privédoeleinden.

Artikel 5.2 Accepteren van uitnodigingen voor etentjes, recepties, werkbezoeken en netwerkbijeenkomsten

  • 1.

    Een raadslid of een commissielid accepteert geen uitnodigingen voor lunches, diners, recepties, werkbezoeken, netwerkbijeenkomsten en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid kan worden beschouwd als functioneel.

  • 2.

    Bij twijfel kan een raadslid of een commissielid de uitnodiging voorleggen aan de griffier en/of ter bespreking aanbieden aan de raad.

Artikel 5.3 Accepteren van excursies, evenementen, binnenlandse reizen en verblijven voor rekening van anderen

  • 1.

    Invitaties voor excursies, evenementen, reizen en verblijven voor rekening van anderen dan de gemeente legt een raadslid of een commissielid vooraf ter bespreking voor aan de raad.

  • 2.

    Een raadslid of commissielid informeert de raad in ieder geval wat het doel van het bezoek is, de bestemming en de duur van de reis en het verblijf, wat de geraamde kosten zijn en de wijze waarop van het bezoek en/of verblijf verslag wordt gedaan.

  • 3.

    Het raadslid of commissielid meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de reis en/of het verblijf voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij voor eigen rekening.

  • 4.

    Het raadslid of commissielid verstrekt aan de griffie informatie over de excursies, evenementen, reizen en verblijven die hij heeft aanvaard en verzoekt de griffie deze openbaar te publiceren binnen één week nadat deze heeft plaatsgevonden, onder vermelding van wie deze kosten voor zijn/hun rekening heeft genomen. De informatie is via de gemeentelijke website beschikbaar.

  • 5.

    De informatie over binnenlandse reizen voor rekening van derden wordt binnen één week na terugkeer in Nederland opgenomen in het register, bedoeld in artikel 6.3, tweede lid.

  • 6.

    Van de reis en/of het afgelegde bezoek wordt door het raadslid of commissielid verslag gedaan aan de raad.

 

PARAGRAAF 6 GEBRUIK VAN VOORZIENINGEN VAN DE GEMEENTE

Wettelijk kader

De wettelijke basis voor de rechtspositie van raads- en commissieleden is de Gemeentewet. Deze is uitgewerkt in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers. De Gemeentewet biedt de mogelijkheid bij verordening zogenaamde secundaire voorzieningen aan raadsleden te verstrekken. Deze voorzieningen zijn vastgelegd in de Verordening geldelijke voorzieningen gemeenteraadsfracties Haarlem 2022.

In de Gemeentewet staat dat raadsleden geen andere vergoedingen mogen ontvangen van de gemeente dan die bij of krachtens wet mogen worden toegekend.

Artikel 6.1 Gebruik van voorzieningen en financiële middelen

De raadsleden en commissieleden verantwoorden zich over hun gebruik van de voorzieningen en financiële middelen volgens de daartoe gestelde regels en procedures.

Artikel 6.2 Buitenlandse dienstreis

  • 1.

    Een raadslid of commissielid meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan de raad. Hij geeft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 2.

    Een raadslid of commissielid meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij voor eigen rekening.

  • 3.

    De raad betrekt alle aspecten in de besluitvorming en informeert het raadslid of het commissielid zo spoedig mogelijk over het genomen besluit.

  • 4.

    Van de buitenlandse dienstreis wordt door het raadslid of het commissielid verslag gedaan aan de raad.

Artikel 6.3 Verantwoording buitenlandse dienstreis

  • 1.

    Een raadslid of commissielid legt verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de gemeente.

  • 2.

    De griffier legt hiervoor een register aan beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 6.4 Dienstreis Europese instelling of zusterstad in het buitenland

Voor de toepassing van de artikelen 6.2 en 6.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling of een dienstreis naar een zusterstad in het buitenland. Europese instellingen zijn instellingen van de Europese Unie, te weten:

  • de Europese Commissie;

  • de Raad van de EU;

  • het Europees Parlement;

  • de Europese Raad;

  • het Hof van Justitie van de Europese Unie;

  • de Europese Rekenkamer;

  • de Europese Centrale Bank.

Artikel 6.5 Geen declaratie van reeds vergoede kosten

Een raadslid of commissielid declareert geen kosten die al op andere wijze worden vergoed.

Artikel 6.6 Gebruik voorzieningen en eigendommen gemeente

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeente ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij dit wettelijk of volgens interne regels is toegestaan.

 

PARAGRAAF 7 UITVOERING GEDRAGSCODE

Artikel 7.1 Eenduidige interpretatie gedragscode

De raad bevordert de eenduidige interpretatie van deze gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorziet de raad daarin.

