Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (L)

Beleidskader uitwegen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (L)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader uitwegen 2024
CiteertitelBeleidskader uitwegen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-2023nieuwe regeling

19-12-2023

gmb-2023-568042

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader uitwegen 2024

 

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten grondslag aan dit beleidskader ligt de wens om nadere toetsingscriteria te hebben voor het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor een uitweg. De regeling in afdeling 1 van hoofdstuk 5 van de Verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Bergen (L) 2022 (verder te noemen: ‘VFL’) is hierin te algemeen. Om een aanvraag omgevingsvergunning voor een uitweg eenduidig te kunnen beoordelen zijn criteria opgesteld voor de verschillende weigeringsgronden. Met de beleidsregels is het voor zowel de aanvrager als de gemeente duidelijker of een aanvraag voor een omgevingsvergunning verleend of geweigerd moet worden. Dit bevordert de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

 

In het verleden werd onderscheid gemaakt tussen uitwegen in het buitengebied en in de bebouwde kom. In dit beleidskader is dit onderscheid losgelaten. Ook in het buitengebied kunnen verkeersonveilige situaties ontstaan, is er sprake van openbare wegen en is het belangrijk dat er criteria zijn waarbij kan worden aangesloten. Daarnaast zijn er ook steeds meer woonfuncties in het buitengebied en worden (bedrijfs)voertuigen steeds groter, wat ook andere eisen met zich meebrengt.

 

Er is behoefte aan een nadere uitwerking en toelichting van de regels zoals opgenomen in de VFL. In het belang van het waarborgen van de openbare veiligheid, bruikbaarheid van de weg, veilig en doelmatig gebruik van de weg, uiterlijk aanzien van de omgeving en de groenvoorziening in de gemeente, zijn regels over het aanleggen van een uitweg in bijgevoegd beleidskader vastgelegd. Dit beleidskader is opgesteld voor de situaties voor het aanbrengen of veranderen van een uitweg op gemeentegrond en wegen die in beheer zijn bij de gemeente Bergen. Onder uitwegen worden in deze beleidsnotitie tevens ‘uitritten’, ‘opritten’ en ‘inritten’ verstaan.

 

Vanaf 31 december 2023 worden verzoeken tot nieuwe uitwegen niet meer afgewikkeld via een melding maar wordt het vergunningsplichtig. Het was dan ook noodzakelijk om het Beleidskader uitwegen te actualiseren. Er is tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt om het beleid uit 2016 te evalueren. Hieruit bleek dat een actualisatie en verduidelijking van een aantal teksten wenselijk was.

 

1.2 Wettelijke grondslag en overig beleid

Wegenwet

Op grond van artikel 14, lid 3, van de Wegenwet moet de eigenaar van een weg “de uitvoering van alle werken vereist voor aansluiting van … uitwegen” dulden. Om de bruikbaarheid van de weg te waarborgen, is het toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de gronden, waarop de gemeente een vergunning al dan niet toekent, te regelen.

 

De gemeenteraad van Bergen heeft in 2023 ervoor gekozen om een vergunningstelsel in het leven te roepen voor het maken of veranderen vaneen uitweg. Voorheen werd er gewerkt met een meldingenstelsel, maar dit leverde een aantal praktische bezwaren op. Om die reden is besloten een vergunningstelsel in het leven te roepen. De regeling hiervoor is opgenomen in artikel 5:2 van de VFL. In de VFL is o.a. opgenomen dat voor het aanleggen en veranderen van een uitweg een omgevingsvergunning nodig is. De VFL bevat een viertal weigeringsgronden op basis waarvan een aanvraag omgevingsvergunning kan worden geweigerd. Met de omzetting van een meldingenstelsel naar een vergunningstelsel is geen wijziging beoogd in de toetsingscriteria.

 

Nota Parkeernormen gemeente Bergen (L.)

Op 9 mei 2023 is de Nota Parkeernormen gemeente Bergen (L.) in werking getreden. Ten grondslag aan deze nota ligt CROW-publicatie 381 ‘Toekomstbestendig parkeren, Van parkeerkencijfers naar parkeernormen’ (december 2018). Deze nota beantwoordt de vraag hoeveel parkeerruimte beschikbaar moet worden gesteld bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en welke soorten parkeeroplossingen ingezet kunnen worden. De nota geldt als toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met als doel het voorkomen van parkeerproblemen in de openbare ruimte als gevolg van deze ontwikkelingen. In deze nota worden ontwerpeisen gegeven voor parkeervoorzieningen op eigen terrein bij woningen. Voor zover dat zou leiden tot strijdigheid met de maatvoering voor uitwegen in voorliggend beleidskader geldt de werkafspraak dat afwijkende maten worden vastgelegd in het omgevingsplan en/of omgevingsvergunning.

