Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rucphen

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2024 gemeente Rucphen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRucphen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2024 gemeente Rucphen
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 1.2.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2024

12-12-2023

gmb-2024-1752

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2024 gemeente Rucphen

 

1. Inleiding

De verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen geeft tezamen met deze beleidsregels uitvoering aan de Wmo 2015.

Hierbij wordt voortgeborduurd op de weg die in Rucphen in 2011 met de kanteling Wmo in gang is gezet. Er wordt, zoals in de Wmo 2015 is vastgelegd, uitgegaan van maatwerk aan de cliënt. Er wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk. Bekeken wordt tevens of algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen dan wel algemene voorzieningen een oplossing kunnen bieden. Als dit alles geen dan wel onvoldoende oplossing biedt, dan verstrekt de gemeente waar nodig een maatwerkvoorziening: ondersteuning wordt geboden daar waar nodig is. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij.

 

2. Procedure

In de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen is de procedure omtrent een mogelijke ondersteuningsvraag beschreven. De aanvraagprocedure loopt als volgt:

 

  • a)

    De gemeente ontvangt een melding van een cliënt.

Het is mogelijk dat na vraagverheldering een cliënt informatie gegeven kan worden, waardoor de vraag van de cliënt snel beantwoord/opgelost kan worden. In dat geval wordt een melding direct afgehandeld. Als dat niet het geval is, wordt de persoonlijke situatie van de cliënt onderzocht. Daartoe wordt een gesprek met de cliënt gepland. De cliënt ontvangen binnen 2 werkdagen na de melding een schriftelijke ontvangstbevestiging. Na het plannen van het gesprek ontvangt de cliënt binnen 2 werkdagen ook nog een schriftelijke afspraakbevestiging.

 

  • b)

    De gemeente voert een onderzoek uit middels een gesprek met de cliënt.

Voorafgaand aan het gesprek wordt een vooronderzoek uitgevoerd naar de reeds bekende gegevens. In het gesprek wordt de persoonlijke situatie van de cliënt onderzocht. Bij het gesprek kan iemand uit de naaste omgeving van de cliënt en/of de cliëntondersteuner aanwezig zijn.

 

  • c)

    Van het gesprek wordt een verslag gemaakt.

Het verslag wordt binnen 10 dagen na het gesprek naar de cliënt gestuurd. De cliënt wordt bij de aanbieding van het verslag gevraagd dit uiterlijk binnen twee weken ondertekend terug te sturen, al dan niet voorzien van bedoelde correcties of aanvullingen.

Het Indien een cliënt het gespreksverslag niet binnen drie weken ondertekend heeft teruggestuurd, wordt er vanuit gegaan dat er geen behoefte meer bestaat voor ondersteuning en wordt de melding afgesloten.

 

  • d)

    Het onderzoek na de melding wordt binnen maximaal 6 weken afgerond.

Dit is een wettelijke termijn.

 

  • e)

    De cliënt dient een aanvraag in.

Door ondertekening van het verslag, kan de cliënt het verslag als aanvraag aanmerken.

Een aanvraag hoeft niet via een ondertekend verslag. Een cliënt kan ook zelf een aanvraag opstellen en indienen.

 

  • f)

    In voorkomende situaties wordt medisch advies opgevraagd.

Soms is het nodig om aanvullend onderzoek te laten doen om te bepalen of een Wmo-voorziening nodig is. In dat geval wordt aan een extern bureau gevraagd om medisch advies uit te brengen. De beslistermijn van 8 weken wordt in dit geval opgeschort.

 

  • g)

    Als de aanvraag is ingediend, heeft de gemeente 2 weken de tijd om een beschikking af te geven.

In de beschikking staat het besluit op de aanvraag. Als het er naar uitziet dat deze termijn niet gehaald kan worden, wordt de cliënt (op grond van de Algemene wet bestuursrecht) schriftelijk geïnformeerd over een verlenging van deze termijn met maximaal 8 weken.

 

Cliëntondersteuning

Als een cliënt hulp nodig heeft bij het verwoorden van de ondersteuningsbehoefte en de cliënt die hulp niet kan vinden binnen de eigen familie of nabije omgeving, kan kosteloos een beroep gedaan worden op professionele cliëntondersteuning.

 

Daarnaast zijn er vrijwillige cliëntondersteuners, waarop cliënten een beroep kunnen doen.

 

3. Maatwerkvoorziening: beoordelingskader, weigeringsgronden en herziening

 

3.1 Beoordelingskader maatwerkvoorzieningen

De beoordeling van een aanvraag is maatwerk en hangt af van de persoonlijke situatie van een cliënt. Daarbij geldt het in dit hoofdstuk beschreven kader.

 

Het beoordelingskader en de toegangscriteria voor aanspraken op maatwerkvoorzieningen worden bepaald door de Wmo 2015, de verordening en deze beleidsregels.

 

Bij de aanspraak op iedere maatwerkvoorziening wordt in ieder geval gekeken naar onderstaande toegangscriteria en weigeringsgronden.

 

3.2 Hoofdverblijf

Een voorwaarde om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen is dat cliënt zijn hoofdverblijf in Rucphen heeft. Cliënt moet ingeschreven staan in de BasisRegistratie Personen (BRP).

Het begrip hoofdverblijf wordt ontleend aan het Burgerlijk Wetboek en betekent volgens jurisprudentie meer dan alleen ingeschreven staan in de BRP; cliënt moet daadwerkelijk het grootste deel van de tijd in de gemeente verblijven.

Als cliënt kan aantonen dat hij op korte termijn in de gemeente komt wonen, kan, als hij nog niet staat ingeschreven in de BRP, de ondersteuningsvraag worden behandeld. Er wordt dan wel een termijn afgesproken waar binnen de inschrijving in het GBA moet zijn geregeld.

 

3.3 Langdurig noodzakelijk

Een maatwerkvoorziening komt in beeld bij een langdurige noodzakelijkheid.

Allereerst moet worden vastgesteld dat er sprake is van beperkingen waardoor een cliënt niet kan deelnemen aan het leven van alle dag. Hierbij speelt de medisch adviseur (arts in dienst van een door de gemeente gecontracteerd bureau) een belangrijke rol om te bepalen of voorzieningen medisch noodzakelijk zijn of dat deze juist antirevaliderend werken. De medisch adviseur kan tevens uitsluitsel geven over de vraag of er sprake is van een langdurige noodzaak. Onder ‘langdurig’ wordt over het algemeen verstaan langer dan 6 maanden of dat het een blijvende situatie betreft. Onder een ‘blijvende situatie’ wordt ook de terminale levensfase verstaan.

Voor sommige maatwerkvoorzieningen, bijvoorbeeld huishoudelijke ondersteuning, kan het ook om een kortere periode gaan, bijvoorbeeld na ontslag uit het ziekenhuis. Waar precies de grens ligt tussen kortdurend en langdurig zal per situatie verschillen. Als de verwachting is dat cliënt na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen kan functioneren, dan mag van kortdurende medische noodzaak worden uitgegaan. Bij een wisselend ziektebeeld, waarbij verbetering in de toestand opgevolgd wordt door periodes van terugval, kan uitgegaan worden van een langdurige medische noodzaak.

Een voorziening wordt alleen verstrekt wanneer deze noodzakelijk is.

 

3.4 Eigen verantwoordelijkheid

Onder de eigen verantwoordelijkheid wordt verstaan het vermogen van een cliënt om op eigen kracht dan wel met de hulp van mantelzorger(s), personen uit het sociale netwerk en gebruikelijke hulp de belemmeringen redelijkerwijs zelf op te lossen. Oplossingen die een cliënt redelijkerwijs kan realiseren op grond van zijn eigen verantwoordelijkheid gaan voor op de verstrekking van een maatwerkvoorzieningen.

 

3.5 Gebruikelijke hulp 

Er bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening indien de cliënt huisgenoten heeft die wel in staat zijn om hulp te bieden bij bijvoorbeeld het voeren van een gestructureerd huishouden of het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen. Dit wordt gebruikelijke hulp genoemd.

 

3.6 Voorliggende voorzieningen op grond van andere wet- of regelgeving

Voorliggend op de Wmo is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), een ziektekostenverzekering of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Als dit het geval is, wordt er op grond van de Wmo geen voorziening/dienst verstrekt.

 

Voor wat betreft de afbakening tussen Wlz en Wmo geldt dat gemeenten tot een bij koninklijk besluit vast stellen tijdstip verantwoordelijk blijven voor woningaanpassingen en hulpmiddelen voor thuiswonende Wlz-cliënten.

 

3.7 Algemene voorziening 

Wanneer blijkt dat een cliënt niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, wordt beoordeeld of er algemene voorzieningen zijn die de problemen, die cliënt ervaart, (gedeeltelijk) kunnen oplossen. Als een probleem volledig met een algemene voorziening kan worden opgelost, wordt er geen maatwerkvoorziening verstrekt.

Een algemene voorziening is een voorziening waar iedereen, zonder indicatie of andere vorm van toegang, gebruik van kan maken. Een voorbeeld is het restaurant van een verzorgingshuis waar buurtbewoners tegen een geringe vergoeding kunnen eten. De bedoeling is dat er steeds meer algemene voorzieningen komen, zodat cliënten minder een beroep doen op (duurdere) maatwerkvoorzieningen. Een algemene voorziening moet voor de cliënt compenserend zijn en financieel gedragen kunnen worden.

 

Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn (memorie van toelichting Wmo 2015 paragraaf 3.5):

  • *

    Klussendienst

  • *

    Opvang voor dak- en thuislozen die uitsluitend bestaat uit slapen en eten

  • *

    Sociaal-culturele voorzieningen

     

3.8 Algemeen gebruikelijke voorzieningen 

Er is voor een cliënt geen aanspraak op een maatwerkvoorziening als deze algemeen gebruikelijk is. Het college verstrekt geen voorziening waarover een cliënt, ook als hij geen beperkingen heeft, kan beschikken.

 

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

1. een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, en;

2. die daadwerkelijk beschikbaar is, en;

3. een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie, en;

4. bekostigd kan worden met een inkomen op minimumniveau. Hierbij wordt 5% van het maandelijks inkomen gehanteerd ter hoogte van de geldende bijstandsnorm, gedurende een periode van 36 maanden.

 

3.9 Collectieve voorzieningen

Een collectieve voorziening is een voorziening waarvoor een individuele indicatie wordt gegeven, maar die collectief wordt uitgevoerd. Tot nu toe is het collectief vervoer (deeltaxi) het meest duidelijke voorbeeld van een collectieve voorziening. Bij beperkingen op het gebied van vervoer ligt het primaat bij de deeltaxi. Dat wil zeggen dat, wanneer men geen gebruik kan maken van het reguliere openbaar vervoer, men in aanmerking komt voor een cliëntenpasje van de deeltaxi. Alleen wanneer is aangetoond dat de deeltaxi niet geschikt is voor de cliënt, zal een individuele vervoersvoorziening (zoals taxikostenvergoeding) worden verstrekt.

Ook het Waspunt en de Scootmobielcentrale zijn collectieve voorzieningen. Om hier gebruik van te kunnen maken, is een indicatie nodig.

 

3.10 Goedkoopst adequate maatwerkvoorziening

De verstrekking is altijd gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is.

 

Indien de cliënt een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van de cliënt. In dergelijke situaties vindt de verstrekking plaats in de vorm van een Persoonsgebonden budget (PGB), gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening.

 

Een voorziening kan ook bestaan uit compensatie van noemenswaardige meerkosten ten opzichte van de algemeen gebruikelijke kosten die iemand voor de noodzakelijke voorziening moet maken.

Hierbij kan worden gedacht aan een auto of fiets met (specifiek vanwege de beperking noodzakelijke) aanpassingen. Een auto of fiets is algemeen gebruikelijk, dus de kosten hiervoor (normbedragen zoals vastgesteld door het NIBUD) worden niet vergoed, uitsluitend eventueel de meerkosten.

 

3.11 Vermijdbaarheid en voorzienbaarheid 

De cliënt kan alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komen als de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs niet vermijdbaar was of niet voorzienbaar was (artikel 8 van de verordening). Achtergrond is dat van iedereen mag worden verwacht tijdig te anticiperen op ondersteuningsvragen die te voorzien zijn. Dat kan door rekening te houden met zijn of haar beperkingen als er keuzes gemaakt moeten worden. Voorzienbaarheid is een weigeringsgrond is als iemand iets aanschaft of verhuist zonder rekening te houden met de al aanwezige beperkingen en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Het verhuizen naar een woning waarvan bij verhuizing duidelijk is dat deze niet geschikt is voor de cliënt en/of zijn huisgenoten, betekent ook dat er geen aanspraak bestaat op woonvoorzieningen.

 

Indien er een voorziening in de woning is aangebracht en het was op dat moment te voorzien dat deze voorziening in de toekomst niet meer adequaat zou zijn, bestaat geen aanspraak op compensatie in het kader van de wet. Voorzienbaarheid moet goed onderzocht worden en in kaart gebracht. Voorzienbaarheid is moeilijk vast te stellen. Van belang is wanneer en wat de cliënt had kunnen weten. Als een cliënt een aantal jaar geleden een bad heeft laten plaatsen en in de jaren daarna gezondheidsklachten heeft ontwikkeld, kan gesteld worden dat de problemen niet te voorzien waren. Echter, het is wel mogelijk dat op het moment dat de gezondheidsklachten ontstonden, cliënt al had kunnen voorzien dat er problemen met de woning zouden ontstaan en kan dus verwacht worden van een cliënt dat hij rekening houdend met deze verwachting nagedacht zou hebben over bijvoorbeeld verhuizen.

 

3.12 Eerder verstrekte voorziening

Er bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening voor zover de aanvraag betrekking heeft op:

  • -

    een al eerder verstrekte voorziening in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling, en

  • -

    de normale afschrijvingstermijn van de voorziening is nog niet verstreken.

Een uitzondering kan worden gemaakt als de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen.

Hieronder wordt ook verstaan het risico dat verzekerd kan worden met een opstalverzekering. Het is eveneens redelijk te achten dat de cliënt – indien een derde schade heeft veroorzaakt – deze aansprakelijk stelt.

 

3.13 Normale afschrijvingsduur

Het college verstaat onder de normale afschrijvingsduur de technische afschrijvingsduur. Dit houdt in dat het college niet gehouden is een economisch afgeschreven voorziening, die nog in goede staat is en passend is voor de cliënt in te nemen en een nieuwe maatwerkvoorziening te verstrekken.

 

3.14 Reeds gemaakte kosten

Er bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening indien de kosten voorafgaand aan het moment van aanvragen of beschikken zijn gemaakt en niet meer is na te gaan of de maatwerkvoorziening noodzakelijk is en als goedkoopst adequaat is aan te merken.

 

3.15 Geen aanleiding voor verhuizen, tenzij belangrijke reden

Aanspraken op maatwerkvoorzieningen die het gevolg zijn van een verhuizing vanuit een voor de cliënt geschikte woning en waarvoor dus geen noodzaak bestaat, leiden tot afwijzing. Dat is anders indien er een belangrijke reden voor de verhuizing bestaat.

 

Onder belangrijke reden kan bijvoorbeeld worden verstaan: het gaan samenwonen, huwelijk of echtscheiding en het aanvaarden van werk op een zodanige afstand dat verhuizen noodzakelijk is.

De beoordeling of sprake is van een belangrijke reden is steeds afhankelijk van een weging van alle van belang zijnde feiten en omstandigheden.

Er is alleen sprake van een belangrijke reden die aanleiding vormt voor toewijzing van de maatwerkvoorziening als de cliënt geen in redelijkheid van hem te vergen eigen mogelijkheden heeft om zelf voor een passende oplossing te zorgen. In deze uitzonderingssituaties mag verwacht worden dat de cliënt vooraf contact opneemt met de gemeente, zodat de gemeente mee kan bepalen wat de goedkoopst adequate oplossing is.

 

3.16 College niet vooraf geïnformeerd

Uit de jurisprudentie blijkt dat van cliënten mag worden verwacht dat ze eerst contact opnemen met het college voordat ze een andere woning huren of kopen of een (nieuw) gehuurde of gekochte woning willen gaan aanpassen. Het college moet de gelegenheid krijgen om vooraf eventuele alternatieven en de goedkoopst adequate oplossing in kaart te brengen met cliënt.

Het is aan cliënt om tijdig maar in ieder geval ruim voordat men een huurcontract of (voorlopig) koopcontract aangaat, contact op te nemen.

 

3.17 Niet voldoen aan verplichtingen

De cliënt heeft de volgende verplichtingen:

  • -

    Inlichtingenplicht ( artikel 2.3.8 lid 1 Wmo)

    Op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doen van alle feiten en omstandigheden waarvan het de cliënt redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij aanleiding kunnen zijn om het besluit tot toekenning van de maatwerkvoorziening te heroverwegen. 

    Dit stelt het college in staat om te beoordelen of het beroep op die maatwerkvoorziening of het daaraan gekoppelde persoonsgebonden budget nog terecht is. Verstrekt de cliënt niet onverwijld uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan heeft dat gevolgen voor de toekenning van de maatwerkvoorziening of het daaraan gekoppelde persoonsgebonden budget. Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken van de cliënt vragen.

    Het niet naleven van de inlichtingenverplichting kan leiden tot:

    • *

      buiten behandeling laten of afwijzen van de aanvraag of

    • *

      beëindigen van de aanspraak op een maatwerkvoorziening en/of

    • *

      herzien/intrekken van de aanspraak op een maatwerkvoorziening en terugvorderen.

Medewerkingsplicht ( artikel 2.3.8 lid 3 Wmo)

De cliënt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het verlenen van medewerking aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen in verband met de (beoordeling van de) aanspraak op maatwerkvoorzieningen. Deze medewerkingverplichting geldt ook voor huisgenoten indien het gaat om de beoordeling van eventuele gebruikelijke hulp. Het niet of onvoldoende meewerken aan het onderzoek kan leiden tot:

  • *

    Buiten behandeling laten van de aanvraag (Awb), indien onvoldoende informatie bekend is.

  • *

    Beëindigen van de aanspraak op een maatwerkvoorziening en/of

  • *

    Herzien/intrekken van de aanspraak op een maatwerkvoorziening en terugvorderen.

     

3.18 Herziening, intrekking en beëindiging

Beleidswijziging

Artikel 2.3.9 van de Wmo 2015 legt aan de gemeente de plicht op om elke indicatie periodiek te onderzoeken. De aanleiding hiertoe kan een beleidswijziging zijn. De gemeente zal in voorkomende gevallen:

  • *

    tijdig de nodige algemene, publieke communicatie daartoe verzorgen

  • *

    en daarbij de situatie van elke individuele cliënt zorgvuldig en nader onderzoeken met in acht name van een redelijke overgangstermijn.

