Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Holland

VTH Strategie milieu 2023-2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Holland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingVTH Strategie milieu 2023-2026
CiteertitelVTH Strategie milieu 2023-2026
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 13.5 van het Omgevingsbesluit

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-01-2024nieuwe regeling

19-05-2023

prb-2024-268

2018876/2020155

Tekst van de regeling

Intitulé

VTH Strategie milieu 2023-2026

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

 

Gelet op

  • -

    Artikel 13.5 Omgevingsbesluit.

Overwegende dat

  • -

    De Omgevingsdienst IJmond (ODIJ) namens de provincie Noord-Holland vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstaken op het thema Bodem uitvoert.

  • -

    Het wettelijk verplicht is om voor het uitvoeren van deze taken een Strategie vast te stellen.

  • -

    Door het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst IJmond op 8 maart 2023 is besloten de VTH Strategie Milieu 2023-2026 naar alle deelnemers te sturen voor vaststelling.

Besluiten:

Tot het vaststellen van het VTH Strategie Milieu 2023-2026 van de Omgevingsdienst IJmond.

 

VTH-strategie milieu 2023 – 2026

 

OMGEVINGSDIENST IJMOND

 

1 Inleiding

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vraagt van de overheid een integrale benadering van vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen de fysieke leefomgeving. Het transparant formuleren en uitvoeren van vergunningen-, toezicht- en handhavingsbeleid is daarbij een belangrijke opgave. Landelijk zijn kwaliteitscriteria ontwikkeld voor vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Met deze kwaliteitscriteria wordt getracht de kwaliteit van de processen, de uitvoeringsorganisaties, zoals Omgevingsdienst IJmond (ODIJmond) en haar medewerkers te borgen. Met ingang van 1 juli 2016 zijn deze criteria verankerd in de Wabo.

 

Met het Beleidskader VTH­milieu 2023­2026 (Beleidskader) stellen de gemeenten en provincie waar ODIJmond voor werkt de meerjarige doelen en prioriteiten op het gebied van vergunning­ verlening, toezicht en handhaving milieu vast.

Met de VTH­strategie milieu 2023­2026 (Strategie) wordt vastgelegd welke strategie daarbij gehanteerd wordt. Samen vormen deze documenten het uitvoerings­ en handhavings­ beleid, zoals bedoeld in artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

 

Reikwijdte

Deze Strategie ziet toe op de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving met betrekking tot het basistakenpakket zoals bedoeld in de Wabo. En het volledige milieutakenpakket voor zover onze deelnemende gemeenten en provincie deze taken bij ODIJmond heeft neergelegd. De Strategie ziet niet toe op de uitvoering van andere VTH­taken, waaronder Alcoholwet, Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bouw­ en woningtoezicht.

 

Terugblik

De Strategie vormt de actualisatie van de (af) lopende Strategie. Deze Strategie heeft de afgelopen vier jaar naar tevredenheid en met effect zijn werking gehad voor het hele werkgebied van ODIJmond. De combinatie van verschillende ma­ nieren van toezicht, een strakke uitvoering, van de driestappenhandhaving en het uitgangspunt van een dwangsom ineens maken dat inzichtelijk en efficiënt uitvoering kan worden gegeven aan toezicht en handhaving. In de (af)lopende Strategie zijn de dwangsombedragen omhoog bijgesteld ten opzichte van het voorgaande beleid, het Handhavingsbeleid 2014 Milieudienst IJmond. Dit moe(s)t de juiste prikkel vormen voor een overtreder om de overtreding op te heffen.

Met aanscherping op een aantal vlakken biedt de (af)lopende Strategie daarmee nog steeds een goede basis voor de uitvoering van de VTH­taken voor de komende vier jaar.

 

Uitvoeringsprogramma

De planning van de uitvoering van VTH­taken wordt jaarlijks vastgelegd in het uitvoeringsprogramma van ODIJmond. In dit uitvoeringsprogramma, zoals bedoeld in artikel 7.3 van het Bor, worden de toezichtprioriteiten uitgewerkt. Dit gebeurt enerzijds aan de hand van de prioriteiten en lijnen die in het Beleidskader zijn geformuleerd en anderzijds aan de hand van lokale, regionale, provinciale, landelijke en bestuurlijke thema’s. De verantwoording over de uitgevoerde activiteiten doen wij via de bestuursrapportages en ons jaarverslag.

 

Gezamenlijke strategie vier OD’s

De vier Noord­Hollandse omgevingsdiensten (OD’s) hebben in de samenwerkingsagenda 2022­ 2024 afspraken gemaakt voor vervolgstappen om te komen tot een gezamenlijke VTH­strategie. Dit sluit aan op de belangrijkste landelijke ontwikkelingen, waaronder de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het Interbestuurlijke Program­ ma Versterking VTH­stelsel. Uitgangspunt daar­ bij is gezamenlijk wat kan, alleen wat moet’. De komende vier jaar werken wij dit plan verder uit. Daarom is deze strategie alleen bijgewerkt op punten waar dat op dit moment noodzakelijk is.

 

Leeswijzer

 

De Strategie bestaat uit de volgende onderdelen:

 

Hoofdstuk 2

Vergunningverlening

Hoofdstuk 3

Toezicht

Hoofdstuk 4

Handhaving

Hoofdstuk 5

Gedogen

Hoofdstuk 6

Strategie asbest

Hoofdstuk 7

Afstemming en communicatie

Hoofdstuk 8

Klachten en handhavingsverzoeken

2 Vergunningverlening

Onder vergunningverlening verstaat ODIJmond ook naast het verlenen van vergunningen het afhandelen van meldingen en nemen besluiten (ontheffingen, maatwerk en gelijkwaardigheid) voor activiteiten binnen het onderdeel milieu, voor inrichtingen en niet inrichtingen.

 

2.1 Inleiding

Slechts een beperkt aantal inrichtingen is in het kader van de Wabo en de Wet milieubeheer (Wm) nog vergunningplichtig. De bedrijven waarvoor de vergunningplicht bestaat, zijn de complexere bedrijven waarover gevoeligheid is in de omgeving, waarbij er bezwaren zijn ten aanzien van een bestemmingsplan en/of waarbij er risico’s zijn op ongevallen met grote gevolgen. Dit maakt dat deze procedure met zorgvuldigheid en aandacht doorlopen moet worden.

 

Activiteitenbesluit

Met het inwerking treden van het Activiteiten­ besluit (2008), zijn steeds meer activiteiten onder algemene regels ondergebracht waardoor algemene regels van toepassing zijn. Het gevolg is dat zowel vanuit het bevoegde gezag, ondernemers als van omwonende meer behoefte is aan maatwerk, gelijkwaardigheid en/of eisen voor (aanvullend) onderzoek. Deze verzoeken handelen wij af.

 

Enkelvoudige of meervoudige vergunningen Omgevingsvergunningen kunnen enkelvoudig of meervoudig zijn. Wanneer alleen voor het onderdeel milieu een vergunning of melding nodig is, behandelt ODIJmond deze zelfstandig. Een procedure is meervoudig wanneer naast het onderdeel milieu voor een ander onderdeel genoemd in artikel 2.1 van de Wabo, een aanvraag is ingediend. In die gevallen stelt ODIJmond samen met de betreffende gemeente of provincie Noord­Holland de vergunning op en/of er is afstemming in verband met de melding Activiteitenbesluit.

 

2.2 Taken vergunningverlening

Bij vergunningverlening verlenen wij aan onze deelnemende gemeenten en de provincie de volgende taken:

  • Beoordelen en besluit op aanvragen om een Omgevingsvergunning conform de Wabo artikel 2.1 eerste lid onder e en i.

  • Beoordelen meldingen Activiteitenbesluit milieubeheer, Besluit mobiel breken, Besluit lozen buiten inrichtingen, Besluit gesloten bodem­ energiesystemen.

  • Advisering bouwplannen, ruimtelijke ontwikkelingen.

  • Wettelijk adviseurschap.

2.3 Uitgangspunten bij vergunningverlening

Bij de verlening van vergunningen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Vergunningen en besluiten worden beheerd en onderhouden, waardoor ze zo actueel mogelijk zijn.

  • Vergunningen en besluiten zijn afgestemd op landelijke standaarden, innovaties van bedrijven, alsmede op lokaal/regionaal beleid en geldende wet­ en regelgeving.

  • Vergunningen en besluiten zijn duidelijk, handhaafbaar en naleefbaar.

  • Vergunningen en besluiten zijn zo nodig integraal, waarin verschillende aspecten en wetten op samenhangende wijze zijn opgenomen.

  • Afstemming, coördinatie of contact met andere afdelingen, bestuurs­ en adviesorganen of belanghebbende derden wordt gezocht.

  • Vergunningen en besluiten worden tijdig afgegeven en genomen, conform de wettelijk geldende termijnen.

  • Het reguleringsproces is voorspelbaar, transparant, juridisch juist en achteraf verifieerbaar.

  • Best Beschikbare Techniek (BBT) is het uit­ gangspunt bij verlening en actualisering.

  • Het gaat om thema’s zoals lucht (luchtkwaliteit, (grof) stof), zeer zorgwekkende stoffen (ZZS), geur, energiebesparende maatregelen en geluid.

  • Borgen van het wettelijk adviseurschap binnen de organisatie.

  • Mogelijkheden met betrekking tot de informatisering en automatisering van vergunningen, meldingen en overige producten die door de cirkel vergunningverlening worden geleverd.

2.4 Verlenen van vergunningen

2.4.1 Standaard teksten omgevingsvergunningen

Voor de vergunningenstrategie worden de kaders aangehouden die landelijk in ontwikkeling zijn.

ODIJmond zoekt daarom aansluiting bij de lande­ lijke redactie standaardteksten omgevingsvergunning (LRSO). De LRSO heeft als doel een betere onderlinge afstemming tussen de omgevingsdiensten bij het verlenen van omgevingsvergunningen. Om haar doel te bereiken zorgt LRSO voor standaardteksten inzake omgevingsvergunningen die landelijk toepasbaar zijn.

Voordelen van deze standaard teksten zijn:

  • Borging van actuele kennis.

  • Verbeteren van de samenwerking tussen alle omgevingsdiensten.

  • Verkorten van de doorlooptijd en behandeltijd van vergunningaanvragen.

  • Betere kwaliteit van de omgevingsvergunningen wat zienswijzen, bezwaar­ en beroepsprocedures kan beperken of zelfs voorkomen.

2.4.2 Vraaggestuurd

Beslissingen over vergunningaanvragen, meldingen, maatwerk­ of gelijkwaardigheidsverzoeken en vormvrije milieueffectrapportage (m.e.r.) beoordelingen komen voort uit:

  • Het initiatief (aanvraag) van de exploitant(ondernemer).

  • Veranderende wet­ en regelgeving.

  • Adviezen (intern, extern).

