Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Katwijk

Gemeenschappelijke Regeling Vuilafvoerbedrijf “Duin- en Bollenstreek”

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKatwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeenschappelijke Regeling Vuilafvoerbedrijf “Duin- en Bollenstreek”
CiteertitelGemeenschappelijke regeling Vuilafvoerbedrijf "Duin- en Bollenstreek"
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet gemeenschappelijke regelingen
  2. Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-2024nieuwe regeling

07-11-2023

gmb-2024-32135

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Vuilafvoerbedrijf “Duin- en Bollenstreek”

Het college der gemeenten: Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk en Teylingen

 

 

overwegende, dat het noodzakelijk is deze regeling te wijzigen ten einde te voldoen aan hetgeen de Wet

gemeenschappelijke regelingen bepaalt;

 

 

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet en de toestemming die de

gemeenteraden, overeenkomstig artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, aan de colleges van de genoemde gemeenten hebben verleend voor het wijzigen van deze regeling;

 

besluit:

 

de gemeenschappelijke regeling Vuilafvoerbedrijf "Duin- en Bollenstreek" zodanig aan te passen dat zij komt te luiden als volgt:

 

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.  

  • 1.

    Het lichaam draagt de naam: "Vuilafvoerbedrijf Duin- en Bollenstreek", is gevestigd te Voorhout en wordt in deze regeling verder aangeduid als "het bedrijf".

  • 2.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      afvoer: de afvoer van afvalstoffen, hetzij door middel van een overlaadstation, hetzij rechtstreeks hetzij op een andere wijze, ten einde deze geheel of ten dele tot een product te (doen) verwerken, te (doen) storten of te (doen) vernietigen;

    • b.

      dochteronderneming: een dochteronderneming van het bedrijf, waarvan het bedrijf ten minste de helft van de aandelen in het kapitaal houdt en/of de helft van de stemrechten in de algemene vergadering kan uitoefenen;

    • c.

      functionaris: de persoon die is belast met onder de dagelijkse, technische en zakelijke aangelegenheden en ondersteunend is voor het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de administrateur;

    • d.

      tweederde van de colleges van de deelnemende gemeenten: tweederde van het aantal colleges van de aan deze regeling deelnemende gemeenten, welke tevens ten minste tweederde van het totale inwonertal van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigt;

    • e.

      versterkte meerderheid betekent met betrekking tot een besluit van het algemeen bestuur, een meerderheid van alle vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten minus één vertegenwoordiger.

  • 3.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, indien in die artikelen wordt gesproken van gemeente, raad, burgemeester en wethouders of burgemeester, daarvoor onderscheidenlijk gelezen: bedrijf, algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter.

Artikel 2.  

Als gemeenschappelijk belang is aangewezen de zorg voor het op doelmatige en milieuhygiënisch verantwoorde wijze ter verwerking en vernietiging afvoeren van afvalstoffen.

Artikel 2A.  

  • 1.

    Het bedrijf heeft tot taak:

    • a.

      het stichten, beheren en exploiteren van een of meer gemeenschappelijke vuilafvoerinrichtingen, alsmede het optimaliseren van de exploitatie van een of meer gemeenschappelijke vuilafvoerinrichtingen;

    • b.

      het (doen) uitvoeren van werken, welke ten behoeve van de instandhouding, de verbetering en de uitbreiding van de gemeenschappelijke vuilafvoerinrichting(en) nodig zijn;

    • c.

      de regeling van de aanvoer van de afvalstoffen uit de gemeenten naar de vuilafvoerinrichting(en), voor zover uit een oogpunt van efficiënte bedrijfsvoering noodzakelijk

    • d.

      en zulks met inbegrip van de mogelijkheid om na goedkeuring van alle colleges van de deelnemende gemeenten over te gaan tot instelling van een gemeenschappelijke vuilophaaldienst;

    • e.

      voortdurend te trachten door samenwerking met andere gemeenten, met ingevolge de Wet gemeenschappelijke regelingen tot stand gekomen rechtspersonen of met andere derden dan wel door gebruikmaking van andere vuilverwerkingsmethoden, een economischer bedrijfsvoering tot stand te brengen.

  • 2.