     

Op individueel niveau

Van intrekking is sprake indien achteraf gezien over een bepaalde periode in het verleden geen recht op een voorziening heeft bestaan. In het algemeen heeft een besluit tot intrekking dus terugwerkende kracht, in tegenstelling tot een besluit tot beëindiging. Indien in het verleden wel recht heeft bestaan, maar dat recht gecorrigeerd moet worden, is er sprake van herziening.

 

De bevoegdheid tot intrekking of herziening van een verstrekte maatwerkvoorziening of een daaraan gekoppeld pgb is geregeld in artikel 2.3.10 Wmo 2015. In artikel 15 van de Verordening is aan het college de bevoegdheid verleend om tot intrekking dan wel herziening over te gaan wanneer:

  • a.

    de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de cliënt niet langer is aangewezen op een maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget;

  • c.

    de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden;

  • e.

    de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruikt.

     

Van beëindiging is sprake wanneer de aanspraak op een Wmo-voorziening wordt aangepast per direct of naar de toekomst toe. Beëindiging heeft dus geen terugwerkende kracht, in tegenstelling tot intrekking en herziening.

 

Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot intrekking dan wel herziening van een voorziening dient het college een zorgvuldige belangenafweging te maken. De intrekking/herziening is voor de cliënt een belastend besluit. Om die reden moet het college de nodige kennis vergaren over de relevante feiten en omstandigheden en aannemelijk maken dat de intrekking/herziening is te rechtvaardigen.

 

3.19 Terugvordering

Terugvordering naar aanleiding van een beslissing op grond van artikel 2.3.10 Wmo 2015 is mogelijk. Dit is geregeld in artikel 2.4.1. Wmo 2015 en artikel 15 van de verordening. De mogelijkheid tot terugvordering is beperkt tot schending van de inlichtingenplicht en die schending moet bovendien opzettelijk hebben plaatsgevonden.

 

Het college hanteert bij de Wmo 2015 als uitgangspunt dat bij een (opzettelijke) schending van de inlichtingenplicht in beginsel tot terugvordering van de geldwaarde van de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget wordt overgegaan. Daarvan ziet het college slechts af als achteraf nog objectief kan worden vastgesteld dat de gemeente niet (in financiële zin) is benadeeld. Van het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht is naar het oordeel van het college in ieder geval sprake wanneer de cliënt of degene die daaraan zijn medewerking heeft verleend:

- wist of behoorde te weten dat de informatie die hij niet, niet tijdig dan wel onvolledig aan het college heeft overgelegd van invloed kon zijn op het vaststellen van het recht op een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget, en;

- is vastgesteld dat die informatie niet, niet tijdig dan wel onvolledig aan het college is overgelegd. In dat verband zal bij de toekenningbeschikking nadrukkelijk moeten worden gewezen onder welke omstandigheden van de cliënt en/of zijn netwerk wordt verlangd welke informatie wanneer aan het college moet worden overgelegd. Het voorgaande moet niet limitatief worden opgevat. Ook in andere situaties kan sprake zijn van opzet. Het is aan het college om dit te onderbouwen en de beslissing tot terugvordering te motiveren.

 

3.20 Verhaal van kosten 

Als een college een beslissing heeft ingetrokken omdat de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, dan kunnen de kosten van de maatwerkvoorziening verhaald worden op de cliënt en degene die daaraan medewerking heeft verleend (art. 2.4.1. van de Wmo)

 

In artikel 2.4.3. van de Wmo is de bevoegdheid voor de gemeente bepaald om de kosten van een verstrekte maatwerkvoorziening of daaraan gekoppeld persoonsgebonden budget te verhalen op degene die door zijn onrechtmatig handelen er de oorzaak van is dat de cliënt een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening of daaraan gekoppeld persoonsgebonden budget.

 

4. Natura en persoonsgebonden budget

 

Een maatwerkvoorziening wordt verstrekt als:

- zorg in natura (zin)

De gemeente verstrekt een voorziening, die een cliënt kant en klaar krijgt.

- persoonsgebonden budget (pgb)

Een cliënt ontvangt een bedrag waarmee hij zelf de voorziening/ondersteuning inkoopt.

 

4.1 De voorziening in natura

In de beschikking wordt opgenomen dat de voorziening, die een cliënt krijgt, in natura wordt verstrekt. In de beschikking worden ook de voorwaarden opgenomen waaronder verstrekking plaatsvindt.

De verdere uitwerking van natura voorzieningen wordt in andere hoofdstukken van deze beleidsregels beschreven.

 

4.2 Persoonsgebonden budget

Een persoonsgebonden budget (pgb) kan een geschikt instrument zijn voor de cliënt om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Een pgb is bij uitstek geschikt voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren.

 

4.3 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb

Artikel 2.3.6. van de wet gaat over de mogelijkheden om een pgb te verstrekken.

 

4.3.1. Pgb plan

Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb kan alleen worden verstrekt indien de cliënt dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld pgb plan aanvraagt. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot goede en doelmatige ondersteuning. Indien noodzakelijk vraagt de cliënt offertes op voor het realiseren van de maatwerkvoorziening. Deze worden bij het plan gevoegd. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet. Door het opstellen van een persoonlijk plan wordt de cliënt gestimuleerd na te denken over zijn ondersteuningsvraag, en deze uit te werken en te concretiseren. Op basis hiervan kan de kwaliteit van ondersteuning geëvalueerd worden.

 

Een pgb wordt verstrekt als:

De cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen. Het volstaat niet eenvoudigweg mede te delen dat hij de ondersteuning van gecontracteerde aanbieders niet wenst. Om dit te doen zal hij moeten aantonen dat hij zich voldoende heeft georiënteerd op de maatwerkvoorziening ‘in natura’ en moeten onderbouwen waarom hij deze niet passend acht. Wanneer een persoon de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag de gemeente de aanvraag niet weigeren. Anders dan bij de eerste en derde voorwaarde is bij de motivering niet het oordeel van het college leidend, maar het oordeel van de cliënt.

 

4.3.2 Bekwaamheid van de aanvrager

De gemeente beoordeelt of de pgb houder ( of diens vertegenwoordiger) in staat is goed om te gaan met een pgb, o.a. door middel van een budgetvaardigheidsgesprek In dit gesprek wordt getoetst of de pgb houder (of diens vertegenwoordiger) voldoende vaardig is:

- om de kwaliteit en continuïteit van zorg te garanderen;

- de financiële verplichtingen passend bij een pgb kan uitvoeren.

 

De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn bijvoorbeeld:

  • -

    de cliënt is verminderd handelingsbekwaam;

  • -

    de cliënt heeft als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie;

  • -

    er is sprake van schulden en/of verslavingsproblematiek;

  • -

    er is eerder misbruik gemaakt van het pgb;

  • -

    er is eerder sprake geweest van fraude;

  • -

    er is sprake van een instabiele situatie ten aanzien van de beperkingen.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. Om een pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.

 

4.3.3. Kwaliteit van dienstverlening

Ook bij een pgb geldt dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn. De kwaliteit van de dienstverlening die ingezet wordt door een pgb moet van vergelijkbare kwaliteit zijn als de dienstverlening in zorg in natura. Een pgb wordt verstrekt als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. In het pgb plan dient aangetoond / gemotiveerd te worden op welke wijze deze kwaliteit gewaarborgd is.

Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.

 

4.4 Voorlichting

Zoals uit de Wmo 2015 is af te leiden, is het belangrijk dat cliënten vooraf goed weten wat het pgb inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Deze voorlichting wordt al bij het moment van aanvragen gegeven. Tijdens het gesprek, maar ook later tijdens de aanvraagprocedure, wordt de cliënt door de Wmo professional geïnformeerd. Daarnaast verzorgt het servicecentrum pgb van de sociale verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.

 

4.5 Eigen verantwoordelijkheden van de cliënt als budgethouder

De cliënt als budgethouder is zelf verantwoordelijk voor:

  • -

    het inkopen van de maatwerkvoorziening met daarbij de keuze van zorgverlener;

  • -

    het voeren van een overzichtelijke pgb administratie;

  • -

    weten welke regels horen bij het pgb;

  • -

    de communicatie met gemeente, zorgverlener, SVB;

  • -

    het maken van afspraken en zich hieraan te houden;

  • -

    het beoordelen of de zorg vanuit het pgb bij de cliënt past;

  • -

    het regelen van de zorg met 1 of meer zorgverleners;

  • -

    duidelijke afspraken met de zorgverleners, zodat zij weten wat ze moeten doen;

  • -

    het zijn van een goede werkgever of opdrachtgever van een zorgverlener;

  • -

    het onderhoud, de reparaties en de verzekering van het hulpmiddel (hiervoor kunnen jaarlijks kosten tot een vastgesteld maximum bedrag worden gedeclareerd).

  • -

    het aanleveren van evaluaties aan de gemeente, twee keer per jaar

Degene die ingeschakeld wordt voor hulp is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de belastingdienst.

 

4.6 Beschikking pgb en natura voorzieningen

In artikel 10 van de verordening staat wat er in de beschikking tot een maatwerkvoorziening wordt vastgelegd.

 

Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval het volgende vastgelegd: (in aanvulling op artikel 10 van de verordening)

de termijn waarbinnen de voorziening aangeschaft dient te zijn.

verplichting van het doorgeven van wijzigingen;

op basis van welk artikel van de Verordening dit besluit is genomen;

 

Eigen bijdrage

Als sprake is van een door de cliënt te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover zowel tijdens het gesprek als in de beschikking geïnformeerd. Als een cliënt vragen heeft over zijn/haar eigen bijdrage is op www.hetcak.nl een antwoord te vinden op veel gestelde vragen.

 

Beëindiging van de toekenning

De toekenning eindigt wanneer:

  • *

    de budgethouder verhuist naar een andere gemeente;

  • *

    de budgethouder overlijdt;

  • *

    als de indicatieperiode of geldigheidsduur is verstreken;

  • *

    als de budgethouder aangeeft dat zijn situatie is veranderd en de gemeente vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • *

    de budgethouder geen verantwoording aflegt;

  • *

    de budgethouder zijn pgb laat omzetten in zorg in natura;

  • *

    de budgethouder de (overige) voorwaarden, die gesteld zijn aan de toekenning van het pgb, niet nakomt.

     

Terugvorderen pgb

Het beëindigen van de toekenning kan er toe leiden dat (een deel van) het pgb wordt teruggevorderd. Hiertoe wordt verwezen naar paragraaf 3.20.

 

4.7 Trekkingsrecht

In de Wmo 2015 is de verplichting opgenomen dat gemeenten pgb’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht voor de pgb’s voor Begeleiding en Huishoudelijke Ondersteuning. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van de SVB. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling aan de zorgverlener. De niet bestede pgb bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.

 

4.8 Inzetten sociaal netwerk of mantelzorgers

In het gemotiveerde pgb-plan van de cliënt kan hij of zij de wens uitspreken om zijn sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. De gemeente stelt zich terughoudend op ten aanzien van het verstrekken van een pgb wanneer de ondersteuning wordt geleverd door het sociaal netwerk of mantelzorgers. De gemeente is van mening dat de inzet van een pgb, wanneer de ondersteuning wordt geleverd door het sociaal netwerk of mantelzorgers, beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt. Wanneer blijkt dat het pgb niet leidt tot het beoogde resultaat, kan deze na onderzoek worden beëindigd en worden overgezet naar ondersteuning via zorg in natura.

 

Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Informele hulp bij hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen komt minder voor. Ingeval hiervoor een pgb wordt aangevraagd wordt dat slechts verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen veilig, doeltreffend en kwalitatief goed worden verstrekt. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

 

4.9 Hoogte pgb 

Bij een pgb wordt uitgegaan van het bedrag van de goedkoopst adequate voorziening in natura. De gemeente maakt onderscheid tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen en werken onder supervisie van professionals die werken volgens de kwaliteitsstandaarden.

 

De maximale hoogte van een pgb is begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura. Hierbij dient de cliënt wel in staat te zijn met zijn pgb een adequate maatwerkvoorziening in te kopen. Tussenpersonen, belangbehartigers en de eigen bijdrage mogen niet uit het pgb betaald worden.

 

4.9.1 Persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning

Bij het pgb voor huishoudelijke ondersteuning (pgb HO) gaat het om de inhuur van menskracht. Daarom is het onder andere belangrijk dat de cliënt goed weet wat zijn rechten en plichten zijn. In het indicatietraject wordt nagegaan of de cliënt ook daadwerkelijk in staat is de eigen regie te voeren over het pgb HO. Het toegekende pgb moet worden aangewend voor de inkoop van huishoudelijke ondersteuning.

 

Uitgangspunten bepaling pgb

De uitgangspunten voor de huishoudelijke ondersteuning pgb zijn:

- Er wordt bij HO pgb gekozen voor een resultaatgerichte werkwijze, waarbij het wegingskader in bijlage 1. van deze beleidsregels als richtlijn wordt gebruikt.

- Er wordt onderscheid gemaakt in de pgb-tarieven. Hierbij wordt uitgegaan van verschillende marktconforme tarieven die gebaseerd zijn op diegene die de ondersteuning levert:

  • · Professional: niet gecontracteerde zorgaanbieder / zzp’er

  • · sociaal netwerk / niet- professional / overig

- Er wordt onderscheid gemaakt in het cliëntperspectief van de cliënt (zie paragraaf 6.1.2 Afwegingskader)

- De combinatie van de persoon die de ondersteuning levert en de frequentie van de uit te voeren werkzaamheden leidt tot een specifieke pgb-categorie met een daarbij horend pgb-tarief (zie paragraaf 6.1.2)

- Het maximaal pgb-tarief is gelijk aan tarief HO zin.

- Om te bepalen of indexatie van de tarieven HO pgb nodig is, wordt aangesloten bij het moment van indexatie van de tarieven van de HO zin.

- Een PGB wordt verstrekt als naar oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is

- Er wordt geen pgb ingezet wanneer de huishoudelijke ondersteuning wordt geleverd door een gecontracteerde aanbieder HO zin.

- Bij HO+ kan alleen een pgb worden ingezet als de client een vertegenwoordiger heeft die pgb vaardig is ( zie alinea 6.2.) die die erop stuurt dat de ondersteuning aansluit op de benodigde kwaliteit en het te behalen resultaat.

- Bij HO+ is zorg continuïteit essentieel, de vertegenwoordiger van de client is hiervoor verantwoordelijk, ook bij verlof of ziekte van de hulp. Kan dit niet worden gegarandeerd, dan wordt er geen pgb ingezet.

 

Kwaliteitseisen professional / niet gecontracteerde zorgaanbieder/ zzp-er

- Met het pgb worden gestelde resultaten bereikt en dit wordt inzichtelijk gemaakt. Wanneer er meerdere professionele en niet professionele begeleiders worden ingezet, maakt de pgb houder inzichtelijk hoe dit op elkaar is afgestemd;

- In geval van afwezigheid door vakantie, ziekte of andere oorzaken sluit de zorg naadloos aan. De pgb houder is verantwoordelijk voor een planning die hierin voorziet en deelt deze met de gemeente;

- Pgb-zorgaanbieder werkt doelgericht, systematisch en planmatig.

- Pgb-houder en/of zijn netwerk communiceert in Nederlandse taal met gemeente. Wanneer dit niet mogelijk is communiceert de pgb-zorgaanbieder in Nederlandse taal met de gemeente.

- Opdrachtnemer heeft een inschrijving Kamer van Koophandel

- Opdrachtnemer heeft een voor haar branche geldend kwaliteitsborgingscertificaat, in ieder geval betrekking hebbende op zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening, dan wel, een geldig ISO 9001:2008-certificaat met daarbij een bewijs van implementatie van additionele normen die gelden voor haar branche, in ieder geval betrekking hebbende op zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening, dan wel, een geldig ISO 9001:2015-certificaat met daarbij een bewijs van implementatie van additionele normen die gelden voor haar branche, in ieder geval betrekking hebbende op zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening, dan wel een kwaliteitsborgingssysteem waarvan na toetsing gesteld kan worden dat het aan het hier bovenstaande gelijk te stellen is

- Opdrachtnemer hanteert de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

- Opdrachtnemer heeft een bedrijfs- en/of beroepsaansprakelijkheidsverzekering tot een bedrag van 1.000.000,-

- Opdrachtnemer hanteert de meldplicht calamiteiten zoals beschreven in de Wmo (art 3.4) bij de toezichthouder van de gemeente.

- Opdrachtnemer zorgt ervoor dat de kwaliteit van de Maatwerkvoorziening overeenkomstig de gangbare kwaliteitsmaatstaven in de zorg- en welzijnssector is en steeds in overeenstemming is met de Wmo 2015 en de daarop gebaseerde regelingen.

- Opdrachtnemer houdt zich aan de privacy wet en regelgeving

- Alle medewerkers zijn in bezit van een geldige Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) en dit kan aangetoond worden.

- Bij de uitvoering van de overeenkomst wordt gewerkt met aantoonbaar bekwame en geschoolde Beroepskrachten, in overeenstemming met de wet- en regelgeving alsmede geldende cao’s

 

Hoogte pgb 

De Wmo stelt dat de cliënt met zijn pgb een gelijkwaardige voorziening moet kunnen treffen als bij de inzet van zorg in natura.

 

Bij het bepalen van de hoogte van het pgb weegt het totale onderzoek mee, het pgb plan is hiervan een onderdeel. Zoals in paragraaf 4.3 is beschreven, stelt een cliënt een pgb-plan op. Dit pgb-plan is te vergelijken met het leveringsplan voor zorg in natura (zie paragraaf 6.1.3.). In het pgb-plan zijn de werkzaamheden en de daarbij behorende frequentie opgenomen. Dit pgb-plan wordt getoetst aan het objectieve toetsingskader, d.w.z. de tabel met werkzaamheden x frequentie (bijlage 1). De onderstaande tarieven zijn toereikend om het objectieve toetsingskader te realiseren.

 

De combinatie van de persoon die de ondersteuning levert en de frequentie van de uit te voeren werkzaamheden leidt tot een specifieke pgb-categorie met een daarbij horend pgb- tarief. Dit alles leidt tot de volgende maximale periodetarieven (per maand).

 

  • Sociaal netwerk

    Sociaal netwerk

    Professional

    Professional

    uurtarief € 20

    uurtarief € 20

    tarief per maand

    tarief per maand HO+

    tarief per maand HO

    tarief per maand HO+

    Huishoudelijke Ondersteuning

    Huishoudelijke Ondersteuning Light

    € 90,00

    Niet van toepassing

    € 132,30

    Niet van toepassing

    Huishoudelijke ondersteuning stabilisatie kortdurend/langdurend

    € 180,00

    € 223,33

    € 264,60

    € 361,80

    Huishoudelijke ondersteuning ontwikkeling

    € 223,33

    Niet van toepassing

    € 328,30

    € 361,80

    Wasverzorging

    1 persoon zonder strijk

    € 50,00

    € 50,00

    € 73,50

    € 81,00

    2 persoon zonder strijk

    € 61,67

    € 61,67

    € 90,65

    € 99,90

    Strijk

    € 28,33

    € 28,33

    € 41,65

    € 45,90

    Maaltijdverzorging

    1 broodmaaltijd per dag

    € 28,60

    € 28,60

    € 42,04

    € 46,33

    2 broodmaaltijden of 1 warme maaltijd per dag

    € 57,20

    € 57,20

    € 84,04

    € 92,66

    2 broodmaaltijden en 1 warme maaltijd per dag

    € 85,80

    € 85,80

    126,08

    € 138,99

    Boodschappen

    € 73,67

    € 73,67

    108,29

    € 119,34

Uurtarieven sociaal netwerk gebaseerd op cao VVT, hbh trede 5 (afgerond naar boven).

