Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoetermeer

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Zoetermeer 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoetermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels leerlingenvervoer gemeente Zoetermeer 2023
CiteertitelBeleidsregels leerlingenvervoer gemeente Zoetermeer 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Zoetermeer 2014.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking in het elektronisch gemeenteblad en geldt vanaf 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-01-2024nieuwe regeling

31-10-2023

gmb-2024-6847

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Zoetermeer 2023

Het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Zoetermeer;

Overwegende dat:

 

  • het ten behoeve van een praktische uitvoering van het leerlingenvervoer wenselijk is beleidsregels vast te stellen;

  • enkele bepalingen van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Zoetermeer 2023 uitleg behoeven;

  • gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Zoetermeer 2023;

besluit:

vast te stellen de beleidsregels van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Zoetermeer 2023.

 

Inleiding

De gemeenteraad heeft de wettelijke plicht om een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer. Deze regeling is vastgelegd in de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Zoetermeer 2023 [hierna Verordening].

 

Artikel 30 van de Verordening geeft het college de bevoegdheid om beleidsregels op te stellen ter uitvoering van de Verordening. Deze beleidsregels zijn opgesteld ten behoeve van de praktische uitvoering en indien van toepassing wordt verwezen naar het artikel of de artikelen van de Verordening. De paragrafen lopen synchroon met de paragrafen van de Verordening en zijn als volgt opgebouwd:

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Paragraaf 2. Aanvraag van de vervoersvoorziening

Paragraaf 3. Beoordelingsfase: beoordeling van de aanspraak op de vervoersvoorziening

Paragraaf 4. Onderzoeksfase: verstrekking aard en omvang van de vervoersvoorziening

Paragraaf 5. Slotbepalingen

 

In de wetgeving wordt gesproken over ‘vervoer dat voor de leerling passend is‘. Ook geeft de wetgeving aan dat de regeling rekening houdt met de ‘redelijkerwijs te vergen inzet van ouders’. De Verordening gaat uit van de mogelijkheden van ouder en leerling. Dit houdt in dat wanneer een leerling in staat is om met de fiets of het openbaar vervoer (OV) naar school of voorziening te reizen, een voorziening voor aangepast vervoer niet aan de orde is. Wat passend vervoer en redelijkerwijs te vergen inzet precies is, wordt niet in de wetgeving, jurisprudentie en/of de Verordening leerlingenvervoer omschreven.

Aanvragen voor bekostiging van vervoer naar instellingen waar kinderen dagbehandelingen en/of zorg ontvangen, al dan niet in combinatie met onderwijs worden niet behandeld op grond van deze Verordening.

 

Het vervoer is bedoeld voor onderwijsvervoer. Zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke vallen in principe niet onder deze verordening. Het college kan ouders vragen om een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) en een beschikking voor het verkrijgen van zorg en of hulp ter beoordeling of de leerling recht heeft op een leerlingenvervoer.

 

Bij de beoordeling van de aanvragen voor bekostiging voor vervoer geeft de Verordening aan, dat er sprake is van een getrapte vervoerskostenvergoeding. Er wordt gekeken naar de meest goedkope oplossing die zelfstandigheid bevorderd, respectievelijk naar fietsvergoeding, openbaar vervoer vergoeding, eigen vervoersvergoeding en aangepast vervoer (taxi). De vergoeding die het college verstrekt, betreft een tegemoetkoming in de kosten en is dus niet (altijd) kostendekkend. De voorziening moet aansluiten bij de capaciteit van de leerling. Met andere woorden: de vervoerskostenvergoeding moet passend zijn.

 

Dit houdt in, dat wanneer een leerling in staat is om naar school te fietsen (met of zonder begeleiding), dat dan een fietsvergoeding het meest passend is.

Uitgangspunten zijn de eigen mogelijkheden van de leerling en de ouder. Pas als een bepaalde eigen mogelijkheid geen optie is, kan het college een voorziening treffen voor een vervangende maatregel, zoals een tegemoetkoming in de kosten van bijvoorbeeld aangepast vervoer.

 

Aangepast vervoer vindt plaats in een taxi of een taxibusje. Ouders zijn verantwoordelijk voor eventuele begeleiding, tenzij er aantoonbaar (met een verklaring van een onafhankelijk medisch deskundige) sprake is van een noodzaak op grond waarvan begeleiding door een ter zake deskundige uitgevoerd moet worden.

