Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Brabantse Delta

Algemene regels van het project Sloten, oevers en dijken op orde onder de Omgevingswet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Brabantse Delta
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingAlgemene regels van het project Sloten, oevers en dijken op orde onder de Omgevingswet
Citeertitel
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Algemene regels van het project Sloten, oevers en dijken op orde onder de Omgevingswet

01-08-2023

wsb-2024-403

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene regels van het project Sloten, oevers en dijken op orde onder de Omgevingswet

Voorwoord

 

 

 

Voor de komst van de Omgevingswet heeft het waterschap in het kader van een groot handhavingsproject (Sloten, oevers en dijken op orde; oftewel SODO) aparte algemene regels en beleidsregels naast de reguliere keur en beleidsregels geformuleerd. De situaties waarop deze algemene regels en beleidsregels van toepassing zijn, moeten onder het overgangsrecht van de waterschapsverordening gebracht worden. Er waren aparte algemene regels voor waterkeringen en voor waterlopen (vastgesteld per besluit van het dagelijks bestuur van 4 april 2017 met nummer 17IT010130 en gewijzigd per besluit van het dagelijks bestuur van 15 maart 2022 met nummer 507183).

 

In dit document, de nieuwe algemene regels voor SODO, heeft een beleidsneutrale omzetting plaatsgevonden. De twee aparte documenten met algemene regels zijn samengevoegd tot één stuk, waarbij de termen en verwijzingen naar regelgeving zijn bijgewerkt naar de termen van de Omgevingswet en wordt aangesloten op de waterschapsverordening. Waar nodig zijn verwijzingen aangepast en paragrafen hernummerd of van volgorde veranderd, voor zover dat nodig was om er één samenhangend geheel van te maken dat te plaatsen valt in het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) als onderdeel van de waterschapsverordening. Inhoudelijk is er geen verandering.

 

De algemene regels voor SODO gaan voor het grootste deel, maar niet volledig deel uit maken van de waterschapsverordening. Dat is ook de reden dat er opnieuw een apart document is opgesteld in plaats van een volledige integratie in de waterschapsverordening gelijktijdig met de omzetting van de keur. De achterliggende reden is dat regels met betrekking tot onderhoudsplichten, die voorheen onderdeel mochten zijn van de keur, nu niet meer onderdeel mogen zijn van de waterschapsverordening. Deze regels horen nu thuis in de legger of een aparte onderhoudsverordening. Deze regels zijn daarmee niet via het DSO te raadplegen, maar moeten gezien worden in het verlengde van de onderhoudsverordening van het waterschap die digitaal ontsloten is via www.wetten.nl evenals deze integrale versie van de algemene regels SODO.

 

Om de algemene regels te integreren in de waterschapverordening in het DSO is het ook noodzakelijk de regels te koppelen aan werkings- en beperkingengebieden. Dat is nieuw ten opzichte van de keur en valt onder de vaststellingsprocedure van de waterschapsverordening. Verder moeten de algemene regels ook onder een artikel in het overgangsrecht van de waterschapsverordening verankerd worden. Ook dat is nieuw omdat het systeem van de Omgevingswet en DSO dat vereist. In dit stuk is dat, ook met omkaderde teksten, toegevoegd.

 

De oorspronkelijke algemene regels bevatten veel toelichtingen. Meer dan in het DSO digitaal ontsloten kan worden. In dit document is de volledige tekst opgenomen zoals deze digitaal gepubliceerd is als geldende regelgeving. Met omkaderingen is steeds gemarkeerd wat terug komt in het DSO en hoe. Wat niet omkaderd is, komt niet terug in het DSO als onderdeel van de waterschapsverordening.

 

1. Inleiding

 

Op grond van artikel 2.2 lid 1 van de Waterschapsverordening is het verboden om zonder vergunning gebruik te maken van een oppervlaktewaterlichaam of bijbehorende beschermingszones door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, liggen of drijven.

 

Op grond van artikel 3.2 lid 1 van de Waterschapsverordening is het eveneens verboden om zonder omgevingsvergunning in een primaire of regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskeringen, of de daarbij behorende beschermingszone A:

  • Handelingen te verrichten;

  • Werken te behouden; of,

  • Vast substanties of voorwerpen te laten staan of liggen.

 

Op grond van artikel 2.5 Omgevingswet kan het bestuur regels stellen over de fysieke leefomgeving. Deze regels kunnen een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. Door het stellen van deze algemene regels is hiervan voor bepaalde categorieën overtredingen, die reeds bestonden voor 1 januari 2013 (peildatum), gebruik gemaakt.

 

Project Sloten, oevers en dijken op orde

Het dagelijks bestuur heeft besloten dat ten aanzien van bepaalde overtredingen die plaatsvonden vóór 1 januari 2013 beoordeeld moest worden of voor deze overtredingen alsnog een vergunning verleend kan worden of dat de overtredingen onder een algemene regel gebracht kunnen worden dan wel dat handhavend optreden de enige mogelijkheid is. Deze beoordeling heeft plaatsgevonden in het kader van het project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’.

 

De aanleiding voor het project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’ is gelegen in de fusie van een aantal waterschappen en een aaneenschakeling van wijzigingen in wet- en regelgeving.

 

Het waterschap Brabantse Delta is in 2004 ontstaan na een fusie van het Hoogheemraadschap West-Brabant, Waterschap Het Scheldekwartier, Waterschap Land van Nassau, Waterschap Mark en Weerijs en Waterschap De Dongestroom. Het fuseren bracht verschillende Keuren samen in één nieuw waterschap, wat uiteindelijk heeft geleid tot één Keur in 2005 voor het gehele waterschap. In 2009 is de Keur gewijzigd vanwege de inwerkingtreding van de Waterwet. In de afgelopen jaren is ook de Legger meerdere malen aangepast.

 

Mede door de fusie en de aanpassing van wet- en regelgeving bleek in de praktijk dat in het beheergebied van het waterschap Brabantse Delta diverse situaties voorkwamen waar toepassing van de nieuwe wet- en regelgeving in conflict kwam met bestaande gelijkwaardige gevallen in de directe omgeving. Om deze problematiek op te lossen, heeft het waterschap alle op 1 januari 2013 bestaande overtredingen geïnventariseerd.

 

Deze peildatum vormt voor het project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’ een duidelijk moment tot wanneer ‘oude’ bestaande situaties kunnen worden beoordeeld. Bij deze beoordeling is gebleken dat een aantal overtredingen op de beschermingszone bij A-watergangen en overtredingen in B-watergangen, zonder dat de werking van het watersysteem in het geding komt, onder een algemene regel gebracht kan worden.

 

Algemene regel versus vergunning

Een algemene regel kan in veel gevallen in plaats van een vergunning gebruikt worden voor het legaliseren van overtredingen. Aan een algemene regel kunnen ook voorschriften worden gesteld. Door een algemene regel worden de kosten en administratieve lasten beperkt.

 

Voor de overtredingen, ontstaan vóór de peildatum, die zich daarvoor lenen is een algemene regel opgesteld. De algemene regel geldt alleen voor situaties die reeds bestaan en bestonden op de peildatum en is daarmee beperkt tot een duidelijk afgebakende hoeveelheid overtredingen.

 

De algemene regels gelden uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Er is sprake van een uitsterfconstructie. Deze keuze is gemaakt omdat de huidige omvang van het aantal overtredingen nog acceptabel is. Een verdere, ongebreidelde toename van overtredingen is dat echter niet meer.

 

Nader afwegingskader voor waterkeringen

Het afwegingskader voor het opstellen van algemene regels met betrekking tot waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak waterveiligheid. Om deze taak van het waterschap te kunnen waarborgen en garanderen is het van belang het risico te bepalen en te bezien of beheer en onderhoud van de kering mogelijk is. Onderstaand figuur geeft het schema van het afwegingskader weer.

 

 

Toelichting op afwegingskader (figuur 1)

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘Waterveiligheid’. Vanuit deze taak is bekeken of een overtreding gevolgen heeft voor de stabiliteit van de waterkering. Het gaat daarbij om het beheersen van de risico’s (A) en het kunnen uitvoeren van beheer & onderhoud (B). Hierna staan de verschillende aspecten uit het afwegingskader beschreven en nader toegelicht. Uiteindelijk komt dit afwegingskader terug bij de overwegingen per specifieke algemene regel.

  • A.

    Het beheersen van de risico’s bestaat uit het huidig risico (nu) en toekomstig risico.

Huidig risico

Het gaat om bestaande situaties waarbij de grootste impact op de waterkering al heeft plaatsgevonden, namelijk het uitvoeren van de ingraving. Nu de activiteit (ingraving) al is gerealiseerd, is in de huidige situatie het risico voor de waterveiligheid beperkt en neemt dit risico ook niet toe. Voor wat betreft de werken of beplanting die al aanwezig zijn, is bij de risicoanalyse reeds vastgesteld dat het risico voor de staat van de waterkeringen laag is. De verwijdering hiervan zou juist meer risico met zich meebrengen omdat dan (opnieuw) activiteiten in de kering plaatsvinden.

Een eerste uitzondering hierop zijn de gevallen waarin de bekleding van de waterkering niet (meer) aan de veiligheidsnormen voldoet. Een tweede uitzondering zijn de situaties die bij de veiligheidstoets tot de conclusie leiden dat de waterkering door de aanwezige obstakels, ook wel niet waterkerende objecten genoemd, niet meer voldoet aan de geldende normen.

Onder niet-waterkerende objecten worden alle objecten op, in of nabij een waterkering verstaan die niet bijdragen aan het waterkerend vermogen van de waterkering (zoals bomen, beplanting, bouwwerken etc.). De aanwezigheid van een niet waterkerend object kan de veiligheid van de waterkering in gevaar brengen, door:

  • verstoring van het grondlichaam: zoals door een ontwortelde boom;

  • externe belastingen: bijvoorbeeld windbelasting via een boom of gebouw of het eigengewicht van een gebouw op de kruin;

  • waterstroming: een niet doorlatend element in de waterkering vormt een barrière voor grondwaterstroming, en kan door concentratie van grondwaterstroming leiden tot lokaal afwijkende waterspanningen.

Daarnaast geldt dat de aanwezigheid van niet-waterkerende objecten een belemmering kan vormen voor het beheer en onderhoud van een waterkering, en de inspectie daarvan tijdens extreme situaties.

Toekomstig risico

Het toekomstige risico is gelegen in eventuele dijkverbeteringsprojecten. Indien blijkt dat de waterkering op enig moment niet meer voldoet aan de geldende veiligheidsnormen dan dient het waterschap ervoor te zorgen dat de waterkering weer gaat voldoen aan de normen. Als zich binnen het ruimtebeslag van de dijkverbetering niet waterkerende objecten bevinden dan vormt dat een potentieel risico voor de uitvoering van het toekomstige dijkverbeteringsproject omdat de obstakels dan in de weg staan.

Om te voorkomen dat er nu of in de toekomst problemen ontstaan bij dijkverbeteringsprojecten is bij de meeste regels een voorschrift opgenomen waarin verplicht is gesteld dat het object in dergelijke gevallen op eerste aanzegging van het waterschap door de rechthebbende (op eigen kosten) verwijderd moet worden. Een dergelijk voorschrift geldt ook voor situaties waarbij uit het technisch en/of beheerdersoordeel, op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van een regionale of primaire kering, blijkt dat de waterkering als gevolg van het object niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

B.Beheer en onderhoud bestaat uit het uitvoeren van inspecties en onderhoud.

Inspecties

Het moet mogelijk zijn inspecties aan de kering uit te voeren, zodat o.a. de stabiliteit van de kering beoordeeld kan worden.

Onderhoud

Het onderhoud aan een kering bestaat uit buitengewoon en gewoon onderhoud. Het buitengewone onderhoud voert het waterschap altijd zelf uit. Voor het gewone onderhoud aan een waterkering geldt dat het afhankelijk is van het eigendom wie dit uitvoert. Is het waterschap eigenaar van de grond op de kering dan voert het waterschap dit gewone onderhoud uit. Indien de grond op een kering in eigendom van derden is dan voeren zij dit gewone onderhoud uit.

Opbouw van de algemene regels

In deze algemene regels wordt aangegeven voor welke situaties de algemene regel geldt. Onder het kopje voorschriften wordt vervolgens aangegeven waaraan voldaan moet worden bij toepassing van de algemene regel.

In de algemene regels met betrekking tot waterkeringen staat ook regelmatig de positionering van de overtreding op de waterkering benoemd. Om de plaats op de waterkering goed te kunnen duiden is onderstaande dwarsdoorsnede van belang.

 

Leeswijzer

Dit document is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel omvat de algemene regels met betrekking tot waterlopen. Het tweede deel de algemene regels die gaan over waterkeringen.

De algemene regels zijn per activiteit beschreven en zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen welke tezamen de algemene regel vormen.

