Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lopik

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Lopik 2024 e.v.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLopik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels handhaving Wet kinderopvang Lopik 2024 e.v.
CiteertitelBeleidsregels handhaving Wet Kinderopvang gemeente Lopik 2024 ev
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang gemeente Lopik, vastgesteld op 20 november 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 1.61, eerste lid, van de Wet kinderopvang
  3. artikel 1.65, eerste lid, van de Wet kinderopvang
  4. artikel 1.65, vierde lid, van de Wet kinderopvang
  5. artikel 1.66 van de Wet kinderopvang
  6. artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-01-2024nieuwe regeling

19-12-2023

gmb-2024-5184

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Lopik 2024 e.v.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik

 

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

Gelet op de artikelen 1,61 lid 1, 1.65 lid 1 en 4, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

 

Besluiten:

  • 1.

    De Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Lopik, vastgesteld op 20 november 2018 in te trekken;

  • 2.

    De Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Lopik 2024 e.v. vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Visie op handhaving

 

Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt grijpt de gemeente actief in met een handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen.

 

Het doel van het handhavend optreden is de overtreding (te laten) herstellen en te bestraffen indien nodig.

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

 

De beleidsregels hebben betrekking op alle gastouderbureaus, voorzieningen voor kinderopvang en gastouderopvang binnen de gemeente Lopik, hierna genoemd kinderopvangvoorziening.

Artikel 2 Vormen van handhaving

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • 1.

    Informeel middel zoals een waarschuwing;

  • 2.

    Een herstelsanctie;

  • 3.

    Bestraffende sanctie.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

  • 1.

    De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving.

  • 2.

    De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

  • 3.

    In de ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Lopik 2024 e.v.’ wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 4.

    In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van maximale hersteltermijn en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boet in geval van een overtreding. Het afwegingsmodel is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelmaatregel

  • 1.

    Indien gebleken is dat een houder van een kinderopvangvoorziening niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(-en)

  • 2.

    Bij het uitvoeren van een herstellend handhavingstraject hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: schriftelijke aanwijzing;

    • b.

      stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;

    • c.

      stap 3: exploitatieverbod;

    • d.

      stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang.

  • 3.

    Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen in het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4.

    De duur van de hersteltermijn is vastgelegd in het afwegingsmodel dat als bijlage is opgenomen.

  • 5.

    Bij het geven van een aanwijzing gelden de hersteltermijnen zoals opgenomen in het afwegingsmodel:

    • a.

      Maximaal 2 weken

    • b.

      Maximaal 2 maanden

    • c.

      Maximaal 6 maanden

Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom / last onder bestuursdwang in te zetten.

Artikel 5 Intrekken exploitatie

Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang, voor wat betreft de geregistreerde kinderopvangvoorziening, wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking. Aansluitend wordt de registratie onverwijld verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1.

    Het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtredingen zoals opgenomen in het afwegingsmodel in de bijlage.

  • 2.

    Aan de veiligheid van kinderen komt zwaarwegend belang toe bij de afweging omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete.

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    Bij de berekening van de bestuurlijke boete wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het bij dit beleid behorende afwegingsmodel gehanteerd.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen waar in het afwegingsmodel geen specifiek boetebedrag voor gastouders is opgenomen dat het boetebedrag wordt gehalveerd.

  • 3.

    Het is mogelijk meerdere boetes gelijktijdig op te leggen indien er sprake is van meerdere overtredingen.

Artikel 8 Recidive

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

  • a.

    1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

  • b.

    2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

Artikel 9 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen indien de aard en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en/of de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

  • boeteoplegging volgens deze beleidsregels handhaving Wet kinderopvang onevenredig is.

  • 2.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 10 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang gemeente Lopik” vastgesteld op 20 november 2018, worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2024;

  • 2.

    Deze beleidsregels gaan in met ingang van 1 januari 2024;

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang gemeente Lopik 2024 ev’.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 19 december 2023.

