Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerenveen

Nadere regels en beleidsregels Jeugdhulp 2024 Gemeente Heerenveen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerenveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels en beleidsregels Jeugdhulp 2024 Gemeente Heerenveen
CiteertitelNadere regels en beleidsregels Jeugdhulp 2024 Gemeente Heerenveen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

19-12-2023

gmb-2023-567319

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels en beleidsregels Jeugdhulp 2024 Gemeente Heerenveen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen

 

overwegende:

 

dat er nadere regels nodig zijn om de artikelen 2, 4 en 8 van de Verordening Jeugdhulp 2024 Gemeente Heerenveen verder uit te werken zodat duidelijk wordt hoe de toegang tot jeugdhulp, de beoordeling van individuele voorzieningen en de pgb’s zijn geregeld

 

en dat er beleidsregels nodig zijn waarin wordt verduidelijkt hoe in de uitvoering van de Jeugdwet 2015 en de Verordening Jeugdhulp 2024 met de verschillende bevoegdheden wordt omgegaan en bepaalde begrippen worden uitgelegd

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen de volgende: nadere regels en beleidsregels Jeugdhulp 2024 Gemeente Heerenveen

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    De begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet anders zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet 2015, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Verordening Jeugdhulp 2024.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • A-Team: team aanmelding en advies van TJG

    • algemene voorziening: een jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders

    • andere voorziening: een voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, die niet valt onder de Jeugdwet

    • BRP: Basisregistratie Personen

    • BSN: Burgerservicenummer

    • eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en/of ouders(s) om zelf of met personen uit het sociaal netwerk de opgroei en/of opvoedingsproblemen op te lossen of mee om te kunnen gaan

    • externe verwijzing: een directe verwijzing naar jeugdhulp van de (huis)arts, medisch specialist, jeugdarts, GI of Rechtbank nadat deze zelf een professionele afweging hebben gemaakt

    • formele hulp: jeugdhulp die wordt geboden door een professional, die alleen een zakelijke relatie met de jeugdige en/of ouder(s) heeft, niet zijnde een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s)

    • hulpvraag: de behoefte van een jeugdige of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen

    • individuele voorziening: een jeugdhulpvoorziening die gericht is op de jeugdige en/of ouder(s) ter ondersteuning van de opgroei- en opvoedingsproblematiek, psychische problemen en stoornissen

    • informele hulp: jeugdhulp die geboden wordt door een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s) of een beroepskracht

    • JGZ: jeugdgezondheidszorg

    • melding: het signaal waarin wordt aangegeven dat de jeugdige en/of ouder(s) behoefte heeft aan ondersteuning

    • ondersteuningsplan: het plan dat naar aanleiding van het onderzoek naar de behoefte aan jeugdhulp samen met de jeugdige en/of ouder(s) wordt gemaakt

    • pgb: persoonsgebonden budget

    • pgb-beheerder: de persoon die een pgb beheert

    • SDF: Sociaal Domein Fryslan, de provinciale samenwerkingsorganisatie voor onder andere de inkoop van jeugdhulp in natura

    • sociaal netwerk: een familielid, vriend, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere persoon met wie de jeugdige en/of ouder(s) een sociale relatie heeft

    • TJG: Team Jeugd en Gezin van de gemeente Heerenveen

    • verordening: Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Heerenveen

    • wet: Jeugdwet 2015

    • ZIN: zorg in natura, door een gecontracteerde zorgaanbieder uit het aanbod van SDF

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2 Algemene voorzieningen

Een algemene voorziening is een jeugdhulpvoorziening waar jeugdigen en/of ouder(s) rechtstreeks terecht kunnen. Hiervoor is dus geen externe verwijzing, onderzoek of beschikking van TJG nodig. De gemeente Heerenveen heeft de volgende structurele algemene voorzieningen:

 

  • 1.

    informatie en/of advies door het A-team van TJG

  • 2.

    onafhankelijke clientondersteuning door Sociaal Werk De Kaai

  • 3.

    (school)maatschappelijk werk

  • 4.

    preventieve jeugdhulp van een JGZ consulent

  • 5.

    een praktijkondersteuner jeugd bij diverse huisartspraktijken

Daarnaast zijn er regelmatig projectmatige preventieve voorzieningen. Voor actuele informatie hierover kunt u contact opnemen met het A-team.

Artikel 3 Individuele voorzieningen

Een individuele voorziening is een jeugdhulpvoorziening die gericht is op de jeugdige of zijn ouders. De jeugdhulp wordt meestal als ZIN verstrekt, maar kan ook in de vorm van een pgb. Voor een individuele voorziening is een externe verwijzing of onderzoek en een beschikking van TJG nodig. De gemeente Heerenveen kent de volgende vormen van jeugdhulp door een individuele voorziening:

 

  • 1.

    dyslexiezorg: jeugdhulp voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstige dyslexie (ED). Dit kan in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling.

     

  • Er is alleen sprake van ED als er volgens het landelijk geldende ‘Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling’ een diagnose is gesteld en er geen andere oorzaken zijn gevonden die de problemen kunnen verklaren. Dyslexiezorg is er voor jeugdigen in de leeftijd van 7 tot en met 12 jaar. Of voor jeugdigen waarvan de dyslexiezorg vóór de 13e verjaardag is gestart.

  • 2.

    pleegzorg: jeugdhulp voor jeugdigen die tijdelijk of blijvend niet thuis kunnen wonen. De pleegouders bieden de jeugdige een thuis, verzorging en opvoeding. Dit wordt gecombineerd met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een pleegzorgaanbieder.

     

  • Pleegzorg kan zowel tijdelijk als langdurig en zowel 24/7 als in deeltijd of weekendopvang (respijtzorg) geboden worden. Een pleeggezin kan zowel een gezin uit het pleeggezinnenbestand van een voorziening voor pleegzorg zijn, maar ook een gezin uit het eigen sociale netwerk.

  • 3.

    niet-specialistische jeugdhulp: laagdrempelige vormen van hulp, therapie of coaching, die noodzakelijk, passend en helpend zijn om de hulpvraag te beantwoorden. Niet-specialistische jeugdhulp kan ingezet worden als het gaat om opvoedingsspanning (uit het Opvoedkwadrant, zie artikel 12, lid 2). Deze jeugdhulp valt niet binnen het aanbod van de inkoop SJH 2024 door SDF.

     

  • Het gaat om preventieve inzet van jeugdhulp om heftigere problemen (en de inzet van specialistische jeugdhulp of hoog-specialistische jeugdhulp) zoveel mogelijk te voorkomen. Dit betekent dat de inzet van niet-specialistische jeugdhulp in principe niet langer kan duren dan die van de laagste intensiteit specialistische jeugdhulp.

