Organisatie | Vaals |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening fysieke leefomgeving Vaals 2023, eerste wijziging |
Citeertitel | Verordening fysieke leefomgeving 2023, eerste wijziging |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-01-2024 | nieuwe regeling | 11-12-2023 |
NHOUD VERORDENING FYSIEKE LEEFOMGEVING VAN DE GEMEENTE VAALS
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Afdeling 1 Standplaats en thuisverkoop
Artikel 2.3 Voorwaarden en voorschriften
Artikel 2:5b Inname standplaats
Artikel 2:5c Tijden inname standplaats
Afdeling 1 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 3:1 Het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 3:2a Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Artikel 3:2b Vrij te stellen categorieën
Artikel 3:3 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 3:4 Maken, veranderen van een uitweg
Artikel 3:5 Veroorzaken van gladheid
Artikel 3:6 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Artikel 3:7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 3:8 Vallende voorwerpen
Artikel 3.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 3.10 Objecten onder hoogspanningslijn
Artikel 3:11 Rijden over bermen e.d.
Artikel 3:12 (Slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen
Artikel 3:13 Begripsbepalingen
Artikel 3:14 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 3:15 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 3:16 Defecte voertuigen
Artikel 3:18 Kampeermiddelen, aanhangwagens en andere voertuigen
Artikel 3:19 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 3:20 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 3:21 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 3:22 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 3:23 Overlast van fiets of bromfiets
HOOFDSTUK 4 BOUWEN (voorheen: Bouwverordening Vaals 1992, laatst gewijzigd 2012)
Artikel 4:2 Ligging van de voorgevelrooilijn
Artikel 4:3 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
Artikel 4:4 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn
Artikel 4:5 Vergunningverlening in afwijking van het verbod in artikel 4:4
Artikel 4:7 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn
Artikel 4:8 Ligging achtergevelrooilijn
Artikel 4:9 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
Artikel 4:10 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn
Artikel 4:11 Vergunningverlening in afwijking van het verbod in artikel 4:10
Artikel 4:12 Erf bij woningen en woongebouwen
Artikel 4:13 Erf bij overige gebouwen
Artikel 4:14 Ruimte tussen bouwwerken
Artikel 4:15 Erf- en terreinafscheidingen
Artikel 4:16 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse leidingen
Artikel 4:17 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
Artikel 4:18 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn
Artikel 4:19 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn
Artikel 4:20 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen
Artikel 4:21 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken
Artikel 4:22 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
Artikel 4:23 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken
Artikel 4:24 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
Artikel 4:25 Vergunningverlening in afwijking van het verbod in artikel 4:23
Artikel 4:26 Vergunningverlening in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid
Artikel 4:27 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
HOOFDSTUK 5 OMGEVINGSHINDER, FLORA FAUNA EN MILIEU
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 5:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 5:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 5:4 Onversterkte muziek
Artikel 5:5 Overige geluidhinder
Artikel 5:6 (Geluid)hinder in de openlucht
Afdeling 2 Maatregelen tegen overlast
Artikel 5:7 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Afdeling 3 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 5:11 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 4 Bescherming van flora en fauna
Artikel 5:12 Bescherming groenvoorzieningen
Artikel 5:13 Beschermde planten; hout sprokkelen
Afdeling 5 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 5:14 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Artikel 5:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Afdeling 6 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:17 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 7 Verstrooiing van as
Artikel 5:19 Verboden plaatsen
Artikel 5:20 Hinder of overlast
Afdeling 8 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 5:22 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 5:23 Aanwijzing kampeerplaatsen
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Afdeling 10 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:25 Begripsbepalingen
Artikel 5:27 Beperking verkeer in natuurgebieden
Artikel 5:28 Begripsbepalingen
Artikel 5:30 Aanwijzing van de inzameldienst
Artikel 5:31 Regulering van andere inzamelaars
Artikel 5:32 Aanwijzing van inzamelplaats
Artikel 5:33 Algemene verboden
Artikel 5:35 Gescheiden aanbieding
Artikel 5:36 Tijdstip van aanbieding
Artikel 5:37 Wijze en plaats van aanbieding
Artikel 5:38 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
Artikel 5:39 Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Artikel 5:40 Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Artikel 5:42 Zwerfafval in de openbare ruimte
Artikel 5:43 Zwerfafval rondom inrichtingen
Artikel 5:44 Afval en verontreiniging op de weg
Artikel 5:45 Geen opslag van afval in de open lucht
Artikel 5:46 Ontdoen van autowrakken
Artikel 5:49 Begripsomschrijvingen