Artikel 7.2 Nadere afspraken

Op voorstel van de burgemeester maakt de raad met hem afspraken over de navolgende onderwerpen:

  • a.

    de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in zijn algemeenheid en van de gedragscode in het bijzonder;

  • b.

    de periodieke bespreking van het overzicht van nevenfuncties en neveninkomsten;

  • c.

    de aanwijzing van een externe vertrouwenspersoon, contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

  • d.

    de processtappen die worden gevolgd in geval van een vermoeden van een integriteitschending van een politieke ambtsdrager van de gemeente.

PARAGRAAF 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1 Inwerkingtreding gedragscode

Deze gedragscode treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de tot dan toe geldende Gedragscode voor raad.

Artikel 8.2 Citeertitel

Deze gedragscode wordt aangehaald als: Gedragscode integriteit raadsleden en commissieleden gemeente Haarlem 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Haarlem van 21 december 2023.

De griffier,

De voorzitter,

Toelichting bij Gedragscode integriteit raadsleden en commissieleden gemeente Haarlem 2023

ALGEMENE TOELICHTING

 

Een van de belangrijkste voorwaarden om te zorgen dat onze democratie goed functioneert, is dat er sprake is van een integere overheid. Het handelen van raadsleden en commissieleden is hier onderdeel van.

 

Integriteit van de raadsleden en commissieleden verwijst naar de zorgvuldigheid die zij moeten betrachten bij het vervullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent dat zij de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn hierover verantwoording af te leggen. In de democratische rechtsstaat dient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt ook voor raadsleden en commissieleden. Deze plicht is voor hen neergelegd in de eed of gelofte die ze bij de ambtsaanvaarding afleggen.

 

Doel van de gedragscode

De raad stelt zowel voor de eigen leden als voor burgemeester en wethouders een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Gemeentewet. Alhoewel de Gemeentewet een gedragscode voor commissieleden niet voorschrijft, is deze gedragscode ook voor hen van toepassing. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat commissieleden volwaardig deelnemen aan het voorbereidende besluitvormingsproces in de commissie(s). De onderhavige gedragscode is een richtsnoer voor het handelen van individuele raadsleden en commissieleden en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels.

 

De gedragscode bevat zodoende in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van raadsleden en commissieleden evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies.

 

Afspraken over hoe te handelen in geval van een vermoeden van een integriteit, waaronder de schending van de regels uit deze gedragscode, zijn apart vastgelegd in een onderzoeksprotocol.

 

Algemene normstellingen

De raad hecht eraan om als basis voor de regels die in de gedragscode voor raadsleden en commissieleden zijn opgenomen een aantal algemene normstellingen te formuleren.

 

Integer handelen

Onder integer handelen wordt verstaan dat raadsleden en commissieleden zich ten opzichte van elke burger, bedrijf of instelling zodanig gedragen dat zij vrij blijven staan, zich zonder verplichtingen voelen en op bewuste wijze rekening houden met rechten, belangen en welzijn van alle belanghebbenden. Een integer raadslid of commissielid is zorgvuldig, verantwoordelijk, onafhankelijk en professioneel: hij opereert transparant en kan zich verantwoorden door de keuzes die hij in de uitoefening van zijn ambt maakt en handelt altijd met oog voor het publiek belang.

 

Aanspreekbaarheid

Raadsleden en commissieleden zijn door een ieder, afhankelijk van de specifieke kwestie, aanspreekbaar op de naleving van de wettelijke regels en de regels die zijn opgenomen in de gedragscode. Zij kunnen elkaar op de naleving aanspreken. Het niet naleven van de gedragscode kan dus onderdeel worden van politiek debat en kan ook politieke gevolgen hebben. Maar ook anderen, waaronder burgers, kunnen raadsleden en commissieleden aan de naleving van de regels houden.

 

Gepaste omgangsvormen

De gedragscode onderstreept het belang van gepaste onderlinge omgangsvormen, mede met het oog op de kwaliteit van en het vertrouwen in het lokaal bestuur. Hieronder wordt ook begrepen dat zij elkaar en andere politieke ambtsdragers (waaronder collegeleden) erkennen en bevestigen in hun resp. ambt, waarbij een ieder in zijn handelen het publiek belang nastreeft en de rechten van individuen beschermt.

 

Voorkomen van (de schijn van) belangenverstrengeling en corruptie

De gedragscode draagt raadsleden en commissieleden op om niet alleen belangenverstrengeling en corruptie te voorkomen, maar ook de schijn daarvan te vermijden. Zo verplicht de gedragscode raadsleden en commissieleden om bepaalde financiële belangen proactief openbaar te maken. Ook hanteert de gedragscode een ‘nee, tenzij’-principe ten aanzien van het aannemen van geschenken, het accepteren van faciliteiten en diensten en het accepteren van uitnodigingen voor werkbezoeken, netwerkbijeenkomsten, etentjes, recepties en voor bezoeken waarbij reis- en verblijfkosten door anderen worden betaald. Het zijn regels met als doel om elke zweem van niet-integer handelen bij voorbaat tegen te gaan.

