Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Toepassing Parkeernormen 2024 |
Citeertitel | Beleidsregel Toepassing Parkeernormen 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-05-2024 | artikel 3, 4 | 14-05-2024 | |||
30-12-2023 | 24-05-2024 | nieuwe regeling | 12-12-2023 |
Burgemeester en wethouders van gemeente Amersfoort;
gelezen het collegevoorstel Beleidsregels Toepassing Parkeernormen 2024 van 12 december 2023;
overwegende dat het gewenst is beleid op te stellen over de toepassing van de parkeernormen;
en gelet op de 4:81 Algemene wet bestuursrecht en de vigerende Nota parkeernormen;
Artikel 2 Bepalen van de parkeereis
De in lid 2.1 genoemde juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van parkeernormen waarbij het volgende van toepassing is:
Er kan onder in lid 2.5 genoemde voorwaarden een parkeernorm worden toegepast die boven de maximumnorm ligt, zo lang dat niet leidt tot parkeeroverlast op de openbare weg; hierbij geldt dat de extra parkeerdruk op de openbare weg als gevolg van het bouwplan niet hoger mag worden dan 80% op het moment van de aanvraag.
De in lid 2.2 onder b genoemde voorwaarden zijn:
de aanvrager toont via te leveren relevante onderzoeken aan dat de parkeernorm voor die specifieke functie op de betreffende locatie verlaagd kan worden, omdat de norm te hoog is. Een verlaging van de parkeernorm kan alleen als redelijkerwijs aannemelijk wordt gemaakt dat de functie minder parkeerders genereert dan met de vastgestelde norm wordt berekend;
Artikel 3 Afwijken van de parkeereis in de binnenstad
Bij het afwijken van de parkeereis wordt onderscheid gemaakt in parkeerplaatsen voor vaste gebruikers en parkeerplaatsen voor bezoekers en in kleine ontwikkelingen.
Kleine ontwikkelingen, zijnde woonfuncties, waarbij het parkeren op eigen terrein wordt opgelost of waarbij het parkeren niet wordt opgelost als bedoeld onder a, worden opgenomen in de POET-lijst of op de GROP-lijst afhankelijk van de categorie waar ze volgens de definitie in de Parkeerverordening Amersfoort in vallen.’
De parkeereis voor bezoekers hoeft niet te worden opgelost als in de openbare parkeergarages in de binnenstad (inclusief Centrum Mondriaan en Eemplein) tezamen op de momenten waarop die parkeervraag zich voordoet, ten minste 15% restcapaciteit aanwezig is en met de toename van parkeerders door de functie ook behouden blijft.
Gebruikersdeel (werknemers /bewoners)
Bij functiewijziging van bestaande panden: De totale parkeereis wordt verlaagd met de parkeereis voor gebruikers van niet-woonfuncties (dus bijvoorbeeld werknemers) als in de openbare parkeergarages in de binnenstad (inclusief Centrum Mondriaan en Eemplein) tezamen op de momenten waarop die parkeervraag zich voordoet, ten minste 15% restcapaciteit aanwezig is en met de toename van parkeerders door de functie ook behouden blijft.
Op verzoek van de aanvrager kan de totale parkeereis worden verlaag met het gebruikersdeel (bewoners) van woonfuncties. Dit wordt vastgelegd door in de omgevingsvergunning aan te geven dat aanvrager gebruik maakt van de bepaling in dit artikel en dat de adressen behorende bij de ontwikkeling daarom wordt opgenomen op de GROP-lijst. Daarmee vervalt het recht voor toekomstige bewoners van de adressen binnen deze ontwikkeling op een parkeervergunning.
Artikel 4 Afwijken van de parkeereis buiten de binnenstad, maar binnen het parkeerreguleringsgebied (vergunninggebied/betaald-parkeergebied)
Kleine ontwikkelingen, zijnde woonfuncties, waarbij het parkeren op eigen terrein wordt opgelost of waarbij het parkeren niet wordt opgelost als bedoeld onder a, worden opgenomen in de POET-lijst of op de GROP-lijst afhankelijk van de categorie waar ze volgens de definitie in de Parkeerverordening Amersfoort in vallen.’
