Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Krimpen aan den IJssel

Verordening nadeelcompensatie Krimpen aan den IJssel 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKrimpen aan den IJssel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening nadeelcompensatie Krimpen aan den IJssel 2023
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie Krimpen aan den IJssel 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Procedureverordening voor advisering in planschade 2008.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

14-12-2023

gmb-2023-567971

1298383

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie Krimpen aan den IJssel 2023

De raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 november 2023

 

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 15.1 van de Omgevingswet;

 

Besluit:

  • 1.

    De verordening nadeelcompensatie Krimpen aan den IJssel 2023 vast te stellen;

Artikel 1. Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op aanvragen om schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 4:126, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die schade na de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

Artikel 2. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven van € 500,--.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager van nadeelcompensatie dient gebruik te maken van een door het bestuursorgaan vastgesteld formulier.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: de jaarrekening over het jaar waarin schade is geleden, en voor zover dit volgens het bestuursorgaan nodig is de drie daaraan voorafgaande jaren en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting, of

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de relevante (huur)overeenkomst of gebruiksovereenkomst met eigendomsakte.

Artikel 4. Adviescommissie

Inschakelen commissie

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan wint slechts advies in bij een adviescommissie voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen. Onder adviescommissie wordt daarbij verstaan een commissie bestaande uit een of meer adviseurs, die belast is met de advisering over de aanvraag om schadevergoeding.

  • 2.

    Advies als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich een weigeringsgrond voordoet zoals bedoeld in artikel 4:126, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan binnen de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid aanwezig is voor de beoordeling van de aanvraag.

    • d.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

  • 3.

    Een adviescommissie bestaat uit een of meer deskundigen. Bij een adviescommissie bestaande uit meerdere adviseurs wijst de commissie uit haar midden een voorzitter aan.

  • 4.

    Een adviescommissie kan worden benoemd als:

    • a.

      vaste commissie, waarbij de leden door het bestuursorgaan voor een termijn van maximaal 4 jaar worden benoemd met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of

    • b.

      als tijdelijke commissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen, door of burgemeester en wethouders of het bestuursorgaan dat de aanvragen behandelt.

Artikel 5 Procedure en werkwijze adviescommissie

  • 1.

    Als advies wordt ingewonnen van een adviescommissie, dan informeert het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden daarover.

  • 2.

    Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt naast de aanvrager voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • i.

        1e. de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • ii.

        2e. de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

  • 3.

    De adviescommissie stelt de aanvrager en belanghebbenden in de gelegenheid schriftelijk of mondeling een toelichting te geven over de aanvraag. Van de mondelinge toelichting door de aanvrager en belanghebbenden stelt de adviescommissie een verslag op dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 4.

    Als dat voor het uitbrengen van het advies nodig is, dan bezichtigt de adviescommissie de situatie ter plaatse. De adviescommissie bepaalt de datum en het tijdstip waarop de bezichtiging plaatsvindt en stelt een verslag op dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 5.

    Alvorens een advies uit te brengen, zendt de adviescommissie binnen zestien weken na dagtekening van de opdracht tot advisering een conceptadvies aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager en aan belanghebbenden. De adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van goede redenen met ten hoogste twee weken verlengen.

  • 6.

    De aanvrager, het bestuursorgaan en belanghebbenden worden onverwijld in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren.

  • 7.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het zesde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 8.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het zesde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan.

Artikel 6. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald na de datum van het onherroepelijk worden van het besluit tot geheel of gedeeltelijke toewijzing van de aanvraag.

Artikel 7. Aanvraag voorschot

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan op een daartoe strekkende aanvraag of ambtshalve beslissen een voorschot te verlenen op een uit te betalen geldsom.

  • 2.

    Het voorschot bedraagt maximaal 90 procent van de in het in artikel 5, leden 7 en 8 bedoelde deskundigenadvies geadviseerde geldsom.

  • 3.

    De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 8 Overgangsrecht en slotbepalingen

De Procedureverordening voor advisering in planschade 2008 wordt ingetrokken per gelijke datum als die van de inwerkingtreding van de Verordening nadeelcompensatie Krimpen aan den IJssel 2023.