Artikel 5:50 Kaart en lijst beschermde bomen
Artikel 5:54 Ontheffingsvoorschriften
Artikel 5:55 Herplant- en instandhoudingsplicht
Artikel 5:56 Afstand van de erfgrenslijn
Artikel 5:58 Bestrijding boomziekten
Artikel 6:2 Gemeentelijk erfgoedregister
Afdeling 2 Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 6:3 Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 6:4 Voornemen tot aanwijzing
Artikel 6:6 Advies gemeentelijke adviescommissie
Artikel 6:7 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit
Artikel 6:8 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving
Artikel 6:9 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
Artikel 6:10 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Afdeling 3 Bescherming gemeentelijk monument
Artikel 6:11 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Artikel 6:12 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Artikel 6:13 Weigeringsgronden
Afdeling 4 Handhaving en toezicht
HOOFDSTUK 7 ONDERGRONDSE INFRASTRUCTUUR
Artikel 7:1 Begripsomschrijvingen
Artikel 7:4 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden
Artikel 7:5 Ernstige belemmeringen en storingen
Artikel 7:6 Gegevensverstrekking
Artikel 7:7 Aanvullende verplichtingen
Artikel 7:8 Beslistermijn en aanhouding
Artikel 7:9 Voorschriften en beperkingen
Artikel 7:10 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg
Artikel 7:11 Melding wijziging voorzieningen
HOOFDSTUK 9 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Afdeling 1 Standplaats en thuisverkoop
Aanvragen voor toewijzing van een vergunning moeten ten minste zes weken voordat men de standplaats wenst in te nemen, schriftelijk worden ingediend bij het college. De vergunning kan worden geweigerd indien de aanvraag als hier bedoeld niet tijdig is ingediend. Als een formulier niet volledig is ingevuld stelt het college de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de ontbrekende gegevens aan te vullen.
De op een standplaats in gebruik zijnde voorziening mag op geen enkele wijze aan opstallen of vaste voorwerpen zijn verbonden, noch zijn aangesloten op het elektriciteits-, gas-, waterleiding- of telefoonnet. Kortom de verkoopinrichting dient te allen tijde mobiel te zijn.
Afdeling 1 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 3:1 Het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 3:3 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Afdeling 2 Veiligheid op de weg
Artikel 3:12 (Slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen
Het is verboden op de weg, al dan niet in een motorvoertuig, te slapen, dan wel op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of een soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijk doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
Artikel 3:16 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 3:21 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 3:23 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 4:3 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 4:4 is het verboden een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn.
Artikel 4:4 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn is niet van toepassing op:
Artikel 4:5 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
bouwwerken aan of bij een monument - als bedoeld bij of krachtens de Omgevingswet dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening - voor zover zulks niet bezwaarlijk is met het oog op de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting bij het karakter van de bestaande omgeving.
Voor het bouwen boven een weg kan alleen afwijking worden toegestaan, indien niet lager gebouwd wordt dan: - 4,20 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg; - 2,20 m boven de hoogte van een ander deel van de weg; en dan nog voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.
In afwijking van het verbod tot het bouwen op de weg kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
Artikel 4:7 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn
Indien van wegen die elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich vóór en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 meter bevinden, moet de bebouwing op de hoeken - over een hoogte op een dergelijke hoek van niet meer dan 4,2 meter boven straatpeil - worden afgerond of afgeschuind, met dien verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m2 behoeft te zijn.
Artikel 4:8 Ligging achtergevelrooilijn
De achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zich:
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen driehoekig, vierhoekig of regelmatig veelhoekig bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. Indien meer dan één ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan worden beschreven, geldt de grootste;
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van een andere dan onder a genoemde vorm op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn, bepaald op de wijze als onder a bepaald, na herleiding van de vorm van het bouwblok tot een of meer der onder a genoemde vormen, voor zover zij op zich zelf of gezamenlijk de vorm van het bouwblok het meest nabijkomen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan drie zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze drie zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
Indien in een hoekbebouwing de elkaar snijdende achtergevelrooilijnen een scherpe hoek vormen moeten de achterzijden van die bebouwing - in het belang van de toetreding van daglicht - over een afstand van ten minste 5 meter ter weerszijden van bedoeld snijpunt ten minste 2 meter terug liggen ten opzichte van beide achtergevelrooilijnen.
