Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Midden-Groningen

Notitie Adviesrecht gemeenteraad en verplichte participatie onder de Omgevingswet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMidden-Groningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNotitie Adviesrecht gemeenteraad en verplichte participatie onder de Omgevingswet
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

11-05-2023

gmb-2023-567741

Tekst van de regeling

Intitulé

Notitie Adviesrecht gemeenteraad en verplichte participatie onder de Omgevingswet

 

 

 

De raad van de gemeente Midden-Groningen,

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 maart 2023;

 

gelet op het bepaalde in artikel 16.15a, lid b en 16.55, lid 7 van de Omgevingswet;

 

overwegende dat, de raad op grond van artikel 16.15a, lid b van de Omgevingswet gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten kan aanwijzen waarover hij een bindend advies wenst af te geven alvorens het college over kan gaan tot vergunningverlening;

 

overwegende dat de raad op grond van artikel 16.55, lid 7 van de Omgevingswet gevallen van activiteiten kan aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is, kan worden ingediend.

 

 

Besluit:

 

1. de Notitie Adviesrecht gemeenteraad en verplichte participatie onder de Omgevingswet vast te stellen;

2. de bijbehorende Lijst met gevallen voor adviesrecht gemeenteraad en verplichte participatie Omgevingswet vast te stellen;

3. Dit besluit in werking laten treden op de dag dat de Omgevingswet in werking treedt.

 

 

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 11 mei 2023

De raad van de gemeente Midden-Groningen

Adriaan Hoogendoorn Mieke Bouwman

Voorzitter Griffier

Notitie Adviesrecht gemeenteraad en verplichte participatie onder de Omgevingswet

1.Inleiding

Zoals het nu lijkt treedt de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking.

De Omgevingswet legt de bevoegdheid voor het verlenen van omgevingsvergunningen volledig bij het college neer. Het gaat hierbij zowel om de omgevingsvergunningen die passen in het omgevingsplan (binnenplanse omgevingsvergunningen) als om de omgevingsvergunningen die niet passen in het omgevingsplan (buitenplanse omgevingsvergunningen).

 

Om de raad, net als in de huidige situatie met de verklaring van geen bedenkingen, de mogelijkheid te geven om advies uit te brengen over bepaalde buitenplanse omgevingsactiviteiten, kan de raad gevallen aanwijzen waarover hij bindend advies wil uitbrengen. Voorliggend voorstel voorziet hierin.

 

De Omgevingswet verplicht initiatiefnemers niet om participatie te voeren. De gemeenteraad kan gevallen aanwijzen waarvoor de initiatiefnemers verplicht zijn om een participatieproces vorm te geven en aan te geven wat met de resultaten is gedaan. Voorliggend voorstel voorziet hierin.

 

2.Adviesrecht gemeenteraad voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten

 

2.1Rolverdeling gemeenteraad en college van B&W

In essentie blijft de rolverdeling tussen de gemeenteraad en het college na de inwerkingtreding van de Omgevingswet onveranderd. De gemeenteraad stelt de kaders vast. Daarnaast houdt de gemeenteraad gedurende het beleids- en besluitvormingsproces vinger aan de pols en stuurt op de gewenste doelen. Het college geeft uitvoering aan de door de raad vastgestelde kaders en toetst of initiatieven passen binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders en verleend dan de omgevingsvergunningen. Dit wordt straks onder de Omgevingswet niet anders.

 

Het college krijgt onder de Omgevingswet wel meer bevoegdheden bij de uitvoering van het beleid en de gemeenteraad is nadrukkelijker belast met de hoofdlijnen en het monitoren van de resultaten. Het College van B&W is straks het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning. Ook als de aanvraag niet past binnen het omgevingsplan en er buitenplans afgeweken moet worden.

 

De gemeenteraad kan hier sturing aangeven door het vaststellen van de omgevingsvisie, het omgevingsplan en beleidsregels. Daarnaast kan de raad gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten aanwijzen waarvoor hij een (bindend) advies willen uitbrengen.

 

2.2Omgevingsvergunningen

Met een aanvraag om een omgevingsvergunning kunnen burgers, bedrijven en overheden toestemming vragen om activiteiten in de leefomgeving uit te voeren. Denk daarbij aan (ver)bouwen, slopen, (verandering van) het gebruik van een perceel, enz.

In sommige gevallen moet/kan een initiatiefnemer een melding doen voordat de activiteit mag worden uitgevoerd. Voor andere activiteiten moet een initiatiefnemer toch een vergunning aanvragen. Welke activiteiten dat zijn, staat onder andere in het omgevingsplan.

 

Een omgevingsvergunning wordt getoetst aan het omgevingsplan, de omgevingsvisie en eventueel ander beleid. Het gaat hierbij om gemeentelijke beleid, maar ook om rijks- en provinciaal beleid. Als de plannen voldoen aan alle gestelde eisen, moet de gemeente de vergunning verlenen.

