Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
SamenTwente

Subsidieregeling Jeugdbescherming Jeugdreclassering 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSamenTwente
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingSubsidieregeling Jeugdbescherming Jeugdreclassering 2024
CiteertitelSubsidieregeling Jeugdbescherming Jeugdreclassering
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening SamenTwente

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-01-2024nieuwe regeling

20-12-2023

bgr-2024-102

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling Jeugdbescherming Jeugdreclassering 2024

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling SamenTwente,

 

gelet op artikel 3 Algemene subsidieverordening Samen Twente,

 

besluit vast te stellen de volgende subsidieregeling Jeugdbescherming Jeugdreclassering:

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze subsidieregeling en de daarop berustende bepalingen hebben de in de Jeugdwet omschreven begrippen dezelfde betekenis als daaraan in die wet wordt gegeven.

  • 2.

    In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Dagelijks Bestuur: Dagelijks Bestuur van SamenTwente;

    • b.

      exitplan: plan waarin de gecertificeerde instelling uiteenzet op welke wijze zij zich in het geval van een volledige of gedeeltelijke beëindiging van gesubsidieerde activiteiten in zal spannen ten behoeve van:

      • 1°.

        het kunnen blijven uitvoeren van deze activiteiten totdat de uitvoering kan worden overgedragen aan een gecertificeerde instelling die ná haar in opdracht van het dagelijks bestuur deze activiteiten zal uitvoeren;

      • 2°.

        het faciliteren van de overdracht van alle met betrekking tot de uitvoering van deze activiteiten te verrichten werkzaamheden, inclusief het leveren van alle voor de bevordering van de zorgcontinuïteit benodigde administratieve ondersteuning;

      • 3°.

        de overname van het betrokken personeel door een gecertificeerde instelling die ná haar in opdracht van het dagelijks bestuur deze activiteiten zal uitvoeren;

      • 4°.

        het zo veel mogelijk voortzetten van bestaande hulpverleningsrelaties tussen jeugdhulpverleners of medewerkers van de gecertificeerde instelling en jeugdigen of hun ouders.

    • c.

      normenkader: normenkader ten behoeve van certificering van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering opgenomen in het Certificatieschema voor toetsing van het kwaliteitsmanagementsysteem van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering versie 2.0;

    • d.

      Regiogemeenten: de aan SamenTwente deelnemende gemeenten;

    • e.

      SamenTwente: Gemeenschappelijke Regeling SamenTwente.

    • f.

      Beschikbaarheidsfunctie: het beschikbaar hebben van voldoende capaciteit van een GI aan mensen en middelen om aan de wettelijke termijnen te voldoen bij een nieuwe aanmelding.

    • g.

      Buffer of buffervermogen: het vrij beschikbare vermogen van een GI, bijvoorbeeld in de vorm van een algemene of overige reserve, of een (niet gebonden) egalisatiereserve, om tegenvallers op te vangen.

    • h.

      KKPB: kwaliteitskader en de prestatiebeschrijvingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering, zoals beschreven in de rapporten van Significant Public van januari 2023.

    • i.

      Pupilkosten: door derden aan de GI doorbelaste kosten voor cliënten, en ook eigen kosten van de GI in verband met de administratie daarvan.

    • j.

      Workload: het gemiddeld aantal wettelijke maatregelen op organisatieniveau (GI) dat een jeugdbeschermer, jeugdreclasseringsmedewerker of andere medewerker, die taken uit het KKPB uitvoert, per jaar uitvoert, als maatstaf voor diens werkdruk.

Hoofdstuk 2 Maatregelen kinderbescherming en jeugdreclassering

Artikel 2. Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de activiteiten die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze subsidieregeling ten behoeve van de jeugdigen die hun woonplaats conform het woonplaatsbeginsel als bedoeld in de Jeugdwet in een van de regiogemeenten hebben, voor zover deze op grond van de Jeugdwet verplicht door een gecertificeerde instelling moeten worden uitgevoerd.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor zover het maatregelen betreft die zijn opgelegd na inwerkingtreding van deze subsidieregeling of waarvan de uitvoering na inwerkingtreding van deze subsidieregeling is overgenomen van een andere gecertificeerde instelling.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan aan een gecertificeerde instelling die direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze subsidieregeling in opdracht van het dagelijks bestuur activiteiten als bedoeld in het eerste lid uitvoerde, subsidie worden verstrekt voor het uitvoeren van activiteiten die zijn opgelegd of waarmee is aangevangen voor inwerkingtreding van deze subsidieregeling.

Artikel 3. Subsidieontvanger

Subsidie wordt uitsluitend verleend aan gecertificeerde instellingen.

Artikel 4. Maximaal aantal subsidieontvangers

Maximaal 3 gecertificeerde instellingen kunnen een subsidie ontvangen.

Artikel 5. Subsidietijdvak

  • 1.

    Subsidie wordt verleend voor een tijdvak van maximaal zes kalenderjaren, ingaande per 1 januari 2023.

  • 2.

    Subsidie wordt bij beschikking verleend voor vier kalenderjaren. Indien de subsidieontvanger aanspraak wenst te blijven maken op de subsidie, kan de subsidieontvanger een aanvraag tot verlenging met twee kalenderjaren indienen, uiterlijk op 1 juli voor het verstrijken van de termijn van vier kalenderjaren.

  • 3.

    Verlenging van de subsidieverlening wordt alleen dan geweigerd als het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming daartoe aanleiding geeft en subsidiëring op grond van deze regeling geen mogelijkheid biedt om voldoende inhoud te geven aan dit toekomstscenario.

Artikel 6. Hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie wordt berekend aan de hand van het tarief per activiteit als vermeld in bijlage 1.

  • 2.

    Het tarief wordt voor de jaren na 2024 eenmaal per jaar geïndexeerd volgens een vaste methodiek.

  • 3.

    Wanneer er een nieuw kostenonderzoek plaatsvindt wordt de kostprijs volgend uit dat onderzoek gebruikt als uitgangspunt voor indexering, naar analogie van lid 3.

  • 4.

    De basis voor indexering is de gemiddelde kostprijs inclusief eventuele bijstellingen op de kostprijs.

  • 5.

    Als index wordt uitgegaan van de OVA-index voor 90% van het tarief voor personele kosten en van de PPC-index voor 10% van het tarief, voor materiële kosten.

  • 6.

    Bij het indexeren wordt aangesloten op de systematiek die is afgesproken in de contractstandaarden Jeugd.

  • 7.

    Er vindt voorlopige en definitieve indexering plaats. Dagelijks Bestuur en GI verwerken beide indexeringsmomenten in hun afspraken over het tarief. Het tarief voor jaar t+1 wordt vastgesteld op basis van de voorlopige indexering voor dat jaar. Het effect van de definitieve indexering van jaar t wordt eveneens verwerkt in het tarief van t+1.

  • 8.

    De onderhoudsorganisatie publiceert de tarieven voor het komende jaar uiterlijk op 1 oktober.

Artikel 7. Indieningstermijn aanvraag subsidieverlening

  • 1.

    Aanvragen om subsidieverlening kunnen worden ingediend in de periode van 7 november tot en met 20 november van het jaar dat voorafgaat aan het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2.

    Aanvragen die voor 15 november zijn ontvangen, worden beoordeeld op volledigheid. In geval van onvolledigheid krijgen de aanvragers gelegenheid de aanvraag alsnog aan te vullen tot en met uiterlijk 20 november.

  • 3.

    Aanvragen of aanvullingen van aanvragen die na 20 november worden ontvangen, worden geweigerd.

Artikel 8. Indieningsvereisten

  • 1.