 

DSO-Waterschapsverordening

In de waterschapsverordening wordt bij de overgangsbepalingen het volgende artikel toegevoegd, als ankerpunt om deze algemene regels in de waterschapsverordening te integreren:

 

Artikel 6.6 Overgangsbepaling algemene regels project Sloten, oevers en dijken op orde (SODO)

De vergunningvrije gevallen (algemene regels) die specifiek zijn vastgesteld in het kader van het project “Sloten, oevers en dijken op orde” per besluit van het dagelijks bestuur van 4 april 2017 met nummer 17IT010130, van 28 november 2017 met nummer 17IN030259 en gewijzigd per besluit van het dagelijks bestuur van 15 maart 2022 met nummer 507183, zijn in deze waterschapsverordening geïntegreerd en opgenomen onder afdeling 5.2 “Aanwijzingvergunningvrije gevallen in het kader van Project Sloten, oevers en dijken op orde”.

 

Deel 1: algemene regels waterlopen

 

 

DSO-Waterschapsverordening

De algemene regels uit dit deel, worden gekoppeld aan de volgende, reeds bestaande, werkings-/beperkingengebieden uit de waterschapsverordening:

  • a-water;

  • b-water;

  • beperkingengebied met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam;

  • beschermingszone bij een a-water;

  • profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.

 

2. Bomen op de beschermingszone

2.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van bomen die op de beschermingszone staan.

 

 

2.2 Inhoud algemene regel

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 2.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben van één of meerdere bomen op de bijbehorende beschermingszone van A-watergangen, voor zover:

  • a.

    de boom of de rij bomen reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    de boom of de rij bomen op een afstand van meer dan 3 meter van de insteek staat; of

  • c.

    de boom of de rij bomen op een afstand tussen de 1 meter en 3 meter van de insteek van de watergang staat, en bij de rij bomen de hart-op-hart-afstand tussen de bomen minimaal 10 meter is; of

  • d.

    de boom of de rij bomen op een afstand van minder dan 1 meter van de insteek staat of op een afstand tussen de 1 meter en 3 meter van de insteek en de hart-op-hart afstand minder dan 10 meter bedraagt; en

  • e.

    ongeacht de locatie van de boom of de rij bomen, de aanwezigheid hiervan het regulier onderhoud van de watergang en het talud niet belemmert of verzwaart, dat wil zeggen dat de aanwezigheid van de boom of bomen niet tot gevolg mag hebben dat alleen handmatig onderhoud aan de watergang mogelijk is of dat geen (varend of machinaal) onderhoud mogelijk is.

 

DSO-criteria

Voorschriften

  • a.

    Om hinder van overhangende takken te voorkomen dienen de bomen, tot een afstand van minimaal 3 meter van de insteek, te allen tijde aan beide zijden opgekroond te zijn tot 4 meter.

  • b.

    Indien de bomen zich op een afstand van minder dan 1 meter van de insteek of zich tussen de 1 en 3 meter van de insteek bevinden met een hart-op-hart afstand van minder dan 10 meter (zie 2.2 onder d), worden deze, ten behoeve van (buitengewoon) onderhoud aan de watergang, op eerste aanzegging van, of bij gelasting via een openbare bekendmaking door of namens het bestuur van het waterschap door de eigenaar verwijderd.

2.3 Toelichting

 

DSO-toelichting/annotatie

Bomen die op de beschermingszone staan, kunnen het waterschap belemmeren in de uitvoering van noodzakelijk regulier en buitengewoon onderhoud aan de watergang. Daardoor kunnen op termijn nadelige gevolgen ontstaan voor de aan- en afvoer van water. Bij de uitvoering van regulier en buitengewoon onderhoud moet onder andere gedacht worden aan het maaien van de oevers en watergangen, baggeren, vervangen van eventueel aanwezige beschoeiingen en het herstellen van taluds (herprofileren). Om de mogelijkheid van de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden te borgen, is in de Waterschapsverordening bepaald dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning voor een wateractiviteit op de beschermingszone obstakels, waaronder bomen, te plaatsen of te hebben.

 

Uit een nadere (buiten) inventarisatie van de reeds vóór 1 januari 2013 aanwezige overtredingen ‘bomen op de beschermingszone’, blijkt dat niet elke situatie waarin een boom op de beschermingszone staat een belemmering is voor het uitvoeren van onderhoud. Dit is afhankelijk van de situering van de boom ten opzichte van de watergang.

 

2.4 Aanvullende toelichting

Onderstaande figuur maakt duidelijk dat het uitmaakt waar een boom op de beschermingszone gesitueerd is.

 

 

Toelichting bij figuur 1

De volgende bomen vormen geen probleem voor de uitvoering van de taken van het waterschap:

 

Ratio

Ad 1. De gedachte hierachter is dat als een boom meer dan 3 meter van de insteek staat een machine altijd voor de boom langs de watergang kan bereiken voor het noodzakelijke onderhoud.

Ad 2. De gedachte hierachter is dat als een boom tussen 1 en 3 meter van de insteek staat een machine niet voor de boom langs de watergang kan bereiken voor het noodzakelijke onderhoud, maar alleen de watergang kan bereiken tussen de bomen door. Daarom moet de afstand tussen de bomen (hart-op-hart afstand) minimaal 10 meter zijn, zodat een onderhoudsmachine er tussendoor kan rijden.

 

Ratio

Bomen binnen 1 meter van de insteek of op een afstand tussen de 1 en 3 meter van de insteek met een hart-op-hart afstand van minder dan 10 meter staan in beginsel (op termijn) het mogelijk noodzakelijke (buitengewoon) onderhoud in de weg. De 1e meter vanaf de insteek is nodig om technisch bezien het buitengewoon onderhoud uit te kunnen voeren.

De onderlinge afstand van minimaal 10 meter, indien de bomen zich bevinden op een afstand tussen de 1 en 3 meter van de insteek, is benodigd om de watergang te kunnen bereiken voor het mogelijk noodzakelijke (buitengewoon) onderhoud. Als de hart-op-hart afstand minder dan 10 meter is dan kan de watergang niet bereikt worden en staan de bomen (op termijn) het (buitengewoon) onderhoud in de weg.

Het voert echter te ver om nu per definitie alle bomen binnen 1 meter vanaf de insteek of met een te kleine hart-op-hart afstand al weg te laten halen zonder dat duidelijk is of van deze bomen ook daadwerkelijk overlast tijdens de uitvoering van (buitengewoon) onderhoud valt te verwachten. Het is via een goed geformuleerde algemene regel nog altijd mogelijk om in de toekomst handhavend op te treden tegen bomen die daadwerkelijk overlast geven.

 

Als deze bomen nu zonder meer direct verwijderd moeten worden dan verdwijnt veel groen uit het straatbeeld en bosgebieden. Dit betekent tevens een verlies aan landschappelijke en natuurlijke waarden in het beheergebied. Dit zou op grote weerstand stuiten.

De kap van bomen vergt veelal een omgevingsvergunning. De onderbouwing vanuit het waterschap waarom die specifieke boom nu al gekapt moet worden, is minimaal.

 

De afweging of een boom binnen de eerste meter van de insteek of met een te beperkte hart-op-hart afstand verwijderd moet worden, kan veel beter gemaakt worden voorafgaand aan de uitvoering van een onderhoudsproject dan nu al vanuit het project Sloten, oevers en dijken op orde. Dit levert ook een betere onderbouwing op bij een aanvraag voor een eventuele omgevingsvergunning voor de activiteit kappen van bomen.

 

Uitvoering regulier onderhoud niet belemmeren of verzwaren

Voor alle bomen, ongeacht de situering op de beschermingszone, geldt dat:

  • Een boom of rij bomen niet de oorzaak mag zijn van het niet machinaal of varend (dus: handmatig onderhoud of geen onderhoud) kunnen uitvoeren van regulier onderhoud. Is dit wel het geval dan valt de betreffende boom of rij bomen niet onder de algemene regel en moet(en) deze verwijderd worden, tenzij hier een aantoonbare reden voor is waarom het onderhoud op deze wijze uitgevoerd wordt, bijvoorbeeld door een EVZ of bosgebied.

  • Indien sprake is van een uitzonderlijke situatie, bijvoorbeeld monumentale bomen of gemeentelijke regelgeving de verwijdering van de bomen in de weg staat, wordt beoordeeld of hiervoor alsnog een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit verleend kan worden.

 

Toelichting voorschrift 2.3 onder a

 

Figuur 2: grafische weergave opkronen bomen binnen 3 m van insteek

 

Werking algemene regel

De tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die nu al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum. De regel geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit mogelijk om bijvoorbeeld een boom na verwijdering terug te planten.

 

De huidige Waterschapsverordening is dan van toepassing. Ten aanzien van bomen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

3. Struiken en planten op beschermingszone

3.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van struiken en planten die op de beschermingszone staan.

 

Afbeelding 3: Struiken en planten op beschermingszone

 

 

Afbeelding 4: Struiken en planten op beschermingszone

3.2 Inhoud algemene regel

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 2.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend voor het hebben van struiken en planten op de bijbehorende beschermingszone van A-watergangen, voor zover:

  • a.

    de struiken en planten reeds aanwezig waren vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    er geen andere obstakels op de beschermingszone aanwezig zijn, en

  • c.

    het reguliere onderhoud van de watergang varend of machinaal vanaf de overzijde wordt uitgevoerd, en

  • d.

    de struiken en planten op een afstand van minimaal 1 meter van de insteek staan; óf

  • e.

    de struiken en planten op minder dan 1 meter afstand van de insteek staan als:

  • het onderhoud machinaal plaatsvindt, en

  • de breedte van de watergang niet breder dan 7 meter (gemeten van insteek tot insteek) is, en

  • de grond aan de andere zijde van de watergang in eigendom van de gemeente is.

 

 

DSO-criteria

Voorschriften

Indien de struiken en planten zich op een afstand van minder dan 1 meter van de insteek bevinden worden deze, ten behoeve van buitengewoon onderhoud aan de watergang, op eerste aanzegging van, of bij gelasting via een openbare bekendmaking door of namens het bestuur van het waterschap door de eigenaar tijdelijk verwijderd.

 

3.3 Toelichting

 

DSO-toelichting/annotatie

Struiken en planten die op de beschermingszone staan, kunnen het waterschap belemmeren in de uitvoering van noodzakelijk regulier en buitengewoon onderhoud aan de watergang. Daardoor kunnen op termijn nadelige gevolgen ontstaan voor de aan- en afvoer van water. Bij de uitvoering van dit onderhoud moet onder andere gedacht worden aan het maaien van de oevers en watergangen, baggeren, vervangen van eventueel aanwezige beschoeiingen en het herstellen van taluds (herprofileren). Om de mogelijkheid van de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden te borgen, is in de Waterschapsverordening bepaald dat het verboden is om op de beschermingszone obstakels, waaronder struiken en planten, te plaatsen of te hebben.

 

Uit een inventarisatie van de overtredingen ‘struiken en planten op de beschermingszone’ is gebleken dat echter niet elke situatie waarin struiken of beplanting op de beschermingszone staan, betekent dat het onderhoud wordt belemmerd. Gelet op het feit dat de beplanting en struiken al jaren op de betreffende locatie aanwezig zijn en ook blijkt dat niet in alle gevallen sprake is van een belemmering bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden, is er geen reden om nu nog direct tegen alle situaties handhavend op te treden. Dit zou bovendien ook op grote weerstand stuiten in het gebied. Het is immers niet wenselijk om hele stroken groen uit het straatbeeld te laten verdwijnen.

 

Werking algemene regel

De tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die nu al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum. De algemene regel geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit mogelijk om een struik of beplanting na verwijdering terug te planten. De huidige Waterschapsverordening is dan van toepassing. Indien niet aan het bepaalde in de algemene regel wordt voldaan, kan conform het schema (zie figuur 3) afhankelijk van de situatie een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit verleend worden of dient de overtreding opgeheven te worden.

 

3.4 Aanvullende toelichting

 

In navolgende figuur 3 is de wijze van toetsing en de vervolgstap (vergunnen, handhaven of algemene regel) weergegeven met betrekking tot struiken en planten die op de beschermingszone staan.

 

 

Figuur 3: Schematische weergave toetsing struiken en planten op beschermingszone

 

Ratio figuur 3:

Stap 1: De gedachte achter stap 1 van figuur 3 is dat allereerst bekeken moet worden of het wel om de overtreding ‘struiken en planten op de beschermingszone’ gaat en niet om ‘tuintje tot aan de insteek’. Als dat het geval is dan geldt een andere algemene regel ofwel wordt het vergund via de beleidsregels Sloten, oevers en dijken op orde. Anders volgt stap 2.

 

Stap 2: Deze stap bekijkt hoe het reguliere onderhoud wordt uitgevoerd. Als dit verzwaard gebeurt via handmatig onderhoud, door de bewoners zelf of niet plaatsvindt dan start een handhavingstraject. Gebeurt het reguliere onderhoud machinaal of varend, dan volgt stap 3.