Artikel 4:9 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 4:10 is het verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn.
Artikel 4:10 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn is niet van toepassing op:
Artikel 4:11 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
Artikel 4:12 Erf bij woningen en woongebouwen
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:
het eerste lid, indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erf van redelijke afmetingen tot stand wordt gebracht;
Artikel 4:13 Erf bij overige gebouwen
Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning, anders dan als dienstwoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend erf aanwezig zijn ter diepte van ten minste 2 meter achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en over de volle breedte daarvan. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid:
Artikel 4:16 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.
Artikel 4:17 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op hoekbebouwing aan wegen, waarvan de afstand tussen de voorgevelrooilijnen onderling verschilt, in welk geval aan de zijde van de smalle weg tot de hoogte welke aan de brede weg is toegelaten, mag worden gebouwd over een lengte van de hoek af gelijk aan de afstand tussen de voorgevelrooilijn van de smalle weg, doch over geen grotere lengte dan 15 meter.
Indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn ontbreekt geldt ter bepaling van de grootste toegelaten hoogte, bedoeld in het eerste lid, de dichtstbij gelegen tegenoverliggende rooilijn. Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt ter plaatse van die onderbreking de verst verwijderde van de beide ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen.
Artikel 4:18 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn
De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de achtergevelrooilijn ter plaatse van het bouwwerk. Indien de te beschouwen achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, wordt voor elke 5 meter breedte van de achterzijde van het bouwwerk uitgegaan van de gemiddelde afstand tussen de achtergevelrooilijnen. Indien een tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt, wordt gemeten tot de dichtstbijzijnde tegenover de achtergevelrooilijn gelegen voorgevelrooilijn.
Artikel 4:19 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn
Indien op een kruising van wegen de achtergevels van de bebouwing, gelegen aan de ene weg, doorgebouwd zijn tot aan de voorgevelrooilijn van de andere weg en bovendien in die achtergevels ramen aanwezig zijn, dan bedraagt - onverminderd het bepaalde in 4:21 - de maximale hoogte van de zijgevel van het eerste bouwwerk aan laatstgenoemde weg nabij de hoek ten hoogste 1,5 maal de afstand van deze zijgevel tot de achtergevelrooilijn die bij de eerstgenoemde weg behoort. Deze afstand moet op dezelfde wijze worden bepaald als beschreven is in artikel 4:19, tweede lid, voor de bepaling van de afstand tussen twee achtergevelrooilijnen.
Artikel 4:20 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen
Onverminderd het bepaalde in artikel 4:21 mag een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist tussen de voor- en de achtergevelrooilijn niet hoger reiken dan tot de vlakken die de verticale vlakken door de voorgevelrooilijn en door de achtergevelrooilijn snijden op de - krachtens de artikelen 4:18 en 4:19 - maximale bouwhoogte en die met het horizontale vlak een hoek vormen van:
Indien een bouwwerk nabij een kruising van wegen een zijgevel heeft die gelegen is tegenover een achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, mag dit bouwwerk bovendien niet hoger reiken dan tot het vlak dat het verticale vlak door die zijgevel snijdt ter hoogte van de - krachtens artikel 4:20- maximale bouwhoogte en dat met het horizontale vlak een hoek vormt van 56 graden.
Artikel 4:22 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
De hoogte van een bouwwerk dat met een ingevolge artikel 4:11 toegestane afwijking wordt opgericht op een niet aan een weg grenzend terrein, mag niet meer bedragen dan 2,70 meter met dien verstande dat - uitgaande van een goothoogte van genoemde maat - daarboven een zadeldak met hellingen van ten hoogste 45 graden toegelaten is.
Artikel 4:23 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken
De hoogte van gevels die geen horizontale beëindiging hebben, moet worden bepaald door de oppervlakte te delen door de breedte. Plaatselijke verhogingen, als bedoeld in artikel 4:24, onder d, en artikel 4:25, onder h, i, j en k, moeten - voor zover zij de maximale hoogte overschrijden - buiten beschouwing worden gelaten.