De sleutel ligt voor de gemeente bij de invulling van het omgevingsplan, omdat dat het toetsingskader is voor vergunningverlening. En daarboven hangt de omgevingsvisie, waarin staat welke kant de gemeente op wil en welke ontwikkeling wel/niet wenselijk zijn. Zo zijn alle drie de instrumenten (omgevingsvisie, omgevingsplan en omgevingsvergunning) aan elkaar verbonden.

Het college van B&W verleend de omgevingsvergunningen.

 

Er zijn twee soorten vergunningen:

1. Binnenplanse omgevingsvergunning

Als de gevraagde activiteiten passen binnen het omgevingsplan is er sprake van een binnenplanse omgevingsvergunning. De activiteiten passen daarmee automatisch ook binnen de omgevingsvisie en ander beleid omdat het omgevingsplan hierop gebaseerd is. Het college van B&W is bevoegd gezag. Het gaat hier om uitvoering van de door de gemeenteraad vastgestelde kaders. Dit wordt onder de Omgevingswet niet anders.

 

2. Buitenplanse vergunning

Activiteiten die niet passen en dus in strijd zijn met het omgevingsplan worden aangemerkt als buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Ondanks de strijdigheden kan het initiatief wenselijk en/of waardevol zijn. Als een dergelijk initiatief bij de gemeente wordt ingediend, dan kan het college van B&W beoordelen of er alsnog medewerking aan kan worden verleend. Dit kan dan met een buitenplanse omgevingsvergunning.

 

2.3Nu en straks

Nu

Onder de huidige regelgeving is het college het bevoegde gezag voor het verlenen van een vergunning voor een ‘buitenplanse activiteit’. Deze vergunning mag alleen verleend worden

als de raad een Verklaring van Geen Bedenkingen (VvGB) heeft afgegeven. In 2018 heeft de gemeenteraad een Lijst van categorieën van gevallen vastgesteld waarin geen verklaring van geen bedenkingen nodig is (zie bijlage 2). In die gevallen is het college, zonder tussenkomst van de raad bevoegd tot het verlenen van een vergunning voor een ‘buitenplanse activiteit’.

 

Straks

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de ‘verklaring van geen bedenkingen’. Het college kan zonder tussenkomst van de gemeenteraad de vergunning verlenen.

De gemeenteraad kan echter gevallen van activiteiten aanwijzen waarvoor bindend adviesrecht geldt (artikel 16.15a Omgevingswet). Over die activiteiten geeft de gemeenteraad een zogenaamd verzwaard, bindend advies. Als de gemeenteraad een negatief advies geeft, dan mag het college de omgevingsvergunning niet verlenen. Het college mag niet van het advies afwijken.

 

In de kern betekent dit dat de besluitvorming zoveel mogelijk hetzelfde blijft. Aanvragen die nu naar de gemeenteraad gaan voor een verklaring van geen bedenkingen, gaan straks ook naar de gemeenteraad voor een bindend advies.

 

2.4

Aanwijzen van gevallen van omgevingsplanactiviteiten waarvoor bindend advies van de raad geldt

Bij het bepalen of en in welke gevallen van activiteiten, bindend adviesrecht geldt, moeten de doelen van de Omgevingswet worden meegewogen. De Omgevingswet heeft onder andere als doel om besluitvorming over initiatieven sneller en overzichtelijker te laten verlopen. Daarnaast wijst de wetgever er met de Omgevingswet nogmaals op dat de raad de kaders stelt en stuurt op hoofdlijnen. Het college doet de uitvoering van deze kaders. Vandaar dat de vergunningverlening in de basis bij het college is gelegd.

 

In de door de gemeenteraad vastgestelde Uitgangspuntennotitie Omgevingswet (maart 2021) is bepaald dat de Lijst van categorieën van gevallen waarin geen verklaring van geen bedenkingen (VVGB) nodig is, gebruikt zal worden als basis voor het aanwijzen van categorieën van gevallen waarvoor bindend adviesrecht van de raad geldt.

Door deze lijst als basis te gebruiken blijft de besluitvorming zo veel mogelijk hetzelfde. Aanvragen die nu naar de gemeenteraad gaan voor een verklaring van geen bedenkingen gaan straks ook naar de gemeenteraad voor een bindend advies.

 

De in 2018 vastgestelde Lijst voor verklaring van geen bedenkingen is voor het opstellen van deze notitie over het adviesrecht nog wel geactualiseerd aan de hand van rijksregels (vergunningvrij bouwen, kruimelgevallen), geactualiseerd provinciaal beleid en het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied. De lijst van gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten voor adviesrecht is als bijlage 1 (Lijst met gevallen voor adviesrecht gemeenteraad en verplichte participatie) bijgevoegd. In navolgende tabel een klein overzicht van de activiteiten die aan de hand van de actualisatie niet langer op de lijst voorkomen:

 

 

 

Regeling

reden

 

Vergunningvrij

 

 

Kruimelgevallen

 

Wijzigen van gebruik

Provinciaal beleid

 