 

Stap 3: Als meer dan 1 meter ruimte op de kant aanwezig is, dan zijn zowel regulier (stap 2) als buitengewoon onderhoud verzekerd. Daardoor heeft de overtreding geen direct effect op de taken van het waterschap en is een algemene regel passend. Bij minder dan 1 meter ruimte op de kant is dit niet per definitie verzekerd en volgt stap 4.

 

Stap 4 en 5: Indien de grond aan de overzijde van de overtreding in eigendom is van een particulier dan is het, met het oog op een mogelijk verzoek tot nadeelcompensatie en in het kader van de belangenafweging, redelijk meer kenbaarheid te geven aan het legalisatietraject van de overzijde. Deze kenbaarheid voor de overzijde is bij een algemene regel minder het geval. Daarom start in die situatie dan een vergunningstraject (met publicatie).

Ligt het eigendom van de grond aan de overzijde niet bij een particulier dan is een algemene regel passend, omdat van een overheidsinstantie verwacht mag worden dat het besluitvorming rondom algemene regels actief bijhoudt en in staat is dit te vertalen naar de eigen situatie.

4. Overige permanente bouwwerken in de watergang

4.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van overige permanente bouwwerken (bruggen) in de watergang zoals deze geïnventariseerd zijn.

 

4.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 2.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben van een brug in een A-watergang, voor zover de brug reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013.

 

 

DSO-criteria

Voorschriften

  • a.

    Degene die een brug behoudt, tast de stabiliteit van de oevers niet aan; en

  • b.

    belemmert de waterdoorvoer en eventueel varend onderhoud van de watergang niet; en

  • c.

    brengt bij definitieve verwijdering van de brug het oppervlaktewaterlichaam terug naar de oorspronkelijke afmetingen zoals opgenomen in de Legger; en

  • d.

    de brug inclusief de daarmee samenhangende constructies verkeert voortdurend in goede staat van onderhoud; en

  • e.

    indien de brug zich op particulier eigendom (niet zijnde een overheidsorgaan) bevindt en deze enkel als doel heeft het perceel te ontsluiten dan wordt de brug, ten behoeve van groot onderhoud aan de watergang, op eerste aanzegging van, of bij gelasting via een openbare bekendmaking door of namens het bestuur door de eigenaar tijdelijk verwijderd.

 

 

Onderhoud bruggen

De bruggen dienen onderhouden te worden door de eigenaar c.q. de vergunninghouder dan wel in voorkomende gevallen door degene die belang heeft bij het behoud van de brug (bijvoorbeeld particulieren die een brug hebben aangelegd om een (extra) gang van hun perceel naar de overzijde van de watergang te creëren).

 

Toelichting

DSO-toelichting/annotatie

Onder brug wordt in deze algemene regel verstaan: een werk over een watergang dat bedoeld is voor de doorgang van een perceel aan de ene kant van de watergang naar de andere kant van de watergang, inclusief de daarbij behorende beschoeiing en de daaronder gelegen taluds (inclusief daarbij behorende taludbeschermingen).

 

De geïnventariseerde bruggen zijn al jaren aanwezig en zijn doorgaans aangelegd ten behoeve van algemeen nut. Sommige van de bruggen zijn al in de Legger opgenomen. Ten aanzien van nieuw aan te leggen bruggen hanteert het waterschap het beleid dat deze na de verlening van de vereiste omgevingsvergunning, voor een wateractiviteit zonder verder toezicht, in de Legger worden opgenomen.

 

Uit een eerdere inventarisatie blijkt dat de bruggen constructief wel voldoen, maar dat vaak het onderhoud van het talud wordt nagelaten. Aangezien er met betrekking tot de reeds langdurig aanwezige bruggen door het waterschap geen problemen ondervonden worden, is er geen reden om daartegen nu alsnog handhavend op te treden. Het laten verwijderen van de zonder vergunning aangebrachte bruggen leidt tot infrastructurele problemen, zodat handhaving mede ook hierom niet voor de hand ligt. Dit leidt bovendien tot maatschappelijke onrust.

 

Voor wat betreft het nalaten van onderhoud van het talud en/ of de brug kan middels het bepaalde in de algemene regel direct handhavend opgetreden worden.

 

Werking algemene regel

De tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die nu al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum. De algemene regel geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is dan ook alleen met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit mogelijk om een brug na verwijdering opnieuw te plaatsen. De huidige Waterschapsverordening is dan van toepassing. Ten aanzien van bruggen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt beoordeeld of deze met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit alsnog gelegaliseerd kunnen worden. Indien dit niet geval is, volgt een handhavingstraject.

5. Eenvoudig te verwijderen obstakels op de beschermingszone

5.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een indruk van de overtredingen op de beschermingszone die geïnventariseerd zijn als eenvoudig te verwijderen obstakels op de beschermingszone. Naast vlaggenmasten kan gedacht worden aan voederbakken, reclameborden, maar ook hooibalen, kuubskisten etc.

 

 

 

5.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 2.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend voor het hebben van obstakels op de bijbehorende beschermingszone van A-watergangen voor zover:

  • a.

    het obstakel reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013, en

  • b.

    door de aanwezigheid van het obstakel het reguliere onderhoud van de watergang en het talud niet wordt belemmerd of verzwaard.

 

DSO-criteria

Voorschriften

Indien de obstakels zich op een afstand van minder dan 1 meter van de insteek of zich op de insteek bevinden worden deze, ten behoeve van (buitengewoon) onderhoud aan de watergang, op eerste aanzegging van, of bij gelasting via een openbare bekendmaking door of namens het bestuur van het waterschap door de eigenaar tijdelijk verwijderd.

5.3 Toelichting

 

DSO-toelichting/annotatie

Onder obstakel(s) wordt in deze algemene regel verstaan:

Obstakel(s) op de beschermingszone, die duurzaam met de grond verbonden zijn, maar wel eenvoudig te verwijderen zijn zoals vlaggenmasten, reclameborden, elektriciteitshuisjes etc.

Deze algemene regel ziet uitdrukkelijk niet op gebouwen en grote bouwwerken.

 

Er is onderscheid gemaakt in permanente en niet permanente obstakels op de beschermingszone. Niet permanente obstakels, zoals hooibalen, voederbakken, kuubskisten etc. zijn aan verplaatsing onderhevig en worden in het reguliere handhavingsproces opgenomen. Van deze obstakels is ook niet te zeggen dat zij reeds voor de peildatum van 1 januari 2013 aanwezig waren en er nu nog zijn. Deze algemene regel ziet dan ook alleen op permanente obstakels, die duurzaam met de grond verbonden zijn, zoals onder 5.2 omschreven.

 

Permanente obstakels (dit wil zeggen: duurzaam verbonden met de grond), die reeds voor de peildatum van 1 januari 2013 aanwezig waren, kunnen een belemmering vormen voor de uitvoering van noodzakelijk onderhoud aan de watergang en hierdoor nadelige gevolgen hebben voor de aan- en afvoer van water. Bij de uitvoering van onderhoud moet onder andere gedacht worden aan het maaien van de oevers en watergangen, baggeren, vervangen van eventuele beschoeiingen en het herstellen van taluds (herprofilering). Om de mogelijkheid van de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden te borgen, is in de Waterschapsverordening bepaald dat het verboden is om zonder vergunning op de beschermingszone obstakels te plaatsen of te hebben.

 

De meeste overtredingen in deze categorie bevinden zich op industrieterreinen. Het gaat dan vaak om vlaggenmasten of reclameborden. Gelet op het feit dat de betreffende obstakels al jaren op de betreffende locatie aanwezig zijn en in de praktijk blijkt dat er in veel gevallen geen sprake is geweest van een belemmering bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden, is er geen reden om hiertegen in alle gevallen nu alsnog direct handhavend op te treden. Dit zou ook op grote weerstand stuiten in het beheergebied. Bovendien gaat het om obstakels die, mocht het nodig zijn voor het noodzakelijke onderhoud, relatief eenvoudig te verwijderen zijn.

 

Werking algemene regel

De tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die nu al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is dan ook alleen met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit mogelijk om een obstakel terug te plaatsen. De huidige Waterschapsverordening is dan van toepassing.

Ten aanzien van de obstakels die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt handhavend opgetreden.

 

6. Obstakels en bomen/ beplanting op duikers

6.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een indruk van de overtredingen op duikers zoals deze geïnventariseerd zijn.

 

6.2 Inhoud algemene regel obstakels op duikers

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 2.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben van obstakels op / nabij duikers in A-watergangen, voor zover:

  • a.

    het obstakel en de duiker reeds aanwezig waren vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    het waterschap níet onderhoudsplichtig is voor het bouwkundig onderhoud van de duiker; en

  • c.

    het obstakel de functie van de duiker niet belemmert; en

  • d.

    de uitvoering van het onderhoud door het waterschap ten behoeve van het doorstroomprofiel te allen tijde geborgd is.

 

 

DSO-criteria

Voorschriften

De eigenaar van het obstakel zorgt ervoor dat het obstakel de bouwkundige constructie van de duiker niet aantast.

 

6.3 Toelichting

 

DSO-toelichting/annotatie

In deze algemene regel wordt onder obstakel verstaan: een bouwwerk, hekwerk, wegmeubilair en overige materialen en stoffen.

 

Obstakels (bomen, beplanting, bouwwerken) kunnen de duiker beschadigen waardoor nadelige gevolgen kunnen ontstaan voor de water aan- en afvoer. In de Waterschapsverordening is hierom bepaald dat het verboden is om obstakels op een duiker te hebben of te houden. Uit een inventarisatie van de op de peildatum bestaande overtredingen op duikers blijkt echter dat niet elke situatie tot problemen leidt. Veel van de geïnventariseerde overtredingen bestaan ook al jarenlang zonder problemen.

Het is dan ook niet aannemelijk dat hierdoor alsnog problemen ontstaan. Daarom is er geen reden om nu alsnog tegen al deze overtredingen handhavend op te treden. Dit zou bovendien ook op grote weerstand stuiten in het beheergebied.

Zolang de water aan- en afvoer niet wordt belemmerd door de aanwezigheid van het obstakel op de duiker is de aanwezigheid hiervan geen probleem voor de waterhuishouding. Mogelijk kunnen de obstakels wel het onderhoud belemmeren. In dat kader is van belang wie onderhoudsplichtig is.

 

Werking algemene regel

De tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die nu al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum. De algemene regel geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is dan ook alleen met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit mogelijk om een obstakel, boom of beplanting op een duiker terug te plaatsen. De huidige Waterschapsverordening is dan van toepassing. Tegen situaties die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt handhavend opgetreden.

6.4 Inhoud algemene regel bomen en beplanting op duikers

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 2.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben van bomen en beplanting op / nabij duikers in A-watergangen, voor zover:

  • a.

    de boom en / of beplanting en duiker reeds aanwezig waren vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    het waterschap níet onderhoudsplichtig is voor het bouwkundig onderhoud van de duiker; en

  • c.

    de boom en/ of beplanting inclusief wortels de functie van de duiker niet belemmeren; en

  • d.

    de uitvoering van het onderhoud door het waterschap ten behoeve van het doorstroomprofiel te allen tijde geborgd is.

 

 

DSO-criteria

Voorschriften

De eigenaar van de boom en / of de beplanting zorgt ervoor dat de boom en / of de beplanting de bouwkundige constructie van de duiker niet aantasten.

 

6.5 Toelichting

 

DSO-toelichting/annotatie

Obstakels (bomen, beplanting, bouwwerken) kunnen de duiker beschadigen waardoor nadelige gevolgen kunnen ontstaan voor de water aan- en afvoer. In de Waterschapsverordening is hierom bepaald dat het verboden is om obstakels op een duiker te hebben of te houden. Uit een inventarisatie van de op de peildatum bestaande overtredingen op duikers blijkt echter dat niet elke situatie tot problemen leidt. Veel van de geïnventariseerde overtredingen bestaan ook al jarenlang zonder problemen.

Het is dan ook niet aannemelijk dat hierdoor alsnog problemen ontstaan. Daarom is er geen reden om nu alsnog tegen al deze overtredingen handhavend op te treden. Dit zou bovendien ook op grote weerstand stuiten in het beheergebied.

Zolang de water aan- en afvoer niet wordt belemmerd door de aanwezigheid van het obstakel op de duiker is de aanwezigheid hiervan geen probleem voor de waterhuishouding. Mogelijk kunnen de obstakels wel het onderhoud belemmeren. In dat kader is van belang wie onderhoudsplichtig is.

 

Werking algemene regel

De tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die nu al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum. De algemene regel geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is dan ook alleen met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit mogelijk om een obstakel, boom of beplanting op een duiker terug te plaatsen. De huidige Waterschapsverordening is dan van toepassing. Tegen situaties die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt handhavend opgetreden.

 

6.6 Aanvullende toelichting onderhoudsplicht

 

Wie onderhoudsplichtig is staat beschreven in de volgende twee alinea’s.

