Organisatie | Vaals |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Vaals 2023, eerste wijziging |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Vaals 2023, 1e wijziging |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene plaatselijke verordening 2023.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-01-2024 | nieuwe regeling | 11-12-2023 |
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is, verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekk
Onder evenement wordt mede verstaan:
pelotonstocht, waarbij onder pelotonstocht wordt verstaan: een recreatieve toertocht zonder wedstrijdelement, dat bestaat uit een groep wielrenners als peloton, onder begeleiding van motards en voorrijd en/of volgauto. Een peloton legt een route af waarbij op momenten het overige verkeer wordt tegengehouden door gecertificeerde verkeersregelaars en/of de geldende verkeersregels niet/beperkt worden gevolgd omwille van de veiligheid en/of overlast voor het overige wegverkeer.
Artikel 2:25a Weigeringsgronden
De burgemeester kan de vergunning weigeren:
In het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Voordat hier toepassing aan wordt gegeven kan het bevoegde gezag het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die Wet vragen.
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Onder openbare inrichting wordt in deze paragraaf verstaan:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een openbare inrichting worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, bed & breakfast, vakantiewoning, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, camping en recreatieparken of clubhuis;
alle al dan niet tegen betaling voor het publiek toegankelijke lokaliteiten, open plaatsen, tuinen of gedeelten daarvan en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel als bedoeld in de Winkeltijdenwet (met uitzondering van afhaalcentra) worden gebruikt, voor zover daar bij wijze van hoofdfunctie of overwegende nevenfunctie logies wordt verstrekt dan wel gelegenheid wordt gegeven om al dan niet tegen betaling enigerlei eetwaren en/of alcoholvrije drank te verkrijgen en/of te verbruiken;
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van de openbare inrichting waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf openbare inrichting
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van de openbare inrichting.
Artikel 2:28c Weigeringsgronden
Een vergunning kan tevens worden geweigerd/ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Voordat hier toepassing aan wordt gegeven kan het bevoegde gezag het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
Artikel 2:28e Intrekkingsgronden
Een vergunning kan tevens worden geweigerd/ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Voordat hier toepassing aan wordt gegeven kan het bevoegde gezag het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
De burgemeester kan de sluiting al dan niet voor een bepaalde termijn van de horeca-inrichting bevelen indien:
de exploitatie van de openbare inrichting op een zodanige wijze plaatsvindt dat het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed dan wel de vrees bestaat voor een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat. Tot dit bevel wordt, behoudens spoedeisende gevallen, niet overgegaan alvorens de ondernemer(s) schriftelijk is/zijn gewaarschuwd en in de gelegenheid is/zijn gesteld te worden gehoord;
De sluiting kan op verzoek van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid zal plaatsvinden.
Artikel 2:28g Opheffing vergunningplicht
De burgemeester kan bepalen dat het gestelde in artikel 2:28 niet geldt voor een of meer in dat besluit aangeduide soorten openbare inrichtingen in de gehele gemeente dan wel in een of meer daarin aangewezen gedeelten van de gemeente.
Artikel 2:28h Wijzigen inrichting
Indien een inrichting een zodanige verandering ondergaat dat zij niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning gegeven omschrijving, is de vergunninghouder verplicht bedoelde wijziging binnen één maand bij de burgemeester te melden. De burgemeester verstrekt, indien nog aan de ten aanzien van de inrichting gestelde eisen wordt voldaan, een gewijzigde vergunning.
Afdeling 8a Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden en speelautomatenhallen
Artikel 2.39b Aanvraag vergunning voor speelgelegenheden
Onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht verstrekt de ondernemer bij zijn aanvraag om een vergunning de volgende bescheiden:
Artikel 2:39d Speelautomatenhallen
De burgemeester kan uitsluitend voor maximaal twee speelautomatenhallen een vergunning verlenen in het deel van de kern Vaals dat het concentratiegebied vormt. Het concentratiegebied betreft de volgende straten: deel Maastrichterlaan (vanaf kruising Bosstraat/Jos Francotteweg tot aan grens), Koningin Julianaplein, Tyrellsestraat, Kerkstraat. Buiten het aangewezen concentratiegebied zijn geen speelautomatenhallen toegestaan.
Artikel 2:39f Vergunningaanvraag exploitatievergunning speelautomatenhal
De natuurlijke persoon of de rechtspersoon vraagt een vergunning aan voor het exploiteren van een speelautomatenhal onder overlegging van:
Artikel 2:39j Intrekkingsgronden vergunning speelautomatenhal
De burgemeester kan een vergunning voor een speelautomatenhal intrekken indien:
Artikel 2:39k Wijziging exploitatie van een speelautomatenhal
Onder overdracht van de vergunning voor een speelautomatenhal wordt in dit verband ook begrepen een aandelenoverdracht van de rechtspersoon waaraan de vergunning op grond van deze verordening is verleend, alsmede een wijziging van zeggenschap. Onder wijziging van zeggenschap wordt onder meer verstaan; een wijziging in aandeelhouderschap door overdracht van aandelen, fusie of splitsing alsmede het sluiten van overeenkomsten waarin aan een (ten tijde van de vergunningverlening) minderheidsaandeelhouder met betrekking tot bepaalde beslissingen een doorslaggevende stem wordt toegekend.
