Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Holland

Beleidskader VTH Milieu 2023-2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Holland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidskader VTH Milieu 2023-2026
CiteertitelBeleidskader VTH Milieu 2023-2026
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 13.5 van het Omgevingsbesluit

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-01-2024nieuwe regeling

19-05-2023

prb-2024-318

2018876/2020154

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader VTH Milieu 2023-2026

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

 

Gelet op

  • -

    Artikel 13.5 Omgevingsbesluit.

Overwegende dat

  • -

    De Omgevingsdienst IJmond (ODIJ) namens de provincie Noord-Holland vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstaken op het thema Bodem uitvoert.

  • -

    Het wettelijk verplicht is om voor het uitvoeren van deze taken een beleidskader vast te stellen.

  • -

    Door het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst IJmond op 8 maart 2023 is besloten het VTH beleidskader milieu 2023-2026 naar alle deelnemers te sturen voor vaststelling.

Besluiten:

Tot het vaststellen van het Beleidskader VTH Milieu 2023-2026 van de Omgevingsdienst IJmond

 

1 Inleiding

Omgevingsdienst IJmond (ODIJmond) is een openbaar lichaam met rechts­ persoonlijkheid op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Bij onze dienst zijn aangesloten de gemeenten Beverwijk, Bloemendaal, Edam­Volendam, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Uitgeest, Velsen, Waterland, Wormerland en Zandvoort en provincie Noord­Holland.

 

Wij voeren voor deze veertien gemeenten en provincie Noord-Holland diverse taken uit op het gebied van de fysieke leefomgeving. Denk hierbij aan onderwerpen als energie, duurzaamheid, luchtkwaliteit, kwaliteit van de bodem, geluid, veiligheid en flora & fauna. Daarnaast voeren wij voor een aantal gemeenten taken uit op het gebied van bouw- en woningtoezicht, brandveiligheid, Alcoholwet en de Algemene Plaatselijke Verordening. Onze kerntaken zijn vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) op het gebied van milieu. Op drie gemeenten na1 hebben alle deelnemende gemeenten deze taak volledig bij ons belegd.

 

De organisatie en uitvoering van de VTH-taken staan onverminderd in de belangstelling. Gedeeltelijk komt dat door landelijke onderzoeken, waarbij het rapport ‘Om de leefomgeving’ van de Commissie van Aartsen het meest in het oog springt. Meer hierover in hoofdstuk 6. Gedeeltelijk door wetswijzigingen, waarbij de komst van de Omgevingswet (Ow) het meest ingrijpend is.

Waar relevant en mogelijk hebben wij daarom de aanbevelingen uit het rapport van de Comissie van Aartsen meegenomen bij het opstellen van dit Beleidskader VTH-milieu 2023-2026 (Beleidskader).

 

Met dit Beleidskader actualiseren wij het Beleidskader VTH-milieu 2019-2022 Omgevingsdienst IJmond en in samenhang ook de VTH-strategie milieu 2019-2022 Omgevingsdienst IJmond. Hiermee ziet dit Beleidskader toe op stap twee en drie van de beleidscyclus. Ook het Interbestuurlijk toezicht door provincie Noord-Holland stelt eisen aan het doorlopen van deze beleidscyclus. De wijze waarop wij deze cyclus doorlopen staat beschreven in bijlage 1 van dit Beleidskader.

 

1.1 Beschrijving werkgebied

Het werkgebied beslaat het grondgebied van veertien gemeenten in provincie Noord-Holland, verspreid over bijna twee volledige veiligheidsregio’s: Zaanstreek-Waterland (exclusief gemeente Zaanstad) en Kennemerland (exclusief gemeente Haarlemmermeer). Het gebied laat zich niet in één zin omschrijven en kenmerkt zich door een grote verscheidenheid in zowel fysiologische zin als in bedrijfsmatige activiteiten die plaats hebben.

 

Het gebied is ingedeeld in drie regio’s, te weten IJmond, Zaanstreek-Waterland en Zuid-Kennemerland. De gemeenten binnen de verschillende regio’s kennen in het algemeen bezien in mindere of meerdere mate dezelfde problematiek, uiteraard ieder met de eigen specifieke kenmerken en aandachtsgebieden.

 

Werkgebied Omgevingsdienst IJmond

 

1.2 Gebiedsanalyse

Regio IJmond

Regio IJmond bestaat uit de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen. Het gebied kenmerkt zich voornamelijk door de spanning die bestaat tussen de aanwezige (zwaardere) industrie, wonen, natuur en recreatie. Daarnaast vinden er nog diverse agrarische activiteiten plaats, zoals (glas)tuinbouw, het houden van paarden en veeteelt. Lucht en geluid zijn belangrijke onderwerpen waar VTH zich op richt.

 

Regio Zaanstreek-Waterland

Regio Zaanstreek-Waterland bestaat uit de gemeenten Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland en Wormerland. Het gebied kenmerkt zich door de vele agrarische bedrijven die hier gevestigd zijn. Daarnaast zijn er enkele kleinere bedrijventerreinen gevestigd in de verschillende kernen. De stad Purmerend heeft een centrumfunctie binnen de regio en onderscheidt zich, mede hierdoor, ook in bedrijvigheid van de andere gemeenten binnen deze regio.

 

Regio Zuid-Kennemerland

Regio Zuid-Kennemerland heeft bepaald een ander karakter dan de regio’s IJmond en Zaanstreek- Waterland. Deze regio bestaat uit de gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Heemstede en Zandvoort. Horeca vormt een aanzienlijk deel van het inrichtingenbestand. Daarnaast vinden gemiddeld meer evenementen plaats binnen deze gemeenten dan in andere gemeenten, waarbij ODIJmond ook een taak heeft. De terugkeer van de Formule 1 naar Circuitpark Zandvoort na 36 jaar is ook uniek te noemen.

 

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 beschrijven wij het doel, insteek en belang van dit Beleidskader en wij beschrijven op welke manier wij met onze VTH-strategie samenwerken binnen provincie Noord-Holland.

In hoofdstuk 3 beschrijven wij de wijze waarop wij het aflopende Beleidskader evalueerden.

In hoofdstuk 4 beschrijven wij de thema’s die de rode lijn vormen van dit Beleidskader.

In hoofdstuk 5 beschrijven wij de prioriteiten waar wij ons de komende vier jaar op gaan richten. Ook geven wij de relatie van de prioriteiten tot thema’s en hoofdprocessen schematisch weer.

In hoofdstuk 6 geven wij een toelichting op de wettelijke kaders die van toepassing zijn.

In hoofdstuk 7 geven wij een schets van de voor vergunningverlening, toezicht en handhaving relevante ontwikkelingen voor de komende jaren.

In hoofdstuk 8 geven wij een overzicht van de partners waarmee wij samenwerken en voor welke onderwerpen die samenwerking plaatsvindt.

Bijlagen: Wij sluiten dit Beleidskader af met een aantal bijlagen, waaronder de beleidscyclus, de uitgebreide evaluatie van het aflopende Beleidskader en een risico- en probleemanalyse.

2 Doel

Het doel van dit Beleidskader sluit aan bij onze missie. De wijze waarop wij hier invulling aan geven sluit aan bij onze visie.

 

2.1 Missie

ODijmond draagt bij aan het bereiken en in stand houden van een veilige en duurzame leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit binnen ons werkgebied. Daarbinnen inspireren wij inwoners en bedrijven tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Het resultaat is een landelijk vooruitstrevende toekomstbestendige voorbeeldorganisatie waar partners met vertrouwen mee samenwerken.

 

2.2 Visie

ODIJmond werkt, als onderdeel van het openbaar bestuur, samen met inwoners, bedrijven en overheden aan een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving. Naast VTH bij bedrijven, adviseren wij over de verschillende aspecten van de fysieke leefomgeving en duurzaamheid binnen het ruimtelijk domein.

 

In de uitvoering van onze taken vervullen wij een proactieve, regisserende en vooral verbindende rol. Als procesregisseur met kennis van zowel inhoud als uitvoering bevorderen wij een integrale aanpak binnen het ruimtelijk domein en koppelen wij de juiste partijen aan elkaar. Daarbij is kwalitatieve en adequate dienstverlening leidend.

 

Initiatieven van inwoners en bedrijven vragen van ons een open houding, gericht op wederzijds vertrouwen. Als kennisorgaan anticiperen wij hierop en faciliteren met een helder inzicht in het speelveld, binnen de kaders van de wet- en regelgeving.

 

Via deze werkwijze bouwen wij, namens onze gemeenten en provincie, elke dag aan een landelijk vooruitstrevende en toekomstbestendige voorbeeldorganisatie.

 

2.3 Insteek Beleidskader

Met dit Beleidskader beschrijven wij aan de hand van thema’s de prioriteiten en (wettelijke) kaders voor de uitvoering van onze vergunningen-, toezicht- en handhavingstaken (VTH-taken) op het gebied van milieu, voor de komende jaren.

Hierdoor maken wij onze ambities inzichtelijk en vergroten wij het level playing field binnen en buiten de regio. Verder beschrijft dit kader de wijze waarop wij onze taken uitvoeren. Centraal daarin staat ons streven om de toezichtlast bij bedrijven en instellingen zo laag mogelijk te houden.

 

Om tot een geactualiseerd Beleidskader te komen, voerden wij een gebieds-, risico- en probleem- analyse uit. Daarmee beoordeelden wij het effect van niet naleving en de kans dat dit zich voordoet.

Deze analyse is onderdeel van de eerste stap uit de beleidscyclus: ‘rapportage en evaluatie’.

In hoofdstuk 1.2 van dit Beleidskader staat de gebiedsanalyse. De risico- en probleemanalyse is terug te vinden in bijlage 3.

 

Vaststelling Beleidskader VTH-milieu 2023-2026

 

Het Beleidskader is afgestemd met en wordt vastgesteld door de colleges van de veertien deelnemende gemeenten en provincie Noord-Holland.

 

Hiermee wordt vastgelegd hoe wij vergunningprocedures, toezicht en handhaving op een adequate, uniforme, professionele en transparante wijze uitvoeren. Het Beleidskader past binnen het beleid van de deelnemers of kan daar als onderdeel in worden opgenomen.

 

2.4 Belang Beleidskader VTH-milieu

De deelnemende gemeenten en provincie Noord-Holland waarvoor wij taken uitvoeren, hebben een belang bij een gezamenlijk vastgesteld uitvoeringsbeleid. Voorwaarde voor een succesvolle en integrale aanpak van problemen in de fysieke leefomgeving is dat prioriteiten zowel lokaal, regionaal als landelijk voldoende samenhang vertonen. Ook het verstevigen van een level playing field, ook bovenregionaal, is een belangrijke opgave. Dit betekent dat wij binnen ons hele werkgebied in onze uitvoering personen binnen een bepaalde doelgroep zoals ondernemers en inwoners op een gelijke wijze behandelen (rechtsgelijkheid).

 

VTH-strategie milieu 2023-2026

 

De VTH-strategie milieu 2023-2026 (Strategie), die wij in samenhang met dit Beleidskader actualiseerden, vormt de gereedschapskist voor onze uitvoering. In onze Strategie, waarin kwaliteit centraal staat, staat onze werkwijze beschreven met betrekking tot onze vergunningverlening en toezicht en de wijze waarop wij hierin samenwerken met externe partners. De focus ligt op het basistakenpakket met een doorkijk naar de Omgevingswet. Maar wij richten ons eveneens op het hele milieutakenpakket voor gemeenten die die taken bij ons hebben ondergebracht.

 

2.5 Gezamenlijk strategisch vertrekpunt vier omgevingsdiensten in Noord-Holland

De vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten (OD’s) zoeken in toenemende mate de samenwerking met elkaar op. In de samenwerkingsagenda 2022-2024 van deze vier diensten is de afspraak gemaakt om samen een volgende stap te zetten in de totstandkoming van een gezamenlijke VTH-strategie. Het werken met een gezamenlijke strategie sluit aan op de ontwikkelingen die het VTH-stelsel op dit moment doormaakt. De belangrijkste ontwikkelingen hierin zijn de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het Interbestuurlijke Programma Versterking VTH-stelsel. In hoofdstuk 7 gaan wij hier verder op in.

 

Ontwikkelingen zoals wij hierboven beschrijven zorgen ervoor dat het VTH-stelsel volop in beweging blijft. Dat is ook de reden dat de wij er als vier OD’s voor kozen om de huidige ontwikkelingen niet af te wachten, maar gelijktijdig het proces te starten om tot een gezamenlijke VTH-strategie te komen. Vertrekpunt voor de gezamenlijke strategie is de huidige wet- en regelgeving met als belangrijkste uitgangspunt artikel 7.2, tweede lid van het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dit artikel is vastgelegd dat ‘bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst er gezamenlijk zorg voor dragen dat een uniform uitvoerings- en handhavingsbeleid voor de taken wordt vastgesteld’.

 

In 2022 zetten wij hiervoor de eerste stap. Op basis van uniformering van de vier bestaande strategieën werkten wij een uniforme aanpak uit van de strategievorming. Voor dit proces hanteerden wij als uitgangspunt ‘gezamenlijk wat kan, alleen wat moet’. Gedurende de looptijd van dit Beleidskader wordt de gezamenlijke strategie verder uitgewerkt. Uiteraard in afstemming met de eigen deelnemers van de regionale Gemeenschappelijke Regeling (GR) en gericht op de aard van de inrichtingen.

 

Vanwege bovengenoemde uniformering, en het grotendeels nog actueel zijn van de (af)lopende Strategie, kozen wij ervoor om onze VTH-strategie alleen te actualiseren op punten waar dat op dit moment noodzakelijk is.

 

2.6 Bestuurlijke afwegingsruimte

Met dit Beleidskader en het vastleggen van thema’s en prioriteiten geven wij structuur aan onze werkzaamheden. Wij zijn zodoende in staat om prioriteiten op korte en middellange termijn zorgvuldig uit te werken. Uiteraard behouden onze deelnemende gemeenten en provincie Noord-Holland na de vaststelling van dit kader hun eigen bestuurlijke afwegingsruimte. Zo blijft het voor gemeenten en provincie Noord-Holland mogelijk om, naast de samen overeengekomen gemeenschappelijke prioriteiten voor ons gehele werkgebied, (jaarlijks) maatwerk te vragen in onze uitvoering. Bijvoorbeeld door lokale (politieke) inzichten of (maatschappelijke) ontwikkelingen binnen specifieke gemeenten of de provincie. Zo was er gedurende de looptijd van het (af)lopende Beleidskader aandacht voor de opslag van lithiumion batterijen of lachgas. Deze waren in eerste instantie niet als prioriteit opgenomen maar kwamen naar aanleiding van maatschappelijke ontwikkelingen in beeld. Via onze rapportagecyclus geven wij ruimte voor en inzicht in dit en ander maatwerk. In ons jaarverslag rapporteren wij over onze resultaten en lokale ontwikkelingen en vertalen deze samen met onze deelnemende gemeenten en provincie Noord-Holland naar een uitvoeringsprogramma. Ook blijft er naast de prioriteiten uit dit Beleidskader ruimte voor de uitwerking van nieuwe prioriteiten die op nationaal niveau worden geformuleerd. Het gaat dan om nationale geformuleerde prioriteiten waarvoor geldt dat gemeenten bevoegd gezag zijn en waarvoor de uitvoering wordt belegd bij ons. Een voorbeeld hiervan is het Energiebesparingsakkoord Noord-Hollandse Bedrijven 2022-2025 (het Energiebesparingsakkoord) dat voortkwam uit het Klimaatakkoord. De provincie stelt hiervoor direct middelen beschikbaar aan gemeenten, die worden ingezet voor de uitvoering van die taken.

