Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westland

Financiële verordening 2023 gemeente Westland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening 2023 gemeente Westland
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Westland 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Westland 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-01-202401-01-2023nieuwe regeling

13-12-2023

gmb-2024-27595

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening 2023 gemeente Westland

De raad van de gemeente Westland;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2023 met bijlage 2 met toelichting op de toegevoegde artikelen.

 

gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet;

 

gehoord het advies van de commissie Bestuur en Economie van 30 november 2023 en gehoord de beraadslagingen van onderhavige vergadering;

 

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

 

FINANCIËLE VERORDENING 2023 GEMEENTE WESTLAND.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • cluster: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 3.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Planning en controlcyclus

Voor de aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin de data voor in ieder geval het aanbieden door het college van de jaarstukken, de begroting met de meerjarenraming en de eventueel nader te benoemen overige sturingsinformatie/rapportages.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s, de algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead de geraamde lasten en baten weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s, de algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

  • 2.

    In de begroting wordt van de nieuwe investeringen een overzicht van de benodigde investeringskredieten weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 5. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks in overeenstemming met de in artikel 3 genoemde planning en controlcyclus aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad behandelt deze nota eveneens in overeenstemming met de in artikel 3 genoemde planning en controlcyclus.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van € 100.000 opgenomen.

  • 3.

    Het college is bevoegd de post onvoorzien als dekkingsmiddel aan te wenden voor uitgaven met een incidenteel karakter die als onvoorzienbaar, onvermijdbaar en onuitstelbaar kunnen worden aangemerkt.

  • 4.

    Het college legt over de uitgaven ten laste van onvoorzien achteraf verantwoording af in beginsel in het eerstvolgende specifieke rapportagemoment volgens de in artikel 3 genoemde planning en controlcyclus.

  • 5.

    In de begroting worden incidentele baten en lasten vanaf € 50.000 afzonderlijk gespecificeerd in het overzicht van baten en lasten.

Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    Met de vaststelling van de begroting autoriseert de raad voor het begrotingsjaar de totale lasten en baten per programma en de kredieten en het bijbehorend meerjarig uitgavenpatroon van de volgende in de programmabegroting opgenomen investeringen:

    • Vervangingsinvesteringen;

    • Investeringen opgenomen in een vastgesteld beheerplan;

    • Investeringen waarvan (een deel van) de kapitaallasten ten laste van bestemmingsreserves komen;

    • Nieuwe investeringen < € 250.000;

    • Alle investeringen in het kader van de ruimtelijke aanpak (GGP/UP) projecten tot het in het Meerjaren Investeringsplan (MIP) hiervoor opgenomen bedrag;

    • Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke van de in dit lid genoemde nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige bovengenoemde nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 2.

    Voor overige investeringen legt het college vóór het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het autoriseren van het investeringskrediet aan de raad voor.

  • 3.

    Indien het college voorziet dat een geautoriseerd lastenbudget dreigt te worden overschreden dan wel de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden, meldt het college dit aan de raad door middel van een separaat voorstel dan wel uiterlijk in het eerstvolgende specifieke rapportagemoment volgens de in artikel 3 genoemde P&C-cyclus, beide met inbegrip van een voorstel voor wijziging van het budget of voor bijstelling van het beleid.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Voor een investering die in de begroting niet is voorzien legt het college een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet met bijbehorende dekking aan de raad voor. Tevens informeert het college de raad in dit voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente conform de in artikel 3 genoemde planning en controlcyclus.

  • 2.

    De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting van de relevante ontwikkelingen en risico’s, de post onvoorzien conform artikel 5 lid 4, de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijstelling van de raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      de overhead en de vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e,

    alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 50.000 voor baten/lasten en € 100.000 voor investeringsbedragen toegelicht.

Artikel 8. Informatieplicht

Het college besluit, voor zover niet voorzien in de geautoriseerde begroting, niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 1.000.000;

  • b.

    de aankoop van gronden en gebouwen groter dan € 25.000;

  • c.

    het verstrekken van waarborgen en directe garanties groter dan € 1.000.000; en

  • d.

    het verstrekken van leningen groter dan € 100.000; en

  • e.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 10. Overheveling programmabudget en resterende bestedingen reserves

Het college legt voorstellen voor budgetoverheveling en voor resterende bestedingen reserves bij de jaarstukken ter vaststelling voor aan de raad. Voorstellen voor budgetoverheveling zijn getoetst aan de volgende criteria:

  • a.

    beleidsinhoudelijke noodzaak;

  • b.

    inbedding in de werkplanning/jaarplan van het nieuwe jaar;

  • c.

    effect op de voortgang/uitvoering van de reguliere werkzaamheden/activiteiten;

  • d.

    het uitgaventotaal van het betreffende programma mag niet worden overschreden, behoudens situaties waarbij aantoonbare exogene factoren het resultaat negatief hebben beïnvloed. Lid 2a tot en met 2c en 2e zijn ook in deze gevallen van toepassing;

  • e.

    de overheveling heeft betrekking op incidentele budgetten;

  • f.

    het minimumbedrag voor de overheveling bedraagt € 50.000 per post. Zo nodig kan gemotiveerd worden afgeweken van deze grens.

Na goedkeuring van de jaarstukken worden de over te hevelen budgetten via een begrotingswijziging toegevoegd aan het nieuwe begrotingsjaar.

Bij de vaststelling van de eerste bijstelling van het nieuwe begrotingsjaar in de vorm van een P&C-document wordt de actualisatie van de bestedingsplannen via een begrotingswijziging geraamd in het nieuwe begrotingsjaar.

Voor zover er voorafgaand aan bovenstaande begrotingsbijstellingen in het begin van het nieuwe begrotingsjaar activiteiten worden uitgevoerd zonder dat formeel de begroting door de raad is gewijzigd worden deze tijdelijke budgetoverschrijdingen geacht te passen binnen het beleid van de raad.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 11. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Materiële en immateriële vaste activa worden volledig afgeschreven volgens de lineaire methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen bij deze verordening.

  • 2.

    Het college kan de raad in voorkomende gevallen onderbouwde voorstellen doen om van lid 1 en de bij deze verordening behorende bijlage afschrijvingstabel af te wijken.

  • 3.

    Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 50.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen, die altijd worden geactiveerd en voorbereidingskosten waarvoor een ondergrens geldt van € 25.000.

  • 4.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 5.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden in maximaal 5 jaar afgeschreven.

  • 6.

    Een saldo voor agio of disagio wordt in maximaal 5 jaar afgeschreven.

  • 7.

    De afschrijving start in het jaar volgend op het jaar van ingebruikname van het actief.

Artikel 12. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende zaakbelasting;

    • b.

      rioolheffing;

    • c.

      afvalstoffenheffing;

    • d.

      forensenbelasting;

    • e.

      toeristenbelasting;

    • f.

      leges;

    • g.

      lijkbezorgingsrechten;

    • h.

      marktgelden; en

    • i.

      bijstandsverstrekking,

    wordt, met uitzondering van vorderingen groter dan € 50.000 die individueel worden beoordeeld, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college beziet tenminste één keer in de duur van een raadsperiode de noodzaak tot herziening van de nota reserves en voorzieningen. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve met een gemotiveerde onderbouwing;

    • d.

      de wijze van toerekening en verwerking van rente over de bestemmingsreserve; en

    • e.

      de maximale looptijd.

  • 3.

    Bij de instelling van een bestemmingsreserve dient het om een bedrag van minimaal € 250.000 te gaan.

  • 4.

    Van het minimale bedrag in lid 3, kan de raad afwijkend besluiten als zij daartoe een goed beargumenteerd collegevoorstel ontvangt.

Artikel 14. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt uitgegaan van een tarief uitgedrukt door een aandeel in de totale toe te rekenen overheadkosten, gedeeld door de totale direct productieve uren.

Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3.

    Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 16. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Het college informeert de raad wanneer de kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, is overschreden en geeft aan hoe weer binnen de kasgeldlimiet te blijven.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 17. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 18. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar.

Artikel 19. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner, gecorrigeerd met de voorraden bouwgrond;

    • c.

      de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • d.

      de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten, gecorrigeerd met de voorraden bouwgrond;

    • e.

      de ontwikkeling van de som van de voorraden bouwgrond, de voorraden onderhanden werk en overige voorraden als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • f.

      de ontwikkeling van de som van de leningen aan derden en de leningen aan verbonden partijen als percentage van de gemeentelijke inkomsten.

  • 2.

    Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit wordt de ontwikkeling van de in het eerste lid genoemde ratio’s toegelicht en waar mogelijk in verband gebracht met landelijk aanvaarde normgetallen.

Artikel 20. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt, indien bijstelling nodig is, een geactualiseerde beleidsnota Grondbeleid aan ter vaststelling door de raad. In deze nota wordt in ieder geval aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

  • 2.