Aantal vierkante meters woning

Bestemmingsplan buitengebied

In het bestemmingsplan Buitengebied heeft een harmonisatie van de regels voor de regels van het buitengebied van de drie voormalige gemeenten plaatsgevonden. Hierin zijn keuzes gemaakt welke zaken bij recht, middels afwijking of wijzigingsprocedure mogelijk kunnen worden gemaakt

Tweede agrarische bedrijfswoning

 

 

Een argument dat ook meegewogen moet worden bij het aanwijzen van categorieën is de proceduretijd. In de basis is het zo dat voor aanvragen om omgevingsvergunning die in strijd zijn met het omgevingsplan, de reguliere vergunningprocedure van toepassing is. De omgevingsvergunningen moeten dan binnen 8 weken (met evt. een eenmalige verlening van 6 weken bij externe advisering) afgehandeld worden in plaats van de nu geldende 26 weken. De planning en agendering van de raadscyclus is geen reden voor een verlening van de termijn. De raad zou dan bijvoorbeeld 2 weken de tijd hebben voor een advies. Los van het feit dat dit bijna onmogelijk is in te passen in de raadscyclus, is dit ook een enorme extra belasting van de raad.

Het is daarom wenselijk het aantal gevallen voor bindend advies beperkt te houden.

 

2.5Status van het adviesrecht

Het adviesrecht van de gemeenteraad is een zogenaamd verzwaard, bindend advies. Als de gemeenteraad een negatief advies geeft, dan mag het college de omgevingsvergunning niet verlenen. Het college mag niet van dit advies afwijken.

 

 

3.Aanwijzen verplichte participatie bij buitenplanse omgevingsplan-activiteiten

 

3.1Inleiding

Participatie is een belangrijk onderwerp in de Omgevingswet. De Omgevingswet stimuleert vroegtijdige participatie. Daarmee kunnen overheden op tijd belangen, meningen en creativiteit op tafel krijgen. De wet zegt over participatie: ‘het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit’. Met belanghebbenden bedoelt de wet burgers, vertegenwoordigers van bedrijven, professionals van maatschappelijke organisaties en bestuurders van overheden.

In de Omgevingswet en in het Omgevingsbesluit zijn regels over de participatie vastgelegd.

 

Participatie is verplicht voor het bevoegd gezag. De gemeente moet ervoor zorgen dan alle belanghebbenden hun mening kunnen geven over een visie of een plan, zoals de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan.

 

Voor initiatiefnemers is participatie bij een omgevingsvergunning een aanvraagvereiste (artikel 7.4 Omgevingsregeling), maar in beginsel geen inspanningsverplichting. De aanvrager moet aangeven of hij omwonenden bij de aanvraag betrokken heeft. Hij moet duidelijk maken wat er uit de participatie gekomen is. De aanvrager mag zelf weten hoe hij de belanghebbenden bij de aanvraag betrekt. Het kan ook zijn dat een aanvrager niks aan participatie gedaan heeft. Dit is geen grond om de vergunning te weigeren.

Hierop geldt een uitzondering voor omgevingsvergunningaanvragen voor een buitenplanse omgevingsactiviteit.

 

3.2Participatie en vergunningverlening

In veruit de meeste gevallen is het college het bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Het college toets dan ook of het initiatief past in het omgevingsplan.

Bij activiteiten waarvoor er geen vergunningplicht is of waarvoor slechts een meldplicht geldt, is participatie niet noodzakelijk.

 

Zoals onder 2.2 zijn er twee soorten vergunningen. Bij beide soorten vergunningen is participatie een aanvraagvereiste (artikel 7.4 Omgevingsregeling). De aanvrager moet aangeven óf hij aan participatie heeft gedaan. En zo ja, hoe partijen zijn betrokken en wat daar het resultaat van is geweest. Hoe de verdere participatie wordt vormgegeven hangt af van de soort vergunning.

 

Vergunning voor een binnenplanse omgevingsactiviteit

Als een aanvraag past binnen de regels of als er sprake ik van een binnenplanse vergunningsaanvraag is er geen inspanningsverplichting. De aanvrager moet alleen aangeven

óf hij aan participatie heeft gedaan. En zo ja, hoe partijen zijn betrokken en wat daar het resultaat van is geweest. De participatie is vrijwillig en vormvrij.

Het ontbreken van participatie is géén reden om een vergunningaanvraag te weigeren. Dat is ook logisch: de activiteit past immers binnen het omgevingsplan. En over het omgevingsplan – waarbij de gemeente het bevoegde gezag is – heeft verplicht participatie plaatsgevonden. Ook draagvlak is geen weigeringsgrond.

 

Vergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit

Buitenplanse omgevingsactiviteiten passen niet binnen het omgevingsplan. Hierover heeft dus nooit eerder participatie plaatsgevonden. De Omgevingswet biedt de gemeenteraad daarom de ruimte om te bepalen of participatie bij deze afwijkingen verplicht is (artikel 16.55 lid 7 Omgevingswet).