 

2.7 Invulling (financiële) middelen per doel

Het aantal uur dat wij reserveren voor de uitvoering van de basis- en plustaken VTH-milieu staan vastgelegd in onze Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst IJmond. Om de doelen te bereiken die wij koppelen aan de, in dit kader beschreven, prioriteiten is het van belang dat wij voldoen aan de kwaliteitscriteria. In onze beoordeling van de kwaliteitscriteria kijken wij ook naar de benodigde en beschikbare inzet en expertise.

 

Via onze rapportagecyclus kijken we terug en vooruit op de uitgevoerde en benodigde uren. Daarbij beoordelen wij ook of de voortgang op de gestelde doelen reden geven om het beleid, de prioriteiten en/of de strategieën aan te passen. Deze beoordeling vindt altijd plaats met en binnen ons bestuur, ten behoeve van bestuurlijke afwegingsruimte.

 

Monitoring benodigde middelen

Met het huidige beleidskader stappen we af van het alleen prognosticeren op basis van type- bedrijven. Voorheen controleerden we bedrijven 1x per 10 jaar, 4 jaar of jaarlijks. De frequentie van onze bedrijfsbezoeken baseren wij, naast de wettelijke verplichting, ook op basis van analyses die wij maken in het kader van risicogericht toezicht (informatiegestuurd en datagedreven), op basis van actuele aandachtsgebieden én naar aanleiding van wensen van betrokken bestuursorganen. Dit staat beschreven in onze VTH-strategie.

 

Deze veranderende aanpak maakt dat we in dit kader geen uitsplitsing maken van de benodigde capaciteit en middelen. Komende jaren zullen wij de inzet op de prioriteiten monitoren. Deze monitoring moet inzicht geven of we met de huidige capaciteit de doelen over vier jaar kunnen realiseren.

 

Financiële en personele middelen voldoende

Met onze huidige bezetting en expertise voldoen wij aan die kwaliteitscriteria en zijn wij in staat om de doelen, die staan gekoppeld aan de prioriteiten te realiseren. Nadere duiding van de beschikbare personele en financiële middelen, anders dan vastgelegd in onze GR en/of DVO’s vermelden wij via onze financiële jaarstukken. Wanneer er extra personele en financiële middelen nodig zijn, nemen wij dit op in onze jaarlijkse kadernota en gaan wij daarover in overleg met onze gemeenten.

 

Met deze procedure geven wij invulling aan de aanbeveling vanuit het Interbestuurlijk Toezicht Provincie Noord-Holland om enerzijds inzicht te geven in de personele en financiële middelen die nodig zijn om de activiteiten uit te voeren en de doelen uit het beleid te bereiken en anderzijds op welke wijze dit is berekend.

3 Proces evaluatie

In 2019 stelden onze deelnemende gemeenten en provincie Noord­Holland het Beleidskader VTH­milieu 2019­2022 en de VTH­strategie milieu 2019­2022 vast. Afgelopen vier jaar hebben wij uitvoering gegeven aan dit beleid. Voordat wij startten met het formuleren van nieuw beleid, evalueerden wij het (af)lopende beleid. Deze evaluatie is input voor het nieuwe Beleidskader. Dit hoofdstuk is een samenvatting van deze evaluatie. In bijlage 2 van dit Beleidskader is de evaluatie per geformuleerd doel uit het (af)lopende Beleidskader opgenomen.

Voor een diepgaande evaluatie, inclusief indicatoren per doel, verwijzen wij naar de evaluaties van het Beleidskader in onze jaarverslagen.

 

In ons (af)lopende Beleidskader formuleerden wij een hoofddoel en doelen op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving en samenwerking en data. Aan deze doelen koppelden wij een aantal indicatoren. Afgelopen jaren monitorden wij deze doelen en indicatoren jaarlijks. De resultaten hiervan deelden wij via twee tertaalrapportages (april/augustus) en een jaarverslag (december) met onze gemeenten en provincie Noord-Holland. In ons jaarverslag evalueerden wij ons Beleidskader en beschreven wij de indicatoren per doel. Deze evaluatiemomenten gaven geen reden het geformuleerde beleid, de prioriteiten of strategieën bij te stellen. Wel gaven wij afgelopen jaren ruimte voor lokale accenten. Die beschreven wij in onze rapportages.

 

In 2022 organiseerden wij diverse sessies om terug te kijken op de doelen uit ons Beleidskader. Wij organiseerden interne sessies en regionale sessies (IJmond, Zaanstreek-Waterland, Zuid- Kennemerland) met de betreffende portefeuillehouders. In de interne evaluatie én in de bestuurlijke evaluaties vormden deze doelen de rode draad. De uitwerking hiervan staat beschreven in bijlage 2.

 

Tijdens de regionale sessies uitten de portefeuillehouders de wens om ook hun raadsleden te betrekken bij het opstellen van het nieuwe Beleidskader. Via drie informatieve sessies namen wij raadsleden mee in het proces, de thema’s en prioriteiten en gaven wij hen de mogelijkheid hierop te reflecteren.

4 Thema’s

Op basis van de evaluatie van de doelen en ontwikkelingen uit het (af)lopende Beleidskader kiezen wij ervoor om dit nieuwe Beleidskader op te hangen aan de volgende thema’s:

 

Leefbaarheid

  • Gezondheid

  • Veiligheid

  • Duurzaamheid

 

Risico’s

  • Financiële risico’s

  • Bestuurlijke risico’s

4.1 Leefbaarheid

Wonen, werken en recreëren. Het vindt binnen de veertien gemeenten in ons werkgebied zij aan zij plaats. Ons gebied wordt nu al intensief gebruikt. Tegelijkertijd staan gemeenten en de provincie voor grote opgaven. Opgaven die met elkaar schuren een elkaar kunnen versterken. Bijvoorbeeld waar het gaat om economische groei, woningbouw, klimaatadaptatie en natuurbescherming. De puzzel tussen al deze opgaven vraagt om een evenwichtige en integrale aanpak. Als ODIJmond dragen wij hieraan bij. Via vergunningverlening, toezicht, handhaving en onze advisering op milieuthema’s als luchtkwaliteit, bodem, natuur, ruimtelijke ontwikkeling, geur, dragen wij bij aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving.

4.1.1 Gezondheid

De leefomgeving waarin mensen wonen, werken en recreëren heeft invloed op hun gezondheid. Een gezonde leefomgeving is een leefomgeving die wij ervaren als prettig, die uitnodigt tot gezond gedrag en waar de druk op onze gezondheid zo laag mogelijk is. Het thema gezondheid heeft een centrale plek gekregen binnen de Omgevingswet en geldt daarmee als speerpunt voor gemeenten in Nederland. Ook binnen ons werkgebied krijgt gezondheid alle aandacht. Deze noodzaak is zichtbaar door de zware industrie nabij woningbouw. Maar ook doordat ruimte schaars is en woningbouw en bedrijvigheid steeds dichter bij elkaar worden gerealiseerd. De schaarste ruimte noodzaakt gemeenten en de provincie tot scherpe keuzes. Keuzes waarbij steeds vaker naast milieunormen ook naar gezondheidsnormen van alle emissies wordt gekeken.

4.1.2 Veiligheid

Een appartementencomplex met uitzicht op het Noordzeekanaal, een kantoor naast een rangeerterrein, wonen nabij een pompstation. Kan het eigenlijk wel? Wij zien dat wonen, werken en recreëren binnen ons werkgebied steeds dichter naar elkaar toe kruipen. Gemeenten en de provincie worden uitgedaagd om, bijvoorbeeld waar het gaat om woningbouw, steeds creatiever te worden in de uitvoering van deze opgave. Dit zorgt er voor dat wij in een dichtbevolkt industrieel gebied scherp moeten adviseren over risico’s op het gebied van omgevingsveiligheid en leefbaarheid. Deze ontwikkeling maakt toezicht en handhaving onverminderd belangrijker. Momenteel speelt ondermijning hierbinnen een belangrijke rol. Het is voor deelnemers noodzakelijk om zicht en grip te houden op de bedrijven binnen de gemeentegrenzen. En kennis te hebben van de activiteiten die binnen bedrijven afspelen, om grip te kunnen houden op de omgevingsveiligheid. Vergunningverlening, toezicht en handhaving staat binnen dit onderwerp centraal. Tegelijkertijd zijn bedrijven gebaat bij heldere, transparante en begrijpelijke regels.

4.1.3 Duurzaamheid

Binnen Europa maakten wij afspraken om klimaatverandering tegen te gaan. De ambitie is om in 2050 CO2-neutraal te zijn. Een ambitie die een impact heeft op overheden, bedrijfsleven en inwoners.

Deze maatschappelijke opgave vraagt om een samenwerking tussen overheden, het bedrijfsleven en inwoners. In de praktijk zien wij succesvolle samenwerkingen ontstaan tussen overheden en bedrijven waarbij de ambitie steeds meer verschuift naar een circulaire economie. Tegelijkertijd zien wij dat duurzaamheidsinitiatieven een impact hebben op energie-infrastructuur. Gesloten Bodemenergiesystemen, netwerkcongesties. Nieuwe grootschalige ontwikkelingen en initiatieven, zoals een waterstoffabriek of windmolenparken, maar ook kleinere ontwikkelingen, zoals warmtepompen bij woningen hebben een positieve impact op de leefomgeving. Dit alles kan ook zorgen voor overlast door geur- geluid- en lichthinder. In de samenwerking tussen deze drie doelgroepen vraagt dit om aandacht voor bescherming van de leefbaarheid van de leefomgeving.

 

4.2 Risico’s

Wonen, werken en recreëren vinden in onze regio zij aan zij plaats. Gemeenten en provincie Noord­ Holland willen hun inwoners een gezonde, veilige en prettige leefomgeving bieden. Dit vraagt gemeenten en de provincie aandacht te besteden aan onderwerpen als leefbaarheid, gezondheid, duurzaamheid en veiligheid. Het is belangrijk om risico’s zoveel als mogelijk te beperken. Voor gemeenten staan twee risico’s centraal; bestuurlijke risico’s en financiële risico’s.

4.2.1 Bestuurlijke risico’s

Van gemeenten en provincie Noord-Holland wordt verlangd dat zij open en transparant werken. Keuzes die gemeenten en de provincie maken moeten kunnen rekenen op voldoende draagvlak van inwoners en het bedrijfsleven. Tegelijkertijd moeten inwoners en ondernemers erop kunnen rekenen dat zij voldoende worden beschermd door de gemeenten en de provincie. Vergunningverlening, toezicht en handhaving spelen hierbij een rol. Dit vergt van ons dat wij gemeenten en de provincie nauw betrekken bij ons toezicht en onze handhaving en de daaruit volgende trajecten. Ons bestuur moet op basis van onze advisering een heldere en afgewogen keuze kunnen maken, die op draagvlak kan rekenen vanuit de maatschappij. Keuzes die helder, transparant en juridisch toetsbaar zijn en bijdragen aan de ambities van gemeenten en de provincie waar het gaat om een gezonde, leefbare en een veilige leefomgeving.

4.2.2 Financiële risico’s

Bedrijfsmatige activiteiten kunnen een effect hebben op het milieu. Wet- en regelgeving schept hieraan kaders. Doordat bedrijven zich houden aan deze regelgeving, dragen zij bij aan het in stand houden en beschermen van een schone en veilige leefomgeving. Via onze toezicht en handhaving informeren wij bedrijven over de regelgeving en zien wij erop toe dat deze regels een plek krijgen in vergunningen en in de uitvoering. In onze regio ligt het naleefgedrag van bedrijven hoog. Toch voorkomt dit niet dat sporadisch calamiteiten ontstaan die een impact kunnen hebben op onze leefomgeving. Ons werk is erop gericht om deze calamiteiten te minimaliseren. Onder meer door zicht en grip te hebben en houden op de bedrijven en de activiteiten van deze bedrijven. Het tegengaan van ondermijning geldt hierbinnen als speerpunt. Maar ook een kwalitatieve registratie van de bedrijfsactiviteiten in onze toezicht- en handhavingssystemen en de samenwerking tussen handhavingspartner in de gehele keten.

Onze inzet moet voorkomen dat gemeenten en de provincie onnodig met financiële risico’s worden geconfronteerd. Risico’s die ontstaan door incidenten bij bedrijven of illegale activiteiten.

5 Prioriteiten

Op basis van onze zes hoofdthema’s brachten wij ook de prioriteiten in kaart. Daarbij keken wij per thema naar landelijke en regionale ontwikkelingen en wat deze ontwikkelingen betekenen voor onze deelnemende gemeenten en provincie Noord­Holland. Ook onderzochten wij lokale ontwikkelingen en inventariseerden wij de ambities per gemeente.

 

De gekozen prioriteiten beoordeelden wij op de volgende criteria:

  • Op het moment dat de prioriteit wordt aangepakt draagt dit in hoge mate bij aan één of meer van de, in hoofdstuk 4 beschreven, thema’s.

  • Onze prioriteiten sluiten aan bij de prioriteiten van onze (keten)partners.

  • Aandacht voor deze prioriteiten is belangrijk vanwege:

    • -

      De grootte van de risico’s

    • -

      Ontwikkelingen in wet- en regelgeving of andere ontwikkelingen op maatschappelijk gebied

    • -

      Bestuurlijke relevantie

    • -

      Financiële relevantie

In bijlagen 2 en 3 is het volledige proces dat heeft geleid tot de keuze van prioriteiten beschreven.

 

Ook aandacht voor overige onderwerpen

Komende vier jaar ligt onze focus op de prioriteiten. Onderwerpen die niet als prioriteit zijn aangewezen krijgen deze periode ook zeker onze aandacht. Voor deze onderwerpen geldt dat de reguliere inzet voldoende is om de risico’s te beheersen.