 

Het college gaat steeds bij de bekostiging uit van de goedkoopst adequate mogelijkheid van vervoer. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoersvoorziening, kan het college met in achtneming van de artikelen in paragraaf 4 een andere passende voorziening verstrekken, die goedkoper is dan de bekostiging van de vervoersvoorziening.

 

Voor de vaststelling van de kosten van eigen vervoer gaat het college uit van het volgende, met dien verstande dat de goedkoopste optie wordt toegekend:

  • -

    als recht bestaat op bekostiging van openbaar vervoer (ov), dan worden de fictieve- kosten van openbaar vervoer (zoals hierboven aangegeven) vergoed;

  • -

    als recht bestaat op aangepast vervoer (av) en het college toestemming heeft gegeven voor eigen vervoer (ev), dan wordt een vergoeding gebaseerd op een bedrag per kilometer;

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening. Enkele bepalingen die niet als definities in de Verordening staan, zijn in de beleidsregels per paragraaf verder uitgewerkt.

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

  • Begeleiding

    Verordening algemene bepaling, artikel 10, 11, 17, 18, 19, 20, 21, 24

    Indien een leerling om redenen begeleiding nodig heeft, dient dit door de ouders te worden aangetoond door een ter zake deskundig onafhankelijk advies. Tijdens de reis van de woning naar school en/of de reis van school naar de woning, zijn de ouders verantwoordelijk voor deze begeleiding. De vervoerder wordt door het college gevraagd om een zitplaats voor de begeleider beschikbaar te stellen.

     

    Het kan zijn dat de begeleider na de begeleiding doorreist naar werk of een andere bestemming. Voor de terugweg kan het college indien nodig een bekostiging voor openbaar vervoer verstrekken. Een loopstand van een half uur van de dichtstbijzijnde halte naar het woonadres wordt redelijk geacht.

     

  • Deskundige

    Het college hecht waarde aan een advies van een onafhankelijk medisch, pedagogisch, psychologisch of psychiatrisch deskundige. En/ of in het Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO: verbinding tussen onderwijs en jeugdhulp) aangewezen deskundige. In uitzonderlijke gevallen en als er meer informatie bij de gemeente bekend is, zoals bijvoorbeeld bij het sociaal team, kan het college een huisarts of intern begeleider ook als deskundige zien.

     

  • Gehandicapte leerling

    Er is onderscheid te maken in een structurele of een tijdelijke beperking. Wanneer de Verordening Leerlingenvervoer spreekt over een beperking of een handicap, wordt daarmee een structurele beperking of handicap bedoeld. Bij de beoordeling of de leerling in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening op grond van de Verordening gaat het om de vraag of de leerling, door zijn beperking, al dan niet zelfstandig, van het openbaar vervoer, bromfiets/scooter of fiets gebruik kan maken. Bij de aanvraag dienen ouders een verklaring van een ter zake onafhankelijk deskundige te overleggen, waaruit de mogelijkheden (voor nu en eventueel voor de toekomst) van de leerling blijkt met betrekking tot genoemde vervoersvoorzieningen. Het college kan ook advies van onafhankelijke deskundigen inwinnen, maar dit is in beginsel aan ouders zelf.

     

    Voor met name structurele beperkingen zonder enige mogelijkheid tot verbetering of ontwikkeling kan met een éénmalig advies voor meerdere jaren worden volstaan, als het gebrek aan mogelijke ontwikkeling duidelijk blijkt uit het onafhankelijke advies.

     

    Wanneer een leerling vanwege herstel of revalidatie langer dan 6 maanden afhankelijk is van een rolstoel en/of krukken, kan er een beroep worden gedaan op de Verordening. De gemeente kan een vervoersvoorziening geven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie.

     

  • Inkomensafhankelijke bijdrage

    Als de eigen bijdrage naar aanleiding van het gezamenlijke gezinsinkomen niet berekend kan worden vanwege onvoldoende gegevens over het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin een tegemoetkoming in de kosten voor leerlingenvervoer wordt verstrekt, kan het college uitgaan van de gegevens van het jaar daarvoor.