    Een aanvraag bevat de daarin gevraagde gegevens en bescheiden, waaronder in ieder geval:

    • a.

      een activiteitenplan waarin een heldere, duidelijke en relevante beschrijving is opgenomen van de activiteiten en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de genoemde doelstellingen voor de periode van 4 jaar. Het volgende dient te worden beschreven:

      • de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

      • de wijze waarop aanvrager aansluit bij de in de regiogemeenten gebruikelijke werkwijzen en methoden met betrekking tot de toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van jeugdhulp;

      • de wijze waarop de subsidieaanvrager bijdraagt aan de volgende doelstellingen:

        • -

          Gezinnen/jeugdigen worden ondersteund bij het realiseren van een veilige omgeving;

        • -

          De ondersteuning vindt plaats in en sluit aan op de eigen leefomgeving;

        • -

          Bij jeugdbescherming is een deel van de ondersteuning individueel, waar nodig en mogelijk is de ondersteuning gezinsgericht en wordt er gewerkt volgens het principe 1 gezin, 1 plan;

        • -

          De uithuisplaatsing van jeugdigen wordt zoveel mogelijk voorkomen, indien uithuisplaatsing noodzakelijk is, geschiedt dit in een duurzame setting;

        • -

          Het ondersteunen en vergroten van de samenwerking tussen de gemeentelijke toegang en andere verwijzers bij het inzetten van (specialistische) jeugdhulp;

        • -

          Het nastreven van een doorgaande zorglijn;

        • -

          De verkorting van de duur van de maatregelen (zo lang als nodig, zo kort als mogelijk).

    • b.

      een sluitende begroting met een toelichting waarin de aanvrager inzicht geeft in de integrale kostprijs per uur per activiteit en de eventuele risico-opslag van maximaal 2% van de brutosalarislasten vermeerderd met werkgeverslasten van het directe en indirect cliëntgebonden personeel, welke in de kostprijs is verdisconteerd; eventueel toe te voegen aan het buffervermogen als bedoeld in artikel 9;

    • c.

      een exitplan.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een aanvraag voor eenmalige verlenging als bedoeld in artikel 5 lid 2. Voor een aanvraag ziend op de eenmalige verlenging volstaat een kennisgeving dat subsidieontvanger hierop aanspraak wenst te maken.

Artikel 9. Buffervermogen

  • 1.

    Als maximumniveau van het buffervermogen van een GI wordt in principe beschouwd een bedrag ter grootte van 10% van de gemiddelde totale jaaromzet gedurende de drie meest recente boekjaren.

  • 2.

    Partijen die deze subsidieregeling gebruiken maken afspraken over de risico’s waarvoor de buffer kan worden aangesproken door de GI.

  • 3.

    De GI voegt exploitatieoverschotten toe aan het buffervermogen.

  • 4.

    Zolang het buffervermogen niet op het niveau is van 10%, of een lager percentage, dan afgesproken, geldt een opslag van 2% op de kostprijs die volgt uit artikel 8. Deze opslag gebruikt de GI om het buffervermogen aan te vullen.

  • 5.

    Op basis van de jaarrekening wordt vastgesteld of het buffervermogen voldoet aan de afgesproken norm, tenzij Dagelijks Bestuur en GI voor deze vaststelling een andere methode afspreken.

  • 6.

    Indien het buffervermogen het niveau van 10% of meer heeft bereikt, kan een risico-opslag zoals bedoeld in artikel 8 lid 1 sub b niet worden opgevoerd.

Artikel 10. Beslistermijn

Het dagelijks bestuur beslist uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak op de aanvragen.

Artikel 11. Overige voorwaarden voor subsidie

Subsidie wordt uitsluitend verleend wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    de aanvraag heeft betrekking op de uitvoering van alle subsidiabele activiteiten in alle regiogemeenten ten behoeve van alle cliënten behorend tot de doelgroep jeugdbescherming en jeugdreclassering;

  • b.

    de subsidieontvanger beschikt gedurende het subsidietijdvak over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materieel voor de naar verwachting door hem uit te voeren subsidiabele activiteiten;

  • c.

    de aanvrager voldoet aan het normenkader ten behoeve van de certificering van uitvoering voor jeugdbescherming en jeugdreclassering;

  • d.

    de aanvrager is bekend met de lokale zorgstructuur in de regiogemeenten;

  • e.

    de locaties van waaruit de activiteiten worden uitgevoerd, zijn gelegen in een of meer regiogemeenten.

Artikel 12. Intrekkingsgronden

Een subsidie kan worden ingetrokken wanneer:

  • a.

    het aan de subsidieontvanger afgegeven certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet niet wordt verlengd, wordt geschorst of wordt ingetrokken;

  • b.

    naar het oordeel van het dagelijks bestuur aannemelijk is dat niet meer wordt voldaan of niet meer zal worden voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 10;

  • c.

    de subsidieontvanger niet voldoet aan de verplichtingen die voor hem voortvloeien uit of krachtens de Jeugdwet.

Artikel 13. Rangschikking aanvragen

  • 1.

    Wanneer het dagelijks bestuur meer dan drie aanvragen ontvangt, rangschikt het dagelijks bestuur de aanvragen die voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie op basis van de beoordelingscriteria, zoals vermeld in artikel 13.

  • 2.

    Een aanvraag wordt hoger gerangschikt naarmate deze naar het oordeel van het dagelijks bestuur beter voldoet aan de beoordelingscriteria.

  • 3.

    De subsidie wordt op volgorde van de rangschikking verleend tot een maximum van drie subsidies.

  • 4.

    Het maken van een keuze tussen twee of meer aanvragen die gelijk zijn gerangschikt vindt plaats door middel van het afnemen van een interview van de gelijk gerangschikte aanvragers aan de hand van een casus. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten van belang:

    • -

      het samenwerken met de lokale toegang;

    • -

      eigen kracht van het gezinssysteem;

    • -

      het inpassen van lokale algemene voorzieningen; en

    • -

      het afschalen van de maatregel.

    Van deze interviews worden verslagen gemaakt, waarin de waardering van bovengenoemde punten wordt gemotiveerd.

Artikel 14. Beoordelingscriteria

  • 1.

    Het dagelijks bestuur rangschikt de aanvragen in de situatie als bedoeld in artikel 12 eerste lid, aan de hand van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de aanvrager de samenwerking met de gemeentelijke toegang en andere wijze zal ondersteunen en vergroten, waarbij zoveel mogelijk wordt ingezet op een doorgaande zorglijn;

    • b.

      de mate waarin de aanvrager borgt dat wordt gewerkt volgens de doelstellingen die zijn opgenomen in artikel 9, eerste lid, sub a, onder 3° van deze regeling;

    • c.

      de mate waarin de aanvrager zich inspant dat een passende bijdrage wordt geleverd aan het streven van de intensiviteit en de duur van de maatregelen terug te dringen; en

    • d.

      de kwaliteit van het beleid van de aanvrager ten aanzien van het begeleiden van jeugdigen naar zelfstandigheid waarover zij moeten beschikken wanneer zij de leeftijd van 18 jaar bereiken.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kent voor de criteria genoemd in het eerste lid onder a, b, c en d het volgende aantal maximale punten toe:

    Subgunningscriterium

    Maximaal aantal punten

    a (kwaliteit)

    8

    b (kwaliteit)

    8

    c (kwaliteit)

    8

    d (kwaliteit)

    8

    Totaal (maximaal)

    32 punten

    De criteria genoemd in het eerste lid onder a, b, c en d worden als volgt beoordeeld:

    • Score 8 wordt gegeven als de aanvrager zeer goed voldoet aan de vereisten, biedt uitstekend inzicht in de wijze waarop inschrijver bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling en biedt duidelijk meerwaarde voor het dagelijks bestuur in het realiseren van de doelstellingen.

    • Score 6 wordt gegeven als de aanvrager goed voldoet aan de vereisten, biedt goed inzicht in de wijze waarop aanvrager bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling en biedt goede meerwaarde voor het dagelijks bestuur in het realiseren van de doelstellingen.

    • Score 4 wordt gegeven als de aanvrager voldoende voldoet aan de vereisten, biedt beperkt inzicht in de wijze waarop aanvrager bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling en/of biedt geen of zeer beperkte meerwaarde voor het dagelijks bestuur in het realiseren van de doelstellingen.

    • Score 2 wordt gegeven als de aanvrager onvoldoende voldoet aan de vereisten, biedt beperkt inzicht in de wijze waarop aanvrager bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling en/of biedt geen of zeer beperkte meerwaarde voor het dagelijks bestuur in het realiseren van de doelstellingen.

    • Score 0 wordt gegeven als de aanvrager slecht voldoet aan de vereisten en/of, biedt geen inzicht in de wijze waarop aanvrager bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling en/of geeft aanleiding twijfels te hebben over het kunnen realiseren van de doelstelling.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur rangschikt de aanvragen hoger naarmate meer punten aan de aanvraag zijn toegekend.

Artikel 15. Algemene meldplicht

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      te melden wanneer de certificering dreigt te worden ingetrokken, geschorst of niet te worden verlengd;

    • b.

      melding te maken van een situatie waardoor hij in de toekomst mogelijk niet meer zal voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 10.