 

Bij de aangewezen activiteiten is de initiatiefnemer verplicht om een participatieproces vorm te geven en aan te geven wat met de resultaten is gedaan. Het gaat hier dus om een inspannings- en motiveringsplicht. Er is geen resultaatverplichting. Draagvlak bij omwonenden is geen weigeringsgrond voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit.

 

Participatie is ook bij deze aanvragen vormvrij: de initiatiefnemer mag zelf weten hoe hij het participatieproces aanpakt. De wetgever heeft niet bepaald wanneer er sprake is van onvoldoende participatie. Ook heeft de wetgever de keuze voor de vorm van participatie bewust bij de aanvrager gelaten. Maar uit het feit dat het hier gaat om verplichte participatie, volgt dat de uitgevoerde participatie wel enige inhoud moet hebben.

Bij een klein initiatief met weinig impact op de omgeving kan een beperkte vorm van participatie volstaan. Bij een project met grote impact op de omgeving zal meer uitgebreide participatie nodig zijn.

 

De beoordeling of de initiatiefnemer voldoende aan participatie heeft gedaan, is aan het college.

Hiervoor kan het college beleidsregels opstellen (artikel 4:81 AWB) om te bepalen wat bij diverse gevallen als voldoende participatie wordt aangemerkt.

Tijdens de besluitvorming maakt het bevoegd gezag een eigen integrale afweging over het al dan niet toekennen van de vergunning. Voor de motivering van het besluit kan het door de aanvrager verstrekte (inhoudelijke) resultaat van participatie gebruikt worden voor het maken van de belangenafweging.

 

Als de aanvrager bij een aangewezen geval niet of onvoldoende aan participatie heeft gedaan, kan het college de aanvraag buiten behandeling laten. Wel moet het college de aanvrager de gelegenheid geven het gebrek te herstellen (artikel 4:5, Algemene wet bestuursrecht (Awb)).

 

Het college zal in de loop van 2023 een handreiking voor participatie vast stellen. Deze handleiding geeft dan handvatten/kaders voor participatie. Inwoners en ondernemers kunnen deze handleiding gebruiken om hun participatie vorm te geven, ook wanneer dit niet verplicht is. Op deze manier stimuleren we de inwoners en ondernemers om participatie toe te passen. In deze handleiding geven we ook aan op welke manier de gemeente naar participatie bij initiatieven in de fysieke leefomgeving kijkt, zodat initiatiefnemers ook zelf kunnen beoordelen of er voldoende participatie heeft plaatsgevonden voor hun initiatief.

 

De participatie bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten, die niet door de raad zijn aangewezen, is gelijk aan die van de omgevingsvergunningen die wel passend in het Omgevingsplan.

 

3.3Aanwijzen van gevallen waarvoor participatie bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit verplicht wordt gesteld

Zoals hierboven genoemd kan de gemeenteraad buitenplanse omgevingsplanactiviteiten aanwijzen waarbij participatie wel verplicht is (artikel 16.55 lid 7 Omgevingswet). Het lijkt logisch om aan te sluiten bij de lijst voor het adviesrecht van de gemeenteraad. Maar de impact kan wel een andere betekenis hebben bij participatie dan bij het adviesrecht.

 

Bij het adviesrecht staat de rolverdeling tussen de raad en het college voorop. Dit gebeurt mede op basis van omgevingsvisies, omgevingsplannen en dergelijke. Bij de participatie is de impact veel meer ingegeven door zaken als omvang en hinder; in de zin van de mogelijkheid van enig nadeel voor anderen in de omgeving.

 

Voor de lijst met gevallen voor verplichte participatie is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de lijst van gevallen voor het adviesrecht van de raad. Aanvullend op de lijst van gevallen voor het adviesrecht van de raad stellen we voor participatie ook verplicht laten stellen in die gevallen waar sprake is van functiewijziging van percelen zowel binnen als buiten de bebouwde kom en bij buitenplanse omgevingsactiviteiten in het buitengebied.

Zo leggen we een bewuste en logische koppeling met het adviesrecht van de raad maar willen we participatie ook verplicht stellen bij ontwikkelingen die, vanuit de kaderstellende rol van de raad wellicht minder belangrijk zijn, maar wel invloed kunnen hebben op de omgeving en waarbij participatie dus van belang wordt geacht.

 

De lijst met gevallen voor adviesrecht gemeenteraad en verplichte participatie is als bijlage 1 bij deze notitie gevoegd.

 

 

4.Proces

4.1Participatie en vergunningverlening

De gevraagde besluiten over adviesrecht en verplichte participatie vormen een vast uitgangspunt bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Formeel leggen we hiervoor twee lijsten vast met gevallen van activiteiten. In de voorbereiding op de besluitvorming over adviesrecht en participatie is gebleken dat in veel gevallen voor dezelfde gevallen van activiteiten besluitvorming wenselijk is. We hebben daarom gekozen beide lijsten samen te voegen tot één lijst waarbij per activiteit in één overzicht weer wordt gegeven wanneer adviesrecht en wanneer participatie van toepassing is.