 

Onderhoudsplichtige van in de Legger opgenomen duikers

Voor duikers die in de Legger van het waterschap zijn opgenomen is in de Legger en de Onderhoudsverordening vastgelegd wie verantwoordelijk is voor het bouwkundig onderhoud van de duiker.

Hiervoor geldt doorgaans dat de eigenaar van het perceel waarvan de duiker onderdeel uitmaakt onderhoudsplichtig voor het bouwkundig onderhoud is. Het waterschap is verantwoordelijk voor het bouwkundig onderhoud van zogenaamde schouwpadduikers.

 

Onderhoudsplichtige van niet in de Legger opgenomen duikers

In artikel 4.1.1 van de Beleidsregel Waterlopen op orde is het volgende bepaald:

  • Duikers die dienen als perceelsontsluiting of die zijn aangelegd ten behoeve van perceelvergroting, worden geacht in eigendom te zijn van de perceeleigenaar van het perceel dat ontsloten wordt en daardoor berust het bouwkundig onderhoud bij de eigenaar van het ontsloten of vergrootte perceel;

  • Het bouwkundig onderhoud van duikers onder openbare wegen en spoorwegen berust bij de beheerder van de weg of spoorweg;

  • Is niet meer te achterhalen wie de vergunninghouder is (of geacht wordt te zijn), dan wordt het bouwkundig onderhoud geacht bij het waterschap te liggen.

 

Conclusie onderhoudsplicht duikers

Uit het voorgaande volgt dat het waterschap doorgaans niet verantwoordelijk is voor de staat van onderhoud van de duikers. Indien de onderhoudsplichtige nalaat om de duiker te onderhouden, kan hiertegen handhavend worden opgetreden.

Ook bestaat de mogelijkheid om handhavend op te treden als door de staat van de duiker het doorstroomprofiel aangetast wordt.

7. Obstakels in B-watergangen

7.1 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 2.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben van obstakels in B-watergangen, voor zover:

  • a.

    het obstakel reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    het obstakel de waterafvoer van de aangrenzende/omliggende percelen niet belemmert; en

  • c.

    het obstakel de doorstroming van de watergang niet belemmert.

 

7.2 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

In deze algemene regel wordt onder obstakel verstaan: een bouwwerk, hekwerk, boom of overige beplanting.

Gelet op het feit dat de overtredingen al jaren in de betreffende watergang aanwezig zijn, is er geen reden om nu nog direct tegen alle situaties handhavend op te treden. Ook omdat de aangrenzende perceeleigenaren verantwoordelijk zijn voor het onderhoud en hierop aangesproken worden tijdens de schouw. Indien er sprake zou zijn van wateroverlast als gevolg van een overtreding dan was hiertegen al lang handhavend opgetreden.

 

Werking algemene regel

De tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die nu al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum. De algemene regel geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit mogelijk om opnieuw een obstakel in een B-watergang (terug) te plaatsen. De huidige Waterschapsverordening is dan van toepassing. Tegen situaties die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt handhavend opgetreden.

 

8. Bomen, struiken en planten (tuintjes) tot in de watergang zonder bouwwerken

8.1 Afbeeldingen

 

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van wat onder een tuintje tot in de watergang zonder bouwwerken wordt verstaan.

 

 

8.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 2.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, voor het hebben van bomen, struiken en planten (tuintjes) op de bijbehorende beschermingszone en/of op de oever van A-watergangen, voor zover:

  • a.

    de bomen, struiken en planten reeds aanwezig waren vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

  • b.

    het reguliere onderhoud van de watergang varend of machinaal vanaf de overzijde wordt uitgevoerd; en

  • c.

    door de aanwezigheid van de bomen, stuiken en planten het reguliere onderhoud van de watergang, de oever en het talud niet wordt belemmerd of verzwaard; en

  • d.

    de bomen, struiken en planten niet in of boven het water aanwezig zijn; en

  • e.

    er geen ontvangstplicht is voor maaisel of specie of deze ontvangstplicht niet wordt belemmerd; en

  • f.

    de bomen, struiken en planten geen wijzigingen aanbrengen of schade veroorzaken aan het profiel van de watergang, aan de oever, het talud en/of de aanwezige beschoeiingen.

 

DSO-criteria

Voorschriften

Indien de bomen, struiken en planten zich op een afstand van minder dan 1 meter van de beschoeiingen bevinden worden deze, ten behoeve van buitengewoon onderhoud aan de watergang, op eerste aanzegging van, of bij gelasting via een openbare bekendmaking door of namens het bestuur van het waterschap, door de eigenaar en voor zijn eigen rekening tijdelijk verwijderd.

8.3 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Bij veel tuinen die direct grenzen aan een A-watergang, veelal in stedelijk gebied, zijn bomen, struiken en planten aanwezig op de beschermingszone en/of op de oever van de watergang. Deze bomen, struiken en planten kunnen het waterschap belemmeren in de uitvoering van noodzakelijk regulier en buitengewoon onderhoud aan de watergang. Daardoor kunnen op termijn nadelige gevolgen ontstaan voor de aan- en afvoer van water. Bij de uitvoering van dit onderhoud moet onder andere gedacht worden aan het maaien van de oevers en watergangen, baggeren, vervangen van eventueel aanwezige beschoeiingen en het herstellen van taluds (herprofileren). Om de mogelijkheid van de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden te borgen, is in de Waterschapsverordening bepaald dat het verboden is om op de beschermingszone en de oever obstakels, waaronder bomen, struiken en planten (tuintjes), te plaatsen of te hebben.

 

Werking algemene regel

De tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die nu al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum. De algemene regel geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Indien niet aan het bepaalde in de algemene regel wordt voldaan, kan afhankelijk van de situatie een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit verleend worden of dient de overtreding opgeheven te worden.

8.4 Aanvullende toelichting

 

 

Uit een inventarisatie van de overtredingen ‘tuintje tot aan de insteek zonder bouwwerken’ is gebleken dat echter niet elke situatie waarin beplanting op de beschermingszone of op de oever aanwezig is, betekent dat het onderhoud wordt belemmerd. Gelet op het feit dat de beplanting al jaren op de betreffende locatie aanwezig is en ook blijkt dat niet in alle gevallen sprake is van een belemmering bij de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden, is er geen reden om nu nog tegen al deze situaties handhavend op te treden.

 

Voorschriften

Daar waar enkel het buitengewoon onderhoud wordt belemmerd, doordat de beplanting zich op een afstand van minder dan 1 meter van de beschoeiingen bevindt, wordt de voorwaarde gesteld dat deze beplanting op eerste aanzegging door de eigenaar tijdelijk wordt verwijderd. De kosten voor verwijdering, terugplaatsing en eventuele schade aan de beplanting zijn voor rekening van de eigenaar.

9. Eenvoudig te verwijderen obstakels in de watergang

9.1 Afbeeldingen

-vervallen-

9.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 2.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, voor het hebben van obstakels op de bijbehorende beschermingszone en/of op de oever van A-watergangen voor zover:

  • a.

    het obstakel reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013, en

  • b.

    door de aanwezigheid van het obstakel het reguliere onderhoud van de watergang, de oever en het talud niet wordt belemmerd of verzwaard.

 

 

DSO-criteria

Voorschriften

Indien het obstakel zich op een afstand van minder dan 1 meter van de beschoeiingen bevindt wordt deze, ten behoeve van buitengewoon onderhoud aan de watergang, op eerste aanzegging van, of bij gelasting via een openbare bekendmaking door of namens het bestuur van het waterschap, door de eigenaar en voor zijn eigen rekening tijdelijk verwijderd.

 

9.3 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Onder obstakel(s)wordt in deze algemene regel verstaan:

Obstakel(s) op de oever van een watergang, die duurzaam met de grond verbonden zijn, maar wel eenvoudig te verwijderen zijn zoals plantenbakken, terrastegels en andere bestrating, etc.

 

Deze algemene regel ziet uitdrukkelijk niet op gebouwen en grote bouwwerken.

 

Deze algemene regel sluit aan bij algemene regel Eenvoudig te verwijderen obstakels op de beschermingszone. Er is onderscheid gemaakt in permanente en niet-permanente obstakels op het talud in een A-watergang. Niet-permanente obstakels, zoals hooibalen, voederbakken, kuubskisten etc. zijn aan verplaatsing onderhevig en worden in het reguliere handhavingsproces opgenomen. Van deze obstakels is ook niet te zeggen dat zij reeds voor de peildatum van 1 januari 2013 aanwezig waren en er nu nog zijn. Deze algemene regel ziet dan ook alleen op permanente obstakels, die duurzaam met de grond verbonden zijn, zoals onder 9.2 omschreven.

 

Permanente obstakels (dit wil zeggen: duurzaam verbonden met de grond), die reeds voor de peildatum van 1 januari 2013 aanwezig waren, kunnen een belemmering vormen voor de uitvoering van noodzakelijk onderhoud aan de watergang en hierdoor nadelige gevolgen hebben voor de aan- en afvoer van water. Bij de uitvoering van onderhoud moet onder andere gedacht worden aan het maaien van de oevers en watergangen, baggeren, vervangen van eventuele beschoeiingen en het herstellen van taluds(herprofilering). Om de mogelijkheid van de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden te borgen, is in de Waterschapsverordening bepaald dat het verboden is om zonder vergunning in de watergang obstakels te plaatsen of te hebben.

 

Bij veel tuinen die direct grenzen aan een A-watergang, veelal in stedelijk gebied, zijn obstakels aanwezig op het talud in de watergang (zie figuur 4 voor een schematische weergave van de onderdelen in en rond een watergang). Het gaat dan vaak om plantenbakken, terrastegels en andere typen bestrating. In de meeste gevallen is hierbij niet of nauwelijks sprake van een belemmering bij de uitvoering van onderhoud aan de watergang. Mede gelet op het feit dat de obstakels al jaren op de betreffende locatie aanwezig zijn, is er geen reden om nu nog tegen al deze situaties handhavend op te treden. Bovendien gaat het om obstakels die, mocht het nodig zijn voor het noodzakelijke onderhoud, relatief eenvoudig te verwijderen en terug te plaatsen zijn.

 

Voorschriften

Daar waar het buitengewoon onderhoud wordt belemmerd, doordat de obstakels zich op een afstand van minder dan 1 meter van de beschoeiingen bevindt, wordt de voorwaarde gesteld dat deze obstakels op eerste aanzegging tijdelijk worden verwijderd door de eigenaar. De kosten voor verwijdering, terugplaatsing en eventuele schade aan de obstakels zijn voor rekening van de eigenaar.

 

Werking algemene regel

De tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die nu al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum. De algemene regel geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Indien niet aan het bepaalde in de algemene regel wordt voldaan, kan afhankelijk van de situatie een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit verleend worden of dient de overtreding opgeheven te worden.

 

Deel 2: algemene regels waterkeringen

 

 

DSO-Waterschapsverordening

De algemene regels uit dit deel, worden gekoppeld aan de volgende, reeds bestaande, werkings-/beperkingengebieden uit de waterschapsverordening:

  • beperkingengebied met betrekking tot een waterkering;

  • beschermingszone A bij een waterkering;

  • beschermingszone B bij een primaire waterkering;

  • profiel van vrije ruimte bij een waterkering;

  • waterkering.

 

10. Enkele boom op de beschermingszone A van de kering

10.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van een enkele boom op de beschermingszone van de waterkering.

 

 

10.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben van een enkele boom op de beschermingszone A van een primaire of een regionale kering, voor zover:

  • a.

    de boom reeds aanwezig was voor 1 januari 2013; en

  • b.

    de boom, inclusief de ontgrondingskuil, zich buiten het beperkingengebied met betrekking tot de waterkering bevindt. Hierbij wordt uitgegaan van een schijfvormige ontgrondingskuil met een diepte van 1 meter en een straal, vanuit het hart van de boom, van 2 meter; en

  • c.

    de boom geen belemmering voor inspectie en onderhoud van de waterkering vormt.

óf

  • d.

    de boom reeds aanwezig was voor 1 januari 2013; en

  • e.

    de boom voldoet aan de VTA-toets (of een vergelijkbare toets); en

  • f.

    de boom op meer dan 10 meter uit de buitenteen en verder dan 4 meter uit de binnenteen van de primaire en regionale kering staat; of

  • g.

    de boom op minder dan 10 meter uit de buitenteen en minder dan 4 meter uit de binnenteen staat en er sprake is van een andere functie met betrekking tot de boom zoals een ecologische verbindingszone, ecologische hoofdstructuur, monumentale of cultuurhistorische waarde; en

  • h.

    de boom geen belemmering voor inspectie en onderhoud van de waterkering vormt.

 

10.3 Voorschriften

 

 

DSO-criteria

  • a.

    In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, bijvoorbeeld een dijkverbetering, die de boom in de weg staat, verwijdert de eigenaar / gebruiker van het perceel waar de boom zich bevindt, de boom op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap en op eigen kosten.

  • b.

    Indien de boom naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid dan dient de boom op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

  • c.

    De eigenaar / gebruiker dient de boom geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

  • d.