Artikel 16. Meldplicht calamiteiten en incidenten

De subsidieontvanger is verplicht onmiddellijk melding te doen van:

  • a.

    een calamiteit als bedoeld in de Jeugdwet. De melding wordt gedaan bij de gemeente waar de calamiteit zich voordoet of voor heeft gedaan, bij de gemeente die verantwoordelijk is voor de cliënt en bij het dagelijks bestuur;

  • b.

    een incident dat oorzaak is of kan zijn van maatschappelijke onrust of media-aandacht. De melding wordt gedaan bij de betrokken gemeenten en het dagelijks bestuur.

Artikel 17. Monitoring

  • 1.

    Dagelijks Bestuur en GI voeren overleg als gedurende het boekjaar duidelijk wordt dat er een aanzienlijke daling of groei van het volume optreedt. Zij bespreken daarbij welke maatregelen mogelijk zijn om de effecten op te vangen. Het Dagelijks Bestuur en GI treden tijdig in overleg zoals in de Handreiking Landelijk tarief en bekostiging jeugdbescherming en jeugdreclassering is opgenomen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur en de GI maken een afspraak over de duur van de uitzonderingssituatie. De GI stelt een plan van aanpak op over de manier waarop en het tijdvak waarna zij weer binnen het basistarief kan opereren, dan wel dat duidelijk wordt dat dit niet is te verwachten. Het plan van aanpak is transparant over kosten en opbrengsten.

Artikel 18. Verplichting voortgangsrapportages en verantwoording

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      minimaal driemaal per kalenderjaar een voortgangsrapportage in te dienen. De voortgangsrapportage bevat (afhankelijk van de afgesproken frequentie van aanlevering):

      • een overzicht van het aantal klachten en informatie over de afhandeling.

      • een overzicht van het aantal en soort calamiteiten en informatie over de afhandeling.

      • clienttevredenheid (indien in de voorgaande periode een meting is geweest).

      • afwijking van de normen van het KMI, te weten veiligheidstaxatie, eerste contact, gezinsgerichte koers (alleen in het geval het door het door het KMI vastgestelde percentage niet wordt gehaald).

      • in het kader van de zorg continuïteit informatie over verloop, in- en uitstroom van medewerkers, ziekteverzuim en inzet van PNIL (Personeel Niet in Loondienst).

      • organisatie workload

      • financiële informatie: solvabiliteit, liquiditeit, rentabiliteit, het resultaat, het weerstandsvermogen en buffervermogen.

      • actueel overzicht van het aantal maatregelen, zowel voor de regio als voor de totale GI.

      • een inhoudelijke analyse van de omvang van de taakuitvoering en de trends die de subsidieontvanger signaleert;

      • andere bij de verleningsbeschikking bepaalde gegevens die voor de verlening van de subsidie van belang zijn.

    • b.

      ten minste twee keer per jaar een voortgangsgesprek te voeren met de subsidieverlener aan de hand van de voortgangsrapportages.

  • 2.

    De subsidieontvanger is voorts verplicht uiterlijk 1 april na afloop van het betrokken kalenderjaar een productieverantwoording per gemeente te overleggen met daarbij een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant. Hierbij is het Algemeen Accountantsprotocol Financiële Productieverantwoording Wmo en Jeugdwet van toepassing.

Artikel 19. Verplichting doorverwijzing gecontracteerde instellingen

  • 1.

    Wanneer de subsidieontvanger een jeugdige in het kader van een maatregel doorverwijst naar jeugdhulp, verwijst de subsidieontvanger door naar een door de verantwoordelijke gemeente gecontracteerde instelling. Enkel wanneer dit aanbod niet passend is, kan hiervan worden afgeweken in overleg met de lokale toegang van de verantwoordelijk gemeente.

  • 2.

    In overleg met de gemeentelijke toegang kan de subsidieontvanger jeugdhulp inzetten, waarbij verwijzing geschiedt met in achtneming van de in die gemeente gehanteerde toeleiding naar jeugdhulp. Hierbij neem de subsidieontvanger het meest recente versie van het “Combinatie standaard administratieprotocol – Twents administratieprotocol” in acht, voor zover dat op hem van toepassing is.

Artikel 20. Overige verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht gedurende het subsidietijdvak:

  • a.

    gecertificeerd te blijven, te voldoen aan de eisen die bij of krachtens Jeugdwet worden gesteld en te voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 10;

  • b.

    te beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel om de activiteiten uit te kunnen voeren;

  • c.

    de inzet van een medewerker van de gecertificeerde instelling af te stemmen met de lokale toegang en ervoor zorg te dragen dat de medewerker zelf voor de start, tijdens en tijdig bij afsluiting van de jeugdreclassering of uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel afstemt met de lokale toegang, zodat een warme overdracht mogelijk is;

  • d.

    vanaf achttien maanden voordat een jeugdige 18 jaar wordt afstemming te zoeken met de lokale toegang om in samenwerking met de lokale toegang een passend gezinsgericht toekomstperspectief te formuleren en dit, binnen de mogelijkheden, in gezamenlijkheid op te starten, ter bevordering van een goede overgang 18-/18+;

  • e.

    de subsidieontvanger faciliteert en stimuleert samenwerking met andere betrokken partijen/organisaties/lokale toegang gemeentenen werkt mee aan ontwikkelingen en afspraken;

  • f.

    zich te gedragen als een goed hulpverlener en daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de voor hem geldende professionele standaard, te handelen;

  • g.

    zorg te dragen voor een overdracht bij de beëindiging van de subsidie in het kader van zorgcontinuïteit.

  • h.

    binnen tien werkdagen nadat de rechter de maatregel heeft opgelegd, aan de gemeente waar de jeugdige woonplaats heeft via VECOZO te melden dat een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt uitgevoerd door de subsidieontvanger en binnen tien werkdagen via VECOZO te melden dat de maatregel dan wel reclassering is beëindigd. Deze berichten vinden plaats op basis van BSN, op individueel cliëntniveau;

  • i.

    maandelijks, uiterlijk op de laatste dag van de opvolgende maand, via VECOZO de ingezette zorg te declareren bij de gemeente waar de jeugdige woonplaats heeft. Hierbij dient de subsidieontvanger het meest recente Administratieprotocol in acht nemen;

  • j.

    zolang de mailfaciliteit van VECOZO nog niet beschikbaar is, dient subsidieontvanger te beschikken over programmatuur waarmee beveiligde communicatie per mail kan plaatsvinden. Deze programmatuur moet gebruikt worden bij het uitwisselen van informatie tussen de subsidieontvanger en gemeente, anders dan het uitwisselen berichten zoals bedoeld onder h en i van deze bepaling.

Artikel 21. Indieningstermijn en beslistermijn vaststelling subsidie

  • 1.

    De subsidie wordt jaarlijks vastgesteld.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient de aanvraag tot vaststelling van de subsidie uiterlijk 1 juni na afloop van het betrokken kalenderjaar, in.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 22. Indieningsvereisten vaststelling subsidie

  • 1.

    Bij de aanvraag tot vaststelling worden overgelegd:

    • a.

      een door een bevoegde functionaris ondertekende bestuursverklaring;

    • b.

      de op het betreffende kalenderjaar ziende jaarverantwoording voorzien van een accountantsverklaring.

  • 2.

    De reeds overgelegde stukken als bedoeld in artikel 16 lid 2 worden bij de beslissing tot vaststelling van de subsidie betrokken.

Hoofdstuk 3 Overige en slotbepalingen

Artikel 23. Afwijken

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan afwijken van het bepaalde in deze subsidieregeling wanneer en voor zover dit nodig is om zorg te dragen voor een voor een toereikend aanbod van de jeugdbescherming en/of jeugdreclassering.

  • 2.

    Wanneer het dagelijks bestuur gebruik maakt van de bevoegdheid uit het eerste lid, maakt het voor zover van toepassing op passende wijze bekend:

    • a.

      gedurende welk tijdvak aanvragen kunnen worden ingediend;

    • b.

      voor welke subsidiabele activiteiten subsidie kan worden verleend;

    • c.

      aan hoeveel aanvragers subsidie kan worden verleend;

    • d.

      op basis van welke criteria de aanvragen zullen worden gerangschikt.

