Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Soest

Onderwijsachterstandenbeleid Soest 2024-2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSoest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingOnderwijsachterstandenbeleid Soest 2024-2026
CiteertitelOnderwijsachterstandenbeleid Soest 2024-2026
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-2023nieuwe regeling

19-12-2023

gmb-2023-565294

Tekst van de regeling

Intitulé

Onderwijsachterstandenbeleid Soest 2024-2026

 

1 Inleiding

 

Onderwijs Achterstanden Beleid (kortweg OAB) heeft landelijk een cyclus van vier jaar. Dit betekent dat het Rijk in perioden van vier jaar beleid formuleert, beschikbare middelen verdeelt over gemeenten en schoolbesturen en na afloop van de vier jaar het niet ingezette financiële deel terugvraagt van gemeenten. De huidige OAB-periode loopt van 2023-2026 en in Soest hebben we besloten vanaf 2024 nieuw OAB te formuleren. Het Rijk heeft aangekondigd dat er geen grote inhoudelijke of financiële veranderingen gaan plaatsvinden.

 

In de gemeente Soest is in het verleden een OAB-plan opgesteld voor 2019-2022 die met een jaar is verlengd. In 2023 hebben we met elkaar doorgenomen wat er goed is aan ons OAB en wat er verbeterd moet worden. Dit is de grondslag geworden voor deze nieuwe OAB-nota.

 

In deze OAB nota staan onze visie, doelen en beleidsuitgangspunten voor OAB voor de komende drie jaar. De drie partijen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van OAB zijn kinderopvang (met voorschoolse educatie), onderwijs en de gemeente Soest. We hebben deze nota in nauwe samenwerking met elkaar opgesteld, zodat er groot draagvlak is om dit samen goed ten uitvoer te brengen. Onderzoeksbureau Oberon heeft ons hierbij ondersteund.

2 Huidige stand van zaken en kaders

2.1 Wat is OAB?

De gemeente ontvangt vanuit het Rijk een specifieke uitkering om onderwijsachterstanden te bestrijden. In de Wet Primair Onderwijs (WPO) zijn de wettelijke taken van gemeenten geformuleerd in de artikelen 158 t/160. De Onderwijsinspectie ziet toe of gemeenten en OAB-partners de wettelijke taken voldoende uitvoeren. OAB valt uiteen in de volgende onderdelen:

 

1. Voorschoolse Educatie (ve) is stimulering van de brede ontwikkeling met focus op taalontwikkeling van peuters (2,5- 4 jaar) en valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Peuters en kleuters met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand noemen we doelgroepkinderen voor de voor- en vroegschoolse educatie (vve). Vve-peuters gaan meer dagdelen naar de opvang dan niet vve-peuters. Als een organisatie ervoor kiest om een kinderopvanglocatie aan te merken als een ve-locatie, moet er gewerkt worden met een verrijkt (vve)-programma en worden er hogere eisen gesteld aan de pedagogisch medewerkers die voor de groep staan. Gemeenten moeten zorgen voor een kwalitatief goed ve-aanbod dat ook goed verspreid is binnen de gemeente.

 

2. Toeleiding en bereik ve gaat over het ondersteunen van ouders van geïndiceerde jonge kinderen om naar een ve-locatie toe te gaan. De gemeente is ervoor verantwoordelijk dat in afstemming met OAB-partners de juiste peuters aangewezen worden voor een verrijkt aanbod. We noemen dit het vaststellen van de doelgroepdefinitie. Vervolgens dient de gemeente ervoor te zorgen dat de ouders van deze peuters gestimuleerd en toegeleid worden naar een ve-locatie. In de praktijk wordt er meestal voor gekozen dat het consultatiebureau jonge kinderen vlak voor hun tweede verjaardag indiceert op (risico op) (taal)achterstand. Na deze indicering informeert het consultatiebureau ouders over de aanwezige ve-locaties. In sommige gemeenten wordt de toeleiding naar ve uitgebreid met aanvullende toeleidingsactiviteiten, bijvoorbeeld door wervingsactiviteiten via welzijnsactiviteiten of extra informatie in bibliotheken.

 

3. Vroegschoolse Educatie is stimulering van de brede ontwikkeling met focus op taalontwikkeling bij kleuters (4-6 jaar) en valt onder de verantwoordelijkheid van het basisonderwijs. Het onderwijs mag vroegschoolse educatie naar eigen inzicht inrichten. De Onderwijsinspectie controleert of vve-kleuters een rijk taalaanbod krijgen. De enige verantwoordelijkheid die gemeente en schoolbesturen samen hebben ten aanzien van vroegschoolse educatie is het maken en monitoren van de opbrengsten van vroegschoolse educatie (zogenaamde resultaatafspraken).

 

4. Doorgaande lijn vve is de manier waarop een logische, inhoudelijke leerlijn voor jonge kinderen tussen 2,5 en 6 jaar wordt georganiseerd door ve-locaties en basisscholen. Ook een goede overdracht van kindgegevens hoort hierbij. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor de doorgaande lijn. Hierover maakt ze afspraken met in ieder geval de voorschoolse aanbieders en bij voorkeur ook met de basisscholen.