Gebruikersdeel (werknemers /bewoners)
Artikel 5 Afwijken van de parkeereis buiten het parkeerreguleringsgebied
Er bestaat er geen mogelijkheid om van de parkeereis af te wijken.
Gebruikersdeel (werknemers /bewoners)
Artikel 6 Afwijken van de parkeereis bij Intercity-/knooppuntlocaties
Er bestaat geen mogelijkheid om van de parkeereis af te wijken.
Op verzoek van de aanvrager kan de parkeereis voor gebruikers (bewoners) worden verlaagd:
Artikel 7 Vervangende parkeerruimte binnen vergunninggebieden
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze in vervangende parkeerruimte kan worden voorzien voor de resterende op te lossen parkeereis binnen parkeervergunninggebieden, wanneer de aanvrager niet of in onvoldoende mate kan voldoen aan de parkeereis op eigen terrein. Als de aanvraag een ontwikkeling betreft die binnen vergunninggebieden is gelegen, is het volgende in de beschreven volgorde van toepassing (eerst geldt wat onder a is beschreven, als dat niet van toepassing is, wat onder b beschreven is, etc.).
De aanvrager heeft vervangende private parkeerruimte beschikbaar. Hierbij geldt:
als vervangende parkeerruimte wordt gezien een parkeergelegenheid die gelegen is op een kortere loopafstand dan de loopafstand tot de meest dichtbij gelegen grens van het reguleringsgebied en voldoet aan de acceptabele loopafstand uit de tabel in Bijlage 2, waarbij de loopafstand via logische looproutes wordt gemeten;
De aanvrager bij de omgevingsvergunningaanvraag moet aangeven (met bijvoorbeeld een parkeerovereenkomst/de gemeentelijke Driepartijenovereenkomst) hoe hij het vereiste aantal parkeerplaatsen beschikbaar stelt. In de omgevingsvergunning kunnen nadere voorwaarden gesteld worden aan het beschikbaar en bereikbaar zijn en in stand houden van de parkeervoorzieningen.De aanvrager maakt gebruik van vervangende parkeerruimte in het openbaar gebied. Hierbij geldt:
bestaande plaatsen als vervangende parkeerruimte kunnen worden ingezet, zolang de bezettingsgraad van de openbare parkeerplaatsen in een gebied, gelegen binnen de vastgestelde acceptabele loopafstanden met een maximum van 250 meter, op de voor de functie noodzakelijke momenten na het verlenen van de omgevingsvergunning niet boven de 80% komt. Voor de berekening hiervan wordt op kosten van de aanvrager door de gemeente een parkeeronderzoek uitgevoerd op het maatgevend moment van de functie;
Als de aanvrager niet kan voorzien in voldoende parkeerruimte op één van de bovengenoemde wijzen, wordt op verzoek besloten of ontheffing verleend wordt van de parkeereis. In dat geval is een financiële vergoeding vereist. Die vergoeding is gebaseerd op reële stichtingskosten van de te compenseren parkeerplaatsen, waarbij de omvang, locatie en realisatietermijn bekend dienen te zijn. Er wordt een parkeerovereenkomst tussen de aanvrager en de gemeente opgesteld, waarin de nadere afspraken over de te compenseren parkeerplaatsen zijn beschreven.
Artikel 8 Vervangende parkeerruimte buiten vergunninggebieden
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze in vervangende parkeerruimte kan worden voorzien voor de resterende op te lossen parkeereis buiten parkeervergunninggebieden, wanneer de aanvrager niet of in onvoldoende mate kan voldoen aan de parkeereis op eigen terrein. Als de aanvraag een ontwikkeling betreft die buiten de vergunninggebieden is gelegen, is het volgende in de beschreven volgorde van toepassing (eerst geldt wat onder a beschreven is, als dat niet van toepassing is, wat onder b beschreven is, etc.).