 

Lager periodetarief

Het pgb plan dat wordt ingediend door de cliënt is leidend. Ligt het gevraagde periodetarief dat is opgenomen in het pgb plan lager dan de tarieven zoals die zijn opgenomen in bovenstaande tabellen, wordt het gevraagde tarief toegekend. Het uurtarief wordt wel gecheckt vanwege de wetgeving rondom het minimumloon en de inleg bij de SVB.

 

Hoger periodetarief

In uitzonderingssituaties is het mogelijk om gemotiveerd een hoger periodetarief vast te stellen.

 

Eigen bijdrage

De gemeente keert een “bruto” pgb uit aan de SVB, hierop is geen eigen bijdrage in mindering gebracht. De eigen bijdrage wordt bij cliënt geïnd door het CAK en mag niet worden betaald uit het pgb.

 

Indexatie

Om te bepalen of indexatie van de tarieven HO pgb nodig is, wordt aangesloten bij het moment van indexatie van de tarieven van de HO zin.

 

Salaris zorgverlener

Het salaris van de zorgverlener is het uurloon dat de zorgverlener kan declareren. In het uurloon zijn de reiskosten en het vakantiegeld inbegrepen. Onder het salaris voor een zorgverlener wordt niet verstaan:

a. Eenmalige uitkering bij beëindiging van rechtswege: dit kan zich voordoen als er sprake is van een plotselinge beëindiging van de werkzaamheden als gevolg van bijv. een overlijden van de cliënt. De zorgverlener zit in dat geval plotseling zonder werk. Een éénmalige uitkering uit een PGB is niet toegestaan;

b. Feestdagenuitkering: Uit het PGB mag geen feestdagenuitkering aan de zorgverlener(s) worden betaald;

c. Reiskosten;

d. Kosten voor het voeren van een PGB-administratie: De Sociale Verzekeringsbank (SVB) beheert het budget;

e. Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het PGB: in verband met fraudegevoeligheid is het niet toegestaan dat een (professionele) zorgverlener de administratie richting SVB verzorgt. Bij een zorgverlener uit het sociaal netwerk ligt de beoordeling of dit mogelijk is bij de gemeente;

f. Alle zorg en ondersteuning (door aanbieders) in het buitenland: controle op kwaliteit en financiën is dan nauwelijks mogelijk. Een PGB mag alleen na toestemming van het college besteed worden in het buitenland.

 

Uurlonen

Het is niet toegestaan vaste maandlonen af te spreken met zorgverlener(s). Alleen uurlonen worden toegestaan.

 

Beëindiging toekenning

Voor huishoudelijke ondersteuning geldt aanvullend dat de toekenning eindigt;

§ op de laatste dag van de indicatieperiode;

§ als de budgethouder wordt opgenomen in een Wlz-instelling en deze opname een permanent karakter heeft;

§ als de budgethouder langer dan 8 weken aaneengesloten is opgenomen in een instelling;

§ als de budgethouder recht heeft op huishoudelijke ondersteuning volgens een andere regeling;

§ als de budgethouder verhuist naar een andere gemeente;

§ als de budgethouder aangeeft geen pgb meer te willen ontvangen en eventueel kiest voor een verstrekking in natura. In dat geval blijft het recht op huishoudelijke ondersteuning (bij ongewijzigde omstandigheden) bestaan, maar wijzigt de vorm en krijgt cliënt een nieuwe beschikking. Een cliënt kan één keer per jaar wisselen tussen het pgb en verstrekking in natura.

 

4.9.2. Persoonsgebonden budget voor begeleiding 

Pgb voor begeleiding, dagbesteding en logeerzorg

Bij het pgb voor begeleiding gaat het om de inhuur van menskracht. Hierdoor is het onder andere belangrijk dat de cliënt goed weet wat zijn rechten en plichten zijn en dat hij een pgb plan aanlevert dat inzicht geeft in de ondersteuningsvraag van de cliënt en de te bereiken doelen en resultaten, frequentie van ondersteuning en waarin de uit te voeren activiteiten zijn benoemd. Waar de term pgb houder wordt gebruikt wordt bedoeld de pgb houder of zijn vertegenwoordiger.

De uitgangspunten voor het pgb voor begeleiding zijn:

- Er wordt bij het pgb voor begeleiding gekozen voor een resultaatgerichte werkwijze.

- We maken voor het pgb begeleiding onderscheid in de situatie van de cliënt:

  • · Ontwikkeling, er wordt gewerkt aan doelen en er wordt voor relatief korte termijn een pgb verstrekt.

  • · Stabilisatie, er zijn beperkte verbetermogelijkheden, er wordt voor middellange/lange termijn een pgb verstrekt

  • · Begeleiding bij verminderde zelfredzaamheid, er zijn geen verbeter mogelijkheden meer, wordt toe geleid naar Wlz of er worden langdurige afspraken gemaakt over de ondersteuning die met het pgb wordt gerealiseerd bij achteruitgang van de problematiek

- De cliënt staat centraal in de uitvoering van de ondersteuning, ongeacht of deze wordt geboden door het sociaal netwerk of een zorgaanbieder.

- Een combinatie van het pgb voor het sociaal netwerk en een pgb voor een zorgaanbieder is mogelijk tegen maximaal het resultaatstarief voor begeleiding zorg in natura. Er kan geen sprake zijn van dubbele financiering. De verdeling komt terug in het pgb-plan en wordt getoetst in het budgetvaardigheidsgesprek.

- Er wordt geen pgb verstrekt als deze voor hetzelfde product wordt ingezet bij een gecontracteerde zorgaanbieder (begeleiding zin) tenzij dit in een combinatie met het sociaal netwerk is.

 

Pgb vaardigheid

Een cliënt of zijn vertegenwoordiger die pgb-vaardig is, is aantoonbaar in staat om het pgb te beheren en hij beseft welke rechten en plichten (zoals werkgeversrol) hierbij horen. De zorgaanbieder mag dit beheer niet op zich nemen.

Onder pgb vaardigheid verstaan we:

- De pgb houder is in staat de eigen situatie te overzien, afspraken te maken met aanbieders en te sturen op activiteiten en frequentie.

- De pgb houder is op de hoogte van rechten en plichten van een pgb (evt werkgeversverplichtingen).

- De pgb houder kan de voortgang op de hulpverlening bewaken en bijsturen waar nodig.

- De pgb houder heeft geen druk ervaren vanuit de pgb hulpverlener om zorg te mogen leveren.

 

Pgb plan

Bij het pgb voor begeleiding werken we met een pgb-plan waarin doelen en resultaten, activiteiten en frequentie worden benoemd. Het pgb plan is gelijk voor het pgb bij een zorgaanbieder en het pgb sociaal netwerk. Van de cliënt of zijn vertegenwoordiger wordt verwacht dat deze een kwalitatief goed doordacht pgb-plan opstelt. Hij levert een pgb plan voor begeleiding aan dat inzicht geeft in de ondersteuningsvraag van de cliënt en benoemt te bereiken doelen en resultaten, frequentie van ondersteuning en de uit te voeren activiteiten. De pgb houder dient te beseffen dat het pgb plan een belangrijk document is.

 

Toets op resultaat

Indien een cliënt kiest voor een pgb, wordt vooraf de afweging gemaakt of het resultaat kan worden behaald met het pgb. Het is belangrijk dat het pgb zo wordt ingezet dat het in het pgb-plan geformuleerde resultaat wordt behaald. De pgb houder is hier verantwoordelijk voor. De gemeente informeert de pgb houder vooraf dat periodiek getoetst kan worden of het resultaat met het pgb behaald wordt en welke consequenties verbonden zijn aan het niet behalen van het resultaat. Wanneer (tussentijds) door de Wmo-consulent wordt vastgesteld dat de resultaten die in het pgb-plan zijn genoemd niet of onvoldoende worden behaald, zijn mogelijke consequenties:

- Het resultaat wordt opnieuw geformuleerd. De Pgb houder c.q. zijn ondersteuner moet kunnen beredeneren waarom het resultaat niet behaald is en waarom dit niet eerder met de Wmo consulent besproken is.

- Resultaten kunnen worden aangepast naar de actuele situatie;

- Pgb wordt omgezet naar zorg in natura of andere pgb-begeleider;

- Pgb wordt stopgezet en moet terugbetaald worden.

 

4.9.3. Kwaliteitseisen pgb begeleiding

Net als bij zorg in natura is het ook bij het pgb belangrijk dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. De pgb houder is verantwoordelijk voor het aantonen van de kwaliteit. De pgb-houder ondertekent in het pgb-plan een verklaring waarin hij/zij aangeeft dat de pgb zorgverlener voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen.

 

Algemene kwaliteitseisen

Alle maatschappelijke ondersteuning die wordt geboden, dus ook de ondersteuning op basis van het pgb voor begeleiding dient te voldoen aan de wettelijke voorwaarden voor kwaliteit. Deze voorwaarden gelden zowel voor zorgaanbieders/ zzp als sociaal netwerk/ overig die op grond van een pgb ondersteunen. In de Wmo 2015 is opgenomen dat een voorziening in elk geval:

a. veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verstrekt,

b. wordt afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt,

c. wordt verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard,

d. wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

 

Kwaliteitseisen zorgaanbieders / ZZP’ers / professional

- Met het pgb worden gestelde resultaten bereikt en dit wordt inzichtelijk gemaakt. Wanneer er meerdere professionele en niet professionele begeleiders worden ingezet, maakt de pgb houder inzichtelijk hoe dit op elkaar is afgestemd;

- In geval van afwezigheid door vakantie, ziekte of andere oorzaken sluit de zorg naadloos aan. De pgb houder is verantwoordelijk voor een planning die hierin voorziet;

- Pgb-zorgaanbieder werkt doelgericht, systematisch en planmatig.

- Pgb-houder en/of zijn netwerk communiceert in Nederlandse taal met gemeente. Wanneer dit niet mogelijk is communiceert de pgb-zorgaanbieder in Nederlandse taal met de gemeente.

- Opdrachtnemer heeft een inschrijving Kamer van Koophandel

- Opdrachtnemer heeft een voor haar branche geldend kwaliteitsborgingscertificaat, in ieder geval betrekking hebbende op zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening, dan wel, een geldig ISO 9001:2008-certificaat met daarbij een bewijs van implementatie van additionele normen die gelden voor haar branche, in ieder geval betrekking hebbende op zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening, dan wel, een geldig ISO 9001:2015-certificaat met daarbij een bewijs van implementatie van additionele normen die gelden voor haar branche, in ieder geval betrekking hebbende op zorg, maatschappelijke en/of aanpalende dienstverlening, dan wel een kwaliteitsborgingssysteem waarvan na toetsing gesteld kan worden dat het aan het hier bovenstaande gelijk te stellen is

- Opdrachtnemer hanteert de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

- Opdrachtnemer heeft een bedrijfs- en/of beroepsaansprakelijkheidsverzekering tot een bedrag van 1.000.000,-

- Opdrachtnemer hanteert de meldplicht calamiteiten zoals beschreven in de Wmo (art 3.4) bij de toezichthouder van de gemeente.

- Opdrachtnemer zorgt ervoor dat de kwaliteit van de Maatwerkvoorziening overeenkomstig de gangbare kwaliteitsmaatstaven in de zorg- en welzijnssector is en steeds in overeenstemming is met de Wmo 2015 en de daarop gebaseerde regelingen.

- Opdrachtnemer houdt zich aan de privacy wet en regelgeving

- Alle medewerkers zijn in bezit van een geldige Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) en dit kan aangetoond worden.

- Bij de uitvoering van de overeenkomst wordt gewerkt met aantoonbaar bekwame en geschoolde Beroepskrachten, in overeenstemming met de wet- en regelgeving alsmede geldende cao’s

- Opdrachtnemer werkt met medewerkers die onder supervisie staan van een medewerker die minimaal mbo niveau 4 van een relevante opleiding heeft behaald. Voor het product stabilisatie hoog geldt dat opdrachtnemer met medewerkers werkt die onder supervisie staan van een hbo geschoolde professional. Waar een zzp-er zelfstandig de begeleiding verzorgt en er geen sprake is van supervisie, dient deze te voldoen aan de opleidingseisen. De opleidingenlijst is op aanvraag te verkrijgen.

 

Aanvullende kwaliteitseisen die gelden voor locaties pgb-professionals

- wanneer ondersteuning wordt geboden op locatie anders dan bij de cliënt, dient de locatie te voldoen aan alle relevante en geldende wet- en regelgeving en vergunningen;

- het te behalen resultaat kan op de locatie op een veilige en gezonde wijze worden behaald;

- de aanbieder heeft een methode geïmplementeerd waarmee in kaart wordt gebracht welke veiligheidsrisico’s / gezondheidsrisico’s er bestaan aan een pand;

- de aanbieder inventariseert veiligheidsrisico’s/ gezondheidsrisico’s met betrekking tot de voorziening structureel.

 

§ Kwaliteitseisen sociaal netwerk/ overig

Naast de hiervoor genoemde algemene kwaliteitseisen worden aan het sociaal netwerk/ overig die worden gecontracteerd door de pgb-houder de volgende kwaliteitseisen gesteld:

- Met het pgb worden gestelde resultaten bereikt en dit wordt inzichtelijk gemaakt;

- Het overleggen van een VOG-verklaring met uitzondering van personen uit het gezin van de pgb houder en eerste en tweedegraads familieleden;

- In geval van afwezigheid door vakantie, ziekte of andere oorzaken sluit de zorg naadloos aan. De pgb houder is verantwoordelijk voor een planning die hierin voorziet;

- De zorgverlener mag niet overbelast zijn;

- De zorgverlener heeft een stabiele persoonlijke situatie (een indicatie kan bijvoorbeeld zijn dat deze zelf in ieder geval geen begeleiding heeft).

- Pgb-houder en/of zijn netwerk communiceert in Nederlandse taal met gemeente. Wanneer dit niet mogelijk is communiceert de pgb-zorgaanbieder in Nederlandse taal met de gemeente.

 

Uitsluitingen pgb voor begeleiding 

 

Gebruikelijke hulp bij begeleiding

Het pgb voor begeleiding mag niet ingezet worden voor gebruikelijke hulp. Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de huisgenoten, tot wie gerekend worden, de partner, ouders, inwonende kinderen en anderen met wie cliënt duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd voor gebruikelijke hulp bij begeleiding:

  • - Gebruikelijke hulp wordt verwacht in een kortdurende zorgsituatie, die een periode van maximaal drie maanden beslaat en waarin uitzicht is op herstel.

  • - In een zorgsituatie die langer dan drie maanden duurt en waarin uitzicht is op herstel en in een zorgsituatie waarin geen uitzicht is op herstel wordt gebruikelijke hulp verwacht bij:

    • o Begeleiding op het terrein van maatschappelijke deelname. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het bezoeken van een huisarts, het bezoeken van dagbesteding;

    • o Begeleiding bij het normale maatschappelijke verkeer binnen de levenssfeer. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het bezoeken van vrienden, familie;

    • o Het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het doen van administratie.

       

Pgb sociaal netwerk / overig

Bij zorg in natura kennen we stabilisatie laag, midden en hoog, deze is bedoeld voor cliënten, die beperkingen hebben die (langdurig) gepaard gaan met matig of zwaar regieverlies, of met een invaliderende aandoening of beperking (fysieke, cognitieve, sociaal-emotionele beperkingen). Deze beperkingen hebben een tekortschietend zelfregelend vermogen tot gevolg. De integratie in de samenleving door de beperking of aandoening kan zeer moeilijk zijn. Gezien de benodigde deskundigheid voor begeleiding hoog, is het bieden van deze vorm van begeleiding door het sociaal netwerk in principe niet aan de orde. Maatwerk blijft altijd mogelijk. Een uitzondering kan gemaakt worden als aangetoond kan worden dat de begeleider uit het sociaal netwerk beschikt over de benodigde diploma’s en ervaring om deze vorm van begeleiding te bieden. Het pgb sociaal netwerk kan niet worden ingezet voor dagbesteding, daginvulling en logeerzorg.

 

Verbeterbare problematiek

Wanneer de toegang Wmo vindt dat er sprake is van verbeterbare problematiek (stimuleren), is het uitgangspunt dat door de pgb ondersteuner gewerkt aan verbetering en/of herstel. Dit geldt zowel voor het sociaal netwerk/ overig als voor zorgaanbieders / ZZP’ers. Wanneer de cliënt, het sociaal netwerk of de zorgaanbieder echter in tegenstelling tot de toegang Wmo van mening is dat de problematiek onverbeterlijk is, is de ondersteuning niet cliëntgericht en wordt geen pgb verstrekt en wordt een andere passende oplossing gezocht. Dit kan zijn een zorg in natura maatwerkvoorziening of een pgb bij een andere zorgaanbieder. Als hierover tussen gemeente en cliënt verschil van mening ontstaat dan kan een onafhankelijk advies worden opgevraagd.

 

Hoogte pgb voor begeleiding

Voor de hoogte van het pgb voor begeleiding wordt onderscheid gemaakt in:

  • - ondersteuners die in dienst zijn van een professionele organisatie of die werkzaam zijn als zelfstandig werkend ondernemer : 100% van het tarief waarvoor het college de geïndiceerde diensten heeft ingekocht;

  • - voor personen die behoren tot het sociaal netwerk en personen die niet als ondersteuners als bedoeld hierboven worden aangemerkt bedraagt de hoogte van het pgb niet meer dan het op grond van de Wet langdurige zorg geldende tarief voor zorg van niet-professionele zorgverleners (peiljaar 2024 € 24,44).

     

Er wordt geen pgb verstrekt als deze wordt ingezet bij een gecontracteerde zorgaanbieder (begeleiding zin) tenzij dit in een combinatie met het sociaal netwerk is.