    Het bedrijf kan de genoemde taak (doen) verrichten door het oprichten van, het deelnemen in, het aangaan van (dienstverlenings)overeenkomsten met, het inbrengen van (onderdelen van) de onderneming in en het financieren, verlenen van garanties en stellen van zekerheid voor verplichtingen van een dochteronderneming welke het gemeenschappelijk belang behartigt.

Artikel 3.  

  • 1.

    De deelnemende gemeenten verbinden zich om de afvalstromen (i) huishoudelijk restafval en (ii) groente, fruit, tuinafval en etensresten, naar de door het dagelijks bestuur aan te wijzen plaats(en) te vervoeren en aan het bedrijf ter afvoer aan te bieden.

  • 2.

    Een deelnemende gemeente kan naar eigen inzicht en na voorafgaande goedkeuring van het bedrijf (naar gelang van behoefte en mogelijkheden) besluiten om andere dan de onder 1. genoemde afvalstromen naar de door het dagelijks bestuur aan te wijzen plaats(en) te vervoeren en aan het bedrijf ter afvoer aan te bieden.

  • 3.

    De deelnemende gemeenten waarborgen hoofdelijk de nakoming van alle verplichtingen van het bedrijf tegenover derden.

  • 4.

    De deelnemende gemeenten zullen de financiële gevolgen van de onder 3. bedoelde nakoming verrekenen in verhouding tot hun inwonertal per 1 januari van het jaar van aanvang van de lopende zittingsperiode van het algemeen bestuur, afgerond naar beneden op een veelvoud van 100.

Artikel 4.  

Het bedrijf kent de volgende bestuursorganen:

een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 5.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur van het bedrijf wordt gevormd door vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen elk uit hun midden één lid en één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan.

  • 3.

    De leden en plaatsvervangende leden hebben, behoudens tussentijdse beëindiging van hun lidmaatschap, zitting voor de periode gelijk aan de duur van de zittingsperiode van de colleges waartoe zij behoren.

  • 4.

    De aanwijzing van de leden en plaatsvervangende leden geschiedt in de eerste vergadering van elke nieuwe zittingsperiode van de colleges waartoe zij behoren. Alsdan aftredende leden kunnen terstond opnieuw worden aangewezen.

  • 5.

    Het algemeen bestuur wijst telkens bij de aanvang van een nieuwe zittingsperiode dan wel tussentijds binnen acht weken na het openvallen van een van die functies uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan.

  • 6.

    De plaatsvervangende leden treden slechts op bij ontstentenis van de leden ter vervanging van wie zij zijn gekozen; voor hen gelden dezelfde bepalingen als voor de leden.

Artikel 6.  

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur is gehouden aan het college dat dit lid heeft aangewezen, de door een of meerdere leden van dat college gevraagde inlichtingen te verstrekken.

  • 2.

    Het verzoek om inlichtingen wordt ter kennis gebracht aan het door het college aangewezen lid van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden, zo mogelijk binnen twee weken, schriftelijk aan het college verstrekt.

  • 4.

    Indien bij het lid van het algemeen bestuur tegen het verstrekken van de verlangde inlichtingen overwegend bezwaar bestaat, wordt daarvan met redenen omkleed, mededeling gedaan overeenkomstig het bepaalde in het derde lid.

  • 5.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat dit lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid. Het college kan dit lid uitnodigen in zijn vergadering te verschijnen, ten einde verantwoording af te leggen.

  • 6.

    Het college van een deelnemende gemeente kan een door hem of mede door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

Artikel 7.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur is gehouden aan de colleges van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die colleges gevraagde inlichtingen te verstrekken.

  • 2.

    Artikel 6, leden 2, 3 en 4 van de regeling, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen geen zienswijze naar voren brengen voor besluiten van het algemeen bestuur, anders dan (i) ten aanzien van het besluit tot het vaststellen of wijzigen van de begroting van het bedrijf, (ii) ten aanzien van andere besluiten waar de zienswijzeprocedure wettelijk is voorgeschreven of (iii) op verzoek van het algemeen bestuur.

Artikel 8.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter het nodig of wenselijk oordeelt of dit door ten minste twee leden schriftelijk met opgave van redenen wordt verzocht. In het laatste geval wordt de vergadering zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken, na ontvangst van het verzoek gehouden.