Artikel 4:24 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
Het bepaalde in de artikelen 4:17, eerste lid, artikel 4:18, eerste en derde lid, artikel 4:19, eerste lid, artikel 4:20 en artikel 4:21 is niet van toepassing op:
topgevels in het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn of de achtergevelrooilijn, mits zij niet breder zijn dan 6 meter en mits de geveloppervlakte, over de breedte van de topgevel gemeten, niet groter is dan het product van de breedte van de topgevel en de maximale bouwhoogte ter plaatse;
Artikel 4:25 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de toegelaten bouwhoogte als bedoeld in de artikelen 4:17, eerste lid, artikel 4:18, eerste en derde lid, artikel 4:19, eerste lid, artikel 4:20 en artikel 4:21 kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
dakvensters, mits buitenwerks gemeten de breedte niet meer dan 1,75 meter, de hoogte niet meer dan 1,5 meter, de onderlinge afstand niet minder dan 3 meter en de afstand tot de erfscheiding niet minder dan 1,5 meter bedraagt. Deze laatste voorwaarde geldt niet voor gekoppelde dakvensters, die tot verschillende gebouwen behoren;
Artikel 4:26 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid
In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 4:4, artikel 4:11 en artikel 4:25, kan het bevoegd gezag afwijken van de verboden tot bouwen met overschrijding van de voor- en van de achtergevelrooilijn, en van het verbod tot bouwen met overschrijding van de maximale bouwhoogte, indien:
Artikel 4:27 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
Hoofdstuk 5 Omgevingshinder, flora fauna en milieu
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 5:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 5:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 5:4 Onversterkte muziek
Artikel 5:6 (Geluid)hinder in de openlucht
Het is verboden buiten een inrichting zoals voorheen gedefinieerd in de Wet milieubeheer, in de openlucht een geluidsapparaat, een (recreatie)toestel of een (bouw)machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.
Afdeling 2 Maatregelen tegen overlast
Artikel 5:7 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens (vee) die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 3 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 5:11 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 5:12 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk dan wel aldaar bloemen te plukken.
Afdeling 5 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 5:14 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals deze luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 7 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Afdeling 8 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het verbod uit het eerste leed is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Afdeling 10 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:27 Beperking verkeer in natuurgebieden
De toepassing van deze afdeling is gericht op de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig beheer van afvalstoffen.
Artikel 5:32 Aanwijzing van inzamelplaats
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats, binnen de gemeente waarmee wordt samengewerkt, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.
Artikel 5:36 Tijdstip van aanbieding
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dag en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.
Artikel 5:38 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
Burgemeester en wethouders kunnen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen krachtens artikel 5:30, in gevallen waarin de voor deze inzameling krachtens deze afdeling verschuldigde heffing is voldaan.
Artikel 5:39 Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Het is verboden anders dan in overeenstemming met artikel 5:38 bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden, aan de inzameldienst over te dragen of bij de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5:32, achter te laten.
Artikel 5:43 Zwerfafval rondom inrichtingen
Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
Artikel 5:44 Afval en verontreiniging op de weg
Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt of diens opdrachtgever zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 5:45 Geen opslag van afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met deze afdeling aanbieden of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 5:46 Ontdoen van autowrakken
Het is verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een perceel, anders dan door afgifte aan een inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken.
Artikel 5:49 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 5:50 Kaart en lijst beschermde bomen
Het college van burgemeester en wethouders heeft een kaart met bijbehorende lijst ‘waardevolle en monumentale bomen’ vastgesteld. Deze kaart bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting aangevuld met lokale waardevolle en monumentale bomen en houtopstanden. De bijbehorende lijst wordt geacht een nadere toelichting te zijn op de kaart.
Besluiten inzake de totstandkoming dan wel de herziening van de kaart en de lijst ‘waardevolle en monumentale bomen’ worden openbaar gemaakt door kennisgeving op internet en in een huis-aan-huis blad. De eigenaren van beschermde bomen ontvangen een besluit tot plaatsing van hun boom op de kaart en de lijst waardevolle en monumentale bomen.
Het in lid 1 en lid 2 gestelde verbod geldt niet voor:
reguliere onderhoudswerkzaamheden aan een houtopstand, zoals dunning en het periodiek afzetten, knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten, zijnde een noodzakelijke beheermaatregel bij hakhout, knotbomen, gekandelaberde bomen of lei- en vormbomen. Dit geldt niet voor de 1ste keer dat afzetten, knotten of kandelaberen worden uitgevoerd.
Nadat de alternatieven voor velling uitputtend zijn onderzocht wordt een ontheffing voor het vellen van een beschermde boom slechts bij uitzondering verleend, indien:
Onverminderd het bepaalde inzake een aanvraag bij of krachtens de Omgevingswet moet de ontheffing gemotiveerd worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken onder verwijzing naar de locatie van de beschermde houtopstand op de kaart en lijst beschermde bomen of met situatieschets en twee digitale foto’s.
