Organisatie | Pekela |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Fysieke Leefomgeving Pekela 2024 |
Citeertitel | Verordening fysieke leefomgeving Pekela 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Verordening fysieke leefomgeving Pekela 2024 |
Externe bijlagen | Kaart 2:13 2:14 Bijlage 3-1 Bijlage 3-2 Bijlage 3-3 Bijlage 3-4 Bijlage 3-5 Kaart 6:1 6:5 Kaart 4:29 |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | Nieuwe regeling | 19-12-2023 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:3 Doel van deze verordening
Deze verordening is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu gericht op het in onderlinge samenhang:
Artikel 1:4 Verhouding tot andere regelgeving
Deze verordening is niet van toepassing op onderwerpen met betrekking tot de fysieke leefomgeving of onderdelen daarvan, die bij of krachtens een wet, een algemene maatregel van bestuur, een ministeriële regeling of provinciale verordening uitputtend zijn geregeld, tenzij uit de bepalingen van deze verordening anders blijkt.
Activiteiten waarvoor op grond van deze verordening een vergunning voor nodig is, mogen niet worden uitgevoerd zonder of voordat die vergunning is verleend, of in afwijking van de verleende vergunning.
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Hoofdstuk 2. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Artikel 2:1 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens (vee) die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:3 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 22.239, eerste lid van de Bruidsschat gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 2:4 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 22.63 tot en met 22.71 van de Bruidsschat en artikel 2:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 22.239, eerste lid van de Bruidsschat niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 2:5 Onversterkte muziek
Artikel 2:6 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod indien:
een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de beschermde houtopstanden (en alternatieven voldoende zijn onderzocht). Hiervoor dient aanvrager bewijs te overleggen. Het college kan hiervoor een commissie en/of afdeling om advies vragen. Argumenten zoals hinder of schade door wortelopdruk, beperkte toetreding van (zon)licht, allergische reacties door stuifmeel, (over)last door blad-/ vruchtval, ingroei in riolering, vochtproblemen, zaailingen, kleine windmolens zijn in beginsel onvoldoende;
Artikel 2:8 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Artikel 2:9 Herplant-/ instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld dan wel op andere wijze is tenietgegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen (maat, soort, locatie) binnen een door hem te stellen termijn.
Tevens wordt bij het vellen van een houtopstand zonder vergunning van het college een geldboete opgelegd. De hoogte van de boete wordt bepaald in artikel 8:1 van deze verordening.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen en binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 2:11 Werkzaamheden nabij houtopstanden
Indien in de nabijheid van houtopstanden ondergrondse werkzaamheden moeten worden uitgevoerd dan dient de uitvoerende partij een Bomen Effect Analyse (BEA) te overhandigen aan het bevoegd gezag. Indien uit de BEA volgt dat de houtopstanden in hun voortbestaan worden bedreigd dan volgt mogelijk de verplichting ontwerpwijzigingen door te voeren en/of alternatieve uitvoeringtechnieken te hanteren zodat de bedreigingen voor de houtopstand worden beperkt.
Artikel 2:12 Aanwijzing gebied
In overeenstemming met artikel 6, derde lid van de Wet geurhinder en veehouderij wordt bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de Gemeente Pekela, zoals dat op de bij deze verordening gevoegde kaart is aangegeven een andere afstand van toepassing is dan de afstand genoemd in artikel 4, eerste lid van de Wet geurhinder en veehouderij wordt aangewezen.
Artikel 2:13 Afwijkende waarde voor de afstand
In afwijking van artikel 4, eerste lid van de Wet geurhinder en veehouderij bedraagt de afstand tussen een dierenverblijf bij bestaande melkrundveehouderijen waarvoor vergunning als bedoeld in de omgevingswet benodigd is en een geurgevoelig object:
Artikel 2:14 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Artikel 2:15 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 1. Ordening en gebruik openbare plaatsen Artikel 3:1 Voorwerpen op of aan de weg
Artikel 3:2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van de weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 3:3 Maken, veranderen van een uitweg
Artikel 3:4 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in artikelen 3:6 tot en met 3:16.
Artikel 3:10 Wijziging, schorsing en intrekking vergunning en uitsluiting van vergunninghouders
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkerplaats van de toewijzing van een dagplaats of standwerkerplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van één jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting indien de vergunninghouder blijft volharden in het overtreden van de vergunning- voorschriften en/of het bepaalde bij of krachtens artikelen 3:6 tot en met 3:16.