  • 2.

    Met inachtneming van hetgeen hieromtrent in het in artikel 9 bedoelde reglement mocht zijn bepaald, stelt de voorzitter dag, plaats en uur der vergadering vast. Hij roept de leden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste twee weken van tevoren schriftelijk tot de vergadering op.

  • 3.

    Tegelijk met de oproepingen stelt de voorzitter de besturen van de deelnemende gemeenten in kennis van dag, plaats en uur van de vergadering en deze zorgen voor de bekendmaking daarvan op de in hun gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 9.  

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Artikel 10.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur draagt de eindverantwoordelijkheid voor het contractmanagement van overeenkomsten ten aanzien van een dochteronderneming en opdrachten aan een dochteronderneming.

  • 2.

    Aan het algemeen bestuur behoren met betrekking tot het bedrijf alle bevoegdheden, die niet in deze gemeenschappelijke regeling aan anderen zijn opgedragen.

  • 3.

    De bevoegdheden van regeling en bestuur, bij de Gemeentewet of enige andere wettelijke regeling toegekend aan respectievelijk de raden, burgemeester en wethouders en de burgemeester van de deelnemende gemeenten met betrekking tot de in deze regeling aangewezen belangen worden toegekend aan respectievelijk het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het bedrijf. De desbetreffende in de Gemeentewet of enige andere wettelijke regeling opgenomen bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing.

HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 11.  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden, te weten de voorzitter en de vice voorzitter van het algemeen bestuur, die tevens de voorzitter en de vice voorzitter van het dagelijks bestuur zijn en een derde lid van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Vorenbedoeld derde lid wordt gelijktijdig en op dezelfde wijze door het algemeen bestuur aangewezen als de voorzitter en de vice voorzitter.

Artikel 12.  

Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of de vice voorzitter hem dit verzoekt.

Artikel 13.  

Tot de taak van het dagelijks bestuur behoort:

  • a.

    het voorbereiden van wat in het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

  • b.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

  • c.

    het beslissen over geschillen over die uitvoering, tenzij de beslissing bij wettelijk voorschrift of krachtens deze regeling aan anderen is opgedragen;

  • d.

    het beheren van de inkomsten en uitgaven van het bedrijf, voor zover dit niet bij deze regeling aan anderen is opgedragen;

  • e.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van al dat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en bezit;

  • f.

    het omschrijven van de in of naar de gemeenschappelijke vuilverwerkinginrichting(en) afvoerbare afvalstoffen;

  • g.

    het houden van toezicht op al hetgeen het bedrijf aangaat.

Artikel 14.  

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur en geven daarover alle door het algemeen bestuur verlangde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. Deze verplichting bestaat eveneens voor de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    Artikel 169 van de Gemeentewet zijn op de leden van het dagelijks bestuur en op de voorzitter en vice-voorzitter van het algemeen bestuur van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Inzake de leden van het dagelijks bestuur is het bepaalde in artikel 6, leden 2, 3, 4 en 6, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

VERGADERINGEN EN BESLUITVORMING

Artikel 15.  

  • 1.

    Op de vergaderingen van de bestuursorganen zijn de bepalingen zoals vermeld in de Gemeentewet van toepassing.

  • 2.

    Ieder lid van het algemeen bestuur heeft één stem. Besluiten worden door het algemeen bestuur genomen met versterkte meerderheid.

  • 3.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur heeft ieder lid één stem.

  • 4.

    Onverminderd het in de wet en het elders in deze regeling bepaalde, zijn aan de goedkeuring van het algemeen bestuur onderworpen besluiten van het dagelijks bestuur omtrent:

    • a.

      Statutenwijziging

    • b.

      Ontbinding

    • c.

      Juridische fusie

    • d.

      Juridische splitsing

    • e.

      Het oprichten van een dochteronderneming

    • f.

      Benoemen / ontstaan directeur

    • g.

      Toetreding / uittreding aandeelhouder op het niveau van een dochteronderneming

    • h.

      Bedrijfsplan

    • i.

      Vaststelling begroting

    • j.

      Vaststelling jaarrekening

    • k.

      Nieuwe initiatieven casu quo werkzaamheden

    • l.

