Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zaanstad

Mandaatbesluit Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZaanstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMandaatbesluit Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2023
CiteertitelMandaatbesluit Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-01-202401-01-2024Nieuwe regeling

21-11-2023

gmb-2024-23248

z8026605/d421

Tekst van de regeling

Intitulé

Mandaatbesluit Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2023

 

Het college van de gemeente Zaanstad

Gelet op artikel 10.3 van de Algemene Wet Bestuursrecht het college bevoegd is mandaten te verlenen ten aanzien van hem toekomende bevoegdheden;

Overwegende dat;

 

  • -

    de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Velsen en Zaanstad binnen het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied op basis van een gemeenschappelijke regeling samenwerken op het gebied van een vlotte, veilige en milieuverantwoorde afwikkeling van het scheepvaartverkeer in het Noordzeekanaalgebied;

  • -

    voor de afwikkeling van operationele zaken in de haven in het Noordzeekanaalgebied door de gemeente Beverwijk, Velsen, Amsterdam en Zaanstad een één-loket is ingericht waar ontheffings- en vergunningsaanvragen kunnen worden ingediend en meldingen kunnen worden gedaan;

  • -

    het één-loket is ondergebracht bij de uitvoeringsorganisatie van het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied.

  • -

    Het college bevoegdheden toekomt op basis van de Regionale havenverordening Noordzeekanaalgebied 2023, die de Regionale Havenverordening 2019 vervangt;

 

Besluit vast te stellen:

 

Artikel 1.  

 

Aan de directeur van het Centraal Nautisch Beheer, en diens door hem aan te wijzen vervanger, mandaat wordt verleend voor de volgende artikelen van de Regionale havenverordening 2023:

 

  • artikel 1.6: het weigeren, wijzigen of intrekken van een toestemming;

  • artikel 1.9: het verlenen en weigeren van ontheffing en vrijstelling van geboden en verboden;

  • artikel 3.1, eerste lid: het plaatsen van verkeerstekens;

  • artikel 3.1, derde lid: het doen van een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken;

  • artikel 3.2: het aanwijzen van gebieden waar bepaalde categorieën van schepen zich niet mogen bevinden, eventueel met toevoeging van een periode, dan wel waar bepaalde activiteiten wel of niet zijn toegestaan;

  • artikel 3.3, onder d: het geven van toestemming voor het nemen van ligplaats buiten operationele ruimte voor tankschepen;

  • artikel 3.5: het aanwijzen gebieden waar een schip omhoog mag worden gebracht;

  • artikel 3.7, eerste lid: het aanwijzen van een gebied waar ankers en spudpalen mogen worden gebruikt;

  • artikel 3.11, eerste lid: het aanwijzen van operationele ruimte voor ligplaatsen;

  • artikel 3.11, tweede lid: het stellen van aanvullende regels voor het nautisch gebruik van de operationele ruimte;

  • artikel 3.12: het opleggen van maatregelen In het kader van veiligheids-, ordenings- of milieubelangen aan schepen;

  • artikel 3.14: het verlenen of weigeren van erkenning van bootliedenorganisatie;

  • artikel 4.2: het aanwijzen van gebieden waar gebruik generator is verboden en waar gebruik hoofd- en hulpmotor is verboden;

  • artikel 4.3: het opleggen van een verbod of het geven van een aanwijzing aan een schip dat gevaar, schade of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken;

  • artikel 4.5, derde lid: het aanwijzen van brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen voor installaties waaraan aan boord van een schip geen werkzaamheden mogen worden verricht;

  • artikel 4.6: het aanwijzen van gebieden waar ligplaats mag worden genomen voor het ontsmetten van schepen;

  • artikel 4.7, onder c: het vaststellen van een plan van aanpak voor operationele en nautische afwikkeling ten aanzien van schip dat is ontsmet;

  • artikel 4.8: het verlenen of weigeren van vergunning om scheepsafval en ladingresiduen van zeeschepen in ontvangst te nemen;

  • artikel 4.9: het stellen van minimumeisen aan vergunninghouder van vergunning als bedoeld in artikel 4.8;

  • artikel 4.10: het verlenen of weigeren van een vergunning voor mobiele ontgasvoorziening;

  • artikel 4.11, tweede lid; het aanwijzen van locaties waar ladingtanks of sloptanks van een tankschip, mogen worden schoongemaakt;

  • artikel 4.11, vierde lid: het aanwijzen van locaties voor open schoonmaken of ventileren sloptanks of ladingtanks van binnentankschepen;

  • artikel 4.11, zesde lid: het stellen van nadere regels omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren van buiten inrichtingen;

  • artikel 4.13, tweede lid: het aanwijzen van gebieden of ligplaatsen waar het inzamelen van gevaarlijke of schadelijke stoffen door een mobiele voorziening is toegestaan;

  • artikel 5.1: het aanwijzen van oliehavengebied;

  • artikel 5.4: het aanwijzen van ligplaatsen buiten oliehavengebieden voor tankschepen waarvan de lading- of sloptanks gevaarlijke stoffen of residuen daarvan bevatten;

  • artikel 5.5, onder a, 1 en 3: het aanwijzen van autoafzetplaats of plaats voor het onmiddellijk innemen van drinkwater;