     

  • Niet-specialistische jeugdhulp kan ook als aanvulling op specialistische jeugdhulp worden ingezet door de hoofdzorgaanbieder. In dat geval valt deze als aanvullende jeugdhulp wél onder het aanbod van de inkoop SJH 2024 door SDF.

  • 4.

    specialistische jeugdhulp (SJH): alle jeugdhulp, die geen dyslexiezorg, pleegzorg, niet-specialistische jeugdhulp of hoog-specialistische jeugdhulp is. Het gaat in principe om jeugdhulp die valt binnen het aanbod van de inkoop SJH 2024 door SDF.

     

  • Specialistische jeugdhulp kan ingezet worden als er sprake is van opvoedingsnood of opvoedingscrisis. Bij opvoedingsvragen of opvoedingsspanning kan er geen sprake zijn van de inzet van specialistische jeugdhulp (uit het Opvoedkwadrant, zie artikel 12, lid 2).

     

  • Specialistische jeugdhulp kan ingezet worden in de vorm van een traject gericht op herstel of een duurzaam traject. Een duurzaam traject zal meer gericht zijn op stabilisatie en een verbetering en niet op volledig herstel.

     

  • Voor het aanbod van de inkoop SJH 2024 zijn de volgende profielen vastgesteld:

  • Ambulante specialistische jeugdhulp

    • Enkelvoudige specialistische jeugdhulp

    profiel A

    • Meervoudige specialistische jeugdhulp

    profiel B

    • Complexe problematiek

    profiel C

    • (zeer) Complexe en intensieve specialistische jeugdhulp

    profiel D

    • Begeleiding en ondersteuning

    profiel E

    • Dagopvang

    profiel F

    • Dagbehandeling specialistische jeugdhulp

    profiel G

    • Residentiële specialistische jeugdhulp

    profiel H

    • Logeren

    profiel I

    • Randvoorwaardelijke zaken en producten

    profiel J

  • Ambulante jeugdhulp betekent dat de jeugdhulp op vaste of verschillende tijden gegeven kan worden. De zorgaanbieder kan de jeugdige thuis bezoeken, maar de jeugdhulp kan ook bij de zorgaanbieder worden aangeboden of ergens anders (zoals de speeltuin, winkel of kinderdagverblijf).

     

  • Residentiële jeugdhulp is een vorm van jeugdhulp waarbij de jeugdige (tijdelijk) niet thuis blijft wonen, maar in bijvoorbeeld een leefgroep of behandelgroep. Dit kan voor een paar dagen per week of de hele week zijn. De jeugdhulp is dan gericht op het opvoeden en opgroeien, of op de behandeling van specifieke problemen.

  • 5.

    wonen: jeugdhulp voor het ondersteunen van de jeugdige die (tijdelijk) niet meer thuis kan wonen.

     

  • Binnen ‘wonen’ zijn de volgende voorzieningen mogelijk, volgens de geldende inkoop:

    • gezinshuis regulier

    • gezinshuis intensief

    • zelfstandigheidstraining

    • ouder(s) en kind woonvoorziening

    • kleinschalige woonvoorziening perspectief

    • kleinschalige woonvoorziening perspectief plus

  • De individuele voorziening ‘wonen’ kan apart worden ingezet, maar in uitzonderlijke gevallen ook samen met specialistische jeugdhulp.

  • 6.

    hoog specialistische jeugdhulp (HSJ): zeer complexe, intensieve specialistische jeugdhulp die ingezet wordt na een beoordeling door het toegangsteam van SDF. Deze jeugdhulp kan ingezet worden als er sprake is van meervoudige ernstige problematiek, die vraagt om een multidisciplinaire aanpak vanuit meerdere jeugdhulpdisciplines.

  • 7.

    crisishulp: jeugdhulp die direct ingezet moet worden om de veiligheid van de jeugdige en/of ouder(s) te garanderen. Dit kan gaan om situaties waarbij er gevaar voor een jeugdige dreigt door ernstige verwaarlozing, fysiek geweld of seksueel misbruik. Het kan ook gaan om situaties waarin een ouder of jeugdige dreigt met zelfdoding of een psychose heeft. Crisishulp kan bij de jeugdige thuis, bij de zorgaanbieder, maar ook intern bij een instelling.

  • 8.

    jeugdbescherming: jeugdhulp in de vorm van jeugdbeschermingsmaatregelen opgelegd door de Rechter. Een (voorlopige) ondertoezichtstelling en een gezag beëindigende maatregel zijn jeugdbeschermingsmaatregelen.

     

  • Deze maatregelen kan de rechter opleggen als vrijwillige hulp niet genoeg is en de jeugdige ernstig bedreigd wordt in zijn ontwikkeling. Soms woont de jeugdige daarom (tijdelijk) niet meer thuis. Dit heet een uithuisplaatsing. Gezinsvoogden van een GI begeleiden een gezin dan bij de opvoeding, tot de ouders dit weer zelfstandig kunnen.

  • 9.

    jeugdreclassering: jeugdhulp in de vorm van intensieve begeleiding en controle voor de jeugdige die veroordeeld is of verdacht wordt van een strafbaar feit. Dit kan zowel op basis van een proces-verbaal van de politie als van de leerplichtambtenaar zijn. De jeugdreclassering wordt uitgevoerd door een GI of de volwassenreclassering.

Artikel 4 Externe verwijzing

  • 1.

    De (huis)arts, medisch specialist, jeugdarts, GI of Rechtbank kunnen een directe verwijzing naar jeugdhulp doen. Dit wordt een externe verwijzing genoemd. De verwijzer heeft daarvoor zelf een professionele afweging van de hulpvraag en benodigde jeugdhulp gemaakt.

  • 2.

    Bij een externe verwijzing controleert TJG het woonplaatsbeginsel en leeftijd van de jeugdige en of er al andere vormen van jeugdhulp zijn toegekend.

  • 3.

    De overige bepalingen van deze beleidsregels zijn dan niet van toepassing op de externe verwijzingen.

Hoofdstuk 3 Toegang tot jeugdhulp

Artikel 5 Melding van een hulpvraag

  • 1.

    Een melding van een hulpvraag kan door of namens de jeugdige en/of ouder(s) worden gedaan. De persoon die namens de jeugdige en/of ouder(s) een melding doet, kan de wettelijke vertegenwoordiger, een professionele hulpverlener of (huis)arts zijn.

  • 2.

