Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ommen

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Ommen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOmmen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Ommen 2024
CiteertitelVerordening toeristenbelasting 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening toeristenbelasting 2023.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 224 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-2023nieuwe regeling

21-12-2023

gmb-2023-567634

580796

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Ommen 2024

De raad van de gemeente Ommen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 november 2023 met zaaknummer 580796;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Ommen 2024 (Verordening toeristenbelasting Ommen 2024).

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

GBLT: het openbaar lichaam GBLT.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam toeristenbelasting wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    Van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

  • 2.

    Van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting verschuldigd is;

  • 3.

    Van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5. Aangifte en maatstaf van heffing

  • 1.

    Om de maatstaf van heffing vast te stellen kan de ambtenaar belast met de heffing, zoals bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de gemeentewet, de belastingplichtige, conform artikel 2, eerste lid, uitnodigen tot het doen van aangifte.

  • 2.

    Aangifte wordt gedaan door het volledig ingevulde, uitgereikte aangiftebiljet met de eventueel daarbij gevraagde bescheiden in te leveren of toe te zenden aan de ambtenaar belast met de heffing, zoals bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de gemeentewet.

  • 3.

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • -

      kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

    • -

      kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, stacaravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Omgevingswet is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor nachtverblijf;

    • -

      vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat gedurende een seizoen ter beschikking wordt gesteld aan dezelfde persoon voor de plaatsing van een kampeermiddel. Waarbij een seizoen in deze verordening een periode van maximaal een jaar betreft.

    • -

      vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

    • -

      vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;

    • -

      maand: kalendermaand.

  • 2.

    Voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen of vaartuigen op vaste ligplaatsen kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.

  • 3.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt:

    • a.

      per vaste standplaats gesteld op: 3 personen;

    • b.

      per vaste ligplaats gesteld op: 2 personen.

  • 4.

    Het aantal nachten dat door de in het derde lid bedoelde personen wordt overnacht, wordt:

    • a.

      per vaste standplaats gesteld op: 56 nachten;

    • b.

      per vaste ligplaats gesteld op: 26 nachten.

Artikel 7. Belastingtarief

Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,10.

Artikel 8. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10. Voorlopige aanslag

  • 1.

    Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag toeristenbelastingen worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 2.

    Een voorlopige aanslag kan met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde, door een of meer voorlopige aanslagen worden aangevuld.

  • 3.

    De voorlopige aanslagen worden met de aanslag verrekend.

Artikel 11. Aanslaggrens

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00 bedraagt.

Artikel 12. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 13. Kwijtschelding

Voor de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14. Nadere regels

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 15. Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de ambtenaar belast met de heffing, zoals bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het voorgaande jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 16. Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening toeristenbelasting 2023’ van 22 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van het in het derde lid bedoelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    De verordening wordt aangehaald als ‘Verordening toeristenbelasting 2024’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ommen d.d. 21 december 2023.

De raad voornoemd,

De griffier,

S.G.M. Dijk-Horenberg

De voorzitter,

mr. drs. J.M. Vroomen