     

  • Loopafstand

    Als tijdens de afhandeling van een aanvraag de vraag aan de orde komt wat van een leerling verwacht mag worden als het gaat om de afstand die een leerling lopend moet kunnen afleggen, dan geldt het volgende afstandscriterium:

    • -

      schooljaar waarin het kind 11 jaar wordt 1,5 km;

    • -

      schooljaar waarin het kind 12 jaar wordt en daarna 2 km.

  • Opstapplaats

    Verordening algemene bepaling, artikel 8, 9, 11, 16 en 24

    Een van de mogelijkheden om het vervoer efficiënter en daardoor goedkoper te organiseren, is het instellen van centrale opstapplaatsen. Deze kunnen op een bepaald punt of adres door het college worden aangewezen. Van daar worden de leerlingen met de taxi of bus vervoerd. De leerlingen worden dan niet thuis voor de deur opgehaald, maar gaan dan, al dan niet onder begeleiding van de ouders, naar de door het college aangewezen opstapplaats. Dit is te vergelijken met een ‘bushalte’.

     

    Uit jurisprudentie blijkt dat voor de reis te voet van huis naar de opstapplaats (dan wel terug) tot dertig minuten redelijk wordt gevonden.

     

    Afstand en totale reistijd: Wanneer een verzoek om een tegemoetkoming van de vervoerkosten wordt ingediend, geldt de afstand tussen de woning en de school; het instellen van opstapplaatsen verandert daar niets aan. Voor het berekenen van de totale reistijd telt de tijd die gemoeid is met het bereiken van de opstapplaats mee.

     

  • Ouders

    Co-ouderschap, dan wel parallel-ouderschap is geen wettelijke term. Het college verstaat onder co-ouderschap, dan wel parallel-ouderschap het volgende: ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, die hun kind(eren) gezamenlijk verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap dan wel parallel ouderschap als beide ouders in een regelmatige afwisseling de zorg voor hun kind of de kinderen hebben.

     

    Bij co-ouderschap of parallel ouderschap kan er recht zijn op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder in de gemeente structureel en feitelijk verblijft. Beide ouders moeten afzonderlijk een aanvraag indienen in de gemeente van hun woonplaats voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.

     

  • Woning

    Verordening algemene bepalingen, artikel 3, 6, 8, 9, 10, 11, 16, 19, 23, 24 en 26

    De woning betreft de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Hiervoor is niet altijd de gemeente bepalend waar de leerling in de basisadministratie staat ingeschreven, omdat de leerling elders kan verblijven, bijvoorbeeld bij gescheiden ouders.

Paragraaf 2. Aanvraag van de vervoersvoorziening

  • Aanvraag

    Verordening artikel 3, 4, 6, 7, 8, 16, 21

    Aanvragen die door de ouders of een meerderjarig handelingsbekwame leerling worden ingediend voor 1 juni van het volgende schooljaar, verwerkt het college voor de start van het nieuwe schooljaar.

     

    Voor aanvragen die na 1 juni worden ingediend kan het college niet garanderen dat het vervoer direct bij aanvang van het nieuwe schooljaar is geregeld.

     

  • Betaling

    Verordening artikel 6

    Betalingen, vergoedingen of bekostiging voor het vervoer waar de ouders volgens de Verordening recht op hebben wordt jaarlijks, voorafgaand door de gemeente aan de rechthebbende ouder(s) uitbetaald. De rechthebbende ouder dient zich te verantwoorden. Bij verzuim van de verantwoording, heeft het college het recht de vergoeding per direct stop te zetten.

     

  • Leeftijd

    Verordening artikel 4, 12

    De kalenderleeftijd van een leerling komt niet altijd overeen met het leeftijdsniveau waarop deze functioneert. Door bijvoorbeeld een verstandelijke beperking kan de ontwikkeling van een leerling achterlopen in vergelijking tot zijn of haar feitelijke leeftijd. Het college hanteert de ontwikkelingsleeftijd bij het toekennen van passend vervoer. Waar nodig laat het college de ontwikkelingsleeftijd door een ter zake deskundige bepalen.

     

    Voor regulier basisonderwijs geldt dat het college bekostiging van het vervoer op grond van de Verordening Leerlingenvervoer verstrekt vanaf het moment dat het kind vier jaar is geworden. De toelatingsleeftijd voor leerlingen in het speciaal onderwijs is geregeld in artikel 39 van de Wet op expertisecentra (WEC). Het kan hierdoor voorkomen dat kinderen vanaf 3 jaar worden toegelaten op een speciale school voor basisonderwijs. In dat geval kan er door het college een voorziening worden verstrekt als voor het overige voldaan is aan de voorwaarden van de Verordening.