    De hulpvraag kan telefonisch, digitaal, schriftelijk of mondeling worden gemeld bij TJG.

  • 3.

    Het A-Team neemt binnen twee werkdagen contact op met de melder en/of de jeugdige en ouder(s). Er wordt beoordeeld of:

    • a.

      de hulpvraag voldoende beantwoord kan worden met informatie of advies

    • b.

      de hulpvraag doorverwezen moet worden naar een andere organisatie of voorziening

    • c.

      de hulpvraag verder onderzocht moet worden door TJG.

  • 4.

    Als blijkt dat de hulpvraag verder onderzocht moet worden, maakt het A-Team een eerste beoordeling van aard, ernst en urgentie. Hiervoor moet eerst een aanvraag gedaan worden door jeugdige en/of ouder(s).

  • 5.

    Als de hulpvraag is doorverwezen of direct beantwoord is door informatie en advies, worden de contactgegevens zes weken bewaard. De jeugdige en/of ouder(s) worden geïnformeerd over de mogelijkheid om alsnog een aanvraag in te dienen.

  • 6.

    In spoedeisende situaties kan er na de melding direct (tijdelijke) jeugdhulp worden ingezet door TJG. De aanvraag, onderzoek en beschikking volgt dan zo snel mogelijk, maar in elk geval binnen 4 weken na de start van de jeugdhulp.

Artikel 6 De aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouder(s) kunnen een aanvraag indienen bij TJG door middel van een vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvraag is compleet als het aanvraagformulier volledig is ingevuld en ondertekend.

  • 3.

    De aanvraag wordt inclusief de datum van ontvangst geregistreerd. De ontvangst wordt schriftelijk (per mail of per post) bevestigd aan de gezaghebbende ouders.

  • 4.

    Bij het registreren van de aanvraag wordt de identiteit van de jeugdige vastgesteld door het BSN van de jeugdige te controleren in de BRP. Deze controle is alleen nodig als de jeugdige nog niet eerder geregistreerd is bij TJG.

  • 5.

    Om te beoordelen wie er bij het onderzoek betrokken moeten worden en wie er toestemming moet geven voor het eventueel inzetten van jeugdhulp, is het belangrijk om te weten wie het gezag over de jeugdige heeft. Het A-team stelt daarom bij de aanvraag vast wie er gezag heeft.

  • 6.

    De jeugdige en/of ouder(s) worden bij de aanvraag geïnformeerd over de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke clientondersteuning.

  • 7.

    De jeugdige en/of ouder(s) worden bij de aanvraag geïnformeerd over de mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen.

Artikel 7 Termijnen

  • 1.

    Na ontvangst van de aanvraag heeft TJG acht weken om onderzoek te doen en een beschikking af te geven. Als deze termijn vanwege zorgvuldigheid niet gehaald kan worden, gaat TJG in overleg met de jeugdige en/of ouder(s) over verlenging van de termijn. Deze verlenging wordt schriftelijk (per mail of per post) aan de jeugdige en/of ouder(s) bevestigd. Daarbij wordt de termijn genoemd waarbinnen het onderzoek naar verwachting wel is afgerond.

  • 2.

    Bij niet (op tijd) aanleveren van informatie door de jeugdige en/of ouder(s) wordt de beslistermijn schriftelijk uitgesteld.

  • 3.

    De aanvraag kan met artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld als de gevraagde gegevens dan niet alsnog binnen de gestelde termijn worden ingeleverd.

Artikel 8 Familiegroepsplan

  • 1.

    Voordat het eerste gesprek van het onderzoek is geweest, krijgt de jeugdige en/of ouder(s) de mogelijkheid om een familiegroepsplan in te leveren. Het familiegroepsplan wordt opgesteld door de ouders samen met hun sociaal netwerk. In het plan beschrijft de jeugdige en/of ouder(s) zelf de situatie en wordt ook opgeschreven:

    • a.

      welke (opvoed-)problematiek de jeugdige of de ouder(s) heeft of ervaart

    • b.

      welke hulp nodig is

    • c.

      wie die hulp biedt/ kan bieden.

  • 2.

    Het familiegroepsplan wordt betrokken bij het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte.

  • 3.

    Aan het familiegroepsplan kunnen, voor de toekenning van de aanvraag, geen rechten worden ontleend.

  • 4.

    Het familiegroepsplan hoort binnen zeven dagen na de aanvraag te worden ingediend, maar in ieder geval voordat het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte is gestart.

Hoofdstuk 4 Het onderzoek

Artikel 9 Gesprekken

  • 1.

    Nadat er een aanvraag is gedaan, vindt het onderzoek plaats. Dit onderzoek wordt zoveel mogelijk gedaan door het voeren van gesprekken met de jeugdige, ouder(s) en/of vertegenwoordiger en indien mogelijk de betrokken mantelzorger.

  • 2.

    Tijdens deze gesprekken mag de jeugdige en/of ouder(s) een cliëntondersteuner of iemand uit het sociale netwerk meenemen. De cliëntondersteuner mag vanwege belangenverstrengeling niet ook de (beoogd) hulpverlener zijn.

  • 3.

    De jeugdige en/of ouder(s) geven alle gegevens die volgens TJG nodig zijn voor het onderzoek en waarover de jeugdige en/of ouder(s) redelijkerwijs kan beschikken.

  • 4.

    TJG kan, in overleg met en indien nodig met instemming van de jeugdige en/of ouder(s), informatie opvragen bij andere betrokken instanties en met deze in gesprek gaan over de problematiek en meest aangewezen hulp.

  • 5.

    Als het in het belang van het onderzoek, herbeoordeling of evaluatie nodig is, kan de hulpverlener of iemand uit het sociaal netwerk, met instemming van de jeugdige en/of ouder(s), ook worden uitgenodigd bij (een deel van) een gesprek.

Artikel 10 De toetsing

  • 1.

    Als er een familiegroepsplan is opgesteld, wordt deze als basis voor het onderzoek gebruikt.

  • 2.

    TJG kan informatie opvragen bij betrokken professionals (bijvoorbeeld leerkrachten of hulpverleners) als dit nodig is voor het onderzoek.

  • 3.