Artikel 9 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de inwerkingtreding van de Omgevingswet en Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie Krimpen aan den IJssel 2023.

Dit besloot de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel in zijn openbare vergadering van 14 december 2023.

voorzitter

J.J. Luteijn

Griffier

mr. O. Vliegenthart

TOELICHTING  

Algemeen deel

De regels van de verordening nadeelcompensatie Krimpen aan den IJssel 2023 zijn bedoeld als aanvulling op de algemene regeling van nadeelcompensatie in titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en op de bijzondere regeling in afdeling 15.1 Omgevingswet. Uitgangspunt van genoemde wettelijke regelingen is dat de overheid niet verplicht is om iedere schade als gevolg van rechtmatig overheidsoptreden aan burgers of ondernemingen te vergoeden. Een bepaald deel dat het Normaal maatschappelijk risico wordt genoemd, blijft altijd voor rekening van de burger. Zie hiervoor artikel 4:126 Awb. Voor de schade die boven het Normaal maatschappelijk risico uitgaat, moet door het verantwoordelijke bestuursorgaan op verzoek een schadevergoeding worden betaald.

 

Er zijn twee redenen om met deze verordening aansluiting te zoeken bij de Awb. In de eerste plaats kan op deze manier bij het inschakelen van (een) adviseur(s) aansluiting worden gezocht bij afdeling 3.3 Algemene wet bestuursrecht.

In de tweede plaats is de verordening een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4:128, eerste lid Algemene wet bestuursrecht op grond waarvan een recht kan worden geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag nadeelcompensatie. Het te betalen recht is bedoeld als financiële drempel om lichtvaardige aanvragen om schadevergoeding tegen te gaan. Bij toewijzing van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag overigens vermeerderd met het geheven recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag.

 

Artikel 1 Nadeelcompensatie

 

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege een rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Omgevingswet. Het gaat daarbij om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente. Op de toepasselijkheid van de Nadeelcompensatie bestaan uitzonderingen. Een voorbeeld daarvan is een projectbesluit van een hoger bestuursorgaan zoals een Minister (art. 15.8 Ow). Voor dat geval is geregeld dat het hogere bestuursorgaan de schadevergoeding toekent.

Met betrekking tot de uitoefening van welke publiekrechtelijke bevoegdheden op grond van de Omgevingswet een aanvraag kan worden ingediend, is geregeld in artikel 15.1 Omgevingswet. Het gaat daarbij onder andere om het vaststellen van een omgevingsplan.

 

Artikel 2 Heffing van recht

 

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van 500 Euro geheven. Daarbij wordt aangesloten bij het bedrag zoals dat onder de Wet ruimtelijke ordening werd geheven voor een verzoek om planschade. Als het voor het in behandeling nemen van de aanvraag verschuldigde recht niet wordt voldaan, dan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 Awb buiten behandeling worden gesteld. Bij toewijzing van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht (zie art. 4:129, aanhef en onder c, van de Awb). Men krijgt het bedrag dan terug.

 

Artikel 3 De aanvraag

 

Op grond van de artikelen 4:2 en 4:127 Awb is het mogelijk om aanvraagvereisten te stellen voor het indienen van een aanvraag nadeelcompensatie. In artikel 4:127 Awb worden de benoemde te overleggen gegevens voorafgegaan door het woord "mede". Op grond daarvan kunnen nadere gegevens worden opgevraagd. In deze verordening wordt als eis gesteld dat de aanvrager gebruik moet maken van een aanvraagformulier. Er is nog niet voor een elektronisch (Web) formulier gekozen omdat aanvragen om nadeelcompensatie slechts zelden voorkomen.

Als de aanvraag niet door middel van het voorgeschreven formulier wordt ingediend, dan kan besloten worden om de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 Awb buiten behandeling te stellen. De aanvraag moet dan alsnog op de juiste wijze worden ingediend.