 

Tarieven voor Pgb begeleiding zorgaanbieder/zzp/professional

De (maximale) tarieven voor begeleiding zijn in 2024 per maand: 

 

  • Product

    Tarief 2024

    Waakvlam ontwikkeling

    € 151,08

    Begeleiding ontwikkeling

    € 650,17

    Dagbesteding ontwikkelingsgericht

    € 1.214,00

    Waakvlam stabilisatie

    € 147,19

    Begeleiding stabilisatie laag

    € 619,76

    Begeleiding stabilisatie midden

    € 1.159,36

    Begeleiding stabilisatie hoog

    € 2.137,12

    Arbeidsmatige dagbesteding

    € 968,22

    Daginvulling stabilisatie

    € 609,59

    Begeleiding verminderde zelfredzaamheid

    € 1.006,99

    Daginvulling verminderde zelfredzaamheid

    € 814,03

    Logeerzorg (per etmaal)

    € 217,30

 

Tarieven voor Pgb begeleiding sociaal netwerk:

De (maximale) tarieven voor begeleiding zijn in 2024 per maand: 

 

PGB niet professionals/sociaal netwerk

  • Product

    Waakvlam ontwikkeling

    € 48,88

    Begeleiding ontwikkeling

    € 211,65

    Waakvlam stabilisatie

    € 48,88

    Begeleiding stabilisatie laag

    € 211,65

    Begeleiding verminderde zelfredzaamheid

    € 370,51

    Begeleiding stabilisatie midden

    nvt

    Begeleiding stabilisatie hoog

    nvt

    Daginvulling stabilisatie

    nvt

    Daginvulling verminderde zelfredzaamheid

    nvt

    Dagbesteding ontwikkeling

    nvt

    Arbeidsmatige dagbesteding

    nvt

 

Beide tabellen betreft peildatum 1 januari 2024. De pgb tarieven professionals worden jaarlijks geïndexeerd volgens de methodiek van het contract maatwerkvoorziening Begeleiding. De pgb tarieven voor niet professionals/ sociaal netwerk worden één keer per jaar geïndexeerd. Hiervoor benutten we het tarief sociaal netwerk Wlz wat op 1 oktober het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar bekend is.

 

Lager tarief

Het pgb plan wat wordt ingediend door de cliënt is leidend. Ligt het maandtarief dat is opgenomen in het pgb plan lager dan de tarieven zoals die zijn opgenomen in bovenstaande tabel, wordt het door de PGB houder opgegeven tarief gehanteerd. De gemeente checkt wel het uurtarief vanwege de wetgeving rondom het minimumloon en de inleg bij de SVB.

 

Het pgb mag niet hoger zijn dan het tarief dat beschikbaar is voor de begeleiding zorg in natura (ZIN). In individuele situaties blijft maatwerk mogelijk en kan op basis van een onderbouwde motivatie het pgb tarief worden verhoogd met de benodigde extra inzet.

De gemeente keert het pgb uit aan de SVB, de eigen bijdrage wordt bij cliënt geïnd door het CAK en mag niet worden betaald uit het pgb.

 

Hoger tarief

Het pgb mag niet hoger zijn dan het tarief dat beschikbaar is voor de begeleiding zorg in natura (ZIN). In individuele situaties blijft maatwerk mogelijk en kan op basis van een onderbouwde motivatie het pgb tarief worden verhoogd met de benodigde extra inzet.

De gemeente keert een “bruto” pgb uit aan de SVB, hierop is geen eigen bijdrage in mindering gebracht. De eigen bijdrage wordt bij cliënt geïnd door het CAK en mag niet worden betaald uit het pgb.

 

Salaris zorgverlener

Onder het salaris voor een zorgverlener wordt niet verstaan:

a. Eenmalige uitkering: dit is een uitkering die (als er nog voldoende budget is) uitgekeerd mag worden aan de zorgverlener als er sprake is van een plotselinge beëindiging van de werkzaamheden als gevolg van bijv. een overlijden van de cliënt. De zorgverlener zit in dat geval plotseling zonder werk;

b. Feestdagenuitkering: Uit het pgb mag geen feestdagenuitkering aan de zorgverlener(s) worden betaald;

c. Reiskosten;

d. Kosten voor het voeren van een pgb administratie: De Sociale Verzekeringsbank (SVB) beheert het budget;

e. Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het pgb: in verband met fraudegevoeligheid is het niet toegestaan dat een (professionele) zorgverlener de administratie richting SVB verzorgt;

Alle zorg en ondersteuning (door aanbieders) in het buitenland: controle op kwaliteit en financiën is dan nauwelijks mogelijk. Een pgb mag alleen na toestemming van het college besteed worden in het buitenland.

 

Uurlonen

Het is niet toegestaan vaste maandlonen af te spreken met zorgverlener(s). Alleen uurlonen worden toegestaan.

 

4.9.4 Persoonsgebonden budget voor vervoersmiddelen, rolstoelen en woonvoorzieningen

Definitie

Onder een hulpmiddel wordt verstaan een voorziening om zich te bewegen in en om de woning (zoals een handbewogen of elektrische rolstoel) dan wel zich lokaal te verplaatsen (zoals een scootmobiel of een fietsvoorziening) dan wel een hulpmiddel in het kader van wonen (te weten/dat wil zeggen losse voorzieningen zoals bad-, douche- of transfervoorzieningen). Met het pgb voor hulpmiddelen krijgt de cliënt een geldbedrag in handen waarmee hij zelf een aan hem te verlenen voorziening kan (in)kopen of huren.

 

Kwaliteitseisen

Ook bij een pgb geldt dat de hulpmiddelen, die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn. De kwaliteit van de hulpmiddelen, die ingekocht worden door een pgb, moet van vergelijkbare kwaliteit zijn als de hulpmiddelen verstrekt in natura. Indien van toepassing moet het hulpmiddel voldoen aan de code VVR (Veilig Vervoer Rolstoelgebruikers). Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt het college mee of het hulpmiddel, in redelijkheid, geschikt is voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.

 

Een pgb wordt verstrekt als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat het hulpmiddel van goede kwaliteit is, veilig in gebruik is en cliëntgericht is. De cliënt kan gevraagd worden aan te tonen dat de kwaliteit gewaarborgd is. Hiervoor kan gevraagd worden om de onderstaande gegevens, verklaringen en inzichten te verstrekken over het gewenste hulpmiddel en de leverancier:

1. Verklaring dat de levering van het hulpmiddel, inclusief voldoende instructie en demonstratie, door de leverancier wordt verzorgd. In situaties dat er geen maatwerk van toepassing is, levert de leverancier het hulpmiddel, na passing en instructie, direct af. Als dit noodzakelijk is maken gewenningslessen deel uit van de instructie. De leverancier overlegt de Nederlandstalige gebruikershandleiding van elk aangeboden hulpmiddel aan de gebruiker. Deze bevat in ieder geval:

a. Naam en adres van de fabrikant en/ of importeur;

b. Uitleg van de gebruiksmogelijkheden van het hulpmiddel;

c. Uitleg van de in- en verstelmogelijkheden;

d. Uitleg en plaatsing van de bedieningsapparatuur;

e. Uitleg van de eventueel gebruikte symbolen;

f. Onderhoudsinformatie betreffende de banden en accu’s;

g. Een gebruiksaanwijzing betreffende de acculader (indien van toepassing);

h. Een lijst met door de rolstoelfabrikant toegestane accu`s/acculaders.

Bij elektrische hulpmiddelen wordt standaard één gratis gewenningsles bij aflevering verzorgd. Indien er meer gewenningsrijlessen (maximaal 3) benodigd zijn, wordt dit afgestemd de opdrachtgever en dient de leverancier hier kosteloos medewerking aan te verlenen.

2. Nazorg

De leverancier biedt adequate nazorg aan de gebruiker gedurende de gehele gebruiksperiode van het hulpmiddel. De opdrachtnemer neemt binnen 6 weken, na ingebruikname van het hulpmiddel, contact op met de gebruiker als onderdeel van de nazorg. De opdrachtnemer zal, op verzoek van de gebruiker, klachten verhelpen, kleine verbeteringen aanbrengen binnen de kaders van de individuele selectie en eventuele vragen beantwoordt.

3. Service en onderhoud

· Indien service of onderhoud op een andere locatie plaats moet vinden dan bij de gebruiker thuis, dan zal deze voor de duur van de service en/of de onderhoudstermijn de beschikking krijgen over een gelijkwaardig vervangend hulpmiddel. Gebruikers dienen te allen tijde over een passend, compenserend hulpmiddel te beschikken en te blijven beschikken. Het is aan de leverancier om haar service en onderhoud voor wat betreft dit contract op basis van dit uitgangspunt vorm te geven. De leverancier dient de hulpmiddelen, ongeacht de leeftijd, in een goede volwaardige conditie te leveren en te houden. Voor gebruikers in de grensstreek geldt dat service ook geldt voor 25 kilometer buiten de landgrens met België.

· In alle gevallen, waarbij er geen sprake is van een calamiteit, is de reactietijd binnen 24 uur. Alle servicereparaties geschieden in overleg met de gebruiker binnen de met elkaar afgesproken tijd. Voor alle meldingen geldt dat als het mogelijk is, het hulpmiddel ter plaatse wordt gemaakt. Als dit niet mogelijk is, zorgt de leverancier dat de gebruiker veilig thuiskomt. De kosten voor veilig thuisbrengen, deze zijn voor opdrachtnemer als het binnen de regio is.

· De reactietijd bij calamiteiten is binnen 1 uur. Bij calamiteiten dienen reparaties binnen 2 uur succesvol te worden uitgevoerd. De leverancier is 24-uur per dag telefonisch bereikbaar. Het verhelpen van calamiteiten vindt, afhankelijk van de omstandigheid waarin de gebruiker verkeert, ter plekke, dan wel bij de gebruiker thuis plaats. Wanneer de reparatie niet succesvol wordt uitgevoerd dan dient er een compenserend, vervangend hulpmiddel door de leverancier te worden verstrekt.

 

Pgb vaardigheid

De pgb houder moet in staat zijn het opgestelde functioneel programma van eisen te lezen en samen met een leverancier/extern deskundige (zoals een eerstelijns ergotherapeut uit de Zvw) het functioneel programma van eisen te vertalen in een ergonomisch programma van eisen om te komen tot het leveren van het goedkoopst adequate hulpmiddel.

De pgb houder moet in staat zijn contractueel afspraken te maken met de leverancier over onderhoud en reparatie. Ook moet hij indien van toepassing een adequate verzekering kunnen afsluiten.

 

Uitsluitingen pgb voor hulpmiddelen

Een pgb voor een hulpmiddel wordt niet verstrekt wanneer verwacht wordt dat binnen de afschrijvingstermijn de voorziening niet meer adequaat of noodzakelijk is (zoals bij kinderen i.v.m. groei en ontwikkeling of bij een progressieve aandoening). Een niet stabiele gezondheidssituatie kan er toe leiden dat het college zal besluiten dat toekenning van een pgb niet mogelijk is, omdat hiermee niet snel en adequaat op een veranderende situatie ingesprongen kan worden. Wanneer aanpassingen op medische gronden (ziekte blijkt toch progressief) noodzakelijk zijn aan de maatwerkvoorziening die eerder met een pgb is aangeschaft, is de gemeente verantwoordelijk voor de kosten van deze aanpassingen.

Als de voorziening tussentijds niet blijkt te voldoen en er geen sprake is van veranderde omstandigheden, kan geen beroep worden gedaan op een vervangende voorziening.

Als een voorziening volgens de vooraf vastgestelde afschrijvingstermijn is afgeschreven maar nog wel compenserend en technisch in orde is, wordt geen nieuw pgb voor een maatwerkvoorziening verstrekt. Of de voorziening nog compenserend is, wordt beoordeeld door de gemeente zelf (samen met de leverancier) of door een door de gemeente aan te wijzen externe deskundige. De eventuele daaraan verbonden kosten zijn voor rekening van de gemeente. Op basis van een nieuwe aanvraag kan wel opnieuw een pgb voor de jaarlijkse kosten van onderhoud, reparatie en verzekering worden verstrekt. Dit pgb zal jaarlijks uitbetaald worden tot het moment dat uit onderzoek blijkt dat de voorziening technisch is afgeschreven.

Wanneer er sprake is van schuldenproblematiek wordt het pgb aan de leverancier uitbetaald. Dit is een uitzondering op de algemene beleidsregel dat bij schuldenproblematiek geen pgb wordt verstrekt.

 

Het omzetten van het pgb naar een voorziening in natura op verzoek van de cliënt, is niet meer mogelijk nadat het pgb al is besteed aan een voorziening. Dit is van toepassing gedurende de looptijd van het pgb.

 

Toets op resultaat

Indien een cliënt kiest voor een pgb, dient vooraf de afweging gemaakt te worden of het resultaat, zoals vastgelegd in de beschikking, kan worden behaald met het pgb. De pgb houder is hier verantwoordelijk voor. De gemeente informeert de pgb houder vooraf dat periodiek getoetst kan worden of het resultaat met het pgb behaald wordt en welke consequenties verbonden zijn aan het niet behalen van het resultaat. Wanneer (tussentijds) door de Wmo-consulent wordt vastgesteld dat de resultaten die in het pgb-plan zijn genoemd niet of onvoldoende worden behaald, zijn mogelijke consequenties:

  • · Pgb wordt omgezet naar zorg in natura en pgb moet in totaliteit worden terugbetaald.

  • · Pgb wordt voor de kosten van onderhoud en verzekering stopgezet en moet terugbetaald worden.

     

Duur van de toekenning

De voorziening in de vorm van pgb wordt tenminste toegekend totdat deze technisch is afgeschreven. Dit houdt in dat het college niet gehouden is een economisch afgeschreven voorziening, die nog in goede staat is en passend voor de cliënt, in te nemen en een nieuwe maatwerkvoorziening te verstrekken.

 

Functioneel Programma van eisen

Wanneer een cliënt kiest voor een pgb wordt door de Wmo-consulent een functioneel Programma van Eisen (PvE) opgesteld waaraan de voorziening moet voldoen. De cliënt stelt vervolgens samen met een professional een ergonomisch programma van eisen op.

 

Als cliënt een andere voorziening wil, niet zijnde een algemeen gebruikelijke voorziening, kan hij daarvoor kiezen onder de voorwaarde dat de voorziening geen (andere) belemmeringen oproept. De voorziening die de cliënt aanschaft moet wel de beperking op hetzelfde niveau compenseren als in het PvE wordt gesteld en niet slechts een deel daarvan.

 

De aanschaf van een tweedehands hulpmiddel is toegestaan mits deze in alle redelijkheid voldoet aan de afschrijvingstermijn voor het betreffende hulpmiddel zoals opgenomen in de onderstaande tabel. Het tweedehands aan te schaffen hulpmiddel moet gereviseerd zijn bij aankoop of binnen 1 maand na aankoop. Zie hiervoor verder onder aanschaf en facturatie.

 

Gehanteerde afschrijvingstermijnen Wmo voorzieningen:

  • 4 jaar

    5 jaar

    6 jaar

    7 jaar

    10 jaar

    Aangepast autozitje voor kinderen

    Aankoppelbaar fietsdeel (o.a. handbike)

    Elektrische rolstoel

    Autoaanpassingen

    Traplift

    Douche/toiletstoel-zelfbeweger of verrijdbaar

    Duofiets

    Handbewogen rolstoel kortdurend gebruik

    Driewielfiets

    Douchebrancard

    Elektrische aandrijfunit (o.a. e-motion)

    Handbewogen rolstoel semi-permanent gebruik

    Duwondersteuning op handbewogen rolstoel

    Kinderduwwandelwagen

    Elektrische driewielfiets

    Handbewogen rolstoel permanent gebruik

    Kinderrolstoel elektrisch

    Handbewogen vastframe actief rolstoel

    Scootmobiel

    Kinderrolstoel handbewogen

    Handbewogen vouwframe actief rolstoel

    Tillift

 

Aanschaf en facturatie

Na ontvangst van de beschikking heeft de cliënt drie maanden de tijd om de voorziening aan te schaffen. Voor het verstrijken van deze 3 maanden wordt door de consulent contact opgenomen met de cliënt, alleen indien de voorziening nog niet is gedeclareerd.

Een pgb kan ingetrokken worden als de cliënt de voorziening niet binnen drie maanden aanschaft of inkoopt en hiervoor geen gegronde reden is.

Na overleg van de factuur wordt het pgb uitbetaald aan de leverancier of aan de pgb houder. De factuur moet worden ingediend tot 3 maanden na beschikking.

Het pgb wordt aangewend voor het aanschaffen van een hulpmiddel. Dit kan bij een erkende leverancier. Ook is het mogelijk een tweedehands hulpmiddel aan te schaffen onder de voorwaarde dat deze wordt nagekeken door bijvoorbeeld de leverancier van hulpmiddelen in natura of een andere erkende leverancier.

Jaarlijks dient de cliënt de factuur voor het onderhoudscontract en de verzekering in te leveren bij de gemeente. Op basis van deze facturen wordt jaarlijks het pgb voor onderhoud en verzekering uitbetaald aan de cliënt.

 

Hoogte pgb voor hulpmiddelen

De hoogte van het pgb en de voorwaarden voor de verantwoording zijn opgenomen in de beschikking.

De hoogte van het pgb is maximaal de kosten die de gemeente zou moeten betalen aan de door de gemeente gecontracteerde leverancier als de voorziening in natura zou worden verstrekt (de goedkoopst compenserende voorziening wordt verstrekt). Eventuele meerkosten komen voor rekening van de pgb houder. De bedragen zijn afgeleid van de bedragen die gelden voor de natura voorzieningen en/of zijn gebaseerd op realistische marktconforme prijzen.

Het pgb is bedoeld voor de aanschaf van het hulpmiddel, reparatie, onderhoud en verzekeringskosten voor de gehele economische afschrijvingsperiode van het hulpmiddel. Het bedrag voor de aanschaf van het hulpmiddel wordt in één bedrag uitgekeerd. In de beschikking wordt een bedrag opgenomen voor verzekering en onderhoud en reparaties. Deze kosten worden vergoed op declaratiebasis tot een - in de beschikking vastgesteld - maximum bedrag per jaar. De hoogte van het pgb en de voorwaarden voor de verantwoording zijn opgenomen in de beschikking.

De hoogte van het pgb voor hulpmiddelen wordt per type voorziening vastgesteld. Per type voorziening gelden periodebedragen en afschrijvingstermijnen, zie voor de afschrijvingstermijnen de tabel onder “Functioneel programma van eisen”.

  • - Voor vervoersvoorzieningen en trapliften wordt de hoogte vastgesteld op basis van het pgb-plan wat is opgesteld op basis van het functioneel programma van eisen. De hoogte van het pgb voor vervoersvoorzieningen is maximaal de vastgestelde afschrijvingstermijn x het periodebedrag en bedraagt nooit meer dan de kosten die de gemeente voor zorg in natura maakt.

  • De hoogte van het pgb voor de trapliften is maximaal de hoogte van het bedrag dat de gemeente voor trapliften zorg in natura betaalt.

  • - Voor voorzieningen om zich te bewegen in en om de woning en voor hulpmiddelen in het kader van wonen geldt dat de hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van opgevraagde offerte(s) en een tegenofferte opgevraagd door de consulent bij de gecontracteerde leverancier voor zorg en in natura, bij de fabrikant of importeur. De pgb-houder wordt gevraagd om minimaal één offerte aan te leveren. De offerte voorziet ook in een uitvraag van het onderhoudscontract en verzekering (indien van toepassing).