    Het onderzoek wordt door TJG uitgevoerd aan de hand van de volgende stappen:

    • a.

      eerst wordt de situatie en precieze hulpvraag van de jeugdige en/of ouder(s) vastgesteld

    • b.

      dan wordt vastgesteld wat de aard en oorzaak van de opgroei- en opvoedproblematiek is en welke belemmeringen daardoor in de ontwikkeling van de jeugdige ontstaan

    • c.

      daarna wordt gekeken naar het gewenste resultaat; hoe zouden jeugdige en/of ouder(s) de situatie graag zien in de toekomst. Welke hulp is nodig om die resultaten te bereiken en welke mate van hulp nodig is

    • d.

      dan wordt bekeken wat de jeugdige, ouder(s) en/of sociaal netwerk vanuit eigen kracht zelf in de benodigde hulp kan doen

    • e.

      als de eigen mogelijkheden niet voldoende zijn, wordt bekeken welke vorm van jeugdhulp passend is. Dit kan een individuele voorziening zijn

    • f.

      tot slot wordt bekeken op welke wijze de (mogelijk) in te zetten jeugdhulp wordt afgestemd met eventueel andere aanwezige voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk of inkomen.

  • 4.

    Naar aanleiding van het onderzoek stelt de gezinswerker samen met de gedragswetenschapper een samenhangend beeld en advies op.

  • 5.

    Als uit het onderzoek blijkt dat jeugdhulp nodig is, wordt besproken in welke vorm de jeugdhulp verstrekt kan worden (pgb of ZIN). Hierbij worden de mogelijkheden, voorwaarden en gevolgen van die keuze besproken met de jeugdige en/of ouder(s).

  • 6.

    Als de jeugdige en/of ouder(s) al uitgebreid bekend zijn, door bijvoorbeeld een eerdere aanvraag of overdracht van een andere gemeente of zorgaanbieder, is een volledig onderzoek niet altijd nodig. Wanneer de situatie van de jeugdige en ouder(s) duidelijk is, kan een verkort onderzoek genoeg zijn.

  • 7.

    Als er specifieke deskundigheid noodzakelijk is voor de uitvoering van het onderzoek, en deze expertise niet binnen TJG aanwezig is, kan er extern advies worden gevraagd. De jeugdige en/of ouder(s) worden hierover van tevoren geïnformeerd.

Artikel 11 Het ondersteuningsplan

  • 1.

    Op basis van het onderzoek wordt een verslag met een plan gemaakt. Dit heet het ondersteuningsplan. Dit ondersteuningsplan wordt samen met de jeugdige en/of ouder(s) opgesteld.

  • 2.

    In het ondersteuningsplan staat in ieder geval:

    • a.

      de hulpvraag van de jeugdige en/of ouder(s)

    • b.

      in verband met welke opgroei- en opvoedingsproblematiek hulp nodig is

    • c.

      de te behalen resultaten

    • d.

      de bijdrage aan die resultaten door de jeugdige, ouder(s) en/of sociaal netwerk

    • e.

      de bijdrage aan die resultaten van TJG

    • f.

      welke andere voorzieningen relevant (kunnen) zijn

    • g.

      de manier waarop contact wordt gehouden over de voortgang van de hulp en de te behalen resultaten (evaluatie).

  • 3.

    Als uit het onderzoek blijkt dat er jeugdhulp nodig is, wordt in het ondersteuningsplan ook vastgelegd:

    • a.

      welke jeugdhulp wordt verstrekt en wat het beoogde resultaat is

    • b.

      wat de ingangsdatum en de duur van de jeugdhulp is

    • c.

      in welke vorm de jeugdhulp wordt verstrekt (ZIN of pgb)

    • d.

      welke aanbieder de jeugdhulp gaat leveren.

  • 4.

    De jeugdige en/of ouder(s) krijgen het ondersteuningsplan toegestuurd (per mail of per post) om te lezen en een reactie op te geven. Naar aanleiding van de reactie worden feitelijke onjuistheden in het ondersteuningsplan aangepast. Opmerkingen en aanvullingen worden eraan toegevoegd.

  • 5.

    Door ondertekening van het ondersteuningsplan gaan de jeugdige en/of ouder(s) akkoord met de inzet van de daarin omschreven jeugdhulp. Deze toestemming kan ook schriftelijk of per mail worden gegeven door de jeugdige en/of ouder(s).

Artikel 12 Het beoordelingskader

  • 1.

    Er wordt alleen jeugdhulp verstrekt aan de jeugdige en/of ouder(s) waarvan volgens het woonplaatsbeginsel de gemeente Heerenveen verantwoordelijk is. TJG bepaalt aan de hand van het meest recente schema van Schulinck welke gemeente verantwoordelijk is.

  • 2.

    Er wordt alleen jeugdhulp verstrekt als er sprake is van opgroei- en/of opvoedingsproblematiek die een bedreiging kan vormen voor een veilige (cognitieve, sociale, emotionele en/of lichamelijke) ontwikkeling van de jeugdige.

     

    Bij het bepalen van de aard van de problematiek maakt TJG gebruik van het ordeningsprincipe Kind in Fryslân (inclusief het opvoedkwadrant) en het Classificatiesysteem voor de Aard van de Problematiek van Jeugd (CAP-J).

     

    • Het ordeningsprincipe Kind in Fryslân is een instrument waarmee de betrokken hulpverleners samen met de jeugdige en/of ouder(s) de zwaarte van de ondersteuning kunnen bepalen. Er worden vier vormen onderscheiden (het opvoedkwadrant): opvoedingsvragen, opvoedingsspanning, opvoedingsnood en opvoedingscrisis.

       

    • Als er sprake is van opvoedingsvragen of opvoedingsspanning, kan er hulp geboden worden vanuit algemene of andere voorzieningen en/of inzet van niet-specialistische jeugdhulp. (Hoog)Specialistische jeugdhulp kan ingezet worden als er sprake is van opvoedingsnood. Bij opvoedingscrisis kan ook jeugdhulp in de vorm van crisishulp ingezet worden.

       

    • In het CAP-J staan duidelijke beschrijvingen van allerlei verschillende soorten problemen die de jeugdige en/of ouder(s) kunnen hebben in verschillende domeinen. Door het complete beeld dat hierdoor ontstaat, kan worden vastgesteld welke hulp de jeugdige en/of ouder(s) nodig heeft.

  • 3.

    Een jeugdige en/of ouder(s) komen in aanmerking voor jeugdhulp als:

    • a.

      de jeugdige op eigen kracht, met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor de hulpvraag kan vinden, en

    • b.

      er geen oplossing gevonden kan worden voor de hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een vrij toegankelijke, algemene of andere voorzieningen.

  • 4.

    Om te bepalen of en welke vorm van jeugdhulp voor de jeugdige en/of ouder(s) toegankelijk en passend is, worden de volgende uitgangspunten gebruikt:

    • a.

      hulp vanuit het eigen sociaal netwerk of met inzet van vrijwilligers waar mogelijk, professionele hulp alleen als dat nodig is

    • b.

      een lichte vorm van hulp waar mogelijk, een zwaardere vorm van hulp alleen als dat nodig is

    • c.

      kortdurende hulp waar mogelijk, langdurige hulp alleen als dat nodig is.