 

4.2Inwerkingtreding

Deze notitie en de bijbehorende lijst met gevallen voor adviesrecht gemeenteraad en gevallen voor verplichte participatie treden in werking op de dag dat de Omgevingswet in werking treedt.

 

4.3 Monitoring en evaluatie

De Omgevingswet is nieuw. Een dergelijke grote stelselwijziging brengt ook effecten met zich mee die we nu nog niet kunnen overzien. We hebben de lijst opgesteld met de intentie om zoveel mogelijk aan te sluiten bij huidige werkwijzen. Wat nu naar de raad gaat voor een verklaring van geen bedenking, gaat straks ook naar de raad voor bindend advies.

 

Vaststelling van de lijst van gevallen voor bindend adviesrecht en verplichte participatie is de eerste stap van de beleidscyclus.

Een jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen we de lijsten evalueren om te kijken of deze voldoende aansluiten bij de wensen van de raad en de praktijk van de aanvragen. Als uit de praktijk blijkt dat iets anders moet (meer of minder adviesrecht of meer of minder verplichte participatie) dan zullen we deze notitie en de bijbehorende lijst aanpassen en opnieuw laten vaststellen door de raad.

 

 

Lijst met gevallen voor adviesrecht gemeenteraad en verplichte participatie

 

De gemeenteraad wijst met deze lijst buitenplanse omgevingsplanactiviteiten aan, waarbij hij gebruik wil maken van het adviesrecht. Daarnaast wijst de gemeenteraad buitenplanse omgevingsactiviteiten aan waarbij hij participatie verplicht stelt.

 

Artikel 1. ALGEMEEN

 

Adviesrecht (16.15a onder b OW)

Verplichteparticipatie (16.55 lid 7)

1.1 Het algemene uitgangspunt is dat het college initiatieven, die passen binnen door

de gemeenteraad vastgesteld beleid en/of kaders voor de fysieke leefomgeving, niet

ter advies voorlegt aan de gemeenteraad.

 

 

1.2 Initiatieven, die niet passen in door de gemeenteraad vastgesteld beleid en/of kaders en die niet op inhoudelijke gronden moeten worden geweigerd legt het college ter advies

voor aan de gemeenteraad indien deze zijn opgenomen in de hieronder opgesomde lijst

van categorieën van 2 t/m 9.

 

1.3

Initiatieven waarbij – naar oordeel van het college – sprake is van grote maatschappelijke impact, grote maatschappelijk onrust en/of anderszins politieke gevoeligheid, legt het college ter advies voor aan de gemeenteraad.

 

 

Toelichting algemeen

1.1 Het uitgangspunt is dat bij initiatieven, waarvoor de gemeenteraad al beleid of kaders heeft vastgesteld, nader adviesrecht niet is vereist als deze initiatieven passen binnen de vastgestelde kaders. Voor deze initiatieven is participatie ‘slechts’ een aanvraagvereiste. De aanvrager moet aangeven of hij omwonenden bij de aanvraag betrokken heeft. Hij moet duidelijk maken wat er uit de participatie gekomen is. De aanvrager mag zelf weten hoe hij de belanghebbenden bij de aanvraag betrekt. Het kan ook zijn dan een aanvrager niks aan participatie gedaan heeft. Dit is geen grond om de vergunning te weigeren.

 

1.2 en 1.3 De onderwerpen in de artikelen 2 t/m 9 van deze lijst zijn niet uitputtend. Er zullen zich gevallen voordoen, die op voorhand niet in te schatten zijn, maar waarbij het college toch graag advies van de gemeenteraad inwint. Dit geldt ook voor zaken met grote maatschappelijke impact, grote maatschappelijke onrust en/of voor anderszins politiek gevoelige initiatieven. Deze zullen naar oordeel van het college voor advies worden voorgelegd aan de raad.

 

Omdat deze gevallen niet op voorhand in te schatten zijn, kan niet op voorhand participatie verplicht worden gesteld. Participatie geldt in ieder geval als aanvraagvereiste, per geval wordt afgewogen of participatie verplicht wordt gesteld.

 

ARTIKEL 2. WONINGEN

 

Adviesrecht (16.15a onder b OW)

Verplichteparticipatie (16.55 lid 7)

2.1 bij toevoeging van 1 of meer woningen in de bebouwde kom, tenzij

het aantal woningen past binnen de in regionaal verband gemaakte woningbouwafspraken en geldende Woonvisie of een Omgevingsvisie;

de activiteit naar aard en schaal in de bestaande ruimtelijke en functionele structuur past;

 

Het toevoegen van 1 of meer woningen binnen de bebouwde kom

 

2.2 toevoeging van 1 of meer woningen buiten de bebouwde kom, tenzij

er sprake is van een ruimte-voor-ruimte regeling;

er sprake is van gebruik van vrijgekomen gebouwen;

Voor zowel sub a als sub b geldt dat het aantal woningen past binnen de in regionaal verband gemaakte woningbouwafspraken en geldende Woonvisie of een Omgevingsvisie

 

Het toevoegen van 1 of meer woningen buiten de bebouwde kom

2.3 het omzetten van een recreatiewoning naar een woning

Het omzetten van een recreatiewoning naar een woning.