  • Actualiseringswensen (van vergunninghouder, bevoegd gezag, veranderende wet­ en regelgeving).

Gelet hierop is het aanbod grotendeels vraaggestuurd. Wanneer een bedrijf wordt opgericht of gewijzigd, dient het bedrijf een vergunning aan te vragen. Wanneer het een meldingplichtig bedrijf is, dan moet het bedrijf een melding indienen.

Wellicht vloeien er nog procedures uit omtrent maatwerkvoorschriften of gelijkwaardigheid, naar aanleiding van melidngen of constateringen bij meldingsplichtige bedrijven.

 

Verder wordt regelmatig getoetst of vergunningen in aanmerking komen voor actualisering. Een actueel vergunningenbestand draagt bij aan het verlagen van de milieudruk en het verbeteren van het naleefgedrag.

 

Nieuwe­ wet en regelgeving kunnen aanleiding zijn voor actualisering. Ook belangrijke thema’s zoals luchtkwaliteit, Landelijk afvalbeheerplan (LAP3), externe veiligheid en ZZS worden betrokken bij de actualiseringstoets, evenals de bevindingen van toezicht en handhaving.

2.4.3 Toetsing

Vergunningplichtige activiteiten worden getoetst aan de wettelijke kaders waaronder Wabo, Bor, Ab, Richtlijn Industriële Emissies (RIE), LAP3, Besluit m.e.r. Binnen deze kaders is BBT en veiligheid een leidraad. Omdat het landelijke milieubeleid vooral gebaseerd is op Europese regelgeving is er weinig ruimte om hiervan af te wijken. Strenger kan wel maar onderbouwd en vastgelegd in beleid. Een soepelere invulling van vergunningverlening is vaak niet mogelijk.

 

Voor een deel van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, is het nodig een afweging te maken via een (vormvrije) m.e.r. beoordeling of er grote nadelige gevolgen zijn voor het milieu en of het opstellen van een m.e.r. rapportage nodig is. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld afvalverwerkende bedrijven en bepaalde veehouderijen. In het Besluit milieueffectrapportage zijn de betreffende categorieën opgenomen.

 

Bij het opstellen van besluiten wordt het lokale beleid meegewogen. Voorbeelden van lokaal beleid zijn onder andere: Algemene Plaatselijke Verordening (APV), Provinciale Milieu Verordening (PMV), bestemmingsplannen, beleidsregels van partners, beheerplannen, interferentiegebieden.

 

Omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Sommige bedrijven hebben een zogenoemde omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) nodig voordat zij kunnen starten met een bepaal­ de genoemde activiteit. Het bevoegd gezag moet dan een lokale toets uitvoeren om te beoordelen of de activiteit inpasbaar is in de lokale situatie.

Het gaat onder meer om:

  • Activiteiten met afvalstoffen (milieustraten, opslag gebruikte banden, demonteren autowrakken).

  • Activiteiten die veel geluid produceren.

  • Activiteiten met een potentieel grote belasting van de lucht, zowel stof als geur.

  • Activiteiten met gesloten bodemsystemen.

  • Activiteiten waarvoor een m.e.r. beoordeling verplicht is.

Onder de Omgevingswet (Ow) komt de OBM te vervallen. In veel gevallen gaat dan gewoon een vergunningplicht gelden.

 

Op het niveau van het beschikken op een vergunningaanvraag spelen twee punten een belangrijke rol:

  • De technisch­-inhoudelijke complexiteit.

  • De sociaal­-maatschappelijke complexiteit.

Technisch-inhoudelijke complexiteit

Elke vergunning bestaat uit een mix van standaard­ en specifieke voorschriften, maar de verhouding is wisselend. Als de technisch­ inhoudelijke complexiteit van de specifieke situatie (de inrichting of activiteit in kwestie en/of het gebied waar de inrichting is gelegen of de activiteit plaatsvindt) klein is, ligt het accent vooral op standaard voorschriften en minder op specifieke voorschriften. Omgekeerd, als de technisch­inhoudelijke complexiteit van de situatie (inrichting, activiteit en/of gebied) groot is, ligt het accent vooral op specifieke voorschriften en minder op standaardvoorschriften.

 

Sociaal-maatschappelijke complexiteit (politiek gevoelig)

Indien de sociaal­maatschappelijke complexiteit van de specifieke situatie gering is, kan het proces van tot stand brengen van een vergunning ‘rechttoerechtaan’ zijn. Een dergelijke vergunning kan, met het accent op de inhoud, in beginsel eigenstandig door ODIJmond worden afgehandeld.

 

Als de sociaal­maatschappelijke complexiteit van de situatie daarentegen groot is, ligt het totstandbrengingsproces gecompliceerder. Bijvoorbeeld vanwege de betrokken inrichting of initiatief­ nemer en diens voorgeschiedenis, economisch belang en/of aanwezige belangenorganisaties die zich roeren (politiek gevoelig).

 

In dit geval moet er bestuurlijke afwegingsruimte worden ingevuld en is het proces minstens net zo belangrijk als de inhoud; afstemming, overleg en/of samenwerking is noodzakelijk tussen ODIJmond, het bevoegd gezag (ambtelijk en bestuurlijk), de inrichting of initiatiefnemer in kwestie en belanghebbende derden.

 

Bij de beoordeling van politiek gevoelige dossiers worden onder andere:

  • Internet geraadpleegd (bedrijf/naam aanvrager).

  • Ligging ten opzichte van de omgeving beoordeeld.

  • De klachtenregistratie geraadpleegd.

  • Navraag gedaan bij toezicht en handhaving.

  • Krantenberichten bekeken.

  • Navraag gedaan bij een collega met gebied­ specifieke kennis/branche kennis.

  • Collega bij de betreffende gemeente of bij de provincie geraadpleegd (bijvoorbeeld afdeling ruimtelijke ordening/bouw/economische zaken).

Wanneer sprake is van een sociaal­maatschappelijke complexiteit zoeken wij samenwerking met de gemeente of de provincie via de milieu­ contactpersoon/schakelfunctionaris.

Bij een meervoudig dossier stemmen wij met de gemeente of de provincie af dat dit gebeurt met extra aandacht. Dit betekent overleg en/of samen­ werking tussen ODIJmond, de gemeente (ambtelijk en bestuurlijk), de provincie, de inrichting of initiatiefnemer in kwestie en belanghebbende derden.

 

2.5 Meldingen

Meldingen worden niet alleen getoetst aan de wettelijke indieningsvereisten. Naast het toetsen aan deze indieningsvereisten toetsen wij ook direct aan relevante voorschriften zoals afstand tot geurgevoelige objecten en zeer kwetsbare gebieden bij landbouwinrichtingen. Bij inrichtingen op akoestisch gezoneerde industrieterreinen wordt direct bekeken of het binnen de zone past en wordt indien wenselijk maatwerk gemaakt.

Bij opslagen gevaarlijke stoffen wordt zoveel mogelijk direct getoetst of aan de richtlijn PGS 151 wordt voldaan. Dit vraag specifieke aandacht van ODIJmond.

 

Voor type A activiteiten hoeft geen melding in het kader van het Ab te worden gedaan. Als er voor een type A activiteit toch een melding wordt ingediend, handelen wij die schriftelijk af.

 

Wanneer wij een melding ontvangen, sturen wij een ontvangstbevestiging en wij registreren de melding in ons digitale bedrijvensysteem.

 

2.6 Werkwijze

Wij hebben het uitgangspunt dat wij met een efficiënte en effectieve werkwijze een kwalitatief hoogwaardig product leveren. Aan de voorkant is dit klantgericht en waar mogelijk flexibel georganiseerd. Aan de achterkant zijn de processen vormgegeven. Het ‘gemeenteloket’ is voor inwoners en bedrijven dé ingang voor vraagstukken ten aanzien van het omgevingsrecht. Achter het loket bevinden zich de afzonderlijke gemeentelijke disciplines én ODIJmond voor de taken ten aanzien van milieu.

 

Om kwaliteit te leveren beoordelen de gemeenten, provincie Noord­Holland en ODIJmond integraal zo vroeg mogelijk plannen en initiatieven. Daarbij worden partners, adviseurs en belanghebbende derden betrokken. Dit geldt ook wanneer ODIJmond advies geeft op bouwplannen en ruimtelijke ontwikkelingen. De betreffende milieu­ aspecten zoals geluid, geur, (fijn) stof, externe veiligheid en ecologie beoordelen wij. Wij toetsen ook of het bouwplan of de ruimtelijke ontwikkeling kan worden uitgevoerd. Daarin nemen wij de milieuaspecten mee.

 

ODIJmond neemt deel aan gemeentelijk en/of regionaal overleg én neemt deel aan vooroverleg bij een initiatief. Het betreffende bevoegd gezag legt vast wie inzage heeft in het volledige dossier in verband met milieurisico’s in relatie tot politieke en/of maatschappelijke gevoeligheden.

 

Wij werken conform de geldende wetgeving zoals de Wabo en de Wm. Ook gelden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (Algemene wet bestuursrecht (Awb)) zoals zorgvuldigheid, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.

 

Een vergunningverlener behandelt elke aanvraag of melding. Hierdoor is er voor de aanvrager of melder één aanspreekpunt. Vergunningen worden getoetst op handhaafbaarheid en naleefbaarheid.

 

2.7 Doorkijk Omgevingswet

Naar verwachting treedt per 1 januari 2024 de Ow in werking. Met recht kunnen wij dit één van de grootste veranderingen noemen in het bestaan van onze dienst. Deze wet vraagt een andere manier van werken. Daarom testen wij met gemeenten en provincie de inrichting en werking van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO).

Dit stelsel wordt onder de Ow het loket voor het aanvragen van een vergunning en ondersteunt de samenwerking tussen de bevoegde gezagen. Ook voeren wij met gemeenten pilots uit voor het opstellen van omgevingsplannen.

Eén van de uitgangspunten van de Ow is om het begrip inrichting los te laten en voor het onderdeel milieu naar ‘milieubelastende activiteiten’ (MBA) te kijken.

2.7.1 Vergunningplicht

In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn de MBA’s opgenomen en is voor een deel een vergunningplicht vereist. Een vergunning is alleen verplicht als dat nodig is vanwege een internationaalrechtelijke verplichting of algemene regels niet voldoende zijn om belangen af te wegen.

 

Als voor een MBA in het Bal geen vergunningplicht is vereist, bevat het Bal voor een aantal milieuaspecten voorschriften die nageleefd moeten worden. Het betekent dat het bevoegde gezag in een omgevingsplan voor niet MBA’s (denk bijvoorbeeld aan horeca en detailhandel) en voor MBA’s waar in het Bal geen voorschriften zijn op­ genomen (denk aan geur, trillingen en geluid) kan en moet opnemen.

 

Maatwerk

Het Bal geeft mogelijkheden om maatwerk op te stellen. Alleen in bepaalde gevallen is dit niet mogelijk. Maatwerk zal een grotere rol gaan spelen binnen de werkzaamheden van vergunningverlening.

