Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ommen

Financiële Verordening gemeente Ommen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOmmen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële Verordening gemeente Ommen 2023
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Ommen 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële Verordening gemeente Ommen 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

21-12-2023

gmb-2023-567718

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële Verordening gemeente Ommen 2023

De raad van de gemeente Ommen;

 

gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders 7 november 2023 met zaaknummer 573669;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

Besluit:

 

vast te stellen de:

 

Financiële Verordening gemeente Ommen 2023

 

HOOFDSTUK 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

Clusters: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen verantwoordelijkheid, toegekend door het college van burgemeester en wethouders (hierna het College van B&W) op grond van artikel 160 lid 1c van de Gemeentewet.

 

Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Ommen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

 

BBV: het Besluit begroting verantwoording voor provincies en gemeenten.

 

Doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

 

Doeltreffendheid: de mate waarin met de geleverde prestaties de gestelde doelen of beoogde maatschappelijke effecten worden bereikt.

 

Financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Ommen, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

  • de financieel-economische positie;

  • het financiële beheer;

  • de uitvoering van de begroting;

  • het afwikkelen van vorderingen en schulden;

  • alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

 

Programma: een samenhangend geheel van activiteiten om de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken. Programma’s worden vastgesteld door de raad.

 

Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college van B&W waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheer handelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

HOOFDSTUK 2: Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststellen programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt bij de aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor de raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college van B&W per programma vast:

    • a.

      de taakvelden

    • b.

      de beleidsindicatoren. Het voorstel van het college van B&W bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting en de meerjarenraming.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 4.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 25.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Het college van B&W biedt uiterlijk 1 juni van het begrotingsjaar een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De Raad stelt deze nota uiterlijk 1 juli vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van minimaal € 5.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling kan de Raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Het college van B&W informeert de Raad als ze verwacht, dat de lasten van een Programma of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De Raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma of de prioriteit, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de Raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college van B&W voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college van B&W indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college van B&W voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de Raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college van B&W informeert de Raad door middel van minimaal één tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente in het lopende boekjaar.

  • 2.

    De rapportage gaat in op de budgettaire en beleidsmatige afwijkingen ten opzichte van de vastgestelde programmabegroting alsmede op eventuele nieuwe beleidsmatige ontwikkelingen en bevat tevens de realisatie ultimo rapportagedatum en een prognose van het jaarresultaat. Daarnaast wordt ingegaan op afwijkingen in tijd en geld ten aanzien van de investeringskredieten.

  • 3.

    Op basis van de tussentijdse rapportage kunnen voorstellen tot wijziging van de programmabegroting ter vaststelling aan de Raad worden aangeboden die als bijlage bij de tussentijdse rapportage worden gevoegd.

  • 4.

    In de tussentijdse rapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma’s, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college van B&W de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college van B&W de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

In het kader van de actieve informatieplicht beslist het college van B&W niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 500.000

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, indien:

    • -

      de gevolgen van de rechtshandeling niet of nauwelijks passen in het bestaande beleid;

    • -

      ten aanzien van de gevolgen van de rechtshandeling sprake is van niet voorzienbare (financiële) risico’s;

    • -

      de te verwachten maatschappelijke impact groot is;

    • -

      de te verstrekken lening groter is dan € 250.000;

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, dan nadat de Raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college van B&W te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van de gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college van B&W de Raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het College van B&W een aanpassing nodig acht, doet het College van B&W een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

HOOFDSTUK 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college van B&W aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 35.000 nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college van B&W biedt de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Het College van B&W operationaliseert dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.

Artikel 12. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage .

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college van B&W zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4: Financieel beleid

Artikel 14. Waarderen en afschrijven vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de Bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2.

    Het college van B&W biedt de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen voor de komende meerjarenperiode.

  • 3.

    Uitgaven die voldoen aan alle voorwaarden om als investering te worden behandeld maar van een “kleine” omvang zijn worden in het jaar van de investering als exploitatielasten opgenomen. Hierbij wordt een verkrijging- of vervaardigingprijs lager dan of gelijk aan € 10.000 gehanteerd.

  • 4.

    Bij het bepalen van de hoogte van de afschrijving wordt geen rekening houden met eventuele restwaarde van het actief , tenzij sprake is van een reëel in te schatten restwaarde (zoals bij gebouwen).

  • 5.

    Alle vaste activa worden afgeschreven op basis van de lineaire methode. Uitzonderingen op deze regel zullen aan de Raad worden voorgesteld.

  • 6.

    De afschrijving start in het eerst volgende boek jaar na het moment dat het actief door de gemeente is verworven of in gebruik kan worden genomen.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de programma’s plaats.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      het bestedingsplan van de reserve

    • c.

      de voeding van de reserve;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve, en

    • e.

      de maximale looptijd.