 

Vernieuwend toezicht

Bij onze inzet, of dit nu op één van deze prioriteiten is of op een onderwerp waarop wij regulier inzetten, maken wij steeds meer gebruik van vernieuwend toezicht en heeft een integrale benadering de voorkeur. In hoofdstuk 5.3 gaan we hier nader op in.

 

Risicogericht toezicht

Om de doelstellingen te realiseren die wij aan de diverse prioriteiten koppelden, zetten wij in op risicogericht toezicht, ook wel informatiegestuurd en datagedreven toezicht.

Via risicogericht toezicht maken wij inzichtelijk welke data nodig is voor ons toezicht en zijn wij in staat deze data op de juiste wijze te interpreteren en analyseren zodat wij gedurende de looptijd van dit kader kunnen werken aan verantwoording op resultaat van ons werk in de buitenwereld. Ook geeft deze werkwijze ons de mogelijkheid om schaarse capaciteit op basis van verwachtingsmanagement zo optimaal mogelijk in te zetten.

 

Onaangekondigde controles

Naast risicogericht toezicht gaan wij komende periode, in tegenstelling tot afgelopen periode waarin wij hoofdzakelijk aangekondigd controles hebben uitgevoerd, de frequentie van onaangekondigde controles verhogen. Dit om bedrijven in een werkelijke bedrijfssituatie te controleren.

 

In bijlage 3 gaan wij specifiek in op de risico- en probleemanalyse.

 

5.1 Prioriteiten in relatie tot thema’s en hoofdprocessen

In onderstaande tabel beschrijven wij aan welke thema’s de betreffende prioriteit bijdraagt. Ook geven wij weer vanuit welke hoofdprocessen wij aan de prioriteit werken.

 

Prioriteit

Thema’s

Hoofdprocessen2

Leefbaarheid

Financiële risico’s

Bestuurlijke risico’s

VV

T&H

Advies

Gezondheid

Veiligheid

Duurzaamheid

ZZS

+

+

+

+

+

+

+

Ondermijning

+

+

+

+

Afvalstoffen

+

 

 

+

 

+

+

 

Afvalwater

+

 

 

 

 

+

+

 

Energiebesparingsplicht

+

+

+

+

Asbest

+

+

+

+

+

Luchtkwaliteit

+

 

 

 

+

+

+

+

Klachten

+

+

+

+

Calamiteiten en incidenten

+

+

+

+

+

(Verontreinigde) bodemlocaties

+

 

 

+

+

 

+

+

 

5.2 Opbouw prioriteiten

In de volgende paragrafen komen onze tien prioriteiten aan bod. Wij beschrijven de prioriteiten volgens eenzelfde indeling:

 

  • Inleiding

  • Thema(‘s) waar deze prioriteit onder valt

  • Regio en gebied

  • Scope

  • Doel

  • Aanpak per hoofdproces

  • Kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s)

  • Binding met andere prioriteiten

5.2.1 Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

ZZS vormen een aparte groep van gevaarlijke stoffen. Op grond van specifieke criteria is te bepalen of een gevaarlijke stof wordt beschouwd als zeer zorgwekkend.

In artikel 57 van de REACH Verordening (EG) 1907/2006 zijn de criteria vastgelegd om een ZZS te identificeren. Als een stof één of meer van de volgende eigenschappen bezit voldoet die aan deze criteria:

  • Kankerverwekkend

  • Mutageen

  • Giftig voor de voorplanting

  • Persistent (zeer langzaam afgebroken), bio- accumulerend (ophoping) en giftig

  • Zeer persistent en zeer bioaccumulerend

  • Soortgelijke zorg (zoals hormoonverstorende stoffen) zijn stoffen die gevaarlijk zijn voor mens en milieu omdat ze bijvoorbeeld de voortplanting belemmeren, kankerverwekkend zijn of zich in de voedselketen ophopen.

Bedrijven zijn verplicht hun lozingen en uitstoot van ZZS naar lucht en water te vermijden. Als dat niet haalbaar is, moeten de emissies zoveel mogelijk beperkt worden (minimalisatieverplichting).

 

Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

Thema’s

Gezondheid | Veiligheid | Financiële risico’s | Bestuurlijke risico’s.

Regio en gebied

Deze prioriteit vraagt geen lokale focus en geldt voor ons gehele werkgebied. Wel zal de inzet meer gericht zijn op gemeenten met zwaardere bedrijvigheid zoals aanwezig op industrieterreinen.

Scope

ZZS komen vaker voor bij industriële bedrijven dan in het MKB. Er kan worden gedacht aan verf­makers, bedrijven die kunststofartikelen ontwikkelen, spuiterijen, grondbanken of –depots (PFAS), metaalbewerkers, afvalverwerkers, drukkerijen, kunststofverwerkers en farmaceuten. Deze bedrijven zijn vaker op een industrieterrein gelegen dan in de bebouwde omgeving.

Doel

Via dit beleidskader zetten wij ons in om:

  • De bedrijven waar ZZS een rol spelenvolledig in kaart te brengen.

  • Emissies van ZZS naar lucht en water te verminderen.

  • Het aantal ZZS­gerelateerde overtredingen jaarlijkse te verminderen.

  • Wanneer nodig de vergunning van een bedrijfaan te passenof maatwerk op te leggen.

  • Bij advisering op het ruimtelijk domein de invloedvan ZZS mee te nemen.

 

Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)

Aanpak per hoofdproces

Vergunningverlening

Wij passen vergunningen van bedrijven aan of stellen maatwerkvoorschriften op, wanneer dat met betrekking tot lozingen of emissies naar de lucht van ZZS nodig is.

 

Toezicht & handhaving

Wij houden toezicht op de naleving van de wet­ en regelgeving op het gebied van ZZS en treden handhavend op, wanneer bedrijven zich niet houden aan deze wet­- en regelgeving.

 

Advisering

Bij het adviseren op het ruimtelijk domein zijn wij ons bewust van de invloed van ZZS en houden daar waar nodig rekening mee.

KPI’s

  • De branches, soort en type bedrijf waar wij verwachten ZZS aan te treffen hebben wij geïnven­tariseerd en staan op de kaart.

  • Aantal controles bij bedrijven waar ZZS een aspect van de controle zijn.

  • Aantal overtredingen met betrekking tot ZZS.

  • Aantal aangepaste vergunningen of aantal maatwerkbesluiten waar ZZS onderdeel van is.

Binding andere prioriteiten

Deze prioriteit heeft raakvlakken met de prioriteiten afvalstoffen | afvalwater | luchtkwaliteit | klachten | calamiteiten en incidenten.

5.2.2 Ondermijning

De aanpak van ondermijnende criminaliteit staat hoog op de agenda. Zowel landelijk als bij onze deelnemende gemeenten. In de afgelopen jaren zien wij dat bedrijven steeds vaker een dekmantel zijn voor criminele activiteiten. Daarnaast is van een groot aantal bedrijfspanden, stallen en loodsen het feitelijke gebruik onbekend. Afvalstromen (asbest, grond, e-waste, gevaarlijk afval) vormen een risico op crimineel gedrag. Bedrijven krijgen vaak betaald voor het innemen van afval zonder dat de verwerking is geregeld. Dit levert grote milieu- en gezondheidsrisico’s op omdat de bedrijven het afval onjuist verwerken of dumpen. Het aanpakken van deze milieucriminaliteit is arbeidsintensief en vraagt een regio-overstijgende ketenaanpak.

 

Ondermijning

Thema’s

Veiligheid | Financiële risico’s | Bestuurlijke risico’s.

Regio en gebied

Deze prioriteit vraagt geen lokale focus. Wij constateren dat ondermijnende activiteiten binnen alle gemeenten in ons werkgebied (kunnen) voorkomen. Wel zal onze inzet meer gericht zijn op gemeen­ten met industriegebieden en bedrijventerreinen.

Scope

Uit evaluaties en analyses blijkt dat ondermijnende activiteiten meer dan gemiddeld voorkomen bij opslaglocaties, waaronder bedrijven waar opslagboxen worden verhuurd, garagebedrijven en detail­handel. Ook doen deze activiteiten zich voor in de ketens zoals afval, asbest en bodem.

 

Hoewel onze inzet om ondermijnende activiteiten te voorkomen zichin eerste instantie focust op industriegebieden en bedrijventerreinen, zien wij een trend dat ondermijning ook steeds vaker plaatsvindt in het landelijk en stedelijk gebied. Afhankelijk van lokale ontwikkelingen en bestuurlijke wensen passen wij onze focus hierop aan.

Doel

Via dit beleidskader zetten wij ons in om:

  • Ondermijningzoveel als mogelijk te voorkomen door het opleggen van barrières.

  • In samenwerking met andere overheidspartners ondermijnende activiteiten aan het licht brengen en aan te pakken.

 

Ondermijning

Aanpak per hoofdproces

Toezicht & handhaving

Wij leveren een proactieve bijdrage aan het signaleren van mogelijke ondermijning en aan gezamen­lijke acties met andere overheidspartners in het kader van ondermijning. Zo nemen wij deel aan geza­menlijke inspecties met ketenpartners en delen onze informatie.

Collega’s zijn opgeleid om signalen van ondermijning te herkennen.

Werken wij met een ketenaanpak op het gebiedvan afval, asbesten bodem.

KPI’s

  • Aantal keren dat ondermijning effectief bestreden is, in samenwerking met overheidspartners of door ons individueel.

  • Aantal keren dat tijdens zogenoemde ondermijningsacties ook milieu gerelateerde zaken aan het daglicht komen.

  • Aantal keren dat wij strafrechtelijk optreden tegen ondermijnende criminaliteit.

Binding andere prioriteiten

Deze prioriteit heeftraakvlakken met de prioriteiten afvalstoffen | asbest | (verontreinigde) bodem­locaties.

5.2.3 Afvalstoffen

Bedrijven zijn verplicht bedrijfsafval zoveel als mogelijk te voorkomen, gescheiden in te zamelen en af te geven aan een afvalinzamelingsbedrijf. Wij besteden hier, zowel vanuit vergunningverlening als vanuit toezicht en handhaving, aandacht aan. Afvalstoffen die vrijkomen via de lucht of het water, zogenaamde emissies, dienen ook zoveel mogelijk voorkomen te worden. In de omgevingsvergunning die op een bedrijf van toepassing is, worden regels opgenomen die het verplichten om doelmatig om te gaan met afvalstoffen.

Ook brengen we, samen met de werkgroep Green- Biz circulair, in kaart welke afvalstromen geschikt zijn als grondstof op basis van het Europese project Upcycle Your Waste van het programma GreenBiz IJmond. Dit sluit aan bij circulaire economie waar afval de nieuwe grondstof is.

 

Bij afvalstoffen wordt, net als bij asbest en bodem, gewerkt volgens de ketenaanpak. Door afgestemd toezicht van één of meer toezichthouders en toezichthoudende organisaties krijgen wij zicht en grip op de gehele keten. Belangrijk uitgangspunt bij ketentoezicht is een analyse van de keten. Voor afvalstoffen maken wij hiervoor onder andere gebruik van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA).

 

Afvalstoffen

Thema’s

Gezondheid | Financiële risico’s.

Regio en gebied

Deze prioriteit vraagt geen gemeente specifieke focus. Afvalstoffen komen wij overal in ons werk­gebied tegen.

Waar het gaat om activiteiten binnen GreenBiz IJmond beperkt de scope zich tot de bedrijven­terreinen die hierbij zijn aangesloten.

Scope

Bij alle bedrijven in ons hele werkgebied is afval een aspect waar wij aandacht aan besteden.

Doel

Onjuist omgaan met afvalstoffen, zowel bij de opslag, afgifte en verwerking daarvan, kan grote milieu­ en gezondheidsrisico’s opleveren. Het kan op die manier in de leefomgeving of de voedsel­ketens terecht komen. Ook is het risico op ondermijnende activiteiten hoog, omdat het verdienmodel op het gebied van afval uitnodigt tot crimineel gedrag.

 

Via dit beleidskader streven wij ernaar om risico’s als gevolg van onjuist omgaan met afvalstoffen zo laag mogelijk te houden.

 

Afvalstoffen

Aanpak per hoofdproces

Vergunningverlening

We nemen voorschriften op in de vergunning om ervoor te zorgen dat bedrijven zo doelmatig mogelijk omgaan met afvalstoffen.

 

Toezicht & handhaving

Wij houden toezicht op de naleving van de wet­- en regelgeving op het gebied van afvalstoffen en treden handhavend op wanneer bedrijven zich niet aan deze wet­ en regelgeving houden.

Dit doen wij door tijdens onze aangekondigde, maar ook onaangekondigde controles te kijken welke afvalstromen er vrijkomen vanuit een bedrijf, hoe dit bedrijf haar afval in-­ en verzameld en aan wie het afval wordt afgegeven.

Ook werken wij op het gebied van afvalstoffen samen met alle (handhavende) partners uit de gehele keten. Centraal in deze keten staat het uitwisselen van informatie. Hiermee streven wij ernaar dat afvalstoffen de gehele keten conform geldende wet­ en regelgeving doorlopen.

KPI’s

  • Aantal controles bij bedrijven waar afvalstoffen een aspect van de controle zijn.

  • Aantal overtredingen met betrekking tot afvalstoffen.

  • Aantal (geactualiseerde) vergunningen waar voor afvalstoffen voorschriften in zijn opgenomen.

Binding andere prioriteiten

Deze prioriteit heeft raakvlakken met de prioriteit ondermijning.

5.2.4 Afvalwater

Het is belangrijk bij het lozen van gezuiverd afvalwater te kunnen voldoen aan de gewenste kwaliteit. Om dit te kunnen doen is het essentieel om goed zicht te hebben op de kwaliteit van het ingezamelde afvalwater.

In de samenwerkingsovereenkomst Noorderkwartier staat ‘grip op indirecte lozingen’ dan ook als speerpunt; een traject waarin gemeenten, waterschap en omgevingsdiensten zich samen inzetten om beter zicht en grip te krijgen op indirecte lozingen van bedrijven op de riolering. In het bestuurlijk overleg hiervan is besproken om de samenwerking met de 3 OD’s, de provincie Noord-Holland en Rijkswaterstaat te zoeken.

 

Afvalwater

Thema’s

Gezondheid.

Regio en gebied

Met betrekking tot afvalwater is er geen specifieke focus qua regio en gebied. Deze prioriteit komen wij overal binnen ons werkgebied tegen.

Scope

Bij alle bedrijven in het hele werkgebied is de wijzewaarop afvalwater geloosdwordt een aspect waar wij aandacht aan besteden. Zo kijken wij tijdens controles van bedrijven waar mogelijk vet­houdend afvalwater wordt geloosd op het riool, te denken valt aan horeca, of dit water voorafgaand aan deze lozingdoor een vetafscheider wordt geleid die voldoet aan de daaraangestelde eisen.

