Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ouder-Amstel

Verordening parkeerbelastingen Ouder-Amstel 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOuder-Amstel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening parkeerbelastingen Ouder-Amstel 2024
CiteertitelVerordening parkeerbelastingen Ouder-Amstel 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening heffing en invordering van parkeerbelastingen 2016.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 225 van de Gemeentewet
  4. Parkeerverordening Ouder-Amstel 2016
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

21-12-2023

gmb-2023-568020

2023/69

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening parkeerbelastingen Ouder-Amstel 2024

De raad van de gemeente Ouder-Amstel,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 december 2023, nummer 2023/69;

 

gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 225 van de Gemeentewet en de vigerende parkeerverordening;

 

besluit vast te stellen :

 

de “Verordening parkeerbelastingen Ouder-Amstel 2024”

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    parkeren: parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen of het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet door een wettelijk voorschrift is verboden.

  • b)

    houder van een motorrijtuig: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken in het register krachtens de Wegenverkeerswet 1994 is ingeschreven of degene die het motorvoertuig op grond van een contract van huurkoop of vruchtgebruik (lease) onder zich heeft.

  • c)

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990.

  • d)

    parkeerapparatuur: parkeermeters, voor het betalen van de parkeerbelasting ingerichte mobiele telefoons, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

  • e)

    centrale computer: een computer van de gemeente dan wel een computer van het bedrijf waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel.

  • f)

    parkeervergunning: een door Burgemeester en Wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerplaatsen op de openbare weg.

  • g)

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a)

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

  • b)

    een belasting ter zake van het parkeren van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1)

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2)

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a)

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen.

    • b)

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat;

      • -

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

      • -

        alleen voor kentekenplichtige motorvoertuigen: als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3)

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, is aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4)

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1)

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur en/of door middel van het al dan niet elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 2)

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven door voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1)

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2)

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. Voor de berekening van de parkeerbelastingen wordt een gedeelte van een eenheid van de maand voor een gehele maand gerekend.

Artikel 7 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1)

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, en wel door middel van het, bij aanvang van het parkeren, op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze betalen van geld met behulp van parkeerapparatuur en/of door middel van het al dan niet elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op of via de parkeerapparatuur of in de daarbij geleverde gebruiksaanwijzing kennis gegeven.

    Ten aanzien van het hier voorafgaande bepaalde moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 2)

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aanvraag worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3)

    Een naheffingsaanslag moet, inclusief de kosten van de naheffingsaanslag zoals bedoeld in artikel 10, en voor zover van toepassing verhoogd met de andere kosten zoals bedoeld in artikel 10, terstond worden betaald.

  • 4)

    Indien de belastingplicht met betrekking tot de belasting, bedoeld in art. 1, onder deel b, in de loop van vergunningsperiode eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel volle kalendermaanden als er in die periode na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog resteren. De Parkeerverordening Ouder-Amstel 2014 stelt de voorwaarden van de beëindiging van de vergunning.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2 mag worden geparkeerd geschiedt door het college.

Artikel 9 Bevoegdheid tot gebruik wegsleepregeling

Als na het aanbrengen van de naheffingsaanslag 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 10 Kosten naheffingsaanslag

  • 1)

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zijn vermeld in de bij deze verordening en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

  • 2)

    Het bedrag van de voor de wielklem en voor het overbrengen en bewaren in rekening te brengen kosten, wordt in een voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel 11 Vrijstelling van het betalen van parkeerbelastingen

De belasting in artikel 2, onderdeel a en b, wordt niet geheven van:

  • 1)

    Gehandicapten, voor zover deze beschikt over een duidelijk zichtbaar aangebrachte geldige Europese Gehandicaptenparkeerkaart;

  • 2)

    Als zodanig herkenbare politievoertuigen, brandweervoertuigen, ambulances en dierenambulances.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1)

    De “verordening heffing en invordering van parkeerbelastingen 2016” wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2)

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 3)

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2024, of zo dit later is, met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 4)

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening parkeerbelastingen Ouder-Amstel 2024”.

Ouder-Amstel, 21 december 2023

De raad voornoemd,

de raadsgriffier,

L.W.F. Örsçek-Moolenaar

de voorzitter,

J. Langenacker

Tarieventabel verordening parkeerbelasting 2024

 

1. Tarieven voor parkeren met een parkeervergunning, zoals bedoeld in art. 2 onderdeel b bedragen;

Tarief 2024

a.

Bewonersvergunning per 6 maanden;

€ 20,64

b.

Bedrijfsvergunning per maand;

€ 41,36

c.

Buffervergunning per maand;

€ 41,36

d.

Specifieke vergunning per maand

€ 41,36

 

 

 

2. Tarieven voor parkeren bij parkeerapparatuur, zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

Tarief 2024

a.

per uur;

€ 5,00

 

 

 

3. Kosten naheffingsaanslag

Tarief 2024

a.

De kosten voor een naheffingsaanslag bedraagt 1 uur parkeertarief in het gebied waar het voortuig staat geparkeerd vermeerderd met:

€ 57,69

b.

Het tarief voor het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats aan de Daniël Goedkoopstraat bedraagt:

€ 106,69

c.

Voor het bewaren van een voertuig op de bewaarplaats wordt éénmalig een bedrag in rekening gebracht van;

€ 232,20

 

 

 

Behoort bij raadsbesluit van 21 december 2023, nr. 2023/69.

 

 

 

 

De raadsgriffier, De voorzitter,

 

 

 

 

L.W.F. Örsçek-Moolenaar J. Langenacker