    Het college biedt jaarlijks maar uiterlijk bij de jaarrekening een geactualiseerd Meerjarenperspectief taakveld Gebiedsontwikkeling (MPG) aan. Naast de jaarlijkse rapportage informeert het college de raad door middel van een tussentijdse rapportage.

  • 3.

    In de paragraaf grondbeleid van de jaarstukken wordt op hoofdlijnen ingegaan op (de uitvoering van) het MPG.

  • 4.

    In het MPG wordt tenminste aandacht besteed aan:

    • a.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • b.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • c.

      de risico's die samenhangen met de grondontwikkeling;

    • d.

      de planning en financiële uitkomsten;

    • e.

      financiële prognoses;

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 21. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de clusters;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 22. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de clusters;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de clusters over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de verdeling van de directe loonkosten op basis van urenramingen naar de producten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 23. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheerhandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 24. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 50.000 voor baten en lasten en € 100.000 voor investeringen nader toegelicht.

Artikel 25. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks voor 31 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader voor de interne beheersing.

Artikel 26. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 6.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage .

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 27. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 28. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Westland 2021 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Westland 2015 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als Financiële verordening gemeente Westland 2023.

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 13 december 2023,

de griffier,

P. van Oosten

de voorzitter,

B.R. Arends

BIJLAGE 1 TABEL AFSCHRIJVINGSTERMIJNEN VOOR INVESTERINGEN VANAF 2021

 

Algemeen

Ondergrens voor activeren (minimum investeringsbedrag) € 50.000, met uitzondering van voorbereidingskredieten (minimumbedrag € 25.000) en gronden en terreinen (geen minimum)

 

Immateriële vaste activa

De afschrijvingsduur van immateriële activa is maximaal 5 jaar.

 

Materiële investeringen met een economisch nut

Ten aanzien van de materiële investeringen met een economisch nut gelden de navolgende afschrijvingstermijnen:

  • a.

    25/30/40/50 jaar: gebouwen (semi-permanente opstallen 25 jaar, opstallen zwembaden 30 jaar, opstallen sporthallen en sportzalen 40 jaar, onderwijshuisvesting (vervangende) nieuwbouw 50 jaar en overige gebouwen op basis van de verwachte (restant) levensduur (50 jaar minus ouderdom pand));

  • b.

    5/10/15/25/50 jaar: rioleringen (meetapparatuur 5 jaar, peilbuizen 10 jaar, pompen en overige apparatuur 12 jaar; leidingen rioolstelsel 50 jaar, relining rioolstelsel 25 jaar, voorziening emissiereductie 25 jaar;

  • c.

    25 jaar: renovatie (=levensduurverlengend) gebouwen, interne aanpassing (waaronder onderwijskundige vernieuwing) en uitbreiding van scholen;

  • d.

    20 jaar: sportvelden (natuurlijk materiaal);

  • e.

    15 jaar: technische installaties in gebouwen, inzamelingsmiddelen (containers e.d.);

  • f.

    10 jaar: geluidsinstallaties; inventaris scholen; materieel gladheidsbestrijding; stemmachines;

  • g.

    10 jaar: kantoormeubilair

  • h.

    4 jaar: facilitaire middelen en inrichting

  • i.

    6/8 jaar: vervoermiddelen (veegmachines 6 jaar, overige tractie 8 jaar);

  • j.

    2/3/4/5/6/8 jaar: automatiseringsapparatuur (smartphones 3 jaar, hardware op basis van verwachte technologische levensduur 3 of 5 jaar, software 5 jaar, centrale infrastructuur 4 jaar en overige infrastructuur ICT 8 jaar, telefooncentrale 6 jaar); E-laadpalen (6 jaar)

  • k.

    vervallen;

  • l.

    15/20/40 jaar: dakbedekking (afschrijvingstermijn wordt gerelateerd aan materiaalkeuze);

  • m.

    15 jaar: noodlokalen

  • n.

    12/15/20/25 jaar: sportterreinen (kunstgrasvelden 10-12 jaar*, renovatie sportvelden en beregeningsinstallaties 15 jaar, hekwerken 20 jaar en tennisbanen 25 jaar)

  • o.

    25/50 jaar: inrichting begraafplaats 25 jaar, aanleg begraafplaats 50 jaar

  • p.

    afgestemd op gegarandeerde onderhoudsperiode: software

  • q.