Ook afvalwater dat mogelijk andere vervuiling bevat, zoals olie of benzine vanuit een werkplaats of tankstation, dient eerst door een scheidende voorziening te worden geleid. Ook deze voorziening, in dit geval een olie­ benzineafscheider, is onderdeel van onze controles. Ook water dat op andere wijze verontreinigd is, bijvoorbeeld met ZZS, dient met daarvoor geschikte maatregelen geloosd te worden op het riool. Ook daar zien wij op toe.

De hoofdprocessen vergunningverlening en toezicht en handhaving zijn relevant bij deze prioriteit.

Doel

Via dit beleidskader zetten wij ons in om:

  • Kennis en toezichtop het gebied van afvalwater te intensiveren.

 

Afvalwater

Aanpak per hoofdproces

Vergunningverlening

We nemen voorschriften in de vergunning op of stellen maatwerk op om zo doelmatig mogelijk om te gaan met afvalwater.

 

Toezicht & handhaving

Wij houden toezicht op de naleving van de wet­ en regelgeving op het gebied van afvalwater en treden, wanneer bedrijven zich niet houden aan deze wet­ en regelgeving, handhavend op.

Dit doen wij door bij controles te kijken op welke wijze afvalwater vanuit het bedrijf geloosd wordt, door welke voorzieningen dit eventueel wordt geleid en of deze voorziening voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

KPI’s

  • De bedrijven waar afvalwater een aspect is hebben wij geïnventariseerd en staan op de kaart.

  • Aantal vergunningen op het gebiedvan afvalwater dat is geactualiseerd.

  • Aantal maatwerkvoorschriften dat met betrekking tot afvalwater is opgesteld.

Binding andere prioriteiten

Deze prioriteit heeft raakvlakken met de prioriteit ZZS.

5.2.5 Energiebesparingsplicht

Nationale en internationale doelen dragen eraan bij dat steeds meer bedrijven energiebesparende maatregelen willen en moeten treffen. Daarmee verschuift energiebesparing ook meer van stimulering naar toezicht en handhaving. Sinds 2023 werken wij met een toezichtteam dat projectmatig de controles op de energiebesparingsplicht uitvoert.

 

In 2022 hebben wij op basis van het provinciaal Energiebesparingsakkoord een inventarisatie afgerond van alle bedrijven en instellingen waarop de energiebesparingsplicht van toepassing is. Op dit moment zijn van deze bedrijven de verbruiksgegevens bij ons bekend en weten wij welke energiebesparende maatregelen reeds genomen zijn.

 

Sinds 2023 geldt dat kantoorgebouwen moeten voldoen aan de Label C verplichting. De controle hierop is een taak van de gemeente. Daarnaast gelden voor deze gebouwen ook de erkende maatregelen uit het Activiteitenbesluit 2012. Er is een grote overlap tussen de kantoorgebouwen en de bedrijven in onze regio die onder de informatieplicht vallen, zodat gecombineerd toezicht een efficiencyvoordeel oplevert. Met onze deelnemende gemeenten maken wij afspraken over een (gezamenlijke) aanpak.

 

Energiebesparingsplicht

Thema’s

Gezondheid | Duurzaamheid.

Regio en gebied

Met betrekking tot energiebesparing is er geen specifieke focus qua regio en gebied. Deze prioriteit komen wij overal binnen ons werkgebied tegen.

Scope

  • Bedrijven die de gestelde drempelwaarden, > 25.000 m3 gas en/of > 50.000 kWh elektriciteit, overschrijden.

  • Deze bedrijven zijn verplicht alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van < 5 jaar te treffen.

  • Bedrijven in de IJmond waarbij de ambitie om hun bedrijf te verduurzamen hoger ligt dan het treffen van de verplichte energiebesparende maatregelen worden betrokken bij GreenBiz IJmond.

Doel

Via dit beleidskader streven wij ernaardat:

  • Alle bedrijven binnen ons werkgebied de verplichte energiebesparende maatregelen hebben toe­gepast.

  • Waar mogelijk, ondernemers te motiveren maatregelen te nemen die niet wettelijke afdwingbaar zijn, maar de wel bijdragen aan de landelijke klimaatdoelstellingen.

 

Energiebesparingsplicht

Aanpak per hoofdproces

Vergunningverlening

We nemen voorschriften in de vergunning op om zo doelmatig mogelijk om te gaan met energie.

Bedrijven besparen veel energie als wij ze verplichten de best beschikbare techniek in te zetten.

 

Toezicht & handhaving

Wij controleren of bedrijven maatregelen hebben toegepast die vermeld staan op de Erkende Maat­regelenlijsten energiebesparing (EML). Ook maken wij gebruik van dataloggers om bedrijven te adviseren over verdere verduurzamingsmogelijkheden.

KPI’s

  • Verbruiken van bedrijven binnen ons werkgebied zijn in beeld.

  • Zicht op welkeenergiebesparende maatregelen zijn afgedwongen.

  • Aantal bedrijven dat op ons initiatief een plan van aanpak heeft opgesteld omdat het de energie­besparende maatregelen nog niet kon treffen, omdat het geen natuurlijk moment is of omdat bijvoorbeeld geen installatiebedrijf beschikbaar is.

Binding andere prioriteiten

Deze prioriteit heeft geen directebinding met andere prioriteiten.

5.2.6 Asbest

Bij het onzorgvuldig saneren van asbest kunnen risico’s optreden voor de gezondheid. Asbestsaneerders en personen in de omgeving kunnen bij slecht uitgevoerde asbestsaneringen asbestvezels inademen. Landelijk kader is het Asbestverwijderingsbesluit. Dit besluit heeft als doel de emissie van asbestvezels te beperken bij het afbreken van gebouwen of objecten of het verwijderen van asbest bevattende materialen uit gebouwen of objecten. Op basis hiervan beoordelen wij de sloopmeldingen/asbestverwijderingsplannen van onze deelnemers en zien wij toe op een juiste verwijdering. Dit is een basistaak van omgevingsdiensten.

 

Net als bij afvalstoffen en bodem wordt er bij asbest gewerkt middels de ketenaanpak. Deze aanpak draagt er aan bij dat asbest de gehele keten conform geldende wet- en regelgeving doorlopen.

 

Asbest

Thema’s

Gezondheid | Financiële risico’s | Bestuurlijke risico’s.

Regio en gebied

Asbest komt niet voor in een specifieke regio of in een specifiek gebied. Wij komen asbest in ons gehele werkgebied tegen; in landelijk, stedelijk en industrieel gebied.

Scope

Het beoordelen van sloopplannen/asbestverwijderingsplannen en het toezicht op een juiste verwijde­ring van asbest vindt plaats voor ons gehele werkgebied. Onze werkzaamheden zijn er ook op gericht om illegale asbestsaneringen op te sporen en daar indien gewenst op te handhaven.

Doel

Via dit beleidskader strevenwij ernaar dat:

  • Bedrijven binnen ons werkgebied asbest verwijderen volgens de wettelijke voorschriften, zodat gezondheidsrisico’s in de omgeving worden voorkomen.

  • Alle partijen binnende keten actiefinformatie met elkaardelen.

 

Asbest

Aanpak per hoofdproces

Vergunningverlening

We beoordelen de bij ons ingediende van sloopmeldingen/verwijderingsplannen.

 

Toezicht & handhaving

Wij houden toezicht op een juiste verwijdering en juiste afgifte van asbesthoudend materiaal. Daarbij kijken wij ook naar de certificering van de daarbij betrokken partijen.

We onderhouden daarbij intensief contact met alle ketenpartners.

KPI’s

  • Aantal controles dat wordt uitgevoerd naar aanleiding van een melding.

  • Percentueleafname van illegalesaneringen/dumpingen.

Binding andere prioriteiten

Deze prioriteit heeft raakvlakken met de prioriteit ondermijning.

5.2.7 Luchtkwaliteit

Toenemende bezorgdheid over gezondheid en leefbaarheid, in relatie tot de luchtkwaliteit met name in verstedelijkt gebied, vragen om een actieve overheid die maatregelen treft om de luchtkwaliteit te verbeteren. Hiernaast spelen er ontwikkelingen zoals de energietransitie en het woningtekort die allen een beslag zullen doen op de bestaande milieuruimte. Wij ondersteunen en adviseren onze gemeenten in het zoeken naar maatregelen om de luchtkwaliteit en daarmee de kwaliteit van de leefomgeving en gezondheid te verbeteren.

 

Zo is in de IJmondgemeenten het programma Gezondheid & Luchtkwaliteit vastgesteld, waarin concrete maatregelen én impulsen zijn vastgelegd. Naast de uitvoering van het programma zijn voor deze prioriteit het wettelijk adviseurschap op vergunningen van Tata Steel en advisering op eigen vergunningverlening belangrijke thema’s voor de komende jaren.

 

Luchtkwaliteit

Thema’s

Gezondheid | Bestuurlijke risico’s.

Regio en gebied

Deze prioriteit heeft betrekking op alle gemeenten in ons werkgebied.

Scope

Alle bedrijven binnen ons gebied, waarbij de bedrijfsactiviteiten (kunnen) leiden tot effecten op de luchtkwaliteit.

De hoofdprocessen vergunningverlening, toezicht en handhaving en advies zijn relevant bij deze prioriteit.

Doel

Via dit beleidskader dragenwij eraan bij dat:

  • Emissies van bijvoorbeeld fijnstof en stikstof bij bedrijven zoveel als mogelijk worden beperkt. Onze doelen sluiten aan op de doelstellingen uit het Schone Lucht Akkoord (SLA) voor die gemeenten die dit akkoord hebben ondertekend.

 

Luchtkwaliteit

Aanpak per hoofdproces

Vergunningverlening

Bij alle aanvragen voor een omgevingsvergunning en bij het verlenen van een (ambtshalve) revisie­vergunning schrijven wij grenswaarden voor voor emissies naar de lucht, die zich zo dicht mogelijk aan de onderkant van de Best Beschikbare Technieken (BBT)-­range bevinden met het oog op de bescherming van gezondheid en het milieu.

Indien een bedrijf van mening is dat de onderkant van de BBT­-range niet haalbaar is, moet dit door het bedrijf technisch en economisch worden onderbouwd.

 

Toezicht & handhaving

Tijdens controles houden wij er toezicht op dat bedrijven grenswaarden voor emissies naar de lucht niet overschrijden. Ook zien wij toe op het treffen van maatregelen om deze emissies te voorkomen, dan wel te beperken, en of deze maatregelen conform wet­- en regelgeving zijn.

 

Advisering

Bij het adviseren op het ruimtelijk domein zijn wij ons bewust van het aspect luchtkwaliteit en houden daar waar nodig rekening mee.

KPI’s

  • Aantal controles waar emissies naar de buitenlucht onderdeel van uitmaakt.

  • Aantal aangescherpte vergunningen met maatregelen vanuithet Schone Lucht Akkoord (SLA).

  • Aantal controles waarbijis toegezien op naleving van maatregelen uit het SLA.

Binding andere prioriteiten

Deze prioriteit heeft raakvlakken met de prioriteit ZZS.

5.2.8 Klachten

Wanneer inwoners situaties signaleren die een gevaar kunnen opleveren voor het milieu, of wanneer zij hinder ervaren van een bedrijf, kunnen zij dit melden bij ons. Wij nemen dan, indien de klacht gegrond is, direct maatregelen om de klacht te verhelpen. In sommige gevallen is hiervoor nader onderzoek nodig. In dat geval onderzoeken wij of de veroorzaker de milieuwetgeving overtreedt. Is dat het geval dan spreken wij de veroorzaker aan en ondernemen wij actie om de overtreding, en daarmee de klacht, te beëindigen.

 

Klachten

Thema’s

Gezondheid | Veiligheid | Bestuurlijke risico’s.

Regio en gebied

Deze prioriteit geldt voor ons gehele werkgebied.

Scope

Onze klachtafhandeling heeft betrekking op alle bedrijven waarvoor wij bevoegd gezag zijn. Wanneer wij klachten ontvangen die buiten deze scope vallen, geven wij de klacht door aan de juiste instantie en informeren wij de klager over de wijze waarop wij deze afhandelen.

 

Er kunnen situaties zijn waarbij een bedrijf voldoet aan de regelgeving, maar er toch klachten ontstaan uit de omgeving. In dat geval is een klacht ongegrond en nemen wij deze gemotiveerd niet in behandeling.

Doel

Via dit beleidskader zetten wij ons in om:

  • Klachten die bij ons worden ingediend zoveel als mogelijk, in samenspraak met de klager en ver­oorzaker, op te lossen. Door het afhandelen van klachten, dragen wij bij aan een prettige, schone en veilige leefomgeving.

 

Klachten

Aanpak per hoofdproces

Toezicht & handhaving

Afhankelijk van de oorzaak van de klacht houden wij toezicht op het treffen van (verplichte) maat­regelen die bijdragen aan het beëindigen van de situatie die een klacht veroorzaakt.

KPI’s

  • Aantal keer dat wij handelennaar aanleiding van een klacht.

  • Aantal klachten datsuccesvol is afgerond.

  • Aantal keer dat een klacht ongegrond blijkt.

Binding andere prioriteiten

Deze prioriteit kan raakvlakken hebben met de prioriteit calamiteiten en incidenten, bijvoorbeeld doordat er naar aanleiding van calamiteiten en incidenten een piek ontstaat.

5.2.9 Calamiteiten en incidenten

Door middel van toezicht, handhaving en vergunningverlening dragen wij bij aan het voorkomen van een incident. Ook hebben wij daarmee, net als door onze ruimtelijke advisering, invloed op het beperken van de gevolgen van een incident.

Het kan toch gebeuren dat een bedrijf wordt geconfronteerd met een storing of incident binnen de eigen bedrijfsvoering. Wanneer daarmee schade aan het milieu zou kunnen ontstaan spreken wij van een ongewoon voorval. Hierbij kan worden gedacht aan brand, asbest, lekkage of bodemverontreiniging. De Wet milieubeheer verplicht bedrijven, waarvoor wij het bestuursorgaan zijn om aan hen de omgevingsvergunning te verlenen, om een ongewoon voorval met ernstige gevolgen voor het milieu aan ons te melden.

Binnen de taken die in omgevingsdienstverband worden uitgevoerd, wordt vanuit ons voorzien in een 24-uurs bereikbaarheid.

 

Calamiteiten en incidenten

Thema’s

Gezondheid | Veiligheid | Financiële risico’s | Bestuurlijke risico’s.

Regio en gebied

Met betrekking tot calamiteiten en incidenten is er geen specifieke focus qua regio en gebied. Calamiteiten en incidenten kunnen zich, hoe ongewenst zij ook zijn, overal voordoen.