      Strategische samenwerkingen en allianties met andere partijen / joint ventures aangaan of bestaande wijzigen of verbreken

    • m.

      Het deelnemen in of het aanvaarden van het beheer over andere ondernemingen of rechtspersonen

    • n.

      Beëindiging of overdracht van alle dan wel vrijwel alle activiteiten of het bedrijf van het bedrijf

    • o.

      Aangifte van faillissement en de aanvraag van surséance van betaling

    • p.

      (Des)investeringen die van ingrijpende betekenis zijn, waaronder in elk geval vervreemding van het overslagstation, en vervreemding van een aandeel in een dochteronderneming

    • q.

      Het ter leen verstrekken van gelden, alsmede het ter leen opnemen van gelden

    • r.

      Het verstrekken van een zekerheidsrecht op het overslagstation

    • s.

      Het aangaan van overeenkomsten waarbij de vennootschap zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt, inclusief het afgeven van garanties

    • t.

      Bestemming en verdeling resultaat/winst

    • u.

      Wijze van financiering

    • v.

      Keuze overslaglocatie

    • w.

      Sturing op kwaliteitscontroles grondstoffen

    • x.

      Keuzes ten aanzien van de wijze van verwerking restafval (voor zover van toepassing)

    • y.

      Wijziging tariefstelling gemeenten

    • z.

      Invulling planning-en-control cyclus

    • aa.

      Dienstverlening voor derden bb. Omgevingsmanagement cc. Wijze van overslaan dd. Beleids-/technische flexibiliteit van de (operationele) bedrijfsvoering.

  • 5.

    Voor de toepassing van lid 4 hiervoor wordt met een besluit van het dagelijks bestuur tot het verrichten van een handeling gelijkgesteld een besluit van het dagelijks bestuur tot het goedkeuren van een besluit van enig orgaan van een vennootschap waarin het bedrijf deelneemt, indien laatstbedoeld besluit op grond van die bepalingen aan goedkeuring zou zijn onderworpen indien het een besluit van het bestuur zou zijn.

VOORZITTER

Artikel 16.  

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen. Als voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur is hij, behoudens het bepaalde in artikel 13, sub b, met de uitvoering van hun besluiten belast.

  • 2.

    De voorzitter ontvangt en opent alle aan het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur gerichte stukken en brengt die terstond ter tafel in de eerstkomende vergadering van het bestuursorgaan, waar zij behoren.

  • 3.

    De voorzitter tekent met de secretaris alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt het bedrijf in alle rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen. Hij kan laatstgenoemde vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aangewezen persoon.

  • 5.

    Ingeval de voorzitter lid is van het college van de gemeente waarmede het bedrijf een rechtsgeding voert of een rechtshandeling verricht, vertegenwoordigt de vice-voorzitter het bedrijf. Het bepaalde in de laatste zin van het vorig lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    In spoedeisende gevallen is de voorzitter bevoegd voorlopige maatregelen te nemen, die hij in de eerstvolgende vergadering van het bevoegde bestuursorgaan ter bekrachtiging aanbiedt.

FUNCTIONARIS, SECRETARIS EN ADMINISTRATEUR

Artikel 17.  

  • 1.

    De bestuursorganen van het bedrijf kunnen terzijde worden gestaan door een functionaris, een secretaris en een administrateur, steeds onder eindverantwoordelijkheid van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Benoeming, schorsing en ontslag van de onder 1 genoemde personen geschiedt door het algemeen bestuur.

  • 3.

    De secretaris en de administrateur worden bij voorkeur benoemd uit het personeel van een van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Tot functionaris wordt bij voorkeur benoemd een van de directeuren van openbare werken / gemeentewerken van een van de deelnemende gemeenten.

  • 5.

    Bij de benoeming van de functionaris door het algemeen bestuur, wordt de titel van de functionaris vastgesteld door het dagelijks bestuur.

Artikel 18.  

  • 1.

    De functionaris is onder toezicht van het algemeen bestuur belast met de zorg en verantwoording voor de dagelijkse technische en zakelijke aangelegenheden van het bedrijf voor zover in deze regeling niet aan de administrateur en de secretaris opgedragen. Hij ontwerpt in overleg met de administrateur de begroting van het bedrijf en dient deze -mede ondertekend door de administrateur- tijdig in bij het dagelijks bestuur. Voorts is de functionaris ondersteunend voor het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de administrateur.