Artikel 2:39l Wijziging vergunninghouder/rechtspersoon van een speelautomatenhal
In het geval beëindiging van de exploitatie het gevolg is van het overlijden van een de vergunninghouder dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, door de rechtsopvolgers onder algemene titel binnen twaalf weken een nieuwe exploitatievergunning te worden aangevraagd ter voortzetting van de exploitatie voor de nog resterende termijn zoals aan de overleden vergunninghouder vergund.
In alle andere gevallen van wisseling van de vergunninghouder dient, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2:39k en artikel 2:39l , tweede lid, binnen vier weken na overname van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning te worden aangevraagd ter voortzetting van de exploitatie voor de nog resterende termijn zoals aan de oorspronkelijke vergunninghouder vergund.
Afdeling 10a Toezicht op winkelbedrijven
Artikel 2:40a Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een smartshop, headshop, belwinkel of nachtwinkel;
Artikel 2:40b Vergunningplicht
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een inrichting te exploiteren (winkelvergunning).
Artikel 2:40i Aanwezigheid leidinggevende
Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting of een andere vergunning van dezelfde vergunninghouder.
Artikel 2:40j Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken indien:
aannemelijk is, dat een leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Voordat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, aanhef onder f, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
Artikel 2:40l Sluiting van inrichtingen
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door het bevoegd gezag worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 2:40m Toegang opsporingsambtenaren
De leidinggevende van een inrichting is verplicht er voor te zorgen dat opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering alsmede de ambtenaren die door burgemeester en wethouders of de burgemeester met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik
Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden APV
Het verbod geldt niet voor zover de eigenaar of houder van de hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd is voor het opleiden van de hond tot geleidehond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
De eigenaar of houder van een hond is verplicht de uitwerpselen van de hond onverwijld op te ruimen:
binnen en buiten de bebouwde kom op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd is voor het verkeer van voetgangers, met uitzondering van door het college speciaal aangewezen, als zodanig ingerichte hondenlosloopgebieden en uitlaatroutes en buiten de bebouwde kom naast het pad/in de berm;
De eigenaar of houder van de hond is verplicht ervoor te zorgen dat de hond op de openbare weg/terrein voorzien is van een door de gemeente eenmalig kosteloos uitgereikte hondenpenning, dan wel dat de eigenaar of houder deze hondenpenning bij zich draagt, die de eigenaar of houder van de hond duidelijk doet kennen. Bij verlies dient een nieuwe hondenpenning tegen betaling te worden aangeschaft.
De hondenpenning moet binnen één maand worden ingeleverd bij beëindiging van het houderschap voor de betreffende hond, tenzij hiervoor conform de bepalingen in de verordening hondenbelasting een vergoeding wordt betaald. Voldoet men niet aan deze plicht, dan zal er door de gemeente een boete worden opgelegd.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register of het register zoals bedoeld in het vastgestelde “aanwijzingsbesluit digitaal in- en verkoopregister handelaren in tweedehands goederen”. Daarin vermeldt hij onverwijld:
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk: vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde artikel 3.1, 3.3, 3.7 en 5.17 van de Verordening fysieke leefomgeving groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste een maal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw een of meer van de bovengenoemde overtredingen begaat een bevel geven zich gedurende ten hoogste vier weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of de beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:7a Intrekking van de vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan het bevoegde bestuursorgaan, met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van handelen of nalaten in strijd met de bepalingen in dit hoofdstuk dan wel de aan de vergunning verbonden voorschriften, of de nadere regels als bedoeld in artikel 3:3, de vergunning intrekken.
Een vergunning kan tevens worden geweigerd/ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Voordat hier toepassing aan wordt gegeven kan het bevoegde gezag het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet vragen.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslissingstermijn: weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 de vergunning bedoeld in artikel 3:4,eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
Een vergunning kan tevens worden geweigerd/ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Voordat hier toepassing aan wordt gegeven kan het bevoegde gezag het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet vragen.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie;
Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Afdeling 3 Bescherming van flora en fauna
Artikel 4:10 Bescherming groenvoorzieningen
Vervallen en opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Vervallen en opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Vervallen en opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Vervallen en opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Vervallen en opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Vervallen en opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Vervallen en opgenomen in de Verordening fysieke leefomgeving
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Het is verboden zonder toestemming van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Afdeling 4 Venten standplaats en thuisverkoop
Aanvragen voor toewijzing van een vergunning moeten ten minste zes weken voordat men de standplaats wenst in te nemen of wilt gaan venten, schriftelijk worden ingediend bij het college. De vergunning kan worden geweigerd indien de aanvraag als hier bedoeld niet tijdig is ingediend. Als een formulier niet volledig is ingevuld stelt het college de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de ontbrekende gegevens aan te vullen.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening, gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening 2023 wordt ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van de verordening bedoeld in artikel 6:4 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag in beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.