Scope

De scope voor calamiteiten en incidenten betreft inrichtingen en situaties waarvoor wij het bevoegd gezag zijn.De hoofdprocessen vergunningverlening, toezicht en handhaving en advies zijnrelevant bij deze prioriteit.

Doel

Via dit beleidskader zetten wij ons in om:

  • Risico’s voor de kwaliteit van de leefomgeving als gevolg van calamiteiten en incidenten zoveel als mogelijk te voorkomen dan wel te beperken.

 

Calamiteiten en incidenten

Aanpak per hoofdproces

Vergunningverlening

In de vergunningen van bedrijven waar dat relevant is nemen wij voorschriften op met betrekking tot het beperken van risico’s. Indien nodig wordt er een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld. Dit is een hulpmiddel om de risico’s, van bijvoorbeeld de opslag van zeer grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen, in kaart te brengen.

 

Toezicht & handhaving

Tijdens controles houden wij toezicht op voorschriften en artikelen die een relatie hebben met het aspect veiligheid.

 

Advisering

Bij onze ruimtelijke advisering toetsen wij aanhet Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV) om te beoordelen of het initiatief mogelijk is qua risico-­, invloeds-­ of aandachtsgebied.

KPI’s

  • Aantal keren dat een ongewoonvoorval is gemeld.

  • Aantal keren dat wij een bijdrage hebben geleverd aan de afhandeling van calamiteiten en incidenten.

Binding andere prioriteiten

Deze prioriteit kan een bindinghebben met alle andere prioriteiten.

5.2.10 Verontreinigde bodemlocaties

Wij controleren bedrijven op bodembeschermende maatregelen, om bodemverontreiniging te voorkomen. Door verschillende ontwikkelingen is ook deze taak in dit Beleidskader een prioriteit. In het verleden is veel bodem(grondwater)verontreiniging veroorzaakt door bedrijven. Bijvoorbeeld door chemische wasserijen, verffabrieken of autosloperijen die zware metalen en chemische stoffen gebruikten. Ook landbouwbedrijven die met bestrijdingsmiddelen en meststoffen werkten droegen hieraan bij. In de afgelopen 30 jaar zijn veel verontreinigde – risico – locaties in ons werkgebied gesaneerd. In veel gevallen is gesaneerd en in sommige gevallen zijn saneringsmaatregelen getroffen. Dit kan door de toepassing van een leeflaag, waarbij de verontreiniging is afgedekt met een grondlaag. Hierdoor geldt een gebruiksbeperking van de bodem, dat invloed heeft op het gebruik van locaties. Deze locaties noemen wij nazorglocaties, zoals stortplaatsen. Op deze locaties voeren wij als prioriteit doorlopend toezicht uit.

 

Maatschappelijk is veel aandacht voor de gezondheidsrisico’s van ZZS. Waar het gaat om de bodem zijn lood en PFAS bekende voorbeelden. Wij sluiten niet uit dat richtlijnen van ZZS in de bodem worden aangescherpt. Dit vergt ook voor ons werk wederom een aanpassing.

 

Verontreinigde bodemlocaties

Thema’s

Gezondheid | Financiële risico’s | Bestuurlijke risico’s.

Regio en gebied

Deze prioriteit geldt voor ons gehele werkgebied.

Scope

Onze toezicht en handhaving heeft betrekking op alle activiteiten die een effect kunnen hebben op de bodem. Wij hebben daarbij doorlopend aandacht voor activiteiten binnen de inrichting, maar ook activiteiten rondom grondverzet.

 

Door het prioriteren van het thema verontreinigde bodemlocaties zal onze inzet deze periode gericht zijn op nazorglocaties, de toepassing van ondergrondse energiesystemen en de ontwikkelingen rond­om ZZS die de bodem aantasten. Adequate registratie van alle informatie in ons bodeminformatie­systeem staat hierin centraal.

Doel

Het voorkomen van nieuwe bodemverontreinigingen, bevorderen van herstel of beheersing van aan­wezige bodemverontreinigingen.

 

Om te kunnen voldoen aan (inter)nationale klimaatdoelen, wordt steeds vaker de bodem gebruikt voor de toepassing van duurzame maatregelen. Denk daarbij aan de aanleg van bodemenergiesystemen. Hiermee ontstaat druk op de bodemkwaliteit. Daarom is toezicht hierop voor ons een prioriteit. Het gaat om een zorgvuldige registratie, vergunningverlening en toezicht tijdens de aanleg.

 

Bevoegd gezag verschuift

Wanneer de Omgevingswet inwerking treedt, verschuift het bevoegd gezag van provincie Noord-Holland naar onze gemeenten. Zij worden daarmee bevoegd gezag voor de gehele VTH-taak bodem. Die taak voeren wij uit namens gemeenten. Provincie Noord-Holland blijft onder de Omgevingswet bodemtaken houden ten aanzien van grondwaterkwaliteit, complexe bedrijven en locaties die onder het overgangsrecht vallen.

 

 

Verontreinigde bodemlocaties

Aanpak per hoofdproces

Vergunningverlening

In het kader van bodemactiviteiten behandelen wij vergunningen en meldingen.

 

Toezicht & handhaving

We houden toezicht op saneringslocaties, nazorglocaties en grondverzet (grondstromen). Alle infor­matie verwerken wij in ons bodeminformatiesysteem.

Waar het gaat om grondverzet werken wij samen met ketenpartners.

 

Advisering

Onze advisering heeft betrekking op lopende bodemsanering en advies over bodembeleid.

KPI’s

  • Aantal gecontroleerde nazorglocaties.

  • Aantal controles op bodembeschermende maatregelen bij bedrijven.

Binding andere prioriteiten

Deze prioriteit heeft raakvlakken met de prioriteiten

ZZS | asbest | calamiteiten en incidenten | afvalstoffen | afvalwater.

 

5.3 Vernieuwend toezicht

Vernieuwingen binnen onze toezicht en handhaving is voor ons een belangrijk aspect. Afgelopen jaren stond digitalisering daarin centraal. Wij maakten het voor onze toezichthouders mogelijk om plaats, tijd en apparaat onafhankelijk toegang te krijgen tot onze milieu-informatie. Wij voerden het gebruik in van checklisten, zodat controles efficiënt en zorgvuldig konden worden uitgevoerd. Ook maakten wij afgelopen jaren succesvol gebruik van een datalogger. Met deze datalogger maken wij inzichtelijk op welke wijze een bedrijf energie ‘lekt’ en waar dus nog kansen liggen om te besparen. De datalogger helpt onze toezichthouders om niet alleen met ondernemers het gesprek aan te gaan over wettelijke verplichtingen, maar hen ook te informeren over en stimuleren om hun bedrijf verder te verduurzamen.

5.3.1 Nieuwe toepassingen

Ontwikkelingen staan niet stil. Zo kreeg ook de toepassing van drones bij onze bedrijfscontroles een vaste plek in onze uitvoering. Wij deden dit als een van de eerste omgevingsdiensten in Nederland. Omdat het hier gaat om een nieuw facet, die nieuwe expertise vraagt van onze toezichthouders, bieden wij onze medewerkers de gelegenheid om hiervoor een opleiding te volgen.

 

Met het behalen van een vlieglicentie kunnen zij de drones inzetten tijdens controles. Wij zetten deze drones nu in via diverse missies uitgevoerd ter ondersteuning van (milieu)controles waarbij zaken zichtbaar worden gemaakt die anders niet eenvoudig aangetoond kunnen worden. Hierbij valt te denken aan emissies vanuit een hooggelegen emissiepunt, zoals cacao-emissie uit een bovendaks gelegen emissiepunt, opslag van materialen en grond op achtererven, opslag van staalslakken en asbestverdachte werkzaamheden.

 

Wij maken ook gebruik van een FLIR-camera. Deze camera zetten wij in om onzichtbare gaslekkages bij bedrijven op te sporen. Denk daarbij aan een eventuele toegevoegde waarde voor het meten van benzine- of gasdampen bij tankstations.

Ook wordt de camera ingezet bij op- en overslagbedrijven. Wij leiden on-the-job eigen collega’s op om deze camera te kunnen gebruiken.

6 Wettelijk kader

De wettelijke basis voor de zorg voor de omgeving is gelegen in de Grondwet en de Wet algemene bepalingen omgevingswet (wabo).

 

  • Artikel 21 van de Grondwet

    De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.

In deze zorgplicht van de overheid voor het milieu en de leefomgeving, hebben de (gezamenlijke) overheden een belangrijke taak te vervullen. Met behulp van onder andere uitvoerings­ en handhavingsbeleid (dit Beleidskader en de Strategie) geven wij hier doelgericht invulling aan.

 

6.1 Wabo

Het doel van de Wabo is een veilige en gezonde leefomgeving door het bevorderen van de kwaliteit en samenwerking bij de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht. In deze Wet is ook de wettelijke basis van het VTH-stelsel van 29 landelijk dekkende omgevingsdiensten verankerd. De Wabo regelt de randvoorwaarden voor gemeenten en provincies om tot een hogere kwaliteit van handhaving te komen. Het basistakenpakket van de omgevingsdiensten is hiermee wettelijk vastgelegd en gemeenten worden verplicht een verordening kwaliteit VTH te hebben. De grondslag voor handhaving is gelegen in hoofdstuk 5 van de Wabo.

 

6.2 Kwaliteitscriteria

Omdat de regelgeving in het Wabo-domein ingewikkeld is, zijn er op landelijk niveau VTH-kwaliteitscriteria ontwikkeld. Deze criteria maken de uitvoering een stuk eenduidiger, beter inzichtelijk en meer voorspelbaar. De criteria maken voor onze deelnemers, inwoners, bedrijven en instellingen, maar ook overheden onderling inzichtelijk welke kwaliteit zij kunnen verwachten bij de invulling van onze VTH-taken. Bij het opstellen van de landelijke kwaliteitscriteria is een brede groep praktijkdeskundigen uit gemeenten, provincies en het Rijk betrokken. Ook wij hebben hieraan bijgedragen.

 

Vanaf april 2022 zijn de VTH-kwaliteitscriteria 2.3 van kracht. Jaarlijks voeren wij een zelfevaluatie uit op de op dat moment lopende versie van de criteria. Op deze manier tonen wij aan dat wij voldoen aan de kwaliteitseisen die vastgesteld zijn in de Modelverordening kwaliteit VTH. De wettelijke grondslag voor deze verordening is gelegen in artikel 5.4 van de Wabo. Indien blijkt dat er acties gewenst zijn, nemen wij deze op in de beleidscyclus.

 

van ‘nee, tenzij’ naar ‘ja, mits’

 

6.3 Omgevingswet

De invoering van de Omgevingswet (Ow), en daaronder vallende besluiten, staat op het moment van schrijven van dit kader gepland voor 1 januari 2024. De bedoeling van de Ow is een integraal afwegingskader voor de leefomgeving en gezondheid neer te zetten. Eenvoudige, duidelijke en inzichtelijke regels, procedures en informatie voor zowel inwoners als bedrijven.

Deze grote wetswijziging valt binnen de looptijd van dit Beleidskader. De grondslag voor onze taakuitvoering wordt daarmee vernieuwd. Dit zal veel verandering met zich meebrengen op het gebied van inhoud en proces. Wij actualiseren daarom bijlage 1 van dit Beleidskader (en de Strategie) met de inwerkingtreding van de Ow.

 

Onder de Ow worden er kerninstrumenten geïntroduceerd welke belangrijke schakels zijn in de beleidscyclus van het bestuursorgaan. Zo is er de verplichting voor het Rijk, de provincie en gemeenten om een omgevingsvisie op te stellen. Ook het programma en het omgevingsplan vormen onder de Ow belangrijke schakels in de genoemde beleidscyclus. Op de omgevingsvisie, het programma en het omgevingsplan wordt in volgende paragrafen ingegaan.

6.3.1 Omgevingsvisie

De omgevingsvisie is een integrale langetermijnvisie van een bestuursorgaan voor de hele leefomgeving van haar grondgebied. De wettelijke grondslag voor deze visie ligt in de Ow. De omgevingsvisie is de beleidsvisie voor de, in het geval van een gemeente, gemeentelijke leefomgeving. Bij het opstellen van deze visie wordt rekening gehouden met landelijke en provinciale plannen. De thema’s van dit Beleidskader bieden handvatten om vanuit de visies bij aan te sluiten. Ook kan er vanuit beleid voorbereidend op aangesloten worden.

In de omgevingsvisie legt de provincie haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast.

 

De omgevingsvisie is vormvrij en zal zijn grond­ slag vinden in de artikelen 3.1 en 3.2 van de Omgevingswet

6.3.2 Programma

In tegenstelling tot de omgevingsvisie is het programma geen integraal instrument. Het kan worden gezien als een concretere uitwerking van de omgevingsvisie. Het programma is hierdoor een uitwerking van het te voeren beleid op het gebied van de leefomgeving.

Naast twee verplichte programma’s, bij (dreigende) overschrijding van een omgevingswaarde en die zijn voorgeschreven ter implementatie van EU-richtlijnen, kan ook op eigen initiatief en behoefte en programma worden opgesteld.

 

Het programma zal zijn grondslag vinden in artikel 3.5, onder a van de Omgevingswet

 

6.3.3 Omgevingsplan

Onder de Ow moet iedere gemeente één omgevingsplan voor haar gehele grondgebied vaststellen. Het omgevingsplan vervangt het bestemmingsplan. Het meest opvallende verschil met het huidige bestemmingsplan is de brede reikwijdte. Zo kent het omgevingsplan niet de begrenzing van ‘een goede ruimtelijke ordening’ maar kan het regels bevatten die over de gehele leefomgeving gaan. Gezondheid en milieu krijgen naast de ruimtelijke ordeningsaspecten een belangrijke plek in dit plan.

Het omgevingsplan biedt ook ruimte voor maatwerk. Dit kan effect hebben op ons toezicht en onze handhaving, onze vergunningverlening en ons advies. De prioriteiten die wij stellen in dit Beleidskader kunnen een aanzet zijn voor bestuurlijke afwegingen en keuzes. Hierbij valt te denken aan scherpere normen voor afvalwater of bodem. De provinciale omgevingsverordening bevat alle provinciale regels en vervangt de bestaande verordeningen waaronder de milieuverordening.

 

Het omgevingsplan zal zijn grondslag vinden in artikel 2.4 onder de Omgevingswet

7 Ontwikkelingen

In dit hoofdstuk schetsen wij de relevante ontwikkelingen op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de komende jaren.

 

7.1 Positie in het stelsel

Het huidige VTH-stelsel is vanaf 2013 opgebouwd en in 2016 wettelijk vastgelegd. Rond 2013 werden daarom ook de eerste omgevingsdiensten gevormd. Vorming van omgevingsdiensten leidde tot bundeling van kennis en kunde en zorgde voor meer samenwerking in de regio. Het huidige VTH-stelsel kent een landelijke dekking van 29 omgevingsdiensten.

