Organisatie | Aalten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Persoons gebonden budget gemeente Aalten 2024 |
Citeertitel | Beleidsregels Persoonsgebonden budget gemeente Aalten 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Zorg en ondersteuning WMO |
Externe bijlage | Bijlage: 10 punten PGB vaardigheid |
Deze regeling vervangen de beleidsregels toegang en toeleiding Jeugdhulp via het generalistenteam in de Gemeente Aalten 2015 en de beleidsregels persoonsgebonden budget (PGB) Jeugdhulp in de gemeente Aalten 2015
artikel 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 19-12-2023 |
In de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) wordt onder Persoonsgebonden budget (Pgb) het volgende verstaan: “bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken”. In de beschrijving zoals opgenomen in de Jeugdwet komt, net als bij de Wmo, ook de individuele voorziening terug en het betrekken van hulp door derden.
In artikel 7.3.1 lid 6 van de Verordening Sociaal Domein gemeente Aalten (VSD) is opgenomen dat het college via nadere regels kan bepalen welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen en de eisen met betrekking tot de deskundigheid. Deze beleidsregels zijn een nadere uitwerking daarvan. De beleidsregels bevatten aanvullingen op en uitwerkingen van de regels in de VSD.
Het college verstrekt een Pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wmo 2015, artikel 8.1.1 van de Jeugdwet en paragraaf 7.3 van de VSD.
Keuzevrijheid is een kernbegrip bij het Pgb. Die is echter niet onbegrensd. De gemeente wil immers dat het Pgb doelmatig, veilig, van goede kwaliteit en op de inwoner gericht is en effectief gebruikt wordt, zodat de doelen ook gehaald worden.
De toegang (de behandelend consulent) bepaalt of en onder welke voorwaarden het Pgb wordt toegekend. Dat gebeurt in overeenstemming met wat in de VSD en in deze beleidsregels is vastgelegd.
Voor begrippen die wel in deze beleidsregels voorkomen maar niet in dit hoofdstuk of elders in deze beleidsregels worden omschreven geldt de betekenis die daaraan in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en/of de Jeugdwet en/of de Verordening Sociaal Domein van de gemeente Aalten wordt gegeven.
Hoofdstuk 2 Bepalingen over de betrokken partijen.
Artikel 2.1 Voor de Pgb-houder geldende voorwaarden en beperkingen
Voor de Pgb-houder gelden de volgende voorwaarden en beperkingen:
De Pgb-houder maakt duidelijke afspraken met de Pgb-aanbieder of informele hulp en legt deze schriftelijk vast, beheert het Pgb op een verantwoorde wijze, ziet toe op een correcte uitvoering en besteding van het Pgb en legt, als daarom wordt gevraagd, zowel financieel-administratief als inhoudelijk verantwoording af over de besteding van het Pgb.
Artikel 2.2 Voor de Pgb-vertegenwoordiger geldende voorwaarden en beperkingen
Voor de Pgb-vertegenwoordiger gelden de volgende voorwaarden en beperkingen:
De Pgb-vertegenwoordiger moet in Nederland op zodanige afstand van de Pgb-houder woonachtig zijn dat die afstand redelijkerwijs geen beletsel vormt voor het toezicht op een juiste besteding van het budget. Daarnaast beschikt de Pgb-vertegenwoordiger over voldoende tijd en is hij ook bereid voldoende tijd te besteden aan het toezicht op een juiste besteding van het budget en de eventuele andere taken die van hem worden verwacht.
De Pgb-vertegenwoordiger mag niet ook uitvoerder van de ondersteuning zijn die met het Pgb wordt ingekocht en geen (financiële) relatie hebben met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij dit gezien de situatie van de cliënt of jeugdige, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het Pgb is omgeven, naar het oordeel van het college toch passend wordt bevonden.
Artikel 2.3 Voor de informele hulp geldende voorwaarden en beperkingen
Voor de informele hulp gelden de volgende voorwaarden en beperkingen:
Familieleden in de 1e en 2e graad die ondersteuning leveren aan een Pgb-houder worden als informele hulp aangemerkt tenzij het gaat om het verlenen van gebruikelijke hulp als bedoeld in artikel 1.1.1 Wmo. In uitzonderlijke omstandigheden kan het college dergelijke familieleden ook als Pgb-aanbieder aanmerken.
