Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ommen

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting Ommen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOmmen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van precariobelasting Ommen 2024
CiteertitelVerordening precariobelasting 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening precariobelasting Ommen 2023.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-2023nieuwe regeling

21-12-2023

gmb-2023-567644

580796

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting Ommen 2024

De raad van de gemeente Ommen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 21 november 2023 met zaaknummer 580796;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting Ommen 2024 (Verordening precariobelasting Ommen 2024).

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Etmaal: 00.00 uur tot en met 23.59 uur;

  • b.

    Week: ingaande van maandag tot en met zondag aangesloten 7 dagen;

  • c.

    GBLT: het openbaar lichaam GBLT.

Artikel 2. Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijk dat hij niet het voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4. Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, lid 1, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voor het hebben van voorwerpen, waarvan de aanwezigheid door de gemeente op grond van een overeenkomst of anderszins rechtens moet worden gedoogd;

  • d.

    voor het gebruik of genot van grond bij de gemeente in beheer en onderhoud ten algemene nutte;

  • e.

    voor het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere overeenkomstige instellingen;

  • f.

    brievenbussen ten dienst van PostNL;

  • g.

    een mobiele onderzoeksunit die wordt gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet vergunning is verleend;

  • h.

    de eerste anderhalve meter gemeten uit de gevel, voor het hebben van terrassen, uitstallingen en reclame-uitingen op of boven de voor de openbare dient bestemde gemeentegrond.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De precariobelasting bedraagt voor het hebben van voorwerpen, genoemd in dit artikel op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, buiten de uren dat deze grond voor het houden van de markt wordt gebruikt:

    • a.

      Voor het innemen van standplaatsen met kramen of stallen per dag of gedeelte van een dag:

      per strekkende meter of een gedeelte daarvan € 1,45 met een minimum van € 7,43

    • b.

      Voor het plaatsen dan wel opslaan van materialen en voorwerpen, al dan niet voor de verkoop en voor het op de grond uitstallen van waren, per dag of een gedeelte van een dag:

      per vierkante meter of een gedeelte daarvan € 0,38 met een minimum van € 2,20

  • 2.

     

    • a.

      In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder a, bedraagt de precariobelasting, indien een jaarabonnement wordt afgesloten 52 x € 1,16 maal het aantal strekkende meters of gedeelten daarvan, maal het aantal dagen per week dat een standplaats wordt ingenomen, met een minimum van € 182,36

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder b, bedraagt de precariobelasting, indien een jaarabonnement wordt afgesloten 52 x € 0,15 maal het aantal vierkante meters of gedeelten daarvan, maal het aantal dagen per week dat er materialen en voorwerpen, al dan niet voor de verkoop, worden geplaatste dan wel opgeslagen op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond met een minimum van € 90,33

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel bedraagt de precariobelasting voor het hebben van voorwerpen op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond:

    • a.

      Voor het innemen van standplaatsen met draaimolens, zweefmolens, werptenten of andere inrichtingen van openbaar vermaak, per dag of een gedeelte van een dag:

      per vierkante meter of een gedeelte daarvan € 1,16 met een minimum van € 25,78

    • b.

      Voor het hebben of innemen van een terras per seizoen of een gedeelte van een seizoen per vierkante meter of een gedeelte daarvan: € 31,08

  • 4.

    Het in dit artikel onder lid 3, onderdeel b, genoemde ‘seizoen’, betreft de periode van 1 april tot en met 31 oktober. Het aantal vierkante meters voor het hebben of innemen van een terras wordt bepaald op het aantal vierkante meters vermeld in de geldende terrasontheffing, met dien verstande dat de eerste 1,5 meter uit de gevel is vrijgesteld van precariobelasting.

Artikel 6. Belastingtijdvak

Het jaarabonnement genoemd in artikel 5, tweede lid, onderdelen a en b, van deze verordening vangt aan met ingang van de eerste dag van het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de verschuldigde precariobelasting genoemd in artikel 5, eerste lid, onderdelen a en b, en artikel 5, derde lid, onderdeel a, geheven door middel van een mondelinge kennisgeving waaronder mede wordt begrepen een nota of andere schriftuur waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen resteren.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen resteren, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Indien aannemelijk wordt gemaakt, dat het belastbare feit zich slechts gedurende een gedeelte van het voor de berekening van de belasting in aanmerking genomen heffingstijdvak voordoet of zal voordoen, wordt ontheffing verleend, voor zover het betreft:

    • a.

      een tariefstelling per seizoen over de resterende volle etmalen van dat tijdvak;

    • b.

      een tariefstelling per dag of per week over de resterende volle etmalen dan wel volle weken van dat tijdvak.

  • 5.

    Indien de belastingplicht is beëindigd na dagtekening van het aanslagbiljet, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

Artikel 9. Aanslaggrens

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 2.

    Voor toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Voor de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13. Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening precariobelasting Ommen 2023’ vastgesteld op 22 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van het in het derde lid bedoelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    De verordening wordt aangehaald als ‘Verordening precariobelasting 2024’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ommen d.d. 21 december 2023.

De raad voornoemd,

De griffier,

S.G.M. Dijk-Horenberg

De voorzitter,

mr. drs. J.M. Vroomen