 

Transparant en openbaar

Raadsleden en commissieleden zijn open en transparant over de eigen beslissingen en de beweegredenen daarvoor. Deze houding sluit aan bij de principes die op dit punt aan de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet open overheid ten grondslag liggen.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1.1 Begripsbepaling

Integer handelen betreft in de kern een dusdanig gewenst gedrag en optreden dat de ambtsdrager, in dit geval raadsleden en commissieleden, steeds onafhankelijk is en vrij blijft staan in zijn ambtsuitoefening, zodat deze zuiver blijft, kwaliteit heeft en op het vertrouwen van een ieder kan rekenen. Een raadslid of commissielid is moreel competent, betracht zorgvuldigheid, is verantwoordelijk, onafhankelijk en professioneel. Hij houdt zich aan de geldende normen in regels en procedures. Hij is zich bewust van integriteitsrisico’s en maakt daarin evenwichtige en zorgvuldige afwegingen. Zijn handelen is consistent en transparant.

 

Ongewenst gedrag is een overkoepelend begrip voor meerdere vormen van grensoverschrijdend gedrag, zoals agressie en geweld, vloeken, roddelen, beledigen, pesten, discriminatie, aanstootgevend en (seksueel) intimiderend gedrag. Ongewenst gedrag levert een integriteitsschending op en vormt als zodanig onderdeel van gedrag dat deze gedragscode beoogt te voorkomen.

 

Artikel 1.2 en artikel 1.3 Toepassing en openbaarheid gedragscode

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De onderhavige gedragscode voor de raad richt zich daarom zowel tot de individuele raadsleden en commissieleden als tot de raad als bestuursorgaan.

De gedragscode is openbaar en door derden te raadplegen.

Raadsleden en commissieleden ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de gedragscode.

 

Artikel 2.1 Integer handelen

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Raadsleden en commissieleden hebben vanzelfsprekend een voorbeeldfunctie. Een bestuurder gedraagt zich zoals een goed ambtsdrager betaamt en onthoudt zich van gedragingen die de goede uitoefening of het aanzien van het ambt of het openbaar bestuur schaden. Een politiek ambt gewetensvol vervullen gebeurt in de dagelijkse praktijk en strekt zich ook uit tot de privésfeer.

 

Artikel 2.2 Bejegening

Het is van essentieel belang dat raadsleden en commissieleden zich bewust zijn van het cruciale ambt dat zij vervullen binnen onze democratische rechtsstaat en de impact die zij hebben op de geloofwaardigheid van de politiek. Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op correct, fatsoenlijk, en respectvol gedrag. Het is daarom noodzakelijk dat zij elkaar en anderen respectvol en correct bejegenen, zowel in woord, gebaar als in de interactie met de media en op sociale media.

 

Correct, fatsoenlijk, en respectvol gedrag is vrij van ongewenste omgangsvormen en grensoverschrijdend en (seksueel) intimiderend gedrag zoals hinderlijk gedrag, intimidatie, dubbelzinnige opmerkingen, handtastelijkheden, agressie, pesten en discriminatie. Raads- en commissieleden onthouden zich in woord, gebaar en geschrift, inclusief elektronische berichten, van persoonlijke aanvallen op (individuele) ambtenaren en insprekers tijdens raads- en commissievergaderingen en in het openbaar. Het is goed daarbij te bedenken dat ambtenaren zich niet in het openbaar kunnen verdedigen tegen uitingen die het raads- en commissielid doet in een openbare commissie- of raadsvergadering of tegen uitingen gedaan op sociale media. Een respectvolle omgang maakt het beter mogelijk met elkaar tot een werkelijke beraadslaging te komen. Dat is wezenlijk voor een zorgvuldige besluitvorming.

 

Sociale media

Sociale media is een veel gebruikt medium door collegeleden. Het wordt privé- en werkgerelateerd gebruikt. Soms overlapt het elkaar en kunnen grenzen tussen werk en privé vervagen. Het gebruik van sociale media vraagt om alertheid en bewustzijn van raadsleden en commissieleden dat voor de buitenwereld bij uitingen op sociale media geen onderscheid wordt gemaakt tussen het raads-/commissielid en de privépersoon. Tijdens raads-, commissie en collegecommissievergaderingen wordt er gedebatteerd over onderwerpen. Het getuigt niet van respect richting raads- en commissieleden, college, publieke tribune of online volgers om tijdens het debat over hetzelfde onderwerp een inhoudelijke discussie te voeren via sociale media.