In het tweede lid van dit artikel worden inhoudelijke eisen gesteld aan de door de aanvrager te overleggen bewijsstukken zoals bijvoorbeeld het overleggen van jaarstukken.

 

In het tweede lid van artikel 3 zijn inhoudelijke indieningsvereisten opgenomen ten aanzien van het bewijs dat inkomens- of vermogensschade is geleden. Deze eisen vullen de algemene toepasselijke indieningsvereisten van artikel 4:2 Awb aan, op grond waarvan een aanvraag moet worden ondertekend en ten minste bevat: naam en adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. Artikel 4:127 Awb schrijft voor dat de aanvraag nadeelcompensatie mede bevat een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en een opgave van de geleden en te lijden schade en voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan.

Het gaat hier alles om gegevens en bescheiden die ten minste worden verstrekt.

 

De aanvrager moet op grond van artikel 4:2, lid 2 Awb gegevens en bescheiden overleggen die voor de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Uiteraard worden daarbij alleen gegevens gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. In de praktijk worden door adviseurs in overleg met de aanvrager de verdere nodige gegevens gevraagd.

 

Voor aanvragen die betrekking hebben op een besluit op grond van de Omgevingswet zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Ook als het schadeveroorzakende besluit is genomen door de gemeenteraad (zie artikel 15.8 Omgevingswet).

 

Artikel 4 de adviescommissie

 

Inschakelen adviescommissie.

 

In de adviespraktijk van het omgevingsrecht worden stichtingen en bureaus ingeschakeld die gespecialiseerd zijn in advisering over schade als gevolg van planologische maatregelen. In de meeste gevallen wordt dan advies uitgebracht door een enkele adviseur. Of het nu een of meerdere adviseurs zijn, voor de wet is sprake van een adviescommissie.

 

In het eerste lid van artikel 4 is opgenomen dat op goede gronden tot het inwinnen van advies moet worden besloten. Niet altijd zal binnen de eigen organisatie voldoende specifieke ervaring en deskundigheid aanwezig zijn.

 

Het tweede lid geeft duidelijkheid over de terughoudendheid die bij het inschakelen van een adviescommissie in acht moet worden genomen. De toepassing van de uitzonderingsgronden moet door het bestuursorgaan per geval worden beoordeeld.

Daartoe worden in de verordening een drietal gevallen genoemd waarin in ieder geval geen advies van een adviescommissie wordt ingewonnen. Voorbeelden van andere gevallen waarbij geen adviseur zou moeten worden ingeschakeld zijn: indien sprake is van zeer geringe schade of indien eerder in een vrijwel gelijk geval geen schade is toegekend.

 

Als een adviescommissie wordt ingeschakeld, betekent dit niet automatisch dat deze wordt gevraagd over de hele aanvraag te adviseren. Ingeval van meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 3:5 Awb vormen deze samen een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 Awb. Aan de eisen van dat artikel moet dan worden voldaan hetgeen onder andere inhoudt dat de commissie een onafhankelijke voorzitter moet hebben. Voorts bedraagt de beslistermijn bij het afhandelen van een aanvraag waarbij adviseurs(s) zijn aangewezen, maximaal zes maanden in plaats van de algemene beslistermijn op aanvragen van 8 weken.

 

Het derde lid is opgenomen omdat afhankelijk van de aanvraag verschillende deskundigen van de adviescommissie onderdeel moeten uitmaken: financieel-economisch, accountancy, taxateurs en kostendeskundigen. Een adviseur moet over de nodige deskundigheid beschikken over het onderwerp waarover deze advies moet uitbrengen. Een adviseur kan op meerdere gebieden deskundig zijn.

In de beschikking op de aanvraag wordt de adviseur vermeld en wordt het advies als motivering bij de beschikking gevoegd (art. 3:8 Awb). Een afwijking van het advies moet goed worden gemotiveerd. Verder is het van belang dat het bestuursorgaan nagaat of het door de adviseurs ingestelde onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Daartoe wordt onder andere van de adviescommissie gevraagd dat deze verslag uitbrengt van de wijze waarop de aanvrager, belanghebbenden en de gemeente bij de totstandkoming van het advies zijn betrokken.