Het is niet toegestaan zelf in elektriciteit te voorzien door middel van generatoren of van de daarvoor bestemde gemeentelijke voorzieningen te betrekken zonder schriftelijke toestemming van de marktmeester.
Hoofdstuk 4. Ordening en gebruik openbaar water
Artikel 4:1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 4:2 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van de bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Artikel 4:3 Aangewezen gedeelten/nadere regels
Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen of hebben van een ligplaats nadere regels stellen uit het oogpunt van ordelijk gebruik van de ligplaatsen, openbare orde, veiligheid, gezondheid, milieuhygiëne, het aanzien en de toeristische promotie van de gemeente. Tevens kunnen zij nadere regels stellen uit het oogpunt van het nautisch beheer voor zover het betreft de ligplaatsen die zijn gelegen binnen de gemeente gelegen wateren die in beheer zijn bij het waterschap en de gemeente.
Burgemeester en wethouders stellen in artikelen 4:6 tot en met 4:16 bepalingen vast waarin is vastgesteld op welke gedeelten van het openbaar water het met welk aantal van welk type schip –met inachtneming van de overige bepalingen in deze verordening- is toegestaan ligplaats in te nemen, te hebben, dan wel beschikbaar te stellen. Burgemeester en wethouders kunnen een ligplaatsenkaart vaststellen voor schepen.
Artikel 4:4 Ligplaats innemen buiten aangewezen gedeelten
Het is verboden met een schip een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een schip beschikbaar te stellen buiten de in artikelen 4:6 tot en met 4:16 en de ligplaatsenkaart –als bedoeld in artikel 4:3, lid 2,- voor dat type schip aangewezen gedeelten van openbaar water.
Artikel 4:6 Algemene Ligplaatsen
Kleine open boten van maximaal 4,0 meter lengte en 1,5 meter breedte en kano’s, kunnen aan de oostzijde van het Pekelder Hoofddiep ligplaats innemen in de periode van 1 mei tot 1 oktober, onder de voorwaarden dat het innemen van ligplaats uitsluitend achter elkaar in de lengterichting is toegestaan en zij geen hinder of gevaar veroorzaken voor het onderhoud en het wegverkeer langs de oostzijde van het Pekelder Hoofddiep en zij de doorvaart niet belemmeren.
Artikel 4:8 Werktuigen en drijvende vaarinrichtingen
Schepen, waaronder drijvende werktuigen en drijvende inrichtingen, kunnen ligplaats innemen uitsluitend voor zover zij zich op de in artikel 4:6, onder a, vermelde vaarwegen moeten begeven voor de uitvoering van werkzaamheden aan de vaarweg of bijbehorende waterstaatswerken, handhavingstaken of hulpverlening.
Artikel 4:9 Pekelder Hoofddiep
Burgemeester en wethouders van de gemeente Pekela wijzen de volgende gedeelten van openbaar water (Pekelder Hoofddiep; zie bijlage 3 1 t/m 5) aan als ligplaatsen voor recreatieschepen:
de ligplaatsen in de jachthaven(steigers), met uitzondering van de periode van 1 oktober tot 1 mei, gedurende deze periode is het innemen van een ligplaats enkel toegestaan voor degenen die in die gehele periode lid zijn van de Watersportvereniging Oude Pekela, gelegen op het Flessingsterrein, aan de oostelijke zijde van het terrein (bijlage 3-1);
Artikel 4:10 Bruggen en sluizen
Rondom de bruggen en sluizen mag binnen een afstand van 48 meter zonder toestemming van burgemeester en wethouders geen ligplaats worden ingenomen.
Artikel 4:12 Voorwerpen op, in of boven openbaar vaarwater
1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben.
2. Indien burgmeester en wethouders op grond van het eerste lid toestemming hebben verleend, dient het voorwerp door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging geen gevaar op te leveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 4:13 Voeren van reclame
Het is verboden met schepen die voorzien zijn van een aanduiding van handelsreclame dan wel anderszins aandacht te trekken, in openbaar vaarwater ligplaats in te nemen met als kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kanalen, (trek)paden, kades, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot het aanwijzen van gedeelten van openbaar water waar met recreatieschepen en overige schepen ligplaats kan worden ingenomen.