  • artikel 5.6, eerste lid, onder a: het vaststellen formulier ‘verklaring gasdeskundige’;

  • artikel 6.1, eerste en tweede lid: het aanwijzen van ligplaatsen voor het afmeren van tankschepen geladen met of leeg van vloeibare, gevaarlijke of schadelijke stoffen en het stellen van voorwaarden aard en hoeveelheid van de lading en de uit te voeren activiteiten en het verbinden van voorwaarden daaraan;

  • artikel 8.1, eerste lid: het verlenen of weigeren van een bunkervergunning;

  • artikel 8.1, tweede lid: het aanwijzen van gebieden waar bunkeren of debunkeren al dan niet voor bepaalde stoffen is toegestaan;

  • artikel 8.1, derde lid: het aanwijzen van brandstoffen die niet gedebunkerd mogen worden;

  • artikel 8.1, vijfde lid: het aanwijzen van brandstoffen of energiebronnen met eigenschappen van een gevaarlijke stof waarbij gelijktijdige activiteiten met het bunkeren of debunkeren zijn toegestaan;

  • artikel 8.2: het stellen van minimumeisen bunkervergunning en vergunninghouder;

  • artikel 8.3, eerste lid: het vaststellen aanvraagformulier vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid en bepalen of aanvullende gegevens moeten worden overgelegd;

  • artikel 8.3, tweede lid: het bepalen dat voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen bij het aanvragen van een vergunning aanvullende gegevens moeten worden overgelegd, welke gegevens samenhangen met het houden van een audit voor bunker- of debunkeractiviteiten die bedrijf uitvoert;

  • artikel 8.3, derde lid: het stellen van beperkingen aan aantal, locatie en type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met door het college aangewezen brandstoffen of soorten energiebronnen;

  • artikel 8.4: het aanwijzen van brandstoffen of energiebronnen waaraan beperkingen zijn gesteld;

  • artikel 8.5, eerste lid: het aanwijzen van hulpstoffen die alleen met een vergunning van of aan boord van een schip mogen worden gebracht;

  • artikel 8.5, tweede lid: het aanwijzen van gebieden of ligplaatsen waar hulpstoffen niet of wel aan en van boord mogen worden gebracht dan wel alleen bepaalde hulpstoffen van een aan boord van schepen mogen worden gebracht;

  • artikel 8.6, eerste en tweede lid: het bepalen dat voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen bij het aanvragen van een vergunning een aanvraagformulier moet worden gebruikt met gegevens, die samenhangen met een audit voor bunker- of debunkeractiviteiten die het bedrijf uitvoert.

  • artikel 8.7, eerste lid: het vaststellen controlelijst voor het bunkeren of debunkeren van bepaalde door het college aan te hulpstoffen;

  • artikel 8.7, tweede lid: het aanwijzen brandstoffen en energiebronnen alsmede hulpstoffen waarvoor een controlelijst nodig is voor het bunkeren of debunkeren;

  • artikel 8.8: het vaststellen van voorschriften voor de seinvoering of minimale passeerafstand voor schepen die brandstoffen of andere energiebronnen bunkeren.

  • artikel 8.9: het aanwijzen van brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen, waarvoor melding aan de havenmeester moet worden gedaan.

 

Artikel 2.  

 

Dit in artikel 1 genoemd mandaat is niet van toepassing op:

  • a.

    zaken waarvan een lid van het college, de burgemeester als zodanig daaronder mede begrepen, te kennen heeft gegeven dat hij op grond van politieke of bestuurlijke overwegingen van oordeel is dat hij het nemen van een besluit daarover aan zich dient te trekken;

  • b.

    zaken die een beslissing vergen die zou afwijken van een advies waarvan het inwinnen ingevolge wettelijke voorschrift dan wel ingevolge een gemeentelijke richtlijn verplicht is;

  • c.

    zaken die een beslissing vergen die leidt tot overschrijding van het voor deze beslissing(-en) aan de gemandateerde beschikbaar staande budget;

  • d.

    zaken die een beslissing vergen die zou afwijken van het tot dan toe door het gemeentebestuur gevoerde beleid.

 

In de gevallen dat één of meer van de bovengenoemde uitzonderingen van toepassing is dan wel de ondergemandateerde hier twijfels over heeft, wordt het besluit over de afdoening van de zaak aan het college voorgelegd.

 

Artikel 3.  

 

Het hoofd van de afdeling Havens en Vaarwegen is door het college bevoegdheid toegekend nadere instructies te geven ten aanzien van de uitvoering van het mandaat.

 

Artikel 4.  

 

Het besluit tot het verlenen van het mandaat van de directeur van de gemeenschappelijke regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, in het kader van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019 (besluit d.d. 27-08-2019, kenmerk 2019/19452) wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2023.

 

Artikel 6.  

 

Dit besluit treedt in werking, tegelijk met de inwerkingtreding van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2023.

 

Artikel 7.  

 

Dit besluit wordt aangehaald als Mandaatbesluit Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2023.

 

Aldus vastgesteld op 21-11-2023

burgemeester en wethouders van Zaanstad,

drs. J. Hamming, burgemeester

drs. G. Blom, gemeentesecretaris