    De eigenaar / gebruiker is verplicht om de boom te allen tijde in goede staat van onderhoud te laten verkeren.

  • e.

    De aanwezigheid van de boom op de beschermingszone A van de waterkering tast door schaduwwerking niet de staat van de grasmat op de waterkering aan.

  • f.

    Om hinder van overhangende takken te voorkomen dienen bomen te allen tijde aan beide zijden opgekroond te zijn tot 4 meter (zie figuur 6) en neemt hierbij de voorschriften van de vigerende regel met betrekking tot het ‘snoeien van bomen en struiken’ van de Waterschapsverordening in acht.

  • g.

    Met betrekking tot bomen die op overheidsgrond staan, laat het betreffende overheidsorgaan drie jaarlijks vóór 1 april een VTA-toets (of vergelijkbaar) uitvoeren.

  • h.

    Het rapport van de VTA-toets (of vergelijkbaar) wordt op het eerste verzoek van het dagelijks bestuur ter beoordeling voorgelegd.

  • i.

    Indien het resultaat van de VTA-toets of een vergelijkbare toets negatief is dan dient de boom direct verwijderd te worden.

  • j.

    De eigenaar/gebruiker van het perceel neemt bij verwijdering van de boom de voorschriften van de vigerende regel met betrekking tot het ‘verwijderen van bomen en struiken’ van de Waterschapsverordening in acht.

  • k.

    In geval er sprake is van een teensloot direct gelegen naast de waterkering dan geldt, behalve de hiervoor opgenomen voorschriften, ook dat de boom op de beschermingszone van de betreffende a-watergang dient te voldoen aan het bepaalde in regel 2 (bomen op de beschermingszone) van de algemene regels van het Project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’ die betrekking hebben op oppervlaktewaterlichamen.

 

10.4 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Onder enkele boom wordt verstaan: 3 of minder bomen.

Deze algemene regel gaat over enkele bomen op de beschermingszone A van een primaire en regionale kering.

Bomen op de beschermingszone B van een primaire waterkering zijn, gelet op het bepaalde in artikel 3.3 lid 3 van de Waterschapsverordening namelijk geen overtreding. Indien het een enkele boom op het waterstaatswerk zelf betreft, is deze als meer risicovol aangemerkt zodat hiervoor door het dagelijks bestuur is vastgesteld dat deze verwijderd moet worden.

10.5 Aanvullende toelichting

 

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en inspectie en onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1 in de inleiding). Hier komt bij een boom, ten opzichte van bijvoorbeeld een bouwwerk, het extra risico van omwaaien bij. Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor een enkele boom op de beschermingszone A van een waterkering.

Het gaat om enkele bomen die al jaren gesitueerd zijn op de beschermingszone van de waterkering. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Toch kan een boom bij omwaaien een risico vormen en is het daarmee potentieel een risico dat elk moment kan intreden. Daarom is hier extra naar gekeken hoe met dit potentiële risico om te gaan. Hieruit is het navolgende stappenplan / afwegingskader naar voren gekomen zoals weergegeven in de onderstaande drie figuren.

 

Toelichting figuur 3

Allereerst is beoordeeld of het risico van het omwaaien van een boom afhankelijk is van het type boom dat op de beschermingszone A van de waterkering staat. Dit bleek niet het geval te zijn, omdat elk type boom in potentie met kluit en al kan omwaaien.

De tweede stap om het potentiële risico te bepalen is om te bezien op wiens eigendom de boom is gesitueerd, omdat de eigenaar van de grond verantwoordelijk is voor het gewone onderhoud van de waterkering. Daarbij zijn er twee opties. De boom staat op grond in eigendom van het waterschap of een derde is eigenaar van de grond.

 

Toelichting figuur 4

 

Indien de boom op waterschapsgrond staat dan is het wenselijk om als waterschap een VTA-toets (of een vergelijkbare toets) uit te voeren met een hercontrole na 3 jaar. Een VTA-toets (Visual Tree Assessment) is een boomveiligheidscontrole. Een toets waarbij periodiek en op systematische wijze visueel een boom geïnspecteerd wordt door een deskundige, waaruit de (onderhouds)staat van een boom blijkt. Dit is nu ook al de praktijk bij bomen in openbaar begaanbaar gebied (dat wil zeggen voor ieder toegankelijk gebied, bijvoorbeeld via wandel- en fietspaden), maar nog niet bij bomen op de beschermingszone A van de waterkering in niet openbaar begaanbaar gebied. Het is wenselijk, gezien het belang van waterveiligheid, dit nu door te voeren bij alle bomen ongeacht de ligging op een waterkering bij grond in eigendom van het waterschap.

 

 

Toelichting figuur 5

 

Een boom op grond in eigendom van derden kan gesitueerd zijn op overheidsgrond of op grond van een particulier. Figuur 5 brengt de vervolgstappen daarna in kaart. Overheden moeten door een VTA-toets (of vergelijkbaar) 3-jaarlijks aantonen dat de boom op hun grond nog steeds gezond is.

Voor een boom op particuliere grond bestaat een onderscheid tussen regionale en primaire keringen. Bij een boom op particuliere grond binnen de beschermingszone A van een primaire waterkering wordt de VTA-toets, gelet op het belang van de primaire keringen, door het waterschap uitgevoerd. Indien de boom op de beschermingszone A van een regionale kering staat, is de eigenaar zelf verantwoordelijk voor de VTA-toets.

Voor alle VTA-toetsen (of vergelijkbaar) geldt dat als uit de toetsing blijkt dat de boom ongezond is dat deze dan weggehaald moeten worden.

Een enkele boom op een primaire of regionale waterkering (het waterstaatswerk zelf) is niet gewenst. Dit is reeds in 2015 door het bestuur bepaald, omdat een enkele boom veelal geen specifiek doel dient en/of culturele of historische waarde heeft. Enkele bomen zijn tevens vaak aangebracht door particulieren of ontstaan uit opschot.

 

 

Toekomstig risico

Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is nihil, omdat de boom dan op grond van de gestelde voorschriften alsnog verwijderd moet worden. Om te voorkomen dat er nu of in de toekomst problemen ontstaan bij noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden is een voorschrift opgenomen waarin verplicht is gesteld dat de boom in dergelijke gevallen op eerste aanzegging van het waterschap door de rechthebbende (op eigen kosten) verwijderd moet worden. Een dergelijk voorschrift geldt ook voor situaties waarbij uit het technisch en/of beheerdersoordeel, op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen, blijkt dat de waterkering als gevolg van de boom niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

Een enkele boom op de beschermingszone A van een kering belemmert inspectie en onderhoud aan de waterkering niet. Terwijl het verwijderen van een enkele boom wel voor grondroering in de waterkering zorgt en daarmee voor een direct risico. Het alternatief van weghalen van de boom heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan de boom nu laten staan. De conclusie is dat de aanwezigheid van een bestaande enkele boom op de beschermingszone A geen noemenswaardig probleem oplevert voor de staat van de waterkering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dient de boom op grond van de voorschriften verwijderd te worden.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om bijvoorbeeld een boom na verwijdering op de beschermingszone terug te planten. De vigerende Waterschapsverordening is dan van toepassing.

 

Toelichting figuur 6

 

Bomen op de waterkering dienen zodanig te worden gesnoeid, dat zich een takvrije stamlengte van 4 meter hoog kan ontwikkelen. Dit vanwege bereikbaarheid en inspectie van de waterkering en om voldoende licht op de grasmat toe te laten. Het snoeihout en bladval moet worden verwijderd en afgevoerd.

 

 

Handhaving

Ten aanzien van enkele bomen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

11. Struiken en planten op de kering

11.1 Afbeeldingen

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van struiken en planten die op de kering staan.

11.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben van struiken en planten op het waterstaatswerk van de regionale en primaire waterkering en de daarbij behorende beschermingszone A, voor zover:

a. de plant of struik reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

b. de struik/plant, inclusief de ontgrondingskuil, zich buiten het beperkingengebied met betrekking tot de waterkering bevindt. Hierbij wordt uitgegaan van een schijfvormige ontgrondingskuil, met een diepte van 0,5 meter en een straal, vanuit het hart van de struik/plant, van 1 meter; en

c. de plant of struik geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

óf

d. de plant of struik reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

e. de plant of struik zich op meer dan 10 meter afstand uit de buitenteen van de waterkering bevindt; of

f. de plant of struik op het waterstaatswerk of op minder dan 10 meter uit de buitenteen van de waterkering staat en er sprake is van een andere functie met betrekking tot de plant of struik zoals openbaar groen, een ecologische verbindingszone, ecologische hoofdstructuur, monumentale of cultuurhistorische waarde of het oeverbescherming van een primaire waterkering (zoals riet) betreft; of

g. de plant of struik zich binnen de bebouwde kom aan de binnenzijde van de waterkering bevindt; en

h. de plant of struik geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

11.3 Voorschriften

 

 

DSO-criteria

a. In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, bijvoorbeeld dijkverbetering, verwijdert de eigenaar/gebruiker van het perceel waar de plant of struik zich bevindt op eigen kosten de plant of struik op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

b. Indien de plant of struik naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid dan dient de plant of struik op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

c. De eigenaar/gebruiker van het perceel dient planten en struiken geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

d. Indien struiken worden gesnoeid, dienen hierbij de voorschriften met betrekking tot het ‘snoeien van bomen en struiken’ van de Waterschapsverordening in acht te worden genomen.

e. De eigenaar/gebruiker van het perceel neemt bij verwijdering van de planten en struiken de voorschriften van de vigerende regel met betrekking tot het ‘verwijderen van bomen en struiken’ van de Waterschapsverordening in acht.

11.4 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Het gaat om struiken en planten die al jaren gesitueerd zijn op de kering. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Daardoor neemt het huidige risico niet toe.

Indien op enig moment uit het technisch en/ of beheerdersoordeel blijkt dat de waterkering door de aanwezigheid van de beplanting en struiken niet voldoet aan de veiligheidsnormen dan kan hiertegen op grond van de gestelde voorschriften handhavend worden opgetreden en dienen de struiken en planten te worden verwijderd.

Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is ook nihil, omdat de struiken en planten dan alsnog verwijderd moeten worden. Door deze algemene regel is er immers sprake van een overtreding van een voorschrift indien de struiken en planten noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden belemmeren.

De bestaande struiken en planten op de waterkering belemmeren de inspectie en onderhoud aan een kering niet. Terwijl het verwijderen van struiken en planten wel voor grondroering in de waterkering zorgt en daarmee voor een direct risico. Het alternatief van weghalen van struiken en planten heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan het nu laten staan. De conclusie is dat de nu aanwezige struiken en planten geen noemenswaardig probleem opleveren voor de waterkering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dienen de struiken en planten op grond van de voorschriften verwijderd te worden.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om bijvoorbeeld een plant of struik na verwijdering op de waterkering of op de beschermingszone terug te planten. De vigerende Waterschapsverordening is dan van toepassing.

11.5 Aanvullende toelichting

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor struiken en planten op de kering:

 

Handhaving

Ten aanzien van struiken en planten die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

12. Rij bomen op de kering

12.1 Afbeeldingen

 

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van een rij bomen op de kering.

 

12.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben van een rij bomen op het waterstaatswerk van een primaire of regionale waterkering en de daarbij behorende beschermingszone A, voor zover:

a. de bomen reeds aanwezig waren voor 1 januari 2013; en

b. de bomen, inclusief de ontgrondingskuil, zich buiten het beperkingengebied met betrekking tot de waterkering bevinden. Hierbij wordt uitgegaan van een schijfvormige ontgrondingskuil met een diepte van 1 meter en een straal, vanuit het hart van de boom, van 2 meter; en

c. de bomen geen belemmering voor inspectie en onderhoud van de waterkering vormen.

óf

d. de bomen reeds aanwezig waren voor 1 januari 2013; en

e. de bomen voldoen aan de VTA-toets (of een vergelijkbare toets); en

f. de bomen op meer dan 10 meter van de buitenteen en verder dan 4 meter uit de binnenteen tot het waterstaatswerk van de primaire en regionale kering staan; óf

g. de bomen op het waterstaatswerk óf op minder dan 10 meter uit de buitenteen of minder dan 4 meter uit de binnenteen staan en er sprake is van een andere functie met betrekking tot de bomen zoals een ecologische verbindingszone, ecologische hoofdstructuur, monumentale of cultuurhistorische waarde; en

h. de bomen geen belemmering voor inspectie en onderhoud van de waterkering vormen.