Artikel 24. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na de dag van de bekendmaking. Ze is voor het eerst van toepassing op subsidies voor activiteiten die in het jaar 2024 worden uitgevoerd.

  • 2.

    Op de subsidiëring van voordien uit te voeren activiteiten is de Subsidieverordening Maatregelhulp van toepassing.

Artikel 25. Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Jeugdbescherming Jeugdreclassering.

Aldus vastgesteld op 20 december 2023

Dagelijks bestuur,

secretaris,

drs. S. Dinsbach

voorzitter,

drs. C.F.M. Bruggink

Bijlage 1 behorend bij artikel 6

 

Overzicht van subsidiabele activiteiten en tarieven

 

Maximale tarieven 2024:

Product

code

Productomschrijving

Maximaal

Tarief 2024

Eenheid

n.t.b.

Ondertoezichtstelling (OTS) > 1 jaar

€ 1149,71

per maand

n.t.b.

Ondertoezichtstelling (OTS) < 1 jaar

€ 1149,71

per maand

n.t.b.

Ontheffing/ontzetting uit ouderlijk gezag (voogdij)

€ 879,19

per maand

n.t.b.

Jeugdreclassering (JR) Regulier toezicht en begeleiding

€ 987,40

per maand

n.t.b.

Samenloop (JR Extra maatregel)

€ 279,54

per maand

n.t.b.

Intensieve trajectbegeleiding Harde Kern

€ 2110,06

per maand

n.t.b.

Intensieve trajectbegeleiding Criem

€ 2807,77

per maand

n.t.b.

Scholing- en trainingsprogramma (STP)

€ 2807,75

per maand

n.t.b.

Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) begeleiding

€ 986,27

per maand

n.t.b.

Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) advies

€ 243,47

per uitgebracht advies

47C01

Consultatie JB/JR

€ 139,32

per uur

n.t.b.

Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET-Jb)

2,7 maal het maatregeltarief OTS/voogdij

Per maand

49B07

Instemmingsverklaring gesloten jeugdzorg

€ 1731,33

per traject

48ZK1

48ZK2

48ZK3

Zak- en kleedgeld t/m 12 jaar

Zak- en kleedgeld t/m 16 jaar

Zak- en kleedgeld 17 jaar

€ 3,00

€ 3,50

€ 4,00

per jeugdige per etmaal

per jeugdige per etmaal

per jeugdige per etmaal

NTB

Pupilkosten

€ 246,18

per jeugdige OTS en voogdij, per jaar

 

Bijlage 2 Productomschrijvingen

 

Algemene beschrijving jeugdbescherming

 

Wettelijk kader

De wet- en regelgeving kent de volgende kinderbeschermingsmaatregelen:

  • Voogdij en voorlopige voogdij op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)

  • Ondertoezichtstelling (OTS) (artikel 1:255 BW)

  • Voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) (artikel 1:257 BW)

Deze kinderbeschermingsmaatregelen worden, meestal op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), opgelegd door de kinderrechter. Een Gecertificeerde Instelling (GI), als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, wordt door de rechtbank benoemd en met de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen belast.

 

Bij een OTS en VOTS wordt de GI benoemd als sprake is van de volgende omstandigheden:

  • de ontwikkeling van een minderjarige wordt ernstig bedreigd én

  • de ouder(s) die het gezag uitoefenen en/of de minderjarige accepteren de noodzakelijke hulpverlening niet of onvoldoende én

  • de verwachting is gerechtvaardigd dat de ouder(s) in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding binnen een voor de jeugdige aanvaardbare termijn te dragen.

In de situatie van een VOTS is de situatie zo acuut, dat een regulier onderzoek door de RvdK en de procedure bij de rechtbank niet kan worden afgewacht. De rechtbank kan dan een VOTS uitspreken voor maximaal drie maanden. Daarna eindigt de VOTS of wordt deze omgezet in een OTS.

Het gedwongen kader is een tijdelijke interventie in het leven van een jeugdige/gezin. Daarom is het van belang om als lokale toegang en GI samen op te lopen (voor start/ voor einde maatregel, tussentijds waar nodig en tijdig contact bij afloop maatregel i.v.m. bereiken 18 jarige leeftijd), zodat er voor het gezin een doorgaande lijn ontstaat.

De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan toezicht, begeleiding en contact en de frequentie zijn vermeld in het plan van aanpak en de richtlijnen van de GI.

 

Ondertoezichtstelling (OTS) <1 jaar

 

Doel

Het doel is het opheffen van de ontwikkelingsbedreiging. Bij dit product gaat het om de uitvoering van het eerste jaar van de OTS, waarvoor de rechtbank de Gecertificeerde Instelling (GI) heeft benoemd.

 

Beoogd resultaat

Het doel is het creëren van (voldoende) ontwikkelingsmogelijkheden en een duurzaam veilige opvoedingssituatie voor de jeugdige en ook ouder(s) versterken in het hernemen van (opvoedings)verantwoordelijkheid (en daarbij behorend gedrag). De GI richt zich bij de uitvoering van de OTS op het opheffen van de concrete ontwikkelingsbedreigingen zoals opgenomen in de beschikking van de rechtbank.

 

Duur

Een OTS wordt voor maximaal één jaar uitgesproken en kan op verzoek van de gecertificeerde instelling door de rechtbank bij noodzakelijkheid worden verlengd met maximaal één jaar.

 

Productspecifieke eisen

  • De jeugdbeschermer houdt toezicht op de jeugdige en zorgt dat aan de jeugdige en de met gezag belaste ouder(s) hulp en steun wordt geboden. De inspanningen zijn erop gericht om waar mogelijk de ouder(s) zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te laten dragen.

  • De jeugdbeschermer stimuleert de ontwikkeling naar zelfstandigheid van de jeugdige.

  • De jeugdbeschermer bevordert de gezinsband tussen de ouder(s) met gezag en de jeugdige.

  • De jeugdbeschermer voert de regie over de ingezette hulpverlening. Hierbij wordt zowel gekeken naar de mogelijkheden van het netwerk, de inzet van voorliggende voorzieningen (lokale sociale infrastructuur) en waar noodzakelijk de inzet van jeugdhulp.

  • Tijdige en zorgvuldige overdracht vanuit GI naar lokale toegang bij afloop van de maatregel. Hierbij is het toekomstperspectief helder.

Ondertoezichtstelling (OTS) >1 jaar

 

Doel

Het doel is het opheffen van de ontwikkelingsbedreiging. Bij dit product gaat het om de uitvoering van het tweede jaar en eventueel volgende jaren van de OTS, waarvoor de rechtbank de GI heeft benoemd.

 

Beoogd resultaat

Het doel is om de ontwikkelingsbedreiging zodanig af te wenden dat inzet in een gedwongen kader niet meer nodig is. De GI richt zich bij de uitvoering van de OTS op het opheffen van de concrete ontwikkelingsbedreigingen zoals opgenomen in de beschikking van de rechtbank. Vanaf het tweede jaar van de OTS ligt het accent daarnaast op het in kaart brengen en daaruit volgende acties ondernemen om het perspectief van de jeugdige duidelijk te krijgen.

 

Duur

Een OTS wordt voor maximaal één jaar uitgesproken en kan op verzoek van de GI door de rechtbank steeds worden verlengd met maximaal één jaar.

 

Productspecifieke eisen

  • De jeugdbeschermer houdt toezicht op de jeugdige en zorgt dat aan de jeugdige en de met gezag belaste ouder(s) hulp en steun wordt geboden. De inspanningen zijn erop gericht om waar mogelijk de ouder(s) zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te laten dragen en zo de veiligheid van de jeugdige te borgen.

  • De jeugdbeschermer stimuleert de ontwikkeling naar zelfstandigheid van de jeugdige.

  • De jeugdbeschermer bevordert de gezinsband tussen de ouders met gezag en de jeugdige.

  • De jeugdbeschermer voert de regie over de ingezette hulpverlening. Hierbij wordt zowel gekeken naar de mogelijkheden van het netwerk, de inzet van voorliggende voorzieningen als de inzet van maatwerkvoorzieningen.

  • Tijdige en zorgvuldige overdracht vanuit GI naar lokale toegang bij afloop van de maatregel.