Artikel 2.4 Voor de Pgb-aanbieder geldende voorwaarden en beperkingen
Voor de Pgb-aanbieder gelden de volgende voorwaarden en beperkingen:
De Pgb-aanbieder geeft bedrijfs- of beroepsmatig uitvoering aan het Pgb en sluit daartoe op voorhand een overeenkomst met de Pgb-houder of zijn Pgb-vertegenwoordiger. Deze overeenkomst, een wijziging daarvan of een vervangende overeenkomst, wordt aan de gemeente ter goedkeuring voorgelegd alvorens deze wordt ondertekend.
De Pgb-aanbieder legt voor de start van de ondersteuning een geldige aan de gemeente een relevante VOG over van zichzelf en, voor zover van toepassing, zijn personeel (zowel loondienstverband als inhuur, vrijwilligers en stagiaires) voor zover deze werkzaam zijn in het primaire proces. Dat geldt ook voor personeel dat omgaat met persoonsgevoelige gegevens. Op verzoek toont de Pgb-aanbieder aan de gemeentelijk toezichthouder terstond de originele VOG’s. Bij de aanvraag van een VOG dient het volgende profiel te worden opgegeven: “profiel 45: Gezondheidzorg en Welzijn van mens en dier” en indien van toepassing: “profiel 84 “Belast zijn met de zorg voor minderjarigen”.
Hoofdstuk 3 De aanvraag van het Pgb.
Artikel 3.1 Algemene bepalingen over de aanvraag van een Pgb
Het college kan (laten) onderzoeken of de Pgb-aanbieder en/of de bij de aanbieder werkzame uitvoerders verantwoorde dienstverlening kunnen leveren. Het Pgb kan worden geweigerd als dit onderzoek aantoont of aannemelijk maakt dat de kwaliteit van een voorziening onvoldoende is gewaarborgd of onvoldoende kan worden vastgesteld dat die kwaliteit is gewaarborgd.
Op de aanvraag voor een Pgb is de Wet Bevordering Integriteits¬beoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob) van toepassing. Op basis van die wet kan het college (laten) beoordelen of de Pgb-houder, de Pgb-vertegenwoordiger en de beoogde Pgb-uitvoerder voldoet aan de gestelde eisen. Als het Bibob onderzoek hiertoe aanleiding geeft kan het college het Pgb weigeren.
Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen over het Pgb voor een woonvoorziening, woningaanpassing en een vervoershulpmiddel of rolstoel (Artikel 7.4.1 lid 2 sub d VSD).
Artikel 4.1 Bijzondere bepalingen over het Pgb voor een woonvoorziening
De kostprijs van veel voorkomende woonvoorzieningen is vastgelegd in een overeenkomst tussen de gemeente en de leverancier (Aanbestedingsregister). Voor de overige woonvoorzieningen wordt de kostprijs bepaald door middel van 2 offertes (artikel 7.4.1 lid 2 sub d VSD), die worden toegevoegd aan het Pgb plan.
Als met een Pgb een tweedehands maatwerkvoorziening wordt aangeschaft dan wordt ten minste de resterende afschrijvingstermijn gehanteerd in plaats van de termijnen voornoemd.
Als binnen de afschrijvingstermijn blijkt dat de inwoner geen recht meer heeft op de woonvoorziening waarvoor het Pgb is verstrekt dan berekent de gemeente aan de hand van de voor die voorziening geldende afschrijvingstermijn de restwaarde van de voorziening. Bijvoorbeeld: Een woonvoorziening waarvoor een afschrijvingstermijn van 5 jaar geldt heeft na 3 jaar nog een restwaarde van 40% van de kostprijs. Als de inwoner de voorziening niet aan de gemeente terug kan of wil geven kan de gemeente de restwaarde bij de inwoner in rekening brengen. Het jaarlijks verstrekte bedrag voor instandhoudingskosten wordt niet teruggevorderd.