  • 2.

    De secretaris woont de vergaderingen van de bestuursorganen bij en maakt een verslag van het verhandelde in die vergaderingen op. Hij draagt de zorg voor de correspondentie van de bestuursorganen en is tevens, onder toezicht van het dagelijks bestuur, belast met het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3.

    De administrateur is onder toezicht van het dagelijks bestuur belast met de zorg en verantwoordelijk voor de financiële administratie en boekhouding van het bedrijf. Hij stelt in overleg met de functionaris de rekening van het bedrijf op en dient deze -mede ondertekend door de functionaris- tijdig in bij het dagelijks bestuur.

OVERIG PERSONEEL

Artikel 19.  

Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat het overige niet in artikel 17 genoemde personeel van het bedrijf.

FINANCIËN

Artikel 20.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland regelingen vast over de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer.

  • 2.

    Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het bedrijf zal steeds zoveel mogelijk de algemene financiële en beleidsmatige kaders van de dochteronderneming(en) doortrekken naar (het niveau van) het bedrijf.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 30 april van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 21.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast uiterlijk op 1 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij geldt.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk twaalf weken voordat zij door het algemeen bestuur wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, lid 2 en 3 van de Gemeentewet zijn ter zake van toepassing.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen over de ontwerpbegroting hun zienswijze bij het dagelijks bestuur naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt die zienswijze bij de ontwerpbegroting zoals die aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over voornoemde zienswijze, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 5.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het dagelijks bestuur, zonodig, de vastgestelde begroting aan de raden der deelnemende gemeenten, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6.

    Binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, zendt het dagelijks bestuur de vastgestelde begroting, eventueel vergezeld van ter zake door de deelnemende gemeenten ingebrachte zienswijze, aan Gedeputeerde Staten toe.

  • 7.

    Van de goedkeuring doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 22.  

  • 1.

    Een voorstel van het dagelijks bestuur tot wijziging van de begroting, die een belang of aarde van minder dan € 4.500, -- kent en niet tevens direct noch indirect een verhoging van het in artikel 27 bedoelde aandeel van de deelnemende gemeenten tot gevolg heeft, volgt niet de procedure vermeld in artikel 21, lid 2 van deze regeling. Binnen twee weken na vaststelling van de wijziging door het algemeen bestuur, zendt het dagelijks bestuur de wijziging ter kennisneming aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Bij toepassing van lid 1 van dit artikel zorgt het dagelijks bestuur, namens de deelnemende gemeentebesturen, voor de ter inzage legging die krachtens de Gemeentewet wordt gevorderd.

  • 3.

    Elk ander voorstel tot wijziging van de begroting dient de procedure vermeld in artikel 21 van deze regeling te volgen. Hierin is begrepen het aangaan van een geldlening.

Artikel 23.  

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks, vóór 1 juli, de rekening over het afgelopen jaar vast en het dagelijks bestuur zendt die, voorzien van de daarbij behorende stukken, waaronder een verslag naar de deugdelijkheid, binnen twee weken aan de raden der deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Gelijke toezending dient vóór 15 juli aan Gedeputeerde Staten plaats te vinden.

Artikel 24.  

  • 1.

    Kapitaaluitgaven worden gefinancierd uit leningen, door het bedrijf bij derden onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gesloten of uit kapitaalverstrekking door een of meer deelnemende gemeenten. Onder kapitaaluitgaven vallen ook de verstrekking van eigen vermogen en leningen aan een dochteronderneming.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 28, tweede lid, waarborgen de deelnemende gemeenten, in verhouding tot hun bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar van aanvang van de lopende zittingsperiode van het algemeen bestuur, afgerond naar beneden op een veelvoud van 100 en onder het doen van afstand van de door de wet aan borgen toegekende voorrechten~ ten behoeve van de geldschieters de betaling van rente en aflossing van de door het bedrijf onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, te sluiten geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden.

Artikel 25.  