De gemeentesecretaris,

Drs. F. Jonker

de burgemeester,

Dr. L.J. de Graaf

ALGEMENE EN ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk 1

 

Artikel 1 Toepassing

In de kinderopvang wordt een veilige basis gelegd voor de toekomst van kinderen. Kinderen wordt gestimuleerd in hun ontwikkeling. Ouders kunnen erop vertrouwen dat zij hun kind in een veilige, stimulerende en vertrouwde omgeving achterlaten. Houders van een kinderopvangvoorziening zijn zelf verantwoordelijk voor het aanbieden van kwalitatief goede kinderopvang in een veilige en gezonde omgeving. De gemeenten zijn eindverantwoordelijk voor het naleven van kwaliteitsregels voor kinderopvang via toezicht en handhaving. Bij wet is geregeld dat de GGD het toezicht op deze kinderopvangvoorzieningen uitvoert. In deze beleidsregels wordt de term kinderopvangvoorziening gebruikt voor de volgende vormen van opvang:

 

Kinderdagverblijven

Opvang in een kinderdagverblijf bedoeld voor kinderen van 3 maanden tot 4 jaar.

Op een aantal van de kinderdagverblijven wordt peuteropvang aangeboden. Dit is in de regel een aparte groep voor peuters van 2.5 tot en met 4 jaar. Een groot aantal van deze peutergroepen biedt voorschoolse educatie (VE) aan. VE is gericht op het voorkomen en bestrijden van (taal)achterstanden.

 

Buitenschoolse opvang

Buitenschoolse opvang (BSO) biedt opvang aan kinderen in de basisschoolleeftijd (van 4 tot ongeveer 12 jaar), in de uren buiten schooltijd en in schoolvakanties. Belangrijk uitgangspunt van deze vorm van opvang is dat het gaat om een vrijetijdsvoorziening voor kinderen.

 

Ouderparticipatie opvang

Kinderopvangvoorziening waarvan tenminste een ouder van elk van de kinderen de verzorging doet. Deze opvang is per definitie niet op het thuisadres van een van de ouders. Ouders ontvangen geen bezoldiging. Alle inkomsten worden ten bate van de kinderopvang aangewend.

 

Gastouderopvang

Gastouderopvang is een kleinschalige vorm van opvang waarbij het kind wordt opgevangen bij een gastgezin thuis of waarbij een gastouder opvangt in de woning van het kind. Een gastouder biedt opvang aan kinderen van 3 maanden tot 12 jaar. Deze vorm van opvang komt tot stand door bemiddeling van een gastouderbureau.

 

Gastouderbureau

Het gastouderbureau is een organisatie die de bemiddeling tussen gastouders en (vraag)ouders regelt en de gastouder begeleidt.

 

Artikel 2 Vormen van handhaving

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding.

 

Artikel 3 Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.

 

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

 

Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of en zo ja welke actie nodig is. Deze beoordeling van de afwegingen kan leiden tot gemotiveerd afwijken van de reguliere escalatieladder.

 

Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:

  • -

    Is er een herstelaanbod geweest?

  • -

    Wat is de aard van de overtreding?

  • -

    Wat is de ernst van de overtreding?

  • -

    Hoeveel overtredingen zijn er totaal?

  • -

    Betreft het een recidive (herhaalde overtreding)?

  • -

    Wat zijn de omstandigheden waaronder de overtreding begaan is?

  • -

    Komt de overtreding voort uit economisch belang?

Artikel 4 Herstelmaatregel

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

 

Stap 1: aanwijzing

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een vorm van kinderopvangvoorziening bevindt dat de bij of krachtens de gegeven voorschriften van de Wet kinderopvang (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

  • 1.

    In een schriftelijke aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is opgenomen in het afwegingsmodel dat als bijlage is opgenomen.

  • 2.

    Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding duurzaam beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een nader onderzoek (her-inspectie). Is de overtreding niet beëindigd, dan kan een volgende stap uit het herstellend hahdhavingstraject ingezet worden.

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang

 

Last onder dwangsom

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

  • 1.

    De last onder dwangsom is een herstelmaatregel die doorgaans wordt gegeven na het niet opvolgen van een aanwijzing. Of indien in het verleden al eerder een aanwijzing voor eenzelfde overtreding gegeven is.

  • 2.

    De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen.

  • Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.

  • 3.

    De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

  • 4.