 

Uitgangspunt blijft dat de voorliggende Beleidskader uitwegen het toetsingskader is voor de beoordeling en toetsing van vergunningaanvragen in het kader van de Verordening Fysieke Leefomgeving (zie ook hoofdstuk 2).

2 Niet-openbare uitwegen

2.1 Inleiding

Er is onderscheid te maken tussen openbare en niet-openbare uitwegen. Dit beleid ziet toe op de niet-openbare uitwegen. Openbare uitritten hebben betrekking op in-/uitritconstructies op kruispunten van wegen, waarbij een weg van lagere orde aansluit op een andere weg van hogere orde. Denk bijvoorbeeld aan de aansluiting van een 30 km/uur weg of –zone op een 50 km/uur weg of de aansluiting van een openbaar parkeerterrein op de openbare weg.

 

De uitwegbepalingen in de VFL zien toe op de aanleg van niet-openbare uitwegen. Hiervoor moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd bij de gemeente.

2.1.1 Definitie niet-openbare uitwegen

Onder niet-openbare uitwegen worden verstaan:

Aansluitingen van een privéterrein op een voor het openbaar verkeer openstaande weg door middel van een in-/uitritconstructie. Voorbeelden van privéterreinen zijn:

  • particulier erf (woning);

  • bedrijfsterrein;

  • privé parkeerplaatsen (zoals garageboxen);

  • agrarische percelen;

  • parkeerterrein.

2.1.2 Definitie openbare parkeerplaats

Onder een openbare parkeerplaats wordt verstaan:

Een in openbaar gebied voor een ieder (feitelijk) toegankelijke parkpeerplaats. Deze hoeft niet speciaal door middel van markeringen op het wegdek te zijn aangegeven. Een plaats buiten een gemarkeerde parkeerplaats, die zich op een rijbaan van de weg bevindt waar het niet verboden is om te parkeren, is ook als een openbare parkeerplaats te beschouwen.

 

2.2 Weigeringsgronden

In de VFL zijn vier redenen benoemd waardoor de aanvraag omgevingsvergunning voor het maken of veranderen van de uitweg kan worden geweigerd:

  • 1.

    indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

  • 2.

    indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

  • 3.

    indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

  • 4.

    indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

Aangezien de weigeringsgronden in de VFL zeer algemeen zijn geformuleerd, wordt in onderstaande beleidsregels uitgelegd, op welke wijze deze weigeringsgronden worden toegepast. Voldoet een aanvraag niet aan deze beleidsregels, dan wordt de aanvraag omgevingsvergunning in beginsel geweigerd. Een uitweg moet aan bepaalde richtlijnen voldoen. In bijzondere gevallen kan gemotiveerd worden afgeweken van het beleid. Hiervoor dient het college een besluit te nemen.

 

Het kan zijn dat de aanleg van een uitweg in strijd is met het omgevingsplan. Dit kan een weigeringsgrond zijn voor de aanleg van een uitweg doordat er bijvoorbeeld een vergunning nodig is voor een omgevingsplanactiviteit.

 

2.3 Nadere uitwerking weigeringsgronden artikel 5:2 VFL

2.3.1 Indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht

De aanleg van een uitweg kan de veiligheid van het verkeer op de weg nadelig beïnvloeden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer het verkeer geremd wordt, de doorstroming, de parkeermogelijkheden of de vrije ruimte beperkt wordt. Om de veiligheid van de weg te waarborgen worden de volgende criteria aangehouden.

 

  • 1.

    Per woning is één uitweg toegestaan waarbij de beschikbare diepte op particulier terrein minimaal 5,00 meter dient te zijn en de beschikbare breedte dient minimaal 3,00 meter te zijn. Dit omdat het op particulier terrein geparkeerde voertuig niet mag uitsteken op openbaar terrein en daardoor het verkeer (voetgangers, fietsers en gemotoriseerd verkeer) hindert of in gevaar brengt. Daarnaast moet er sprake zijn van een bruikbare parkeerplaats op eigen terrein.

  • 2.

    De gemeente hanteert een standaardbreedte van maximaal 4,00 meter voor een uitrit bij woningen. Bij een dubbele uitrit bedraagt de standaardbreedte maximaal 7 meter. Van een dubbele uitrit is sprake als bewoners een uitrit delen (bijvoorbeeld bij een twee-onder-een-kap woning). Een uitrit verschaft toegang tot de zijtuin naast een woning (dit betekent dus dat een tussenwoning niet kan beschikken over een uitrit). Een uitrit voor de voorgevel is niet toegestaan tenzij anders geregeld in het omgevingsplan.