     

  • Zelfstandigheid

    Verordening artikel 4, 5, 7

    Om het zelfstandig reizen te stimuleren kan het college een vergoeding van de kosten voor het openbaar vervoer verstrekken aan leerlingen die in het eerste leerjaar zelfstandig naar een school voor voortgezet onderwijs gaan reizen in plaats van hen gebruik te maken van aangepast vervoer per taxi. De vergoeding wordt verstrekt voor een periode van maximaal tien maanden. Aan ouders kan worden gevraagd om de leerling in een gewenningsperiode vertrouwd te (laten) maken met het gebruik van een (brom)fiets of het openbaar vervoer.

     

  • Bevorderen zelfstandig reizen

    Verordening artikel 4, 5, 7

    Aan leerlingen die op grond de Verordening artikel 7 recht hebben op een vervoersvoorziening, kan het college op grond van artikel 4 en 5 van de verordening een voorziening treffen om zelfstandig te leren reizen indien uit onderzoek van het college blijkt dat de leerling in staat is om zelfstandig te leren reizen. Het college besluit tot het verstrekken van deze speciale voorziening op grond van adviezen van deskundigen en betrokkenen.

     

    Ter ondersteuning van het traject om de leerling zelfstandig te laten reizen, kan het college op de markt beschikbare producten inzetten, zoals de ‘Reiskoffer’ en de Go-OV-app.

     

  • Toekenning meerdere jaren

    Verordening artikel 6a

    Wanneer duidelijk wordt aangetoond dat de handicap meerjarig is, niet verbetert of verandert, kan het college voor maximaal drie jaar een beschikking afgeven. Dit ontzorgt de aanvrager enigszins. Het college zal vóór afloop de aanvrager er op attenderen, al dan niet door gebruik van de media, een nieuwe aanvraag te doen. Dit blijft echter de verantwoordelijkheid van de aanvrager.

     

  • Inzet ouders als begeleider

    Verordening algemene bepalingen, artikel 3, 4

    Wanneer de inzet van ouders niet mogelijk is of de gezinssituatie aantoonbaar benadeeld, kan de beoordeling op individueel niveau opnieuw worden beoordeeld.

Paragraaf 3. Beoordelingsfase: beoordeling van de aanspraak op de vervoersvoorziening

  • Dichtstbijzijnde school als zijnde Hulpklas, (Internationale) Schakelklas (ISK) en nevenvestigingen

    Verordening artikel 9 (2, 4, 5, 6, 10, 16, 24, 26)

    De dichtstbijzijnde toegankelijke school kan ook een plusklas zijn op een andere school dan waar de leerling is geplaatst. Als er sprake is van een gevraagde voorziening voor het reizen naar de locatie van extra ondersteuning in een plusklas die niet op de eigen basisschool wordt aangeboden, ziet het college de locatie van de plusklas als de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Het college kan een voorziening verstrekken voor vervoer van en naar deze school als voldaan wordt aan de voorwaarden van deze Verordening.

     

    Kinderen van statushouders en vergunninghouders met een taalachterstand kunnen een jaar lang intensief taalonderwijs krijgen door middel van de zogenaamde schakelklassen. Dit taalonderwijs wordt zowel op het basis- als het voorgezet onderwijs (ISK) gegeven.

     

    Het college voorziet in beginsel in een vergoeding voor één locatie, omdat een leerling slechts op één school ingeschreven kan zijn.

     

  • Te bepalen afstand

    Verordening artikel 10

    Voor de beoordeling van aanvragen voor leerlingenvervoer moet de afstand worden bepaald van de woning van de leerling naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de leerling. Het gebruik van opstapplaatsen verandert niets aan deze afstand. Zie hiervoor ook de opmerking bij artikel 11, Opstapplaats.

     

    Voor alle voorzieningen uit het leerlingenvervoer geldt de kortst gemeten afstand tussen de woning en de school. Bij afstanden tot 6 kilometer wordt gebruik gemaakt van de optie kortste afstand per fiets.

