Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond 2010 |
Citeertitel | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg |
Geen.
Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning Helmond 2007.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-07-2010 | 01-01-2013 | Wijziging | 06-07-2010 Gemeenteblad, 2010, 68 | Raadsbesluit, 2010, 1055571 | |
05-02-2010 | 10-07-2010 | nieuwe regeling | 12-01-2010 Gemeenteblad, 2010, 6 | Raadsbesluit, 2010, 0956295 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Voorziening: hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, een woonvoorziening, een rolstoelvoorziening of een vervoersvoorziening. Bij het bepalen van het recht op een voorziening wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en de behoefte van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet, alsmede met de capaciteit van deze persoon om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien en die op basis van een individuele aanvraag toegekend wordt door de gemeente;
Norminkomen: de normen, zoals genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, waarbij deze normen voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is, en die niet in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de toeslag, genoemd in artikel 25 lid 2 van de Wet werk en bijstand, en de normen van een alleenstaande of gehuwde, die in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de bedragen, genoemd in artikel 23 tweede lid van de Wet werk en bijstand;
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;
Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of zal staan ingeschreven, of het feitelijk woonadres als deze persoon iemand met een briefadres is;
Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet vanaf de toegang tot de woning te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en waarvan deze persoon gebruik moet kunnen maken;
Woningaanpassing: ingreep die gericht is op het opheffen of verminderen van aantoonbare beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte en waarvan de kosten een bedrag als genoemd in artikel 15 van de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond niet te boven gaan;
Persoonlijke ondersteuning: waar nodig bieden van individuele ondersteuning bij het organiseren én voeren van het huishouden, het opstellen van een dag- en weekplanning en indien collectieve arrangementen geen uitkomst bieden, van hulp bij bijvoorbeeld administratie en begeleiding naar instanties en sociale activiteiten;
MAATwerk: het doel van het MAATwerk is om cliënten te ondersteunen bij het vinden en organiseren van de informele hulp en ondersteuning die er in potentie rondom een cliënt bestaat. Dit alles passend bij de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid met betrekking tot preventie, eigen verantwoordelijkheid, de inzet van maatschappelijke steunsystemen (mantelzorg en sociale netwerken,
vrijwilligersorganisaties, collectief aangeboden ondersteuning door organisaties in het maatschappelijk middenveld) en die van aanpalende voorzieningen (uit bijvoorbeeld AWBZ, Zvw en Jeugdzorg).
Hoofdstuk 2 De aanvraagprocedure
Artikel 2.3 Inlichtingen, onderzoek en advies
Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies:
indien het een aanvraag betreft van een persoon die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond te boven zal gaan;
Een aanvrager dan wel de persoon aan wie reeds een voorziening is verstrekt is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de toegangsbepaling of de voortzetting van het recht op een voorziening.
Artikel 2.4 Relatie met voorliggende voorzieningen
Een individuele voorziening is van toepassing als uit de hulpvraag blijkt dat algemene voorzieningen geen adequate oplossingen bieden op het terrein van het zelfstandig voeren van een huishouden, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.
Een individuele voorziening is van toepassing als uit de hulpvraag blijkt dat de voorzieningen uit privaatrechtelijke dan wel wettelijke regelingen geen adequate oplossing bieden op het terrein van het zelfstandig voeren van een huishouden, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.
Artikel 2.5 Voorwaarden toekennen van individuele voorzieningen
Een voorziening kan worden toegekend indien:
deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, het normale gebruik van de woning, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen; uitzondering hierop is persoonlijke ondersteuning welke in sommige gevallen voor een korte duur kan worden geïndiceerd.
Een voorziening wordt niet toegekend:
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, of voorafgaande versie van deze verordening dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
indien een voorziening niet noodzakelijk is vanwege redelijkerwijs van de aanvrager zelf of van anderen in diens omgeving, zoals bijvoorbeeld huisgenoten, te vergen medewerking aan oplossing voor het zich voordoende probleem of doordat middels de afspraken van het Individueel Ondersteuningsplan (IOP) in het gevraagde wordt voorzien;
Bij het compenseren van beperkingen die een aanvrager ondervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met de keuzes die deze persoon maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat deze persoon geschikte keuzes maakt rekening houdend met de beperkingen die horen bij de individuele omstandigheden van de aanvrager.