 

Toelichting

Een woning is een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; onder woning of wooneenheid worden mede zorgwoningen (dat conform jurisprudentie sprake is van één huishouden) begrepen. Het begrip woning omvat zowel woningen als wooneenheden. Hieronder vallen daarmee ook: appartementen, studentenunits, flat- of portiekwoningen en woningen boven winkels. De bebouwde kom is dat gebied dat volgens de Algemeen Plaatselijke Verordening Midden-Groningen als zodanig is aangemerkt.

 

2.1De raad moet bij het bepalen van de lijst meewegen dat de Omgevingswet als doel heeft om besluitvorming over initiatieven sneller en overzichtelijker te laten verlopen. Het is zodoende niet nodig om een onder- of bovengrens op te nemen voor woningbouw binnen de bebouwde kom waarvoor de raad gebruik zou moeten maken van zijn adviesbevoegdheid. Enerzijds vanwege het feit dat de raad al kaders heeft gesteld voor o.a. woningbouw (Woonvisie en Omgevingsvisie). Anderzijds heeft gemeente Midden-Groningen ook nog steeds een dringende woningbouwopgave, zowel qua kwantiteit als het tempo waarbinnen dit gerealiseerd moet worden.

 

2.2 Het uitgangspunt voor de realisatie van woningbouw is dat nieuwe woningbouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied moeten worden geconcentreerd. Buiten de bebouwde kom is de toevoeging van burgerwoningen in principe niet wenselijk. Dit is vastgelegd in de Woonvisie en in lijn met de provinciale Omgevingsverordening en het gemeentelijk omgevingsplan. Aan een dergelijk initiatief kan onder voorwaarden wel medewerking worden verleend maar vraagt een goede afweging waarvoor advies wordt gevraagd bij de gemeenteraad.

Bij toevoeging van één of meer woningen in het buitengebied ter compensatie van de sloop van voor hergebruik, niet geschikte of geschikt, te maken bebouwing (ruimte-voor-ruimte) of bij hergebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied geldt dat het aantal woningen past binnen de in regionaal verband gemaakte woningbouwafspraken en geldende Woonvisie of een Omgevingsvisie.

 

2.3

Het omzetten van recreatiewoningen naar reguliere woningen is in principe niet wenselijk. Mocht er toch een initiatief komen dat wel wenselijk en inpasbaar is te maken, dan zal dit aan de raad voor advies worden voorgelegd.

Dit artikel is zo wel binnen de bebouwde kom als buiten de bebouwde kom van toepassing.

 

 

ARTIKEL 3. FUNCTIEWIJZIGING IN COMBINATIE MET BOUWEN

 

Adviesrecht (16.15a onder b OW)

Verplichteparticipatie (16.55 lid 7)

3.1 Het vernieuwen, veranderen, vergroten, uitbreiden, vervangen, al dan niet in combinatie met het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen en bouwwerken, tenzij:

3.1 Bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten wanneer het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken wordt gewijzigd al dan niet in combinatie met bouwen.

a. de activiteit naar aard en schaal past in de bestaande ruimtelijke en functionele structuur en/of;

 

b. vervangende nieuwbouw op dezelfde locatie plaatsvindt, en/of;

 

c. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten valt in een categorie 1 en 2, als bedoeld in de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering dan wel diens rechtsopvolger;

 

 

 

Toelichting

Ad. 3.1 Het wijzigen van het gebruik in combinatie met bouwen die voldoet aan één van de genoemde criteria is een initiatief dat onder de huidige wetgeving een uitgebreide procedure doorloopt en waarbij een Verklaring Van Geen Bedenkingen wordt gevraagd aan de gemeenteraad.

Deze regeling is ook van toepassing op bedrijventerreinen.

Het gaat hierbij om een initiatieven die een mogelijk grotere impact kunnen hebben op het woon- en leefklimaat van omwonenden. In deze gevallen wordt participatie verplicht gesteld.

 

Aanvullend op de lijst met gevallen voor het adviesrecht van de raad willen we participatie ook verplicht stellen in die gevallen waar sprake is van functiewijziging van percelen bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten zowel binnen als buiten de bebouwde kom

Zo leggen we een bewuste en logische koppeling met het adviesrecht van de raad maar willen we participatie ook verplicht stellen bij ontwikkelingen die, vanuit de kaderstellende rol van de raad wellicht minder belangrijk zijn, maar wel invloed kunnen hebben op de omgeving en waarbij participatie dus van belang wordt geacht.

 

ARTIKEL 4. MAATSCHAPPELIJKE, RECREATIEVE OF CULTURELE VOORZIENINGEN EN SPORTINFRASTRUCTUUR

 

Adviesrecht 16.15a onder b OW

Verplichteparticipatie (16.55 lid 7)

4.1 het realiseren van grootschalige maatschappelijke of culturele voorzieningen.

