Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borsele

Financiële verordening gemeente Borsele 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorsele
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Borsele 2023
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Borsele 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Borsele 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-01-202401-01-2023nieuwe regeling

07-12-2023

gmb-2024-5284

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Borsele 2023

De raad van de gemeente Borsele;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 oktober 2023;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

 

gelezen het advies van de auditcommissie van 31 oktober 2023

 

besluit vast te stellen:

 

de Financiële verordening gemeente Borsele 2023:

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Team: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • BBV: het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • Taakvelden: eenheden waarin de programma’s zijn onderverdeeld, als bedoeld in artikel 66 van het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV);

  • Baten: inkomsten die aan een periode zijn toegerekend. De baten in een begrotingsjaar zijn inkomsten die in dat jaar of in een ander jaar hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden, maar die op het begrotingsjaar betrekking hebben, omdat hetzij de uitvoering van een taak die tot opbrengsten leidde in het begrotingsjaar plaatsvond, hetzij omdat het voordeel in het begrotingsjaar plaatsvond. De definitie van baten omvat zowel opbrengsten als andere voordelen;

  • Lasten: uitgaven die aan een periode zijn toegerekend. De lasten in een begrotingsjaar zijn de uitgaven die in dat jaar of in een ander jaar hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden, maar die op het begrotingsjaar drukken, omdat hetzij de uitvoering van een taak die leidde tot kosten in het begrotingsjaar plaatsvond hetzij omdat het verlies in het begrotingsjaar plaatsvond. De definitie omvat zowel kosten als verliezen;

  • Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • Overhead: alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primair proces;

  • Rechtmatigheid: het overeenstemmen van de financiële beheerhandeling en de vastlegging daarvan met de vigerende wet- en regelgeving, zoals omschreven in het Besluit accountantscontrole gemeenten;

  • Doelmatigheid: het realiseren van de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • Doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten daadwerkelijk worden behaald.

  • Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel regelt de inrichting van de programmabegroting en de jaarstukken. Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taakvelden in de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad besluiten nemen tot wijziging van de begroting.

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling met de bijbehorende taakvelden vast;

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • 3.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken.

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten per taakveld weergegeven;

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven;

  • 3.

    In de jaarstukken worden de geautoriseerde investeringskredieten, de werkelijke bestedingen en de restantkredieten weergegeven;

  • 4.

    De begroting en de jaarstukken bevatten de verplichte paragrafen op grond van het BBV. Op voorstel van het college besluit de raad specifieke paragrafen toe te voegen aan de begroting en de jaarstukken. In de jaarstukken legt het college in elke paragraaf verantwoording af over het gevoerde beleid;

  • 5.

    De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen een overzicht van de reserves en voorzieningen en een overzicht subsidies met daarin een overzicht van de belangrijkste subsidieregelingen met bijbehorende budgetten.

  • 6.

    In de begroting en jaarstukken worden in het overzicht van incidentele baten en lasten afwijkingen toegelicht groter dan € 25.000.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt jaarlijks voor 15 juli aan de raad een kadernota aan met daarin het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de lasten en baten per programma, inclusief de geraamde investeringskredieten.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke investeringskredieten het op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • 3.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad.

  • 4.

    Bij de behandeling van de programmarapportage in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten.

  • 5.

    Het college is bevoegd om binnen een programma budgetten te verschuiven zolang het totaal van de baten of het totaal van de lasten van het programma niet wijzigt.

  • 6.

    Het college informeert de gemeenteraad niet vooraf over budgettair neutrale wijzigingen in de begroting ten aanzien van een incidentele bate van derden waartegenover dezelfde gemeentelijke last staat.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van een tussentijdse programmarapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente in de raadsvergadering van december. Als peildatum voor deze rapportage wordt 1 oktober gehanteerd.

  • 2.

    De tussentijdse rapportage gaat in op afwijkingen ten opzichte van de begroting en bevatten:

    • een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid:

    • een overzicht van mutaties in baten en lasten:

      • a.

        de baten en lasten per programma;

      • b.

        de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

      • c.

        de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

      • d.

        een overzicht van de prestatie-indicatoren;

      • e.

        een totaaloverzicht van alle begrotingswijzigingen van het begrotingsjaar.

  • 3.

    In de tussentijdse rapportage (en in de jaarstukken) worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten per taakveld per programma in de begroting groter dan € 20.000 toegelicht.

  • 4.