In de “Leidraad (vervoers-)hulpmiddelen en woonvoorzieningen Wmo” is de te volgen werkwijze voor het toekennen van woonvoorzieningen beschreven en is een overzicht van de voor de diverse woonvoorzieningen geldende productcodes en de doorgaans in de vorm van zorg in natura verstrekte woonvoorzieningen opgenomen.
Artikel 4.2 Bijzondere bepalingen over het Pgb voor een woningaanpassing
Met de bouwwerkzaamheden wordt gestart binnen 6 maanden nadat positief op de Pgb aanvraag en, indien van toepassing, de aanvraag omgevingsvergunning is beslist. De gemeente kan uitstel van deze termijn verlenen als de inwoner binnen 6 maanden nadat positief op zijn Pgb aanvraag en, indien van toepassing, de aanvraag omgevingsvergunning is beslist een schriftelijk en gemotiveerd verzoek om uitstel indient.
Gedurende de bouwwerkzaamheden en na afronding daarvan stelt de inwoner de gemeente op haar verzoek in de gelegenheid de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht op de door gemeente te bepalen tijdstippen te controleren. De inwoner geeft desgevraagd inzage in de tekeningen en documenten die betrekking hebben op de woningaanpassing.
Artikel 4.3 Bijzondere bepalingen over het Pgb voor een vervoershulpmiddel en rolstoel
Het Pgb voor een vervoershulpmiddel of rolstoel is toereikend voor de kostprijs, als bedoeld in artikel 7.4.1 lid 2 sub d VSD, de kosten van een voor het behoud van het vervoershulpmiddel of de rolstoel noodzakelijke stallingsmogelijkheid (indien niet aanwezig) of de kosten van aanpassing daartoe van een bestaand bouwwerk en de instandhoudingskosten. Onder instandhoudingskosten worden gerekend de noodzakelijke kosten van service, onderhoud, reparatie en verzekering. Het Pgb voor de onderhoudskosten wordt per jaar verstrekt.
Het recht op een Pgb voor onderhoudskosten vervalt als na het jaar waarin de Pgb-houder overlijdt, als de voorziening waarvoor een Pgb is verstrekt technisch is afgeschreven, als de voorziening waarvoor een pgb is verstrekt verloren is gegaan of de voorziening waarvoor een Pgb is verstrekt niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.
Als binnen de afschrijvingstermijn blijkt dat de inwoner geen recht meer heeft op het vervoershulpmiddel of de rolstoel dan berekent de gemeente aan de hand van de voor die voorziening geldende afschrijvingstermijn de restwaarde van de voorziening. Als de inwoner de voorziening niet aan de gemeente terug wil of kan geven brengt de gemeente de restwaarde bij de inwoner in rekening. Het jaarlijks verstrekte bedrag voor service en onderhoud wordt niet teruggevorderd.
Hoofdstuk 5 Bepalingen met betrekking tot uitvoering, verantwoording en controle
Burgemeester en wethouders kunnen van deze beleidsregels afwijken wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de daarmee te dienen doelen.
Vastgesteld op 19 december 2023 in de vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Aalten,
De secretaris,
drs. A.J.M. Gildhuis,
De burgemeester,
mr. A.B. Stapelkamp
In dit hoofdstuk worden de in de beleidsregels gehanteerde begrippen nader toegelicht.
Hoofdstuk 2 Bepalingen over de betrokken partijen.
Artikel 2.1: Het Pgb stelt eisen aan de Pgb-houder, die de taken die verbonden zijn aan het Pgb wel mag opdragen aan een Pgb-vertegenwoordiger. In dit artikel zijn de voorwaarden beperkingen opgenomen die gelden voor een Pgb-houder.
Artikel 2.2: Een Pgb-vertegenwoordiger heeft een belangrijke taak die niet op afstand uitgevoerd kan worden. De Pgb-vertegenwoordiger moet toezien op een goede uitvoering en is onder meer aanwezig bij gesprekken tussen de Pgb-aanbieder en de gemeente. In dit zijn de voorwaarden en beperkingen opgenomen die gelden voor een Pgb-vertegenwoordiger.