Het realiseren van grootschalige maatschappelijke of culturele voorzieningen.

4.2. het realiseren van sportinfrastructuur, waaronder sportparken en sporthallen.

Het realiseren van sportinfrastructuur, waaronder sportparken en sporthallen.

4.3. projecten ten behoeve van intensieve recreatie, inclusief bijbehorende voorzieningen (paden, ontsluiting en groen)

Projecten ten behoeve van intensieve recreatie, inclusief de daarbij behorende voorzieningen (zoals paden, ontsluiting en groen).

 

Toelichting

Ad 4.1. Dit betreft het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart, bibliotheken, verenigingsleven en militaire zaken, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

Grootschalige maatschappelijke of culturele voorzieningen zijn die voorzieningen, die niet zonder meer in een woonomgeving passen, gelet op specifieke eisen ten aanzien van het gebruik, situering en bereikbaarheid. In veel gevallen gaat het hier om intensieve functies en/of voorzieningen, die tot en met 7 dagen in de week toegankelijk zijn, zoals een multifunctioneel centrum.

 

Ad 4.2. Sportinfrastructuur, waaronder sportparken en -hallen, heeft veelal een zware belasting op de omgeving vanwege intensief gebruik, parkeervoorzieningen, geluid en verlichting.

 

Ad. 4.3 Onder intensieve recreatie wordt verstaan een gebied specifiek bedoeld voor recreatiedoeleinden. Het kan hier gaan om dagrecreatie of verblijfsrecreatie.

 

Bij deze vormen van recreatie is sprake van permanent ruimtebeslag, eventueel aangevuld met faciliteiten ten behoeve van dat recreatieve gebruik. Voorbeelden zijn recreatieterreinen, campings, zwemplassen, etc. Hieronder valt niet: recreatief medegebruik van gronden voor wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen of mini-campings. Hierbij legt de recreatie geen specifiek beslag op de ruimte.

 

 

 

ARTIKEL 5. BEDRIJVIGHEID

 

Adviesrecht 16.15a onder b OW)

Verplichteparticipatie (16.55 lid 7)

5.1 Het oprichten, veranderen, uitbreiden en vernieuwen, van bedrijfsgebouwen en bouwwerken op een bestaand en als zodanig aangewezen bedrijventerrein, tenzij

a. de activiteit naar aard en schaal in de bestaande ruimtelijke en functionele structuur past en/of;

b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot milieucategorieën zoals die bij recht zijn toegestaan.c. er geen sprake is van nieuwe detailhandelsactiviteiten anders dan inherent en ondergeschikt aan de bedrijfsvoering.

5.1 Het oprichten, veranderen, uitbreiden en vernieuwen, van bedrijfsgebouwen en bouwwerken op een bestaand en als zodanig aangewezen bedrijventerrein, tenzij

a. de activiteit naar aard en schaal in de bestaande ruimtelijke en functionele structuur past en/of;

b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot milieucategorieën zoals die bij recht zijn toegestaan.

c. er geen sprake is van nieuwe detailhandelsactiviteiten anders dan inherent en ondergeschikt aan de bedrijfsvoering.

5.2 Het oprichten, veranderen, uitbreiden en vernieuwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken op een andere locatie dan een als zodanig aangewezen bedrijventerrein

5.2 Het oprichten, veranderen, uitbreiden en vernieuwen van bedrijfsgebouwen en bouwwerken op een andere locatie dan een als zodanig aangewezen bedrijventerrein

5.3 Het oprichten, veranderen of uitbreiden van agrarische bedrijvigheid

5.3 Het oprichten, veranderen of uitbreiden van agrarische bedrijvigheid

 

Toelichting bedrijvigheid

Doeleinden voor handel en bedrijf zoals aangeduid in de “Handreiking Bedrijven en Milieuzonering” dan wel diens rechtsopvolger.

en het rapport “Milieuzonering nieuwe stijl” van de VNG. De bebouwde kom is dat gebied dat volgens de Algemeen Plaatselijke Verordening Midden-Groningen als zodanig is aangemerkt.

 

Artikelsgewijs:

Ad 5.1 en 5.2 Binnen het omgevingsplan is vastgelegd welke milieucategorie bedrijven zijn toegestaan. Het toestaan van zwaardere categorie bedrijven kan effect hebben op: de bedrijfsruimte van andere bedrijven, belasting wegennet, het woonmilieu en bijvoorbeeld de ruimtelijke uitstraling.

Dit is artikel is van toepassing op het uitbreiden of veranderen van bestaande bedrijvigheid in de zwaardere milieucatergorie of het oprichten van nieuwe bedrijvigheid in een zwaardere categorie dan het omgevingsplan toestaat.

 

5.3 Bij de nieuwvestiging, verandering of uitbreiding van agrarische bedrijvigheid dient een zorgvuldige afweging plaats te vinden waarvoor advies wordt gevraagd aan de gemeenteraad.