 

Artikel 2.3 Uitlatingen over integriteit

Het openlijk uiten van twijfels over iemands integriteit, zonder dat er een gereed vermoeden bestaat en ook zonder dat er een onderzoek is ingesteld naar een kwestie, kan zeer beschadigend zijn voor iemands goede naam en reputatie. In het geval van politieke ambtsdragers, collegeleden, raads- en commissieleden, doet het af aan de ambtsuitoefening van de betreffende persoon en het vertrouwen dat hij/zij geniet. Om die reden is het niet toelaatbaar als raadsleden en commissieleden zich op deze manier uitlaten over personen.

 

Paragraaf 3 Voorkomen van belangenverstrengeling

Raadsleden en commissieleden zetten zich in voor het publiek belang. Als zij een persoonlijk belang boven dit algemeen belang stellen, of als zij hun functie misbruiken om een persoonlijk belang te behartigen, noemen we dat belangenverstrengeling. Met persoonlijk belang wordt gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die collegeleden uit hoofde van hun functie behoren te vervullen.

 

Het kader om ongewenste belangenverstrengeling van bestuurders tegen te gaan, wordt in de eerste plaats gevormd door bepalingen in de Gemeentewet. De in deze gedragscode opgenomen bepalingen inzake integriteit zijn soms een uitleg van of een aanvulling op deze wettelijke bepalingen. Aanvullend hebben raadsleden en commissieleden hun eigen verantwoordelijkheid om ongewenste belangenverstrengeling en zelfs de schijn daarvan te vermijden.

 

Artikel 3.1 Onthouden van beraadslaging en stemming

Uit artikel 28 van de Gemeentewet volgt dat raadsleden en commissieleden zelf moeten beoordelen of er sprake is van een rechtstreeks of middellijk persoonlijk belang waardoor belangenverstrengeling ontstaat die de besluitvorming onterecht kan beïnvloeden. Deze verplichting geldt gedurende het gehele proces van besluitvorming, zoals tijdens de behandeling in de commissie, bij deelname aan een raadsmarkt en een technische sessie. Met het begrip “persoonlijk” wordt gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die het bestuursorgaan uit hoofde van de hem opgedragen taak behoort te behartigen. Een zaak kan een raadslid of commissielid zowel rechtstreeks als middellijk, of ook wel indirect persoonlijk aangaan. Onder middellijk kunnen daarom vallen alle ter zake doende intensieve persoonlijke relaties. Een voorbeeld hiervan is het raadslid dat stemt over de gunning van een bouwopdracht, terwijl hij familiebanden heeft met een van de meedingende aannemers.

Hiermee wordt voorkomen dat een raads- of commissielid door middel van de beraadslaging de uitkomst van de stemming beïnvloedt. Een raads- of commissielid kan hierover afstemming zoeken met de burgemeester of de griffier.

 

Artikel 3.2 Opgaaf financiële belangen, vastgoedbezit en grondbezit

Het is geen wettelijke verplichting om opgaaf te doen van financiële belangen, vastgoedbezit en grondbezit. Het past wel binnen het streven om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen om inzichtelijk te maken of en zo ja raadsleden of commissieleden financiële belangen of aanmerkelijke belangen in ondernemingen hebben, alsmede of zij commercieel vastgoedbezit of grondbezit in hun gemeente hebben.

 

Raadsleden en commissieleden doen opgaaf van hun substantiële financiële belangen – bijvoorbeeld in de vorm van aandelen, opties en derivaten – in ondernemingen waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft.

 

Raadsleden en commissieleden kunnen ook relevante belangen hebben, niet alleen financiële, die aanleiding kunnen zijn tot (schijn van) belangenverstrengeling. Het kan gaan om het bezit van effecten, aandelen, opties, derivaten, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond en om financiële deelnemingen in ondernemingen. Zulke financiële belangen kunnen een rol spelen bij besluiten over bijvoorbeeld bestemmingsplannen, grondverkopen, maatschappelijke, culturele of welzijnsorganisaties of andere organisaties met een ideële doelstelling. In dit artikel wordt ook gedoeld op belangen die niet financieel zijn. Voorbeelden zijn een terugkeergarantie of andere bijzondere regelingen die het raadslid heeft na de beëindiging van het raadslidmaatschap

 

Artikel 3.3 Nevenfuncties

De bepalingen betreffen een uitwerking van de wettelijke verplichting om nevenfuncties openbaar te maken. De informatie wordt neergelegd in een openbaar register. De ambtsdrager is zelf verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie aan de griffie en voor de actualiteit daarvan.

Soms is het een aantoonbaar belang voor de gemeente dat ambtsdragers een nevenfunctie vervullen uit hoofde van het ambt (de zogenoemde “qualitate qua”). Deze qualitate qua-functies moeten worden onderscheiden van overige nevenfuncties. Qualitate qua-functies zijn herkenbaar aan de hand van de volgende criteria waarvan tenminste één vervuld moet zijn:

  • 1.