 

Kortere doorlooptijden

Daarnaast krijgt vergunningverlening te maken met kortere doorlooptijden. Ook als de Ow in werking treedt, blijft vraaggestuurde afhandeling van vergunningverlening bestaan. Het standaard vooroverleg is hierbij nieuw. Wij anticiperen hier ten tijde van dit schrijven al op.

2.7.2 Omgevingsplan

Het omgevingsplan gaat een belangrijke basis vormen voor de vergunningverlening. Daarom is het belangrijk dat de vergunningverlener ‘aan tafel’ zit bij het ontwikkelen van een omgevingsplan. Het omgevingsplan regelt een deel van de milieugevolgen en is daarom ook belangrijk voor de omgevingsvergunning van complexe bedrijven. Zo kunnen er in het omgevingsplan regels staan over externe veiligheid (dat onder de Ow omgevingsveiligheid zal heten), geluid­ en geur­ hinder.

 

Ook gaat gezondheid en duurzaamheid een rol spelen. Denk daarbij aan het voorzorgsbeginsel, de energietransitie en circulaire economie. Via het omgevingsplan en vergunningverlening geven wij hier invulling aan.

 

Vergunningverlening zoekt afstemming met de ruimtelijke ordening van de gemeente omdat in het omgevingsplan wordt vastgesteld welke activiteiten zich waar mogen vestigen. Wanneer in de omgevingsvergunning wordt afgeweken van het omgevingsplan, houden we rekening met overige activiteiten en moet goed gemotiveerd worden waarom de activiteit wel (of niet) in het omgevingsplan kan passen.

 

De provinciale omgevingsverordening bevat alle provinciale regels en vervangt de bestaande verordeningen waaronder de milieuverordening.

2.7.3 Participatie

Participatie is een belangrijke pijler onder de Ow. De initiatiefnemer die een vergunning aanvraagt voor een activiteit, heeft straks zelf de verantwoordelijkheid om belanghebbenden te informeren en te betrekken. Vergunningverlening betrekt de informatie die bij de participatie is verkregen bij de integrale belangenafweging. Van vergunningverleners verwachten we dat ze alle belangen in de leefomgeving tegen elkaar afwegen en een samenhangend besluit nemen.

2.7.4 Opgave vergunningverlening

Vergunningverleners hebben de taak om te inventariseren welke bedrijven onder de Ow vergunningsplichtig blijven. Er gaat een overgangsrecht gelden voor bestaande vergunningen, besluiten en meldingen. Daarom hebben wij al een opzet gemaakt voor lopende procedures en vigerende (lopende) vergunningen.

 

Ook onderzoeken we bij vergunningverlening of onze servicemodules moeten worden aangepast. Voor de snelservicemodule kunnen we kijken of de toegankelijkheid kan worden verbeterd. Op dit moment krijgt een melder pas bericht wanneer een melding compleet is. Dan pas weet de melder wie de behandelaar is. Dit proces kan anders worden ingericht.

3 Toezicht

ODIJmond houdt namens betrokken bestuursorganen toezicht op naleving van de milieuregelgeving, andere omgevingsrechtelijke regelgeving en daaraan ondersteunende regelgeving. Toezicht houdt in dat wij controleren of wet- en regelgeving wordt nageleefd. Dit deel heeft betrekking op het regulier toezicht. In het regulier toezicht is geregeld hoe ODIJmond omgaat met het periodiek toetsen van regelgeving voor de taakvelden waar dit noodzakelijk is.

 

3.1 Juridische context toezicht

Regulier toezicht is van belang om te kunnen constateren of normen ook daadwerkelijk worden nageleefd. Er is nog geen sprake van een vermoeden van een overtreding. Hierna gaan wij kort in op de belangrijkste bepalingen uit de regelgeving die hierop van toepassing zijn. En, we geven een korte samenvatting van de toezichthoudende taken waarmee onze toezichthouders belast zijn.

 

In hoofdstuk 5 van de Awb zijn de algemene handhavingsbepalingen te vinden. Hoofdstuk 5 van de Wabo bevat de bijzondere bepalingen met betrekking tot de handhaving. Hoofdstuk 5 van de Wabo staat als lex specialis2 ten opzichte van hoofdstuk 5 van de Awb (lex generalis3 ). Met andere woorden: de Wabo gaat vóór de Awb.

 

De gemeenten en provincie waarvoor ODIJmond het basistakenpakket en het milieutakenpakket uitvoert hebben aan de directeur van ODIJmond het mandaat gegeven toezichthouders in de zin van de Awb aan te wijzen die bevoegd zijn toezicht te houden op de naleving van de regelgeving die onder de betreffende takenpakketten vallen.

 

Een toezichthouder van ODIJmond:

 

  • Houdt toezicht op en controleert de naleving van de milieuregelgeving. Dit houdt in:

    • Controleert en houdt toezicht op de naleving van milieuwetgeving.

    • Neemt deel aan (integrale) overleggen.

    • Voert (integrale) handhavingsacties uit.

    • Draagt zorg voor een correcte administratieve vastlegging, verwerking en afhandeling. Stelt indien nodig rapportages op die als basis kunnen dienen voor een (juridisch) vervolgtraject.

    • Mede­vertegenwoordigt ODIJmond bij hoorzittingen bij bezwaar­ en beroeps­ procedures.

  • Behandelt milieuklachten van inwoners en bedrijven/inrichtingen en roept waar nodig deskundigheid van anderen aan:

    • Beoordeelt onder wiens bevoegd gezag de klacht valt.

    • Voert op locatie een toezichtscontrole uit.

    • Draagt zorg voor een correcte administratieve vastlegging, verwerking en afhandeling.

  • Vertegenwoordigt ODIJmond in geval van calamiteiten (buiten kantoortijden is daartoe een piketregeling van kracht).

3.2 Definities van toezicht

Term

Definitie

Regulier toezicht

Regulier toezicht is het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren en het door systematische controle ervoor waken dat iets gebeurt en dat het gebeurt volgens bepaalde normen.

Handhavingstoezicht

Handhavingstoezicht heeftbetrekking op situaties waarin ODIJmond zelf een vermoeden heeft dat sprake is van een overtreding, dan wel dat daarop wordt gewezen door een derde partij, hetgeen aanleiding geeft tot het uitvoeren van een controle. Tevensvalt onder handhavingstoezicht het toezicht dat wordt uitgevoerd in het kader van een lopende handhavingszaak en het toezicht op de naleving van de aangezegde lastgeving.

Integraal toezicht

Integraal toezicht omvat alle regelgeving die op een bepaald project, inrichting of locatievan toepassing is en behoortte worden betrokken bij het uit te voeren toezicht. Per project, inrichting of locatie kan het te betrekken regelgevend kader verschillen.

Aspect toezicht

Aspecttoezicht kan worden omschreven als het houden van toezicht op een bepaalde activiteit of naleving van een bepaald onderdeel van de regelgeving. Dit kan ook in de vorm van een project plaatsvinden.

Handhavingstraject

Onder een handhavingstraject moet worden verstaan het traject dat een aanvang neemt op het moment van het constateren van een overtreding ten tijde van de controle voorafgaande aan het uitvaardigen van een handhavingsbeschikking.

 

 

3.3 Categorieën van toezicht

Wij onderscheiden verschillende soorten controles bij toezicht. In principe kondigen wij toezicht controles altijd vooraf aan. Hier kunnen we van afwijken. Het uitgangspunt wel is altijd dat we controles zo integraal mogelijk uitvoeren. Daarbij houden we te allen tijde de verschillende, rechts­ gebieden binnen het omgevingsrecht danwel ondersteunende rechtsgebieden in het oog.

Daarmee zetten we onze capaciteit voor toe­ zichtscontroles zo efficiënt mogelijk in.

3.3.1 Regulier toezicht

Type toezicht

Beschrijving

Toezichtscontroles in het kader van de jaarlijkse prioriteitstelling

Regulier toezicht dat plaatsvindt in het kader van de jaarlijkse prioriteitstelling in het uitvoeringsprogramma. Op het gebied van milieu wordt de toezichtsfrequentie deels gebaseerd op het type inrichting. Zo moeten type C bedrijven elk jaar worden gecontroleerd. De frequentie baseren wij ook op basis van analyses die wij maken in het kader van risicogericht toezicht (informatiegestuurd en datagedreven), op basis van actuele aandachtsgebieden én naar aanleiding van wensen van betrokken bestuursorganen.

Toezichtscontrole in het kader van projecten

Aan de hand van onze analyses bepalen we jaarlijkse eventuele projecten, actuele aandachtsgebieden én de wens van betrokken bestuursorganen. In de projectvoorstellen concretiseren wij bepaalde beleidsterreinen verder. Dit doen wij door het benoemen van speerpunten, waarop wij gaan controleren.

Opleveringscontroles in het kader van vergunningverlening/ meldingen

Met integrale controles kijken we niet alleen of de vergunninghouder zich aan de vergunningvoorschriften houdt, maar toetsen we ook de handhaafbaarheid van de vergunningsvoorschriften.

3.3.2 Handhavingstoezicht

Type toezicht

Beschrijving

Controles naar aanleiding van klachten, handhavingsverzoeken, ongevallen en incidenten

In voorkomende gevallen worden klachten, ongevallen en/of incidenten veroorzaakt door de bedrijfsvoering. Dit komt door (niet) naleving van de geldende regelgeving. In die gevallen volgt op een klacht, ongeval of incident altijd een aspectcontrole of, wanneer nodig, een integrale controle. De controle is gericht op het vaststellen van een mogelijke overtreding. Van een integrale controle gaat een preventieve werking uit.

Controles in het kader van lopende hand havingstrajecten

Ten behoeve van de motivering van een herstelactie:

Deze controles doen wij na het aflopen van een termijn van een eventuele vooraankondiging, bij het voortbestaan van een overtreding, óf in spoedeisende gevallen die direct aanleiding geven voor het aanzeggen van een herstelsanctie. In die gevallen worden aanvullende eisen gesteld aan het toezicht én aan het controlerapport. Het toezicht en het daaruit voortvloeiende onderzoeksrapport dienen ter motivering van de lastgeving en zijn constituerend voor de lastgeving. Er mag vanaf dat moment geen enkele twijfel meer bestaan over de omstandigheden waaronder de overtreding is of wordt begaan. Op dat moment worden aan de feitelijke constatering van de overtreding immers bij besluit rechtsgevolgen verbonden die erop zijn gericht de overtreder te bewegen tot het herstellen van de overtreding binnen een bepaalde begunstigingstermijn.

 

 

3.4 Controlefrequentie van de toezichtactiviteiten

De frequentie van de periodieke toezichtsactiviteiten is voor een deel gebaseerd op het type inrichting. Wij baseren deze frequentie ook op de uitkomst van onze analyses, die wij maken voor ons risicogestuurd toezicht, op actuele aandachtsgebieden en naar aanleiding van de wens van betrokken bestuursorganen.