 

12.3 Voorschriften

 

 

DSO-criteria

a. In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, bijvoorbeeld dijkverbetering, verwijdert de eigenaar/gebruiker van het perceel waar de bomen zich bevinden, de bomen op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap en op eigen kosten.

b. Indien de bomen naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormen voor de waterveiligheid, dienen de bomen op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel, op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen, blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

c. De eigenaar/gebruiker dient de bomen geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

d. De eigenaar/gebruiker is verplicht om de bomen te allen tijde in goede staat van onderhoud te laten verkeren.

e. De eigenaar/gebruiker van het perceel neemt bij verwijdering van de bomen de voorschriften met betrekking tot het ‘verwijderen van bomen en struiken’ van de Waterschapsverordening in acht.

f. De aanwezigheid van de bomen op de waterkering tast door schaduwwerking niet de staat van de grasmat aan.

g. Om hinder van overhangende takken te voorkomen dienen de bomen te allen tijde aan beide zijden opgekroond te zijn tot 4 meter (zie figuur 6) en neemt hierbij de voorschriften met betrekking tot het ‘snoeien van bomen en struiken’ van de Waterschapsverordening in acht.

h. Met betrekking tot bomen die op overheidsgrond staan, laat het betreffende overheidsorgaan 3 jaarlijks vóór 1 april een VTA-toets (of vergelijkbaar) uitvoeren.

i. Het rapport van de VTA-toets (of vergelijkbaar) wordt op het eerste verzoek van het dagelijks bestuur ter beoordeling voorgelegd.

j. Indien het resultaat van de VTA-toets of een vergelijkbare toets negatief is dan dient de boom direct verwijderd te worden.

k. In geval er sprake is van een teensloot direct gelegen naast de waterkering dan geldt, behalve de hiervoor opgenomen voorschriften, ook dat de bomen op de beschermingszone van de betreffende a-watergang dienen te voldoen aan het bepaalde in regel 2 (bomen op de beschermingszone) van de algemene regels van het Project ‘Sloten, oevers en dijken op orde’ die betrekking hebben op oppervlaktewaterlichamen.

12.4 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Onder rij bomen wordt verstaan: 4 bomen of meer.

Het gaat om rijen bomen die al jaren gesitueerd zijn op het waterstaatswerk zelf of op de beschermingszone A. Bomen op de beschermingszone B van een primaire waterkering zijn, gelet op het bepaalde in artikel 3.2 lid 3 van de Waterschapsverordening geen overtreding meer.

 

Een rij bomen op de waterkering (waterstaatswerk en beschermingszone A) belemmert inspectie en onderhoud aan de kering niet. Een rij bomen bevindt zich bovendien meestal op overheidsgrond en is met een doel aangelegd waardoor de rij bomen vaak als beeldbepalend aangemerkt kunnen worden. Het verwijderen van een rij bomen zorgt voor grondroering in de kering en daarmee voor een direct risico.

Het weghalen van een rij bomen heeft naast een grote impact op de waterkering ook een grote impact op de omgeving. Het alternatief van weghalen van de bomen heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan het nu laten staan. De conclusie is dat de aanwezigheid van een bestaande rij bomen geen noemenswaardig probleem oplevert voor de waterkering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dient de boom op grond van de voorschriften verwijderd te worden.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om bijvoorbeeld een boom na verwijdering op de waterkering of op de beschermingszone terug te planten. De vigerende Waterschapsverordening is dan van toepassing.

12.5 Aanvullende toelichting

 

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Hier komt bij een boom, ten opzichte van bijvoorbeeld een bouwwerk, het extra risico van omwaaien bij. Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor een rij bomen op de kering.

Het betreft geen nieuwe overtredingen. Toch kan een boom bij omwaaien een risico vormen en is het daarmee potentieel een risico dat elk moment kan intreden. Daarom is hier extra naar gekeken hoe met dit potentiële risico om te gaan. Hieruit is het navolgende stappenplan / afwegingskader naar voren gekomen zoals weergegeven in de onderstaande drie figuren.

Toelichting figuur 7

Allereerst is beoordeeld of het risico van het omwaaien van een boom afhankelijk is van het type boom dat op de waterkering staat. Dit bleek niet het geval te zijn, omdat elk type boom in potentie met kluit en al kan omwaaien. De tweede stap om het potentiële risico te bepalen is om te bezien op wiens eigendom de boom is gesitueerd, omdat de eigenaar van de grond verantwoordelijk is voor het gewone onderhoud van de waterkering. Daarbij zijn er twee opties. De boom staat op grond in eigendom van het waterschap of een derde is eigenaar van de grond.

Toelichting figuur 8

Indien de boom op waterschapsgrond staat dan is het wenselijk om als waterschap een VTA-toets (of vergelijkbaar) uit te voeren met een hercontrole na 3 jaar. Dit is nu ook al de praktijk bij bomen in openbaar begaanbaar gebied, maar nog niet bij bomen op de kering en beschermingszone A in niet openbaar begaanbaar gebied. Het is wenselijk, gezien het belang van waterveiligheid, dit nu door te voeren bij alle bomen ongeacht de ligging op een waterkering bij grond in eigendom van het waterschap.

Toelichting figuur 9

Een boom op grond in eigendom van derden kan gesitueerd zijn op overheidsgrond of op grond bij een particulier. Figuur 8 brengt de vervolgstappen daarna in kaart. Overheden moeten door een VTA-toets (of een vergelijkbare toets) 3-jaarlijks aantonen dat de boom op hun grond nog steeds gezond is. Voor een boom op particuliere grond bestaat een onderscheid tussen regionale en primaire keringen.

Voor een rij bomen op de regionale en primaire waterkeringen is het wenselijk, gezien het belang van waterveiligheid en de relatief lage kosten, door het waterschap VTA-toetsen (of vergelijkbaar) uit te laten voeren. Ditzelfde geldt voor bomen op particuliere grond op een primaire waterkering. Indien de bomen op een regionale kering staan, is de eigenaar zelf verantwoordelijk voor de VTA-toets.

Voor alle VTA-toetsen (of vergelijkbaar) geldt dat als uit de toetsing blijkt dat de boom ongezond is dat deze dan verwijderd moet worden.

 

 

Toekomstig risico

Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is nihil, omdat de bomen dan alsnog verwijderd moeten worden. Om te voorkomen dat er nu of in de toekomst problemen ontstaan bij noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden is een voorschrift opgenomen waarin verplicht is gesteld dat de bomen in dergelijke gevallen op eerste aanzegging van het waterschap door de rechthebbende (op eigen kosten) verwijderd moeten worden. Een dergelijk voorschrift geldt ook voor situaties waarbij uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van regionale of primaire keringen blijkt dat de waterkering als gevolg van de bomen niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

Handhaving

Ten aanzien van rijen bomen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

13. Tuinen op de kering

13.1 Afbeeldingen

 

Onderstaande afbeeldingen geven een beeld van tuinen op de kering zoals deze zijn geïnventariseerd.

 

 

13.2 Inhoud algemene regel tuinen zonder bomen op de kering

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het gebruik van het waterstaatswerk van een primaire en regionale waterkering als tuin zonder boom, voor zover:

a. het gebruik als tuin reeds is ontstaan vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

b. de tuininrichting geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

 

13.3 Voorschriften

 

 

DSO-criteria

a. In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden, zoals dijkverbetering, aan de waterkering verwijdert de eigenaar / gebruiker van het perceel waar de tuin zich bevindt op eigen kosten de tuininrichting op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

b. Indien de tuininrichting naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient de tuininrichting op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

c. De eigenaar/ gebruiker die de waterkering als tuin gebruikt, voert alleen werkzaamheden uit die bestaan uit:

spitten, ploegen, eggen en andere vergelijkbare oppervlakkige grondroeringen en bewerkingen (maximaal 0,30 meter diep); en/of

bemesten; en/of

aanbrengen en hebben van gras; en/of

hebben en verwijderen van struiken.

d. De eigenaar / gebruiker dient gewassen en beplanting geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

e. De eigenaar/gebruiker dient nieuwe struiken en planten buiten het waterstaatswerk en op een afstand verder dan 10 meter uit de buitenteen en verder dan 4 meter uit de binnenteen van het waterstaatswerk van de primaire en regionale waterkering te planten.

f. De eigenaar / gebruiker is verplicht om aanwezige bouwwerken en beplanting in de tuin te allen tijde in goede staat van onderhoud te laten verkeren.

g. De eigenaar/ gebruiker van het perceel neemt bij verwijdering van de struiken de voorschriften van de vigerende regel met betrekking tot het ‘verwijderen van bomen en struiken’ van de Waterschapsverordening waterschap Brabantse Delta in acht.

h. Indien struiken worden gesnoeid, dienen hierbij de voorschriften met betrekking tot het ‘snoeien van bomen en struiken’ van de Waterschapsverordening waterschap Brabantse Delta in acht te worden genomen.

i. De bouwwerken in tuinen, zoals schuren, tuinhuizen etc. dienen te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

j. In geval van verwijdering of wijziging van bouwwerken dient op voorhand een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit aangevraagd en verleend te zijn.

 

13.4 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Voor tuinen op de beschermingszone A van primaire en regionale waterkeringen (en compartimenteringskeringen) geldt paragraaf 3.1.7 van de Waterschapsverordening. Tuinen op percelen op het waterstaatswerk zelf vallen hier niet onder. In de algemene regels is onderscheid gemaakt tussen tuinen op het waterstaatswerk met en zonder boom, omdat beide situaties een andere afweging vergen.

Het gaat om tuinen die al jaren gesitueerd zijn op het waterstaatswerk. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Daardoor neemt het huidige risico niet toe. Het toekomstige risico dat het waterschap zijn taken niet zou kunnen uitvoeren bij een eventuele dijkverbetering is nihil. Door de opgenomen voorschriften bij de algemene regel dient de tuininrichting namelijk op eerste aanzegging van het waterschap weggehaald te worden indien de tuinen bijvoorbeeld een dijkverbetering belemmeren.

Dit geldt ook indien uit het technisch en/of beheerdersoordeel blijkt dat de waterkering door de aanwezigheid van de beplanting en struiken in de tuin op enig moment niet voldoet aan de veiligheidsnormen.

Struiken en planten in een tuin op de kering belemmeren de inspectie en onderhoud aan een kering niet. Terwijl het verwijderen van struiken en planten wel voor grondroering in de kering zorgt en daarmee voor een direct risico. Het alternatief van weghalen van struiken en planten in de tuinen heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan het nu laten staan. De conclusie is dat de nu aanwezige struiken en planten geen noemenswaardig probleem opleveren voor de waterkering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dient de tuininrichting op grond van de voorschriften verwijderd te worden.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit mogelijk om een perceel op een waterkering als tuin in gebruik te nemen. De vigerende Waterschapsverordening is dan van toepassing.

13.5 Inhoud algemene regel tuinen met bomen op de kering

 

 

DSO-algemene regel

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, voor het gebruik van het waterstaatswerk van een primaire en regionale waterkering als tuin met boom, voor zover:

a. het gebruik als tuin reeds is ontstaan vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

b. de tuininrichting inclusief boom geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

óf

c. het gebruik als tuin reeds is ontstaan vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

d. de tuininrichting geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering; en

e. de boom voldoet aan de VTA-toets (of een vergelijkbare toets).

 

13.6 Voorschriften

 

 

DSO-criteria

a. In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden, zoals een dijkverbetering, aan de waterkering verwijdert de eigenaar/gebruiker van het perceel waar de tuin zich op bevindt, de gehele tuininrichting op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap en op eigen kosten.

b. Indien de tuininrichting naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient de tuininrichting op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/ of beheerdersoordeel, op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen, blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

c. De eigenaar/ gebruiker die de waterkering als tuin gebruikt, voert alleen werkzaamheden uit die bestaan uit:

spitten, ploegen, eggen en andere vergelijkbare oppervlakkige grondroeringen en bewerkingen (maximaal 0,30 meter diep); en/of

bemesten; en/of

aanbrengen en hebben van gras; en/of

hebben en verwijderen van struiken en bomen.

d. De eigenaar/gebruiker dient gewassen en beplanting geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

e. De eigenaar/gebruiker dient nieuwe bomen, struiken en planten buiten het waterstaatswerk en op een afstand verder dan 10 meter uit de buitenteen en verder dan 4 meter uit de binnenteen van het waterstaatswerk van de primaire en regionale waterkering te planten.

f. De eigenaar/gebruiker is verplicht om aanwezige bouwwerken en beplanting in de tuin te allen tijde in goede staat van onderhoud te laten verkeren.

g. Om hinder van overhangende takken te voorkomen dienen de bomen te allen tijde aan beide zijden opgekroond te zijn tot 4 meter (zie figuur 6) en neemt hierbij de voorschriften met betrekking tot het ‘snoeien van bomen en struiken’ van de Waterschapsverordening waterschap Brabantse Delta in acht. Dit geldt ook voor het snoeien van struiken.

h. Indien het resultaat van de VTA-toets of een vergelijkbare toets met betrekking tot de boom of bomen negatief is dan dienen deze direct verwijderd te worden.

i. De eigenaar/gebruiker van het perceel neemt bij verwijdering van bomen en struiken de voorschriften van de vigerende regel met betrekking tot het ‘verwijderen van bomen en struiken’ van de Waterschapsverordening waterschap Brabantse Delta in acht.

j. De bouwwerken in tuinen, zoals schuren, tuinhuizen etc. dienen te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

k. In geval van verwijdering of wijziging van bouwwerken dient op voorhand een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit aangevraagd en verleend te zijn.