De aanvrager heeft vervangende private parkeerruimte beschikbaar. Als vervangende parkeerruimte wordt gezien een nabijgelegen parkeergelegenheid in de onmiddellijke omgeving. Hierbij geldt:
de aanvrager bij de omgevingsvergunningaanvraag moet aangeven (met bijvoorbeeld een parkeerovereenkomst/de gemeentelijke Driepartijenovereenkomst) hoe hij het vereiste aantal parkeerplaatsen beschikbaar stelt (zie onder c. en d.). In de omgevingsvergunning kunnen nadere voorwaarden gesteld worden aan het beschikbaar en bereikbaar zijn en in stand houden van de parkeervoorzieningen.
De aanvrager maakt gebruik van vervangende parkeerruimte in het openbaar gebied. Hierbij geldt:
bestaande plaatsen kunnen als vervangende parkeerruimte worden aangemerkt, zolang de bezettingsgraad van de openbare parkeerplaatsen in een gebied, gelegen binnen de vastgestelde acceptabele loopafstanden met een maximum van 250 meter, op de voor de functie noodzakelijke momenten na het verlenen van de omgevingsvergunning niet boven de 80% komt. Voor de berekening hiervan wordt op kosten van de aanvrager door de gemeente een parkeeronderzoek uitgevoerd op het maatgevend moment van de functie;
Als de aanvrager niet kan voorzien in voldoende parkeervoorzieningen op één van de bovengenoemde wijzen, wordt op verzoek besloten of ontheffing verleend wordt van de parkeereis. In dat geval wordt een financiële vergoeding vereist. Die vergoeding is gebaseerd op reële stichtingskosten van de te compenseren parkeerplaatsen, waarbij de omvang, locatie en realisatietermijn bekend dienen te zijn. Er wordt een parkeerovereenkomst tussen de aanvrager en de gemeente opgesteld, waarin de nadere afspraken over de te compenseren parkeerplaatsen zijn beschreven.
1. Definities gebruikte termen
Een omgevingsplan als bedoeld in de Omgevingswet bevat de gemeentelijke regels voor de fysieke leefomgeving. Ingevolge artikel 4.2, eerste lid, Omgevingswet moeten de regels in het omgevingsplan leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
De vergunning die wordt afgegeven op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (afgekort Wabo).
De afstand zoals door een voetganger af te leggen via een voor voetgangers toegankelijke, gebruikelijke en logische route.
Maximaal toegestane parkeernorm vanuit parkeer- en mobiliteitsoogpunt voor een nieuw ruimtelijk project/plan op een bepaalde locatie.
Minimaal vereiste parkeernorm vanuit parkeeroogpunt voor een nieuw ruimtelijk project/plan op een bepaalde locatie.
Parkeernormen geven het aantal parkeerplaatsen voor een bepaalde functie of groep functies aan dat niet mag worden over- of onderschreden. Gemeenten stellen hun eigen parkeernormen vast, normaliter op basis van parkeerkencijfers van het CROW en eigen parkeer- en locatiebeleid.
Een parkeerbalans brengt op diverse momenten de balans in beeld van de vraag naar parkeerplaatsen en het aanbod aan parkeerplaatsen.
Parkeerbeleid is een bewuste inzet van reguleringsinstrumenten ter beïnvloeding van het parkeergedrag, gericht op vooraf gestelde doelen.
Het aantal parkeerplaatsen dat een initiatiefnemer moet realiseren op grond van de te gebruiken parkeernorm, mogelijkheden van meervoudig gebruik en mogelijkheden om van de norm af te wijken op basis van deze beleidsregels. Deze parkeereis wordt opgenomen in de omgevingsvergunning.
Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers die kunnen worden gebruikt als hulpmiddel bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen voor een (aantal) functie(s).
De afstand zoals door een automobilist af te leggen via een voor auto’s toegankelijke, gebruikelijke en logische route.
Parkeernormen worden alleen voorschrijvend gehanteerd voor een nieuwbouw- en uitbreidingsontwikkeling en voor een functiewijziging, waar een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of voor het afwijken van het omgevingsplan afgegeven moet worden. Voor alle overige situaties kunnen de normen alleen ter indicatie van de parkeervraag worden gehanteerd.