 

3.5 Toezicht op het bereiken van kwaliteitsnormen

Wij houden toezicht op naleving van emissie­ normen bij bedrijven, zoals die gesteld zijn voor bijvoorbeeld geluid, bodem, water en lucht. Onze specialistische of generalistische toezichthouders voeren dit toezicht uit. Indien het toezicht op de norm zodanig complex is dat de specialist dit niet kan doen huren wij kennis in van een hiertoe gespecialiseerd bureau.

 

De generalist moet de specialist inschakelen indien de nodige kennis ten aanzien van een bepaald aspect mist. Wij weten, onder andere op basis van de landelijke kwaliteitscriteria, welke specialistische kennis wij nodig hebben.

 

3.6 Scheiding vergunningverlening en toezicht

Binnen ODIJmond zijn vergunningverlening en handhaving functioneel gescheiden van elkaar. Naast een cirkel vergunningen zijn er drie toe­ zichtcirkels: IJmond, Zaanstreek­Waterland en Zuid­Kennemerland. De medewerkers uit deze teams kennen hebben allemaal dezelfde functie­ omschrijving. Deze functie heet medewerker Omgevingsrecht. Dit maakt onderlinge uitwisselbaarheid mogelijk en maakt de organisatie flexibel en adaptief. Tegelijk wordt vanzelf­ sprekend scherp de hand gehouden aan de regel dat medewerkers omgevingsrecht niet de door hen opgestelde vergunningen mogen handhaven.

 

Uiteraard vindt overleg plaats over de te verlenen vergunningen. Nadat de vergunningverlener de ontwerpbeschikking in concept heeft opgesteld wordt deze samen met de aanvraag voorgelegd aan een van de toezichtcirkels. Daar wordt de ontwerpbeschikking getoetst op:

  • Handhaafbaarheid en eenduidigheid van de voorschriften.

  • Helderheid van de formulering van de voorschriften.

  • Toetsen van de voorschriften aan de huidige milieuhygiënische inzichten, onder andere de PGS4-­richtlijn, de aangewezen BBT­documenten, de Handreiking industrielawaai en Vergunningverlening, Circulaire indirecte hinder.

  • Relatie met andere relevante milieuwetgeving onder andere het Vuurwerkbesluit of het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

3.7 Roulatiesysteem

Om te voorkomen dat een te nauwe band ontstaat tussen de inspecteur en de activiteit is een roulatiesysteem opgezet. Een toezichthouder voert:

  • Niet meer dan eenmaal een handhavingstraject uit bij een type C bedrijf. Na afloop van dit handhavingstraject hebben eerst twee andere toezichthouders een handhavingstraject bij het bedrijf doorlopen voordat deze toezichthouder opnieuw een handhavingstraject opstart.

  • Maximaal twee handhavingstrajecten uit bij een type B bedrijf. Na het aflopen van deze handhavingstrajecten hebben eerst twee andere toezichthouders een handhavingstraject bij het bedrijf doorlopen voordat deze toezichthouder opnieuw een handhavingstraject opstart.

We merken op dat wanneer de omstandigheden hiertoe aanleiding geven, wij hiervan gemotiveerd mogen afwijken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een toezichthouder zeer specialistische kennis heeft op een vakgebied waar slechts weinigen binnen ODIJmond over beschikken.

Gezien de controlefrequentie voor een type A inrichting, bij klachten of als deze binnen een project valt, ontstaat naar verwachting geen nauwe band tussen toezichthouder en het bedrijf.

 

4 Handhaving

In dit hoofdstuk is de handhavingsstrategie beschreven die ODIJmond hanteert om de naleving van de (milieu)voorschriften te bevorderen. Wij werken in lijn met de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) en de Wabo en lopen vooruit op het inwerking treden van de Ow.

Naast de bestuursrechtelijke handhaving beschrijven wij ook de inzet van strafrechtelijke handhaving. Bij ODIJmond zijn buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) in dienst die bevoegd zijn tot strafrechtelijke handhaving, ook via de Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten (Bsbm).

 

4.1 Inleiding

Het handhavingsbeleid beoogt in de allereerste plaats de doelstellingen van het omgevingsrecht en aanverwante wetgeving te ondersteunen.

Daarnaast is de handhavingsstrategie gericht op het bewerkstelligen van algemene preventie via speciale preventie. Dit betekent dat wij bij ieder individueel geval consequent uitvoering geven aan de handhavingstaak in overeenstemming met het handhavingsbeleid.

 

Aan de handhavingsstrategie zijn randvoorwaarden verbonden waaronder effectiviteit en efficiency. De reactie op de overtreding dient doelgericht te zijn en evenredig aan de ernst van de inbreuk op de geschonden norm. En het is van groot belang om de bestuursrechtelijk en straf­ rechtelijke handhaving gezamenlijk in te zetten. Zo verstreken ze elkaar en wordt met de verrichte inspanningen het handhavingsresultaat groter.

 

4.2 Landelijke Handhavingsstrategie

Op 4 juni 2014 heeft het Bestuurlijk Omgevingsberaad5 de LHS vastgesteld. Vanaf 1 januari 2016 moeten alle overheden de LHS vaststellen en toepassen. Deze strategie moet worden toegepast op alle Wabo­overtredingen. De LHS biedt een breed toepasbaar kader voor handhaving, waaronder specifieke handhavingsstrategieën. Het doel is een eenduidig handhavend optreden door betrokken instanties bij soortgelijke overtredingen. Hierdoor ontstaat voor inwoners en bedrijven een gelijk speelveld, wordt het rechtsgevoel gerespecteerd en blijft de leefomgeving schoon, veilig en gezond. Doordat overheden, omgevingsdiensten, het openbaar ministerie (OM) en de politie op eenzelfde manier optreden ontstaat dit speelveld. Deze instanties dienen passend te interveniëren bij iedere bevinding; afhankelijk van de situatie weloverwogen kiezen voor alleen bestuursrechtelijke, bestuurs­ en strafrechtelijk of alleen straf­ rechtelijk optreden. Hierdoor sluit de LHS aan bij de sanctiestrategie, toezichtstrategie en gedoogstrategie.

 

Met het overnemen en invoeren van de LHS wordt aangesloten bij de landelijke kwaliteitscriteria op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH­kwaliteitscriteria) voor Wabo bevoegde overheden. Uitgangspunten daarbij zijn:

 

onafhankelijk en professioneel handhaven, be­trouwbaarheid, passende interventies toepassen en gezamenlijk optreden waar mogelijk.

 

De kern van de LHS is een interventiematrix waar­ bij de handhaver een drietal zaken weegt:

  • Ernst van de bevindingen (gevolgen van overtreding).

  • Gedrag van de overtreder.

  • Feiten en omstandigheden van de situatie.

Op basis van deze wegingen wordt bepaald welke interventie wordt toegepast. De zaken die in de zware segmenten terechtkomen worden eerder en anders (strenger) opgepakt dan de zaken in het midden­ en lichte segment terecht komen. Hierbij wordt uitgegaan van het principe dat handhavers zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en dat zij overstappen op zwaardere interventies als naleving uitblijft.

 

De handhaver zet de betreffende interventie(s) in de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft pakt de handhaver door. Dit gebeurt door middel van het inzetten van een zwaardere interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:

 

  • Gedragsvoorschriften dienen direct in acht genomen te worden. Hiervoor dient geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen.

  • In alle andere gevallen – waaronder ook plannen of voorzieningen waarvoor investeringen vereist zijn – geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. Daarbij rekening houdend met de technische en organisatorische realiseerbaarheid in die termijn.

Interventiematrix Landelijke Handhavingsstrategie: zie volgende pagina

 

Interventiematrix LHS

Gedrag van de overtreder

A

B

C

D

Goedwillend

  • -

    Onbedoeld

  • -

    Proactief

Moet kunnen

  • -

     Onverschillig

Calculerend

  • -

    Bewustbelemmerend en/of risiconemend

Bewust en structureel crimineel

  • -

    Fraude

  • -

    Oplichting

  • -

    Witwassen

De (mogelijke) gevolgen zijn

1

Vrijwel nihil

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht herstellend

Bestuurlijk gesprek

LOB, LOD

Waarschuwen

Strafrecht

PV

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht herstellend

Bestuurlijk gesprek

LOB, LOD

Waarschuwen

2

Beperkt

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek Waarschuwen

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht herstellend

Bestuurlijk gesprek

LOB, LOD

Waarschuwen

Strafrecht

PV

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht herstellend

Bestuurlijk gesprek

LOB, LOD

Waarschuwen

3

Van belang

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete

Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek Waarschuwen

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete

Bestuursrecht herstellend

Tijdelijk stilleggen

LOB, LOD

Verscherpt toezicht

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete

Bestuursrecht herstellend

Tijdelijk stilleggen

LOB, LOD

Verscherpt toezicht

Strafrecht

PV

Bestuursrecht bestraffend exploitatieverbod/sluiting schorsen of intrekken vergunning-certificaat of erkenning

Bestuursrecht herstellend

Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD

4

Aanzienlijk Dreigend en/of onomkeerbaar

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete

Bestuursrecht herstellend Tijdelijk stilleggen

LOB, LOD

Verscherpt toezicht

Strafrecht

BSBm/PV

Bestuursrecht bestraffend Bestuurlijke boete

Bestuursrecht herstellend Tijdelijk stilleggen

LOB, LOD

Verscherpt toezicht

Strafrecht

PV

Bestuursrecht bestraffend exploitatieverbod/sluiting schorsen of intrekken vergunning-certificaat of erkenning

Bestuursrecht herstellend

Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD

Strafrecht

PV

Bestuursrecht bestraffend

exploitatieverbod/sluiting schorsen of intrekken vergunning-certificaat of erkenning

Bestuursrecht herstellend

Tijdelijk stilleggen, LOB, LOD

 

4.3 Bestuursrechtelijke handhaving

4.3.1 Typen bestuursrechtelijke handhaving

Er worden vier typen bestuursrechtelijke handhaving onderscheiden, als opvolging van de constatering van overtredingen tijdens een toezichttraject.

 

Type handhaving

Beschrijving

Niet ernstige overtredingen (drie stappen)

 

Indien geen sprake is van een ernstige overtreding die met grote spoed dient te worden hersteld, dan dient handhaving te geschieden langs drie stappen. Na de eerste controle volgt een schriftelijk verzoek tot beëindigen van de overtreding. Bij voortduring van de overtreding volgt na de hercontrole een schriftelijke vooraankondiging. Pas bij de derde controle wordt, indien de overtreding nog niet beëindigd is, een bestuurlijke last opgelegd.