  • 3.

    De gemeente hanteert een standaardbreedte van maximaal 12 meter voor uitwegen bij (agrarische) bedrijven met grote voertuigen. Het agrarisch materieel is de afgelopen jaren dusdanig breed geworden dat een smallere uitrit onvoldoende is. Daarnaast zijn de wegen vaak smal waardoor het lastig is om goed in te draaien. Voor vrachtverkeer geldt verder dat vanwege de lengte en de grote draaicirkel een smalle uitweg onwenselijk is. Uitzondering hierop is Industrieterrein de Flammert. Daar geldt de standaardbreedte van 12 meter niet, hier wordt maatwerk geleverd.

  • 4.

    Bij (agrarische) bedrijven is één uitweg toegestaan. Bij grote bedrijfspercelen kunnen echter meerdere uitwegen toegestaan worden. Er kan gemiddeld een 12 meter brede uitweg toegestaan worden per 50 meter frontbreedte van het bedrijfsperceel. De onderlinge afstand tussen de diverse uitwegen van gemiddeld 12 meter breed bedraagt in principe 50 meter. Voldoende afstand tussen uitwegen bevordert de verkeersveiligheid.

  • 5.

    Uitwegen moeten minimaal 5,00 meter afliggen van bijzondere gevaarpunten, zoals bochten van wegen, oversteekplaatsen, verkeersdrempels, wegversmallingen, kruispuntplateau’s of kruisingen.

  • 6.

    Het zicht vanaf de perceelsgrens op het verkeer (voetgangers, fietsers en gemotoriseerd verkeer) op de openbare weg maar ook vanaf de openbare weg moet zodanig zijn dat men de uitweg veilig kan gebruiken. Bij twijfel controleert de gemeente de zichtbaarheid. Denk bijvoorbeeld aan een onoverzichtelijke bocht, een bomenrij, hoge struiken of andere zicht belemmerende objecten.

  • 7.

    Ter plaatse van een bushalte is een uitweg niet toegestaan.

  • 8.

    Indien de uitweg aangelegd moet worden over een watergang of sloot waarop de Waterschapsverordening van toepassing is dient vooraf een vergunning / toestemming van het waterschap te worden verkregen. De doorstroming van water mag niet belemmerd worden.

2.3.2 Indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats

De aanleg van een uitweg mag niet ten koste gaan van aanwezige openbare parkeerplaatsen. Het vervallen van een parkeerplaats in de openbare ruimte gaat namelijk ten koste van het dubbelgebruik en bezoekers parkeren, waardoor de parkeerdruk in de omgeving vergroot wordt. Desondanks zijn er situaties denkbaar waarbij het noodzakelijk is om een uitweg te realiseren. Via onderstaande regeling wordt het mogelijk gemaakt om maatwerk te kunnen verlenen bij uitzonderlijke situaties.

Algemeen principe is in elk geval dat bij het aanleggen van uitwegen voldoende ruimte moet overblijven voor het volgens de Nota Parkeernormen of in het omgevingsplan vastgelegde benodigde aantal parkeerplaatsen. Voor parkeerplaatsen bij winkels en bedrijven worden andere normen gehanteerd dan bij woningen.

 

  • 1.

    Indien de noodzaak voor het verdwijnen van een openbare parkeerplaats kan worden onderbouwd, is het mogelijk om maximaal één openbare parkeerplaats te laten vervallen.

  • 2.

    Indien een openbare parkeerplaats vervalt, dient de aanvrager dit op te vangen, door zijn/haar eigen voertuig op eigen particulier terrein te parkeren.

  • 3.

    Als door de aanleg van de uitweg de parkeerdruk in het gebied / straat te hoog wordt, wordt de aanvraag omgevingsvergunning geweigerd.

  • 4.

    Indien op eigen terrein voldoende ruimte is voor het creëren van parkeergelegenheid zonder dat dit direct grenst aan de openbare ruimte, dient dit op het eigen terrein gerealiseerd te worden.

2.3.3 Indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast

De gemeentelijke groenvoorzieningen hebben vaak een afschermende functie en een hoge belevingswaarde. Het doorsnijden van gemeentelijke groenstroken wordt ongewenst geacht. Door versnippering van aaneensluitende plantsoenstroken wordt de afschermende functie teniet gedaan en de belevingswaarde van het groen verminderd. Voorts wordt de mogelijkheid tot een adequaat beheer van het groen beperkt. Per situatie wordt een afweging gemaakt. Om de bescherming van de groenvoorziening in de gemeente te waarborgen worden de volgende criteria aangehouden.