    De aanbeveling, voordracht, keuze of benoeming geschiedt door de raad of het college;

  • 2.

    Het betreft een functie in een orgaan waarin de gemeente deelneemt of waarvan zij deel uitmaakt;

  • 3.

    Er is een aantoonbaar belang voor de gemeente dat de nevenfunctie wordt vervuld door een gemeentebestuurder;

  • 4.

    Men is benoemd vanuit een andere qualitate qua-functie.

Een qualitate qua-functie is feitelijk een functionele nevenfunctie die een ambtsdrager dientengevolge niet op eigen titel vervult. Daarom worden vergoedingen genoten uit een qualitate qua-functie gestort in de gemeentekas. Onkosten gemaakt uit hoofde van een qualitate qua-functie worden in beginsel door de instantie, waar de functie wordt uitgeoefend, vergoed. Een tussentijdse aanvaarding van een nevenfunctie dient gemeld te worden in de raad.

 

Met inachtneming van de wettelijke grenzen kunnen de raadsleden of commissieleden andere nevenfuncties vervullen die altijd worden gemeld in de raad. Denk aan functies in het maatschappelijk veld. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen.

 

Alle nevenfuncties zijn openbaar en worden op de website beschikbaar gesteld; hierbij wordt tevens vermeld of het onbezoldigde of bezoldigde functies betreft. De griffier ziet toe op de registratie en publicatie van de nevenfuncties. Hoewel aan het ambt gerelateerde en andere nevenfuncties (q.q.-functies) wettelijk niet openbaar gemaakt hoeven te worden, verdient het aanbeveling deze wel op te nemen in het overzicht van nevenfuncties.

 

Paragraaf 4 Informatie

Het handelen van de overheid op grond van wetten, verordeningen en beleid heeft grote invloed op het leven van burgers. Daaruit volgt dat de burger er recht op heeft over het overheidshandelen goed geïnformeerd te worden. De burger heeft er ook recht op de onderliggende redeneringen en afwegingen te kennen en te weten wie welke positie heeft ingenomen. Dit alles bij elkaar opgeteld schept een verplichting voor raadsleden en commissieleden om open en transparant over de eigen beslissingen en de beweegredenen daarvoor en te handelen in overeenstemming met de Gemeentewet en met de Wet open overheid.

 

Geheimhouding

Dit neemt niet weg dat het ook voorkomt dat informatie rond overheidshandelen niet bekend en verspreid mag worden en er geheimhouding is opgelegd op de informatie. In de Gemeentewet hebben drie artikelen betrekking op geheimhouding, en wel de artikelen 87 tot en met 89. Zij houden de volgende regels in:

  • De bevoegdheid van een bestuursorgaan om informatie die bij hem berust geheim te verklaren, komt toe aan de raad, het college, de burgemeester en de (raads)commissies.

  • Een bestuursorgaan kan deze geheime informatie in een aantal gevallen met een ander bestuursorgaan delen, zo is in artikel 88 bepaald. Het orgaan dat op informatie geheimhouding legde, is als enige bevoegd die informatie met andere organen te delen.

  • Geheime informatie die aan een commissie met daarin ook raadsleden is verstrekt, moet altijd ook naar de raad (artikel 88, vijfde lid).

  • Bij het verstrekken van geheime informatie wordt door het orgaan dat de geheimhouding oplegde, vermeld dat op die informatie de verplichting tot geheimhouding rust (artikel 89, eerste lid).

  • Informatie die in een besloten vergadering ter kennis van de aanwezigen komt is geheim, tenzij de raad anders beslist.

  • Degene die informatie ontvangt waarop een verplichting tot geheimhouding rust, moet die geheimhouding in acht nemen en mag deze informatie niet delen met anderen (artikel 89, tweede lid).

  • De verplichting om de geheimhouding in acht te nemen duurt voort totdat het orgaan dat de geheimhouding op de informatie oplegde, de geheimhouding weer opheft (artikel 89, derde lid). Deze regel kent één uitzondering, namelijk voor de gevallen waarin de betreffende informatie met de raad is gedeeld. In dat geval is de raad exclusief bevoegd de geheimhouding op te heffen (artikel 89, vierde lid).

  • Door een (raads)commissie opgelegde geheimhouding kan altijd ook door de raad worden opgeheven (artikel 89, derde lid).