 

Het is van groot belang dat dit stelsel goed functioneert, onder meer omdat het een essentiële bouwsteen is voor de kwaliteit van de leefomgeving. Om dit te onderzoeken heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op 1 juli 2020 de Adviescommissie Vergunningverlening, Toezicht en

Handhaving de vraag voorgelegd: welke mogelijkheden ziet de commissie om milieuhandhaving, -toezicht en vergunningverlening in Nederland te versterken met als doel het stelsel effectiever en slagvaardiger te maken? Deze zogenaamde Commissie Van Aartsen, kwam met tien aanbevelingen om het stelsel te verbeteren die zij publiceerde in het rapport ‘Om de leefomgeving. Omgevingsdiensten als gangmaker voor het bestuur’.

 

Aanbevelingen Commissie Van Aartsen

  • 1.

    De ondergrens voor de omvang van omgevingsdiensten verhogen.

  • 2.

    Kwaliteit verbeteren en afstemmen op aard van inrichtingen.

  • 3.

    Meer capaciteit en inzet voor straf­ rechtelijke handhaving en vervolging.

  • 4.

    Hetzelfde basistakenpakket voor elke omgevingsdienst.

  • 5.

    Landelijke normfinanciering in plaats van lokale outputfinanciering.

  • 6.

    Verplichting tot informatie-­uitwisseling en investeren in kennisontwikkeling en kennisdeling.

  • 7.

    Eén uitvoerings­ en handhavingsbeleid, en één uitvoeringsprogramma op basis van één risicoanalyse per regio.

  • 8.

    Versterking van de positie van de directeur door verplicht mandaat en herzien van benoemingsprocedure.

  • 9.

    Inrichting van Rijkstoezicht op omgevingsdiensten.

  • 10.

    Advisering en uitvoeringstoets door omgevingsdiensten over omgevingsplannen.

7.2 Quick Scan aanbevelingen Commissie Van Aartsen

Naar aanleiding van het rapport ‘Om de leefomgeving. Omgevingsdiensten als gangmaker voor het bestuur’ van de Commissie Van Aartsen, vroegen wij een extern bureau, Arena Consulting, een Quick Scan uit te voeren naar onze positie in relatie tot de aanbevelingen van de commissie. Uit deze QuickScan kwam naar voren dat wij, waar het onze inzet op het gebied van VTH betreft, voldoende – zelfstandig – robuust zijn ingericht. Zeker op kwaliteit: een sterke regionale positie, voldoende en uniform mandaat, aandacht voor de strafrechtelijke kant. Uit de QuickScan kwam naar voren dat wij aan veel van de maatregelen en adviezen, waaraan in dit stadium voldaan kan worden, voldoen.

 

De QuickScan en de aanbevelingen die daaruit voortkwamen liggen voor ons aan de basis voor onze inzet in het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP).

 

7.3 Interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP)

Om opvolging te geven aan de aanbevelingen van de Commissie Van Aartsen, zegde de staatssecretaris toe een programmaplan op te stellen. In 2022 is daarom het IBP-milieu opgesteld. Dit programma is vormgegeven door een intensieve en positieve samenwerking met de partijen in het VTH-stelsel. Het gaat dan om: het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Omgevingsdienst NL (ODNL) en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Justitie en Veiligheid (JenV). Ook de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en het Openbaar Ministerie (OM) zijn actief betrokken geweest bij het opstellen van dit programma. Het programma heeft een looptijd van twee jaar (2022-2024) waarbij in 2023 de projecten worden vormgegeven.

 

Wij participeren in alle pijlers en geven op die manier actief opvolging aan de gestelde aanbevelingen. Ook sluit het IBP op veel vlakken aan bij onze ambities waardoor er zich kansen voordoen om het programma als vliegwiel te gebruiken om de eigen ambities (versneld) te realiseren.

 

Het IBP kent zes pijlers waarin alle aanbevelingen van de Commissie Van Aartsen worden opgepakt. Aanbeveling vier is een uitzondering omdat deze al buiten het IBP in gang is gezet.

 

Pijler 1

Robuuste omgevingsdiensten en financiering

> Aanbevelingen 1, 2, 5 en 10

Pijler 2

Bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving en vervolging

> Aanbeveling 4

Pijler 3

Informatievoorziening VTH

Aanbeveling 6

Pijler 4

Kennisinfrastructuur en arbeidsmarkt

> Aanbeveling 6

Pijler 5

Onafhankelijke uitvoering van toezicht en handhaving

> Aanbeveling 7 en 8

Pijler 6

Monitoring kwaliteit milieutoezicht

> Aanbeveling 9

8 Samenwerking

In de uitvoering van onze taken werken wij onder andere samen met betrokken collega’s van provincie en gemeenten, andere omgevingsdiensten en instanties als politie, Rijkswaterstaat, brandweer, veiligheidsregio’s en GGD’s, waterschappen, douane, Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Nederlandse arbeidsinspectie (AI), Nederlandse Voedsel­ en Warenautoriteit (NVWA) en het Openbaar Ministerie (OM).

 

Door de bundeling van kennis, taken en ervaring zorgen wij voor een kwalitatieve en betrouwbare dienstverlening. Ook ondernemers en inwoners profiteren hiervan doordat er een gelijk speelveld ontstaat. De kwaliteit van de leefomgeving verbetert, de administratieve lasten voor bedrijven en inwoners verminderen, procedures verkorten en voorschriften zijn op elkaar afgestemd.

 

8.1 Niveaus van samenwerking

Met verschillende partners werken wij thema- of procesgericht samen. Met sommige partners structureel, met andere partners op incidentele basis. Deze samenwerking kan worden onderverdeeld op drie niveaus:

  • Strategisch niveau (lange termijn, abstract)

  • afstemming over VTH-beleid en uitvoering, handhavingsprojecten of een regionaal samenwerkingsprogramma.

  • Tactisch niveau (middellange termijn)

  • doelgroep- en ketengericht, analyses, trend, inzet van handhavingsinstrumenten, aanpak probleem, informatie en kennisdeling.

  • Operationeel niveau (korte termijn)

  • casusbesprekingen, lokaal karakter, acties, projecten, integrale aanpak.

8.2 Partners en onderwerpen

Partner

Samenwerking op

Gemeenten

  • Basistaken

  • Plustaken (Alcoholwet, Bouw- en Woning- toezicht (BWT), Openbare Ordeen Veiligheid (OOV))

  • Gebiedsgericht integraal werken

  • Evenementen

  • Energietransitie/duurzaamheid en circulaire economie

Provincie

  • Inrichtinggebonden VTH-taken (vijf RIE* bedrijven)

  • Interbestuurlijk toezicht (IBT)

  • Energietransitie/duurzaamheid en circulaire economie

  • Ondermijning

Omgevingsdiensten/ODNL

  • Gezamenlijkopleiden en werven personeel

  • Samenwerkingsagenda vier Omgevings- diensten Noord-Holland

  • Collegialetoetsing

  • Kennisnet (implementatie nieuwe wet- en regelgeving, netwerk Omgevingsdiensten)

  • VakberadenVTH

  • Landelijke projecten (tankstations en bodemverontreiniging)

  • Asbest, afval- en bodemparagraaf (ketens), ZZS

* Richtlijn Industriële Emissie

 

Partner

Samenwerking op

Politie/OM

  • Evenementen en OOV

  • Drugsgerelateerde zaken

  • Dreigingsbeeld Milieu Criminaliteit

  • Ondermijning

  • Samenwerking RIEC

  • BOA-inzet en – afstemming reguliere TH-taken

Rijkswaterstaat

  • Vergunningverlening

  • Zeehaven

  • Lozingen en saneringen

Veiligheidsregio’s Zaanstreek­Waterland en Kennemerland

  • Asbestsloop

  • Brandveiligheid

  • Externe veiligheid

  • Evenementen

GGD Kennemerland en Zaanstreek­Waterland

  • Legionella

  • Gezondheid en Luchtkwaliteit

  • Schiphol (geluid)

  • Platform Milieu en Gezondheid

Waterschappen

  • Glastuinbouw

Douane

  • Ondermijning

ILT

  • Sloopschepen

  • Routering gevaarlijke stoffen

  • Ketentoezicht

AI

  • Asbest (arbeidsomstandigheden)

  • Legionella

NVWA

  • Hygiëne (signaaltoezicht)

  • Dierenwelzijn (signaaltoezicht)

Haarlem, 19 mei 2023

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

Cees Loggen, voorzitter

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris

Bijlage 1: Beleidscyclus

 

Dit Beleidskader beslaat een aantal onderdelen van de beleidscyclus zoals beschreven in het Besluit Omgevingsrecht (Bor). Dit zijn het strategische en operationele beleidskader. In het Bor zijn eisen vastgelegd (procescriteria) waaraan elke professionele VTH-organisatie moet voldoen.

Deze eisen hebben tot doel om de uitvoering van de VTH-taken op een adequate, herkenbare en structurele wijze te laten verlopen. De beleidscyclus bestaat uit een model met een logische aaneenschakeling van diverse bestuurlijke en uitvoerende werkprocessen.

 

Dit Beleidskader gaat over stap twee en drie van de beleidscyclus: het strategisch en het operationeel beleidskader. De andere onderdelen van de cyclus beschrijven we hier wel, maar zijn niet tot in detail uitgewerkt.

 

Het model hiernaast beschrijft zeven stappen in het beleidsproces.

 

  • 1.

    Rapportage & evaluatie

  • artikel 7.2, tweede lid en artikel 7.7 Bor

  • 2.

    Strategisch beleidskader

  • artikel 7.2, tweede lid Bor

  • 3.

    Operationeel beleidskader

  • artikel 7.2, vierde lid Bor

  • 4.

    Planning & control

  • artikel 7.2, 7.3 en 7.5 Bor

  • 5.

    Voorbereiden

  • 6.

    Uitvoeren

  • 7.

    Monitoren

Analyse

Om tot een strategisch beleidskader te komen maken wij een analyse op gebied, risico’s en problemen. Dit is een onderdeel van de eerste stap uit de beleidscyclus: rapportage & evaluatie. In deze gebied-, risico- en probleemanalyse beoordelen wij het effect van niet-naleving en de kans dat niet-naleving zich voordoet. De resultaten van stap één worden in deze analyse meegenomen.

Deze analyse geeft inzicht in de grootste risico’s voor de leefomgeving.

 

Strategisch beleidskader

Het strategisch beleidskader is de tweede stap van de beleidscyclus en bestaat uit de volgende onderdelen:

  • De prioriteiten die met behulp van de analyses zijn gekozen, aanvullend met eigen prioriteiten van de deelnemers.

  • Meetbare beleidsdoelstelling.

Operationeel beleidskader

Het operationeel beleidskader is de derde stap van de beleidscyclus. Dit kader bestaat uit een strategie voor vergunningen, toezicht en handhaving oftewel de VTH-strategie. De VTH- strategie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Vergunningenstrategie.

  • Toezicht- en preventiestrategie.

  • Handhaving- en gedoogstrategie.

Hierin staat beschreven hoe de uitvoering van de VTH-taken plaatsvindt.

 

Planning & control

Ons uitvoeringsprogramma vormt het hart, stap vier, van de beleidscyclus. Wij stellen jaarlijks een uitvoeringsprogramma op, dat bestuurlijk wordt vastgesteld door onze deelnemers.

Ons uitvoeringsprogramma bevat:

  • Activiteiten die worden uitgevoerd voor vergunningen, toezicht en handhaving.

  • Een beschrijving van de wijze waarop dit bijdraagt aan de doelstellingen van het strategisch beleidskader.

  • Concrete operationele afspraken met andere (keten)partners.

  • Overige uitvoeringstaken bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid en energie.

Voorbereiden

Stap vijf van de beleidscyclus, het voorbereiden, betekent dat de organisatorische randvoorwaarden aanwezig zijn om taken uit te kunnen voeren. De organisatie werkt op basis van vooraf vastgestelde procedures, processen, protocollen en strategieën. Het personeelsbeleid is, evenals het financieel beleid, gericht op het voldoen aan de kwaliteitsverordeningen (op basis van de op dit moment geldende kwaliteitscriteria 2.3) van de partners. Denk hierbij aan kennis en opleidingseisen die aan medewerkers worden gesteld. Voor het financieel beleid gaat het hier om de kadernota, begroting en jaarrekening.

 

 

Uitvoeren

Stap zes van de beleidscyclus betreft de daadwerkelijke uitvoering, dus het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht en het handhavend optreden. Wij hanteren hierbij onder andere de volgende uitgangspunten:

  • Vergunningverlening is gescheiden van toezicht en handhaving (artikel 7.4, onder b van het Bor).

  • Personeel rouleert regelmatig zodat een bedrijf door verschillende toezichthouders wordt gecontroleerd (artikel 7.4, onder c van het Bor).

Monitoren

Voor het monitoren van processen, resultaten en effecten, stap zeven uit de beleidscyclus, hebben wij een systematiek. De resultaten en de voortgang van de uitvoering zijn hierdoor inzichtelijk. De bestuursrapportages en het jaarverslag geven inzicht in de monitoringsresultaten. Deze resultaten vormen de input voor de rapportage & evaluatie (stap 1). Voor het monitoren van het effect van vergunningverlening, toezicht- en handhavingstaken gebruiken wij indicatoren.

 

Rapportage & evaluatie

De monitoringsresultaten zijn belangrijke bouwstenen voor stap één van de beleidscyclus, rapportage & evaluatie. Onderdelen van de rapportage & evaluatie voor de uitvoeringstaken zijn:

  • Twee tussentijdse verantwoordingsrapportages (bestuursrapportages).

  • Een jaarlijkse verantwoordingsrapportage (jaarverslag).

  • Een jaarlijkse evaluatie of bijstelling van de beleidsdoelstellingen indien dit noodzakelijk is (in het jaarverslag/uitvoeringsprogramma).

  • Een vierjaarlijkse, dan wel periodieke, beleidsevaluatie die in gaat op de bijdrage aan beleidsdoelen, de beheersing van risico’s en of beleid.

  • Vierjaarlijks, dan wel periodiek, de risico’s in kaart brengen met een risicoanalyse.

  • Vierjaarlijks, dan wel periodiek, bijstellen of herzien van het beleidskader, doelen en prioriteiten.

Op de volgende pagina’s leest u schematisch een nadere uitwerking op de beleidscyclus, ter verduidelijking op bovenstaande. Het schema geeft per onderdeel aan hoe rollen en verantwoordelijkheden verdeeld zijn en welke taken en producten aan de orde zijn. Tevens blijkt uit dit schema hoe de verschillende onderdelen gekoppeld zijn aan de wettelijke eisen uit het Bor.