Hoofdstuk 3 Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond neergelegde criteria.
Artikel 3.2 Voorziening in natura
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst gemeente Helmond van toepassing.
Artikel 3.3 Financiële tegemoetkoming
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond in de beschikking opgenomen.
Artikel 3.5 Eigen bijdragen en eigen aandeel
Indien een individuele voorziening wordt verstrekt, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt de hoogte van een eigen bijdrage afgestemd op de hoogte van het inkomen.
De hoogte van de eigen bijdrage wordt gelijk gesteld aan de parameters vermeld in artikel 4.1, eerste lid, onder a, b, c en d van het Besluit maatschappelijke ondersteuning met inachtneming van het bepaalde in het vierde lid van dat artikel.
Bij de verstrekking van een voorziening, als genoemd in het eerste lid onder B. en C., die bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende maximaal negenendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht. Deze periode van negenendertig perioden van vier weken wordt begrensd door de kostprijs van de voorziening.
Hoofdstuk 4 Individuele voorzieningen voor persoonlijke ondersteuning
Artikel 4.1 Vormen van hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 4.2 Primaat van de algemene hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen, indien het voor deze persoon onmogelijk is om zelf een of meer huishoudelijke taken uit te voeren en de algemene hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen dit snel en adequaat kan oplossen, aangezien deze persoon:
Artikel 4.3 Gebruikelijke zorg
In afwijking van het gestelde in artikel 4.2 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen indien deze persoon deel uitmaakt van een leefeenheid waarin een of meer huisgenoten wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.
Artikel 4.4 Omvang van de hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen
De omvang van de toe te kennen hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week.
Artikel 4.5 Omvang van het persoonsgebonden budget
Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget in de vorm van een geldbedrag dan wel een tegoedbon wordt verstrekt, wordt jaarlijks door het college vastgesteld en opgenomen in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond.
Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen voor woonvoorzieningen
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:
het treffen van voorzieningen in woongebouwen, die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan geacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.
Artikel 5.2 Vormen van woonvoorzieningen
Ter compensatie van beperkingen bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen kan het college, de volgende woonvoorzieningen verstrekken:
Artikel 5.3 Primaat algemene woonvoorzieningen en aanspraak op individuele woonvoorzieningen
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.2 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.2, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de voorziening als bedoeld in het eerste lid:
Artikel 5.4 Soorten individuele woonvoorzieningen
De in artikel 5.2 onder b. c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 5.5 Primaat van de verhuizing en de uitraasruimte
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 5.4 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, het normale gebruik van de woning belemmeren.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 5.4 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst compenserende voorziening is.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 5.4, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Artikel 5.6 Primaat van de losse woonunit
Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
Artikel 5.7 Aanvang werkzaamheden en inzicht in woning
Het college kan afzien van verlening van een naturavoorziening of een persoonsgebonden budget wanneer:
Artikel 5.8 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming
Terstond na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 5.4 onder b. indien deze is verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 5.2 aanhef en sub c, doch uiterlijk binnen twaalf maanden na het afgeven van de beschikking waarin het persoonsgebonden budget, wordt verleend, verklaart de woningeigenaar aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
Artikel 5.10 Aanvullende begrenzing recht op woonvoorzieningen
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
de woonvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten aangevraagd wordt op een moment dat, op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie, te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en daarmee geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;
Artikel 5.11 Duidelijkheid over financiering van niet-gesubsidieerde deel van de kosten
Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 5.4 onder b. en c. indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.
Artikel 5.12 Uitbreiding van ruimten
Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 5.4 onder b., betreft het uitbreiden van een bestaande woning, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen voor de extra ruimte tot het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond.
Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien:
Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien:
Artikel 5.15 Technische levensduur woonwagen en woonschip
Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, of het woonschip niet ten minste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, kunnen uitsluitend woonvoorzieningen worden verstrekt als bedoeld in artikel 5.4 onder c. en f.
Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit van een binnenschip, dat:
Artikel 5.17 Instandhoudingskosten
Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de instandhoudingskosten als bedoeld in artikel 5.4 onder f. overeenkomstig de in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond vast te stellen regels.
Artikel 5.18 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.