Ernstige of beperkt spoedeisende overtredingen (twee stappen)

Aan de hand van de relatieve mate waarin de norm wordt geschonden moet naar objectieve maatstaven en hetgeen in het maatschappelijk verkeer als betamelijk wordt aangemerkt, worden beoordeeld of sprake is van een ernstige overtreding die zich leent voor twee stappen handhaving. Ter beoordeling of sprake is van een beperkt spoedeisende overtreding dient de kans van het intreden van de bezwaarlijke gevolgen verbonden aan de geschonden norm in aanmerking te worden genomen. Bij ernstige of beperkt spoedeisende overtredingen wordt opgetreden in twee stappen: door middel van een vooraankondiging (= voornemen tot opleggen last) na het eerste controlebezoek. In geval sprake is van meerdere overtredingen, waarin één of meer overtredingen naar aard en karakter van die overtreding als ernstig kan worden aangemerkt, vindt steeds twee stappen handhaving plaats. Indien geen gevolg wordt gegeven aan het verzoek tot beëindiging van de overtreding uit de vooraankondiging, wordt er bij voortduring van de overtreding na de hercontrole een last opgelegd.

 

Type handhaving

Beschrijving

Spoedeisend herstel (één stap)

De Awb biedt in artikel 5:31, eerste lid de mogelijkheid tot het direct aanzeggen van een bestuurlijke last bij beschikking. Toepassing kan plaatsvinden indien een direct gevaar aanwezig is dat de bezwaarlijke gevolgen die de geschonden norm beoogt te beschermen intreden, ofwel de bezwaarlijke gevolgen verbonden aan de geschonden norm zich reeds hebben voorgedaan en deze niet verder, althans niet op korte termijn, in omvang toenemen. In zodanige gevallen kan direct een last worden aangezegd opdat de aan de geschonden norm verbonden gevolgen zullen wegnemen.

Zeer spoedeisende bestuursdwang

In gevallen waarin niet kan worden gewacht met het aanzeggen van een bestuursdwangmaatregel en de overtredingssituatie noopt tot directe interventie kan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot toepassing van directe bestuursdwang ingevolge artikel 5:13, tweede lid van de Awb. De toepassing van directe bestuursdwang is een feitelijke handeling die zo spoedig mogelijk bij beschikking dient te worden bekrachtigd.

 

4.3.2 Begunstigingstermijnen

Het uitgangspunt bij het stellen van een begunstigingstermijn voorafgaand aan oplegging of effectuering van een bestuurlijke last, is dat de illegale situatie zo spoedig mogelijk beëindigd moet worden en de hersteltermijn zo kort mogelijk moet zijn. De lengte van de termijn dient onder meer bepaald te worden aan de hand van het geschonden belang. Loopt het te beschermen belang ernstige schade op door voortduring van de overtreding dan is de begunstigingstermijn korter dan wanneer het te beschermen belang geen ernstige schade oploopt bij voortduring van de overtreding. Bij het bepalen van een begunstigingstermijn dient rekening te worden gehouden met de tijd.

 

In de lijst met overtredingen (bijlage 1) is per genoemde overtreding een begunstigingstermijn opgenomen. Een begunstigingstermijn biedt de overtreder de gelegenheid herstel te plegen op de overtreding, zonder dat uit hoofde van de overtreding reeds rechtsgevolgen, de verbeurte van een dwangsom of de mogelijkheid tot toepassing van bestuursdwang, voortvloeien.

 

De termijn is bepaald aan de hand van de gemiddeld genomen en benodigde, dan wel toereikende termijn waarbinnen de betreffende overtreding kan worden beëindigd, aangevuld met een extra verruiming van één week vanwege het door ODIJmond gehanteerde dwangsombeleid (lees hierna).

De termijnen zijn herleid uit praktijkervaring van ODIJmond. In beginsel wordt vastgehouden aan de genoemde begunstigingstermijn. Onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

 

In ieder geval wordt afgeweken van de opgenomen begunstigingstermijnen bij overtredingen die spoedeisend dan wel beperkt spoedeisend herstel verlangen. Daarnaast kan van de termijn worden afgeweken indien sprake is van herhaaldelijk niet­nakoming of recidive. Ter zake wordt, al naar gelang de bijzondere omstandigheden van het geval daartoe meewegen, de begunstigingstermijn bekort. Het ligt in de rede in zodanige gevallen te motiveren waarom is gekozen voor een andere begunstigingstermijn.

4.3.3 Bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten

Last onder dwangsom

Ten aanzien van het bestuurlijk sanctioneren van overtredingen wordt in beginsel gebruik gemaakt van de last onder dwangsom. In de lijst met dwangsommen (bijlage 1) is bij elke genoemde overtreding een dwangsombepaling opgenomen. De verbeurte van een dwangsom is het rechtsgevolg dat is verbonden aan de last onder dwangsom en treedt in op het moment dat de overtreding niet is beëindigd voor het verstrijken van de begunstigingstermijn. In doe voorkomende gevallen kan tot invordering van de verbeurde dwangsom worden overgegaan.

 

Dwangsom ineens

Met het doel een effectieve en efficiënte handhaving te bereiken worden in de dwangsombeschikking in beginsel dwangsommen vastgesteld op een ineens te verbeuren bedrag. In dit verband is ervoor gekozen de begunstigingstermijn iets ruimer te stellen. De overtreder wordt immers een week voor het moment van het verbeurte in kennis gesteld van het aflopen van de begunstigingstermijn.

 

Indien het noodzakelijk is vanwege de aard van de overtreding wordt de dwangsomverbeurte vastgesteld op een bedrag per overtreding, waarbij het totaalbedrag aan te verbeuren dwangsommen gelijk is aan het in bijlage 1 opgenomen maxi­ mum bedrag. Voor de vaststelling van het aantal overtredingen dat leidt tot verbeurte van het maximum bedrag worden de bijzondere omstandigheden van het geval betrokken, waaronder de aard en intensiteit van de overtreding.

 

Niet-nakoming en recidive

In voorkomende gevallen dat niet voldaan wordt aan een eerste of opvolgende last onder dwangsom, staat het ODIJmond vrij een volgende last onder dwangsom aan te zeggen ten aanzien van dezelfde en nog voortdurende overtreding. Dit teneinde daarop alsnog herstel te laten plegen. Uit het voortduren van de overtreding kan een kennelijkheid worden afgeleid die inhoudt dat het in de voorgaande last onder dwangsom gestelde dwangsombedrag een onvoldoende prikkel betrof om herstel te plegen op de overtreding. In zodanig geval wordt in de navolgende last onder dwangsom het voor de overtreding genoemde dwang­ sombedrag verhoogd met 300%. Deze verhoging kan dus alleen worden toegepast als sprake is van hetzelfde handhavingstraject ten overstaande van dezelfde overtreding. Indien dit onvoldoende financiële prikkel zal blijken in te houden kan van deze procentuele verhoging worden afgeweken. Er wordt contact opgenomen met het OM en de mogelijkheid tot het aanzeggen van de Bsbm dan wel proces­verbaal wordt onderzocht.

 

Onder bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de in de bijlage genoemde dwang­ sombedragen. Dit zou zich voor kunnen doen in geval er sprake is van recidive, een ernstige overtreding of anderszins een grotere financiële prikkel gewenst is. In zodanig geval wordt in elke navolgende last onder dwangsom het voor de hernieuwde overtreding gestelde dwangsombedrag in de bijlage verhoogd met 200%. Indien dit onvoldoende financiële prikken blijkt in te houden kan van deze procentuele verhoging worden afgeweken.

 

Last onder bestuursdwang

In het geval dat de last onder dwangsom naar omstandigheden niet het geëigende middel blijkt te zijn om de overtreding te (laten) beëindigen wordt gebruik gemaakt van de last onder bestuursdwang. Bovendien kan in voorkomende gevallen waar de last onder dwangsom niet het beoogde effect heeft gehad ervoor gekozen worden gebruik te maken van de last onder bestuursdwang. In het geval sprake is van een overtreding ten aanzien waarvan zeer spoedeisend herstel vereist is wordt direct en te allen tijde bestuursdwang toegepast. In de lijst met dwangsommen (bijlage 1) worden categorieën van overtredingen benoemd ten aanzien waarvan in de regel van de mogelijkheid tot het aanzeggen van een last onder bestuursdwang gebruik worden gemaakt.

 

Bestuurlijke boete

Naast de mogelijkheid van lastgeving kan een bestuursorgaan ook een bestuurlijke boete opleg­ gen aan een overtreder. ODIJmond maakt van dit instrument geen gebruik, maar hanteert in plaats daarvan het instrument Bsbm (beschreven onder strafrechtelijke handhaving (paragraaf 3.4.1)).

 

4.4 Strafrechtelijke handhaving

Naast het bestuursrechtelijke instrumentarium, kan wanneer daartoe geïndiceerd, ook gekozen worden voor de toepassing van een strafrechtelijk handhavingsinstrument. Een aantal toezichthouders van ODIJmond is daartoe aangewezen als boa. De strafbare feiten die een boa mag opsporen staan vermeld in de domeinenlijst en in zijn takenpakket. De verantwoordelijkheid voor de oplegging van strafrechtelijke handhavingsbeschikkingen ligt, ook met betrekking tot de Bsbm, bij het OM.

 

Toepassing van het strafrechtelijk instrumentarium vindt plaats in geval van ernstige en/of niet voor herstel in aanmerking komende overtredingen, waarbij de gedragsindicatie van de overtreder een grote rol speelt, conform de interventiematrix onder de LHS. De voorbereiding en oplegging van een strafrechtelijke handhavingsbeschikking vindt plaats conform de daarvoor geldende wettelijke eisen en waarborgen (waaronder de cautie).

4.4.1 Strafrechtelijke handhavingsinstrumenten

Bestuurlijke strafbeschikking milieu (Bsbm)

De Bsbm is een op het strafrecht (artikel 257ba Wetboek van Strafvordering) gebaseerde interventie die ODIJmond zonder tussenkomst van het OM kan opleggen. De directeur van ODIJmond is hiertoe eigenstandig bevoegd. Hiermee is een regeling geïntroduceerd, die het voor ODIJmond mogelijk maakt eenvoudig vast te stellen strafbare feiten af te doen met een strafrechtelijke boete.

De Bsbm kan worden ingezet voor de handhaving van bepaalde feiten. Deze feitomschrijving en feitcodes zijn te vinden in een speciaal feiten­ boekje bestuurlijke strafbeschikking milieu waar boa’s mee werken. Nadat een zaak via de invoerapplicatie, de transactiemodule, van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) is aangeleverd, verstuurt het CJIB de strafbeschikking naar de verdachte en start de inning van de geldboete. Tegen deze boete staat verzet open.

 

Proces-verbaal

Indien een feit zich niet leent voor het toepassen van de Bsbm dient een boa een proces­verbaal op te maken. Het proces­verbaal kan vervolgens via het Functioneel Parket, dan wel de officier van justitie, leiden tot een strafrechtelijke vervolging van de overtreder.