 

Rollen in de VTH-beleidscyclus

Onderdeel

Wie aan zet

Taak/producten

Toelichting

Bor

Rapportage & evaluatie

ODIJmond

Tertaalrapportage / jaarverslag

Toetsing van behaleneerder vastgestelde operationele doelen, vastleggen van behaalde (tussentijdse) resultaten. Ter kennisgeving GS / B&W.

Artikel 7.7

Deelnemer

Beleidsevaluatie

(jaarlijks of i.i.g. elke 4 jaar)

Zijn gestelde doelenbehaald, worden de adequate instrumenten daartoe ingezet, etc..

Artikel 7.7

ODIJmond

Risico- en probleemanalyse

(jaarlijks of i.i.g. elke 4 jaar)

Een integrale risicoanalyse uitvoeren in samenwerking en afstemming met andereregionale ketenpartners en deelnemers. Vastelling GS/B&W als beleidsbepalende partij.

Artikel 7.2 en Mor (artikel 10.3 eerste lid)

Strategisch beleid

Deelnemer / ODIJmond

(advies / kennisrol)

Opstellen en vaststellen van VTH-beleid inclusief:

  • prioritering per beleidsveld op basisvan de risico-en probleemanalyse

  • het bepalen van meetbare beleidsdoelen per beleidsveld

  • inzicht geven in samenwerkingsverbanden

ODIJmond adviseert ten aanzien van prioriteiten en SMART- doelstellingen die de deelnemer in het beleid op kan nemen. Realiseren van samenwerkingsverbanden / overeenkomsten, gericht op de uitvoering van bijvoorbeeld toezichttaken. Realiseren van gestelde beleidsdoelen en beleidscyclusonderdelen zoals de taak en een integrale risicoanalyse. Advisering over projectmatige aanpak van specifieke doelgroepen of thema’s (lokaal, landelijk).

Artikel 7.2 en artikel 7.5

Deelnemer

Budget voor capaciteit

Budget, passend bij de gestelde doelen en prioriteiten, wordt beschikbaar gesteld.

Artikel 7.5

Operationeel beleid

Deelnemer / ODIJmond

(advies / kennisrol)

VTH-strategie bestaande uit:

  • 1.

    vergunningenstrategie

  • 2.

    preventiestrategie

  • 3.

    toezichtstrategie

  • 4.

    handhavingstrategie (LHS)

  • 5.

    sanctiestrategie

  • 6.

    gedoogstrategie

Beschrijven van vergunningen-, preventie-, toezicht- en handhavingsinstrumenten, toepassing van deze instrumenten op doelgroepen, de processen, de beoogde kwaliteit en de werking hiervan in de toezichtmatrix.

Artikel 7.2

ODIJmond

(advies / kennisrol)

Toezichtmatrix / doelgroepanalyse

Welk instrument / interventie zet je op welke doelgroep in, een gedifferentieerde aanpak.

Jaarlijkse bijstelling wanneer nodig als onderdeel van het uitvoeringsprogramma.

Artikel 7.2

 

Rollen in de VTH-beleidscyclus

Onderdeel

Wie aan zet

Taak/producten

Toelichting

Bor

Programma en organisatie

ODIJmond (steller) / deelnemer (besluit)

  • Uitvoeringsprogramma (ODIJmond)

  • Het inzetten vancapaciteit

Jaarprogramma’s (VTH), toewijzen beschikbare capaciteit om de vastgestelde doelen en prioriteiten te behalen.

Artikel 7.3 en artikel 7.5

Deelnemer

Uitvoeringsprogramma (indien integraal) koppelen metuitvoeringsprogramma ODIJmond

Verwijzen naar uitvoeringsprogramma ODIJmond.

ODIJmond

Organisatorische condities

Scheiding vergunningverlening en handhaving, rouleren personeel, 24-uurs bereikbaarheid.

Artikel 7.4

ODIJmond

Kwaliteitsborging

Kwaliteitsbeleid en doelstellingen, wijze van borgen.

Voorbereiding

ODIJmond

  • Protocollenen werkinstructies

  • Planning voor uitvoering

Systeem voor planning op orde. Ook protocollen voor communicatie, informatiebeheer en -uitwisseling en werkprocessen. Dit zijn interne bedrijfsvoeringprocessen.

Artikel 7.4

ODIJmond

Interne en externeafstemming

Uitvoering

ODIJmond

Het inzetten van de capaciteit zoals is overeengekomen in het uitvoeringsprogramma

Intern bedrijfsvoeringproces.

ODIJmond

Uitvoering ondersteunende voorzieningen

Intern bedrijfsvoeringproces.

Monitoring

ODIJmond

  • Data verzamelen uit registratiesysteem

  • Monitoring van de kwaliteit van de resultaten (resultaten en mogelijke effecten hiervan)

  • Weergave in jaarverslag

Zorgen dat de juiste data wordt geregistreerd, beheerd en geanalyseerd ten behoevevan de jaarrapportages en de periodieke beleidsevaluatie.

Artikel 7.6

 

Bijlage 2: Evaluatie Beleidskader VTH-milieu 2019-2022

 

Hoofddoelstelling

 

Geformuleerd doel

Met de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving in het werkgebied draagt ODIJmond bij aan het bereiken en in stand hou­ den van een veilige en duurzame leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit.

 

Realisatie

Over het algemeen kan gesteld worden dat zowel overheidspartijen, ondernemers en inwoners graag met ODIJmond samenwerken, dan wel de uitvoering van taken en afhandeling van vragen en verzoeken door ODIJmond als proactief, begrijpelijk en deskundig worden getypeerd. Naast investeren in opleidingen en vaardigheden om de vereiste kennis en kunde van medewerkers op adequaat niveau te houden, zijn houding en gedrag belangrijke factoren waar aandacht aan wordt gegeven bij ODIJmond. De juiste houding en gedrag maken constructieve samenwerking mogelijk en maken de acceptatie en het begrip bij ondernemers en inwoners groter voor de belangen die ODIJmond beschermt bij haar taakuitvoering. Dat vertaalt zich binnen het VTH-spoor in een relatief laag aantal handhavingsbeschikkingen en bezwaar- en beroepzaken. Buiten het VTH-spoor zien wij dit terug in onder meer succesvolle samenwerkingen als IJmond Bereikbaar en GreenBiz IJmond, in stimuleringsacties en in drukbezochte (online) voorlichtingsavonden over duurzame energie.

 

Vergunningverlening

 

Geformuleerd doel

ODIJmond levert vergunningen en maatwerk van hoog (adequaat) niveau, op basis van een zorg­ vuldige en transparante afweging van belangen met als resultaat beperking­ en waar mogelijk terugdringing­ van de milieudruk op de omgeving.

 

Realisatie

Het aantal bezwaar- en beroepsprocedures is in de periode 2019 tot heden beperkt geweest. Een reden hiervoor is waarschijnlijk dat een concept van het besluit met de aanvrager wordt besproken en aan de aanvrager wordt toegelicht. In de gevallen waarin het toch tot een bezwaar of beroep komt, houdt het merendeel van de vergunningen en maatwerkvoorschriften (>90%) stand.

 

Het is in de periode 2019 tot heden nog niet volledig gelukt alle besluiten in het kader van een vergunningprocedure binnen de wettelijk gestelde termijn te nemen. Dit heeft vaak te maken met verschil van inzicht met de aanvrager over de typering van activiteiten, soms met het onvoldoende betrokken worden aan de voorkant van de procedure (in het geval van een aanvraag zonder vooroverleg) en regelmatig omdat aanvragen rijkelijk laat worden doorgezonden vanuit het loket waar de aanvraag initieel is ingediend. Aangezien voor nagenoeg alle procedures die wij voeren geen lex silencio positivo geldt, leidt het uit de termijn lopen van een aanvraag niet tot een van rechtswege verleende vergunning. De inzet blijft erop gericht in de voorfase van een vergunningprocedure afstemming te zoeken en zo de procedure soepel te kunnen doorlopen. Indien zicht op legalisatie bestaat, wordt gekeken of voor de periode tot aan het verlenen van de vergunning een gedoogbeschikking tot de mogelijkheden behoort. Op die wijze kunnen de aangevraagde activiteiten gereguleerd plaatsvinden.

 

Vrijwel de meeste vergunningen voor de inrichtingen waarop wij toezien zijn actueel. Het aantal vergunningen dat ouder is dan tien jaar is inzichtelijk. Van deze vergunningen heeft actualisatie geen spoed in verband met de milieurelevantie van de activiteit(en) of de ontwikkeling(en) binnen het betreffende bedrijf. Deze vergunningen worden geactualiseerd op het moment dat de noodzaak zich daartoe aandient, of ruimte bestaat binnen het werkpakket. Dit is overeenkomstig de vergunningsstrategie.

 

Met het digitaal inzichtelijk maken van de milieubelasting van (vergunde) activiteiten in een gebied, afgezet tegen andere omgevingsfactoren, is de afgelopen jaren reeds voorgesorteerd op de komst van de Omgevingswet (Ow). Deze informatie biedt de basis voor de, door de gemeenten, op te stellen omgevingsvisies en omgevingsplannen en een integrale benadering van de leefomgeving.

 

Toezicht en handhaving

 

Geformuleerd doel

ODIJmond bereikt door toezicht en handhaving bewustwording van de geldende regelgeving met als effect een verhoogde mate van naleving die regelgeving en vermindering van het aantal incidenten, klachten en handhavingsverzoeken.

 

Realisatie

ODIJmond heeft de mogelijkheden onderzocht om direct na de eerste toezichtscontrole, op het moment dat daarbij geen overtredingen worden geconstateerd, het toezichtsrapport digitaal ter beschikking te stellen aan de gecontroleerde ondernemer. Dit zodat voor de ondernemer direct inzichtelijk dat aan de regelgeving wordt voldaan. Dit maakt op termijn het uitdoen van een papieren brief overbodig. De evaluatie heeft naar voren gebracht dat het wenselijk is om de keuze hierop bij degene die gecontroleerd wordt te laten. Daarmee wordt voldaan aan de wens van het klanttevredenheidsonderzoek van voorgaande jaren. Ondernemers hebben nu de keuze om een brief te ontvangen of het digitale toezichtsrapport.

 

Als de keuze is gemaakt voor een brief of er is sprake van een overtreding (er wordt dan altijd een brief verstuurd) wordt nog niet in alle gevallen die brief binnen twee weken na de controle verzonden. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat vaak nog documentatie moet worden nagezonden, of ruimte wordt gegeven de overtreding op te lossen alvorens een brief uitgaat (de betreffende overtreding wordt dan wel in de brief opgenomen met daarbij vermeld dat deze ongedaan is gemaakt).

 

De afgelopen jaren is hard gewerkt aan de inrichting van een branchegerichte bibliotheek binnen Digitale Checklisten. De doelgroepen waarop wij toezien zijn onderverdeeld in branches, waarna per doelgroep een digitale checklist is opgesteld. Op basis van het gebruik van deze checklisten wordt een zich steeds verder verdiepend inzicht verkregen in hoe het naleefgedrag zich ontwikkelt. Het project dataloggers is een voorbeeld van de toepassing van deze methodiek. Ook in de ketenaanpak asbest, bodem en afval wordt op deze wijze gewerkt.

 

Inmiddels wordt een groot deel van onze toezichtstaak programmatisch en risicogestuurd ingericht. Dit betekent dat we, voorafgaand aan de uitvoering, eerst een grondige analyse maken van een branche of problematiek. In die analyse kijken wij waar de kans op niet-naleving het grootst is en welke oorzaken aan niet-naleving ten grondslag liggen. Op basis van die analyse bepalen wij waar het toezicht zich op toespitst en van welk instrumentarium gebruik wordt gemaakt. Wij verantwoorden hierop in onze rapportagecylcus (uitvoeringsprogramma bestuursrapportages jaarverslag). Onze aanpak is erop gericht toe te werken naar een heldere en eenduidige structuur.

 

Het percentage inrichtingen dat haar overtredingen met de eerste hercontrole beëindigde bedroeg in 2021 80% over het gehele werkgebied. Na de tweede hercontrole is ruim 91% van alle geconstateerde overtredingen opgelost. Bij minder dan 9% van de gevallen is een vooraankondiging last onder dwangsom of bestuursdwang noodzakelijk.

 

Het aantal handhavingsbeschikkingen (last onder dwangsom of bestuursdwang) dat jaarlijks door ODIJmond wordt opgelegd is minimaal. Het merendeel van de geconstateerde overtredingen wordt opgelost voor de eerste hercontrole en een deel vervolgens voor de tweede hercontrole.

 

In een aantal gevallen, van het toch al lage aantal handhavingsbeschikkingen dat wij opleggen, wordt bezwaar en soms ook beroep ingesteld.

Van de uiteindelijk 45 handhavingsbeschikkingen die in 2021 zijn opgelegd is tegen ongeveer 15% bezwaar of beroep ingesteld. 80% Hiervan houdt stand in een dergelijke procedure. Dit lijkt weinig maar betrof in de praktijk een zaak die daarmee op het al geringe aantal zaken het percentage drukt.

 

Samenwerking en data

 

Geformuleerd doel

ODIJmond is een toonaangevende dienst op het gebied van informatie­uitwisseling, samenwerking met de handhavingspartners en afgestemd handelen op zowel strategisch, tactisch en operationeel niveau. Daarmee draagt ODIJmond bij aan level playing field op regionaal en landelijk niveau, ontwikkelt zij een volledig beeld van de problematiek die speelt en realiseert zij een efficiënte inzet van toezichthouders en handhavers.

 

Realisatie

ODIJmond verzamelt voor haar deelnemende gemeenten en provincie Noord-Holland zowel op landelijk, als op regionaal, niveau informatie om door te vertalen naar onze handhavingspartners. Hiermee zijn wij een belangrijk informatieverzamelpunt en een belangrijke bron van informatie.

 

ODIJmond is tot en met februari 2021 voorzitter geweest van het Vakberaad Handhaving onder OD.NL. Dit voorzitterschap is overgedragen aan de DCMR (Milieudienst Rijnmond). ODIJmond neemt nog steeds deel aan dit vakberaad waar alle 29 omgevingsdiensten in vertegenwoordigd zijn. Hierin wisselen informatiemakelaars van omgevingsdiensten, provincie, andere inspectiediensten en politie en justitie informatie uit. Ook zijn wij voorzitter van het casusoverleg Noord- Holland en Utrecht op de keten asbest.

 

Onze collega’s nemen deel aan de initiatiefgroep met andere omgevingsdiensten voor de ontwikkeling van VTH onder de Ow. Wij zijn de landelijk trekker voor verschillende branche-aanpakken zoals ZZS, tankstations en metaalrecycling. De uitvoering en afwegingen vinden daarbij steeds op regionaal en lokaal niveau plaats. Deze trekkersrol zie je ook terug in de opdracht verstrekt door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat om de BES-eilanden (Bonaire, Saba en Sint Eustatius) te ondersteunen met onze expertise op onder andere de branche-aanpak en daarbij behorende onderwerpen. Vanuit deze landelijke overleggen zorgt ODIJmond er onder andere voor dat projecten ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.