Van het besluit tot verlening of weigering van een ontheffing wordt onverwijld kennisgeving gedaan in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke internetpagina onder gelijktijdige verzending aan aanvrager. Bij deze kennisgeving wordt de concrete datum van verzending aan de aanvrager genoemd als begin van de bezwaartermijn van 6 weken van artikel 7:1 Awb.
Artikel 5:54 Ontheffingsvoorschriften
Tot de aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college van burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant en op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.
Artikel 5:55 Herplant- en instandhoudingplicht
Indien een boom of houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder ontheffing van het college van burgemeester en wethouders, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de boom of houtopstanden bevond, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een boom of houtopstand waarop het verbod als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig worden bedreigd kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de boom of houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn, voorzieningen te treffen waardoor die bedreiging wordt weggenomen of een bomen effect analyse op te stellen.
Artikel 5:56 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op nihil voor bomen, heesters en heggen in het geval van publiek eigendom.
Het college van burgemeester en wethouders beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een ontheffing tot vellen overeenkomstig artikel 6.3 uit de Wet natuurbescherming of het overeenkomstig artikel uit diens rechtsopvolger.
Artikel 5:58 Bestrijding boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college van burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 5:50 lid 6, artikel 5:53 lid 4, artikel 5:58 van deze afdeling is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 5:54 of artikel 5:55 van deze afdeling is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.
Hij die handelt in strijd met artikel 5:51 van deze afdeling, dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechtelijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de monetaire boomwaarde.
In deze afdeling en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:
Artikel 6:2 Gemeentelijk erfgoedregister
Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze afdeling aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.
Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:
gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;
gegevens over door burgemeester en wethouders van gedeputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- en dorpsgezicht.
Afdeling 2 Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 6:9 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 6 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
Afdeling 3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 6:8 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 6:10 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Afdeling 3 Bescherming gemeentelijk monument
Artikel 6:11 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 6:12 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.
Hoofdstuk 7 Ondergrondse infrastructuur
Artikel 7:1 Begripsomschrijvingen
Voor de definities van in dit hoofdstuk veel voorkomende begrippen wordt verwezen naar de van toepassing zijnde nadere regels, te weten het Handboek Kabels en Leidingen 2021 gemeente Vaals.
Dit hoofdstuk is van toepassing op de procedures en voorschriften voor het aanleggen, instandhouden en opruimen van kabels en leidingen in of op openbare gronden, voor zover de gemeente Vaals deze gronden beheert, in bezit heeft dan wel daarover coördinatieverplichtingen heeft conform de Telecommunicatiewet en de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten.
Het college kan ter uitvoering van dit hoofdstuk nadere regels vaststellen. Deze zijn ondermeer vastgelegd in het Handboek, waarnaar dit hoofdstuk in diverse bepalingen verwijst; deze verwijzingen worden ook geacht betrekking te hebben op eventuele door het college in de toekomst vast te stellen nieuwe versies van het Handboek.
Artikel 7:4 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden
Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.
Artikel 7:5 Ernstige belemmeringen en storingen
Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmering of storing van de communicatie in de zin van artikel 5.6, tweede lid, van de telecommunicatiewet volstaat de aanbieder met een melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden.
Artikel 7:8 Beslistermijn en aanhouding
Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 7:4, eerste lid, van dit hoofdstuk wordt genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel houdt het college de beslissing aan, indien er in verband met werkzaamheden ten behoeve van het openbare elektronisch communicatienetwerk een vergunning als bedoeld in de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of een kapvergunning is vereist.
Artikel 7:9 Voorschriften en beperkingen
Ter bescherming van haar belangen kan het college in ieder geval aan de graafvergunning voorschriften en beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelsleuven, kabelgoten en geleidingen alsmede het inpassen van zogenaamde weesleidingen en een borgstelling eisen voor de nakoming van verplichtingen die gesteld zijn bij de voorschriften en beperkingen aan de vergunning.
Artikel 7:10 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg
Het vooroverleg als bedoeld in artikel 7:4, tweede lid, dan wel een door het college geïnitieerd overleg naar aanleiding van een instemmingaanvraag als bedoeld in artikel 7:4, eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 7:11 Melding wijziging voorzieningen
De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat de eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden.
Hoofdstuk 9 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 9:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening, gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.