    De gemeente stelt de hoogte van de dwangsom als volgt vast: het bedrag is gelijk aan het bedrag dat in het afwegingsmodel staat genoemd als boete.

  • 5.

    Een dwangsom kan worden opgelegd:

    • -

      Als bedrag ineens. In dat geval wordt er na de begunstigingstermijn eenmalig beoordeeld of wel of niet aan de opgelegde last is voldaan en of de dwangsom dus wel of niet is verbeurd.

    • -

      Per constatering van een overtreding. Hierbij wordt na de hersteltermijn de dwangsom verbeurd elke keer wanneer (door of namens de gemeente) geconstateerd wordt dat de houder de last overtreedt. Er wordt een maximumbedrag aan gekoppeld, welke in het besluit is opgenomen.

    • -

      Per periode dat de last wordt overtreden. Hierbij wordt na de hersteltermijn per in het besluit aangegeven periode beoordeeld of wel of niet aan de last is voldoen en of deze derhalve is verbeurd of niet. Aan deze vorm is een maximum bedrag verbonden, die in het besluit wordt genoemd. Deze vorm van de last onder dwangsom wordt bij zogenaamde voortdurende overtredingen opgelegd.

De houder waaraan een last onder dwangsom is opgelegd, kan, indien een jaar nadat de last van kracht is geworden geen overtreding van de betreffende kwaliteitseis is geconstateerd, verzoeken om de last op te heffen.

 

Last onder bestuursdwang

Bij een last onder bestuursdwang neemt de gemeente bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. De kosten die hierbij gemaakt worden zijn voor rekening van de houder. Een last onder dwangsom kan worden opgelegd als bedrag ineens, per constatering en per periode. Zie de toelichting op deze vormen bij last onder dwangsom.

 

Stap 3: exploitatieverbod

Het college kan de houder verbieden een kinderopvangvoorziening in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:

  • 1.

    Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is.

  • 2.

    Als een kinderopvangvoorziening niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.

Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en de verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en de registratie van deze voorziening verwijdert uit het register:

  • 1.

    Indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert.

  • 2.

    Indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de gegeven voorschriften.

  • 3.

    Indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het landelijk register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

 

Artikel 5

Indien een geregistreerde kinderopvangvoorziening niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang, wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie onverwijld uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er wordt in dit geval geen herstellend handhavingstraject ingezet.

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

 

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete.

 

In deze Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Lopik 2024 e.v. is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.

 

  • 1.

    Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding gebruik kan maken van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze beleidsregels) kan opleggen.

  • 2.

    Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd daar waar in afwegingsmodel geen specifiek boetebedrag voor gastouders is opgenomen. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Indien het college overgaat tot het opleggen van een boete, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.

 

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

 

Eerste lid

In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft naar aanleiding van specifieke overtredingen de boetebedragen vastgelegd in het afwegingsmodel.

 

Uitzonderingen hierop zijn:

  • In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wet kinderopvang is er sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

  • Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

 

Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

 

Artikel 8 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.

In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding kan het college de boete met 50% verhogen. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op dezelfde kinderopvangvoorziening waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.

Bijlage: Afwegingsmodel behorend bij de beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Lopik 2024 e.v.

 

Diversen m.b.t. naleving, registratie en wijzigingen

Wettelijke bepaling / kwaliteitseis

Maximale hersteltermijn

Bestuurlijke boete

Last onder dwangsom per constatering

Niet voldoen aan de definitie van kindcentrum, gastouderopvang, gastouder of gastouderbureau

N.v.t., intrekken toestemming tot exploitatie is aan de orde

n.v.t.

n.v.t.

Start exploitatie voor ontvangst toestemming college1 of voor de datum waarop college bepaald heeft dat exploitatie mag aanvangen.

n.v.t.

Gelijk aan bedrag boete 4e categorie

(2022: € 22.500)

€ 22.500

Houder geeft wijziging van in het LRK opgenomen gegevens later door / niet door terwijl dit zou moeten gebeuren zodra de houder bekend is met deze wijziging

2 weken

€ 1.000

€ 1.000

Niet nakomen van een vordering tot medewerking van de toezichthouder.