Artikel 4:17 Ontheffingsplicht voor bedrijfsschepen
Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid vervalt van rechtswege:
indien in geval van een bestaand bedrijfsschip niet uiterlijk binnen twaalf weken na het onherroepelijk worden van de ontheffing met het betreffende bedrijfsschip ligplaats is ingenomen op de daartoe bestemde ligplaats. Deze termijn kan op schriftelijk verzoek van de houder van de ontheffing met ten hoogste twaalf weken worden verlengd door burgemeester en wethouders;
Bij een bedrijfsschip waarvoor een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, is uitsluitend één bij het schip behorende boot, niet zijnde een recreatieschip, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders daartegen bezwaren bestaan die verband houden met de belangen die deze verordening beoogt te beschermen.
Artikel 4:18 Historische schepen
Het in artikel 4:4 gestelde verbod is niet van toepassing op:
ten hoogste één historisch schip voor eigen gebruik, waarmee ligplaats ingenomen dient te worden evenwijdig aan de oever en één rij breed langs het erf van de eigen woning of recreatiewoning binnen het grondgebied van de eigen woning of recreatiewoning binnen het grondgebied van de gemeente op voorwaarde dat de doorvaart niet wordt belemmerd;
In de in de bepalingen als bedoeld in artikel 4:3, lid 2, daartoe aangewezen gedeelten van openbaar water mag voor een aaneengesloten periode van 6 maanden ligplaats worden ingenomen met een beroepsschip, waarbij deze termijn op schriftelijk verzoek van de eigenaar van het beroepsschip met ten hoogste 6 maanden kan worden verlengd.
Artikel 4:22 Het nakomen van aanwijzingen
Ieder is verplicht terstond te gehoorzamen aan de mondelinge aanwijzingen, gegeven door een ambtenaar, door burgemeester en wethouders, belast met de uitvoering van bepalingen die betrekking hebben op ligplaatsen en aanwijzing van ligplaatsen.
Artikel 4:24 Verwaarloosde schepen
Het is in het belang van het aanzien, en de openbare orde van de gemeente verboden om een ligplaats in te nemen of ingenomen te houden met een schip dat in verwaarloosde toestand verkeert.
De in dit hoofdstuk onder afdeling 9. genoemde maten worden uitwendig gemeten daar waar zij het grootst zijn. Ondergeschikte bouwdelen zoals lichtkoepels en antennes worden niet meegerekend.
Als standaardbepaling worden, met inachtneming van de definities en mits de nautische situatie ter plaatse een en ander mogelijk maakt, de volgende maten gehanteerd voor een woonschip:
Artikel 4:27 Verboden ligplaatsen
Het is verboden met een woonschip een ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen buiten het op grond van artikel 4:29 aangewezen gedeelte van het openbaar water.
Artikel 4:28 Woonschepen in aanbouw of reparatie
Het verbod van artikel 4:27 is niet van toepassing op woonschepen die in aanbouw of in reparatie zijn, zolang zij zich op of aan een scheepswerf dan wel in of bij een reparatie-inrichting bevinden.
Artikel 4:31 Wachtlijst ligplaatsvergunning
Indien de van de op grond van artikel 4:29, eerste lid, aangegeven plaats vrijkomt, stelt het college van burgemeester en wethouders de op de wachtlijst geplaatste gegadigden, te beginnen met de hoogst geplaatste in de gelegenheid een nieuwe aanvraag van een ligplaatsvergunning in te dienen. In deze gevallen kan de ligplaatsvergunning slechts worden geweigerd op grond van de omstandigheden, vermeld in artikel 4:30, derde lid, onder b tot en met g.
Artikel 4:34 Intrekking ligplaatsvergunning
Het college van burgemeester en wethouders kan de ligplaatsvergunning intrekken indien:
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen over de huishouding van de gemeente
Artikel 5:1 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:5 Kampeermiddelen e.a.
Artikel 5:8 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college aangewezen op de weg gelegen plaatsen, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, een (brom)fiets onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimtes of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:14 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Hoofdstuk 6. Bodem en bouwen op verontreinigde grond
Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740:2009 + A1:2016 nl, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. Als op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl.
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, uitgevoerd door een persoon of een instelling erkend op grond van het Besluit Bodemkwaliteit, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in artikel 2:15f Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en afdeling 22:2 bruidsschat Invoeringsbesluit Omgevingswet. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in artikel 2:15f Bbl en afdeling 22:2 bruidsschat Invoeringsbesluit Omgevingswet.
Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, uitgevoerd door een persoon of een instelling erkend op grond van het Besluit Bodemkwaliteit toe als voor toepassing van artikel 6:3 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, uitgevoerd door een persoon of instelling erkend op grond van het Besluit Bodemkwaliteit, toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn als bedoeld in artikel 5:36 Omgevingswet en 10:23 Omgevingsbesluit als uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt dat de locatie onverdacht is of dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740:2009 + A1:2016 nl niet rechtvaardigen.
Artikel 6:3 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 6:4 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 6:3 kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het Besluit Bodemkwaliteit bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van onderzoeken en eindresultaten t.b.v. de milieubelastende activiteit sanderen op grond van artikel 4:1241 e.v. Besluit activiteit leefomgeving (Bal)., dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Artikel 6:5 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Artikel 7:1 Gemeentelijk erfgoedregister
Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.
Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:
gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht.
Artikel 7:2 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijke beschermde verzameling
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.
Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijke beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.
Artikel 7:3 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijke beschermd cultuurgoed of gemeentelijke beschermde verzameling
Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 7:2, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 7:2, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Artikel 7:10 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 7:7 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
Artikelen 7:12 tot en met 7:14 zijn van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 7:9 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 7:11 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 7:12 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 7:13 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.
Artikel 7:15 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht
De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.
Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.
Artikel 7:16 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 7:15, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 7:15, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Artikel 7:18 Vangnet archeologie
Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:
het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de Beleidskaart archeologie Pekela en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met in de (herziene) Nota Archeologiebeleid Gemeente Pekela vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
Hoofdstuk 8. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van volgende artikelen in deze verordening en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften en beperkingen worden gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of een geldboete van de tweede categorie: 2:1, 2:2, 2:3, 2:4, 2:5, 2:6, 2:7, 2:8, 2:9, 2:10, 2:11, 2:12, 2:15, 2:16, 2:17, 2:18, 2:19, 3:1, 3:2, 3:3, 3:4, 3:5, 4:1, 4:2, 5:1, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:10, 5:11, 5:12, 5:13, 5:14, 5:16, 7:12, 7:13 derde lid.
Artikel 8:2 Toezicht en toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast:
de buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) en/of de toezichthouders en handhavers van de gemeente voor wat betreft de artikelen: 2:1, 2:2, 2:3, 2:4, 2:5, 2:6, 2:7, 2:8, 2:9, 2:10, 2:11, 2:12, 2:15, 2:16, 2:17, 2:18, 2:19, 3:1, 3:2, 3:3, 3:4, 3:5, 4:1, 4:2, 5:1, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:10, 5:11, 5:12, 5:13, 5:14, 5:16.
Artikel 8:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning, woonschip of schip zonder toestemming van de bewoner, gebruiker of eigenaar.
Artikel 8:4 Intrekking oude verordeningen
De volgende verordeningen worden vanaf het moment van inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken:
Vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Pekela d.d. 19-12-2023,
De Raad voornoemd,
Voorzitter Griffier
De heer J. Kuin De heer M. Meerman
Toelichting op de Verordening fysieke leefomgeving en was-word-tabel
Op 1 januari 2024 treedt naar verwachting de Omgevingswet in werking. De Omgevingswet gaat over de fysieke leefomgeving en bundelt alle wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, cultureel erfgoed, natuur en water.
De Omgevingswet heeft als uitgangspunt dat de gemeente haar regels over de fysieke leefomgeving samenbrengt in één gebiedsdekkende regeling: het omgevingsplan. Vooruitlopend op dit omgevingsplan vervangt de Verordening fysieke leefomgeving (Vfl) de bestaande verordeningen en delen van verordeningen die gaan over de fysieke leefomgeving van Pekela. Hierdoor ontstaat een meer samenhangend systeem van regels. De Verordening fysieke leefomgeving is zodoende een tussenstap naar en voorbereiding op het verplichte omgevingsplan.
In de Verordening fysieke leefomgeving worden regels, die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, uit acht verschillende verordeningen gebundeld. Hiervan gaan de regels van zeven verordeningen (zie tabel 1) volledig op in de Vfl en om deze reden worden deze verordeningen ingetrokken.