 

13.7 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Voor tuinen op de beschermingszone A van primaire en regionale waterkeringen (en compartimenteringskeringen) geldt paragraaf 3.1.7 van de Waterschapsverordening. Tuinen op percelen op het waterstaatswerk zelf vallen hier niet onder. In de algemene regels is onderscheid gemaakt tussen tuinen op het waterstaatswerk met en zonder boom, omdat beide situaties een andere afweging vergen.

 

Het gaat om tuinen die al jaren gesitueerd zijn op het waterstaatswerk. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Daardoor neemt het huidige risico niet toe. Het toekomstige risico dat het waterschap zijn taken niet zou kunnen uitvoeren bij een eventuele dijkverbetering is nihil. Door de opgenomen voorschriften bij de algemene regel dient de tuininrichting namelijk op eerste aanzegging van het waterschap weggehaald te worden indien de tuinen bijvoorbeeld een dijkverbetering belemmeren.

Dit geldt ook indien uit het technisch en/of beheerdersoordeel blijkt dat de waterkering door de aanwezigheid van de beplanting en struiken in de tuin op enig moment niet voldoet aan de veiligheidsnormen.

Struiken en planten in een tuin op de kering belemmeren de inspectie en onderhoud aan een kering niet. Terwijl het verwijderen van struiken en planten wel voor grondroering in de kering zorgt en daarmee voor een direct risico. Het alternatief van weghalen van struiken en planten in de tuinen heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan het nu laten staan. De conclusie is dat de nu aanwezige struiken en planten geen noemenswaardig probleem opleveren voor de waterkering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dient de tuininrichting op grond van de voorschriften verwijderd te worden.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit mogelijk om een perceel op een waterkering als tuin in gebruik te nemen. De vigerende Waterschapsverordening is dan van toepassing.

13.8 Aanvullende toelichting

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor tuinen op het waterstaatswerk van een primaire of regionale kering:

 

Handhaving

Ten aanzien van tuinen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

 

14. Obstakels overig op de kering

14.1 Afbeeldingen

 

De categorie ‘overige obstakels’ op de kering bestaat uit diverse obstakels. Hierna staan twee voorbeelden weergegeven uit deze categorie overtredingen.

 

 

14.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Vrijstelling wordt verleend van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, voor het hebben en verwijderen van overige obstakels op het waterstaatswerk van de regionale en primaire waterkeringen en de daarbij behorende beschermingszone A, voor zover:

a. het obstakel reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

b. het obstakel geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering; en

c. het obstakel zich niet op het buitentalud bevindt.

 

14.3 Voorschriften

 

 

DSO-criteria

a. In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de kering, zoals dijkverbetering, verwijdert de eigenaar/ gebruiker van het perceel waar het obstakel zich bevindt deze op eigen kosten op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

b. Indien het obstakel naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient het obstakel op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

c. De obstakels dienen te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

d. De eigenaar van het perceel dient de daarop aanwezige obstakels geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

e. Na verwijdering van het obstakel worden door de eigenaar/ gebruiker van het perceel de ontstane gaten met kleigrond van (nagenoeg) dezelfde samenstelling als de dijkbekleding gedicht.

f. Vervolgens moeten de gaten worden voorzien van geschikte graszoden of vóór 1 september worden ingezaaid met graszaad “Natuurdijk II” ten behoeve van de ontwikkeling van een goed doorwortelde grasmat voor aanvang gesloten seizoen. Indien de waterkering is bekleed met ander door het waterschap toegestaan erosiebestendig materiaal (anders dan gras) dan dienen de gaten te worden voorzien van datzelfde materiaal zodat er weer een aangesloten bekleding van de waterkering ontstaat.

 

14.4 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Onder overige obstakels wordt verstaan: objecten ten behoeve van recreatie, cultuur, algemeen nut, maatschappelijke functie, waaronder in ieder geval (straat)bankjes, wegmeubilair, dijkpalen, prullenbakken, informatieborden etc.

Bij de overige obstakels op een kering is het de vraag welk risico dit met zich meebrengt voor de waterveiligheid. Voor het uitvoeren van inspectie en onderhoud vormen deze obstakels geen probleem.

Het gaat om obstakels die al jaren gesitueerd zijn op het waterstaatswerk of beschermingszone A. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Daardoor neemt het huidige risico niet toe. Het verwijderen van obstakels zorgt voor grondroering in de kering en daarmee wel voor een direct risico.

Er kan wel een huidig risico bestaan als een overig obstakel zich op het buitentalud bevindt. Het probleem is dan dat bij golfslag het object direct geraakt wordt en daardoor een risico kan gaan vormen voor de waterkering. Een ander risico is dat het object zelf veelal niet het probleem vormt maar de activiteit daar om heen. Bijvoorbeeld een kunstwerk (zie afbeelding 10 en 11) met een trapje daarnaar toe of dat door het object schaduwwerking op de grasmat ontstaat en daarmee de grasmat in slechte staat kan gaan verkeren. Daarom vallen overige obstakels op het buitentalud buiten deze algemene regel.

Verder is in de voorschriften bepaald dat indien uit het technisch en/of beheerdersoordeel blijkt dat de waterkering door de aanwezigheid van een overig obstakel op enig moment niet voldoet aan de veiligheidsnormen dit verwijderd dient te worden.

Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is nihil, omdat de overige obstakels dan alsnog verwijderd moeten worden. Door de opgenomen voorschriften bij de algemene regel dient het obstakel namelijk op eerste aanzegging van het waterschap weggehaald te worden indien het obstakel bijvoorbeeld een dijkverbetering belemmert.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om op het waterstaatswerk en de daarbij behorende beschermingszone A het obstakel te vervangen of een nieuw obstakel aan te brengen. De huidige Waterschapsverordening is dan van toepassing.

 

Handhaving

Ten aanzien van overige obstakels die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

 

15. Hekwerk op regionale kering

15.1 Afbeeldingen

 

Onderstaande afbeeldingen geven hekwerken op een regionale kering weer.

 

15.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben en verwijderen van een hekwerk op het waterstaatswerk van een regionale waterkering en de daarbij behorende beschermingszone A, voor zover:

a. het hekwerk reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

b. het hekwerk geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering; en

c. het hekwerk zich niet op het buitentalud bevindt.

15.3 Voorschriften

 

 

DSO-criteria

a. In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, zoals dijkverbetering, verwijdert de eigenaar/ gebruiker van het perceel waar het hekwerk zich bevindt deze op eigen kosten op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

b. Het hekwerk dient te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

c. De eigenaar/ gebruiker van het perceel dient de daarop aanwezige hekwerken geen belemmering te laten vormen voor inspectie en onderhoud van de waterkering.

d. Indien het hekwerk naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient dit op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

e. Na verwijdering van het hekwerk worden door de eigenaar van het perceel de ontstane gaten met kleigrond van (nagenoeg) dezelfde samenstelling als de dijkbekleding gedicht.

f. De gaten moeten worden voorzien van geschikte graszoden of vóór 1 september worden ingezaaid met graszaad “Natuurdijk II” ten behoeve van de ontwikkeling van een goed doorwortelde grasmat voor aanvang gesloten seizoen. Indien de waterkering is bekleed met ander door het dagelijks bestuur toegestaan erosiebestendig materiaal (anders dan gras) dan dienen de gaten te worden voorzien van datzelfde materiaal zodat er weer een aangesloten bekleding van de waterkering ontstaat.

 

15.4 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Onder hekwerk wordt verstaan: een constructie van staal, ijzer of hout dat ten doel heeft een terrein af te sluiten of af te schermen.

Het gaat om hekwerken die al jaren gesitueerd zijn op een regionale kering. Het betreft geen nieuwe overtredingen. Daardoor neemt het huidige risico niet toe. Er kan wel een huidig risico bestaan als een hekwerk zich op het buitentalud bevindt. Het probleem is dan dat bij golfslag het object direct geraakt wordt en daardoor een risico kan gaan vormen voor de waterkering. Een ander risico is dat het object zelf veelal niet het probleem vormt, maar de activiteit daar om heen waardoor de grasmat in een slechte staat kan gaan verkeren. Daarom vallen hekwerken op het buitentalud buiten deze algemene regel.

Verder is in de voorschriften bepaald dat indien uit het technisch en/of beheerdersoordeel blijkt dat de waterkering door de aanwezigheid van een hekwerk op enig moment niet voldoet aan de veiligheidsnormen dit verwijderd dient te worden.

Het toekomstige risico bij een eventuele dijkverbetering is nihil, omdat de hekwerken dan alsnog verwijderd moeten worden. Door de opgenomen voorschriften bij de algemene regel dient een hekwerk namelijk op eerste aanzegging van het waterschap weggehaald te worden indien het hekwerk bijvoorbeeld een dijkverbetering belemmert.

Hekwerken op de regionale kering belemmeren inspectie en onderhoud aan een kering nauwelijks. Terwijl het verwijderen van de hekwerken wel voor grondroering in de regionale kering zorgt en daarmee voor een direct risico. Het alternatief van weghalen van hekwerken op de regionale kering heeft daardoor grotere negatieve gevolgen dan het nu laten staan. De conclusie is dat de aanwezigheid van de hekwerken geen noemenswaardig probleem oplevert voor de regionale kering. Op het moment dat dit wel het geval is dan dient het hekwerk op grond van de voorschriften verwijderd te worden.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om op de regionale waterkering en beschermingszone het hekwerk te vervangen of een nieuw hekwerk te plaatsen. De vigerende Waterschapsverordening is dan van toepassing.

15.5 Nadere toelichting

 

Het afwegingskader bij waterkeringen is gebaseerd op de kerntaak ‘waterveiligheid’. Om dit te garanderen is een schema gemaakt waarin de risico’s en het beheer & onderhoud voor een kering worden afgewogen (zie voor een schematische weergave van het afwegingskader figuur 1). Dit leidt in dit geval tot de volgende belangenafweging voor een hekwerk op de regionale kering:

Handhaving

Ten aanzien van hekwerken op regionale keringen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

16. Huizen op de kering

16.1 Afbeeldingen

 

Onderstaande afbeeldingen geven een indruk van huizen op de kering zoals deze geïnventariseerd zijn.

 

 

16.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 3.2 lid 1 en 3 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben van een huis op het waterstaatswerk van de primaire en regionale waterkering en in de daarbij behorende beschermingszone A en B, voor zover het huis reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013. Het betreft de huizen die opgenomen zijn op een daarvoor bestemde kaartlaag in het geodatasysteem van het waterschap, en waarvan inzage op locatieniveau is op te vragen bij het waterschap.

 

16.3 Voorschriften

 

 

DSO-criteria

a. Het huis en alles wat daarmee (in)direct is verbonden, zoals funderingen, kelders, zwembaden etc. dienen te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

b. In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, zoals dijkverbetering, dient het huis mogelijk aangepast of (deels) verwijderd te worden. Het waterschap zal in voorkomende gevallen tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering.

c. Indien de woning naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient het huis mogelijk aangepast of (deels) verwijderd te worden. Het waterschap zal in voorkomende gevallen tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

 

16.4 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Het is zonder omgevingsvergunning voor een wateractiviteit niet toegestaan om een huis op een waterkering te bouwen of te behouden. Bij de verlening van een vergunning voor een nieuw huis op een kering zijn de vergunningsvoorschriften met name gericht op de activiteit die gaat plaatsvinden. Denk hierbij aan voorschriften die gaan over het plaatsen van het bouwwerk, de grondroering die plaatsvindt en het goed achterlaten van de kering nadat de activiteit is verricht. Het gaat daarmee met name om bepalingen in de vergunning die gaan over de activiteit bouwen en de invloed hiervan op de stabiliteit van de kering.

In dit geval gaat het om huizen die al lang op de kering staan. De activiteit bouwen en de grondroering van de kering hebben dus al geruime tijd geleden plaatsgevonden.

Daarmee vervallen nagenoeg alle voorschriften uit een vergunning voor een huis op een kering. Het aantal resterende voorschriften in een vergunning zijn zeer beperkt. De toegevoegde waarde van een dergelijke vergunning is daardoor vrijwel nihil.

Geredeneerd vanuit de taak van het waterschap bij keringen (waterveiligheid) heeft een vergunning voor een lang bestaand huis op een kering nauwelijks toegevoegde waarde ten opzichte van een algemene regel. Bovendien kunnen de resterende vergunningsvoorschriften ook opgenomen worden in een algemene regel. Hierdoor worden de kosten en administratieve lasten beperkt.

Het waterschap hecht eraan dat bewustwording wordt gecreëerd bij eigenaren van huizen op een waterkering over de regels van het waterschap en wat wonen op een kering in relatie tot waterveiligheid betekent. Om deze bewustwording te creëren zal het waterschap diverse communicatiemiddelen in zetten. Het waterschap wil daarmee bereiken dat toekomstige aanpassingen op het perceel altijd in overleg met het waterschap gebeuren.