    • d.

      ambulante hulp ten behoeve van het thuis (kunnen blijven) wonen waar mogelijk, hulp met verblijf alleen als dat nodig is

    • e.

      een verblijf in een gezinssituatie (pleegzorg of gezinshuis) waar mogelijk, verblijf in een instelling alleen als dat nodig is

    • f.

      hulp dichtbij het eigen sociaal netwerk waar mogelijk, hulp op afstand van het sociaal netwerk alleen als dat nodig is.

    • g.

      hulp in een groepsaanbod waar mogelijk, individuele hulp alleen als dat nodig is

  • 5.

    Als er meerdere voorzieningen passend en beschikbaar zijn, dan wordt gekozen voor de - naar objectieve normen - goedkoopste voorziening.

Artikel 13 Eigen kracht

  • 1.

    Met eigen kracht wordt bedoeld dat ouders in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen. Van de jeugdige en/of ouder(s) wordt verwacht dat zij hun eigen mogelijkheden zoveel mogelijk gebruiken en versterken om de problemen bij het opgroeien of in de opvoeding op te lossen of mee om te gaan. Dit kan ook door het opbouwen en/of inzetten van het sociale netwerk. Ook het gebruik maken van een andere of algemene voorzieningen hoort bij eigen kracht.

  • 2.

    Als de jeugdige en/of ouder(s) de problemen op eigen kracht kunnen oplossen of mee om kunnen gaan, wordt er geen jeugdhulp verstrekt.

  • 3.

    Bij de beoordeling of en in welke mate sprake is van eigen kracht, worden de volgende factoren meegenomen:

    • a.

      de behoeften en mogelijkheden van de jeugdige, ook rekening houdend met de leeftijd en ontwikkelingsfase

    • b.

      de aard van de hulp, waarbij bijvoorbeeld ook gekeken wordt welke deskundigheid nodig en aanwezig is om de hulp te kunnen bieden. Dit kan betekenen dat niet-standaard hulp wél tot de eigen kracht behoort, bijvoorbeeld hulp bij een katheter in plaats van de standaard handeling bij de toiletgang

    • c.

      de mate van planbaarheid en uitstelbaarheid van de benodigde hulp en de momenten van de dag waarop die nodig is

    • d.

      de omvang van de voor de jeugdige noodzakelijke hulp en de duur daarvan

    • e.

      de samenstelling van het gezin en de woonsituatie

    • f.

      de mogelijkheden, draagkracht en belastbaarheid van de ouder(s)/verzorger(s) en of ze de hulp blijven bieden als er geen jeugdhulp verstrekt wordt

    • g.

      of de ouder(s)/verzorger(s) in staat en beschikbaar zijn om de noodzakelijke hulp te bieden. Hierbij wordt ook rekening gehouden met fysieke afwezigheid, een beperking of beperkte leerbaarheid van de ouder(s)/verzorger(s)

    • h.

      of het bieden van noodzakelijke hulp door de ouder(s)/verzorger(s) (dreigende) overbelasting oplevert

    • i.

      de mogelijkheid om het sociale netwerk in te zetten.

  • 4.

    Voor de eigen kracht wordt ook gekeken naar de standaard, dagelijkse hulp die ouder(s) en/of andere huisgenoten elkaar geven. Dit is in de meeste gevallen:

    • a.

      de aanwezigheid van ouder(s)

    • b.

      het bieden van ouderlijk toezicht

    • c.

      het bieden van een beschermende woonomgeving

    • d.

      het bieden van dagelijkse structuur

    • e.

      het bieden van begeleiding en stimulans bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid

    • f.

      het begeleiden naar huisarts, ziekenhuis of therapie

    • g.

      het maatschappelijk verkeer als bezoek aan familie, vrienden, school, sport, etc.

    • h.

      de zorg bij kortdurende ziekte (maximaal 3 maanden).

Hoofdstuk 5 De beschikking

Artikel 14 De beschikking

  • 1.

    De jeugdige en/of ouder(s) ontvangen een schriftelijke beslissing op hun aanvraag voor jeugdhulp. Dit heet een beschikking.

  • 2.

    Als er jeugdhulp wordt toegekend, staat in de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke jeugdhulp wordt toegekend en in welke omvang

    • b.

      de ingangsdatum en duur van de jeugdhulp

    • c.

      wie de jeugdhulp gaat bieden

    • d.

      aan welke resultaten gewerkt gaat worden, en

    • e.

      welke andere voorzieningen eventueel nuttig (kunnen) zijn.

  • 3.

    Als de jeugdhulp in de vorm van een pgb verstrekt wordt, staat in de beschikking ook:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb gebruikt moet worden

    • b.

      de hoogte van het pgb en hoe deze hoogte is bepaald

    • c.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van pgb

    • d.

      welke voorwaarden gelden voor het pgb

    • e.

      tot wanneer het pgb verstrekt gaat worden, en

    • f.

      op welke manier de besteding van het pgb verantwoord moet worden.

  • 4.

    In de beschikking wordt de jeugdige en/of ouder(s) erop gewezen dat hij/zij zich binnen zes maanden bij de aanbieder moet melden dan wel het pgb moet gaan besteden.

  • 5.

    Als uit het onderzoek is gebleken dat er geen noodzaak tot jeugdhulp is, of de noodzaak is niet vast te stellen omdat de jeugdige en/of ouder(s) niet voldoende hebben meegewerkt, wordt de aanvraag voor jeugdhulp afgewezen. In de beschikking wordt dan ook uitgelegd waarom de aanvraag wordt afgewezen.

Artikel 15 De evaluatie

  • 1.

    Tijdens de inzet van jeugdhulp wordt het verloop van de hulp met de jeugdige en/of ouder(s) besproken. Dit zijn tussentijdse evaluatiemomenten.

  • 2.

    Als de jeugdige, ouder(s) en/of hulpverlener aangeeft dat de hulpvraag is veranderd, vindt er ook een evaluatie plaats.

  • 3.

    Hoe vaak er wordt geëvalueerd, hangt af van de situatie en gaat in overleg met de jeugdige en/of ouder(s). Er vindt in elk geval één maal per jaar een evaluatie plaats.

  • 4.

    Minimaal zes weken voordat de jeugdhulp afloopt, doet TJG een eindevaluatie.

  • 5.

    Twijfels over de kwaliteit en/of rechtmatigheid van de jeugdhulp kunnen ook aanleiding zijn voor een evaluatie.