Voogdij (ontheffing/ontzetting ouderlijk gezag) en VoVo (spoedeisende maatregelen/voorlopige voogdij)

 

Algemene beschrijving

Een jeugdige staat onder gezag. Dit kan ouderlijk gezag of voogdij zijn. Bij voogdij wordt het gezag door een ander dan de ouder van de jeugdige uitgeoefend. Dit kan een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld een oom, tante, opa, oma, burgervoogd, pleegouders, etc.) of een GI zijn. Bij voogdij en voorlopige voogdij in deze context wordt de GI met het gezag over een minderjarige (jeugdige tot 18 jaar) belast. Een GI kan in verschillende situaties met de (voorlopige) voogdij worden belast:

  • er is geen ouder of ander persoon (meer) die het gezag kan uitoefenen (bv. vanwege overlijden van de ouder(s) of onbevoegdheid van de ouder, artikel 1:295 en 1:253r BW)

  • het gezag van de ouder(s) is door de rechter beëindigd (artikel 1:266 BW)

  • er is een acute situatie die bedreigend is voor het kind en iemand anders dan de ouder moet de beslissingen nemen (voorlopige voogdij, artikel 1:241 BW).

In geval van voogdij draagt de jeugdbeschermer er zorg voor dat de verzorging en opvoeding door een ander wordt opgepakt (pleeggezin, leefgroep of anders) en onderhoudt de jeugdbeschermer contact met het netwerk. Waar nodig zet de jeugdbeschermer, in afstemming met de lokale toegang, hulpverlening in. De jeugdbeschermer onderzoekt of de oorspronkelijke gezagssituatie met de biologische ouder(s) (deels) hersteld kan worden, dan wel dat de voogdij (weer) bij een natuurlijk persoon belegd kan worden. Daarnaast is de GI als voogd de wettelijk vertegenwoordiger van de jeugdige en dient de GI toezicht te houden op- en zorg te dragen voor het beheer van het vermogen van de jeugdige.

 

Doel

Een voogdijmaatregel is gericht op het voorzien in het gezag van een jeugdige als de ouder(s) hiertoe zelf niet in staat is/zijn of is/zijn overleden.

 

Beoogd resultaat

De ontwikkelingsbedreiging van de jeugdige is afgewend en de fysieke en/of psychische veiligheid is geborgd. De jeugdige heeft een stabiele opvoedingssituatie. Er is contact tussen de jeugdige en zijn/haar oorspronkelijke milieu, tenzij dat niet in zijn/haar belang is. De jeugdige wordt vertegenwoordigd in zaken waarin een wettelijke vertegenwoordiger nodig is en zijn/haar vermogen wordt op een verantwoorde wijze beheerd.

 

Productspecifieke eisen

  • De jeugdbeschermer ziet toe op de kwaliteit van de opvoeding en verzorging en zet – indien nodig – hulpverlening in. Hierbij wordt zowel gekeken naar de mogelijkheden van het netwerk, de inzet van voorliggende voorzieningen als de inzet van maatwerkvoorzieningen..

  • De jeugdbeschermer informeert de ouder(s) zonder gezag zoveel mogelijk over ontwikkelingen rond de jeugdige.

  • Wanneer mogelijk zet de jeugdbeschermer zich ervoor in om toe te werken naar een situatie waarbij de voogdij voor de jeugdige (weer) bij een natuurlijk persoon belegd is. Het verdient de voorkeur dat dit binnen het sociale netwerk van de jeugdige gebeurt.

  • Er wordt wanneer mogelijk ingezet op contact van de jeugdige met zijn oorspronkelijke milieu.

  • De rechter kan een voorlopige voogdij (hierna: VoVo) uitspreken. De VoVo eindigt 3 maanden na de datum van de beschikking, tenzij voor die datum om een voorziening in het gezag over de jeugdige is verzocht.

  • Tijdige en zorgvuldige overdracht vanuit GI naar de lokale toegang bij afloop van de maatregel en indien de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Duur

Een voorlopige voogdij eindigt 3 maanden na de datum van de beschikking, tenzij voor die datum om een voorziening in het gezag over de jeugdige is verzocht. De voogdij kan duren tot de jeugdige 18 jaar is, tenzij de rechter anders beslist. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de rechter een ander als voogd benoemt of het gezag van de ouders herstelt.

 

Algemene beschrijving jeugdreclassering

 

Jeugdreclassering voert begeleiding en controle uit als een jeugdige van 12 jaar of ouder een strafbaar feit heeft gepleegd. Jeugdreclassering kan worden ingezet bij jeugdigen van 12 tot 18 jaar die een strafbaar feit hebben gepleegd of daarvan worden verdacht. De begeleiding kan doorlopen tot na de 18e verjaardag. Als het delict gepleegd wordt na de 18e verjaardag, dan is in principe het volwassenstrafrecht van toepassing. Het jeugdstrafrecht kán echter tot 23 jaar toegepast worden als het ontwikkelingsniveau van de dader daartoe aanleiding geeft. Dat gebeurt dan op grond van het adolescentenstrafrecht (ASR). De gedachte daarachter is dat zolang de hersenen nog in ontwikkeling zijn, het gedrag van de verdachte maximaal bijgestuurd kan worden. In het jeugdstrafrecht ligt daarop het accent, terwijl in het gewone strafrecht vergelding voorop staat.

 

Voorbeelden van strafbare feiten zijn vernieling, regelmatig schoolverzuim of mishandeling. Het doel van jeugdreclassering is om in samenwerking met ouder(s) of netwerk, het gedrag van de jeugdige te veranderen en recidive te voorkomen.

 

In elke fase van het strafproces kan jeugdreclassering ingezet worden. Dit gebeurt soms als enige strafrechtelijke stap en soms als onderdeel van een pakket aan maatregelen. Jeugdreclassering wordt vrijwel altijd ingezet op verzoek van en/of na onderzoek door de RvdK, in samenspraak met de Officier van Justitie (OvJ). De jeugdreclasseringswerker rapporteert altijd terug naar de RvdK en eventueel naar het Openbaar Ministerie (OM) en/of de rechtbank.

 

In de praktijk bestaat jeugdreclassering uit een combinatie van intensieve hulp aan en toezicht op een jeugdige. Het doel is deze weer op het rechte pad te brengen en te houden. Er zijn verschillende maatregelen van jeugdreclassering. De jeugdreclassering wordt uitsluitend uitgevoerd door SKJ-geregistreerde jeugdzorgprofessionals in dienst van een GI.

 

De meest voorkomende maatregel is de maatregel Toezicht & Begeleiding (T&B). Deze wordt opgelegd door de kinderrechter of de OvJ en is verbonden aan een voorwaardelijke straf. De jeugdige is daarom verplicht de begeleiding te accepteren. Het heeft gevolgen als hij/zij dit niet doet. Als de jeugdige nog moet voorkomen bij de kinderrechter, dan kan de RvdK het aanbod doen om de jeugdige vrijwillig te laten begeleiden tot aan de zitting. Dit heet Toezicht & Begeleiding en is een vorm van vrijwillige begeleiding. Het gebeurt regelmatig (tot aan de zitting) dat deze vorm van begeleiding later wordt omgezet in de Maatregel Toezicht & Begeleiding (na uitspraak van de kinderrechter). Het doel is het begeleiden van de jeugdige in een positieve ontwikkelingsrichting en het voorkomen van recidive.

 

Het jeugdstrafrecht kent als bijzondere begeleidingsvormen binnen Toezicht en Begeleiding de Intensieve Traject Begeleiding (ITB). Bij jonge delictplegers met ernstige gedragsproblemen is het mogelijk om bij vonnis een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) op te leggen. Dit gebeurt wanneer plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (de zogenoemde PIJ-maatregel) te zwaar is en een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden te licht. Het accent ligt niet op straf maar op gedragsverandering.

 

Het gedwongen kader is een tijdelijke interventie in het leven van een jeugdige/gezin. Daarom is het van belang om als lokale toegang en GI samen op te lopen (voor start/voor einde maatregel, tussentijds waar nodig en tijdig contact bij afloop maatregel i.v.m. bereiken 18 jarige leeftijd), zodat er voor het gezin een doorgaande lijn ontstaat.

De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan toezicht, begeleiding en contact en de frequentie zijn vermeld in het plan van aanpak en de richtlijnen van de GI.

