Hoofdstuk 2. Aanvraag, besluit en vaststelling tegemoetkoming op grond van SMI
Artikel 6. Aanvraag
- 1.
De aanvraag voor een tegemoetkoming wordt ingediend middels het aanvraagformulier voor bijzondere bijstand.
- 2.
Een aanvraag bevat in elk geval:
- a.
een geldig identiteitsbewijs van de ouder;
- b.
de offerte of plaatsingscontract van de kinderopvangorganisatie, waarin in ieder geval wordt aangegeven:
- •
het aantal uren kinderopvang per kind;
- •
- •
de aanvangsdatum en einddatum van de opvang;
- c.
een overzicht van hoeveel kinderopvangtoeslag de aanvrager terug krijgt van de belastingdienst. Dit is afhankelijk van de gezinssituatie en het inkomen;
- d.
bewijsstuk van het inkomen van de ouder en indien van toepassing partner (jaaropgaven en/of salarisspecificatie);
- e.
de overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten op de aanvraag voor een tegemoetkoming;
- 3.
Indien het een ouder met een partner betreft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.
Artikel 7. Onderzoek
- 1.
Na de aanvraag volgt er een gesprek, waarin samen met de aanvrager een inventarisatie wordt gedaan van de gezinssituatie en wordt de problematiek in kaart gebracht. De gezamenlijk gevonden doelen en oplossingen vormen een advies waarvan een SMI onderdeel kan zijn.
- 2.
Het college kan een door hem daartoe aangewezen medisch specialist of instantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang op grond van een SMI. Het indicatieadvies bevat in ieder geval:
- a.
de redenen voor de noodzaak van kinderopvang;
- b.
de geldigheidsduur van de indicatie;
- c.
de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.
Artikel 8. Beslistermijn
De beslis- en opschortingstermijn van de Algemene Wet Bestuursrecht zijn van toepassing.
Artikel 9. Inhoud van de beschikking
- 1.
De beschikking bevat in ieder geval:
- a.
naam en adres van de ouder;
- b.
naam en geboortedatum van het kind of de kinderen voor wie de opvang is geïndiceerd;
- c.
de reden(en) voor de noodzaak van de opvang;
- d.
een omschrijving van een afspraak die moet leiden tot verbetering van de gezinsomstandigheden;
- e.
- f.
noodzakelijke omvang en duur van de formele kinderopvang;
- g.
de geldigheidsduur van het besluit;
- h.
de naam en het adres van de kinderopvangorganisatie of het gastouderbureau waar de opvang plaatsvindt;
- i.
de hoogte van de tegemoetkoming;
- j.
de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;
- k.
de periode wanneer de betaling plaatsvindt;
- l.
eventuele aanvullende afspraken die met ouder(s) zijn gemaakt.
- 2.
In geval van een (gedeeltelijke) afwijzing wordt de reden van (gedeeltelijke) afwijzing beargumenteerd.
Artikel 10. Ingangsdatum
- 1.
De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag door het college in ontvangst is genomen.
- 2.
Als op de datum als bedoeld in lid 1 nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang start.
Artikel 11. Omvang tegemoetkoming
Het college verleent een tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat op grond van de indicatie redelijkerwijs noodzakelijk is, maar nooit meer dan veertig uur per week. Voor de buitenschoolse opvang geldt een maximum van vijf dagen per week.
Artikel 12. Hoogte van de tegemoetkoming
- 1.
De hoogte van de tegemoetkoming voor de in artikel 2 genoemde doelgroep, wordt vastgesteld overeenkomstig de methodiek van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, rekening houdend met het toetsingsinkomen van de ouder en diens eventuele partner.
- 2.
Voor de kosten van de kinderopvang wordt maximaal het door het rijk jaarlijks vastgestelde fiscale tarief gehanteerd. Opvangkosten die boven het fiscale uurtarief komen (meerkosten) en de eigen inkomensafhankelijke ouderbijdrage komen voor rekening van de ouder.
Artikel 13. Periode tegemoetkoming
De tegemoetkoming kan worden verleend voor een periode van maximaal twaalf maanden. Een eventuele verlenging vindt enkel plaats indien de verlengingsaanvraag goed gemotiveerd is. De verlengingsaanvraag kan voor maximaal twaalf maanden worden verlengd.
Artikel 14. Betaling
- 1.
De tegemoetkoming wordt in maandelijkse termijnen, op basis van de factuur van de kinderopvangorganisatie uitbetaald aan de ouder.
- 2.
In afwijking van lid 1 kan de tegemoetkoming in plaats van aan de ouder ook uitbetaald worden aan de kinderopvangorganisatie als daar een gegronde reden voor is.
Artikel 15. Vaststelling
Na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend stelt het college de tegemoetkoming vast, de ouder verstrekt daartoe desgevraagd:
- a.
een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode;
- b.
een jaaropgave van de inkomsten van de ouders.
Artikel 16. Inlichtingen- en/of medewerkingsplicht
- 1.
De ouder doet al het mogelijke om de inzet van de noodzakelijke kinderopvang zo beperkt mogelijk te houden.
- 2.
De ouder doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming
- 3.
De ouder verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.
- 4.
De ouder aan wie het college een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang op sociaal-medische indicatie heeft toegekend, is verplicht om iedere vorm van hulpverlening te accepteren die er op gericht is om de oorzaak van de noodzaak tot kinderopvang aan te pakken, en mee te werken aan een plan van aanpak van de hulpverlener.
Artikel 17. Herziening, intrekking en terugvordering
Voor de herziening, intrekking en terugvordering van de tegemoetkoming zijn de regels van de Participatiewet van toepassing.