  • 6.

    Bij de evaluatie is in elk geval aandacht voor de volgende aspecten:

    • a.

      of de hulp is uitgevoerd zoals afgesproken

    • b.

      in hoeverre de resultaten zijn behaald

    • c.

      of en welke resultaten nog bereikt moeten worden, en

    • d.

      welke hulp daarvoor nodig is.

  • 7.

    Ook de stappen uit het onderzoek zoals die staan beschreven in art 10, lid 3, worden bij de evaluatie doorlopen.

  • 8.

    Op basis van de evaluatie wordt een (soms verkort) samenhangend beeld en advies opgesteld. Dit kan met een evaluatie ondersteuningsplan.

  • 9.

    Als uit de evaluatie blijkt dat er opnieuw, langer of andere jeugdhulp noodzakelijk is, wordt dit ook vastgelegd.

Artikel 16 Herziening van de beschikking

  • 1.

    Als uit het evaluatie ondersteuningsplan of een ander onderzoek van de gemeente blijkt dat:

    • a.

      er andere jeugdhulp noodzakelijk is

    • b.

      de jeugdhulp langer noodzakelijk is

    • c.

      de jeugdhulp niet langer noodzakelijk is, of

    • d.

      de jeugdhulp kwalitatief onvoldoende of onrechtmatig verstrekt is

    ontvangt de jeugdige en/of ouder(s) een nieuwe beschikking over het recht op jeugdhulp.

  • 2.

    Een door de jeugdige en/of ouder(s) ondertekend evaluatie ondersteuningsplan kan als dat nodig is worden aangemerkt als aanvraag.

  • 3.

    Artikel 14 is ook van toepassing op deze nieuwe beschikking.

Hoofdstuk 6 PGB’s

Artikel 17 Voorwaarden pgb

  • 1.

    Als uit het onderzoek van TJG of een externe verwijzing is gebleken dat de jeugdige en/of ouder(s) in aanmerking komen voor jeugdhulp, kan de jeugdhulp ook in de vorm van een pgb worden verstrekt als:

    • a.

      de jeugdige en/of ouder(s) een pgb willen en kunnen motiveren dat de jeugdhulp in de vorm van ZIN in hun situatie niet passend is, én

    • b.

      de jeugdige en/of ouder(s) zelf of met hulp van anderen in staat zijn de taken die horen bij het beheer van een pgb uit te voeren, én

    • c.

      TJG vindt dat de kwaliteit van de jeugdhulp voldoende gewaarborgd is. Hiervoor moet de geboden jeugdhulp veilig, doeltreffend en klantgericht zijn.

  • 2.

    Als de jeugdige en/of ouder(s) de jeugdhulp willen ontvangen in de vorm van een pgb, kunnen zij dit tijdens het onderzoek bij TJG aangeven. TJG onderzoekt dan of er voldaan wordt aan de voorwaarden en (kwaliteits-)eisen.

  • 3.

    Als uit dit onderzoek blijkt dat er niet aan de voorwaarden en/of eisen voldaan wordt of kan worden, kan de jeugdhulp niet verstrekt worden in de vorm van een pgb. De jeugdhulp zal als dat mogelijk is dan als ZIN verstrekt worden.

Artikel 18 Het beheer van een pgb

  • 1.

    De taken die bij het beheren van een pgb horen zijn:

    • a.

      het opstellen van een budgetplan

    • b.

      het opstellen van een zorgovereenkomst

    • c.

      opdrachtgever/ werkgever kunnen zijn van de hulpverlener, met alle verplichtingen die daarbij horen zoals het aansturen van de hulpverlener en het regelen van vervanging bij ziekte of vakantie

    • d.

      verantwoord beheren van het pgb, waaronder het controleren van de declaraties, indienen van facturen en het voeren van een administratie

    • e.

      zicht houden op de kwaliteit, veiligheid en doeltreffendheid van de jeugdhulp en passende maatregelen nemen als een van die zaken onvoldoende is

    • f.

      er op toezien dat er actief gewerkt wordt aan de te behalen resultaten uit het ondersteuningsplan. Hiervoor kan de pgb-beheerder ook aanwezig zijn bij de evaluatiegesprekken

    • g.

      verantwoording afleggen aan TJG of de gemeente wanneer daarom gevraagd wordt, en

    • h.

      wijzigingen direct doorgeven aan TJG en de Sociale Verzekeringsbank (SVB), zoals in ieder geval een verhuizing, een andere hulpverlener, wijziging in uren of stopzetting van de jeugdhulp.

  • 2.

    Als de ouder(s) geen pgb-beheerder kunnen of willen zijn, kan iemand anders worden aangewezen als pgb-beheerder. Dit kan bijvoorbeeld een bewindvoerder, curator, mentor, gevolmachtigde of iemand uit het sociale netwerk zijn.

  • 3.

    De pgb-vaardigheid wordt door TJG beoordeeld aan de hand van het ‘Kader pgb-vaardigheid’ van het ministerie van VWS1. Bij de beoordeling of iemand pgb-beheerder kan zijn, wordt rekening gehouden met:

    • a.

      of iemand meerderjarig is

    • b.

      of iemand zijn/haar woonadres in de BRP heeft

    • c.

      of iemand in detentie zit

    • d.

      of iemand de Nederlandse taal niet voldoende beheerst

    • e.

      of iemand in staat is de veiligheid van de jeugdige te beschermen

    • f.

      of iemand een verslaving heeft

    • g.

      of iemand zelf ondersteuning nodig heeft bij de administratie

    • h.

      of iemand in de schuldsanering zit, daarvoor een aanvraag heeft ingediend, surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet verklaard is

    • i.

      of iemand een onafhankelijke positie ten opzichte van de zorgaanbieder heeft, of

    • j.

      of iemand eerder een pgb heeft beheerd en toen is gebleken dat deze persoon niet voldoende vaardig was en/of de verplichtingen niet nakwam en/of er sprake is geweest van fraude met een pgb.

  • 4.

    Als er sprake is van formele hulp, mag deze formele hulpverlener niet ook worden aangewezen als pgb-beheerder.

  • 5.

    Als er sprake is van informele hulp die ook het pgb wil beheren, is er tijdens het onderzoek extra aandacht voor het goed kunnen uitvoeren van de taken genoemd in lid 1, onder c, e en f.

Artikel 19 Het budgetplan en de besteding

  • 1.