 

  • 1.

    Indien een aanvraag voor een uitweg wordt ingediend waarbij een openbare groenvoorziening wordt doorsneden en er een alternatief voor de uitweg beschikbaar is wordt de aanvraag omgevingsvergunning geweigerd.

  • 2.

    Bij openbaar groen dat onderdeel is van een groenstructuur of een speelvoorziening weegt een aantasting van dit groen extra zwaar. Deze groenvoorziening mag niet doorsneden worden door een uitweg.

  • 3.

    Waardevolle of beeld- of structuurbepalende groenvoorzieningen, met name bomen, worden niet verwijderd voor een uitweg. Een uitweg dient op minimaal 5,00 meter van de zijkant van de stam van een waardevolle boom te blijven.

  • 4.

    Het zicht vanaf en op een uitweg moet voldoende zijn. Indien groenvoorzieningen het zicht belemmeren, kan het nodig zijn om te snoeien of de groenvoorzieningen te verwijderen. Voor het verwijderen van gemeentelijke groenvoorzieningen is instemming van de gemeente nodig.

  • 5.

    Als voor de aanleg van een uitweg een boom verwijderd moet worden kan een omgevingsvergunning noodzakelijk zijn. De aanleg van de uitweg kan niet worden uitgevoerd als de aanvrager niet in het bezit is van de vereiste onherroepelijke omgevingsvergunning voor het verwijderen van de boom.

  • 6.

    Als er een nieuwe uitweg wordt aangelegd ter vervanging van een oude uitweg (maar op een andere plaats), dient de oude uitweg te worden verwijderd, waarna de weg en het openbaar groen ter plaatse van de opgeheven uitweg in de oorspronkelijke staat wordt hersteld.

2.3.4 Aanleg tweede uitweg

Een uitweg zal altijd invloed hebben op de verkeersveiligheid en het aanzien van de weg. Des te meer uitwegen op een weg uitkomen, des te meer de verkeersveiligheid daar onder lijdt. Iedere uitweg geeft een mogelijk conflictpunt tussen 2 verkeersstromen. Daarom wordt er een maximum aantal uitwegen per woon- of bedrijfsperceel gehanteerd.

 

Het is verboden om een tweede uitweg aan te leggen indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats. Ook hiervoor geldt dat er soms sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Voor die situaties willen wij maatwerk kunnen verlenen. Daarom het volgende: er kan slechts medewerking worden verleend aan een tweede uitweg indien de noodzaak van een tweede uitweg onomstotelijk wordt aangetoond gelet op de bruikbaarheid van het perceel, en het niet op onaanvaardbare wijze ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

 

2.4 Inrichtingseisen

Bij niet-openbare uitwegen waarbij de bestemming niet zichtbaar of herkenbaar is, dient de uitritconstructie duidelijk herkenbaar te zijn. Om de herkenbaarheid en uniformiteit van een niet-openbare uitweg te waarborgen, is het belangrijk om ook bij uitwegen met een duidelijk zichtbare bestemming de uitritconstructie zo veel mogelijk volgens de algemene inrichtingseisen aan te leggen.

Voor de uniforme inrichting van de uitwegen wordt de CROW publicatie 228 “Uitritten en uitritconstructies” (2015) als basis gebruikt.

 

2.5 Aanleg en materiaalgebruik

Op grond van de Wegenwet is het de gemeente toegestaan aanvullende regels en beleid te stellen om de bruikbaarheid van de weg te waarborgen. Bij het uitvoeren van een uitweg binnen de bebouwde kom dient het werk te worden uitgevoerd door de gemeente of door een door de gemeente aangewezen aannemer. De kosten van het werk zijn volledig voor de aanvrager. Dit geldt tevens voor alle kosten die met de aanleg samenhangen, bijvoorbeeld het aanpassen van groenvakken of kabels en leidingen of het verplaatsen van straatmeubilair of lichtmasten.

 

Bij het aanleggen van een uitweg buiten de bebouwde kom mag het werk eventueel in overleg met de gemeente in eigen beheer worden uitgevoerd. Hieraan worden de gemeente voorwaarden verbonden. Maatwerk is het uitgangspunt. In verband met kabels en leidingen is het gewenst dat men gebruik maakt van open verharding, dit wordt in overleg per situatie bekeken.

 

Indien er voor bepaalde gebieden bijzondere afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de materiaaltoepassing en uitvoeringswijze van de uitweg dan wordt dit afgestemd. Indien hier geen sprake van is wordt aangesloten bij de uitvoering van nabijgelegen uitwegen en eventuele voorschriften van het omgevingsplan of beeldkwaliteitsplan.