     

Meerkosten

Als bij de aanschaf van de voorziening met het pgb aanpassingen aan de voorziening nodig zijn dan moeten deze aanpassingen bekostigd worden uit het toegekende pgb bedrag.

De situatie waarin het door de cliënt beoogde hulpmiddel duurder is dan op basis van het functioneel PvE door het college verstrekt zou worden, betekent niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten betalen zelf bij wanneer de kosten van het door hem gewenste hulpmiddel hoger zijn dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

 

Onderhoud, reparatie en verzekering

De pgb-houder is verplicht zijn vervoersvoorziening te verzekeren voor de wettelijke aansprakelijkheid(WA).

Onderhoud aan het hulpmiddel dient vanaf het tweede jaar van toekenning van het pgb jaarlijks te worden uitgevoerd.

De hoogte van het pgb voor onderhoud, reparatie en (indien van toepassing) verzekering wordt afgeleid van de tarieven die de gemeenten betalen aan onderhoud, reparatie en verzekering aan de gecontracteerde leveranciers voor hulpmiddelen. Reparaties kunnen in de eerste twee jaar mogelijk onder de garantie van het hulpmiddel vallen. Onderhoud staat los van de garantie, het pgb voor onderhoud wordt vanaf het tweede jaar toegekend.

 

Restwaarde

De restwaarde van de voorziening wordt bepaald en kan vervolgens worden teruggevorderd van de pgb-houder indien:

  • · de voorziening niet langer gebruikt wordt door de pgb-houder;

  • · de pgb-houder verhuisd is naar een andere gemeente;

  • · de voorziening binnen de afschrijvingstermijn niet meer adequaat is vanwege een veranderd ziektebeeld;

  • · de pgb-houder niet langer gebruik maakt van de Wmo maar van andere regelgeving zoals de Wlz

  • · deze overleden is: bij overlijden van de budgethouder kan/kunnen de nabestaande(n) worden benaderd om te komen tot inname van het hulpmiddel of kan de restwaarde van de voorziening worden teruggevorderd van de nabestaande(n).

     

De restwaarde van een hulpmiddel wordt berekend aan de hand van de lineaire afschrijvingsmethode. Het gedeelte van het pgb, dat bestemd is voor de kosten van het onderhoud, de reparaties en de verzekering kan worden teruggevorderd over de nog niet verstreken afschrijvingstermijn, indien er sprake is van een situatie zoals opgesomd hierboven.

 

Pgb voor nagelvaste woningaanpassingen 

Bij grote bouwkundige of woontechnische voorzieningen aan de woning wordt de externe bouwkundig adviseur gevraagd om een programma van eisen inclusief kostenraming op te stellen.

De cliënt vraagt vervolgens 2 offertes op. De hoogte van het persoonsgebonden budget is het bedrag van de goedkoopste adequate offerte, maar nooit hoger dan de kostenraming van de externe adviseur. Als een complexe woonvoorziening vermoedelijk tijdelijk geplaatst wordt, vraagt cliënt/gemeente ook een prijs op voor het huren van een tijdelijke unit. Ook in die situatie wordt het PGB bepaald op de goedkoopst adequate offerte.

 

5. Regels eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen 

 

Per 2020 wordt een vaste eigen bijdrage ingevoerd, het zogenaamde abonnementstarief. Het abonnementstarief geldt zowel voor maatwerkvoorzieningen als voor algemene voorzieningen die bij verordening zijn aangewezen. In de verordening maatschappelijke ondersteuning 2020 Gemeente Rucphen zijn geen algemene voorzieningen zijn aangewezen. Dat betekent dat het abonnementstarief alleen geldt voor maatwerkvoorzieningen

 

5.1 Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen 

Als sprake is van een door de cliënt te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover zowel tijdens het gesprek als in de beschikking geïnformeerd. Wettelijk is geregeld dat het CAK (Centraal Administratie Kantoor) de eigen bijdrage vaststelt, oplegt en int. Het CAK draagt vervolgens de ontvangen eigen bijdragen af aan de gemeente. In 2024 geldt een maximale eigen bijdrage van € 20,60 per maand. Het maakt daarbij niet uit hoeveel maatwerkvoorzieningen iemand heeft, de eigen bijdrage is nooit meer dan € 20,60 per maand.

 

Bij alle maatwerkvoorzieningen is een bijdrage in de kosten verschuldigd, met uitzondering van:

  • *

    begeleiding in de categorieën ‘arbeidsmatige dagbesteding’ en ‘dagbesteding ontwikkelgericht’

  • *

    rolstoelen;

  • *

    voorzieningen voor personen jonger dan achttien jaar. Voor bouwkundige of woontechnische woningaanpassingen is wel een bijdrage verschuldigd, deze wordt van de ouder(s) en/of verzorgers gevraagd;

  • *

    niet-AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens.

     

Voor gebruik van het waspunt wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

 

In het uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zijn wettelijk de kaders vastgelegd voor het opleggen van de eigen bijdrage.

 

Voor maatwerkvoorzieningen wordt de eigen bijdrage opgelegd tot maximaal de werkelijke kosten (kostprijs) van de voorziening. In de praktijk bedraagt de eigen bijdrage altijd € 20,60, omdat er geen maatwerkvoorzieningen zijn waarvoor de kostprijs lager is dan 20,60. Voor koopvoorzieningen (betreft woonvoorzieningen of een PGB voor hulpmiddelen) wordt de eigen bijdrage van € 20,60 opgelegd totdat de kostprijs is bereikt.

 

6. Maatwerkvoorzieningen

 

De Wmo 2015 kent artikel 2.3.5 lid 5 waarin is bepaald dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, wordt afgestemd op andere wetten.

Ook onder de Wmo 2015 geldt dat wanneer iemand aanspraak kan maken op een voorziening op grond van een andere regeling, het college in het kader van de eigen kracht geen voorziening op grond van de Wmo hoeft te verstrekken. Het uitgangspunt is dan namelijk dat de cliënt op eigen kracht het probleem op kan lossen, namelijk door zijn aanspraak op grond van de andere regeling tot gelding te brengen.

 

De Wmo 2015 gaat uit van maatwerk aan de cliënt door te kijken naar de beperkingen die een cliënt heeft (of ondervindt door de handicap die hij/zij heeft), het te behalen resultaat en de oplossingen die daarbij passen.

 

Doel van het maatwerk is het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en/of participatie, zodat deze zo lang mogelijk in de eigen omgeving kan blijven wonen. In elke individuele situatie wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden om zelf of in het netwerk oplossingen te vinden. Twee personen met dezelfde beperking kunnen voor andere voorzieningen in aanmerking komen, omdat zij op andere terreinen beperkingen ondervinden of over verschillende oplossingen beschikken. Dit wordt in een gesprek in beeld gebracht. Als de beperkingen niet/onvoldoende opgelost kunnen worden door de cliënt zelf, binnen het netwerk of met algemene dan wel voorliggende voorzieningen, dan komt een maatwerkvoorziening in beeld. Wel is getracht om, mede op basis van jurisprudentie - richtlijnen te geven waarin een maatwerkvoorziening kan voorzien.

 

Wmo-maatwerkvoorzieningen zijn gericht op het bereiken van het resultaat. De Wmo-consulent bekijkt samen met de cliënt welke resultaten behaald moeten worden (“het WAT”) en welke aandachtsgebieden nodig zijn. Op welke manier (“het HOE”) de resultaten en daarmee samenhangend de aandachtsgebieden het beste gerealiseerd kunnen worden, wordt overgelaten aan de aanbieder in overleg met de cliënt. In het geval er een PGB wordt verstrekt, is dit aan de cliënt in overleg met zijn zorgverlener.

 

Keukentafelgesprek

Onderdeel van de onderzoeksfase is het voeren van een keukentafelgesprek met de cliënt. Tijdens dit gesprek wordt de volledige cliëntsituatie in beeld gebracht, waarbij ook de mogelijkheden in beeld worden gebracht. Van dit gesprek wordt een verslag gemaakt. Samengevat wordt het volgende onderzocht: aandoening(en) en de daaruit voortvloeiende beperkingen, eigen mogelijkheden om activiteiten uit te voeren, activiteiten die door een huisgenoot of iemand uit het sociale netwerk gedaan kunnen worden, algemene en voorliggende voorzieningen, waarvan gebruik gemaakt kan worden.

 

Als geconcludeerd wordt dat de belemmeringen niet volledig door de cliënt zelf, met hulp van het netwerk dan wel met algemene of voorliggende voorzieningen weggenomen kunnen worden, dan wordt een (gedeeltelijke) maatwerkvoorziening geïndiceerd. Deze ondersteuning neemt de verantwoordelijkheid van de cliënt niet over, maar helpt de cliënt op weg om het resultaat te behalen.

 

In de Wmo 2015 zijn in ieder geval de volgende resultaatgebieden te vinden:

6.1. huishoudelijke ondersteuning

6.2. verplaatsen in en om de woning

6.3. normaal gebruik van de woning

6.4. vervoer

6.5. begeleiding

 

6.1. Huishoudelijke ondersteuning 

Huishoudelijke ondersteuning is een middel om te kunnen participeren en zelfredzaam te zijn, het is geen doel op zich. In eerste instantie wordt gekeken of algemeen gebruikelijke of algemene voorzieningen een oplossing bieden alvorens een maatwerkvoorziening wordt verstrekt. Daarnaast dient te worden gekeken naar de keuzes die cliënt maakt (of dient te maken) welke van invloed zijn op de ondersteuning en dienen tips gegeven te worden bij bevordering van de zelfstandigheid. Dit is op basis van een persoonlijk onderzoek en daar waar nodig met flexibiliteit (maatwerk).

 

Het doel van deze beleidsregels is helder te krijgen waar de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning voor dient en wat gemeente, cliënt en aanbieder kunnen verwachten. Wat kan de cliënt verwachten bij de indicatie voor de voorziening vanuit de gemeente en de levering van de benodigde zorg vanuit de aanbieder.

De gemeente stelt op basis van het onderzoek vast welke resultaten en welke aandachtsgebieden voor de cliënt moeten worden geïndiceerd. De gemeente geeft aan de aanbieder door welk resultaat behaald moet worden en welke aandachtsgebieden verder uitgewerkt moeten worden. De aanbieder stelt vervolgens samen met de cliënt in het leveringsplan de verfijning op van de daadwerkelijke taken en werkzaamheden met samenhangend de frequentie daarvan. In de opgenomen frequentietabel (bijlage 1) zijn voor de verschillende resultaatgebieden de benodigde werkzaamheden met bijbehorende gemiddelde frequenties omschreven. Naar aanleiding van het maatwerk per cliënt kan hier gemotiveerd van worden afgeweken. Belangrijk is dat de inzet wordt bepaald in dialoog tussen aanbieder en cliënt. De gemeente toetst of het leveringsplan in overeenstemming is met het verslag en de gemeentelijke beleidsregels, zodat de uiteindelijke indicatie vast kan worden gesteld.

 

6.1.1. Een gestructureerd huishouden

Sinds 2016 wordt er binnen de Wmo bij de huishoudelijke ondersteuning gewerkt volgens resultaatgerichte indicering en -financiering. Mede gelet op de uitspraken die de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft gedaan op 18 mei 2016 is het beleid met betrekking met betrekking tot huishoudelijke ondersteuning geëvalueerd en aangepast. Op basis van de evaluatie is besloten om verder te gaan met resultaatgericht indiceren.[1]

 

Resultaat gericht werken

Zelfredzaamheid is in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Bij het kunnen participeren en zelfredzaam zijn mag de huishouding geen obstakel vormen. Het hoeft niet overal 'spic en span’ te zijn, maar het huishouden moet 'op orde’ zijn. Er kan goed en veilig geleefd worden, het vormt een basis, waar de cliënt mensen kan ontvangen en van waaruit de cliënt kan participeren in de samenleving.

 

Aandachtsgebieden

Een gestructureerd huishouden wordt in Rucphen uitgewerkt in vijf aandachtsgebieden:

1) Een schoon en leefbaar huis

2) Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

3) Beschikken over schone en draagbare kleding

4) Instructie, advies en voorlichting

5) Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

 

Een schoon en leefbaar huis

Een schoon huis betekent dat het huis stof- en vlekvrij is, zodanig dat het niet vervuild is. Daarom dient er periodiek binnenshuis te worden schoongemaakt. Schoon volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen. Dit kan heel praktisch betekenen dat de uitvoering van de schoonmaakwerkzaamheden niet helemaal voldoen aan de persoonlijke standaard en verwachtingen van iedere cliënt afzonderlijk. Dat betekent dat er niet wordt schoongemaakt uit gewoonte, maar om te voorkomen dat het vervuilt. De inzet moet echter wel in alle redelijkheid en in voldoende mate aansluiten bij de persoonlijke situatie (mogelijkheden en beperkingen) en de leefwijze (gezinssamenstelling en gezondheid) van een cliënt. De cliënt moet eerst zelf al het mogelijke gedaan hebben om vervuiling te beperken.

Leefbaar betekent dat het huis opgeruimd is en dat de cliënt gebruik kan maken van alle primaire leefruimten.

Onder huis wordt verstaan alle primaire leefruimten die door een leefeenheid daadwerkelijk voor het daarvoor bestemde doel frequent gebruikt worden in de woning: woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer, toilet , trap, overloop en hal. In de jurisprudentie zijn hier verschillende uitspraken over terug te vinden, onder andere: ECLl:NL:CRVB:2017:885 (tuin), ECLl:NL:CRVB:2014:1627 (voortuin, hal, gang en trap), ECLl:NL:CRVB:2014:2330 (praktijkruimte aan huis), ECLl:NL:CRVB:2013:2032 (essentiële leefruimten van de cliënt)

 

Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkse levensbehoeften (voedsel, toilet- en schoonmaakartikelen) en activiteiten nodig. Het is heel normaal dat mensen geclusterd boodschappen doen door eenmaal in de week grote voorraad in huis te halen. In het algemeen geldt dat het verzorgen van de boodschappen niet geïndiceerd wordt als maatwerkvoorziening. Hiertoe wordt in de meeste gevallen gebruik gemaakt van een algemeen gebruikelijke dienst (zoals de plaatselijke boodschappendienst) of zetten mensen uit het sociale netwerk zich hiervoor in. Uitsluitend wanneer het eigen netwerk en een boodschappenservice geen optie is, kan een indicatie worden afgegeven van in principe één keer per week boodschappen halen en opbergen. Hieronder vallen niet de grotere inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoals apparaten.

 

Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat met betrekking tot maaltijden is dat de broodmaaltijden worden bereid en klaargezet en een warme maaltijd wordt opgewarmd en/of klaargezet. In de meeste situaties kan van een algemeen gebruikelijke dienst zoals maaltijdservice voor de warme maaltijd, gebruik worden gemaakt. Ook zijn er kant-en-klaar maaltijden te koop die een oplossing kunnen bieden. Tevens biedt het eigen sociale netwerk mogelijk opties. Uitsluitend wanneer het eigen netwerk of een maaltijdservice geen optie is (bv geen leveringsgebied), kan een indicatie worden afgegeven voor het opwarmen van de maaltijd en/of voor het klaar maken van de broodmaaltijd.

 

Beschikken over schone en draagbare kleding:

Het doel van dit aandachtsgebied is dat de cliënt beschikt over schone kleding. Het omvat het wassen, het drogen, strijken en/of vouwen van kleding en het terugleggen van kleding in de garderobekast. Verwacht wordt dat de cliënt beschikt over een wasmachine. Als die er niet is, behoort het aanschaffen van een wasmachine tot de verantwoordelijkheid van de cliënt, aangezien een wasmachine als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd.

Daarnaast wordt van de cliënt verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt door bijvoorbeeld de aanschaf van een wasdroger of kleding die niet gestreken hoeft te worden. De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat worden gereinigd. Het gaat dan om het wassen, drogen, strijken en opvouwen. Uitgegaan wordt van 1 maal per week. Op grond van de persoonlijke situatie van een cliënt kan er in overleg tussen aanbieder en cliënt een afwijkende frequentie worden vastgelegd in het leveringsplan. Begeleiden bij het kopen van kleding hoort niet binnen dit aandachtsgebied.

 

Via de collectieve maatwerkvoorziening: het Waspunt

Cliënten die vanwege hun beperking in aanmerking komen voor het aandachtsgebied "beschikken over schone en draagbare kleding" kunnen gratis gebruik maken van het WasPunt. Dit is een collectieve maatwerkvoorziening. Een cliënt komt voor het WasPunt in aanmerking als hij niet zelf en/of met behulp van zijn omgeving de wasverzorging uit kan voeren. Het WasPunt is voor het wassen, drogen, strijken en vouwen van het wasgoed. Het wasgoed wordt één keer per week op een vaste ochtend thuis opgehaald en vervolgens weer binnen twee dagen bij de cliënt thuisgebracht. Er kunnen maximaal drie waszakken (witte was, lichtbonte was en bonte was) per week worden meegegeven. In principe wordt de was gedroogd in de droger. De kleding die niet in de droger kan, wordt opgehangen. De schone was gaat gevouwen in een wasmand. Het WasPunt wast o.a. geen vitrage, overgordijnen, dekbedden, spreien en jassen.

Als om medische of andere zwaarwegende redenen de was van de kleding niet via het WasPunt gedaan kan worden, wordt de was door de medewerk(st)er van de zorgaanbieder gedaan en kan het aandachtsgebied "beschikken over schone en draagbare kleding" als individuele maatwerkvoorziening worden geïndiceerd.

 

Advies, Instructie en voorlichting

Het doel van dit aandachtsgebied om de cliënt te leren om zelfstandig of met lichte ondersteuning de huishoudelijke taken uit te voeren. De activiteit is gericht op het aanleren van activiteiten en samen uitvoeren van activiteiten gericht op een schoon en leefbaar huis en de wasverzorging en/of boodschappen en maaltijden.

Dit aandachtsgebied is alleen van toepassing als een cliënt ontwikkelbaar is.

 

Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is primair een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er voor zorg dragen dat er op tijden dat zij beiden werken, opvang voor de kinderen is. Dat kan worden ingevuld op de manier waarop zij dat willen (oppas, grootouders, kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid.

Dat is niet anders in de situatie dat één of beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken. Kan/kunnen de ouder(s) deze rol tijdelijk niet vervullen waarbij het gaat om een onvoorziene, acute, situatie dan kan aanvullend op de eigen mogelijkheden extra huishoudelijke ondersteuning voor de duur van maximaal 3 maanden worden geïndiceerd. Het gaat nooit om een volledige overname. De wet heeft in deze vooral een taak om tijdelijk in te springen, zodat ruimte ontstaat om een goede oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost, zodat gezocht kan worden naar een permanente oplossing.