 

5 Gedogen

In voorkomende gevallen dient afgezien te worden van de beginselplicht tot handhaving en kan gekozen worden voor gedogen. Uitgangspunt voor ODIJmond bij gedogen is het landelijk kader ‘Gedogen in Nederland’ (Rijksnotitie).

 

5.1 Aanvaardbaar gedogen

Enkel in de volgende situaties kan sprake zijn van aanvaardbaar gedogen:

  • 1.

    Indien handhaving zou leiden tot aperte onbillijkheden. Dit kan met name het geval zijn in overmachtssituaties en soms ook in overgangssituaties. Voorwaarde is wel dat de andere betrokken belangen door het gedogen niet onevenredig mogen worden geschaad.

  • In de praktijk kunnen zich de volgende overgangssituaties voordoen:

    • a.

      Gevallen waarin wordt gewerkt zonder vergunning omdat door omstandigheden die buiten de macht van de vergunninghouder liggen, de nieuwe vergunning niet aansluitend op de oude (aflopende) vergunning kan worden verleend.

    • b.

      Gevallen waarin door het alvast starten van een activiteit, vooruitlopend op de vergunningverlening, een bestaande situatie kan worden beëindigd, verminderd of gereguleerd. Hierbij moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan. Er zijn geen alternatieven voorhanden waar­ mee hetzelfde effect kan worden bereikt. De aanvrager van de vergunning treft geen verwijt ten aanzien van het tijdstip van indienen van de vergunningaanvraag. De verwachting bestaat dat positief op de vergunningaanvraag kan worden beschikt.

    • c.

      Gevallen waarin de vergunning van een bestaande activiteit door de rechter is vernietigd op formele gronden en het mogelijk is om een nieuwe vergunning te verlenen.

    • d.

      Gevallen waarin geconstateerd wordt dat het technisch onmogelijk is om bepaalde voor­ schriften – mits aanvaardbaar – aan te passen én het toegestaan is een gelijkwaardige voorziening toe te passen. Indien ambtshalve wijziging van de vergunning op korte termijn onmogelijk is, kan de overtreding in de tussenliggende tijd worden gedoogd.

    • e.

      Gevallen waarin onderzocht moet worden hoe een overtreding van bepaalde voorschriften kan worden beëindigd en waarvoor het nodig is de handeling in kwestie nog enkele malen of nog enige tijd uit te voeren.

    • f.

      Gevallen waarin overtreding plaatsvindt van regels terwijl regelgeving in voorbereiding is waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat deze de eisen in de overtreden regels op korte termijn zal versoepelen. Deze gevallen worden terughoudend benaderd. Toetsing aan het evenredigheidsbeginsel zal plaatsvinden.

  • 2.

    Het achterliggende belang is evident beter gediend met gedogen, te weten uitzonderingsgevallen die de wetgever niet heeft voorzien. In dergelijke situaties moeten afspraken worden gemaakt over de termijn waarbinnen en de wijze waarop de naleving zal plaatsvinden ten behoeve van het door de wettelijke norm te beschermen belang.

  • 3.

    Een zwaarder wegend belang rechtvaardigt gedogen.

5.2 Voorwaarden gedogen

Gedogen is weliswaar een bevoegdheid van het college, maar zeker geen verplichting. Per geval moet aan voorgaande criteria getoetst worden. Gedogen vindt slechts plaats via een beschikking en dient zeer terughoudend te worden toegepast. Gedogen is in beginsel slechts onder de volgende voorwaarden aanvaardbaar:

  • In uitzonderingsgevallen.

  • Mits beperkt in omvang en/of tijd.

  • Slechts actief, uitdrukkelijk en na zorgvuldige kenbare belangenafweging.

  • Aan controle onderworpen.

5.3 Gedogen met beschikking

Een gedoogbeschikking wordt slechts afgegeven, indien er voldoende grond aanwezig is om te ver­ wachten dat concrete aanwijzingen bestaan dat de te gedogen activiteit op korte termijn geheel kan worden gelegaliseerd of zal worden gestaakt. Dit betekent dus dat er geen sprake mag zijn van een (voortdurende) onaanvaardbare normoverschrijding. Gedogen kan slechts als een tijdelijke overgangsregeling worden beschouwd. In een gedoogbeschikking wordt daarom een bepaalde, zo kort mogelijke en duidelijke termijn opgenomen. Het gedogen van spoedeisende­ en ernstige overtredingen van vigerende regelgeving is, bijzondere omstandigheden daargelaten, slechts mogelijk binnen de eerdergenoemde randvoorwaarden voor actief gedogen.

 

5.4 Niet gedogen

Er wordt in ieder geval niet gedoogd wanneer daarvoor onaanvaardbare situaties ontstaan en indien belangen van derden onevenredig worden geschaad.

 

5.5 Controle en handhaving

Wanneer eenmaal een gedoogbeschikking is afgegeven, wordt steeds gecontroleerd of de overwegingen die hebben geleid tot dit besluit nog actueel zijn. Ook wordt actief gecontroleerd of de gestelde voorwaarden daadwerkelijk worden nageleefd. Het niet naleven van een gedoogbeschikking leidt in beginsel tot het intrekken van dit besluit, waarna – overeenkomstig de in deze nota vastgelegde strategie – tot handhaven wordt overgegaan. Indien een derde partij na afgifte van een gedoogbeschikking een verzoek doet om handhaving, dan vindt een hernieuwde belangenafweging plaats, waarbij de belangen van deze derde opnieuw uitdrukkelijk worden meegewogen. De bij de houder van de gedoogbeschikking gewekte verwachting wordt daarbij eveneens betrokken, maar zijn niet zonder meer doorslaggevend. In elk gedoogbesluit wordt daarom een standaard clausule opgenomen dat de gedoogde op eigen risico handelt.

 

5.6 Relatie met het strafrecht

Het OM is niet geboden aan een gedoogbeschikking bij het nemen van een beslissing omtrent eventuele vervolging. In het gedoogbesluit wordt dan ook vermeld dat het gedogen de verantwoordelijkheid van het OM om een strafvervolging in te stellen onverlet laat. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat de afgifte van een gedoogbeschikking ook civielrechtelijke consequenties onverlet laat van een eenmaal gepleegde overtreding.

6 Strategie asbest

6.1 Rol Omgevingsdienst IJmond

In de keten van verwijdering tot verwerking blijkt er sprake te zijn van illegaliteit en het niet conform de regels werken. Dit brengt risico’s met zich mee voor gezondheid en milieu. ODIJmond kan een belangrijke bijdrage leveren door (keten)toezicht op het verwijderen van asbest; van de sloopmelding tot het storten.

 

6.2 Besluit VTH

  • Uit het wettelijke takenpakket komt voort dat omgevingsdiensten de meeste asbesttaken uit­ voeren. Het toezicht op asbestsaneringen door bedrijven valt onder het basistakenpakket. Het maakt niet uit of de asbestsanering plaatsvindt in opdracht van een particulier, een bedrijf of een instelling, zoals een woningcorporatie.

  • Uit het wettelijk takenpakket komt voort dat het toezicht op sloopwerkzaamheden in op­ dracht van bedrijven en instellingen onder het basistakenpakket van de omgevingsdiensten vallen.

  • Indien een particulier opdracht geeft voor een bedrijfsmatige asbestsanering is ODIJmond bevoegd om toezicht te houden. Dit komt voort uit het basistakenpakket.

6.2.1 Wat valt niet onder het basistakenpakket

  • Het toezicht op particulieren die zelf asbest verwijderen valt niet onder het basistaken­ pakket. Het is echter slechts in zeer beperk­ te mate dat een particulier zélf asbest mag verwijderen. De grens voor een particulier om zelf asbest te verwijderen, ligt bij 35m2. Bouw­ kundige aspecten vallen niet onder het basistakenpakket. Echter in de praktijk maakt de aanwezigheid van asbest dat ons milieutoezicht en het bouwtoezicht elkaar deels overlappen.

  • Als ervoor gekozen wordt deze taak niet over te laten aan ODIJmond is in elk geval nauwe samenwerking met ODIJmond geboden als er asbest aanwezig is.

  • Het toezicht op bedrijfsmatige sloopwerkzaamheden in opdracht van een particulier valt niet onder het basistakenpakket.

7 Afstemming en communicatie

7.1 Preventie door communicatie

Het primaire doel van preventie is de spontane naleving van wet­ en regelgeving te vergroten. Naleving van regelgeving is niet altijd vanzelf­ sprekend. Door inzet van communicatiemiddelen (voorlichting) en ondersteunend optreden (voor­ overleg) wordt het gedrag op een positieve manier beïnvloed.

 

7.2 Handhavingscommunicatie

Met verschillende niveau’s van communicatie over de regels bevorderen wij het naleefgedrag en proberen wij overtredingen te voorkomen en terug te dringen. Hiermee proberen wij de effectiviteit van onze handhaving te verhogen. Onze communicatie is zowel op inwoners als op bedrijven gericht. ODIJmond maakt op verschillende manieren onze belangrijkste doelgroepen bewust van de regels, het toezicht en de gevolgen bij een overtreding.

 

7.3 Wijze van informeren

7.3.1 Informeren gemeenten en provincie

ODIJmond communiceert in haar werkgebied actief met gemeenten en provincie Noord­ Holland. Wij werken met zogenaamde schakelfunctionarissen (accounthouders) die als eerste aanspreekpunt fungeren voor gemeenten en provincie. De schakelfunctionaris investeert in het opbouwen en goed houden van de relatie met gemeente op ambtelijk, hoog ambtelijk en bestuurlijk niveau. Met name over handhaving vindt voorafgaand een lastoplegging afstemming plaats.

7.3.2 Informeren inwoners

ODIJmond informeert inwoners, namens gemeente of de provincie, over meldingen en bekendmakingen via publicaties in de huis­aan­huis­ kranten en/of via internet en op de landelijke pagina overheid.nl. Door transparant te zijn over activiteiten in de leefomgeving ontstaat meer begrip bij inwoners.

7.3.3 Informeren ondernemers

De communicatie tussen bedrijven en ODIJmond vindt voornamelijk plaats bij een procedure.

Communicatie is een vast onderdeel in het proces van vergunningverlening. In eerste instantie zal er een vooroverleg plaatsvinden. Het is van belang om in zo een vroeg mogelijk stadium van een vergunningstraject met een bedrijf op één lijn te komen. Het toepassen van maatwerk zorgt ervoor dat een proces efficiënt verloopt. Communicatie wordt ook ingezet om (met name toezicht)acties aan te kondigen en te informeren over wet­ en regelgeving.