Van één verordening worden een aantal regels overgenomen, omdat de inhoud van deze verordening niet volledig opgaat in het omgevingsplan. Dit betreft:
o Algemene plaatselijke verordening Pekela.
De Verordening fysieke leefomgeving is een beleidsneutrale voortzetting van bestaand door de raad vastgesteld beleid; de meeste bestaande regels zijn inhoudelijk dan ook niet gewijzigd. Dit neemt niet weg dat er wel wijzigingen zijn doorgevoerd die de Verordening fysieke leefomgeving beter leesbaar en toepasbaar maken. Het gaat om het schrappen van overbodige regels, het logisch ordenen van regels en het juist verwijzen naar de juiste toekomstige wet- en regelgeving. Her en der zijn inhoudelijke wijzigingen aangebracht. Dit betreffen wijzigingen op de bepalingen met betrekking tot houtopstanden (artikelen 2:6 tot en met 2:11).
Overzicht regels die overgaan in Verordening fysieke leefomgeving
De volgende verordeningen worden geheel of gedeeltelijk opgenomen in de Vfl:
Tabel 1: Overzicht verordeningen die overgaan naar de Vfl
APV1 | Alleen de onderwerpen met betrekking tot de fysieke leefomgeving gaan over naar de Vfl. | |
Beschermen cultureel erfgoed in het omgevingsplan | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl) | ||
Bouwverordening en het omgevingsplan | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl) | ||
https://vng.nl/sites/default/files/2021-04/handreiking-vfl-en-b1.pdf | ||
Conversietabel (was-wordt-tabel)
In de extern bijgevoegde was-wordt-tabel is op bepalingsniveau toegelicht hoe de originele bepalingen in de VFL zijn opgenomen (kolom 1 en 2). In de toelichting staat beschreven welke aanpassingen zijn gemaakt (kolom 3).
1. Bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen weergegeven op de kaart in bijlage 5 bij deze verordening;
2. Beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
3. Bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;
4. Bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
5. Bromfiets: hetgeen daaronder wordt ver staan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel de wet- en regelgeving die daarvoor in de plaats treedt;
6. College: het college van burgemeester en wethouders;
7. Gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
8. Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
9. Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
10. Parkeren: het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen;
11. Rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;
12. Voertuigen: fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen en (aanhang)wagens, met uitzondering van kruiwagens, kinderwagens, rolstoelen en dergelijke kleine voertuigen;
13. Weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
Geluid en verlichting (Hoofdstuk 2, afdeling 2)
14. Collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
15. Gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
16. Gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
17. Houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
18. Incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
19. Inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 2:3 tot en met 2:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
20. Onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt;
Houtopstanden (Hoofdstuk 2, afdeling 3)
21. Houtopstand: één of meer bomen of boomvormers of andere houtachtige gewassen;
22. Kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen;
23. Kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;
24. Knotten: het tot op de oude snoei plaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;
25. Stamtalreductie: een vermindering hebben in het aantal bomen;
26. Rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand;
27. Vellen: rooien; kappen; kandelaberen, verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
28. Dunning: het periodiek noodzakelijk vellen binnen een houtopstand, ter bevordering van de leefbaarheid van de overblijvende houtopstanden, waarbij het natuurlijk verloop van het desbetreffende milieu in stand blijft;
29. Ontwerpstadium: Voorbereidende fase of het voortraject van een project;
30. Orde grootte: De potentiële groeihoogte van bomen verdeeld in 3 verschillende klassen;
31. Nabijheid van bomen: de kroonprojectie van de boom + 2,00 meter. Deze omvang is de omvang van de te beschermen zone rondom de boom, zowel boven- als ondergronds;
32. Bomen Effect Analyse (BEA): een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting;
Kamperen (Hoofdstuk 2, afdeling 6)
33. Kampeermiddel: een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
Markten (Hoofdstuk 3, afdeling 2)
34. Markt: de markt, die krachtens besluit van burgemeester en wethouders op de daartoe aangewezen plaats, dag en tijd wordt gehouden;
35. De standplaats: de op en voor de duur van een markt krachtens deze verordening aangewezen ruimte voor het uitoefenen van de markthandel;