  • In artikel 88, zesde lid, wordt geregeld dat de raad geheime informatie aan anderen kan verstrekken en dat de raad regels kan stellen over het verstrekken van vertrouwelijke informatie door het college aan anderen. Met ‘anderen’ wordt bedoeld degenen aan wie de geheimhoudingsplicht oorspronkelijk niet is opgelegd. De raad kan per geval bepalen wanneer het college geheime stukken met anderen mag delen, maar mag hierover ook in algemene zin regels stellen, als dit voor het dagelijks bestuur van de gemeente noodzakelijk is.

Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht). In de nota “Transparant en openbaar: minimaliseren geheime stukken” en het daarin opgenomen protocol geheimhoudingsplicht zijn heldere en begrijpelijke kaders voor geheimhouding opgenomen.

 

Het komt in de praktijk voor dat aan de raad informatie ‘onder embargo’ wordt verstrekt. Dit houdt in dat de betreffende informatie alvast aan de raad ter beschikking komt in het kader van de uitoefening van het raadslidmaatschap. De informatie behoeft niet per se inhoudelijk vertrouwelijk van aard te zijn. Het is slechts de bedoeling om raadsleden de gelegenheid te geven als eersten kennis te nemen van de informatie, die op een later moment voor een ieder wordt openbaar gemaakt. De grondslag hiervoor vormt artikel 5.1, vierde lid van de Wet open overheid.

 

Artikel 4.1 Omgaan met en bewaren van vertrouwelijke en geheime informatie

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime informatie kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer en telefoon met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van de computer en telefoon zonder deze te vergrendelen. Los van het feit dat schending van de geheimhoudingsplicht een strafbaar feit is, wil de gedragscode bewerkstelligen dat de informatie niet verder gaat dan raads- en commissieleden en dat zij de geheime informatie op een correcte wijze bewaren. Hieronder valt ook dat geheime informatie veilig wordt afgevoerd indien bezit daarvan niet langer gewenst is. Hier gaat hier niet alleen om informatie die geheim is, maar ook om (vertrouwelijke) informatie die bijvoorbeeld op het moment van ontvangen nog niet bekend is bij inwoners.

 

Artikel 4.2 Verbod gebruik van niet openbare informatie

Een raads- of commissielid gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie aan anderen.

Hij houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van de Wet open overheid.

Hij maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

 

Artikel 5.1 Accepteren en aanbieden geschenken, faciliteiten en diensten

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd. Geschenken en het accepteren van faciliteiten en diensten zijn namelijk een sluiproute naar corruptie. Ze kunnen gebruikt worden om de besluitvorming te beïnvloeden. Ze kunnen corrumperen of de aanloop daartoe vormen. Ze wekken in ieder geval de schijn. De regels voor geschenken zijn geformuleerd als een ‘Nee, tenzij’ regel; een raadslid of commissielid neemt dus geen geschenken aan, tenzij er goede redenen zijn om hiervan af te wijken. Alleen om praktische redenen en als het gaat om incidentele met een geschatte waarde van € 50 of minder kunnen geschenken door het raads- of commissielid worden aanvaard, echter nooit op het woon- of huisadres.

 

Duurdere geschenken worden niet aanvaard en teruggestuurd of worden eigendom van de gemeente die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register wordt opgenomen welke geschenken van meer dan € 50 de gemeente heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven.

 

Het accepteren van faciliteiten of diensten van anderen kan een afhankelijkheid creëren, of een dankbaarheid, die de zuiverheid van het besluitvormingsproces kan aantasten. Door het aannemen van faciliteiten en diensten kan een bestuurder gecorrumpeerd raken. Het wekt in ieder geval de schijn van corruptie op. Ook hier geldt een ‘nee, tenzij”.

 

Artikel 5.2 Accepteren van uitnodigingen voor etentjes, recepties, werkbezoeken en netwerkbijeenkomsten

Raads- en commissieleden opereren vaak in diverse (boven) lokale netwerken. Deze netwerken dragen bij aan het geworteld zijn van collegeleden. Tegelijkertijd ontstaat hierdoor het risico dat zij vanuit het gevoel van sympathie en loyaliteit, de belangen van de eigen netwerken vooropstellen ten koste van het publiek belang. De schijn van oneigenlijke beïnvloeding kan snel gewekt zijn. Dit maakt duidelijk dat het nadenken over de eigen integriteit verder gaat dan het beoordelen van individuele handelingen. Het vraagt ook dat zij zich bewust zijn dat zij altijd verbonden zijn met professionele en persoonlijke netwerken. En dat deze netwerken ‘onbewust’ een invloed kunnen hebben op de keuzes en acties van een raads- of commissielid, die mogelijk tot een schending leiden. Dit risico van ‘netwerkcorruptie’ kan de integriteit en de kwaliteit van het lokaal bestuur onder druk zetten.