2.5.1 Procedurestappen

Na de ontvangst van een aanvraag omgevingsvergunning wordt beoordeeld of deze kan worden verleend. Indien de gemeente de vergunning verleend, vraagt de gemeente een offerte aan bij een externe partij voor de aanleg van de uitrit. Deze wordt vervolgens voor akkoord / ondertekening voorgelegd aan de aanvrager. Indien akkoord geeft de gemeente opdracht voor aanleg van de uitweg. Voor het aanvragen van een omgevingsvergunning worden leges in rekening gebracht.

 

2.6 Samenloop andere activiteiten

Wanneer een omgevingsvergunning aangevraagd wordt voor de bouw van een garage of carport, dan is te verwachten dat er ook een aanvraag wordt gedaan om de garage of carport te ontsluiten. Een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit kan niet worden geweigerd omdat het bouwwerk niet kan worden ontsloten. In de praktijk kan dit betekenen dat de vergunning voor de bouwactiviteit verleend moet worden, terwijl al bekend is dat de gemeente wellicht geen omgevingsvergunning voor de uitweg zal verlenen. Bestaat er bij de behandeling van een aanvraag voor het bouwen van een carport of garage reeds twijfel over het verlenen van een omgevingsvergunning voor een uitweg, dan wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gesteld, ook als er formeel nog geen omgevingsvergunning aangevraagd is. Het onderdeel bouw van de omgevingsvergunning wordt wel verleend.

3 Uitwegen die niet zijn aangevraagd

3.1 Inleiding

Als er zonder omgevingsvergunning een uitweg wordt gemaakt of een bestaande uitweg wordt veranderd (en die ook niet reeds met een melding geaccordeerd zijn), is er sprake van een overtreding. Hier zal de gemeente handhavend tegen optreden. Hierbij zullen als eerste de mogelijkheden voor legalisatie worden onderzocht. Er wordt gelegenheid gegeven voor het alsnog aanvragen van een omgevingsvergunning voor de uitweg. Deze aanvraag wordt ook getoetst aan de weigeringsgronden in de VFL met inachtneming van de in dit beleidskader opgenomen criteria en inrichtingseisen. Hierop geldt één uitzondering. Indien aangetoond wordt dat de uitweg is aangelegd of is veranderd voor 12 januari 2017 (datum inwerkingtreding van het eerste Beleidskader uitwegen van de gemeente Bergen (L)), wordt wel getoetst aan de weigeringsgronden in de VFL, maar worden deze beleidsregels hierbij buiten beschouwing gelaten.

 

Voor de volledigheid: de aanleg-, aanpassings-, en verwijderkosten van de uitweg zijn voor de aanvrager.

 

3.2 Procedure

  • 1.

    Nadat de gemeente aan de overtreder kenbaar heeft gemaakt dat een onvergunde uitweg is geconstateerd, dient de overtreder de uitvoering onmiddellijk te stoppen. De gemeente kan dit afdwingen door het toepassen van bestuursdwang.

  • 2.

    Nadat de gemeente aan de overtreder kenbaar heeft gemaakt dat een onvergunde uitweg is geconstateerd, wordt er gelegenheid gegeven om binnen een redelijke termijn alsnog een omgevingsvergunning aan te vragen.

  • 3.

    Indien de gemeente de aanvraag omgevingsvergunning, na toetsing aan deze beleidsregels, moet weigeren of indien er niet alsnog binnen een redelijke termijn een omgevingsvergunning is aangevraagd, brengt de gemeente de openbare ruimte weer in de oude staat terug. Alle gemaakte kosten hiervan zijn voor rekening van de overtreder.

  • 4.

    Indien de gemeente de omgevingsvergunning heeft verleend, maar constateert dat de uitweg niet volgens de beleidsregels is ingericht, past de gemeente de uitweg aan met een juiste inrichting. De kosten die de gemeente hiervoor maakt, komen voor rekening van de aanvrager.

4 Slotbepalingen

4.1 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd van dit beleid af te wijken in gevallen waarin dit voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

 

4.2 Overgangsrecht

  • 1.

    Meldingen voor een uitweg ingediend vóór de inwerkingtreding van dit beleid worden afgehandeld als melding en beoordeeld op basis van het beleid dat gold ten tijde van het indienen van de melding.

  • 2.

    Voor uitwegen die reeds met een melding geaccordeerd zijn, geldt geen vergunningplicht meer.

4.3 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 31 december 2023.

 

4.4 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidskader uitwegen”.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 19 december 2023,

De secretaris

H.H.M. Timmermans

De burgemeester

M.H.E. Pelzer