Voorts zijn er de volgende locaties:
intercitylocaties: locaties binnen een maximale loopafstand 1 (vanaf de hoofdentree van het gebouw) van 800 meter tot de noord-, dan wel de zuidingang van Amersfoort CS;
De normen voor Wonen zijn exclusief het bezoekersparkeren. Voor bezoekers-parkeren bij woningen dient het bezoekersparkeren volgens de aparte parkeernorm berekend te worden. De parkeerplaatsen voor bezoekers moeten voor bezoekers openbaar toegankelijk zijn of er dient een systeem te worden ingericht dat bewoners hun bezoek vanuit hun woning toegang kunnen verlenen tot de parkeervoorziening. In dat geval dient in het omgevingsplan opgenomen te worden op welke manier dit is voorzien.
Als in een ontwikkeling meerdere functies worden gerealiseerd met afwijkende aanwezigheidspercentages (zie de tabel) dan wordt rekening gehouden met meervoudig gebruik, als aannemelijk is dat dat in de praktijk ook als zodanig zal functioneren. In de omgevingsvergunning dient expliciet gemaakt te worden voor welke functies de parkeerplaatsen voor meervoudig gebruik inzetbaar zijn.
In geval van een functiewijziging of herbouw van een bestaande functie kan rekening gehouden worden met aanwezige parkeerplaatsen op privaat terrein en op de openbare weg, die op basis van die functie en de huidige parkeernormen aan die te vervallen functie kunnen worden toegeschreven (zonder daaraan expliciet te zijn toegewezen), mits die functie in de laatste vijf jaren vóór de datum van aanvraag omgevings-vergunning in de praktijk aanwezig was. Het parkeren moet dan wel op vergelijkbare momenten op de dag plaatsvinden en daarbij gelden de aanwezigheidspercentages uit bijlage 2. Als de parkeereis op enig moment in de week voor de nieuwe functie hoger is, moet het verschil aan parkeerplaatsen tussen de nieuwe parkeervraagberekening en het aantal bestaande aan de oude functie toe te wijzen plaatsen extra worden aangelegd. Bij het gebruik van deze bepaling voor (een deel van) de parkeereis zijn de artikelen 3 t/m 6 niet van toepassing.
Een parkeergarage die aan de woning is gebouwd, telt in nieuwe situaties alleen mee voor het parkeren op eigen terrein, als de woning is voorzien van een schuur of andere opslagruimte, die in omvang geschikt is voor de opslag van gebruikelijke huishoudelijke goederen (ca. 10% van de vloeroppervlakte van de woning). De ruimte op eigen terrein vóór de garage en de woning wordt alleen dan meegeteld als die voldoende ruimte biedt voor het opstellen van een auto en zolang naast de geparkeerde auto nog voldoende (1,2 meter) loopruimte aanwezig blijft.
Voor het gebruik maken van de parkeernorm voor studentenwoningen of studentenkamers zal dat specifieke gebruik in de omgevingsvergunning worden vastgelegd. Het kan hierbij alleen gaan om huurwoningen. In de omgevingsvergunning wordt als voorwaarde opgenomen dat in het huurcontract tussen de student en de woningeigenaar wordt opgenomen dat de huurder in het bezit moet zijn van een geldige studenten-/collegekaart, en dat de huurder na beëindiging van de studie de woning binnen zes maanden verlaten moet hebben. De verhuurder dient een registratie bij te houden met kopieën van de geldige studenten-/collegekaarten van de huurders; deze registratie is door de gemeente op verzoek in te zien.
Woningen voor ouderen en gehandicaptenhuisvesting zijn altijd zelfstandige woningen. Als de woningen zijn gelegen nabij zorgcomplexen zal een gedeelte van deze woningen bewoond worden door mensen met een zorgindicatie. In complexen met appartementen die bestemd zijn voor senioren zal ook bij de start van de bewoning een gemengde leeftijdsopbouw worden nagestreefd. Als het duidelijk is dat een appartementencomplex bewoond zal worden door een mix van mensen met een zorgindicatie, mensen van 75 + en jongere ouderen zal de parkeernorm hierop aangepast kunnen worden. Hierbij wordt ervan uit gegaan dat de senioren van 75+ en de senioren met een zorgindicatie een lagere parkeernorm hebben (norm van de functie serviceflat/aanleunwoning). Voor een deel van de flat zal de algemene parkeernorm worden aangehouden. Bij clusterwonen en beschermd wonen waarbij geen sprake is van zelfstandig wonen, gelden de normen van serviceflat/ aanleunwoning. Dit betekent dat er steeds gekeken moet worden voor wie een complex seniorenappartementen is bedoeld. In de startnotitie die wordt opgesteld voordat een project van start gaat moet duidelijk zijn aangegeven voor welke doelgroepen deze appartementen zijn bedoeld. Bij twijfel geldt altijd de normale parkeernorm gebaseerd op de grootte van de woning.