     

  • Schooltijden en wachttijden

    Verordening artikel (8), 14, 16

    Het komt voor dat leerlingen halverwege de schooldag de school verlaten vanwege ziekte, een doktersbezoek, medische behandelingen of iets dergelijks. Ook komt het voor dat scholen verzoeken om op afwijkende tijden aangepast vervoer in te zetten vanwege schoolreisjes, sportdagen of omdat het de laatste schooldag voor een vakantie betreft.

     

    Het vervoer bij wisselende of afwijkende schooltijden behoort niet tot de gemeentelijke taak, maar tot de verantwoordelijkheid van de ouders zelf. Ook voor uitvaluren aan het begin en het eind van de schooldag worden geen extra taxiritten ingezet. Het aangepaste vervoer wordt alleen georganiseerd op de vaste schooltijden, genoemd in de schoolgids van de school. Uitzonderingen worden gemaakt voor leerlingen die vanwege hun structurele beperking of handicap geen hele schooldag kunnen volbrengen, of voor wie de algemene schoolgids is aangepast in een individueel schoolplan.

     

    Tijdens het examenjaar kan het voorkomen dat de lestijden afwijken. Voor de vervoersvoorziening houdt het college de reguliere schooltijden volgens het schoolplan aan. Indien de vervoerder de mogelijkheid heeft kunnen hierover uitzonderlijke afspraken worden gemaakt.

     

    Als de wachttijd voor of na een examen onredelijk lang is, zijnde in elk geval meer dan anderhalf uur, dan kan het college een vervoersvoorziening verstrekken.

     

  • Vervoer naar meerdere adressen

    Verordening artikel 1

    Wanneer de leerling op een vaste dag naar een ander adres moet worden vervoerd, bijvoorbeeld naar een oppas, wil de gemeente dat onder bepaalde voorwaarden toestaan. De randvoorwaarden zijn:

    • -

      De ouder/verzorger moet hier schriftelijk om verzoeken;

    • -

      De opvang is structureel, dat wil zeggen steeds op dezelfde dag(en) van de week en op hetzelfde adres;

    • -

      Het opvangadres ligt op de bestaande schoolvervoerroute en binnen de gemeentegrens van Zoetermeer;

    • -

      Het aanvullende vervoer mag geen nadelige consequenties hebben voor de andere leerlingen in de taxi;

    • -

      De rit kan worden uitgevoerd zonder extra kosten voor de gemeente.

  • Wachtlijsten

    Verordening artikel 9

    Als de leerling wegens een wachtlijst moet uitwijken naar een andere school wordt het vervoer bekostigd naar die school, zolang er geen plaats is op de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school. Voorwaarde is dan wel dat de leerling op de wachtlijst blijft staan. Ouders dienen hier een bewijs van te overleggen. Wordt niet aan deze voorwaarde voldaan dan vervalt het recht op bekostiging naar de verder weg gelegen school zodra de leerling normaliter geplaatst zou kunnen worden.

     

  • Stagevervoer

    Verordening artikel 16

    Als de stage een verplicht onderdeel is van het lesprogramma, kan de aanvrager drie weken voordat het vervoer moet ingaan hiertoe een aanvraag indien. De gemeente Zoetermeer doet een dringend beroep op scholen om de stageplaats zo dicht mogelijk bij het woonadres van de leerling te zoeken.

     

    Aangezien de stage een voorbereiding is op deelname aan het maatschappelijke verkeer verwacht het college dat alles in werk wordt gesteld om de maximaal mogelijk zelfstandigheid in het reizen naar het stageadres te bereiken. Dat kan betekenen dat voor het schoolbezoek aangepast vervoer wordt toegekend, terwijl voor het stagevervoer een fietsvergoeding of openbaar vervoer (met begeleiding) wordt bekostigd of deels wordt bekostigd.

     

  • Crisisplaatsing

    Verordening artikel 15

    Onder crisisplaatsing verstaat het college een plotselinge uithuisplaatsing van een kind in een pleeggezin of gezinsvervangend tehuis. Deze plaatsing is van tijdelijke aard en heeft tot doel om de leerling zo snel mogelijk (bij voorkeur binnen zes weken) terug te plaatsen in het ouderlijk huis dan wel in een andere definitieve woonomgeving onder te brengen. Het college kan hiervoor een voorziening toekennen als zijnde naar de oorspronkelijke school. Onder tijdelijk verblijf verstaat het college niet een vakantie dan wel het verblijf van het kind elders vanwege een vakantie van ouders.