 

JR regulier – Toezicht & Begeleiding (T&B)

 

Algemene beschrijving

Maatregel van jeugdreclassering met als doel te voorkomen dat de jeugdige opnieuw de fout ingaat (recidiveert) en hem/haar te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting. Dit gebeurt onder meer door middel van zinvolle dagbesteding (school of werk) en vrijetijdsbesteding. Ook kan via deze maatregel begeleiding geboden worden op het gebied van wonen, budgetteren, sociale vaardigheden en hulp bij verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek. De maatregel Toezicht en Begeleiding (= jr regulier) kan ingezet worden in de volgende situaties:

  • In afwachting van een rechtszitting

  • Tijdens of na een plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI)

  • Bij een schorsing van een ‘in verzekeringstelling’

  • Tijdens en na een taakstraf

  • Na het maken van een proces-verbaal door de leerplichtambtenaar

  • Als voorwaarde van de Officier van Justitie voor niet verdere vervolging (voorwaardelijk sepot)

  • Als voorwaarde voor de schorsing van de voorlopige hechtenis

  • Als voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke taakstraf, jeugddetentie of Plaatsing in een Inrichting voor Jongeren (PIJ)

  • Als schorsende voorwaarde bij het aanhouden van een strafzitting (bijvoorbeeld in afwachting van een persoonlijkheidsonderzoek van een jongere)

Doel

De maatregel Toezicht en Begeleiding (T&B) heeft als doel de jeugdige te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting en te voorkomen dat hij of zij terugvalt (recidiveert).

 

Beoogd resultaat

De doelen van de maatregel worden door de jeugdige, de ouder(s), het netwerk van de jeugdige en de jeugdreclassering gezamenlijk opgesteld om de positieve ontwikkeling van de jeugdige optimaal te stimuleren en de kans op recidive te verkleinen.

 

Productspecifieke eisen

  • De begeleiding en ondersteuning is zowel op de jeugdige als op het gezin en netwerk gericht. Samen met de jeugdige en diens ouder(s) of opvoeders en/of netwerk wordt een plan gemaakt gericht op voorkomen van recidive en realiseren van een positieve gedragsverandering bij de jeugdige.

  • Regie voeren en toezicht houden op de aanpak, de jeugdige, het gezin en/of de betrokken professionals en instanties.

  • De begeleiding wordt veelal gecombineerd met aanvullende vormen van jeugdhulp.

  • Er wordt intensief samengewerkt met de jeugdige, het gezin, de politie en justitie, school, de vriendenkring, de werkplek van de jongere en de lokale toegang van de gemeente.

  • Als de maatregel niet met succes wordt voltooid of als de jeugdige zich onttrekt aan de maatregel heeft dit strafrechtelijke gevolgen.

Duur

De maatregel Toezicht en Begeleiding door jeugdreclassering duurt minimaal 6 maanden en maximaal 2 jaar (verlenging met 1 jaar is mogelijk).

De vrijwillige Toezicht en Begeleiding duurt 6 maanden en kan eenmaal worden verlengd met 6 maanden.

 

ITB (Intensieve Trajectbegeleiding) Harde kern

 

Algemene beschrijving

ITB Harde Kern is een vorm van toezicht en begeleiding en staat ook bekend als ITB Plus. Dit kan worden opgelegd bij jeugdigen die structureel ernstige delicten plegen. Het laatste delict dat is gepleegd kan worden bestraft met een detentie. Ook kan ITB Harde Kern worden opgelegd indien sprake is van een zogenaamde veelpleger die in korte tijd verschillende delicten heeft gepleegd. ITB Harde Kern wordt wel gezien als een vervanging van detentie. In veel gevallen is dit een “laatste kans”.

 

De maatregel kan worden ingezet in de volgende situaties:

  • +Als bijzondere voorwaarde bij schorsing van de voorlopige hechtenis

  • Als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke jeugddetentie, opgelegd bij vonnis

  • Bij een voorwaardelijke PIJ, opgelegd bij vonnis

  • Bij een voorwaardelijke invrijheidsstelling na een jeugddetentie

  • Als programma onderdeel van de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM)

Doel

Het doel van de trajectbegeleiding is de jeugdige een nieuwe start te maken zonder criminaliteit.

 

Beoogd resultaat

De doelen van de maatregel worden door de jeugdige, de ouder(s), het netwerk van de jeugdige en de jeugdreclassering gezamenlijk opgesteld om de positieve ontwikkeling van de jeugdige optimaal te stimuleren en de kans op recidive te verkleinen.

 

Productspecifieke eisen

  • De trajectbegeleiding is zowel op de jeugdige als op het gezin en netwerk gericht. De jeugdige krijgt een strikt dagrooster.

  • Er is sprake van strenge controle van de jeugdige. In sommige gevallen wordt elektronische controle ingezet of moet een jeugdige zich houden aan een gebiedsverbod.

  • De trajectbegeleiding wordt veelal gecombineerd met aanvullende vormen van jeugdhulp.

  • Er wordt intensief samengewerkt met de jeugdige, het gezin, de politie en justitie, school, de vriendenkring, de werkplek van de jongere en indien de jeugdige bekend is bij de lokale toegang, ook met de lokale toegang.

  • Tijdens het begeleidingstraject heeft de jeugdreclasseerder verschillende keren per week contact met de jeugdige.

  • Als de maatregel niet met succes wordt voltooid of als de jeugdige zich onttrekt aan de maatregel heeft dit strafrechtelijk gevolgen, bijvoorbeeld tenuitvoerlegging van de jeugddetentie of PIJ.

Duur

ITB-Harde kern duurt maximaal 6 maanden.

 

ITB (Intensieve Trajectbegeleiding) CRIEM (Criminaliteit in Relatie tot de Integratie van Etnische Minderheden)

 

Algemene beschrijving

ITB CRIEM is een vorm van toezicht en begeleiding. Dit kan worden opgelegd bij jeugdigen van niet Westerse afkomst die voor de eerste keer, of voor verschillende lichte vergrijpen met justitie in aanraking komen. De maatregel kan worden ingezet in de volgende situaties:

  • In afwachting van een rechtszitting

  • Tijdens of na een plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI)

  • Bij een schorsing van een ‘in verzekeringstelling’

  • Tijdens en na een taakstraf

  • Na het maken van een proces-verbaal door de leerplichtambtenaar

  • Als voorwaarde van de Officier van Justitie voor niet verdere vervolging (voorwaardelijk sepot)

  • Als voorwaarde voor de schorsing van de voorlopige hechtenis

  • Als voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke taakstraf, jeugddetentie of Plaatsing in een Inrichting voor Jongeren (PIJ)

  • Als schorsende voorwaarde bij het aanhouden van een strafzitting (bijvoorbeeld in afwachting van een persoonlijkheidsonderzoek van een jongere)

Doel

Het doel van de trajectbegeleiding is de jeugdige te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting zodat wordt voorkomen dat de jeugdige recidiveert en verder afglijdt naar criminaliteit.

 

Beoogd resultaat

Aandacht voor het risico van het leven tussen twee culturen en de problemen die dat met zich mee kan brengen en het bevorderen van integratie. Centraal staat het tegengaan of opheffen van maatschappelijke marginalisatie.

 

Productspecifieke eisen

  • De trajectbegeleiding is zowel op de jeugdige als op het gezin en het netwerk gericht.

  • Er wordt ingezet op onder meer het versterken van een positief sociaal netwerk van de jeugdige.

  • Tijdens het begeleidingstraject heeft de jeugdreclasseerder verschillende keren per week contact met de jongere.

Duur

ITB-CRIEM duurt 3 maanden en kan eventueel eenmaal verlengd worden met drie maanden.

 

GBM (Gedragsbeïnvloedende maatregel) ADVIES

 

Algemene beschrijving

De gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) is bedoeld voor jeugdigen die een ernstig misdrijf of veelvuldige delicten hebben gepleegd en die kampen met psychische problematiek. Deze jeugdigen hebben problemen op veel leefgebieden. De maatregel wordt vaak ingezet als andere strafrechtelijke interventies geen vruchten hebben afgeworpen. Voorafgaand aan de oplegging van de GBM wordt een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd. Dit gebeurt dan door de GI.

 

Doel

Onderzoek naar de haalbaarheid van GBM. De jeugdreclasseerder onderzoekt of de jeugdige, zijn/haar netwerk en de ouder(s) mee willen werken aan het behalen van de doelen. Er is intensief contact met de jeugdige, de ouders, andere leden van het gezin en het omringende netwerk. Ook zorgaanbieders worden benaderd zodat zorg op maat kan worden geboden, net zoals de betreffende gemeente. De motivatie van de jeugdige, zijn/haar netwerk en de ouder(s) wordt onderzocht.