Bij woningen met een commerciële ruimte aan huis kan het gaan om verschillende doeleinden zoals zakelijke dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening en aan huis gebonden beroepen, zoals een kapper, een accountant, een schoonheidssalon of een ambachtelijk bedrijfje. Een belangrijk kenmerk van deze ruimten is dat ze kleinschalig zijn en dat het moet passen binnen het woonmilieu. Afhankelijk van de mogelijkheden die het omgevingsplan voorschrijft, zal per situatie maatwerk geleverd moeten worden wat de parkeernorm betreft. Dat betekent dat de gemeente de te verwachten parkeervraag moet beoordelen op de beschikbare ruimte in het openbaar gebied, wanneer parkeren op eigen terrein niet mogelijk is. In dat geval geldt het bepaalde in artikel 3, 4 en 5 van de beleidsregel.
Aanwezigheidspercentages, reductiefacoren en loopafstanden
Aanwezigheidspercentages voor berekening meervoudig gebruik
Tabel: Aanwezigheidspercentages (bron: CROW)
Een garage wordt pas meegerekend als er tevens een schuur/opslagruimte aanwezig is op het betreffende perceel.
Tabel: Reductiefactoren parkeervoorzieningen op eigen terrein
Tabel: Acceptabele loopafstanden
Het brengen en halen bij basisscholen en kinderdagverblijven is geen onderdeel van de parkeernormen-systematiek. Voor het aantal parkeerplaatsen voor brengen en halen met de auto bij kinderdagverblijven en basisscholen geldt een rekenregel (zie CROW-publicatie 182) die uitgaat van het aantal leerlingen vermenigvuldigd met het aandeel brengen/halen vermenigvuldigd met reductiefactoren voor de parkeerduur en het voor het aantal kinderen per auto.
Samengevat: rekenregel basisscholen en kinderdagverblijven:
parkeereis = aantal leerlingen x %brengen/halen x reductiefactor parkeerduur x aantal kinderen per auto
Voor de verschillende groepen kunnen andere factoren gebruikt worden. Hieronder de uitwerking conform CROW publicatie:
aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,5 x 0,75
Reductiefactor parkeerduur * 0,5, omdat de parkeerduur bij groepen 1 t/m 3 gemiddeld 10 minuten in perioden van 20 minuten bedraagt;
Reductiefactor aantal kinderen per auto = 0,75 voor groepen 1 t/m 3.
Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,25 x 0,85
Reductiefactor parkeerduur = 0,25, omdat de parkeerduur bij groepen 4 t/m 8 gemiddeld 2,5 minuut in perioden van 10 minuten bedraagt;
Reductiefactor aantal kinderen per auto = 0,85 voor groepen 4 t/m 8.
parkeereis = aantal leerlingen x % leerlingen met de auto x 0,25 x 0,75
Reductiefactor parkeerduur = 0,25, omdat parkeerduur bij kinderdagverblijven gemiddeld 15 minuten in perioden van 60 minuten bedraagt;
Reductie factor aantal kinderen per auto = 0,75 voor kinderdagverblijf.
Deze rekenmethode kan ook toegepast worden voor vergelijkbare instellingen, waar breng- en haalvoorzieningen gewenst zijn.
Voor beide voorzieningen geldt dat het percentage leerlingen dat met de auto gebracht en gehaald wordt tussen de 1% en 60% ligt. Dit is afhankelijk van de stedelijkheidsgraad, de locatie (binnenstad, schil, rest bebouwde kom), en de gemiddelde afstand naar school. Gemiddeld ligt het percentage op:
Bij gescheiden aanvangs- en eindtijden van de groepen 1 t/m 3 en 4 t/m 8 mag het aantal parkeerplaatsen met maximaal 40% worden gereduceerd.