 

6.1.2 Afwegingskader

Alleen maatwerkvoorziening als er geen andere oplossingen zijn

Hulp bij het voeren van een huishouden wordt alleen geboden wanneer er geen andere oplossingen zijn die problemen op dit leefgebied kunnen voorkomen of oplossen. Activiteiten die door de cliënt zelf kunnen worden uitgevoerd dan wel kunnen worden aangeleerd (reablement) behoren dan ook tot de eigen verantwoordelijkheid. In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door cliënt wordt uitgevoerd en voor een ander deel (tijdelijk als er sprake is van reablement)ondersteuning wordt geboden. Een andere vorm van het benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van de cliënt mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en de planning van huishoudelijke werkzaamheden. Te denken valt aan het zo mogelijk voorbereiden van de was en het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning.

 

Hanteren van cliëntperspectieven

Bij de inzet van huishoudelijke ondersteuning wordt gekeken naar de wijze waarop de cliënt kan worden gestimuleerd om zelf huishoudelijke werkzaamheden te blijven doen of weer te gaan doen. Daarom wordt gewerkt met twee cliëntperspectieven, te weten:

  • 1.

    ontwikkeling

  • 2.

    stabilisatie

     

We verstaan onder ontwikkeling en stabilisatie het volgende:

Ontwikkeling: met de cliënt wordt toegewerkt naar ontwikkeling in zijn of haar zelfredzaamheid waardoor geen of minder huishoudelijk ondersteuning vanuit de Wmo noodzakelijk is.

 

Stabilisatie: er is sprake van een behoefte aan huishoudelijke ondersteuning vanuit de Wmo, omdat de cliëntsituatie en de mogelijkheden van diens netwerk zich er niet toe lenen om zich te ontwikkelen om de huishoudelijke taken volledig of deels zelfstandig uit te (gaan) voeren.

 

NB: Er kan ook sprake zijn van achteruitgang in de situatie van de cliënt. Voor de taken die de huishoudelijke ondersteuning uitvoert, die gericht zijn op een schoon en leefbaar huis, heeft dit geen consequenties. Behalve dat de ondersteuningsbehoefte zo groot kan worden dat de huishoudelijke ondersteuning wordt overgenomen door de Wlz.

 

Schoonmaakhulp voor eigen rekening

Was men al gewend om voor eigen rekening een schoonmaakhulp in te huren, dan is het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden om een beroep te doen op gemeentelijke ondersteuning. Wel moet worden meegewogen of door het ontstaan van beperkingen financiële mogelijkheden wegvallen of dat de ondersteuning door de ‘gebruikelijk aanwezige’ schoonmaak niet meer toereikend is.

 

Gebruikelijke hulp

Als de cliënt huisgenoten heeft die wel in staat zijn huishoudelijk werk te verrichten, komt dat gedeelte niet in aanmerking voor huishoudelijke ondersteuning. Dit wordt gebruikelijke hulp genoemd. Gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, drukke werkzaamheden of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden.

 

Volwassene, jongeren en kinderen

Iedere volwassene wordt geacht ook naast een (drukke) baan en/of gezin een huishouden te voeren. Jonge volwassenen in de leeftijd van 18 tot 23 jaar worden geacht een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. Vanaf 23 jaar wordt iemand geacht een meerpersoonshuishouden te kunnen voeren.

Van kinderen in de leeftijd tussen twaalf en achttien jaar wordt verwacht dat zij hun eigen kamer schoonhouden en een bijdrage leveren in de licht huishoudelijke taken (zoals tafel afruimen, afwassen, kleding in de wasmand doen, kleine boodschappen halen).

 

Leefeenheid en/of huisgenoot

Aangezien bij iedere vraag een onderzoek naar de individuele kenmerken en mogelijkheden van de cliënt wordt gedaan, is het mogelijk om af te wijken van gebruikelijke hulp. Uit jurisprudentie van de Wmo en AWBZ is bekend dat als een huisgenoot in aaneengesloten perioden van zeven etmalen vanwege werk afwezig is er geen gebruikelijke hulp kan worden verwacht. Wel zal eerst onderzocht worden welke andere eigen en/of voorliggende oplossingen beschikbaar zijn (binnen het gezin/sociale netwerk).

Wanneer een huisgenoot minder dan zeven etmalen afwezig is, wordt onderzocht in hoeverre de huisgenoot een deel van de (uitstelbare) taken al dan niet kan overnemen. Als dat niet (volledig) kan, kan een (gedeeltelijke) maatwerkvoorziening worden toegekend.

Voor huisgenoten die aangeven geen huishoudelijke taken over te kunnen nemen, omdat ze niet weten hoe dit moet en dit nog nooit hebben gedaan, kan korte tijd huishoudelijke hulp worden ingezet om de huisgenoot de vaardigheden aan te leren.

 

Wanneer een huisgenoot overbelast blijkt te zijn of dreigt te worden door de zorg voor cliënt, kan tevens tijdelijk huishoudelijke ondersteuning worden ingezet. De overbelasting moet worden vastgesteld door een medisch adviseur. Van cliënt en huisgenoot wordt dan verwacht dat zij onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de overbelasting te verminderen, zodat op den duur de huishoudelijke taken weer door de huisgenoot kunnen worden overgenomen. Alleen wanneer blijkt dat - na een tijdelijke indicatie - ondanks pogingen van betrokkenen om tot oplossingen te komen het echt niet mogelijk is om de overbelasting te reduceren, kan langduriger huishoudelijke ondersteuning worden ingezet. Tevens geldt dat eerst onderzocht wordt welke andere eigen en/of voorliggende oplossingen dan wel voorzieningen beschikbaar zijn (binnen het gezin/sociale netwerk).

 

Mantelzorg

Veel personen zijn bereid mantelzorg te verlenen. Deze vorm van vrijwillige ondersteuning door derden, niet behorend tot de leefeenheid, gaat voor op ondersteuning van de gemeente. Tegelijk is deze vorm van vrijwillige hulp niet afdwingbaar en daarmee in de praktijk vaak incidenteel en aanvullend op andere vormen van zorg. Indien noodzakelijk kan de gemeentelijke ondersteuning bestaan uit tijdelijke vervanging van de mantelzorger of vrijwilliger.

 

Algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen

 

Algemene voorziening

Als eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg of vrijwilligershulp geen of onvoldoende oplossing bieden, wordt bekeken of een algemene voorziening een (gedeeltelijke) oplossing kan bieden. Een algemene voorziening wordt geboden door een aanbieder die hierover afspraken heeft met de gemeente (in de vorm van een overeenkomst of middels een subsidie).

Om van een algemene voorziening gebruik te kunnen maken is geen uitgebreid onderzoek naar persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager noodzakelijk. De gemeente kan de aanvrager naar een algemene voorziening verwijzen, maar moet wel bekijken of deze voorziening ook compenserend is voor de aanvrager. Voorwaarde is dat een dergelijke voorziening feitelijk toegankelijk is. Hiermee wordt bedoeld dat de voorziening redelijkerwijs door de cliënt kan worden bekostigd en er daadwerkelijk geschikte hulp geleverd kan worden onder redelijke voorwaarden. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld steunpunten waar tegen een geringe vergoeding gegeten kan worden.

 

Algemeen gebruikelijk

Een algemeen gebruikelijke voorziening is geen Wmo-voorziening. Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

1. een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, en;

2. die daadwerkelijk beschikbaar is, en;

3. een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie, en;

4. bekostigd kan worden met een inkomen op minimumniveau. Hierbij wordt 5% van het maandelijks inkomen gehanteerd ter hoogte van de geldende bijstandsnorm, gedurende een periode van 36 maanden.

Bij algemeen gebruikelijke voorzieningen kan onder andere worden gedacht aan algemene technische hulpmiddelen: afwasmachine, aangepast bestek, stofzuiger, wasmachine, wasdroger, verhoging voor wasmachine of wasdroger. Maar ook aan een boodschappendienst of glazenwasser.

 

Invloed van de woonvorm

Als mensen zelfstandig samenwonen op één adres en gemeenschappelijke ruimte(n) delen, wordt verwacht dat het aandeel in het schoonmaken van de gedeelde ruimtes bij uitval van één van de bewoners wordt overgenomen door een andere bewoner. Bij kamerverhuur wordt de huurder van de betreffende ruimte niet als een huisgenoot gezien van wie gebruikelijke hulp wordt verwacht. Dat er sprake is van kamerhuur moet met een huurovereenkomst worden aangetoond.

Huishoudelijke ondersteuning wordt bij meerdere bewoners alleen geleverd aan de woonruimte van cliënt en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimte. Hierbij kan worden gedacht aan woongroepen of vormen van beschermd wonen of meerdere generaties in één huis.

Voor de aanwezige beschermde woonvormen wordt specifiek op de situatie afgestemde ondersteuning geïndiceerd. Hierbij wordt naast de eigen mogelijkheden van de bewoners ook rekening gehouden met het doel en de intensiviteit van het gebruik van de gemeenschappelijke ruimtes.

 

Een grotere woning leidt niet vanzelfsprekend tot meer inzet van ondersteuning. Er wordt uitgegaan van het niveau van sociale woningbouw.

 

In vakantiewoningen, tweede woningen, hotels/pensions, kamerhuur c.q. huisvesting niet bedoeld voor permanente bewoning wordt geen huishoudelijke ondersteuning verstrekt. Aangezien een vakantie doorgaans van korte duur is, is er sprake van uitstelbare taken of kan schoonmaak bij de verhuurder worden ingekocht. Ook wanneer men langer verblijft in de hierboven genoemde woonvormen, wordt geen huishoudelijke ondersteuning verstrekt.

 

Voortzetten hulp na overlijden huisgenoot

Wanneer binnen een leefeenheid de partner overlijdt wordt onderzocht of huishoudelijke ondersteuning nodig is voor de overgebleven partner. Mocht dit het geval zijn dan wordt de indicatie huishoudelijke ondersteuning doorgezet. In voorkomende situaties wordt de huidige indicatie maximaal vier weken voorgezet, bijvoorbeeld als overgebleven partner uiteindelijk geen hulp nodig heeft. Anders krijgt de partner een nieuwe indicatie.

 

Maatwerkvoorzieningen

Als de hiervoor beschreven afweging niet geleid heeft tot een (volledige) oplossing van de hulpvraag zal het College een maatwerkvoorziening verstrekken in de vorm van:

  • *

    huishoudelijke ondersteuning light

  • *

    Huishoudelijke ondersteuning ontwikkeling

  • *

    Huishoudelijke ondersteuning stabilisatie kortdurend

  • *

    Huishoudelijke ondersteuning stabilisatie langdurend

  • *

    Wasverzorging

  • *

    Boodschappen

  • *

    Maaltijden

  • *

    Huishoudelijke ondersteuning ontwikkeling plus

  • *

    Huishoudelijke ondersteuning stabilisatie plus

  • *

    Kindzorg

     

Een combinatie van huishoudelijke ondersteuning stabilisatie (plus), wasverzorging, boodschappen, maaltijden en kindzorg kan voorkomen. In bijlage 5 worden deze categorieën toegelicht.

 

Huishoudelijke ondersteuning plus

Huishoudelijke ondersteuning plus (ontwikkeling of stabilisatie) wordt ingezet als er sprake is van gedragsproblematiek. Hierbij heeft of toont iemand grensoverschrijdend gedrag waardoor de huishoudelijke hulp naast het huishouden ook extra inzet moet plegen op het disfunctioneren van de leefeenheid en er bijzondere vaardigheden nodig zijn om met de situatie ter plaatse om te kunnen gaan om een schoon en leefbaar huis te kunnen realiseren. Denk bij gedragsproblemen als iemand zich negatief, dwars, opstandig, vijandig en/of agressief gedraagt en/of veel aandacht vraagt.

 

Huishoudelijke ondersteuning offerte:

Gemeenten blijven de mogelijkheid behouden om een offerte aan te vragen in die situaties waarbij het vullen van het leveringsplan uitwijst dat de cliëntsituatie zeer afwijkend is en het resultaat niet afdoende bereikt kan worden door middel van de eerder geformuleerde producten.

Wanneer als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen klanten onvoldoende ondersteund worden door inzet van de bovengenoemde maatwerkvoorzieningen en er sprake is van een verdubbeling van de jaarinzet door een aanbieder bij het realiseren van een schoon huis of als er een ander noodzakelijk resultaat behaald moet worden, kunnen er aanvullende activiteiten in frequenties ingezet worden.

Voor het vaststellen van deze aanvullende activiteiten, frequenties wordt als richtlijn gebruik gemaakt van het Normenkader Huishoudelijk Ondersteuning 2019.

Indien er sprake is van een of meer van de navolgende situaties kan dat in ieder geval aanleiding geven om te voorzien in een hogere frequentie.

  • a. samenstelling van het huishouden (> 2 personen)

  • b. kamers in gebruik (> 1 slaapkamer)

  • c. kamers niet in gebruik (> 1 slaapkamer)

  • d. extra bevuiling

  • e. extra hygiëne

De aanwezigheid van een huisdier, behoudens een hulphond, geeft in beginsel geen aanleiding tot het vaststellen van extra activiteiten of het voorzien in een hogere frequentie.

 

Kindzorg wordt altijd op offertebasis verstrekt.

 

6.1.3 Resultaat gericht werken: een gestructureerd huishouden

Zelfredzaamheid is in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Bij het kunnen participeren en zelfredzaam zijn mag de huishouding geen obstakel vormen. Het hoeft niet overal ‘spic en span’ te zijn, maar het huishouden moet ‘op orde’ zijn. Er kan goed geleefd worden, het vormt een basis, waar de cliënt mensen kan ontvangen en van waaruit de cliënt kan participeren in de samenleving.

 

Leveringsplan

Huishoudelijke ondersteuning (zorg in natura en persoon gebonden budget) wordt geïndiceerd op basis van resultaat. Bij zorg in natura maakt de aanbieder in opdracht van de gemeente in overleg met de cliënt een leveringsplan. In dit plan is vastgelegd welke activiteiten er plaatsvinden en wat de frequentie van activiteiten is. In het leveringsplan is opgenomen dat de uitvoering van het plan flexibel moet zijn. De gemeente toetst het leveringsplan met de bevindingen uit gespreksverslag en met de beleidsregels voor huishoudelijke ondersteuning. Als het leveringsplan daarmee niet in overeenstemming is, wordt de aanbieder opdracht gegeven een aangepast leveringsplan te maken dat wel voldoet. Het leveringsplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

 

Op basis van persoonsonderzoek en in overleg met de cliënt zijn in het leveringsplan gemotiveerd aanpassingen in activiteiten en frequentie mogelijk. Om maatwerk te kunnen leveren is tevens een flexibele uitvoering van het leveringsplan mogelijk. Dat betekent dat er met instemming van de cliënt in de ene week meer/minder/andere activiteiten uitgevoerd kunnen worden dan in de andere week. Leidend is dat de resultaat passend moet zijn voor de cliënt.

 

Als een cliënt kiest voor een persoonsgebonden budget, dan wordt de cliënt gevraagd om een PGB-plan op te stellen. Hiervoor moet het format van de gemeente gebruikt worden. De gemeente toetst of het PGB-plan in overeenstemming is met de bevindingen uit het gespreksverslag en met de beleidsregels voor huishoudelijke ondersteuning. Het PGB-plan maakt onderdeel uit van de beschikking.

 

Beschikking

In de beschikking moet duidelijk zijn wat de cliënt kan verwachten aan ondersteuning. In de beschikking wordt het volgende opgenomen:

  • *

    dat de cliënt aanspraak maakt op de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning en ten behoeve van welk resultaat en welke aandachtsgebieden de cliënt ondersteuning ontvangt;

  • *

    wat de cliënt zelf, met eigen netwerk dan wel voorliggende / algemene voorzieningen kan;

  • *

    welke activiteiten en frequentie bij de aandachtsgebieden horen om de ondersteuning passend te maken voor de cliënt en zodoende maatwerk te leveren. Dit wordt vastgelegd in het leveringsplan dat onderdeel is van de beschikking;

  • *

    dat het leveringsplan dat in overleg tussen de aanbieder en de cliënt is opgesteld, is getoetst aan het gespreksverslag. Daarmee voldoet dit plan aan het persoonlijk onderzoek van de gemeente. De cliënt heeft door ondertekening van het leveringsplan akkoord gegeven;

  • *

    een verwijzing naar de beschrijving in beleidsregels van wat de gemeente verstaat onder ondersteuning in het huishouden;

  • *

    dat de cliënt hiervoor een eigen bijdrage moet betalen; deze wordt door het CAK berekend op basis van vermogen en inkomen en daarom kan de hoogte van de eigen bijdrage niet in de beschikking worden opgenomen. Wel wordt de kostprijs van de voorziening in de beschikking vermeld, omdat dit de basis is voor de berekening van de eigen bijdrage;

  • *

    verplichting tot het doorgeven van wijzigingen;

  • *

    op basis van welk artikel van de Verordening het besluit genomen is;

  • *

    bezwaarmogelijkheid

     

Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019: Activiteiten en frequentie

De activiteiten en frequenties binnen het leveringsplan dat de cliënt ontvangt én het niveau van schoon dat hiermee behaald kan worden is gebaseerd op het objectieve en onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM. Dit onderzoek is gepubliceerd onder de naam Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2016. De gemeente Rucphen volgt het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019. Dit is terug te vinden in bijlage 1.

 

6.2. Het zich verplaatsen in en om de woning

 

6.2.1 Rolstoel

We onderscheiden de volgende rolstoelvoorzieningen:

  • *

    Handmatig voortbewogen rolstoel;

  • *

    Elektrisch voortbewogen rolstoel;

  • *

    Aanpassingen aan de rolstoel.

     

Een rolstoel is een voorziening om het bestaande verplaatsingsprobleem in en om de woning te compenseren. Verplaatsen is vervoer over kleine afstanden, van enkele tientallen tot maximaal enkele honderden meters. Wie op grond van beperkingen geen andere mogelijkheid heeft dan zich verplaatsen met een rolstoel, kan een rolstoel toegekend krijgen. Voor een individuele maatwerkrolstoel geldt nog als eis dat “dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning” noodzakelijk is. Het gaat om verplaatsingen die direct vanuit de woning worden gedaan.

 

Rolstoelen voor het zogenaamde incidentele gebruik, waarbij de rolstoel bijvoorbeeld wordt meegenomen om elders, bij uitstapjes, te gebruiken vallen niet onder dit met een maatwerkvoorziening te bereiken doel. Voor dit incidentele gebruik is er in Rucphen een algemene voorziening. Als uit de indicatiestelling blijkt dat er incidenteel een rolstoel nodig is, dan vindt doorverwijzing naar de rolstoelcentrale plaats. Na een proefperiode wordt beoordeeld of de rolstoelcentrale toereikend is, dan wel dat een maatwerkvoorziening nodig is. In de winter (oktober-maart) beslaat de proefperiode aan periode van 3 maanden. In de zomer (april-september) beslaat de proefperiode 2 maanden. Op verzoek van de gemeente onderbouwt de cliënt/betrokkene zijn/haar vervoersbehoefte met schriftelijke stukken.