`n.v.t.

Gelijk aan bedrag boete 2e categorie (2022: € 4.500)

Gelijk aan bedrag boete 2e categorie € 4.500

Niet opvolgen van een aanwijzing / bevel

2 weken

€ 4.000

n.v.t.

Niet opvolgen van exploitatieverbond gegeven opgelegd op grond van art. 166 Wko.

n.v.t.

€ 22.500

n.v.t.

Niet nakomen van een afspraak zoals genoemd in artikel 167 Wet op het primair onderwijs

n.v.t.

€ 4.000

n.v.t.

Praktijk / Uitvoering

Wettelijke bepaling / kwaliteitseis

Maximale hersteltermijn

Bestuurlijke boete

Last onder dwangsom per constatering

De houder beidt geen verantwoorde opvang.

2 weken

€ 8.000

GO: € 2.000

€ 8.000

GO: € 2.000

Het gastouderbureau voldoet niet aan zijn zorgplicht

2 weken

€ 4.000

€ 4.000

De houder voldoet niet aan zijn informatieplicht

2 maanden

€ 1.000

€ 1.000

De houder voldoet niet aan de eisen gesteld aan veilige en gezonde kinderopvang2

De houder voldoet niet aan de eisen m.b.t. formatie en/of kwalificatie

2 weken

€ 5.000

GO: € 200

€ 5.000

GO: € 200

De houder voldoet niet aan de eisen m.b.t. stabiliteit (GO: groepsgrootte)

2 weken

€ 3.000

GO: € 300

€ 3.000

GO: € 300

De houder voldoet niet aan de eisen m.b.t. de VOG’s en het personenregister kinderopvang

2 weken

€ 3.000

GO: € 500

€ 3.000

GO: € 500

De houder voldoet niet aan de eis

m.b.t. de voertaal, taaleis VE en de taaleis BSO

2 weken

€ 3.000 (voertaal)

€ 1.500 (overige)

GO: € 200

€ 2.000

GO: € 200

Praktijk / Uitvoering

De binnen- en buitenspeelruimtes voldoen niet aan de eisen.

De VGO voldoet niet aan de eisen

2 weken

€ 2.000

GO: € 200

€ 2.000

GO: € 200

De houder voldoet niet aan het ouderadviesrecht / klachtrecht

2 maanden (OC)

6 maanden (klachtenr.)

€ 1.000

€ 1.000

De houder van het gastouderbureau voert aantoonbaar de kassiersfunctie en/of de verplicht gestelde gesprekken niet uit.

2 weken

€ 3.000

€ 3.000

De houder voldoet niet aan de uren norm voor VE

2 weken

€ 2.000

€ 2.000

Documenten

Wettelijke bepaling / kwaliteitseis

Maximale hersteltermijn

Bestuurlijke boete

Last onder dwangsom

De houder heeft beleidsdocumenten die onvolledig zijn en/of niet alle verplicht te beschrijven onderwerpen bevatten en/of niet actueel zijn

2 maanden

€ 3.000 voor het ontbreken van het document

 

€ 750 voor iedere (sub)eis waaraan niet is voldaan.

€ 3.000 voor het ontbreken van het document

 

€ 750 voor iedere (sub)eis waaraan niet is voldaan

De administratie van de houder bevat niet alle verplicht op te nemen documenten en/of is op verzoek van de toezichthouder niet onverwijld te raadplegen.

2 maanden

€ 3.000

per ontbrekend document

€ 3.000

per ontbrekend document

De houder gebruikt geen VE programma dat voldoet aan de eisen

2 maanden

€ 1.000

 


1

Overtreding van art. 1.45 en 1.46 Wko is een misdrijf conform art. 1 lid 2 Wet op de economische delicten. College zal eerst aangifte hiervan doen bij het OM, indien het OM aangeeft niet te vervolgen of de bestraffing aan het college over te laten, volgt oplegging van een boete maximaal gelijk aan de boete zoals genoemd in de Wet op de economische delicten.

2

Met uitzondering van het niet handelen conform beleid dat valt onder ‘houder zorgt er niet voor dat conform beleid gehandeld wordt’