Paragraaf 4. Onderzoeksfase: verstrekking aard en omvang van de vervoersvoorziening

  • Berekening afstand

    Verordening artikel 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24

    Om de afstand te berekenen van de woning tot de school wordt gebruik gemaakt van de ANWB routeplanner voor de auto. Hierin wordt gerekend met de kortste route. Dit is te vinden via www.anwb.nl/verkeer/routeplanner.

     

  • Vaststellen vervoer per fiets

    Verordening artikel 18, 19

    Van leerlingen die in het schooljaar 11 jaar worden, verwacht het college dat zij kunnen fietsen als de afstand tot de school minder dan 10 kilometer is. Het college gaat hiervan uit omdat leerlingen uiterlijk in groep 7 verkeerslessen krijgen, dat wordt gezien als voorbereiding op het voortgezet onderwijs. Het college gaat uit van de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg gebaseerd op de ANWB-routeplanner per fiets met een bekostiging van € 0,10 per kilometer. Indien de afstand minder dan 6 kilometer bedraagt vervalt de aanspraak op bekostiging.

     

  • Vastellen van de reistijd van het openbaar vervoer (OV)

    Verordening artikel 18, 19

    De reistijd met het openbaar vervoer wordt vastgesteld op basis van de door de Reisinformatiegroep BV gegeven informatie via www.9292.nl. Hierbij wordt gekeken naar de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer. Voor de vaststelling van de kosten van een voorziening met openbaar vervoer gaat het college in beginsel uit van het goedkoopste maandabonnement gedurende 10 maanden per jaar dan wel, indien dat voordeliger is, van de kosten van een retourreis. De maximale overstaptijden zijn 15 minuten en de maximale loopafstand naar de opstapplaats is een half uur. Het maximaal aantal keer overstappen is twee maal.

 

  • Reistijd aangepast vervoer

    Verordening artikel 20

    Voor het vaststellen van de reistijd per taxivervoer raadpleegt het college de overeenkomst met de vervoerder.

     

  • Eigen vervoer

    Verordening artikel 21

    Indien voor meerdere leerlingen uit één gezin een vergoeding wordt gevraagd voor eigen vervoer bestaat er in principe slechts recht op één vergoeding, gebaseerd op het vervoer naar de school die het verst weg is. Alleen als ouder(s) kunnen aantonen dat de ritten niet gecombineerd kunnen worden, en ouder(s) apart moeten rijden, kan het college hiervan afwijken.

     

  • Drempelbedrag

    Verordening artikel 25

    Gaat de betreffende leerling in Zoetermeer naar school dan wordt er een drempelbedrag geheven gelijk aan de kosten van een regio jaarabonnement van 1 ster. Buiten Zoetermeer geldt een regio jaarabonnement van 2 sterren.

     

  • Wijzigingen

    Verordening artikel 27

    Voor het verwerken van nieuwe aanmeldingen van leerlingen, mutaties in adressen van schoollocatie(s) of woonadres, streeft het college naar verwerking hiervan binnen twee werkweken. Ouders zijn tijdens deze periode zelf verantwoordelijk voor het vervoer van de leerling(en).

     

    Mutaties die betrekking hebben op het wel of niet gebruik maken van het vervoer of extra ritten, dienen ouders zo snel nadat zij hiermee bekend zijn geworden, door te geven aan het college. Het college draagt er zorg voor dat de mutatie uiterlijk vóór 17:00 uur op de dag die vooraf gaat aan de dag waarop de mutatie in werking treedt aan de vervoerder wordt verstrekt.

     

    Incidentele ziekmeldingen worden door de ouders aan de vervoerder doorgegeven en lopen in beginsel niet via het college.

     

  • Wangedrag

    Verordening artikel 27

    Helaas komt in het leerlingenvervoer steeds vaker wangedrag of grensoverschrijdend gedrag voor door de te vervoeren leerlingen en/of hun ouders, zoals agressie en vandalisme in en om bussen en taxi’s. Als dit gebeurt probeert het college dit via het aanspreken van de plegers op te lossen.