7.3.4 Informeren belanghebbenden

Belanghebbenden worden via lokale huis­aan­ huiskranten en/of via internet geïnformeerd. Wanneer van te voren bekend is dat belanghebbenden direct op de hoogte gehouden willen worden, dan worden nieuwe besluiten ook rechtstreeks toegezonden.

 

7.4 Communicatiemiddelen

  • Persbericht in de lokale en regionale media: wanneer er specifieke acties zijn of wanneer er iets nieuws is op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving, sturen wij een persbericht.

  • Brieven zijn persoonlijk en aan de ondernemer of inwoner gericht. Brieven kunnen gebruikt worden om acties aan te kondigen en om informatie te verstrekken over wet­ en regelgeving.

  • In factsheets online (op de website) informeren wij bedrijven en inwoners over diverse onderwerpen. Tijdens controlebezoeken kunnen factsheets worden overhandigd.

  • Op de website van ODIJmond vermelden wij algemene informatie over onze basistaken, plustaken en over onze projecten. Ook publiceren we regelmatig pers­ en nieuwsberichten.

  • Voor specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld ondernemers van een specifieke bedrijfsbranche, worden informatieavonden georganiseerd.

  • Voor specifieke doelgroepen worden, wanneer dat wenselijk is, specifieke factsheets opgesteld waarmee bijvoorbeeld inzicht wordt gegeven in bepaalde milieu­ of brandveiligheidsaspecten.

7.5 Naming en shaming

Naming en shaming is één van de instrumenten in het kader van de toenemende transparantie van het toezicht. ODIJmond kan in voorkomende gevallen handhavingsbesluiten publiceren met als doel om publiek verantwoording af te leggen op de wijze waarop ODIJmond van haar handhavingsbevoegdheid gebruik maakt. De Wet open overheid vraagt dit ook van ons.

 

Gedeputeerde Staten van Noord­Holland voert actief beleid om meer informatie te verstrekken over bestuurlijke handhaving ten aanzien van de naleving van milieuregelgeving. Bekendmaking van deze informatie vereist wel procedurele en juridische zorgvuldigheid zodat de belangen van de betrokkenen worden meegewogen.

 

7.6 Social media

ODIJmond gebruikt verschillende kanalen om haar doelgroepen te bereiken. De voornaamste doelgroep van ODIJmond bestond lange tijd uit ondernemers. Het doel is ook om onder andere inwoners, raadsleden en verenigingen te bereiken. Alle Social mediakanalen worden gebruikt ter ondersteuning van de activiteiten in de media en op de website.

 

8 Klachten en handhavingsverzoeken

8.1 Klachten en meldingen

Bedrijfsmatige en andere activiteiten kunnen een uitstraling hebben op de omgeving. Die uitstraling kan door omwonenden als hinderlijk worden ervaren en in sommige gevallen ook een indicatie zijn voor een overtreding van wet­ en regelgeving. ODIJmond handelt namens het bevoegd gezag de klachten af die verband houden met de activiteiten waarop wordt toegezien.

 

Klachten en meldingen komen binnen bij de aan­ gestelde klachtencoördinatoren van de desbetreffende regio of bij de plaatsvervanger tijdens zijn/haar afwezigheid. Binnen 24 uur dient er gereageerd te worden op een klacht of melding door contact op te nemen met de klager/melder. Wanneer een klacht kan worden herleid naar een veroorzaker/bedrijf dan wordt direct een controle uitgevoerd. Bij constatering van een overtreding leidt dit tot een handhavingstraject.

 

Wanneer ODIJmond niet het bevoegd gezag voor de klacht of melding is, wordt deze doorgezet naar de betreffende instantie zoals het waterschap of een andere omgevingsdienst. Ook bestaat de mogelijkheid dat een klacht geen aanleiding geeft tot opvolging via handhaving (ongegrond is). In alle gevallen reageren wij schriftelijk, digitaal of telefonisch richting de klager.

 

Voor elke gemeente hebben wij een factsheet met een tabel, waar inwoners kunnen lezen voor welke melding/klacht zij waar moeten zijn.

 

In de praktijk blijkt dat een substantieel deel van de klachten en meldingen voortkomt uit conflicten tussen buren onderling of naburige bedrijven, maar ook door overige algemene vormen van overlast. Indien bij terugkerende meldingen of klachten na herhaling blijkt dat er geen aanleiding bestaat tot inspectie of handhavend optreden, kan de keuze worden gemaakt bepaalde klachten/ meldingen niet meer in behandeling te nemen.

 

8.2 Handhavingsverzoeken

Wij pakken handhavingsverzoeken volgens de wettelijke procedure op en handelen deze af. Indien een verzoek gegrond is, leidt dit tot een handhavingstraject.

Ook voor terugkerende handhavingsverzoeken, waarbij herhaaldelijk is geconstateerd dat er geen aanleiding bestaat voor handhaving en geen nieuwe feiten of omstandigheden worden aangedragen die mogelijk zouden kunnen leiden tot een ander oordeel, kan worden besloten deze niet in behandeling te nemen (naar analogie van een herhaalde aanvraag).

 

Haarlem, 19 mei 2023

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

Cees Loggen, voorzitter

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris

Bijlage 1: Lijst van dwangsommen

 

Overtreding m.b.t.

dwangsom ineens €

dwangsom constatering €

Overtreding m.b.t.

dwangsom ineens €

dwangsom constatering €

AB 1.2

Melding - Melding oprichting of verandering (artikel 1.10 Activiteitenbesluit)

3000

x

AB 3.1.4

Behandelen van huishoudelijk afvalwater op locatie - (type b en c)

4000

2000

AB 2.1

Zorgplicht

6000

2000

AB 3.1.4a

Behandeling van stedelijk afvalwater - (type b en c)

4000

2000

AB 2.2

Lozingen

6000

2000

AB 3.1.5

Lozen van koelwater - (type b en c)

4000

2000

AB 2.3

Lucht en geur

6000

2000

AB 3.1.6

Lozen ten gevolge van werkzaamheden aan vaste objecten

4000

2000

AB 2.4

Bodembescherming (bodembedreigende activiteiten)

6000

2000

AB 3.1.7

Handelingen in een oppervlaktewaterlichaam

4000

2000

AB 2.5

Afvalbeheer

6000

2000

AB 2.6

Energiebesparing - per branche

6000

2000

AB 3.1.8

Lozen ten gevolge van schoonmaken drinkwaterleidingen

4000

2000

AB 2.8

Geluidhinder

6000

2000

AB 3.1.9

Lozen van afvalwater ten gevolge van calamiteitenoefeningen

4000

2000

AB 2.9

Trillinghinder

6000

2000

 

AB 2.10

Financiële zekerheid

10000

x

AB 3.2.1

Stookinstallatie

6000

2000

AB 2.11

Oplosmiddelen

6000

2000

AB 3.2.2

In werking hebben van een installatie voor het reduceren van aardgasdruk, meten en regelenvan aardgashoeveelheid of aardgaskwaliteit

10000

2500

 

AB 3.1.1

Lozen van grondwater bij bodemsanering en proefbronnering

4000

2000

AB 3.2.3

Windturbine

n.t.b.

n.t.b.

AB 3.1.2

Lozen van grondwater bij ontwatering - (type b en c)

4000

2000

AB 3.2.4

Doorvoeren, bufferen of keren van rioolwater

4000

2000

AB 3.1.3

Lozen van hemelwater, datniet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening

4000

2000

AB 3.2.5

Natte koeltorens

10000

2000

AB 3.2.6

In werking hebben van een koelinstallatie

10000

2000

 

 

 

 

 

AB 3.2.7

Wisselverwarmingsinstallatie

10000

2000

 

Overtreding m.b.t.

dwangsom ineens €

dwangsom constatering €

Overtreding m.b.t.

dwangsom ineens €

dwangsom constatering €

AB 3.2.8

Installeren en in werking hebben van een gesloten bodemenergiesysteem

10000

2000

AB 3.4.6

AB 3.4.7 Opslaan van vloeibare bijvoedermiddelen

5000

1250

AB 3.3.1

Afleveren van vloeibare brandstof of gecomprimeerd aardgas aan motorvoertuigen voor het wegverkeer of afleveren van vloeibare brandstof aan spoorvoertuigen

10000

2000

AB 3.4.8

Het vullen van gasflessen met propaan of butaan

10000

2000

AB 3.4.9

Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank

10000

2000

B 3.3.2

AHet uitwendig wassen en stallenvan

motorvoertuigen of werktuigen of van spoorvoertuigen

10000

2000

AB 3.4.10

Opslaan of bewerken van ontplofbare stoffen of voorwerpen bij defensieinrichtingen

10000

2000

Het demonteren van autowrakken en

of wrakken van tweewielige motorvoertuigen daarmee samenhangende activiteiten

10000

2000

AB 3.3.3

AB 3.4.11

Op- en overslaan van verwijderd asbest

20000

5000

AB 3.5.1

Telen of kweken van gewassen in een kas

10000

2000

AB 3.3.4

Bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage

10000

2000

AB 3.5.2

Telen en kweken van gewassen in een gebouw, anders dan in een kas

10000

2000

AB 3.3.5

Bieden van gelegenheid tot het afmeren van pleziervaartuigen in een jachthaven

10000

2000

AB 3.5.3

Telen van gewassen in de open lucht

10000

2000

AB 3.5.4

Waterbehandeling voor agrarische activiteiten

10000

2000

AB 3.3.6

Traumahelikopter

10000

2000

AB 3.5.5

Aanmaken of transporteren via vaste leidingen of apparatuur van gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen

10000

2000

AB 3.4.1

Opslaan van propaan

10000

2000

AB 3.4.2

Ondergrondse tanks

10000

2000

AB 3.4.3

Opslaan en overslaan van goederen

10000

2000

AB 3.5.6

Het behandelen van gewassen

10000

2000

AB 3.4.5

Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen

10000

2000

AB 3.5.7

Composteren

10000

2000

Opslaan van drijfmest en digestaat

5000

1250

 

Overtreding m.b.t.

dwangsom ineens €

dwangsom constatering €

Overtreding m.b.t.

dwangsom ineens €

dwangsom constatering €

AB 3.5.8

Houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven

10000

2000

AB 3.8.4

Coaten of lijmen van planten of onderdelen van planten

10000

2000

AB 3.5.9

Bereiden van brijvoer vooreigen landbouwhuisdieren

5000

1000

AB 3.8.5

Fokken, houden of trainen van vogels of zoogdieren

10000

2000

AB 3.5.10

Kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen

n.t.b.

n.t.b.