Artikel 5.20 Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen bestaande uit een aanbouw die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning of bij een wijziging van de tenaamstelling dan wel overdracht van de eigendomsrechten van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning of de wijziging van de tenaamstelling dan wel overdracht van de eigendomsrechten van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens de in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.
Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 6.1 Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening, kan bestaan uit:
Artikel 6.2 Het recht op een algemene voorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, het onmogelijk maken om:
Voorts dient er hierbij sprake te zijn van een zelfstandige vervoersbehoefte.
Artikel 6.3 Het recht op een vervoersvoorziening
Bij de verlening van de voorzieningen genoemd in artikel 6.1 onderdeel b en c kan rekening worden gehouden met:
Artikel 6.4 Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking komen indien:
Artikel 6.5 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen
Indien het netto-inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk netto-inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de inkomensgrens zoals genoemd in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en
onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor het gebruik van een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening als genoemd in artikel 6.1 onder a. van de verordening, voor het gebruik van een taxi of een rolstoeltaxi, voor het gebruik van een eigen auto of vervoer door derden.
Artikel 6.6 Omvang in gebied en in kilometers
In afwijking op het gestelde in het eerste lid wordt rekening gehouden met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Artikel 6.7 Training gesloten buitenwagen en scootermobiel
Wanneer blijkt dat de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet onvoldoende in staat is aan het verkeer deel te nemen met een op grond van deze verordening toegekende gesloten buitenwagen of scootermobiel, als bedoeld in artikel 6.1 onder b, verleent het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van een training wanneer deze kosten niet vergoed worden door de ziektekostenverzekering.
Hoofdstuk 7 Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning
Artikel 7.1 Vormen van rolstoelvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 7.2 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportvoorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7.1 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Indien een algemene rolstoelvoorziening ontbreekt kan een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet voor de in artikel 7.1 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, incidenteel dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7.1 onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 7.1 onder e. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, sportbeoefening zonder sporthulpmiddel onmogelijk maken.
Artikel 7.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
In uitzondering op het gestelde in artikel 7.2, tweede lid, komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Artikel 7.4 Training elektrische rolstoel
Wanneer blijkt dat de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet onvoldoende in staat is aan het verkeer deel te nemen met een op grond van deze verordening toegekende elektrische rolstoel, verleent het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van een training wanneer deze kosten niet vergoed worden door de ziektekostenverzekering.
Hoofdstuk 8 Het motiveren van besluiten
Artikel 8.1 Motivatie van de oplossing
In de beschikking staat vermeld welke oplossing(en), waaronder individuele Wmo-voorzieningen, beschikbaar is dan wel zijn om de hulpvraag van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet te compenseren. Deze oplossing(en) draagt dan wel dragen bij aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.
Artikel 8.2 Samenhangende afstemming
Het college legt in de Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.
Artikel 8.3 Bijzondere bepalingen
Indien een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming of het budget betrekking heeft.
Indien een periodieke financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de belanghebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming of het budget kan worden overgegaan.
Indien de geldingsduur niet in de beschikking is vermeld, wordt uitgegaan van een verstrekking voor onbepaalde duur.
Bij overlijden van de rechthebbende eindigt de periodieke financiële tegemoetkoming per de datum van overlijden.
Hoofdstuk 9 Inlichtingen, intrekking en terugvordering
Artikel 9.1 Wijzigingen in de situatie
De verkrijger van een toegewezen voorziening is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 9.2 Gronden voor weigering
Het college kan de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:
Artikel 9.3 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening
Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
ingeval van wijzigingen in de omstandigheden van de aanvrager, als ten gevolge daarvan de noodzaak als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, sub a. is komen te vervallen, dan wel als ten gevolge daarvan de aanvrager in aanmerking dient te worden gebracht voor een andere voorziening, gelet op het bepaalde in artikel 2.5, eerste lid sub b;
Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling van het geldbedrag dan wel uitreiking van de tegoedbon niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 9.5 Verhaal van schade
Indien een derde aansprakelijk is voor het verloren gaan of beschadiging van de voorziening kan het college besluiten om deze derde door de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet, hiervoor aansprakelijk te stellen om zodoende de kosten te kunnen verhalen.