Daarnaast kan het zijn dat een huis op een waterkering staat die nu of in de toekomst niet meer aan de geldende normen voldoet. De situatie kan zich voordoen dat, om de noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden uit te kunnen voeren, het huis aangepast of (deels) verwijderd dient te worden. Het waterschap zal dan tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering om tot een oplossing te komen.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om op het waterstaatswerk van de waterkering en beschermingszones het huis te vervangen of uit te breiden. De vigerende Waterschapsverordening is dan van toepassing.

 

17. Overige permanente bouwwerken (gefundeerd) op de kering

17.1 Afbeeldingen

 

Onderstaande afbeeldingen geven een indruk van overige permanente bouwwerken (gefundeerd) op de kering zoals deze geïnventariseerd zijn.

 

 

17.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 3.2 lid 1 en 3 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben van gefundeerde bouwwerken op het waterstaatswerk van de primaire en regionale kering en de daarbij behorende beschermingszone A en B, voor zover het bouwwerk reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013. Het betreft de bouwwerken die opgenomen zijn op een daarvoor bestemde kaartlaag in het geodatasysteem van het waterschap, en waarvan inzage op locatieniveau is op te vragen bij het waterschap.

 

17.3 Voorschriften

 

 

DSO-criteria

a. Het bouwwerk en alles wat daarmee (in)direct is verbonden, zoals funderingen, kelders etc. dient te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

b. In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, zoals dijkverbetering, dient het bouwwerk mogelijk aangepast of (deels) verwijderd te worden. Het waterschap zal in voorkomende gevallen tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering.

c. Indien het bouwwerk naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient het bouwwerk mogelijk aangepast of (deels) verwijderd te worden. Het waterschap zal in voorkomende gevallen tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

 

17.4 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Het is zonder omgevingsvergunning voor een wateractiviteit niet toegestaan om een bouwwerk op een waterkering te bouwen of te behouden. Bij de verlening van een vergunning voor een nieuw bouwwerk op een kering zijn de vergunningsvoorschriften met name gericht op de activiteit die gaat plaatsvinden. Denk hierbij aan voorschriften die gaan over het plaatsen van het bouwwerk, de grondroering die plaatsvindt en het goed achterlaten van de kering nadat de activiteit is verricht. Het gaat daarmee met name om bepalingen in de vergunning die gaan over de activiteit bouwen en de invloed hiervan op de stabiliteit van de kering.

In dit geval gaat het om bouwwerken die al lang op de kering staan. De activiteit bouwen en de grondroering van de kering hebben dus al geruime tijd geleden plaatsgevonden.

Daarmee vervallen nagenoeg alle voorschriften uit een vergunning voor een bouwwerk op een kering. Het aantal resterende voorschriften in een vergunning zijn zeer beperkt. De toegevoegde waarde van een dergelijke vergunning is daardoor vrijwel nihil.

Geredeneerd vanuit de taak van het waterschap bij keringen (waterveiligheid) heeft een vergunning voor een lang bestaand bouwwerk op een kering nauwelijks toegevoegde waarde ten opzichte van een algemene regel. Bovendien kunnen de resterende vergunningsvoorschriften ook opgenomen worden in een algemene regel. Hierdoor worden de kosten en administratieve lasten beperkt.

Het waterschap hecht eraan dat bewustwording wordt gecreëerd bij eigenaren van bouwwerken op een waterkering over de regels van het waterschap en wat bedrijfsvoering (of anderszins gebruik maken van een bouwwerk) op een kering in relatie tot waterveiligheid betekent. Om deze bewustwording te creëren zal het waterschap diverse communicatiemiddelen in zetten. Het waterschap wil daarmee bereiken dat toekomstige aanpassingen op het perceel altijd in overleg met het waterschap gebeuren.

Daarnaast kan het zijn dat een bouwwerk op een waterkering staat die nu of in de toekomst niet meer aan de geldende normen voldoet. De situatie kan zich voordoen dat, om de noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden uit te kunnen voeren, het bouwwerk aangepast of (deels) verwijderd dient te worden. Het waterschap zal dan tijdig, tenzij er sprake is van directe spoed en/ of calamiteiten, in overleg treden met de eigenaar over de noodzakelijke werkzaamheden aan de waterkering om tot een oplossing te komen.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om op het waterstaatswerk van de waterkering en beschermingszones gefundeerde bouwwerken te vervangen of uit te breiden. De vigerende Waterschapsverordening is dan van toepassing.

 

18. Niet permanente bouwwerken (ongefundeerd)

18.1 Afbeeldingen

 

Onderstaande afbeeldingen geven een indruk van niet permanente bouwwerken (ongefundeerd) op de kering zoals deze geïnventariseerd zijn.

 

18.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben of verwijderen van ongefundeerde bouwwerken op het waterstaatswerk van regionale en primaire waterkeringen, voor zover:

a. het bouwwerk reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

b. het bouwwerk zich op een open of gesloten erfverharding bevindt; en

c. het bouwwerk geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

 

18.3 Voorschriften

 

 

DSO-criteria

a. In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, zoals dijkverbetering, verwijdert de eigenaar / gebruiker het bouwwerk alsmede de erfverharding op eigen kosten op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

b. Het bouwwerk en de daar onderliggende erfverharding dienen te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

c. De eigenaar / gebruiker van het perceel dient de daarop aanwezige bouwwerken en erfverharding geen belemmering te laten vormen voor het beheer en onderhoud van de waterkering.

d. Indien het bouwwerk en de daar onderliggende erfverharding naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient dit op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

e. Degene die een erfverharding houdt, onderhoudt of verwijdert op een primaire en regionale waterkering voert alleen werkzaamheden uit die bestaan uit:

oppervlakkige grondroering (maximaal 0,30 meter diep), en/of;

aanbrengen van open verharding zoals klinkers, stelconplaten e.d., en/of;

aanbrengen zandbed ten behoeve van open verharding;

vult bij verwijderen de ontstane ruimte aan tot aan het maaiveld;

f. Het na verwijdering van de verharding opvullen tot aan het maaiveld wordt gevolgd door de waterkering te voorzien van geschikte graszoden of de kering vóór 1 september in te zaaien met graszaad “Natuurdijk II” ten behoeve van de ontwikkeling van een goed doorwortelde grasmat voor aanvang van het gesloten seizoen.

 

18.4 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Onder niet permanent bouwwerk wordt verstaan: ongefundeerde bouwwerken, voorwerpen, (bouw)materialen etc.

Onder gesloten verharding wordt verstaan: verhardingen die zijn opgebouwd uit een materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet meer op te delen is, zoals asfalt en beton.

Onder (semi-)open verharding wordt verstaan: verhardingen die bestaan uit aaneengesloten losse elementen, zoals klinkers, stelconplaten of (grasbeton)tegels, maar geen grind.

Allereerst is het voor de toepassing van deze algemene regel belangrijk om vast te stellen of het bouwwerk op het waterstaatswerk ook daadwerkelijk ongefundeerd is. Indien blijkt dat het bouwwerk inderdaad niet gefundeerd is, dan volgt de vraag waar het bouwwerk op gesitueerd is.

Indien het bouwwerk niet rechtstreeks op de grasmat staat, maar er al een deugdelijke gesloten of open verharding onder het bouwwerk is aangebracht dan is het gewenste resultaat voor de stabiliteit van de kering reeds bereikt en vormt het bouwwerk geen probleem voor de waterveiligheid.

Deze tijdsgebonden algemene regel geldt alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties. Het is alleen met een vergunning mogelijk om op het waterstaatswerk van de waterkering nieuwe handelingen te verrichten of uit te breiden. De vigerende Waterschapsverordening is dan van toepassing.

 

Handhaving

Ten aanzien van ongefundeerde bouwwerken op waterstaatswerken die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.

 

19. Verharding bij beschadigingen grasmat

19.1 Afbeeldingen

 

Onderstaande afbeeldingen geven een indruk van beschadigingen grasmatten, met daaronder een deugdelijke gesloten of open verharding, op de kering zoals deze geïnventariseerd zijn.

 

19.2 Inhoud algemene regel

 

 

DSO-algemene regel

Van de vergunningplicht, bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de Waterschapsverordening, wordt vrijstelling verleend, voor het hebben, onderhouden en verwijderen van verharding op het waterstaatswerk van de primaire en regionale waterkeringen, voor zover:

a. de erfverharding reeds aanwezig was vóór de peildatum van 1 januari 2013; en

b. er sprake is van een open of gesloten erfverharding; en

c. de erfverharding geen belemmering vormt voor inspectie en onderhoud ten behoeve van de waterkering.

 

19.3 Voorschriften

 

 

DSO-criteria

a. In geval van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden aan de waterkering, zoals dijkverbetering, verwijdert de eigenaar / gebruiker de erfverharding op eigen kosten op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur van het waterschap.

B .De erfverharding dient te allen tijde in goede staat van onderhoud te verkeren.

c. De eigenaar / gebruiker van het perceel dient de erfverharding geen belemmering te laten vormen voor het beheer en onderhoud van de waterkering.

d. Indien de erfverharding naar het oordeel van het dagelijks bestuur op enig moment een risico vormt voor de waterveiligheid, dient dit op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur op eigen kosten door de perceel eigenaar/gebruiker verwijderd dan wel conform de eisen van het waterschap aangepast te worden. De waterveiligheid is in ieder geval in het geding als uit het technisch en/of beheerdersoordeel op grond van de vigerende leidraad voor het toetsen van veiligheid van regionale of primaire waterkeringen blijkt dat de waterkering niet meer voldoet aan de veiligheidsnormen.

e. Degene die een erfverharding houdt, onderhoudt of verwijdert op een primaire en regionale waterkering voert alleen werkzaamheden uit die bestaan uit:

oppervlakkige grondroering (maximaal 0,30 meter diep), en/of;

aanbrengen van open verharding zoals klinkers, stelconplaten e.d., en/of;

aanbrengen klei ten behoeve van open verharding;

vult bij verwijderen de ontstane ruimte aan tot aan het maaiveld met klei erosiebestendigheidsklasse 2 of 3.

f. Het na verwijdering van de verharding opvullen tot aan het maaiveld wordt gevolgd door de waterkering te voorzien van geschikte graszoden of de kering vóór 1 september in te zaaien met graszaad “Natuurdijk II” ten behoeve van de ontwikkeling van een goed doorwortelde grasmat voor aanvang van het gesloten seizoen.

 

19.4 Toelichting

 

 

DSO-toelichting/annotatie

Onder gesloten verharding wordt verstaan: verhardingen die zijn opgebouwd uit een materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet meer op te delen is, zoals asfalt en beton.

Onder (semi-)open verharding wordt verstaan: verhardingen die bestaan uit aaneengesloten losse elementen, zoals klinkers, stelconplaten of (grasbeton) tegels, maar geen grind.

Op grond van artikel 2.2 Onderhoudsverordening waterschap Brabantse Delta dragen de onderhoudsplichtigen te allen tijde zorg voor een goede toestand van de waterkeringen. Voor de sterkte, stabiliteit en veiligheid van de waterkeringen is een goede grasmat op taluds en de kruin vereist. Indien de grasmat beschadigd is, levert dit een overtreding op van de Onderhoudsverordening.

Een goede grasmat is in staat een aanzienlijke golfbelasting te weerstaan en vormt daarmee een belangrijk onderdeel van de sterkte van de waterkering. De sterkte van de grasmat wordt bepaald door de soortendiversiteit, een goede en diepe doorworteling en het ontbreken van kale plekken. De erosiebestendigheid van de grasmat moet kunnen worden gegarandeerd voor aanvang van het gesloten seizoen.

Beschadigde grasmatgedeelten moeten ingezaaid worden vóór 1 september of er moeten geschikte graszoden aangebracht worden op aangevulde en zorgvuldig verdichte grond met nagenoeg dezelfde samenstelling als de oorspronkelijke grond.

In plaats van gras kan echter ook ander erosiebestendig materiaal gebruikt worden zoals open en gesloten verharding. Indien erfverharding in plaats van een goede grasmat aanwezig is, is de stabiliteit van de kering ook voldoende geborgd. Deze tijdsgebonden algemene regel geldt echter alleen voor situaties die al bestaan en reeds bestonden voor de peildatum van 1 januari 2013 en geldt dan ook uitdrukkelijk niet voor nieuwe situaties.

Het is alleen met een vergunning mogelijk om op het waterstaatswerk van de waterkering nieuwe (erf)verharding aan te brengen. De vigerende Waterschapsverordening is dan van toepassing.

Voor het aanbrengen, onderhouden en verwijderen van erfverhardingen op de beschermingszone A van primaire en regionale keringen is de Waterschapsverordening reeds van kracht.

 

Handhaving

Ten aanzien van grasmatten op waterkeringen die niet aan het bepaalde in de algemene regel voldoen, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, handhavend opgetreden.