De gelden benodigd voor de financiering van de exploitatie van het bedrijf kunnen worden verstrekt door een van de deelnemende gemeenten. Het bedrijf gaat hiertoe met die gemeente een rekeningcourantovereenkomst aan.

Artikel 26.  

De door één of meer van de deelnemende gemeenten met instemming van het dagelijks bestuur of in beroep van het algemeen bestuur voor het bedrijf gemaakte werkelijke personeels- en administratiekosten, kosten van het secretariaat en andere kosten, worden door het bedrijf aan die gemeente vergoed.

Artikel 27.  

  • 1.

    Een saldotekort in het bedrijf of een nadelig saldo der exploitatie over enig jaar komt ten laste van de deelnemende gemeenten naar verhouding van hun inwonertal per 1 januari van het jaar van aanvang van de lopende zittingsperiode van het algemeen bestuur, afgerond naar beneden op een veelvoud van 100.

  • 2.

    De gemeenten betalen elk jaar vóór 1 februari en vóór 1 augustus de helft van het in de begroting voor hun gemeente geraamde aandeel in het nadelig saldo van de exploitatie.

  • 3.

    Binnen een maand na de voorlopige vaststelling van de rekening vindt met elk der deelnemende gemeenten een voorlopige afrekening plaats, welke nog door een definitieve afrekening wordt gevolgd, indien de door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland vastgestelde rekening zulks noodzakelijk maakt.

  • 4.

    Enig resultaat binnen het bedrijf wordt uitgekeerd aan de deelnemende gemeenten in verhouding tot hun inwonertal per 1 januari van het jaar van aanvang van de lopende zittingsperiode van het algemeen bestuur, afgerond naar beneden op een veelvoud van 100.

GESCHILLEN

Artikel 28.  

  • 1.

    Geschillen omtrent de toepassing van de regeling worden door gedeputeerde staten beslist, voor zover die niet behoren tot die, vermeld in artikel 112, eerste lid van de Grondwet of tot die, waarvan de beslissing krachtens artikel 112, tweede lid van de Grondwet is opgedragen tenzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die tot de rechterlijke macht behoren.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen bij de beslissing van het geschil het algemeen bestuur opdragen een besluit te nemen met inachtneming van het in hun beslissing bepaalde en binnen een daartoe te stellen termijn. Indien binnen de gestelde termijn het besluit niet is genomen, geschiedt dit door gedeputeerde staten.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kunnen gedeputeerde staten bij de beslissing van het geschil in de plaats van het algemeen bestuur een besluit als bedoeld in het tweede lid nemen.

DIENSTVERLENING AAN ANDEREN

Artikel 29.  

  • 1.

    Niet-deelnemende gemeenten, alsmede instellingen en afzonderlijke personen, kunnen met toestemming van en onder voorwaarden te stellen door het dagelijks bestuur, daarvoor in aanmerking komende afvalstoffen aan het bedrijf ter afvoer aanbieden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur is bevoegd voor de regeling van de tarieven voor de afvoer van de in het eerste lid bedoelde afvalstoffen een verordening vast te stellen als bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet. Indien tot heffing van een belasting wordt overgegaan wordt de uitoefening van de bevoegdheden omschreven in artikel 231 en volgenden van de Gemeentewet bij voorkeur opgedragen aan een door het algemeen bestuur aan te wijzen ambtenaar van een der deelnemende gemeenten.

DUUR EN WIJZIGING VAN DE REGELING

Artikel 30.  

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 31.  

  • 1.

    Wijziging van deze regeling kan zowel door het college van een deelnemende gemeente als door het algemeen bestuur worden voorgesteld.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt een wijzigingsvoorstel aan de colleges van de deelnemende gemeenten en aan de raden van de deelnemende gemeenten, vergezeld van een advies van het algemeen bestuur. (Met het oog daarop wordt een voorstel tot wijziging van de regeling van een college toegezonden aan het algemeen bestuur.)

  • 3.

    Wijzigingen worden aangebracht, wanneer ten minste tweederde van de colleges van de deelnemende gemeenten zich daarvoor heeft verklaard.

TOETREDING EN UITTREDING

Artikel 32.  

  • 1.

    Andere gemeenten kunnen tot deze regeling toetreden nadat het algemeen bestuur hiertoe met versterkte meerderheid heeft besloten.