Regelend de voorwaarden waaronder de Gemeente Amersfoort kan voorzien in parkeer- of stallingsruimte voor het bouwplan […..].
dat volgens het bepaalde in artikel 2 van deze beleidsregel bij een gebouw in de juiste mate ruimte voor het parkeren en het stallen van auto’s moet zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, tenzij het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 2.2 of artikel 10 van de beleidsregel (gedeeltelijk) ontheffing verleent van dit artikel;
De aanvrager verplicht zich de gemeente in staat te stellen in de parkeerbehoefte te voorzien voor het aantal van [aantal] parkeerplaatsen door betaling van het bedrag van € […..,-] (zegge: [….] euro.
De gemeente aanvaardt de in artikel 1 genoemde geldsom en verplicht zich om binnen [aantal] jaar na dagtekening van deze overeenkomst [aantal] openbare parkeerplaatsen aan te leggen op de locatie [locatie]. Als de Gemeente deze openbare parkeerplaatsen of een gedeelte daarvan niet binnen de hierboven genoemde afgesproken termijn aanlegt, kan de aanvrager een evenredig deel van de geldsom terugvorderen met verrekening van de wettelijke rente volgens artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek per jaar over het terug te vorderen bedrag. [hier kan in principe iedere afspraak opgenomen worden]
Door ondertekening van deze overeenkomst zijn die omstandigheden geschapen waaronder het college vrijstelling kan verlenen als bedoeld in artikel 6e en artikel 7e van deze beleidsregel, voor het aan partijen bekende bouwplan voor het bouwen van [….].
Betaling van het in artikel 1 genoemde bedrag door de aanvrager en aanvaarding van deze geldsom door de gemeente met het doel deze geldsom te besteden op de wijze zoals in artikel 2 is omschreven, moet uiterlijk zijn voldaan op het moment dat [….].
De aanvrager doet voor nu en in de toekomst afstand van iedere aanspraak op het uitsluitend gebruik van de door de gemeente uit hoofde van deze overeenkomst aangelegde of aan te leggen parkeerplaatsen.
Deze overeenkomst wordt als ontbonden beschouwd als de in artikel 3 bedoelde vergunning om wat voor reden dan ook door de gemeente niet wordt verleend. In dat geval zal een eventueel al ontvangen bedrag, als bedoeld in artikel 1. van deze overeenkomst, worden gerestitueerd.
Format Driepartijenovereenkomst
DRIEPARTIJENOVEREENKOMST HUUR PARKEERPLAATS(EN)
dat volgens het bepaalde in artikel 2 van de Beleidsregel Toepassing Parkeernormen 2024 bij een gebouw in de juiste mate ruimte voor het parkeren en het stallen van auto’s moet zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, tenzij het college van burgemeester en wethouders op grond van het tiende lid ontheffing verleent van dit artikel;
[Het volgende artikel opnemen als een parkeergelegenheid wordt verhuurd zonder aparte overeenkomst.]
[Het volgende artikel opnemen als een parkeergelegenheid wordt verhuurd zonder aparte overeenkomst.]
De huurprijs zal jaarlijks op [datum], voor het eerst op [datum] worden verhoogd conform het prijsindexcijfers (CPI) alle huishoudens (2006=100), gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De huurprijs zal niet worden gewijzigd indien de indexering leidt tot een lagere huurprijs.
[Of: het volgende artikel opnemen als een parkeergelegenheid wordt verhuurd en er ook een aparte overeenkomst daarvoor wordt gesloten]
Verhuurder heeft met de Aanvrager of Huurder een aparte overeenkomst gesloten voor de verhuur van de betreffende parkeerplaatsen, in aanvulling op deze overeenkomst. Een kopie van die overeenkomst wordt aan deze overeenkomst gevoegd.
Deze overeenkomst wordt als ontbonden beschouwd als de in de preambule bedoelde omgevingsvergunning om wat voor reden dan ook door de Gemeente niet wordt verleend.
Aldus in drievoud opgemaakt en getekend te Amersfoort op [datum] ,