AB 4.1.1

Opslaan van gevaarlijke stoffen, CMR stoffen of bodembedreigende stoffen in verpakking, niet zijnde vuurwerk, pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, andere ontplofbare stoffen, bepaalde organische peroxiden, asbest, gedemonteerde airbags, gordelspanners of vaste kunstmeststoffen

20000

4000

AB 3.6.1

Bereiden van voedingsmiddelen

10000

2000

AB 3.6.2

Slachten van dieren, uitsnijden van vlees of vis of bewerken van dierlijke bijproducten

10000

2000

AB 3.6.3

Industrieel bereiden van voedingsmiddelen of dranken

10000

2000

AB 3.7.1

Binnenschietbanen

10000

2000

AB 4.1.2

Opslaan van vuurwerk, pyrotechnische artikelen voor theatergebruik of andere ontplofbare stoffen

20000

4000

AB 3.7.2

Traditioneel schieten

10000

2000

AB 3.7.3

Bieden van gelegenheid voor het beoefenen van sport in de buitenlucht

10000

2000

AB 4.1.3

Opslaan van stoffen in opslagtanks

20000

4000

AB 4.1.4

Parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen

AB 3.7.4

Recreatieve visvijvers

10000

2000

20000

4000

AB 3.7.5

Gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen op sport-of recreatieterreinen

10000

2000

AB 4.1.5

Gebruik of opslag van bepaalde organische peroxiden

20000

4000

AB 3.8.1

Tandheelkunde

10000

2000

AB 4.1.7

Opslaan van vaste kunstmeststoffen

5000

1250

AB 3.8.2

Gemeentelijke milieustraat

10000

2000

AB 4.3.1

Mechanische bewerking van hout, kurk dan wel houten, kurken of houtachtige voorwerpen

10000

2000

AB 3.8.3

Buitenschietbanen

10000

2000

 

 

 

 

 

 

Overtreding m.b.t.

dwangsom ineens €

dwangsom constatering €

Overtreding m.b.t.

dwangsom ineens €

dwangsom constatering €

AB 4.3.2

Reinigen, coatenof lijmen van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen

10000

2000

AB 4.5.9

Drogen van metalen

10000

2000

AB 4.5.10

Aanbrengen van conversielagen op metalen

10000

2000

AB 4.4.1

Mechanischebewerkingen van rubber, kunststof of rubber- of kunststofproducten

10000

2000

AB 4.5.11

Thermisch aanbrengen van metaallagen op metalen

10000

2000

10000

2000

AB 4.4.2

Reinigen, coatenof lijmen vanrubber, kunststof of rubber- of kunststofproducten

10000

2000

AB 4.5.12

Lozen van afvalwater afkomstig van metaalactiviteiten

AB 4.5.13

Smelten en gieten van metalen

10000

2000

 

 

AB 4.4.3

Wegen of mengen van rubbercompounds of het verwerken van rubber, thermoplastisch kunststof of polyesterhars

10000

2000

AB 4.5a.1

Mechanische bewerkingen van steen

10000

2000

AB 4.5a.2

Aanbrengen van lijmen, harsenof coatings op steen

10000

2000

B 4.5.1

ASpaanloze, verspanende of thermische bewerking of mechanische eindafwerking van metalen

10000

2000

AB 4.5a.3

Chemisch behandelen van steen

10000

2000

AB 4.5a.4

Vervaardigen van betonmortel

10000

2000

AB 4.5.2

Lassen van metalen

10000

2000

AB 4.5a.5

Het vormgeven van betonproducten

10000

2000

AB 4.5.3

Solderen van metalen

10000

2000

AB 4.5a.6

Het breken van steenachtig materiaal

10000

2000

20000

4000

AB 4.5.4

Stralen van metalen

10000

2000

AB 4.6.1

Lozen van afvalwater (algemeen)

AB 4.5.5

Reinigen, lijmen of coaten van metalen

10000

2000

AB 4.6.3

Afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen

20000

4000

AB 4.5.6

Aanbrengen anorganische deklagen op metalen

10000

2000

AB 4.6.4

Afleveren van vloeibare brandstof of gecomprimeerd aardgas andersdan aan motorvoertuigen voor het wegverkeer, vaartuigen of spoorwegvoertuigen

20000

4000

AB 4.5.7

Beitsen of etsenvan metalen

10000

2000

AB 4.5.8

Elektrolytisch of stroomloos aanbrengen van metaallagen op metalen

10000

2000

 

Overtreding m.b.t.

dwangsom ineens €

dwangsom constatering €

Overtreding m.b.t.

dwangsom ineens €

dwangsom constatering €

AB 4.6.5

Onderhouden of repareren van moto- ren, motorvoertuigen, spoorvoertuigen of andere gemotoriseerde apparaten of proefdraaien van verbrandingsmotoren

20000

4000

AB 4.8.9

In werking hebben van een crematorium of het in gebruik hebben van een strooiveld

10000

2000

AB 4.8.10

In werking hebben van een laboratorium of een praktijkruimte

10000

2000

AB 4.6.6

Onderhouden, repareren of afspuiten van pleziervaartuigen

20000

4000

AB 5.1.1

Grote stookinstallatie

20000

4000

AB 4.7.1

Ontwikkelen of afdrukken van foto-

grafisch materiaal

10000

2000

AB 5.1.2

Afvalverbrandings- of afvalmeelverbrandingsinstallatie

20000

4000

10000

2000

AB 4.7.2

Zeefdrukken

AB 5.1.3

Installatie voor de productie van titaan- dioxide

20000

4000

AB 4.7.3

Vellenoffset druktechniek

10000

2000

20000

4000

AB 4.7.3a

Rotatieoffset druktechniek

10000

2000

AB 5.1.4

Installatie, als onderdeel van olieraffinaderijen, voor de productie vanzwavel

AB 4.7.3b

Flexodruk of verpakkingsdiepdruk

10000

2000

AB 5.1.5

Stookinstallatie voor de regeneratie van glycol

20000

4000

AB 4.7a.1

Bewerken, lijmen,coaten en lamineren van papier of karton

10000

2000

AB 5.1.6

Installatie voor de productie van asfalt

20000

4000

AB 4.7a.2

Reinigen en wassen van textiel

10000

2000

AB 5.1.7

Installatie voor de op- en overslag van vloeistoffen

20000

4000

AB 4.7a.3

Mechanische bewerking of verwerking van textiel

10000

2000

AB 5.2.1

Opslaginstallaties

20000

4000

AB 4.7a.4

Lassen van textiel

10000

2000

AB 5.2.2

Overslaginstallaties

20000

4000

10000

2000

AB 4.7a.5

Lijmen, coaten of veredelen van textiel,

leer of bont

AB 5.3.1

LPG-afleverinstallatie

20000

4000

AB 4.8.1

Inwendig reinigen of ontsmetten van transportmiddelen

10000

2000

AB 6.1

Algemeen overgangsrecht

n.t.b

n.t.b

AB 4.8.6

In werking hebbenacculader

10000

2000

 

 

Overtreding m.b.t.

Termijn (weken)

Dwangsom regulier

Dwangsom laag

Bodemsanering

   

  

Overtreding m.b.t.

Termijn (weken

Dwangsom regulier

Dwangsom laag

Bodemsanering

 

 

 

Niet melden startsanering

direct

2000

1000

Niet melden bereikeneinddiepte sanering

direct

1000

500

Niet melden voornemen handeling ten aanzien van verontreiniging

direct

2000

1000

Niet verstrekken van de juiste gegevens bij melding sanering gaande

direct

1500

1000

Depot te lang in werking

8

5000

3000

Niet overleggen evaluatieverslag (deel)sanering

4

3000

2000

Niet overleggen van nazorgplan

6

3000

2000

Uniforme bodemsanering

Geen hekwerk/bebording

1

1500

1000

Werk niet laten uitvoeren door gecertificeerde uitvoerder

4

8000

6000

Werken zonder milieukundige begeleiding

2

5000

3000

Niet afdoende afsluitensaneringslocatie

direct

1000

500

Niet bijhouden logboeksanering

direct

1500

1000

Niet melden wijzigingen sanering

direct

1500

1000

 

 

Overtreding m.b.t.

Termijn (weken)

Dwangsom regulier

Dwangsom laag

Niet (deugdelijk) afdekken verontreinigde materie

1

2000

1000

Niet (deugdelijk) afdekken containers verontreinigde materie

1

2000

1000

Asbesthoudende grond (niet) tijdig afgevoerd met inventarisatie van bodem

1

3000

2000

Asbesthoudende grond (niet) tijdig afgevoerd zonder inventarisatie

3

6000

3000

Verontreinging onder isolatielaag niet beschreven t/m 10 m3

8

2000

1000

Verontreinging onder isolatielaag niet beschreven 11 - 40 m3

8

3000

1500

Verontreinging onder isolatielaag niet beschreven boven 40 m3

8

6000

3000

Te lang bewaren/opslaan mobielverontreinigde grond

2

3000

1500

Niet tijdig voorafgaand melden bereiken einddiepte

1

1000

500

Verontreinigde grond niet terugplaatsen

2

1500

1000

Niet melden voltooiing sanering na werkzaamheden

1

1000

500

Niet overleggen verslagvan sanering

6

3000

2000

Niet tijdig melden aanvang saneringswerkzaamheden

1

3000

2000

 

Overtreding m.b.t.

Termijn (weken)

Dwangsom regulier

Dwangsom laag

Bodemkwaliteit

Handelingen met bouwstoffen gaande zonder kennisname bevoegd persoon

direct

2000

1000

Handelingen met bouwstoffen zonder vaststelling overschrijding samenstellings- of emissiewaarden

direct

1500

1000

Handelingen met bouwstoffen en ontbreken milieuhygiënische verklaring

direct

3000

2000

Handeling met bouwstoffen en ontbreken (deugdelijke) afleveringsbon

direct

1000

500

Niet melden voornemen toepassen bouwstof en toepassing gaande

direct

1500

1000

Voornemen toepassen bouwstofniet gemeld

1

2000

1000

Niet melden voornemen toepassen baggerspecie, toepassing gaande

direct

2000

1000

Voornemen toepassen baggerspecie niet gemeeld

1

2000

1000

Geen milieuhygiënische verklaring aanwezige partij baggerspecie

direct

1500

1000

Geen verklaring aanwezig

1

3000

2000

Niet (deugdelijk) kwaliteit ontvangende bodem vastgesteld, toepassing gaande

direct

3000

2000

Niet (deugdelijke) kwaliteitsverklaring ontvangende bodem aanwezig

6

4000

2000


1

In de PGS 15 zijn de regels opgenomen voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen waarmee eenaanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu wordt gerealiseerd.

2

Een lex specialis (Latijn voor bijzondere wetgeving) is een wet, die voorrang krijgt boven de algemene wetgeving (de lex generalis).

3

Een lex specialis (Latijn voor bijzondere wetgeving) is een wet, die voorrang krijgt boven de algemene wetgeving (de lex generalis).

4

publicatiereeks gevaarlijke stoffen

5

De inrichting en het functioneren van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving (het VTH- stelsel) inzake het omgevingsrecht is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van enerzijds Rijk, IPO en VNG en anderzijds het openbaar ministerie (OM). Voor de goede afstemming tussen partijen is het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOB) opgericht.