Artikel 2.3: Bij informele hulp gaat het meestal om praktische en ondersteunende hulp. Belangrijk daarbij zijn betrouwbaarheid en continuïteit. In dit artikel zijn de voorwaarden en beperkingen opgenomen die gelden voor een informele hulp.
Artikel 2.4: Bij een Pgb-aanbieder gaat het per definitie om een professionele hulpverlener die aan tal van voorwaarden moet voldoen. De voorwaarden en beperkingen die hier zijn opgenomen zijn gebruikelijk en de meeste professionele aanbieders kunnen hier zonder meer aan voldoen.
Lid 1 sub j, k en l van dit artikel hebben primair ten doel om op te kunnen treden bij Wonen, waar het voorkomt dat jongeren gelokt worden met zaken als vrijheid, zakgeld en andere zaken terwijl er anderzijds sprake is van een minimale of zelfs ontbrekende begeleiding.
Hoofdstuk 3 De aanvraag van een Pgb
Artikel 3.1: Er is een verschil tussen Wmo 2015 op grond waarvan de cliënt enkel moet aangeven waarom hij een Pgb wenst en de Jeugdwet die vereist dat aannemelijk gemaakt wordt waarom de door het college te leveren of geleverde voorziening in natura niet toereikend is.
Sinds kort is de Wet Bibob inzetbaar voor de zorg omdat alle overheidsopdrachten er nu onder vallen. Bibob is een hulpmiddel voor complexe situaties waarin andere middelen ontoereikend zijn. De Wet Bibob kan ook nog tijdens de uitvoering ingezet worden.
Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen over het Pgb voor een woonvoorziening, woningaanpassing en een vervoershulpmiddel of rolstoel
Artikel 4.3 lid 1: Onder een vervoershulpmiddel wordt ook de aanpassing van een auto gerekend.
Artikel 4.3 lid 2 sub f: Onder een vervoershulpmiddel wordt ook verstaan de ter compensatie van een beperking noodzakelijke aanpassing van een auto.
Artikel 4.3 lid 4: Bijvoorbeeld: Een vervoershulpmiddel of rolstoel waarvoor een afschrijvingstermijn van 5 jaar geldt heeft na 3 jaar nog een restwaarde van 40% van de kostprijs.
Hoofdstuk 5 Bepalingen met betrekking tot uitvoering, verantwoording en controle
Het in artikel 5.1 lid 1 bepaalde heeft ten doel te voorkomen dat de Pgb-houder gedurende de looptijd van het Pgb wordt gevraagd om geld bij te storten omdat het Pgb niet toereikend is. Tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden zou dat niet nodig hoeven zijn.
Artikel 5.2 heeft met name betrekking op de Pgb-houder, de Pgb-vertegenwoordiger en de Pgb-aanbieder, en niet zozeer niet op de informele hulp. De eisen die gesteld worden aan de Pgb-aanbieder passen bij een professionele aanbieder en eigenlijk kan iedere aanbieder hieraan voldoen.
Artikel 5.2 lid 1 sub c schrijft rapportages op dag-basis voor. Bedoeld wordt hier dat de Pgb-aanbieder niet kan volstaan met rapportages over langere periodes achteraf (bijvoorbeeld een week, maand of langer). Met rapportages toont de Pgb-aanbieder van dag tot dag aan wat er ter realisering van de doelstelling is ondernomen.
Artikel 5.2 lid 1 sub d: vermeldt dat een registeraccountant een goedkeurende verklaring moet kunnen afgeven op grond van de administratie. Het is nadrukkelijk een kan bepaling. Er wordt alleen in bijzondere situaties om een goedkeurende verklaring gevraagd.
Arikel 5.2 lid 5: De Wet Bibob kan ook tijdens de uitvoering nog ingezet worden.
Als het onderzoek van Artikel 5.2 lid 3 of lid 5 daartoe voldoende aanleiding geeft kan het Pgb op grond van artikel 8.2.2 en 8.2.3 VSD worden beëindigd en/of teruggevorderd.