    Om escalatie te kunnen voorkomen is het nodig om passend en adequaat in te grijpen. Het college kan de desbetreffende leerling tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling of een gezinslid door wangedrag in of rondom het vervoer in gevaar brengt. De volgende stappen kunnen worden ondernomen door het college:

     

    Alvorens over te gaan tot een ontzegging wordt de volgende procedure gevolgd:

    • a.

      Melding: de vervoerder maakt binnen 24 uur melding van het gedrag bij de gemeente Zoetermeer;

    • b.

      Onderzoek: binnen drie werkdagen zal de gemeente in gesprek gaan met de vervoerder, de chauffeur, ouders en/of school;

    • c.

      1e Waarschuwingsbrief: als hieruit blijkt dat er sprake is van wangedrag volgt binnen die dagen na het onderzoek als genoemd in b. een eerste waarschuwingsbrief aan de ouders;

    • d.

      2e Waarschuwingsbrief: indien het wangedrag aanhoudt volgt er een tweede waarschuwingsbrief;

    • e.

      1e Schorsing: indien het wangedrag na de tweede waarschuwingsbrief alsnog aanhoudt, kan per direct een schorsing volgen voor een periode van een volle schoolweek. De schorsing kan mondeling, telefonisch of per e-mailbericht door zowel de vervoerder als de gemeente worden opgelegd. Bij mondelinge c.q. telefonische schorsing volgt binnen 2 werkdagen een schriftelijke bevestiging van de schorsing (derde brief).

    • e.

      3e Waarschuwingsbrief: indien het gedrag na de schorsing en bij terugkomst aanhoudt, meldt de vervoerder dat binnen 24 uur en volgt binnen 3 werkdagen een eerste waarschuwingsbrief (vierde brief);

    • f.

      2e Schorsing: indien het gedrag na de vierde brief aanhoudt, volgt er een tweede waarschuwingsbrief aan de ouders, en kan per direct schorsing volgen voor een periode van een volle schoolweek. In dat geval ontvangen de ouders geen tweede bevestigingsbrief.

    • g.

      3e Schorsing: indien na de tweede schorsing het aangepast vervoer wordt hervat en het wangedrag aanhoudt, kan de leerling onmiddellijk worden uitgesloten van het vervoer met een minimum van 3 maanden (exclusief vakanties) en maximaal tot het einde van het jaar waarin de schorsing is opgelegd.

    • h.

      Indien de veiligheid van de inzittenden en de chauffeur ernstig in het geding is dan wel zich andere omstandigheden voordoen waardoor voortzetting van het aangepaste vervoer ten opzichte van de inzittenden en de chauffeur niet aanvaardbaar is, kunnen de stappen onder c. tot en met g. worden overgeslagen en kan er afhankelijk van de ernst van het wangedrag direct worden overgegaan tot schorsing van een volle schoolweek dan wel uitsluiting met een minimum van 3 maanden en maximaal tot het einde van het jaar. De uitsluiting kan mondeling of telefonisch dan wel per e-mailbericht worden opgelegd. Ingeval de uitsluiting mondeling of telefonisch wordt medegedeeld aan de ouders, volgt binnen 2 werkdagen een schriftelijke bevestiging van de uitsluiting.

  • 3.

    Ingeval van schorsing of uitsluiting van vervoer zoals in dit artikel wordt bedoeld, dienen de ouders zelf zorg te dragen dat de leerling de school blijft bezoeken. De kosten van dit eigen vervoer komen geheel voor rekening van de ouders.

  • 4.

    De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de minderjarige leerling gedurende het verblijf van de leerling in het aangepaste vervoer berust te allen tijde bij de ouders.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

  • Hardheidsclausule

    Verordening artikel 29

    Een deskundige zoals benoemd in dit artikel is een onafhankelijk medisch of pedagogisch deskundige, de school of de in het OOGO bepaalde onafhankelijk deskundige. Dit kan ook iemand zijn van het sociaal team, welke betrokken is bij de leerling en samenwerkt met de school en deskundigen.

     

  • Inwerkingtreding en citeertitel

    Verordening artikel 32

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking in het elektronisch gemeenteblad en geldt vanaf 1 januari 2024.

     

    Met de inwerkingtreding van deze regeling vervalt de regeling: Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Zoetermeer 2014.

     

    Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Zoetermeer 2023’.