Artikel 16. Kostprijsberekening (art. 212 lid 2b Gemeentewet)

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten voor straatreiniging betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 6.

    In afwijking van artikel 16 eerste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college van B&W uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4.

    Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doet het college van B&W vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college van B&W doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffing, de afvalstoffenheffing, marktgelden, rechten en leges.

  • 2.

    Het college van B&W legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en tarieven voor erfpachten, die afwijkt van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 19. Financieringsfunctie (treasury)

  • 1.

    Het college van B&W neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal bedingt het college van B&W indien mogelijk zekerheden.

  • 3.

    De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico’s door haar treasury activiteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning.

  • 4.

    De gemeente verstrekt geen garanties tenzij:

    • a.

      Een maatschappelijke organisatie met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht (stichting of vereniging) aan kan tonen dat de middels gemeentegarantie te financieren zaken nodig zijn in het kader van een door de raad aangewezen “publieke taak” in de gemeente Ommen. De Raad bepaalt met de vaststelling van de (programma) begroting welke de publieke taken van de gemeente zijn en binnen welk budgettair kader deze worden uitgevoerd (past binnen en bijdragen aan het gemeentelijk beleid en het openbaar belang). Tevens moet er met de financiering een voor de gemeente relevant maatschappelijk doel worden gediend;

    • b.

      de middels de gemeentegarantie te financieren zaken essentieel zijn voor het voortbestaan of het in voldoende mate kunnen functioneren van de aanvrager;

    • c.

      de te financieren zaken zonder gemeentegarantie niet zijn te realiseren. De aanvrager dient aan te tonen zonder garantie van de gemeente niet in staat te zijn de noodzakelijke geldlening te verwerven. Een garantie wordt niet verleend indien de aanvrager zonder onoverkomelijke bezwaren zonder gemeentegarantie een geldlening kan verkrijgen bij een financiële instelling. Een rentevoordeel ten opzichte van een lening bij een financiële instelling zonder gemeentegarantie is op zichzelf onvoldoende reden om een garantie te verlenen;

    • d.

      voor de garantieverlening geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening in de vorm van een (nationaal) waarborgfonds, omdat deze niet onder de reikwijdte van het fonds valt.

  • 5.

    De gemeente hanteert een zeer prudent en terughoudend beleid om leningen of garanties te verstrekken en/of financiële participaties te hebben uit hoofde van de “publieke taak”.

  • 6.

    De gemeente verstrekt alleen een garantie aan een stichting of vereniging, na vooraf ingewonnen advies over de financiële positie en kredietwaardigheid. Jaarlijks vindt toetsing plaats van de financiële situatie van de stichting of vereniging aan de hand van de door de stichting of vereniging verplicht te overleggen jaarstukken.

  • 7.

    De door de gemeente betaalde bedragen uit hoofde van de garantiestelling blijven als een direct opeisbare schuld op de instelling rusten. Over deze vorderingen wordt door de gemeente rente in rekening gebracht volgens een door het college van B&W bij het aangaan van de garantie te bepalen percentage.

  • 8.

    De bevoegdheid tot het nemen van besluiten als bedoeld in dit artikel ligt bij het College van Burgemeester en Wethouders. Het College neemt het besluit niet dan nadat het College de Raad, een ontwerpbesluit toezond en de Raad in de gelegenheid stelde zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het College te brengen.

HOOFDSTUK 5: Paragrafen

Artikel 20. Lokale heffingen

Het college van B&W neemt in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

  • b.

    de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 16, zesde lid;

  • c.

    onder het onderdeel beleid bedoeld in artikel 10, Aanhef en onder b, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten een overzicht van de te onderscheiden lokale heffingen, de maatstaf en de doelstelling die wordt beoogd met het opleggen van de heffing;

Artikel 21. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • -

      netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren, vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

    • -

      onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.

  • 2.

    Het college van B&W neemt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b.

      het saldo van de baten en lasten voor dotaties en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

    • c.

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting als percentage van de inkomsten;

    • d.

      de wijze waarop met conjuncturele risico’s en de omvang van het weerstandsvermogen wordt omgegaan;

    • e.

      de wijze waarop met projectspecifieke risico’s wordt omgegaan bij het bepalen van de tussentijdse winstneming en de omvang van het weerstandsvermogen.

Artikel 22. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college van B&W biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het onderhoudsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het onderhoudsplan openbare ruimte vast.

  • 2.

    Het college van B&W biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een rioleringsplan aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het rioleringsplan vast.

  • 3.

    Het college van B&W biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het onderhoudsplan gebouwen bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het onderhoudsplan gebouwen vast.