 

Werkbezoeken, etentjes, recepties en netwerkbijeenkomsten zijn bedoeld om raads- en commissieleden in de gelegenheid te stellen zich inhoudelijk te informeren, noodzakelijke contacten te leggen en te onderhouden binnen en buiten de gemeente. De verplichting actief het ontstaan van de schijn tegen te gaan, betekent dat het gaan naar etentjes, recepties, werkbezoeken en netwerkbijeenkomsten op kosten van anderen waar mogelijk moet worden vermeden. Ook hier geldt een ‘nee, tenzij”.

 

Bij twijfel kan een raadslid of een commissielid de uitnodiging voorleggen aan de griffier en/of ter bespreking aanbieden aan de raad. Concreet betekent dit dat het seniorenconvent kan worden gevraagd zich over de uitnodiging uit te spreken.

 

Artikel 5.3 Accepteren van excursies, evenementen, binnenlandse reizen en verblijven voor rekening van anderen

Hier wordt in de regel met grote argwaan naar gekeken. Het is daarom beter alle schijn te vermijden en hiervoor eigen middelen aan te wenden. Een raads- of commissielid accepteert bezoeken waarbij reis- en verblijfkosten door anderen betaald worden alleen bij hoge uitzondering. Een dergelijke invitatie dient altijd te worden besproken in de raad (seniorenconvent). De invitatie mag alleen geaccepteerd worden als het bezoek aantoonbaar van groot belang is voor de gemeente en de schijn van corruptie minimaal is. Van een dergelijk werkbezoek wordt altijd een verslag gedaan aan de raad. Uitgangspunten zijn hier eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen.

 

Bij het verlengen van de reis voor privédoeleinden worden de meerkosten voor reis en verblijf zelf betaald en zijn eventuele besparingen voor de gemeente. Het verlengen van de reis voor privédoeleinden aan het begin van de reis is niet toegestaan als het raads- of commissielid eerder dan noodzakelijk vertrekt om te herstellen van de reis of om te acclimatiseren aan de lokale omstandigheden.

 

Bij twijfel over het al dan niet accepteren van een uitnodiging kan een raadslid of commissielid te rade gaan bij de griffier en hem om advies vragen. Het advies van de griffier wordt op waarde geschat, maar uiteindelijk blijft de eigen persoonlijke afweging doorslaggevend is. Indien een uitnodiging raakt aan raadsbesluitvorming en daar mogelijk een bedreiging voor vormt, in de zin dat er als gevolg van het accepteren van een uitnodiging (een schijn van) belangenverstrengeling of anderszins ontstaat, doet het raadslid of commissielid er goed aan de uitnodiging voor te leggen aan de raad, zodat deze er weet van heeft en waar gewenst een uitspraak over kan doen.

 

Met excursie wordt hier bedoeld een uitstapje van een raadslid of commissielid met een groep mensen, met een educatief of informatief doeleind. Met werkbezoek wordt bedoeld een bezoek van een raadslid of commissielid om kennis op te doen, overleg te plegen enz. N.b. de kosten dienen te worden betaald uit de maandelijkse onkostenvergoeding.

 

Binnenlandse verblijven worden in principe vergoed op basis van declaratie van voor reis- en verblijfkosten, functionele consumpties, lunches en diners.

 

Artikel 6.1 Gebruik van voorzieningen en financiële middelen

De wettelijke grondslag voor de rechtspositie van raads- en commissieleden is de Gemeentewet (artikel 95 e.v.). In artikel 99 van de Gemeentewet is bepaald dat raadsleden geen andere vergoedingen mogen ontvangen ten laste van de gemeente dan die bij of krachtens wet mogen worden toegekend.

De rechtspositie is uitgewerkt in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

De Gemeentewet biedt de mogelijkheid bij verordening zogenoemde secundaire voorzieningen aan raadsleden en commissieleden te verstrekken. Deze voorzieningen zijn vastgelegd in de Verordening geldelijke voorzieningen gemeenteraadsfracties Haarlem 2022.

 

Aan raadsleden en commissieleden worden (rechtspositionele) voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen (in bruikleen) geboden die hun goed functioneren mogelijk maken. Zo kunnen raadsleden en commissieleden gebruik maken van voorzieningen als een fractiekamer, laptop en een mobiele telefoon. Het raads- of commissielid zal zich nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem/haar gelden. Voorzieningen worden niet ingezet voor privé doeleinden, voor werk elders, of voor de partij tenzij dit wettelijk of in regels en procedures is vastgelegd.

 

Artikel 6.2 en artikel 6.3 Buitenlandse dienstreis en verantwoording

Uitgangspunten zijn hier eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen. De beoordeling van de noodzaak van de buitenlandse dienstreis ligt bij de raad. Buitenlandse reizen, werkbezoeken en verblijven worden altijd vooraf gemeld en besproken in de raad. Bij de besluitvorming dient het gemeentebelang een doorslaggevende factor te zijn. Voorwaarde om op een uitnodiging in te gaan is de controleerbaarheid en verifieerbaarheid.