 

Beoogd resultaat

Een rapport ten behoeve van de RvdK, waarin de haalbaarheid van het te geven advies van de RvdK aan de rechtbank, op de punten die benoemt staan uiteen zijn gezet.

 

Productspecifieke eisen

  • De GI voert een intensief haalbaarheidsonderzoek uit en geeft advies aan de RvdK.

  • Bij een positief advies: Plan van aanpak wordt voorafgaand aan de strafzitting toegestuurd aan de rechtbank.

  • De jeugdreclassering werkt nauw samen met de netwerkpartners alsmede met gedragswetenschappers.

  • Dit product kan eenmalig worden ingezet.

Duur

De jeugdreclasseerder heeft 6 weken om het haalbaarheidsonderzoek te doen.

 

GBM (Gedragsbeïnvloedende maatregel) BEGELEIDING

 

Algemene beschrijving

De gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) is bedoeld voor jeugdigen die een ernstig misdrijf of veelvuldige delicten hebben gepleegd en die kampen met psychische problematiek. Deze jeugdigen hebben problemen op veel leefgebieden. De maatregel wordt vaak ingezet als andere strafrechtelijke interventies geen vruchten hebben afgeworpen.

 

Voordat GBM begeleiding wordt geadviseerd, heeft er een intensief haalbaarheidsonderzoek plaatsgevonden.

 

Doel

Het accent van de gedragsbeïnvloedende maatregel ligt op het tot stand brengen van een gedragsverandering. De gedragsbeïnvloedende maatregel heeft tot doel de heropvoeding van de jeugdige.

 

Beoogd resultaat

Door behandeling en de aanpak van de gedragsproblematiek van de jeugdige wordt beoogd de kans op recidive terug te dringen. Tevens is de maatregel gericht op het bevorderen van de re-integratie van de jeugdige in de maatschappij.

 

Productspecifieke eisen

  • GBM wordt door de rechter opgelegd. Het programma wordt in de rechterlijke uitspraak opgenomen.

  • Er wordt een programma op maat samengesteld dat specifiek op de jeugdige, de ouder(s) en zijn/haar netwerk gerichte zorgmodules bevat. Allerlei vormen van zorg en ondersteuning kunnen worden ingezet: psychiatrische hulp, verslavingszorg, begeleiding en/of training.

  • GBM is een niet-vrijheidsbenemende strafrechtelijke maatregel (art. 77w e.v. Wetboek van strafrecht).

  • Als de jeugdige zich niet aan de afspraken houdt, dan volgt vervangende jeugddetentie.

  • De jeugdreclasseerder stelt samen met de jeugdige, zijn/haar netwerk en ouder(s) doelen en controleert deze intensief. De jeugdige heeft weinig vrijheid.

Duur

GBM kan voor minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar worden opgelegd. De maatregel kan eenmaal worden verlengd met maximaal de duur waarvoor deze in eerste instantie is opgelegd.

 

Samenloop

 

Algemene beschrijving

Samenloop van JB en JR heeft betrekking op het samengaan van jeugdbescherming (enkel OTS) en jeugdreclassering voor één jeugdige, welke voor zover als mogelijk en wenselijk in de betreffende situatie, wordt uitgevoerd door één jeugdbeschermer. De rechtbank heeft dan zowel de GI benoemd als uitvoerder van de ondertoezichtstelling als van de jeugdreclasseringsbegeleiding. Het product betreft een toeslag op de kosten voor een OTS. Samenloop kan niet plaatsvinden bij voogdij: voogdij en jeugdreclassering zijn dan twee losse maatregelen met ook twee betrokken professionals.

 

Doelgroep

Jeugdigen tussen 12 en 23 jaar die veroordeeld zijn of verdacht worden van het plegen van een strafbaar feit.

 

Doel

De samenloop heeft een tweeledig doel: enerzijds het terugdringen van de kans op recidive, door behandeling en de aanpak van de gedragsproblematiek van de jeugdige, anderzijds het afwenden van de ontwikkelingsbedreiging.

 

Productspecifieke eisen

  • Voor effectief werken met jeugdigen waarbij sprake is van samenloop is het nodig dat de jeugdbeschermer bekend is met de wettelijke kaders en methodische principes van zowel de jeugdbescherming als de jeugdreclassering. Hij moet daarbij in staat zijn in praktijk gestalte te geven aan een methodische integratie van methoden jeugdbescherming en jeugdreclassering.

  • De problematiek van de jeugdigen waarbij sprake is van samenloop is vaak complex. De meeste jongeren met zowel een civiele als een justitiële maatregel hebben een gedragsstoornis. In aanvulling op de problemen van de jeugdige zelf zijn er doorgaans ook in het gezin ernstige opvoedingstekorten en relatieproblemen.

Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET-JB)

 

Doel

Veilige uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel in geval sprake is van ernstig grensoverschrijdend gedrag door ouder(s) waarbij er risico bestaat voor de veiligheid van de jeugdigen en/of de jeugdbeschermer. In deze gezinnen is sprake van extreem agressief gedrag, heftige psychiatrische problematiek en/of criminele activiteiten. De kinderbeschermingsmaatregel wordt in bijzondere gevallen uitgevoerd door een jeugdbeschermer van landelijk expertiseteam (LET). Dit is een samenwerkingsverband van alle GI’s. In twee gevallen kan het LET worden ingeschakeld:

  • 1.

    Het is duidelijk dat de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel door de GI niet langer verantwoord is

  • 2.

    Het is te verwachten dat de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel leidt tot een situatie waarbij sprake is van fysiek geweld of ernstige dreiging daarvan, van de jeugdbeschermer.

Naast de overname kan het LET-jb ook door de GI gevraagd worden om consultatie, advies en voorlichting. Deze inzet valt niet onder deze maatregel, maar wordt in voorkomende gevallen apart gedeclareerd.

 

Beoogd resultaat

Het doel is om de dreigende situatie te beheersen, waar mogelijk te de-escaleren en te stoppen zodat de hulpverlening aan de jeugdige kan worden gestart. Indien dit slaagt en de situatie normaliseert, kan de maatregel worden uitgevoerd door de door de rechter benoemde GI.

 

Productspecifieke eisen

  • De door de rechter benoemde GI blijft eindverantwoordelijk. Het LET maakt gebruik van de ondersteunende diensten van de benoemde GI.

  • De LET-medewerkers werken onder een alias. Zij zijn alleen te bereiken via een mobiel telefoonnummer, een mailadres en een postbusnummer.

  • De LET-medewerkers voeren de maatregel uit in koppels en hebben een lagere caseload.

  • Het LET werkt voor alle GI’s.

  • Het LET is 24/7 bereikbaar.

Zie voor meer informatie ook: https://vng.nl/nieuws/factsheet-landelijk-expertise-team-jeugdbescherming-update

 

Scholing- en Trainingsprogramma (STP)

 

Algemene beschrijving

Het Scholings- en Trainingsprogramma (STP) is een maatregel voor jeugdigen die kan worden ingezet bij de terugkeer van een jeugdige uit een justitiële jeugdinrichting (JJI) naar de maatschappij. Om de re-integratie goed te laten verlopen krijgt de jeugdige tijdens het laatste deel van de straf begeleiding buiten de JJI. De jeugdige gaat op proefverlof en verblijft tijdens een STP vaak bij de ouder(s) of verzorger(s) of woont (onder begeleiding) op kamers. De jeugdreclassering houdt toezicht op de jeugdige. De JJI maakt samen met de jeugdreclassering en eventueel andere organisaties een programma dat de jeugdige gaat volgen tijdens STP. De jeugdige moet minimaal 26 uur per week besteden aan activiteiten op het gebied van wonen, werk, school of vrijetijdsbesteding. In het programma zijn ook voorwaarden opgenomen waar de jeugdige zich aan moet houden. Bij een STP houdt de (jeugd)reclassering toezicht op de jeugdige, maar de JJI blijft wel verantwoordelijk. Als de jeugdige zich niet houdt aan de voorwaarden van STP, dan kan de directeur van de JJI de voorwaarden wijzigen of aanvullen. Bij een ernstige overtreding van de voorwaarden kan de jeugdige worden teruggeplaatst naar de JJI. Een onttrekking of een ongeoorloofde afwezigheid kan gevolgen hebben voor een volgend verlof.