36. Een vaste standplaats: een standplaats waarvoor een vergunning voor onbepaalde tijd wordt afgegeven;
37. Een dagplaats: een standplaats, die per marktdag beschikbaar wordt gesteld, indien een vaste standplaats niet wordt ingenomen, dan wel niet als vaste standplaats is toegekend;
38. Een standwerkerplaats: een standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld door middel van loting, die bestemd is voor het uitoefenen van de markthandel als standwerker;
39. Een standwerker: de marktkoopman, die publiek om zich heen verzamelt, een het publiek aansprekende uiteenzetting houdt over het door hem te verkopen artikel en tenslotte tracht een aantal personen gelijktijdig tot aankoop daarvan te bewegen;
40. De standplaatshouder: de natuurlijke persoon, aan wie krachtens deze verordening is toegestaan om op een markt een standplaats te bezetten;
41. De marktmeester: de persoon, die als zodanig is aangewezen door het college van burgemeester en wethouders;
42. Vergunninghouder: degene aan wie door burgemeester en wethouders vergunning is verleend tot het innemen van een standplaats;
43. Wachtlijst: de lijst van gegadigde voor een vaste plaats;
44. Anciënniteitlijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste plaats;
Openbaar water, ligplaatsen en woonschepen (Hoofdstuk 4, afdeling 1 t/m 9)
45. Woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen;
46. Ligplaats: een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om bij verblijf voor korte of langere duur door een woon-, bedrijfs-, recreatie-, of beroepsschip of een schip voor bijzondere of representatieve doeleinden te worden ingenomen;
47. Openbaar water : alle wateren in de gemeente Pekela, die al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;
48. Vaartuig: naast het begrip vaartuig in de gebruikelijke zin van het woord een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren.
49. Schip: elk vaartuig, met inbegrip van een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water;
50. Recreatieschip: een schip, uitsluitend bestemd en in gebruik voor recreatiedoeleinden;
51. Beroepsschip: een schip, uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor beroepsgoederenvervoer, alsmede sleep- en duwboten;
52. Schip voor bijzondere: een schip, uitsluitend bestemd of in gebruik voor doeleinden bijzondere doeleinden, waaronder in ieder geval worden begrepen passagiersschepen en rondvaartboten;
53. Historisch schip: een varend schip dat is opgenomen in het Nationaal Register varende monumenten van de Federatie Oude Nederlandse Vaartuigen (FONV) en voldoet aan zowel de algemene criteria van het Register als aan de specifieke criteria – volgens de betreffende behoudsorganisatie- voor het type schip;
54. Bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van het woonschip of voorzieningen bedrijfsschip niet goed mogelijk is zoals een bijboot, steiger en loopplank;
55. Bijboot: een licht schip dat bij een groter schip hoort en waarvan de bovenkant niet hoger is dan 1 meter boven de waterlijn en de oppervlakte niet groter is dan 10 m²;
56. Verwaarloosd schip: een schip waarvan casco en/of opbouw zodanig onvoldoende zijn beschermd tegen water- en weersinvloeden dat de instandhouding van het schip, zonder daarvoor ingrijpender maatregelen dan het normaal te verrichten onderhoud te treffen, in gevaar komt;
57. Havens: bevaarbaar water en de daarin of daarlangs gelegen oevers, kades, steigers en andere werken;
58. Gemeentelijke havens: aan de gemeente toebehorende of bij de gemeente in beheer
59. zijnde havens, met uitzondering van havens waarin hoofdzakelijk met andere vaartuigen dan passagiers- en pleziervaartuigen een ligplaats wordt ingenomen;
60. Doorvaart: om doorvaart van alle in deze verordening opgenomen schepen en vaartuigen mogelijk te maken, dient de minimale doorvaartbreedte op alle door de gemeente aangewezen vaarwegen ten minste 6 meter te bedragen.
Standplaatsen (Hoofdstuk 5, afdeling 2)
61. standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Onder standplaats wordt niet verstaan:
o een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;
o een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.
62. NEN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;
63. Gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;
64. Gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 18;
65. Gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid;
66. Gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;
67. Minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
68. Omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.
Toelichting: Gemeentelijke bepalingen m.b.t de fysieke leefomgeving overgeheveld naar voorliggend document. Dit op basis van VNG handleidingen. Zie voor uitgebreide toelichting het hoofdstuk ‘Toelichting’ op p. 36 van dit document.
Bijlage 2:Kaart behorend bij artikel 2:13 en 2:14
Bijlage 3:Kaarten behorend bij artikel 4:9
Bijlage 4:Kaart behorend bij artikel 4:29