Artikel 10.1 Overgangsbepaling
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.5 van deze verordening wordt voor een voorziening als genoemd in artikel 5.4. over b en c van deze verordening geen verdere eigen bijdrage meer opgelegd indien daarvoor reeds een eigen bijdrage beoordeeld is geweest in de periode gelegen voor de datum van inwerkingtreding van het gewijzigde artikel 3.5.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en de op deze verordening berustende Nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 12 januari 2010.
De raad voornoemd,
De voorzitter, de griffier,
Drs. A.A.M. Jacobs Mr. J.P.T.M. Jaspers
Bekend gemaakt op:
04 februari 2010
De gemeentesecretaris
mr. A.C.J.M. de Kroon
Op 12 januari 2010 is door de gemeenteraad van Helmond vastgesteld de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond 2010. Deze verordening dient op onderdelen aangepast te worden.
Reden daartoe zijn enkele redactionele verbeteringen in de huidige verordening. Deze worden nu gecorrigeerd door middel van aanpassingen van de verordening zoals genoemd in de onderdelen A tot en met E, H, J tot en met M, en O.
De aanpassingen zoals genoemd in de onderdelen F en I zijn gebaseerd op jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 28-10-2009, nr. 08/1600 WMO, LJN: BK3321). Uit deze uitspraak blijkt dat er niet langer gesproken moet worden van “goedkoopst adequate voorziening” maar van “goedkoopst compenserende voorziening”.
De aanpassingen zoals genoemd in de onderdelen G en P zijn gedaan in verband met enkele uitspraken van rechtbanken over een delegatiebepaling in de Wmo-verordening (rechtbank Arnhem van 8 september 2008 (LJN: BF1505), rechtbank Zutphen van 9 december 2009 (LJN: BK6494) en rechtbank ’s-Hertogenbosch van 4 februari 2010 (LJN: BL5218). Uit deze uitspraken blijkt dat de gemeenteraad bevoegd is om te bepalen dat en in welke gevallen een eigen bijdrage ingevolge de Wmo verschuldigd is en te regelen wat de omvang van de eigen bijdrage is. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd aan het college.
De aanpassing zoals genoemd in onderdeel N is gedaan in verband met de afschaffing van de inkomensgrens voor Wmo-voorzieningen.
Wijzigingen in de Algemene toelichting op de verordening
In onderdeel 5 ‘Keuze voor een naturavoorziening of een persoonsgebonden budget’ van de algemene toelichting op de verordening wordt in de laatste zin van subonderdeel 5.2.1 ‘Onroerende woonvoorzieningen’ het woord ‘huur’ gewijzigd in ‘bruikleen’, in de eerste zin van subonderdeel 5.2.2 ‘Roerende woonvoorzieningen’ wordt het woord ‘huur’ gewijzigd in ‘bruikleen’, in de eerste zin van subonderdeel 5.3.1 ‘Handbewogen / elektrische rolstoel’ wordt het woord ‘huur’ gewijzigd in ‘bruikleen’ en in de eerste zin van subonderdeel 5.4.1 ‘Scootermobiel en rijwielen bijzondere uitvoering’ wordt het woord ‘huur’ gewijzigd in ‘bruikleen’.
In onderdeel 5 ‘Keuze voor een naturavoorziening of een persoonsgebonden budget’ van de algemene toelichting op de verordening wordt in de laatste zin van subonderdeel 5.4.3. ‘Overige vervoersvoorzieningen’ de zinsnede ‘adequaat goedkoopste voorziening’ gewijzigd in ‘compenserend goedkoopste voorziening’.
Wijzigingen in de Artikelsgewijze toelichting
De toelichting op artikel 3.5 ‘Eigen bijdragen’ wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
Artikel 15 van de wet biedt de mogelijkheid bij verstrekking van voorzieningen in natura of een persoonsgebonden budget eigen bijdragen te vragen. In artikel 3.5 stelt de raad vast voor welke voorzieningen een eigen bijdrage verschuldigd is en op welke wijze dit wordt vastgesteld.
De eigen bijdrage is niet verschuldigd voor een rolstoel. Dit volgt uit het zesde lid van artikel 4.1 van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.
De hoogte van de eigen bijdrage wordt in de tweede volzin van het derde lid bepaald door de hoogte van de inkomensgrens, de hoogte van de minimale eigen bijdrage en de hoogte van het van toepassing zijnde percentage (15). Tevens is de leefvorm/leeftijd van belang.