    25 jaar: parkeerterrein (betaald parkeren)

  • r.

    niet: gronden en terreinen; voorbereidingskredieten tijdens de voorbereidingsfase

* Financieel worden de kunstgrasvelden in 10 jaar afgeschreven. Voorafgaand aan dat 10e jaar (dus in jaar 9) wordt bezien of het kunstgrasveld daadwerkelijk moet worden vervangen, of dat de gebruiksduur nog 1 of 2 jaar kan worden verlengd. Hiermee wordt voorkomen dat een automatisch recht op vervanging na 10 jaar ontstaat.

 

Materiële activa in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

Als investeringen met een maatschappelijk nut worden in Westland doorgaans de volgende zaken geactiveerd (voor zover niet opgenomen in een grondexploitatie):

  • eerste aanleg en reconstructies van wegen, openbare (gratis) parkeerterreinen (af te schrijven in 29 jaar);

  • straatmeubilair (af te schrijven in 15 jaar)

  • eerste aanleg en renovatie speelplaatsen (af te schrijven in: kleine toestellen 10 jaar, gecombineerde toestellen 14 jaar en grote toestellen 18 jaar);

  • aanleg damwanden, geluidsschermen, bruggen en tunnels (afhankelijk van materiaalkeuze af te schrijven in 25 respectievelijk 40 jaar);

  • verkeersregelinstallaties (af te schrijven in 10 jaar);

  • waterkeringen, waaronder beschoeiingen en duikers (af te schrijven in 25 jaar);

  • eerste aanleg en reconstructie groenvoorzieningen (af te schrijven in 25 jaar);

  • armaturen en masten openbare verlichting (af te schrijven in 20 respectievelijk 40 jaar).

Materiële vaste activa in eigendom van derden

De afschrijvingstermijn bij een bijdrage aan materiële vaste activa in eigendom van derden wordt gelijk gesteld aan de termijn die bij eigen investeringen in materiële vaste activa gelden.

 

Bijlage 2  

 

Artikel 24 Uitgangspunten rechtmatigheidsverantwoording

Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. Burgemeester en wethouders leggen verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen verantwoording met betrekking tot getrouwheid en rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringcriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.

 

Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording:

  • begrotingscriterium: de financiële handelingen passen binnen het kader van de geautoriseerde begroting;

  • voorwaardencriterium: voorwaarden in wet- en regelgeving worden nageleefd, zoals subsidievoorwaarden;

  • misbruik en oneigenlijk gebruik criterium: er vindt een toetsing op juistheid en volledigheid van gegevens die door derden zijn verstrekt plaats, met het oog op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Eerste lid

In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is in het eerste lid opgenomen dat de raad bij aanvang van iedere raadsperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden over rechtmatigheid (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021).

 

Tweede lid

In het tweede lid stelt de raad de verantwoordingsgrens vast, waarboven burgemeester en wethouders moeten rapporteren aan de raad (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021). Deze grens moet tussen 0 en 3% liggen van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

 

Derde lid

Het derde lid geeft aan boven welk bedrag afzonderlijke afwijkingen nader moeten worden toegelicht (rapportagegrens).

 

Artikel 25 Voorwaardencriterium

 

Eerste lid

In het eerste lid wordt de definitie weergegeven van het voorwaardencriterium, het zogenaamde “normenkader”.

 

Tweede lid

Artikel 11 geeft aan dat jaarlijks het normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording door de gemeenteraad moet worden vastgesteld en voor een bepaalde datum aan de raad moet worden aangeboden.

 

Artikel 26 Begrotingscriterium

 

Eerste lid

Artikel 12 gaat expliciet in op de begrotingsrechtmatigheid. In het eerste lid wordt het begrip begrotingsrechtmatigheid gedefinieerd.

 

Tweede lid

De baten en lasten moeten zich bewegen binnen de door de raad goedgekeurde en vastgestelde budgetplafonds. Indien er een overschrijding plaatsvindt is er in principe sprake van een begrotingsonrechtmatigheid. Dat is geregeld in het tweede lid.

 

Artikel 27 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

 

Eerste lid

Dit artikel voorziet in het zogenaamde “misbruik en oneigenlijk gebruik criterium”. In het eerste lid wordt het criterium gedefinieerd. Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of -uitkeringen te verkrijgen of niet dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving is maar in strijd met het doel en de strekking daarvan is.

 

Tweede lid

Aan Burgemeester en wethouders wordt opgedragen om regels op stellen voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.