Artikel 23. Bedrijfsvoering

Het college van B&W neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • b.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • c.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • d.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 24. Grondbeleid

In aanvulling op de paragraaf Grondbeleid biedt het college van B&W de Raad ten minste eens per vier jaar een Nota Grondbeleid aan. De Raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

  • a.

    de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

  • b.

    te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

  • c.

    het verloop van de grondvoorraad;

  • d.

    de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

  • e.

    de wijze van tussentijdse winstneming;

  • f.

    de wijze hoe moet worden omgegaan met afwijkingen ten opzichte van de jaarschijf;

  • g.

    afspraken omtrent te hanteren financiële marges;

  • h.

    de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.

HOOFDSTUK 6: Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 25. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de clusters;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enzovoort;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 26. Financiële organisatie

Het college van B&W draagt in ieder geval zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de clusters;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de clusters over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

  • i.

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 27. Interne controle

  • 1.

    Het college van B&W draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college van B&W daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 12. Daarnaast informeert het college van B&W de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Het college van B&W zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen college van B&W maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

HOOFDSTUK 7: Slotbepalingen

Artikel 28. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële Verordening gemeente Ommen 2017 welke is vastgesteld door de Raad en in werking is getreden op 1 januari 2017 wordt ingetrokken. Deze verordening is van toepassing vanaf de jaarrekening 2023.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Ommen 2023.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 21 december 2023.

De griffier,

S.G.M. Dijk-Horenberg

De voorzitter,

mr. drs. J.M. Vroomen

Bijlage

AFSCHRIJVINGSTABEL GEMEENTE OMMEN

Vaste activa Groep Afschrijvings Groep

 

Afschrijvingstermijn

Boten

Boten (kunstof / Staal)

10-25

 

 

Bruggen

Bruggen (beton / staal)

40

 

Bruggen hout

15

 

Epoxy deklaag

30

 

Installaties (mechanisch/electrisch)

10-25

 

Remmingswerken bruggen

15

 

Renovatie bruggen (beton / staal)

30

 

 

Gebouwen

Daken (Plat / Rond)

15-20

 

Fietsenstallingen (Hout/Steen)

10-20

 

Gebouwen

40

 

Gebouwen, semi permanent

20

 

Installaties

10-20

 

Overige gebouwen

10-20

 

Renovatie / verbouwing

15-25

 

 

Gebouwen - inrichting

Buitenzonwering

10

 

Inrichting magazijn

10

 

Inrichting schoolgebouwen

20

 

Meubilair

5-15

 

Telefooncentrale / toestellen

8-10

 

Toestellen gymzalen / sporthallen

5-10

 

Vloerbedekking/Gordijnen/Luxaflex/scheidingswanden

10-15

 

 

Gebouwen - technische voorzieningen

Hekwerken

25

 

Installaties

10-20

 

Liftinstallatie

25

 

Technische installaties

5-20

 

Technishce installaties (gebouwvast)

40

 

Telefooncentrale / toestellen

8-10

 

Telefooncentrale, leidingen etc.

25

 

 

Havens, kaden, waterkering

Aanleg en herinrichting

30

 

Aanleg parken

75

 

Beplanting

10

 

Gedenkstenen

25

 

Ontmoetingsplekken/Zandstranden/recreatieplassen

10

 

Speelwerktuigen / banken openbare ruimte

10

 

 

Immateriële activa

Onderzoek-, ontwikkelingskosten voor bepaald actief

5

 

 

Machines, apparaten & installaties

AED’s

5

 

Apparatuur en apparaten

5-15

 

Installaties

10-20

 

Kranen (materieel)

8-10

 

 

Onderwijs

Leermethoden onderwijs

10

 

 

Overige mat VA

Hardware

3-5

 

Hardware (Mobiel)

2-3

 

Hardware Specifiek

10

 

Software

5-7

 

 

Parkeervoorzieningen

Gebouwen

40

 

Parkeerterreinen

20

 

Technische installaties

5-20

 

 

Riolen en gemalen

Riolering

80

 

Riool gemalen

30

 

Technische installaties

5-20

 

 

Sportaccomodaties en terreinen

Gebouwen

40

 

Kunststofbaan/Sportvloeren/Toplagen/verharding

15-20

 

Speelvelden, tennisvelden, onderlaag kunstgras

30

 

Voorzieningen sportvelden

10-20

 

 

Straatmeubilair en -verlichting

Armaturen / masten straatverlichting

20

 

Interlokale bewegwijzering

20-30

 

Lokale bewegwijzering, verkeerszuilen etc.

10

 

Overige straatmeubilair

10-15

 

 

Tunnels / viaducten

Dilatatievoegen

15

 

Technische installaties

5-20

 

Tunnels / viaducten

50

 

 

Verkeersregulering

Rotonde

30

 

Technische installaties

5-20

 

Verkeerslichtbakken/-portalen

10-25

 

 

 

 

 

Wegen, straten en pleinen

Asfaltwegen

30

 

Bermverbetering buitengebied / Grasbetonstenen

30

 

Inrichting blauwe zone

10

 

Veiligheidsvoorzieningen

20