    Voorstellen voor nieuw beleid worden niet in de tussentijdse rapportage opgenomen, maar in een afzonderlijk voorstel ter besluitvorming aan de raad voorgelegd.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Het college biedt de gemeenteraad uiterlijk vier weken voor de raadsbehandeling de jaarverantwoording aan, te weten het jaarverslag (programmaverantwoording en paragrafen) en de jaarrekening. In de jaarstukken legt het college verantwoording af over de realisatie van de begroting (beleidsmatig en financieel);

  • 3.

    Daarbij geeft het college op taakveldniveau een toelichting op financiële afwijkingen boven de € 20.000.

  • 4.

    De raad bepaalt aan de hand van het jaarverslag of de doelstellingen en het beleid bijgesteld moeten worden.

  • 5.

    De raad stelt de jaarstukken over het afgelopen jaar voor 15 juli vast.

  • 6.

    Gelijktijdig met de jaarstukken worden de grondexploitaties meerjarig doorgerekend. Dit bestaat uit een verantwoording over de grondexploitatie van het afgelopen jaar, bepaling van het jaarresultaat en een prognose voor de komende jaren.

  • 7.

    Daarbij zijn overschrijdingen van de baten en lasten van de totale grondexploitatie in een bepaald jaar niet onrechtmatig als deze binnen de ramingen van de totale looptijd passen.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

  • 1.

    In het kader van de actieve informatieplicht beslissen burgemeester en wethouders niet over:

    • de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 50.000;

      dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen boven de verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) toegelicht conform het in het controleprotocol genoemde bedrag.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk op 31 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.

Artikel 12. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Van begrotingsonrechtmatigheden is sprake als het college bij de realisatie van doelen en het realiseren van activiteiten de door de gemeenteraad vastgestelde budgetten voor wat betreft de lasten of investeringsbudgetten overschrijdt, toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves die niet door de gemeenteraad zijn vastgesteld en als bij onderschrijdingen van lasten of investeringsbudgetten en/of lagere of hogere baten dan begroot de begroting niet tijdig met begrotingswijzigingen is aangepast. Afwijkingen die in de jaarrekening aan de raad worden gemeld en toegelicht, worden in deze als tijdig beschouwd.

  • 5.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 6.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor, en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief, het saldo van agio en disagio en kosten voor het afsluiten van geldleningen worden in principe direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 2.

    Activa (investeringen) met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 (exclusief ontvangen subsidies en bijdragen van derden) worden niet geactiveerd. Immateriële vaste activa zoals effecten, leningen worden altijd geactiveerd. Ingeval aan een activum kosten van rechtstreeks toezicht van de eigen organisatie dient te worden toegerekend, dan bestaan deze uit de gemiddelde loonkosten van het betreffende team vermenigvuldigd met de bestede uren. De waardering en afschrijving van de vaste activa geschieden conform de regels zoals ze zijn vastgelegd in het BBV.

  • 3.

    Materiële vaste activa met economisch nut zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV worden afgeschreven zoals vermeld in de bijlage bij deze verordening. Investeringen in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV worden afgeschreven zoals vermeld in de bijlage bij deze verordening.

  • 4.

    De afschrijvingsmethodiek op materiële en immateriële activa is lineair. Alleen op de volgende materiele vaste activa kan annuïtair worden afgeschreven.

    • a.

      Activa waarvan de kapitaallasten worden gedekt door huuropbrengsten en dergelijke;

    • b.

      Activa waarvan de kapitaallasten zijn verwerkt in een tarief;

    • c.

      Activa waarvan de kapitaallasten worden gedekt door rechten en heffingen.

  • 5.

    Afschrijving vindt plaats met ingang van het jaar volgend op het jaar waarin de desbetreffende activa in gebruik zijn genomen. De kapitaallasten worden geraamd vanaf het jaar volgend op ingebruikname van de activa.

Artikel 15. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten (het zogenaamde overheadpercentage);

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen van en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW, de kosten van kwijtschelding en de kosten van straatreiniging.

  • 3.

    Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Het rentepercentage (omslagrente) voor deze vergoeding wordt bij de behandeling van de kadernota of begroting voor het desbetreffende jaar vastgesteld;

  • 4.

    Jaarlijks wordt voor het volgende begrotingsjaar, het overheadpercentage berekend en door de gemeenteraad vastgesteld bij vaststelling van de begroting.

Artikel 16. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering voor het publieksbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 17. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, heffingen en prijzen is een bevoegdheid van de raad die niet kan worden gedelegeerd. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten, heffingen en prijzen.

Artikel 18. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 3.

    Het college stelt beleidsregels op voor het verstrekken van kapitaal en gemeentegaranties. Het college informeert de raad in elk geval vooraf, en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen, bij het verstrekken van kapitaal en gemeentegaranties boven de € 50.000.

  • 4.