    Voordat een pgb kan worden toegekend, levert de jeugdige en/of ouder(s) een budgetplan in. Hierin staat in ieder geval:

    • a.

      waarom ZIN niet passend is

    • b.

      aan welke resultaten gewerkt gaat worden

    • c.

      welke jeugdhulp geboden gaat worden, hoeveel en hoe lang

    • d.

      door wie de jeugdhulp geboden gaat worden

    • e.

      uit welke activiteiten de geboden jeugdhulp gaat bestaan

    • f.

      het tarief per uur, dagdeel of etmaal, en

    • g.

      op welke manier de kwaliteit van de jeugdhulp aangetoond wordt.

  • 2.

    Als er met het pgb informele hulp wordt ingezet, moet er bij het budgetplan een geldige Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) worden ingeleverd. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als het om de ouder(s) gaat.

  • 3.

    Voor het afsluiten van een zorgovereenkomst moet de jeugdige en/of ouder(s) gebruik maken van de model-zorgovereenkomsten van de SVB. De duur van de overeenkomst kan nooit langer zijn dan de duur van de beschikking.

  • 4.

    De zorgovereenkomst moet eerst worden goedgekeurd door TJG én de SVB, voordat de uren gedeclareerd kunnen worden.

  • 5.

    Kosten die niet uit een pgb betaald mogen worden zijn:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, coördinatie, administratie, tussenpersonen of belangenbehartigers

    • b.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb

    • c.

      kosten voor feestdagen- en een eenmalige uitkering.

  • 6.

    De jeugdige en/of ouder(s) mag naar behoefte de ene periode meer jeugdhulp inkopen dan de andere periode, zolang het totale budget niet wordt overschreden.

  • 7.

    Als de jeugdige en/of ouder(s) duurdere jeugdhulp wil inkopen dan met het pgb mogelijk is, dan kan dat maar dan betaalt de jeugdige en/of ouder(s) het meerdere zelf.

  • 8.

    De jeugdige en/of ouder(s) hoeven binnen het budget geen verantwoording af te leggen over een vrij te besteden bedrag van € 250,- per jaar.

Artikel 20 Formele en informele hulp

  • 1.

    Er is sprake van formele hulp als de jeugdhulp geboden wordt door:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de betreffende taken, of

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de betreffende taken, of

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 2.

    Als de jeugdhulp door iemand anders dan een persoon beschreven in lid 1 wordt verleend, is er sprake van informele hulp.

  • 3.

    Als de jeugdhulp wordt geboden door iemand uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/ of ouder(s), is er altijd sprake van informele hulp.

  • 4.

    Als de jeugdhulp wordt geboden door een formele hulp, moet deze van goede kwaliteit zijn en aan dezelfde wettelijke kwaliteitseisen voldoen die gelden voor alle professionele gecontracteerde jeugdhulpaanbieders zoals staat beschreven in Hoofdstuk 4 van de wet. Dit betekent dat de formele hulp elk geval SKJ of BIG geregistreerd is.

  • 5.

    Als de jeugdhulp wordt geboden door een informele hulp, moet deze naar het oordeel van TJG van goede kwaliteit zijn om de gestelde resultaten te behalen.

  • 6.

    Bij de beoordeling van de kwaliteit wordt onder andere gekeken of de hulp:

    • a.

      veilig is. Hierbij gaat het om het zoveel mogelijk beperken van risico’s van de fysieke, sociale of psychische situatie van de jeugdige. TJG kijkt bijvoorbeeld naar de aard van de relatie tussen de hulpverlener en de jeugdige en/of ouder(s) en het gebruik van bepaalde gedrag- en meldcodes.

    • b.

      doeltreffend is. Hierbij gaat het om de vraag of de hulp passend en toereikend is bij de problematiek en benodigde hulp van de jeugdige en/of ouder(s). Hierbij kijkt TJG naar de bekwaamheid van de hulp (opleiding en ervaring), de manier van hulpverlening en naar de situatie en problematiek van de jeugdige en/of ouder(s). De aard van de relatie tussen de hulpverlener en de jeugdige en/of ouder(s) speelt ook een rol bij de doeltreffendheid. Sommige resultaten kunnen alleen behaald worden als de hulp geboden wordt door een onafhankelijke hulpverlener.

    • c.

      klantgericht is. De hulp moet aansluiten op dat wat de jeugdige en/of ouder(s) nodig heeft en aansluiten op de wensen, voorkeuren en behoeftes. TJG kijkt of de hulpverlener beschikt over de juiste deskundigheid en competenties om die specifieke hulp te kunnen bieden.

  • 7.

    Om te bepalen of het beoogde resultaat bereikt kan worden met de inzet van een pgb, wordt in ieder geval rekening gehouden met de volgende aspecten:

    • a.

      of de jeugdige en/of ouder(s) voldoende motiveren waarom er wordt gekozen voor (in)formele hulp en niet voor ZIN. Inzet van informele hulp met een pgb is in principe alleen voor die gevallen waarin dit beter, efficiënter en doelmatiger is dan formele hulp of ZIN

    • b.

      of de beoogde hulpverlener in staat is om het soort, de omvang, frequentie en duur van de jeugdhulp te bieden

    • c.

      of de kwaliteit van de geboden jeugdhulp voldoende geborgd is en aansluit op de aard van de benodigde jeugdhulp.

    • d.

      of de inzet van jeugdhulp niet leidt tot overbelasting bij de beoogde hulpverlener in combinatie met andere hulp die hij/zij verleend, mantelzorg, (on)betaald werk en persoonlijke omstandigheden

    • e.

      of er voldoende alternatieven zijn in geval van ziekte of vakantie.

  • 8.

    Er kan in principe geen jeugdhulp door een informele hulpverlener worden ingezet met een pgb als:

    • a.

      er sprake is van jeugdhulp in de vorm van behandeling, die naar zijn aard alleen door professionals geboden kan worden. Dit komt door de noodzaak van relevante diploma’s, maar ook het volledig objectief en onafhankelijk kunnen handelen. Hiervoor is een bepaalde professionele afstand tussen de hulpverlener en jeugdige nodig, waardoor informele hulp niet passend kan zijn

    • b.

      er sprake is van (dreigende) overbelasting van de persoon die de jeugdhulp gaat bieden

Artikel 21 Looptijd pgb

  • 1.

    Jeugdhulp in de vorm van een pgb wordt afgegeven voor de duur van maximaal 1 jaar.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan de looptijd van een pgb langer dan 1 jaar zijn als:

    • a.

      er sprake is van ernstige lichamelijke/ psychische beperkingen waarvoor langdurige jeugdhulp nodig is, of

    • b.

      er sprake is van een situatie waarbij voor een langere periode kan worden overzien dat de jeugdhulp nodig is.