Het gaat hierbij om een initiatieven die een mogelijk grotere impact kunnen hebben op het milieu en het woon- en leefklimaat. In deze gevallen wordt participatie verplicht gesteld.

 

 

ARTIKEL 6. ENERGIEOPWEKKING

 

Adviesrecht 16.15a onder b OW)

Verplichteparticipatie (16.55 lid 7)

6.1 Het realiseren van één of meer windmolens van meer dan 15 meter hoogte.

6.1 Het realiseren van één of meer windmolens van meer dan 15 meter hoogte

6.2

 

6.2 het realiseren van weiden met zonnepanelen, ongeacht de grootte.

6.3 het opwekken van andere grootschalige vormen van het opwekken van energie

6.3 het opwekken en/of opslaan van andere vormen van energie

 

Toelichting energieopwekking

Het opwekken van energie uit duurzame bronnen. In de keuze en normering is het onderscheid gemaakt tussen grootschalige en individuele toepassing in aansluiting op het vastgestelde facetbestemmingsplan ‘Kleinschalige windturbines’. Kleinschalige individuele energieopwekking voor eigen gebruik valt buiten het adviesrecht van de gemeenteraad.

 

Artikelsgewijs:

6.1 Relatief compacte windmolens, bedoeld voor particulier gebruik, op eigen erf vereisen geen advies. De begrenzing is op ashoogte 15 meter gesteld. Grotere windmolens die door professionele

partijen worden gebouwd vereisen altijd advies van de gemeenteraad. Participatie is altijd verplicht.

 

6.2 Grootschalige energie-opwek via zonnepanelen kan plaatsvinden op daken, restgronden en in

het landelijk gebied wanneer dit in overeenstemming is met het Beleid Zonneparken van de gemeente Midden-Groningen. Nader adviesrecht is hier niet vereist. Vanwege de grote maatschappelijke impact is participatie altijd verplicht.

 

6.3 Het opwekken van andere grootschalige vormen van energie. Opwekking van andere vormen van energie bedoeld voor particulier gebruik op eigen erf vereisen geen advies. Participatie is ook vereist bij het opslaan van energie in bijvoorbeeld een buurtbatterij.

 

 

ARTIKEL 7. INFRASTRUCTURELE PROJECTEN

 

Adviesrecht 16.15a onder b OW)

Verplichteparticipatie (16.55 lid 7)

7.1 Het aanleggen en/of verbouwen van grootschalige infrastructurele werken.

Het aanleggen en/of verbouwen van infrastructurele werken.

 

Toelichting infrastructurele projecten

Infrastructuur voor verkeer, waterbeheer en ondergrondse infrastructuur (kabels en leidingen).

 

Artikelsgewijs:

Ad. 7.1 Grootschalig (bij adviesrecht): het aanleggen, (ver)bouwen of reconstrueren van infrastructurele werken met een grote ruimtelijke en/of financiële impact. Bijvoorbeeld: de nieuw-aanleg van rondwegen, spoortunnels, bruggen en viaducten.

Participatie is ook verplicht bij onderhoud en (bouw)werkzaamheden aan wegennet, parkeervoorzieningen, riolering en bijvoorbeeld duikers.

 

 

ARTIKEL 8. MILIEUVOORZIENINGEN

Adviesrecht 16.15a onder b OW)

Verplichteparticipatie (16.55 lid 7)

8.1 het realiseren, uitbreiden, veranderen of vernieuwen van grootschalige milieuvoorzieningen, zoals riolering en bergbezinkbassins.

het realiseren, uitbreiden, veranderen of vernieuwen van grootschalige milieuvoorzieningen, zoals riolering en bergbezinkbassins.

 

Toelichting

Ad. 8.1 Grootschalig milieuvoorzieningen: het realiseren, uitbreiden, veranderen of vernieuwen van grootschalige milieuvoorzieningen met een grote ruimtelijke en/of financiële impact.

Participatie is in deze gevallen ook verlicht.

 

ARTIKEL 9. BIJ WATER

 

Adviesrecht 16.15a onder b OW)

Verplichteparticipatie (16.55 lid 7)

9.1 Bij het water: wanneer niet opgenomen in de navolgende opsomming wordt advies gevraagd:

a. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwen tot een maximale inhoud van 50 m³ en een hoogte van 4 meter,

b. de aanleg van werken, op of langs het water en ten behoeve van het scheepvaartverkeer, de waterhuishouding, het natuurbeheer of het recreatief (mede)gebruik van het water of aansluitende gronden, zoals brugwachtershuisjes, sanitaire voorzieningen, kademuren, afrasteringen, steigers en plankieren,

c. hiermee vergelijkbare bouwwerken en andere werken en werkzaamheden

 

 

Toelichting

Ad 9.1 het oprichten van een zodanig omvang aan bouwwerken of het aanleggen van werken op of langs het water kunnen van invloed zijn op de omgeving. Gedacht wordt aan een invloed op de waterhuishouding, onderhoud, vaarroutes, en leefomgeving. In die gevallen wordt advies gevraagd aan de gemeenteraad.