Uit het derde lid blijkt dus dat deze parameters op de voet van artikel 4.1 van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning de hoogte van de eigen bijdrage bepalen en dat daarbij onderscheid wordt gemaakt in de leefvormen zoals die in het betreffende artikel worden vermeld. Het voordeel van de verwijzing in het derde lid van de verordening naar de parameters zoals vermeld in art. 4.1 van het landelijke Besluit is dat voor wijzigingen als gevolg van indexeringen geen separate gemeentelijke besluiten meer nodig zijn maar dat die wijzigingen direct volgen uit artikel 4.1.
De kostprijs van de voorziening vormt een belangrijke beperking van de periode waarover een eigen bijdrage mag worden gevraagd. De eigen bijdrage mag niet hoger zijn dan de kostprijs en de eventuele bijkomende kosten van de voorziening (TK 2003-2004, 29 538, nr. 7 en Staatsblad 2006, 450, p. 17). Behalve de kostprijs van de voorziening is ook de levensduur van de voorziening van belang voor het bepalen van de eigen bijdrage per periode. Dus zodra de belanghebbende de kostprijs van de voorziening gerelateerd aan de levensduur heeft betaald, kan voor de betreffende voorziening niet langer een eigen bijdrage worden gevraagd. Dit geldt ook indien de 39 perioden van 4 weken, zoals genoemd in het zevende lid, nog niet zijn afgelopen.
Het zesde en zevende lid bepalen dat de periode dat er een eigen bijdrage verschuldigd is, begrensd wordt door de kostprijs van de voorziening.
Om voor de diverse voorzieningen de eigen bijdrage vast te kunnen stellen, worden de individuele voorzieningen opgenomen in een overzicht.
Dit overzicht is als bijlage bij deze verordening opgenomen. Voor de diverse voorzieningen zijn hierin de kostprijs en de afschrijftermijnen (afhankelijk van de levensduur) opgenomen. Aan de hand van deze waarden wordt hiermee het bedrag van de eigen bijdrage per periode van vier weken bepaald. De waarden in dit overzicht worden voor zover nodig jaarlijks per 1 januari geactualiseerd op basis van ontwikkelingen in onder meer de kostprijzen.
In het achtste lid is geregeld dat er een drempelbedrag van toepassing is waarbij pas een eigen bijdrage geldt wanneer de kostprijs van de voorziening per kalenderjaar een bepaald bedrag te boven gaat.
De toelichting op artikel 6.5 ‘Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen’ wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
Onder de Wet voorzieningen gehandicapten is in de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep bepaald dat het stellen van een inkomensgrens voor een forfaitaire tegemoetkoming in vervoerskosten bij een inkomen van 1,5 x de bijstandsnorm niet in strijd was met de geldende zorgplicht. Iemand met een dergelijk inkomen wordt geacht de kosten van het lokaal vervoer of bezit en gebruik van een auto zelf te kunnen dragen.
Er is een duidelijke relatie met het begrip “algemeen gebruikelijk”; indirect worden de kosten van vervoer in relatie tot het inkomen algemeen gebruikelijk geacht.
Onder een auto en een met een auto vergelijkbare voorziening worden de volgende voorzieningen verstaan: een al dan niet aangepaste bruikleenauto, gebruik van een (rolstoel)taxi, gebruik eigen auto of vervoer door derden, een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen.
In het tweede lid van dit artikel worden uitzonderingen op de toepassing van het eerste lid aangegeven.
De toelichting op het nieuwe artikel 10.1 ‘Overgangsbepaling’ komt te luiden:
Dit artikel regelt dat voor bestaande woonvoorzieningen als genoemd in artikel 5.4 onder b, ‘een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening’, en onder c, ‘een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening’ van de verordening, in afwijking van het bepaalde in artikel 3.5 van de verordening, geen verdere eigen bijdrage meer wordt opgelegd.
Bij eerdere toekenningen van woonvoorzieningen als woningaanpassingen en trapliften of roerende woonvoorzieningen, is op basis van de verordening het opleggen van een eigen bijdrage beoordeeld geweest. Met de inwerkingtreding van het gewijzigde artikel 3.5 van de verordening wordt voor deze eerder verstrekte voorzieningen geen verdere eigen bijdrage meer opgelegd.