    Het college neemt in een treasurystatuut de regels op die zij hanteert voor het dagelijks beheer van: kredietrisico- en relatiebeheer; rente- en koersrisicobeheer; administratieve organisatie en interne controle.

Artikel 19. Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar de nota reserves en voorzieningen aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

Artikel 20. Informatieplicht

  • 1.

    Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen bij niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake het verstrekken van leningen (buiten het kader van het treasurystatuut), waarborgen en garanties (buiten het kader van het garantiebeleid).

  • 2.

    Het college informeert de raad actief over een omvangrijke (onvoorziene) afwijking in de uitvoering van de begroting, dat wil zeggen financieel boven het bedrag van € 100.000.

Hoofdstuk 5. Paragrafen

Artikel 21. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de geraamde inkomsten;

  • b.

    het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • c.

    een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;

  • d.

    een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • e.

    een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV op:

  • a.

    een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

  • b.

    een inventarisatie van de risico’s;

  • c.

    het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s;

  • d.

    de kengetallen met betrekking tot de financiële positie;

  • e.

    een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie.

Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een uitvoeringsprogramma openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud en de investeringen voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een beheersplan gebouwen aan met geactualiseerde prijzen. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

  • 4.

    In de jaarrekening worden de verschillen tussen de geraamde en de gerealiseerde lasten van het beheersplan vereffend met de egalisatiereserves.

Artikel 24. Financiering

De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend (renteomslag) en de financieringsbehoefte.

Artikel 25. Bedrijfsvoering

Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de automatiseringskosten;

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

  • f.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen;

  • g.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • h.

    een rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • i.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 26. Verbonden Partijen

Het college neemt in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 27. Grondbeleid

Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In deze nota wordt (naast de verplichte onderdelen genoemd in artikel 16 van het BBV) aandacht besteed aan:

  • a.

    de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

  • b.

    te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

  • c.

    het verloop van de grondvoorraad;

  • d.

    de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van grond;

  • e.

    de uitgifte van gronden in erfpacht.

Bij de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies- en winstverwachtingen, de verwerving en verkoop van gronden.

Artikel 28. Wet open overheid

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf Wet open overheid conform artikel 3.5 van de Wet open overheid verslag van hoe zij rekening heeft gehouden met de bepalingen uit de Wet open overheid.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 29. Administratie

  • 1.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de maatschappelijke effecten en de geleverde goederen en diensten, opdat de doelmatigheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kan worden getoetst.

  • 2.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch en maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over de budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid, en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 30. Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de productenraming en –realisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 31. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijks interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheer handelingen. Bij afwijking neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 32. Budgetoverheveling tussen begrotingsjaren

Het algemeen principe is dat realistisch begroot wordt. Voor het overhevelen van niet uitgegeven budget gelden de volgende spelregels:

  • a.

    Is er sprake van een structureel budget, dan is overhevelen niet toegestaan;

  • b.

    Is er sprake van een incidenteel budget, dan is overhevelen alleen toegestaan als de activiteiten reeds zijn aangevangen;

  • c.

    Is er sprake van een incidenteel budget waarvoor activiteiten nog niet zijn gestart, kan overheveling pas plaatsvinden na een juiste onderbouwing, waaruit blijkt dat de activiteiten binnen afzienbare termijn zullen starten;

  • d.

    Het college besluit over de overheveling van budgetten. De overheveling wordt bekrachtigd door de raad bij vaststelling van de resultaatbestemming van de jaarstukken.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 33. Inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2023 (begrotingsjaar 2023). De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening;

  • 2.

    Deze verordening treedt in de plaats van de Financiële verordening gemeente Borsele 2021, vastgesteld op 2 december 2021.

Artikel 34. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Financiële verordening gemeente Borsele 2023’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 7 december 2023.

de griffier,

P.J.M. de Vree

de voorzitter,

G.M. Dijksterhuis

Bijlage  

 

Omschrijving Activa met economisch en maatschappelijk nut

 

 

Afschrijvingstermijn in jaren

Gronden en terreinen

Geen afschrijving

 

 

Bedrijfsgebouwen

 

Permanent

40

Semi permanent

15

 

 

Grond-, weg-, en waterbouw

 

Begraafplaatsen

25

Trainingsvelden en sportvelden

40

Wegen, voet- en fietspaden

20

Openbare verlichting

20

Riolering

20

Tennisvelden

20

 

 

Vervoermiddelen

 

Aanhangwagens

15

Huisvuilauto’s

8

Overige vervoermiddelen

10

 

 

Installaties, machines, apparatuur en inventaris

 

Hefbrug

20

Sproeimachines

6

Technische installatie

15

Overige installaties, machines en apparatuur en inventaris

10