Bijlage 1 Specifieke minimumeisen Pgb-aanbieder / zorgverlener
Minimumeisen voor Persoonlijke Verzorging
Opleidingseis: De medewerker die wordt ingezet bij de ondersteuning, heeft een opleiding met verpleegtechnische vaar¬digheden op minimaal MBO-3 niveau, bijvoorbeeld mbo Verzorgende IG.
Minimumeisen voor Ondersteuning
Opleidingseis: De medewerker die wordt ingezet bij de ondersteuning van cliënten met enkelvoudige, laagcomplexe problematiek in een groeps-/dagbestedingssetting heeft een op zorg- en/of welzijn gerichte opleiding op minimaal mbo 3-niveau. De medewerker op mbo 3-niveau werkt onder directe supervisie van een medewerker op minimaal mbo 4-niveau met aantoonbare ervaring met de doelgroep, dan wel onder de directe supervisie van een medewerker op minimaal hbo-niveau.
De medewerker die wordt ingezet bij de ondersteuning van cliënten met meervoudige of complexe problematiek heeft een op zorg- en/of welzijn gerichte opleiding op minimaal mbo 4-niveau. De medewerker op mbo 4-niveau werkt onder supervisie van een medewerker op minimaal hbo-niveau. De mix van (wo-), hbo- en mbo-geschoolde medewerkers die wordt ingezet bij de ondersteuning, staat in verhouding met het aantal cliënten en is passend bij de aard en complexiteit van de ondersteuningsbehoefte.
Opleidingseis: De Pgb-aanbieder werkt met uitvoerend professionals met een opleiding op minimaal mbo-3 niveau, bijvoorbeeld Mbo Verzorgende IG.
Minimumeisen voor Beschermd Thuis
Minimumeisen voor Beschut Wonen
Opleidingseis: De medewerker die wordt ingezet bij de ondersteuning van cliënten, heeft een op zorg en/of welzijn gerichte opleiding op minimaal mbo 4-niveau en is gespecialiseerd in GGZ-problematiek. De medewerker op mbo 4-ni¬veau werkt onder supervisie van een medewerker op minimaal hbo-niveau. De mix van (wo-), hbo- en mbo-geschoolde medewerkers die worden ingezet bij de ondersteuning, staat in verhouding met het aantal cliënten, locaties en is passend bij de uitvoering van de ondersteuning.
Minimumeisen voor Beschermd Wonen
Opleidingseis: De medewerker die wordt ingezet bij de ondersteuning van cliënten heeft een op zorg- en/of welzijn gerichte opleiding op minimaal mbo 4-niveau en is gespecialiseerd in GGZ- problematiek. De medewerker op mbo 4-ni¬veau werkt onder supervisie van een medewerker op minimaal hbo-niveau. De mix van (wo-), hbo- en mbo-geschoolde medewerker die worden ingezet bij de ondersteuning staat in verhouding tot het aantal cliënten, locaties en is passend bij de uitvoering van de ondersteuning.
Minimumeisen voor Gezinshuiszorg
Minimumeisen voor Integrale Ambulante Jeugdhulp
Bij het uitvoeren van diagnostiek en behandeling wordt ondersteuning geboden onder verantwoordelijkheid van een regiebehandelaar. De regiebehandelaar kan worden ondersteund door medebehandelaars op hbo- of wo-niveau (met de juiste registratie). De opdrachtgever hanteert voor GGZ-behandelvormen de uitgangspunten m.b.t. regiebehandelaarschap voor de GGZ, zoals beschreven in de regelingen NR/REG-2114a (BGGZ) en NR/REG-2113a (SGGZ) en opvolgend. In de basis-GGZ kan tevens de orthopedagoog generalist en kinder- en jeugdpsycholoog regiebehandelaar zijn. In de specialistische GGZ kunnen tevens de orthopedagoog generalist, kinder- en jeugdpsycholoog en GZ-psycholoog optreden als regiebehandelaar. Indien er een wijziging optreedt omtrent regiebehandelaarschap in opvolgende regelingen, volgt de Pgb-aanbieder deze.