 

Het vierde lid geeft invulling aan de mogelijkheid op grond van artikel 4:130 Awb om voor de advisering over een verzoek om nadeelcompensatie een vaste of een tijdelijke adviescommissie te benoemen. Dit kan op grond van dit artikel van de verordening in de vorm van het benoemen van een vaste commissie voor bepaalde tijd of van een adviescommissie voor een of meer aanvragen. In de praktijk werkt de gemeente Krimpen aan den IJssel met het inschakelen van een adviseur voor een of meer aanvragen.

 

Artikel 5. Procedure en werkwijze adviescommissie.

 

De procedure en termijnen voor de behandeling van een aanvraag nadeelcompensatie zijn geregeld in titel 4.5 van de Awb (nieuw).

In het tweede lid van artikel 5 wordt in aanvulling op de Awb concreet aangegeven welke belanghebbenden, naast de aanvrager, in de gelegenheid worden gesteld om voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag een zienswijze naar voren te brengen. Als belanghebbende worden in de verordening benoemd degenen met wie een nadeelcompensatieverhaalovereenkomst is gesloten en, als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht. De aanvrager van een besluit en degenen met wie een nadeelcompensatieverhaalovereenkomst zijn gesloten zijn in de praktijk vaak een en dezelfde persoon.

In het derde en de daaropvolgende leden van artikel 5 wordt de door de adviescommissie te volgen procedure omschreven. Dit dient voor de uniformiteit bij de uitvoering van advieswerkzaamheden in opdracht van de gemeente. Dit is vooral nodig indien verschillende commissies in opdracht van de gemeente actief zijn.

 

Artikel 6. Uitbetaling

 

Dit artikel heeft geen toelichting nodig. Na het onherroepelijk worden van een besluit tot het geheel of gedeeltelijk toekennen van nadeelcompensatie moet betaling aan verzoeker plaatsvinden. Het onherroepelijk worden van het nadeelcompensatiebesluit is afhankelijk van eventueel bezwaar en beroep.

 

Artikel 7. Voorschot

 

In dit artikel is vastgelegd dat het bestuursorgaan op een daartoe strekkende aanvraag kan beslissen een voorschot te verlenen op het waarschijnlijk uit te betalen bedrag aan nadeelcompensatie. Dit kan worden gedaan als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld, bijvoorbeeld aan de hand van een ontwerp adviesrapport. Het begrip "redelijkerwijs" is overgenomen uit de tekst van artikel van 4:95 Awb. Ook kan het bestuursorgaan ambtshalve een voorschot verlenen. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot van toepassing. De toepasselijkheid van genoemde artikelen van de Awb betekent onder andere dat onverschuldigde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.

In het tweede lid is de maximale hoogte van het voorschot vastgelegd (90%). Daarbij is rekening gehouden met de behoefte aan een voorschot voor de aanvrager en met het risico dat de gemeente loopt bij eventuele terugvordering van te veel betaalde vergoeding. Het rekening houden met 10% afwijking van een uiteindelijk te betalen bedrag ten opzichte van het waarschijnlijk te betalen bedrag wordt redelijk geacht.

 

Artikel 8 Slotbepalingen

 

De Verordening nadeelcompensatie 2023 treedt in de plaats van de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008”. Deze laatstgenoemde verordening moet worden ingetrokken maar blijft nog wel relevant voor het afhandelen van lopende planschadeverzoeken op grond van de Wet ruimtelijke ordening 2008.

 

Het bestuursorgaan kan de aanvraag onder de nieuwe wettelijke regeling van titel 4.5 Awb afwijzen indien op het tijdstip van de aanvraag vijf jaren zijn verstreken na de dag waarop die waarop de benadeelde bekend is geworden met zowel met de schade als met het voor de schadeveroorzakende gebeurtenis verantwoordelijke bestuursorgaan, en in ieder geval na verloop van twintig jaren nadat de schade is veroorzaakt. Zie artikel 4:131 Algemene wet bestuursrecht.