In bijlage 2 is de werkwijze van de rolstoelcentrale beschreven.

 

Met aanpassingen aan een rolstoel wordt bedoeld: extra onderdelen die niet standaard op een rolstoel zitten (zoals comfort beensteunen of een werkblad), maar wel noodzakelijk zijn voor de cliënt.

Accessoires zoals een boodschappenmand en een extra spiegel zijn doorgaans niet noodzakelijk, maar wenselijk en worden daarom niet vergoed.

 

6.2.2 Sportvoorziening

Sporten kan een belangrijk middel tot participatie zijn. Een sportvoorziening wordt verstrekt:

  • -

    als het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen, en

  • -

    de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten, die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport.

Er kan een sportrolstoel worden verstrekt, maar ook een ander hulpmiddel.

Op grond van eerdere regelgeving Wmo en jurisprudentie kan worden gesteld dat het redelijk is om maximaal eens per drie jaar hiervoor een vergoeding te verstrekken. De cliënt moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening.

De vergoeding voor een sportrolstoel is opgenomen in de verordening.

 

6.3 Wonen in een geschikte woning

 

6.3.1 Woonvoorzieningen

Er zijn veel voorzieningen waardoor mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving. Dat kan de eigen woning zijn of een geschiktere woning in dezelfde omgeving. In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op verschillende soorten woonvoorzieningen en op een aantal begrippen, die bij de beoordeling van de noodzaak van een voorziening en in de jurisprudentie, over dit onderwerp een rol spelen.

 

We onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:

  • *

    Losse woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een tillift);

  • *

    Bouwkundige woonvoorzieningen: nagelvaste voorzieningen (bijvoorbeeld een douchezitje aan de muur, ophoging van de tegels bij de voordeur, traplift, aangepaste keuken);

  • *

    Verhuiskostenvergoeding.

     

Voor kortdurend gebruik (maximaal 6 maanden) zijn losse woonvoorzieningen te leen via het uitleendepot van thuiszorgaanbieders of hulpmiddelenleveranciers. Losse voorzieningen hebben als voordeel dat ze vaak snel kunnen worden ingezet, soms voordeliger zijn, vaak voor meerdere doeleinden kunnen worden ingezet en meegenomen kunnen worden in geval van verhuizing. Losse voorzieningen zijn daarom veelal voorliggend op bouwkundige woonvoorzieningen. Een losse tillift is bijvoorbeeld te verkiezen boven een plafondlift.

 

Losse woonvoorzieningen kunnen zowel in bruikleen als in eigendom worden verstrekt. Relatief goedkope hulpmiddelen (waarvan de kosten van transport en reiniging voor herverstrekking niet opwegen tegen de kosten van verstrekking van een nieuw hulpmiddel), worden in eigendom verstrekt. Dit geldt voor voorzieningen tot € 500,-.

 

In de beschikking wordt opgenomen dat de cliënt zelf verantwoordelijk is voor periodiek onderhoud, keuring en reparatie. De kosten voor onderhoud, keuring en reparatie van losse woonvoorzieningen, met name trapliften, vergoeden we op declaratiebasis aan de leverancier. 

 

6.3.2 Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen

Veel woonvoorzieningen zijn in de reguliere handel te koop. Ze worden ook door mensen zonder beperkingen gebruikt en worden daarom als algemeen gebruikelijk beschouwd. Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

1. een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, en;

2. die daadwerkelijk beschikbaar is, en;

3. een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie, en;

4. bekostigd kan worden met een inkomen op minimumniveau. Hierbij wordt 5% van het maandelijks inkomen gehanteerd ter hoogte van de geldende bijstandsnorm, gedurende een periode van 36 maanden.

Dit is geen limitatieve lijst. Op grond van jurisprudentie kunnen ook andere voorzieningen als algemeen gebruikelijk worden gezien. Daarnaast geldt dat een voorziening nooit zonder meer algemeen gebruikelijk kan worden genoemd. Er moet steeds beoordeeld worden of de specifieke voorziening ook voor de cliënt in het concrete geval algemeen gebruikelijk is. 

 

6.3.3 Normaal gebruik van de woning

Uit jurisprudentie blijkt dat een woningaanpassing als doel heeft normaal gebruik van de woning mogelijk te maken. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daarbij het veilig kunnen spelen in de woning. Er worden geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat dat geen elementaire woonfuncties betreft. Ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel, zoals dialyseruimte en therapeutisch baden.

 

6.3.4 Bezoekbaar

Wanneer de cliënt in een AWBZ of Wlz-instelling woont, kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet heeft. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken.

 

6.3.5 Woningsanering

Wanneer sprake is van aantoonbare beperkingen ten gevolge van COPD, astma of allergie (zolang de allergie niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of de bouwtechnische staat van de woning), waardoor vervanging van vloerbedekking of gordijnen noodzakelijk is, kan hiervoor (onder voorwaarden) een financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

 

6.3.6 Grote woningaanpassingen versus verhuizen

In de Wmo 2015 wordt voor alle soorten aanvragen de nadruk gelegd bij het onderzoek naar de persoonskenmerken en de mate waarin de cliënt de noodzaak tot hulp of voorzieningen had kunnen voorzien. Als uiteindelijk een maatwerkvoorziening nodig is (dat kunnen woningaanpassingen zijn) wordt wel -onveranderd- de goedkoopst adequate voorziening verstrekt. Bij met name grote woningaanpassingen wordt de afweging worden gemaakt of dit de goedkoopst adequate oplossing is c.q. of het primaat van verhuizen wordt opgelegd. Dat wil zeggen dat de woning alleen wordt aangepast wanneer verhuizen naar een geschikte woning niet mogelijk of niet de goedkoopst adequate oplossing is.

 

6.3.7 Voorzienbaarheid

Kortheidshalve wordt hier verwezen naar paragraaf 3.11 van de beleidsregels.

 

6.3.8 Verhuiskosten

Als men ten gevolge van plotseling opgetreden beperkingen onvoorzien met een verhuizing wordt geconfronteerd, dan kan een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt.

Ook kan een verhuiskostenvergoeding worden toegekend wanneer de cliënt een aangepaste woning, op verzoek van de gemeente verlaat. Het betreft situaties waarbij de persoon, voor wie de woning was aangepast, is verhuisd naar een AWBZ-instelling (Wlz-instelling) of wanneer een partner is overleden waarvoor de aangepaste woning noodzakelijk was.

In uitzonderlijke situaties kan een vergoeding worden geboden voor tijdelijke dubbele woonlasten, bijvoorbeeld wanneer cliënt gedurende de uitvoering van de woningaanpassing niet in de eigen woning kan wonen.

 

Een verhuizing die samenhangt met een levensfase (bijvoorbeeld ouder worden en kleiner en gelijkvloers willen gaan wonen) is voorzienbaar. Deze verhuizingen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd en hiervoor heeft men geld kunnen reserveren. Hiervoor wordt geen verhuiskostenvergoeding verstrekt.

 

6.3.9. Gemeenschappelijke ruimten

Het college zet geen maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing in, bijvoorbeeld automatische deuropeners, hellingbanen en/of het verbreden van een toegangsdeur, voor het aanpassen van een gemeenschappelijke ruimte. De (maatschappelijke) ondersteuning vanuit de Wmo is gericht op de aanvrager en strekt niet tot algemeen nut. Evengoed zal het college onderzoek doen naar de situatie van de cliënt om de situatie te beoordelen.

 

6.3.10 Overig

Er wordt, met uitzondering van een verhuiskostenvergoeding, geen woonvoorziening verstrekt in:

  • -

    woningen die niet als zelfstandige woning dienst doen (hotels, pensions);

  • -

    woningen die niet bedoeld zijn voor permanente bewoning (tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen);

  • -

    (een) verhuurde kamer of kamers.

     

6.4. Vervoer

De Wmo heeft tot doel cliënten te laten participeren in de samenleving. Vervoer speelt hierbij een belangrijke rol. Wanneer een cliënt problemen ervaart op het gebied van vervoer, wordt onderzocht of en welke beperkingen cliënt heeft en wat de vervoersbehoefte is. Er wordt bekeken in hoeverre:

  • *

    men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien (b.v. heeft cliënt een auto of een brommer)

  • *

    of dat men hulp kan inschakelen van het eigen netwerk (b.v. kan een cliënt meerijden met de buurvouw naar de kaartclub of bijvoorbeeld een familielid uit Groningen naar cliënt laten toekomen, in plaats van daar naartoe te reizen),

  • *

    cliënt gebruik kan maken van een algemene voorziening in de vorm van collectief vervoer of dat een individuele voorziening noodzakelijk is.

Om beperkingen en vervoersbehoefte inzichtelijk te maken onderscheiden we 3 soorten afstanden: de korte afstanden: loop- en fietsafstand in de directe omgeving (b.v. om een brief te posten of de dichtst bijzijnde winkels te bezoeken)

  • *

    de middellange afstanden: dat zijn de afstanden die een persoon zonder beperkingen per fiets, brommer, auto of openbaar vervoer aflegt binnen de regio (bijvoorbeeld naar een (groter) winkelcentrum of uitgaanscentrum).

  • *

    de lange afstanden; naar bestemmingen buiten de regio.

     

Bij deze afstanden is geen absolute grens aan te geven. Wat de ene persoon bijvoorbeeld een normale fietsafstand vindt, is voor de ander een afstand om met de auto of het openbaar vervoer te gaan. Daarom zal individueel worden onderzocht op welke afstanden men beperkingen ondervindt en hoe deze het beste op te lossen zijn.

 

Uit jurisprudentie blijkt dat om te kunnen participeren de cliënt de mogelijkheden moet hebben om jaarlijks lokaal en regionaal (tot zo’n 15 tot 20 km afstand vanaf de woning van cliënt) 1.500 tot 2.000 km moet kunnen reizen.

 

Alle buitenregionale vervoersdoelen vallen buiten de reikwijdte van de Wmo. Hiervoor is Valys door de wetgever aangewezen. Om Valys aan te vragen moet de cliënt kunnen aantonen dat hij een Wmo-indicatie heeft voor lokaal collectief vervoer, een scootmobiel of rolstoel. Een gehandicaptenparkeerkaart of OV-begeleiderskaart volstaat ook.

 

6.4.1 Collectief vervoer (deeltaxi) versus individueel vervoer

Wanneer een cliënt problemen ervaart op het gebied van vervoer, die hij niet zelf of met hulp van zijn sociale omgeving kan oplossen, wordt allereerst beoordeeld of de collectieve vervoersvoorziening een geschikte oplossing biedt alvorens individuele voorzieningen worden overwogen. De collectieve vervoersvoorziening (deeltaxi) is hiermee voorliggend op individuele vervoersvoorzieningen.

Een individuele voorziening wordt vaak beschouwd als meest wenselijke oplossing, het is echter niet de goedkoopst adequate oplossing. Alleen wanneer (op basis van medisch advies) is vastgesteld dat de collectieve vervoersvoorziening niet voldoet (b.v. in geval van onbeheersbare incontinentie of ernstige gedragsproblemen) kan worden voorzien in individuele ritten of kan een vergoeding voor gebruik eigen auto of voor vervoer door derden worden verstrekt.

Wanneer een cliënt aangewezen is op gebruik van een rolstoeltaxi, die aanzienlijk duurder is dan een gewone taxi, wordt de vergoeding hierop aangepast.

 

6.4.2. Deeltaxi 

De Deeltaxi is een collectief vervoerssysteem met (rolstoel)busjes en taxi’s dat vervoer van deur tot deur biedt. Mensen met een beperking die geen andere (eigen) oplossing voor hun vervoer hebben, kunnen op grond van hun vervoersbehoefte in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening in de vorm van de Wmo-Deeltaxipas. Daarmee kan tegen een lager tarief met de deeltaxi gereisd worden. De cliënt kan een hulpmiddel meenemen in de deeltaxi. Ook kan een medereiziger (tegen een hoger tarief) of een medisch begeleider (gratis, mits medisch gezien noodzakelijk) meereizen.

 

Wanneer iemand in het bezit is van een geldige OV-Begeleiderskaart, dan kan men een begeleider meenemen die geen klantbijdrage hoeft te betalen. De gemeente geeft deze OV-begeleiderskaart niet uit. Om hiervoor in aanmerking te komen wordt verwezen naar de website van de Rijksoverheid, hier is informatie over de OV-begeleiderskaart te vinden.

 

Wanneer iemand niet in aanmerking komt voor een OV-begeleiderskaart. Dan kan er sprake zijn van medische begeleiding. Er is sprake van een medisch begeleider wanneer iemand verzorging of behandeling nodig heeft tijdens de rit, of wanneer iemand niet zonder toezicht kan reizen. Voor het reizen met een medisch begeleider moet een indicatie worden gesteld door de gemeente. Of dit nodig is, wordt onderzocht door een onafhankelijk arts. Als men een dergelijke indicatie heeft, mag de cliënt niet meer zonder begeleider reizen.

 

Inwoners van 80 jaar en ouder komen zonder onderzoek in aanmerking voor een Wmo-deeltaxi indicatie, dit is zonder een medische indicatie voor begeleiding tijdens het vervoer.

 

Het collectief vervoerssysteem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer bestaat uit het zogenaamde deeltaxisysteem volgens de hierna volgende opzet: 

  • a.

    aan de aanvrager die in aanmerking komt voor het deeltaxisysteem wordt een deeltaxipas verstrekt op vertoon waarvan rechthebbende gebruik kan maken van de deeltaxi;

  • b.

    het vervoer wordt naar afstand onderscheiden in intern en extern vervoer. Als intern vervoer wordt 25 kilometer aangemerkt vanuit de eigen woning gerekend. Extern vervoer begint vanaf de 26e kilometer gerekend vanuit de eigen woning. Het extern vervoer wordt begrensd tot aan het collectief vervoersgebied van de 18 deelnemende gemeenten;

  • c.

    de aanvrager is een betaling verschuldigd voor het vervoer met de deeltaxi. Voor de tarifering van het deeltaxisysteem wordt aangesloten bij de tarifering van het openbaar busvervoer, zijnde een instaptarief en een kilometertarief per rit;

  • d.

    voor elke rit is de bijdrage gebaseerd op een instaptarief van één strip van € 1,08 vermeerderd met een kilometertarief van € 0,188 per kilometer;

  • e.

    vanaf de 26e kilometer is een bijdrage verschuldigd van € 1,61 per kilometer;

  • f.

    de betaling van de aanvrager wordt door de vervoerder in ontvangst genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt;

  • g.

    een aanvrager kan zich door één begeleider laten vergezellen. Voor de begeleider is een instaptarief verschuldigd van € 1,08 vermeerderd met een kilometertarief van € 0,188 per kilometer, tenzij de begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is. In dat geval is het vervoer van de begeleider gratis.

  • h.

    per jaar geldt een reisbudget van maximaal 1500 kilometer, waarmee tegen het goedkope tarief als bedoeld onder d. kan worden gereisd. In uitzonderlijke gevallen kan het college besluiten dit reisbudget te verhogen, afhankelijk van de beperkingen en de individuele vervoersbehoefte.

     

De Provincie Noord-Brabant heeft een bindend openbaar vervoer advies ingevoerd. Dit houdt in dat wanneer bij het boeken van een rit blijkt dat er een goed OV alternatief is, alleen tegen het hoge doorreistarief gebruik gemaakt kan worden van de Deeltaxi. Voor Wmo-pashouders hebben we een uitzondering gemaakt. Tot het budget van 1500 km kunnen Wmo-pashouders tegen het lage Wmo-tarief reizen. Voor de kilometers boven de 1500 betalen betalen de Wmo-pashouders het OV-tarief. Dit is lager dan het doorreistarief. Op de website van Deeltaxi West-Brabant staan de actuele tarieven.

 

6.4.3. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Voorbeelden van algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen:

  • *

    tandem (met uitzondering van een ouder-kind tandem);

  • *

    fiets met lage instap, ligfiets;

  • *

    spartamet/tandemmet;

  • *

    rollator;

  • *

    elektrische fiets/tandem (al dan niet met lage instap) voor een persoon van 16 jaar en ouder;

  • *

    bakfiets, fietskar, aanhangfiets;

  • *

    personenauto en de gebruikskosten die daaraan verbonden zijn;

  • *

    autoaccessoires: airconditioning, stuurbekrachtiging, elektrisch bedienbare ruiten;

  • *

    trekhaak

     

Een fiets met lage instap of met elektrische trapondersteuning, zoals genoemd in de lijst, is een goed voorbeeld van een algemeen gebruikelijke voorziening. Een dergelijke fiets wordt ook gebruikt door mensen zonder beperkingen (bijvoorbeeld door mensen die een lange afstand naar hun werk of school moeten fietsen), is gewoon bij de fietsenwinkel te koop, is soms duurder dan een gewone fiets, maar is wel betaalbaar voor de meeste mensen.

 

Dit is geen limitatieve lijst. Op grond van jurisprudentie kunnen ook andere voorzieningen als algemeen gebruikelijk worden gezien. Daarnaast geldt dat een voorziening nooit zonder meer algemeen gebruikelijk kan worden genoemd. Er moet steeds beoordeeld worden of de specifieke voorziening ook voor de cliënt in het concrete geval algemeen gebruikelijk is en financieel draagbaar met een inkomen op minimumniveau.

 

6.4.4 Aangepaste fietsen

Er zijn fietsen zoals de driewielfiets en een duofiets die speciaal ontworpen en bestemd zijn voor mensen met een beperking en alleen bij gespecialiseerde bedrijven worden verkocht. Een fiets met lage instap, een fiets met hulpmotor of een fiets met trapondersteuning zijn niet speciaal ontworpen voor mensen met een beperking en worden in de reguliere handel verkocht. Daarom worden deze als algemeen gebruikelijk beschouwd. Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

1. een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, en;

2. die daadwerkelijk beschikbaar is, en;

3. een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie, en;

4. bekostigd kan worden met een inkomen op minimumniveau. Hierbij wordt 5% van het maandelijks inkomen gehanteerd ter hoogte van de geldende bijstandsnorm, gedurende een periode van 36 maanden.

 

6.4.5 Scootmobiel

Een scootmobiel is bedoeld voor vervoer op de korte en middellange afstanden. De scootmobiel is bedoeld voor incidenteel, kortdurend gebruik buitenshuis. Een scootmobiel en elektrische rolstoelen hebben accu’s die opgeladen moeten worden. Gezien de beperkte en lastig te berekenen oplaadkosten, blijven deze kosten voor rekening van de aanvrager.