 

Doelgroep

Jeugdigen van 12 tot 23 jaar:

  • die tenminste 2/3 van de opgelegde definitieve vrijheidsstraf hebben ondergaan

  • van wie het strafrestant tenminste drie maanden bedraagt en

  • die tijdens verloven hebben laten zien de verantwoordelijkheid en vrijheid aan te kunnen.

Doel

Het goed laten verlopen van de re-integratie en resocialisatie in de maatschappij. De jeugdige leert door het verlof en het STP om te gaan met vrijheden en verantwoordelijkheden.

 

Beoogd resultaat

Het samen met de Justitiële Jeugd Instelling, jeugdige en diens ouder(s)/opvoeder(s) en/of netwerk maken van een plan dat alle levensgebieden omvat, gericht op het opheffen, dan wel verminderen van de kans op recidive en het bewerkstelligen van optimale terugkeer in de maatschappij.

 

Productspecifieke eisen

  • Minimaal 26 uur per week is de jeugdige bezig met opleiding, training of een werkervaringsplaats.

  • De jeugdreclassering houdt toezicht en controleert of de jeugdige zich aan de voorwaarden houdt.

  • De maatregel richt zich op de jeugdige.

Duur

STP duurt 3 maanden en kan eventueel eenmaal verlengd worden met drie maanden.

 

Instemmingsverklaring gesloten Jeugdzorg

 

Algemene beschrijving

Sommige jeugdigen hebben zulke ernstige opgroei- of opvoedproblemen dat ze een gevaar vormen voor zichzelf of voor anderen. Deze jeugdigen kunnen in een afgesloten omgeving de juiste hulp krijgen. Zo wordt voorkomen dat de jeugdige zich aan de behandeling kan onttrekken, of dat anderen de zorg in de weg staan. Een gesloten plaatsing omvat een gedwongen opname, gesloten verblijf en gedwongen behandeling en is dan ook een zeer ingrijpende maatregel voor de jeugdige. Hiervoor dienen voldoende plaatsen beschikbaar te zijn. Bij voorkeur kleine groepen, met op maat behandeling. Jeugdigen horen niet na drie maanden overgeplaatst te worden, maar voldoende zorg en begeleiding te ontvangen. Op grond van nationale en internationale regelgeving dient de mogelijkheid tot het ontnemen of beperken van iemands vrijheid zijn vastgelegd bij of krachtens een wet. In hoofdstuk 6 Jeugdwet is bepaald aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om een jeugdige gesloten te mogen plaatsen. Of aan deze voorwaarden is voldaan wordt getoetst door de kinderrechter. Eén van de voorwaarden is dat er een zogenaamde instemmingsverklaring door een gekwalificeerde gedragswetenschapper is afgegeven. In artikel 2 van de Regeling Jeugdwet is bepaald wie een gekwalificeerde gedragswetenschapper kan zijn. De gekwalificeerde gedragswetenschapper beoordeelt op basis van onderzoek, bestaande uit dossieronderzoek en een recent gesprek(sonderzoek) met de jeugdige, of een gesloten plaatsing noodzakelijk is en of hij/zij kan instemmen met het verzoek voor een gesloten plaatsing. De GI stuurt het verzoek om een gesloten plaatsing samen met de instemmingsverklaring aan de rechtbank toe. Er kan ook voor gekozen worden om vanuit het vrijwillig kader/de lokale toegang van de gemeente een gesloten jeugdhulp plaatsing aan te vragen. Hiervoor kan dit product onder de noemer ‘Consultatie’ worden ingezet. Hierbij kan de GI geen garanties doen t.a.v. beschikbaarheid.

 

Doel

Een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper is één van de wettelijke vereisten voor een gesloten plaatsing. Met de instemmingsverklaring vindt een extra toets naar de noodzakelijkheid van de gesloten plaatsing plaats.

 

Beoogd resultaat

Een voor de jeugdige die gesloten geplaatst wordt met rechtswaarborgen omklede procedure. De gekwalificeerde gedragswetenschapper beoordeelt of de gesloten plaatsing noodzakelijk is en geeft, indien hij/zij oordeelt dat de noodzaak aanwezig is, een instemmingsverklaring af. Indien de gekwalificeerd gedragswetenschapper oordeelt dat er geen noodzaak voor de gesloten plaatsing is, geeft deze zijn instemming niet. Dit oordeel wordt gemotiveerd vastgelegd in de verklaring.

 

Productspecifieke eisen

  • Inzet door een op grond van artikel 2 Regeling Jeugdwet gekwalificeerde gedragsdeskundige/gedragswetenschapper/psychiater.

  • Het onderzoek van de gedragswetenschapper bestaat uit het doen van dossieronderzoek, een gesprek voeren met de jeugdige en het eventueel opstellen van een instemmingsverklaring.

  • Het product wordt alleen ingezet als de gecertificeerde instelling de kinderrechter verzoekt om een machtiging gesloten plaatsing jeugdhulp van een jeugdige of verlenging van een al eerder afgegeven machtiging gesloten plaatsing jeugdhulp.

  • De instemmingsverklaring kan uitgevoerd worden door een externe gedragsdeskundige of psychiater. Deze handelt de kosten af met de GI. De GI declareert de inzet eenmalig via dit product.

  • De GI kan voor zowel ondertoezichtstelling- als voogdijpupillen een verzoek gesloten plaatsing jeugdhulp indienen.

Duur

De instemmingsverklaring is maximaal vier weken geldig.

 

Consultatie JBJR

 

Algemene beschrijving

Er zijn situaties denkbaar waarbij de GI om welke reden dan ook betrokken is terwijl dit niet te vatten is in een ‘product’.

 

Dit kan bijvoorbeeld de situatie zijn waarbij de GI langer vrijwillig en met instemming van het lokale team betrokken blijft bij een jeugdige. Dit kan ook zijn na zijn/haar 18e verjaardag. Deze situatie doet zich zelden voor en kan daarom worden geschaard onder ‘Consultatie’. Dit zelfde geldt in de situaties waarbij het lokale team behoefte heeft aan vroegtijdige inzet van expertise van jeugdbeschermers van de GI in het lokale veld. Eveneens kan hier de Instemmingsverklaring in het vrijwillig kader onder vallen.

 

Zak- en kleedgeld bij OTS en Voogdij

 

Algemene beschrijving

Ouders hebben een onderhoudsplicht voor hun kinderen, totdat zij de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. Deze onderhoudsplicht, de wettelijke verplichting van iemand om een ander te onderhouden, vloeit voort uit artikel 1:392 BW. Zak- en kleedgeld maken onderdeel uit van deze onderhoudsplicht. De GI’s hebben een inspanningsverplichting om ervoor te zorgen dat ouders zak- en kleedgeld geven.

 

In de praktijk komt het voor dat bepaalde kosten voor het levensonderhoud van een kind niet betaald worden door of verhaald kunnen worden op de ouders en ook niet uit een andere regeling vergoed kunnen worden, maar waarbij het wel in het belang van de jeugdige is dat deze kosten worden gemaakt. Het gaat dan bijvoorbeeld om situaties waarbij ouders al een lange tijd uit beeld zijn of niet in staat zijn om aan hun financiële verplichtingen te voldoen.

 

Als ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen omdat ze aantoonbaar financieel niet draagkrachtig zijn, dan geldt voor jeugdigen met een ondertoezichtstelling of voogdij maatregel die niet thuis wonen dat zij vanuit de GI een zak- en kleedgeld vergoeding krijgen. Dit geldt ook voor jeugdigen waarbij de ouders al lange tijd buiten beeld zijn.

 

Productspecifieke eisen

Het zak- en kleedgeld kan maandelijks of per kwartaal uitbetaald worden.

  • Zakgeld is een geldbedrag voor kleine dagelijkse uitgaven.

  • Kleedgeld is bedoeld voor kleding en schoenen.

  • Toilet/verzorgingsartikelen

Voor zak- en kleedgeld zijn er 3 staffels:

  • -

    t/m 12 jaar

  • -

    t/m 16 jaar

  • -

    17 jaar

Het zak- en kleedgeld wordt (eventueel via de instelling) uitbetaald aan de jeugdige, de normen van het NIBUD zijn hierbij leidend (zie https://www.nibud.nl/onderwerpen/kinderen-en-jongeren/zakgeld-en-kleedgeld)