 

Buitenlandse reizen, werkbezoeken en verblijven worden in principe vergoed op basis van declaratie van voor reis- en verblijfkosten, functionele consumpties, lunches en diners. In bijzondere gevallen kan de raad besluiten dat de kosten voor reis, werkbezoek en verblijf ten laste komen van projectgelden. In dat geval wordt door het betreffende project aan de griffier opgaaf gedaan van de kosten van reis en verblijf voor het betrokken raads- of commissielid.

 

Over representatieve uitgaven (van enige omvang) door raadsleden en commissieleden in het buitenland worden vooraf per reis afspraken gemaakt.

Door de gemeente worden in principe alleen reis- en verblijfkosten betaald voor het lid. Indien het lid door een partner wordt vergezeld, komt dit voor eigen rekening.

Indien gereisd wordt per vliegtuig, wordt er touristclass (economische klasse) gereisd. Upgrading naar bijvoorbeeld businessclass komt voor eigen rekening.

 

Bij twijfel over het al dan niet accepteren van een uitnodiging voor een buitenlandse reis kan een raadslid of commissielid te rade gaan bij de griffier en hem om advies vragen. Het advies van de griffier wordt op waarde geschat, maar uiteindelijk blijft de eigen persoonlijke afweging doorslaggevend is. Indien een uitnodiging raakt aan raadsbesluitvorming en daar mogelijk een bedreiging voor vormt, in de zin dat er als gevolg van het accepteren van een uitnodiging (een schijn van) belangenverstrengeling of anderszins ontstaat, doet het raadslid of commissielid er goed aan de uitnodiging voor te leggen aan de raad, zodat deze er weet van heeft en waar gewenst een uitspraak over kan doen.

 

Artikel 6.4 Dienstreis Europese instelling of zusterstad in het buitenland

Ingevolge artikel 6.4 gelden de bepalingen van de artikelen 6.2 en 6.3 niet voor de meer reguliere (buitenlandse) dienstreizen naar een Europese instelling of een dienstreis naar een zusterstad in het buitenland. Bij dit laatste moet worden gedacht aan een bezoek aan een gemeente in het buitenland waarmee de gemeente Haarlem een stedenband onderhoudt.

 

Artikel 6.5 Geen declaratie van reeds vergoede kosten

Het raads- of commissielid declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

 

Artikel 6.6 Gebruik voorzieningen en eigendommen gemeente

Stelregel is dat privé gebruik van gemeentelijke voorzieningen niet is toegestaan. Een uitzondering wordt gemaakt voor de aan raads- en commissieleden verstrekte mobiele devices. Privégebruik is hiervoor toegestaan voor zover dit niet indruist tegen de gestelde regels, zoals opgenomen in het document “Gebruik en ondersteuning mobile devices.

 

Artikel 7.1 Eenduidige interpretatie gedragscode

De raad is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode en voor een eenduidige interpretatie daarvan. En voor wijziging/aanvulling daarvan bij leemtes of onduidelijkheden.

 

Artikel 7.2 Nadere afspraken

De burgemeester heeft de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit te bevorderen (artikel 170, tweede lid Gemeentewet). Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

 

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia besproken blijven en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking, bijvoorbeeld een keer per jaar, van het thema integriteit, zowel met het seniorenconvent als binnen het college.

 

De onderwerpen, genoemd in artikel 7.2, zijn niet uitputtend.

 

Bijlage 1 Specifiek verboden overeenkomsten en handelingen

Raadsleden (Gemeentewet, artikel 15)

  • 1.

    Een lid van de raad mag niet:

    • a.

      als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

      • 1e.

        overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

      • 2e.

        overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      • 1e.

        het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

      • 2e.

        het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

      • 3e.

        het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

      • 4e.

        het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

      • 5e.

        het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

      • 6e.

        het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      • 7e.

        het onderhands huren of pachten van de gemeente.

  • 2.

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen

 

Bijlage 2 Specifiek uitgesloten combinaties van functies

Raadsleden (Gemeentewet, artikel 13)

  • 1.

    Een lid van de raad is niet tevens:

    • a.

      minister;

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    • g.

      commissaris van de Koning;

    • h.

      gedeputeerde;

    • i.

      secretaris van de provincie;

    • j.

      griffier van de provincie;

    • k.

      burgemeester;

    • l.

      wethouder;

    • m.

      lid van de rekenkamer;

    • n.

      ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

    • o.

      lid van een deelraad;

    • p.

      lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

    • q.

      ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

    • a.

      aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

    • b.

      aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een lid van de raad tevens zijn:

    • a.

      ambtenaar van de burgerlijke stand;

    • b.

      vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

    • c.

      ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.