Artikel 22 Hoogte van het pgb

  • 1.

    Om rekening te kunnen houden met de gezinssituatie, de relevante werkervaring en kwalificaties van de hulpverlener, is er verschil in hoogte van het pgb-tarief voor formele en informele hulp. In principe is het pgb-tarief:

    • a.

      voor formele hulp maximaal 75% van het ZIN-tarief

    • b.

      voor informele hulp die wel gekwalificeerd is zoals beschreven in artikel 20 maximaal 50% van het ZIN-tarief

    • c.

      voor informele hulp maximaal 25% van het ZIN-tarief, maar minimaal de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de betreffende cao, plus vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren2.

  • 2.

    De ZIN-tarieven (100%) worden bepaald door de inkoop SJH 2024 door SDF en worden jaarlijks geïndexeerd.

  • 3.

    Als er geen vergelijkbaar ZIN-tarief is voor de in te zetten jeugdhulp, wordt samen met de jeugdige, de ouder(s) en de beoogde hulp een marktconform tarief afgesproken dat voldoende is om passende jeugdhulp te kunnen bieden. Dit wordt afgestemd met de inkoopspecialist van TJG.

  • 4.

    Het aantal uren, dagdelen of etmalen wordt vastgesteld in het ondersteuningsplan.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het pgb-tarief wordt uitgegaan van de verschillende vormen van specialistische jeugdhulp, zoals beschreven in artikel 3. De hoogte van de pgb tarieven voor jeugdhulp is in principe als volgt:

 

Profiel

100%

75%

50%

25%

eenheid

A. Enkelvoudige specialistische jeugdhulp

€ 84,53

€ 63,40

€ 42,27

€ 23,30***

uur

B. Meervoudig specialistisch jeugdhulp

€ 92,35

€ 69,26

€ 46,17*

n.v.t.

uur

C. Complexe problematiek

€ 92,35

€ 69,26

€ 46,17*

n.v.t.

uur

D. (Zeer) complexe en intensieve problematiek

€ 105,42

€ 79,06

€ 52,71*

n.v.t.

uur

E. Begeleiding en ondersteuning

€ 89,21

€ 66,90

€ 44,60

€ 23,30***

uur

F. Dagopvang

€ 70,30

€ 52,72

n.v.t.

n.v.t.

dagdeel

G. Dagbehandeling specialistische jeugdhulp

€ 227,00

€ 170,25

n.v.t.

n.v.t.

dagdeel

H. Residentiële specialistische jeugdhulp

€ 287,83

€ 215,87

n.v.t.

n.v.t.

etmaal

I. Logeren

€ 172,69

€ 129,52

€ 86,34

€ 141,00**

etmaal

 

  • *

    deze vormen van jeugdhulp kunnen alleen door een gekwalificeerde informele hulpverlener worden ingezet, als uit het onderzoek duidelijk wordt dat dit voor deze jeugdige passend is.

  • **

    de vergoeding voor logeren bij een informele hulpverlener is maximaal € 141,- per maand, zoals bedoeld in artikel 8, lid 3 onder b van de Verordening.

  • ***

    conform het CAO VVT FGW 35.

    Let op: deze bedragen gelden voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 en worden daarna geïndexeerd.

Artikel 23 Terugvordering onterecht pgb

  • 1.

    Als het recht op pgb is herzien met een nieuwe beschikking, omdat de jeugdige en/of ouder(s) onjuiste of onvolledige informatie hebben verstrekt, wordt het pgb teruggevorderd. De gemeente vordert de waarde van onterecht ontvangen pgb in principe volledig terug van de jeugdige en/of ouder(s).

  • 2.

    De gemeente kan besluiten het pgb niet of niet helemaal terug te vorderen als:

    • a.

      uit onderzoek blijkt dat terugvordering van het pgb in het belang van de jeugdige of om een andere reden niet redelijk is, of

    • b.

      uit onderzoek blijkt dat het pgb onrechtmatig is verstrekt door het handelen of nalaten van de hulpverlener. In dat geval kan het ten onrechte genoten pgb (ook) worden teruggevorderd van de hulpverlener.

Hoofdstuk 7 Slotartikelen

Artikel 24 Mogelijkheden bij meningsverschillen of misverstanden

  • 1.

    Onduidelijkheden, misverstanden of meningsverschillen worden door de jeugdige en/of ouder(s) zoveel mogelijk met de betrokken medewerker zelf besproken.

  • 2.

    Voor advies, vragen of klachten kunnen jeugdige en/of ouder(s) contact opnemen met een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Deze is bereikbaar via het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg.

  • 3.

    Als de jeugdige en/of ouder(s) niet tevreden is of zich verkeerd behandeld voelt door de betrokken medewerker, kan er een klacht worden ingediend bij de onafhankelijke klachtencommissie van Sociaal Werk De Kaai.

  • 4.

    Als de klacht gaat over het beroepsmatig handelen of nalaten van de betrokken medewerker als jeugdprofessional, kan er een klacht worden ingediend bij het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).

  • 5.

    Als de jeugdige en/of ouder(s) het niet eens is met de inhoud van de beschikking, kan er bezwaar gemaakt worden bij de onafhankelijke bezwaarschriftencommissie.

  • 6.

    De hulpverleners van ZIN, hebben een eigen klachtenregeling. Als de jeugdige en/of ouder(s) een klacht hebben over die jeugdhulp, kunnen zij daarvoor bij de zorgaanbieder terecht.

Artikel 25 Hardheidsclausule

De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze beleidsregels als toepassing van die regel een onredelijke uitkomst heeft voor de jeugdige en/of ouder(s). De uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de wet, de verordening of deze beleidsregels door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald. De gemeente beoordeelt of het nodig is om af te wijken van de regels.

Artikel 26 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze beleidsregels treden op 1 januari 2024 in werking.

  • 2.

    De jeugdige en/of ouder(s) houdt recht op jeugdhulp die is verstrekt voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels, totdat TJG een nieuwe beschikking heeft afgegeven over de inzet van jeugdhulp.

  • 3.

    Als toepassing van deze beleidsregels bij een tussentijdse of eindevaluatie zorgen voor een onredelijke uitkomst, kan er een overgangsregeling worden afgesproken.

  • 4.

    Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels en waarop nog niet is beslist, worden afgehandeld met toepassing van deze beleidsregels.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van dd

burgemeester en wethouders van Heerenveen.

De gemeentesecretaris,

J. van Leeuwestijn

De burgemeester,

M.A. Fokkens-Kelder


2

Bijvoorbeeld het cao VVT, zie ECLI:NL:CRVB:2023:1394