  • 2.

    Een verzoek tot toetreding wordt ingediend bij het algemeen bestuur, die dit, vergezeld van zijn advies, aan de colleges van de deelnemende gemeenten voorlegt.

Artikel 33.  

  • 1.

    Indien een van de deelnemende gemeenten als deelneemster wil uittreden is daarvoor een besluit van het college van die gemeente nodig, alsmede de toestemming van de raad van die gemeente.

  • 2.

    Een besluit tot uittreding kan voor het eerst genomen worden in het vijfde kalenderjaar na dat van toetreding en vervolgens om de vijf jaar.

  • 3.

    Een besluit tot uittreding treedt in werking met ingang van 1 januari van het tweede daarop volgende kalenderjaar. Het algemeen bestuur kan in bijzondere gevallen een vroeger tijdstip bepalen.

  • 4.

    De uittredende gemeente is verplicht het bedrijf volledig te compenseren voor de gevolgen van haar uittreding, waaronder mede begrepen de gevolgen met betrekking tot de dochteronderneming(en), waarbij wordt gedaan alsof de volumes van de aangeboden afvalstoffen van de uittredende gemeente nog steeds bij die dochteronderneming(en) zitten.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt bij uittreding van een gemeente een regeling op van de financiële en andere gevolgen van de uittreding voor de uittredende gemeente. OPHEFFING VAN DE REGELING

Artikel 34.  

  • 1.

    Opheffing van deze regeling heeft plaats, indien ten minste tweederde van de colleges van de deelnemende gemeenten daartoe besluit.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de regeling geschiedt de liquidatie, voor zover bij het besluit tot opheffing niet anders is bepaald, door het dagelijks bestuur, hetgeen onder meer inhoud verdeling van het liquidatiesaldo, gevolgd door uitkering van een eventueel positief liquidatiesaldo.

  • 3.

    Degene die is belast met de liquidatie gaat, nadat tot opheffing is besloten, over tot de voorbereiding van de liquidatie van het bedrijf en stelt daartoe zo spoedig mogelijk een liquidatieplan vast.

ARCHIEF

Artikel 35.  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de bij deze regeling ingestelde organen.

  • 2.

    Gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland oefenen toezicht uit op de aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor archiefbescheiden.

  • 3.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 5, eerste lid van de Archiefwet 1985 over te dragen archiefbescheiden wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats aan.

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 36.  

  • 1.

    Iedere vijf jaar wordt deze regeling geëvalueerd.

  • 2.

    De evaluatie is een gemeenschappelijke taak van het algemeen bestuur en de colleges.

  • 3.

    De evaluatie ziet in ieder geval op:

    • a.

      de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de regeling;

    • b.

      de samenwerking tussen het algemeen en het dagelijks bestuur;

    • c.

      de samenwerking binnen het algemeen bestuur en die binnen het dagelijks bestuur;

    • d.

      de samenwerking tussen het bestuur van het openbaar lichaam en de colleges;

    • e.

      de wijze waarop het bestuur van het openbaar lichaam verantwoording aflegt aan en inlichtingen verstrekt aan de colleges en de waardering daarvan van de colleges.

  • 4.

    De uitkomsten van de evaluatie worden door het algemeen bestuur neergelegd in een evaluatierapport dat wordt besproken met de colleges.

  • 5.

    Ingezetenen en belanghebbende participeren niet bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid van het bedrijf.

Artikel 37.  

  • 1.

    De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de volgende maand.

  • 2.

    Het bestuur van de gemeente Katwijk draagt zorg voor de in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde toezending.

Artikel 38.  

Het bepaalde in artikel 37 is mede van toepassing op besluiten tot wijzigingen en opheffing van de regeling evenals op besluiten tot toetreding en uittreding.

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Hillegom in de openbare vergaderingen, gehouden op

De griffier,

De voorzitter,

Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Katwijk in de openbare vergadering, gehouden op

De griffier,

De voorzitter,

Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Lisse in de openbare vergadering, gehouden op

De griffier,

De voorzitter,

Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Noordwijk in

de openbare vergadering, gehouden op

De griffier,

De voorzitter,

Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Teylingen in

de openbare vergadering, gehouden op

De griffier,

De voorzitter,