 

Aandachtspunt blijft een goede informatie- uitwisseling tussen verschillende omgevingsdiensten en ketenpartners onderling. De actualiteit van data is daarbij het voornaamste item.

De AVG is hierin verankert door het hebben van een Functionaris Gegevens Bescherming.

 

Ontwikkelingen

 

Het omgevingsrecht blijft de komende jaren in beweging. Onder invloed van een aantal ontwikkelingen.

 

De belangrijkste daarvan voor ODIJmond en haar gemeenten zijn:

  • Komst van de Omgevingswet en de ontwikkeling van omgevingsvisies en –plannen.

  • Energietransitie en circulaire economie.

  • Asbestdakenverbod.

  • Toenemende (regionale) samenwerking met handhavingspartners en brede aanpak omgevingsproblematiek.

  • Dataverzameling en –deling.

Ook de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving worden geraakt door deze ontwikkelingen. Tegelijkertijd kan via de uitvoering van deze taken bijgedragen worden aan realisatie van de doelstellingen van gemeenten en provincie op deze vlakken. Dat vraagt om keuzes in de ontwikkelrichting van VTH bij ODIJmond.

 

In het VTH Beleidskader 2019-2022 waren daarom de volgende ontwikkelingen opgenomen:

  • Gebiedsgerichte aanpak

  • Grip op activiteiten

  • Ketens

  • Verbrede aanpak omgevingsproblematiek

  • Asbestdaken

  • Energietransitie en circulaire economie

  • Ow en VTH

  • Ow en data

  • Landelijke prioriteiten/thema’s/NIA

  • Handhavingsbeleid

  • Rol medewerker omgevingsrecht

Evaluatie

De gebiedsgerichte aanpak is waardevol gebleken en heeft zeker een meerwaarde. Het hebben van oren en ogen in de regio heeft een grote meerwaarde. Wel ligt de focus daarbij vaak op regio IJmond.

 

Afgelopen periode lag de focus nog meer naar binnen dan dat deze naar buiten gericht was. Er is in deze periode een aanzet gemaakt om met het gebiedsgericht werken het gehele werkgebied concreet in beeld te krijgen en de juiste mensen in te zetten op een specifiek probleem.

Eerder hebben er pilots gedraaid om te kijken of en hoe zelftoezicht door bedrijven te realiseren is. Gebleken is dat deze term inmiddels verouderd is. Andere partners, zoals de brandweer, voeren dit toezicht nu uit onder de noemer van ‘vernieuwend toezicht’. Ook is er vanuit digitale checklisten veel mogelijk om dit type toezicht te ondersteunen.

De media wordt nu ook nog niet altijd optimaal betrokken bij dit type toezicht.

 

Het bedrijfsbestand van ODIJmond is, met een kleine afwijking door bijvoorbeeld recent verhuizen of stoppen van een bedrijf, actueel

 

Er wordt vaak gesproken over het integraal uitvoeren van inspecties. Deze inspecties zijn op twee manieren uit te leggen: inspectie waarbij meerdere controlerende overheidsinstanties aanwezig zijn of een inspectie op meerdere aspecten, waarbij het dan in het geval van ODIJmond gaat om milieu/brand/bouwen, uitgevoerd door één inspecteur. Omdat er, door alle ontwikkelingen op dit moment, in dit laatste geval steeds meer van deze inspecteur verwacht wordt is het naar de toekomst toe belangrijk om te kijken naar de verhouding tussen integrale inspecteur en specialist.

 

ODIJmond is al enkele jaren bezig met het houden voor toezicht op de ketens (asbest, afval en grond). Hierbij is veel aandacht voor de start van de keten. Het doorlopen van de gehele keten is een punt van aandacht.

 

Ondermijning speelt steeds meer een rol in omgevingsproblematiek. ODIJmond speelt hier, ook doordat zij zelf BOA’s in dienst heeft, een belangrijke rol in. Ook heeft zij in alle gemeenten een belangrijke oor-, oog- en neusfunctie. Dit signaaltoezicht is geen specialisme van ODIJmond.

 

In de periode dat het kader vigerend was zijn er veel asbestdaken in kaart gebracht. Sinds het begin van het project heeft ODIJmond bijna 39.000 m2 in kaart gebracht.

 

In de periode 2019-2022 is er veel aandacht voor energie(transitie) geweest. Ook het inzetten van een datalogger, en het daarvoor opleiden van medewerkers, heeft in deze periode veel plaatsgevonden.

 

Onderwerpen als energietransitie, klimaatakkoord, energiebesparingsakkoord, circulaire economie, gezondheid en luchtkwaliteit zijn een belangrijk onderdeel in de programmering en uitvoering van ODIJmond. Naar de toekomst toe zal dit steeds meer worden.

 

Afgelopen periode is er voor wat betreft de Ow ingezet op het trainen van collega’s, is het inrichtingenbestand omgezet naar milieubelastende activiteiten, is er een interne werkgroep voor de implementatie van de Ow opgericht en wordt er aangehaakt bij de gemeenten met betrekking tot het opstellen van de omgevingsvisies en omgevingsplannen.

 

In de afgelopen periode is er aandacht geweest voor landelijke thema’s als WEELABEX en GBES.

 

Conclusie

 

Aankomende jaren is het belangrijk om de gebiedsgerichte aanpak te behouden en verder uit te werken. Daarbij is de samenwerking met keten­ partners en het maken van gedegen analyses zeer belangrijk. Ook de focus meer verdelen over het gehele werkgebied is een punt van aandacht.

Het werken aan de hand van thema’s, bijvoorbeeld gezondheid en imago, is iets wat in de gesprekken met bestuurders vanuit deze aanpak is mee­genomen.

 

Vanuit deze gesprekken, en ook vanuit de interne evaluatie, zijn de volgende thema’s naar voren gekomen:

  • Leefbaarheid

    • Gezondheid

    • Veiligheid

    • Duurzaamheid

  • Financiële risico’s

  • Bestuurlijke risico’s

Zowel tijdens de interne evaluatie als de evaluatie met partners kwamen tien prioriteiten naar voren. Deze zijn genoemd in hoofdstuk 5.1. Deze prioriteiten, gekoppeld aan de thema’s, vormen een belangrijk onderdeel van dit nieuwe Beleidskader.

 

Digitale checklisten inzetten op het gebied van vernieuwend toezicht en in dit toezicht samenwerking met partners opzoeken is wenselijk. Ook kan deze manier van werken worden ingezet binnen bijvoorbeeld het Energiebesparingsakkoord. Deze manier van werken zal ook veel data opleveren die weer gebruikt kan worden in de analyses. Analyses liggen ten grondslag aan het risicogericht- en informatie gestuurd werken en zijn daarmee een belangrijk onderdeel van de basis voor de beleidscyclus.

De media hierin betrekken, door vooraf berichtgeving te laten doen en achteraf een artikel te laten plaatsen, kan ook bijdragen aan een zo optimaal mogelijk resultaat.

 

Het actueel hebben van het bedrijfsbestand is niet alleen voor het uitvoeren van toezicht en handhaving van belang maar ook voor gemeenten. Bij het opstellen van stikstofbeleid is dit bijvoorbeeld een belangrijke bron van informatie.

 

Om het gewenste niveau en efficiënte uitvoering van inspecties te behouden belangrijk om inzichtelijk te hebben welke inspecties door een integrale inspecteur uitgevoerd kunnen worden, wanneer de specialist in zicht komt en welke kennis en vaardigheden deze beide dienen te bezitten.

 

Op het gebied van ketens heeft ODIJmond veel expertise in huis. De komende vier jaar is er aandacht om de ketens van begin tot het eind aan te pakken dus van de kop tot aan de staart met een analyse die weer input is voor verdere acties/ programmering.

 

Het blijft belangrijk voor ons om met gemeenten af te stemmen wat wij door middel van onze signaalfunctie bij kunnen dragen aan de omgevingsproblematiek in de betreffende gemeenten.

 

In dit Beleidskader hoeft het onderwerp asbestdaken niet meer als prioriteit aangemerkt te worden. Het asbestdakenverbod is inmiddels van de baan omdat er door de Eerste Kamer niet is ingestemd met de wetswijziging Wet milieubeheer die het asbestdakenverbod mogelijk moest maken. Wel hebben zijn wij voldoende voorbereid doordat wij alle daken in kaart hebben en blijft asbest als keten een aandachtspunt.

 

De inzet van de datalogger houden we vast en werken we verder uit. Nu is deze inzet gekoppeld aan verwarming maar kan ook worden ingezet met betrekking tot koelen. Het verantwoorden van de resultaten van deze plaatsingen is ook een punt van aandacht, hier kan meer worden uitgehaald.

 

Op het gebied van energietransitie, klimaatakkoord, energiebesparingsakkoord, circulaire economie, gezondheid en luchtkwaliteit zijn er veel ontwikkelingen die ook aan de werkzaamheden van ODIJmond raken. Al deze ontwikkelingen en onderwerpen komen terug in onze beleidscyclus en krijgen aandacht in het nieuwe Beleidskader.

 

Ten tijde van het schrijven van dit Beleidskader staat de inwerkingtreding van de Ow gepland voor 1 januari 2024. De inwerkingtreding gaat niet alleen veel vragen oproepen bij medewerkers, maar geeft ook veel vragen op het gebied van informatisering en automatisering. Systemen moeten geschikt worden gemaakt voor aansluiting op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). De aansluiting op dit digitale overheidsloket is van groot belang.

 

Wij moeten daarnaast zorgen dat we aangehaakt blijven bij landelijke prioriteiten en doorpakken op thema’s die eerder hebben gespeeld.

Bijlage 3: Risico- en probleemanalyse

 

Deze analyse geeft inzicht in de grootste risico’s voor de leefomgeving. De resultaten van de tertaalrapportages en jaarverslagen worden in deze analyse meegenomen.

De tertaalrapportages/jaarverslagen, de vierjaarlijkse beleidsevaluatie en de risico- en probleemanalyse vormen samen de eerste stap van de beleidscyclus, rapportage & evaluatie.

 

Risicoanalyse

De uiteindelijke prioritering bij de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving is gebaseerd op een inschatting van het risico op negatieve effecten bij overtreding van de verschillende compartimenten waarop toe wordt gezien. Om die risico’s in te kunnen schatten wordt een risicoanalyse gemaakt met betrekking tot de verschillende inrichtingsbranches. De risicoanalyse brengt het risico in beeld dat aan elk van de compartimenten verbonden is. Risico is daarbij gedefinieerd als het negatief effect maal de kans dat die zich voordoet, of risico = negatief effect x kans. Schematisch wordt dit weergegeven in de hieronder afgebeelde risicomatrix.

 

 

Negatieve effecten op beschermingsdoelen worden verdeeld over zeven omgevingsthema’s. Deze zeven omgevingsthema’s zijn vastgesteld door middel van de landelijke risicobeoordelingsmethode die het Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) aan overheidsdiensten aanbeveelt.

 

De omgevingsthema’s.

 

  • 1.

    Fysieke veiligheid: de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen persoonlijk leed.

  • 2.

    Volksgezondheid: de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen ziekten en/of dood.

  • 3.

    Hinder en leefbaarheid: de mate waarin mensen en dieren (sociale leefomgeving) hinder zouden kunnen ondervinden. Denk hierbij aan visuele, licht-, stank- en geluids- hinder, privacy.

  • 4.

    Natuur/ecologische veiligheid: de mate waarin flora en fauna wordt beschermd en de mate waarin aantasting en verstoring van de natuurlijk mogelijk is.

  • 5.

    Financiële/economische veiligheid: de mate waarin de financieel-economisch en culturele veiligheid voor de gemeenschap/ overheid aanwezig is bij het ontstaan van financiële schade.

  • 6.

    Politieke gevoeligheid/imago: de mate van politiek-bestuurlijk afbreuk en publieke ontrust.

  • 7.

    Klimaatbescherming (duurzaamheid): de mate van bescherming van het klimaat van de aarde tegen aantasting.

Voor de kans wordt een inschatting gemaakt hoe vaak het niet naleven van een regel of voorschrift voor zal komen. Het inschatten van de kans gebeurt op basis van naleefgegeven en een expertoordeel. Uit het toezicht komt deze naleefinformatie vrij. Deze informatie registreren wij.

Voor het registreren van overtredingsgegevens maken wij gebruik van de interventiematrix uit de Landelijke handhavingsstrategie (LHS). Afgelopen periode is er door deze registratievorm al veel data voor handen gekomen waarmee wij naleefanalyses genereren. Komende periode verrijken wij deze data envullen deze aan. De naleefanalyses leveren een bijdrage aan de kansberekening in de risico- en probleemanalyse en optimaliseren het naleefbeeld.

 

De risico- en probleemanalyse is geen statisch geheel. De basis ligt echter vast gedurende de looptijd van dit Beleidskader. Indien bij de uitvoering van handhaving nieuwe inzichten ontstaan, door bijvoorbeeld afwijkende naleefgegevens, een verhoogd aantal klachten of incidenten kunnen deze bij het opstellen van de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s als prioriteit worden meegenomen.

 

De thema’s die als slotconclusie uit de door ons uitgevoerde evaluatie zijn gekomen, zoals te lezen in bijlage 2 van dit Beleidskader, sluiten naadloos aan op deze zeven omgevingsthema’s.

 

Landelijke Handhavingsstrategie

De Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) is het kader waarbinnen de handhaving door ODIJmond plaatsvindt. Volgens de LHS bepaalt de combinatie van de ernst van de overtreding en de intentie van de overtreder het handhavingsinstrument dat gekozen wordt. Dit kan variëren van een waarschuwing tot stillegging of een strafrechtelijke maatregel.

 

Het gedragsaspect van de bedrijven die onder toezicht staan wordt in steeds belangrijker mate een aspect dat meegenomen wordt bij toezicht en handhaving. De mate van ‘hufterigheid’, gedrag waarbij de grenzen van het betamelijke worden opgezocht, maar net niet overschreden, vormt één van de indicatoren om onder meer ondermijnende activiteiten op te sporen en aan te pakken.

 

In de VTH-strategie milieu 2023-2026 wordt verder ingegaan op de LHS en wordt ook de landelijke handhavingsstrategie onder de Omgevingswet (LHSO), alvast toegelicht.


1

De gemeenten Edam­Volendam, Purmerend en Waterland hebben enkel het basistakenpakket belegd bij ODIJ.

2

VV – vergunningverlening, T&H – toezicht en handhaving, Advies – met name ruimtelijke ordening