 

Om in aanmerking te komen voor een scootmobiel moet aan de volgende criteria worden voldaan:

  • *

    een matige tot slechte sta- en loopfunctie;

  • *

    zelfstandig kunnen in- en uitstappen ( transfers kunnen maken )

  • *

    een substantiële vervoersbehoefte hebben. Dat wil zeggen dat de aanvrager met deze voorziening, al dan aanvullend op collectief vervoer, zelfstandig boodschappen kan doen, familie of vrienden kan bezoeken en andere vormen van vrijetijdsbesteding heeft die gericht zijn op de mogelijkheid om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • *

    de aanvrager moet de scootmobiel goed en veilig kunnen bedienen en besturen in het verkeer. Tijdens de indicatie- of selectieproces wordt beoordeeld of er (eerst) beoordelings(rij)lessen nodig zijn of gewenningslessen. Als dit van toepassing is dan worden deze lessen gegeven door een ergotherapeut (via Zorgverzekeringswet). Pas na positief advies van de ergotherapie betreffende de lessen, wordt er een voorziening toegekend.

  • *

    een droge en veilige stalling met aanwezigheid van een oplaadpunt.

     

6.4.6 Gesloten buitenwagen

Een gesloten buitenwagen is een overdekt voertuig dat niet harder dan 45 km rijdt en waarvoor aparte (verkeers)regels gelden. Canta is een bekend merk dat daarom ook wel als soortnaam wordt gebruikt. De gesloten buitenwagen dient onderscheiden te worden van de brommobiel, die eveneens niet harder dan 45 km rijdt, maar waarvoor geen aparte verkeersregels gelden. De brommobiel is niet specifiek voor gehandicapten bedoeld en wordt als algemeen gebruikelijk beschouwd. Een gesloten buitenwagen wordt door de cliënt vaak als gewenste oplossing voor het vervoersprobleem beschouwd, maar is niet de goedkoopst adequate oplossing.

Alleen als op basis van medisch advies is vastgesteld dat geen van de voorliggende voorzieningen voldoet, wordt een gesloten buitenwagen overwogen.

 

6.4.7 Autoaanpassingen

Als een cliënt zonder autoaanpassingen geen gebruik kan maken van zijn auto en het deeltaxivervoer niet voldoet, kunnen autoaanpassingen worden vergoed. Bij autoaanpassingen wordt beoordeeld of het specifiek voor mensen met een beperking bedoelde voorzieningen betreft, die meer kosten dan gebruikelijke autoaanpassingen (dus geen stuurbekrachtiging of cruise control). Uitgegaan wordt van een levensduur van minimaal 5 jaar van de aanpassingen; dit is in praktijk een redelijke termijn gebleken waarop opnieuw aanpassingen kunnen worden verstrekt (uiteraard rekening houdend met de persoonskenmerken van de cliënt op dat moment).

Bij verstrekking van autoaanpassingen is het daarom redelijk om van de cliënt te verlangen dat hij aantoont dat de aan te passen auto de investering nog waard is (dus naar verwachting nog minimaal 5 jaar mee kan). 

 

6.5. Begeleiding: ontwikkeling, stabilisatie, verminderde zelfredzaamheid en logeerzorg

Met ingang van de Wmo 2015 is de gemeente ook verantwoordelijk voor ondersteuning in de vorm van begeleiding. Door begeleiding wordt ondersteuning geboden gericht op de cliënt, zodat deze zelfredzaam blijft of wordt, zelfstandig kan blijven wonen, zijn week op orde heeft en kan deelnemen aan de maatschappij. Het gaat om activiteiten gericht op het bevorderen of behoud van de zelfredzaamheid en het voorkomen van opname of verwaarlozing van de cliënt. Gedacht kan worden aan het kunnen doen van de administratie, het plannen van de week, regelzaken- en geldzaken, het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, het hebben van een zinvolle invulling van de dag en ondersteuning bij het oplossen van problemen. Ook het ontlasten van de mantelzorger en/of gezinsleden maakt hier onderdeel van uit. Het gaat om activiteiten gericht op het bevorderen van de inzet van mantelzorg en / of het continueren van de inzet van de mantelzorg (voorkomen van overbelasting bij de mantelzorger). Gedacht kan worden aan logeervoorzieningen, het tijdelijk overnemen van toezicht, vormen van dagbesteding etc. Een combinatie van de vormen van ondersteuning is mogelijk.

 

6.5.1 Afwegingskader

Met ingang van 1 januari 2015 kunnen cliënten aanspraak maken op persoonlijke verzorging op grond van de Wmo 2015 wanneer de behoefte aan persoonlijke verzorging samenhangt met de behoefte aan begeleiding. Deze verzorging houdt dan geen verband met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop. Persoonlijke verzorging op grond van de Wmo 2015 kan dan bestaan uit aansturing, toezicht of hulp bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), waaronder in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact.

 

Hanteren van cliëntperspectieven

Het perspectief van de inwoner is van invloed op wat een inwoner zelf kan, wat binnen zijn sociale netwerk kan of wat met voorliggende / algemene voorzieningen opgelost kan worden. Bij begeleiding onderscheiden we drie cliëntperspectieven

Ontwikkelen: Met de client kan worden toegewerkt naar een verbetering in zijn of haar zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie waardoor geen of minder begeleiding vanuit de Wmo noodzakelijk is. Dit perspectief is gericht op afschalen en/ of uitstroom.

Stabiliseren: Er is sprake van een langdurige behoefte aan begeleiding vanuit de Wmo, omdat de clientsituatie zich op moment van indicatiestelling er niet toe leent zich op alle leefgebieden verder te ontwikkelen om zelfredzamer te worden en / of de maatschappelijke participatie te vergroten. Voor een deel van de cliënten is het perspectief stabilisatie tijdelijk, zij stromen uit of stromen door naar ontwikkeling als hun situatie is gestabiliseerd. Voor een ander deel van de cliënten is op één of enkele leefgebieden wel ontwikkeling mogelijk hetgeen op termijn kan leiden tot afschaling of uitstroom. Mogelijk regieverlies kan door het sociaal netwerk dan wel de aanbieder worden opgevangen.

Ondersteunen bij achteruitgang: Door een progressieve ziekte is de client in de situatie gekomen dat zijn zelfredzaamheid en participatie zodanig structureel achteruit zijn gegaan dat sprake is van regieverlies wat zodanig is dat dit uiteindelijk niet meer door het sociaal netwerk dan wel de aanbieder opgevangen kan worden en overgang naar de WLZ noodzakelijk is. De ondersteuning is erop gericht om de client en diens netwerk met deze onomkeerbare achteruitgang om te laten gaan en deze draaglijk te maken.

 

Alleen maatwerkvoorziening als er geen andere oplossingen zijn

Allereerst onderzoekt het college welke hulpvraag de klant heeft. Vervolgens wordt onderzocht welke belemmeringen de klant ondervindt op de verschillende levensdomeinen. Daarna onderzoekt het college of er eigen mogelijkheden zijn. Hierbij is niet de diagnose leidend (van welk ziektebeeld / welke grondslag is sprake) maar zijn de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt en zijn sociale netwerk leidend. Het is wel zaak om daarbij in kaart te brengen van welke aandoening of beperking sprake is en wat de effecten daarvan zijn op de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de cliënt. Bij het in kaart brengen van de eigen mogelijkheden kan gedacht worden aan handige hulpmiddelen waardoor de hulpvrager een (deel van de) activiteiten weer zelf kan doen zoals een boodschappen-app voor mensen met een verstandelijke beperking, een pictogrammen bord of speciale multomap waarmee de administratie overzichtelijk opgeborgen kan worden. Ter ondersteuning van de mantelzorger kan hierbij gedacht worden aan beeld-spraakverbindingen (skype), een alarmeringssysteem of scholing van mantelzorgers waardoor de draagkracht wordt vergroot.

 

Gebruikelijke hulp

Het college beziet of er sprake is van gebruikelijke hulp. Voor de toelichting op gebruikelijke hulp zie 3.6

 

Het college beziet of personen uit het sociale netwerk een oplossing kunnen bieden voor de hulpvraag. Kunnen zij bijvoorbeeld samen de administratie doen, toezicht houden, structuur in de week aanbrengen. Kunnen zij door samen activiteiten te ondernemen zorgen voor een zinvolle invulling van (een deel van) de dag?

 

Vervolgens beoordeelt het college of in het gesprek alle voorliggende voorzieningen zijn meegenomen. Behandeling is een voorliggende voorziening. Alvorens een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo te verstrekken is het van belang om na te gaan wat de mogelijkheden van behandeling zijn. Voor de toelichting op behandeling zie 7.5.2.1.

 

De hulpvraag van een cliënt kan, door de zwaarte van de beperking, zo omvangrijk zijn dat een indicatie voor de Wet Langdurige Zorg aan de orde is. Het gaat hier om cliënten die 24-uur intensieve zorg en toezicht dichtbij nodig hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om ouderen met ernstige dementie, om mensen met een ernstige verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking en om mensen met een ernstige psychische stoornis. In de memorie van toelichting op de wet is opgenomen dat indien cliënten een beroep kunnen doen op de Wlz, het college een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo kan weigeren.

 

Het college beoordeelt of algemene en/of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn meegenomen en beoordeelt of deze passend zijn in de individuele situatie van de cliënt. Deze voorzieningen moeten voor de cliënt daadwerkelijk beschikbaar zijn, door cliënt financieel gedragen kunnen worden en adequate compensatie bieden. Bieden welzijnsactiviteiten een oplossing? Bijvoorbeeld een huiskamerproject of Inloopvoorziening (waar ontmoeting en activiteiten plaatsvinden), een administratie-maatjes project, vrijwillige thuiszorg, mantelzorgondersteuning door de welzijnsinstelling, een cursus waardoor de cliënt zijn sociale netwerk uitbreidt, de inzet van vrijwilligers of een soos voor mensen met een verstandelijke beperking.

 

Maatwerkvoorziening

Als de hiervoor beschreven afweging niet geleid heeft tot een (volledige) oplossing van de hulpvraag zal het College een maatwerkvoorziening verstrekken op basis van het van toepassing zijnde cliëntperspectief en de benodigde intensiteit (waakvlam, laag, midden, hoog). We onderscheiden de volgende maatwerkvoorzieningen begeleiding:

  • *

    Waakvlam ontwikkeling

  • *

    Begeleiding ontwikkeling

  • *

    Dagbesteding ontwikkeling

  • *

    Waakvlam stabilisatie

  • *

    Begeleiding stabilisatie laag

  • *

    Begeleiding stabilisatie midden

  • *

    Begeleiding stabilisatie hoog

  • *

    Daginvulling stabilisatie

  • *

    Arbeidsmatige dagbesteding

  • *

    Begeleiding verminderde zelfredzaamheid

  • *

    Daginvulling verminderde zelfredzaamheid

  • *

    Logeerzorg

     

Een combinatie van individuele begeleiding, begeleiding in een groep en logeeropvang kan voorkomen. In bijlage 4 worden alle vormen van de maatwerkvoorziening Wmo begeleiding verder toegelicht. Indien een cliënt niet zelf kan voorzien in het vervoer naar daginvulling stabilisatie, daginvulling bij verminderde zelfredzaamheid of arbeidsmatige dagbesteding, kan hiervoor een indicatie worden afgegeven per etmaal/ etmalen per week per kilometercategorie. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen gewoon- en rolstoelvervoer. Bij dagbesteding ontwikkeling reist de client in principe zelfstandig. Er kan tijdelijk vervoer worden ingezet met als doel toewerken naar zelfstandig reizen naar de dagbesteding.

 

De ondersteuning kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. In de verordening zijn de uitgangspunten voor het PGB vastgelegd.

 

Bij het vormgeven van de maatwerkvoorziening wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de ondersteuning zo dichtbij mogelijk bij de inwoner (thuis, school, kern of wijk) georganiseerd is.

 

6.5.2 Voorliggende voorzieningen

 

6.5.2.1 Behandeling

Alvorens begeleiding te verstrekken is het van belang dat wordt onderzocht wat de mogelijkheden van behandeling zijn. De stelregel hierbij is dat als verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, eerst behandeling wordt ingezet. Het is uiteraard niet aan de Wmo consulent om dit te bepalen. Hiervoor wordt de medische adviseur (onafhankelijk arts) ingeschakeld. Behandeling kan worden geboden door bijvoorbeeld: ergotherapeut, psychiater, psycholoog, specialist ouderen geneeskunde of in een revalidatiecentrum of een centrum gespecialiseerd in bepaalde problematiek (zoals een reumacentrum). Behandeling is gericht op: het verbeteren van de aandoening/ stoornis/beperking, het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag of nadere functionele diagnostiek.

 

Anders dan in de Wlz is de diagnose niet leidend maar een diagnose is doorgaans wel vereist om behandeling in te kunnen zetten en om te bepalen hoe begeleiding de behandeling eventueel kan versterken (en niet contra- productief is). Begeleiding kan wel worden ingezet om de tijdens behandeling geleerde vaardigheden te oefenen of in te slijten. Soms kan begeleiding en behandeling ook tegelijkertijd worden ingezet; dan neemt de begeleiding de taak tijdelijk over, totdat deze tijdens behandeling is aangeleerd. Uiteraard dient hierover een goede afstemming tussen behandelaar en begeleider plaats te vinden.

 

6.5.2.2 (wettelijk) Voorliggende voorzieningen

Ook de mogelijkheden van wettelijk voorliggende voorzieningen worden in kaart gebracht.

Dit zijn (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan alvorens de maatwerkvoorziening begeleiding wordt overwogen:

  • *

    Onderwijs: begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn kan begeleiding worden geïndiceerd.

  • *

    Kinderopvang: kinderopvang is de verantwoordelijkheid van ouders, werkgever en overheid (kinderopvangtoeslag). Kinderopvang is ook voor kinderen met een beperking voorliggend en het leidsters leren omgaan met een kind met een beperking is gebruikelijke hulp van ouders. Alleen in uitzonderlijke situaties, als extra begeleiding nodig is die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwacht, kan begeleiding worden geïndiceerd.

  • *

    Jeugdwet: Opvoedingsondersteuning voor alle ouders en ouders van kinderen met een beperking, zoals medisch kinderdagverblijf, specialistische hulp thuis of tijdelijke opname worden op grond van de Jeugdwet geboden. Begeleiding kan in sommige gevallen ondersteunend op opvoedingsondersteuning thuis ter bevordering van de zelfredzaamheid van ouders worden geboden.

  • *

    Arbeidsvoorzieningen: op grond van ziektewet, WIA, Wajong en WSW zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat - als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is - begeleiding groep (dagbesteding) kan worden overwogen.

     

6.5.2.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen en gebruikelijke hulp 

Wanneer mensen een beperking hebben, wordt bij activiteiten van het dagelijks leven en vrijetijdsbesteding vaak gedacht aan begeleiding waar voorliggende voorzieningen mogelijk zijn of het gewoon de verantwoordelijkheid is van de cliënt of zijn huisgenoten. Er zijn veel algemeen beschikbare en redelijke oplossingen voorhanden (die mensen zonder beperking ook zelf moeten regelen of betalen). Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen:

  • *

    activiteiten zoals computercursus of taalles

  • *

    alarmering

  • *

    pictogrammenbord of domotica in huis

  • *

    gezelschap of ondersteuning door vrijwilliger

  • *

    kinderopvang

     

Net als bij huishoudelijke ondersteuning wordt bij begeleiding het begrip: ”gebruikelijke hulp” gehanteerd. Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten, die “normaal” wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en/of niet structureel meer is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen kortdurende en langdurige situaties.

 

Begeleiding door partner, ouder, volwassen inwonend kind of andere volwassen huisgenoot wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:

  • -

    In kortdurende situaties (maximaal drie maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfredzaamheid) dusdanig is dat begeleiding daarna niet meer nodig zal zijn.

  • -

    In langdurige situaties:

  • *

    Bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer (bezoek familie/vrienden, bezoek huisarts, brengen en halen van kinderen naar school, sport of clubjes);

  • *

    Hulp bij overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie;

  • *

    Het leren omgaan van derden (familie/vrienden/leerkracht etc.) met cliënt;

  • *

    Ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind. Alleen wanneer er sprake is van een langdurige situatie waarbij de begeleiding, in vergelijking tot gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel, substantieel wordt overschreden is er sprake van bovengebruikelijke hulp en kan begeleiding worden ingezet.

     

Alleen wanneer sprake is van een langdurige situatie waarbij de tijdsinvestering in activiteiten in relatie tot een situatie waarin geen sprake is van een beperking substantieel wordt overschreden, is er sprake van bovengebruikelijke hulp.

 

De draaglast- draagkracht van de betrokken mantelzorger(s) zal, waar van toepassing, in het onderzoek in beeld worden gebracht.

 

7. Beschermd Wonen

 

Maatwerkvoorziening:

De maatwerkvoorziening Beschermd Wonen bestaat uit een aantal verschillende producten die waar nodig aangevuld kunnen worden met een bouwsteen. De producten zijn als volgt:

  • *

    Beschermd Wonen

  • *

    Beschermd Thuis Zwaar

  • *

    Beschermd Thuis midden

  • *

    Beschermd Thuis licht

  • *

    Aanvullende bouwsteen beschermd wonen dagbesteding

  • *

    Aanvullende bouwsteen wonen

     

Cliënten die door hun beperkingen behoefte hebben aan een beschermd woonklimaat dat gericht is op het bieden van structuur en ondersteuning van alle dagelijks activiteiten, wonen vaak in een zogenaamde woonvorm voor beschermd wonen. Waar mogelijk wonen de cliënten op een eigen woonplek met begeleiding naar gelangd de benodigde hulpvraag.

 

De doelgroep voor het product beschermd wonen bestaat uit mensen met psychiatrische problematiek, verslavingsproblematiek, ernstige gedragsproblemen, psychosociale problematiek en licht verstandelijke beperking (ouder - kind project valt hier bijvoorbeeld ook onder). Er moet sprake zijn van behoefte aan 24-uurszorg en/of toezicht.

 

Cliënten krijgen begeleiding bij het brengen van structuur in hun dagelijks leven, ondersteuning bij regelzaken en geldbeheer en het vinden van een passende daginvulling. Voor een groot deel van de cliënten is beschermd wonen een opstap naar zelfstandig wonen; er is sprake van perspectief.

 

Centrumgemeente Bergen op Zoom is verantwoordelijk voor het indiceren en uitvoeren van beschermd wonen. Wanneer een cliënt in de gemeente Rucphen een melding doet voor beschermd wonen vindt er een overleg plaats tussen de consulenten van de gemeente Rucphen en de gemeente Bergen op Zoom. De consulent van de gemeente Rucphen voert het keukentafelgesprek. Indien blijkt dat een indicatie voor beschermd wonen nodig is, en op dat moment is er geen plaats, biedt de gemeente Rucphen overbruggingszorg aan in de vorm van ambulante begeleiding.

 

8. Slotbepalingen

 

8.1 Citeertitels

Wmo 2015 is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Verordening is de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2023 Gemeente Rucphen.

Beleidsregels zijn de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2024 Gemeente Rucphen.

 

8.2 Inwerkingtreding

De ‘Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2024 gemeente Rucphen’ treden in werking op 1 januari 2024.

 

De huidige ‘Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen 2023’ worden per 1 januari 2024 ingetrokken.