 

5. Taalstimulering in het basisonderwijs is inhoudelijk de verantwoordelijkheid van scholen. De overheid heeft hierbij bepaald dat gemeenten vanuit hun geoormerkte OAB-middelen financieel mogen bijdragen onder bepaalde voorwaarden. Dit zijn:

  • 1.

    De activiteit is taalstimulering voor kinderen met een taalachterstand in de Nederlandse taal.

  • 2.

    De activiteit moet uitgevoerd worden in een schoolse setting in of buiten schooltijd.

  • 3.

    Ouders geven expliciet toestemming voor deelname van hun kind aan de taalstimulerende activiteit. Verlengde schooldagen, zomerscholen en schakelklassen zijn veelvoorkomende taalactiviteiten die mede door gemeenten worden gefinancierd.

6. Overgang po-vo en taalstimulering in het vo is inhoudelijk de verantwoordelijkheid van po- en vo-scholen. Bepaalde vo-scholen ontvangen middelen voor een Leerplusarangement (vanaf 2024 omgevormd naar Onderwijskansenregeling voortgezet onderwijs), waar ze o.a. taalachterstanden mee dienen te bestrijden.

 

7. Afspraken over integratie, segregatie, toelatingsprocedure basisonderwijs en verdeling onderwijsachterstandsleerlingen zijn onderwerpen waarover minimaal jaarlijks overlegd moet worden tussen gemeente en schoolbestuurders po en vo en waarover men met elkaar afspraken moet maken.

 

2.2 Huidige en nieuwe landelijke ontwikkelingen OAB 2024-2026

Er is een aantal landelijke ontwikkelingen waar we als OAB-partners rekening mee moeten houden rond OAB vanaf 2024:

 

1.OAB kader Rijk 2023-2026

Op 1 januari 2023 is de nieuwe GOAB periode van vier jaar gestart. Het Rijk heeft enkele aanscherpingen aangekondigd rond bereik ve en ouderbetrokkenheid vve. Uit een kamerbrief van juli 20231 van het Ministerie van OCW blijkt dat het hierbij gaat om een pilot van 2 jaar in 19 grote steden. Er zijn dus geen beleidswijzigingen GOAB voor de gemeente Soest te verwachten tussen 2024-2026. Medio 2023 is kabinet Rutte IV gevallen en waren er november 2023 nieuwe verkiezingen. Een nieuwe regering kan vanaf 2024 nieuwe plannen voor OAB ontwikkelen. We zullen dit goed volgen.

 

2.Stelselwijziging kinderopvang verwacht vanaf 2027

Als nasleep van de kinderopvangtoeslagaffaire heeft het inmiddels demissionaire kabinet Rutte IV aangekondigd dat het kinderopvangstelsel vanaf circa 2027 flink op de schop gaat. Vanaf 2027 is de verwachting dat alle ouders met recht op kinderopvangtoeslag een minimale ouderbijdrage gaan betalen voor kinderopvang van 4% van het dan geldende maximaal fiscaal tarief, dat dan ruim boven de € 11 per uur zal zijn. De overige kosten tot het fiscaal maximum worden door het Rijk gefinancierd. Ouders blijven het gedeelte van de uurprijs dat boven het fiscaal tarief uitkomt zelf betalen, naast de hierboven genoemde 4% van het fiscaal tarief. Gemeenten bieden nu vaak een soortgelijk aanbod aan voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag en zullen zich rond 2025/2026 ook moeten oriënteren of, en hoe zij dit aanbod in stand houden. Het is op dit moment niet duidelijk of gemeenten gecompenseerd gaan worden door het Rijk om ook voor niet-werkende ouders een lagere ouderbijdrage te financieren.

 

Door de stelselwijziging wordt kinderopvang toegankelijker voor werkende ouders, waardoor de verwachting is dat er een toename naar de vraag gaat komen. Gegeven de huidige krapte in personeel in de kinderopvang en ve geeft dit grote zorgen bij huidige aanbieders van kinderopvang/ve. Het risico bestaat op een segregatie van peuters van werkende en niet-werkende ouders. Wij gaan met elkaar in 2025/2026 deze nieuwe ontwikkelingen goed volgen en de benodigde actie ondernemen om ve goed toegankelijk te houden. In het kader van kansengelijkheid is dit namelijk van groot belang.

 

3.Themaonderzoeken Onderwijsinspectie rond OAB

Medio december 2022 verscheen het rapport van de Onderwijsinspectie naar een apart gehouden onderzoek in welke mate gemeenten invulling geven aan de wettelijk verplichte bestuurlijke overlegthema’s, zoals beschreven in artikel 161 WPO en artikel 3.42 van WVO. Het onderzoek laat zien dat er bestuurlijk behoorlijk verschillend gesproken wordt over de wettelijke overlegthema’s in Nederland. De Onderwijsinspectie roept het kabinet op een onderzoek te doen om mogelijk dit wetsartikel te herzien. Als op enig moment deze herziening doorgevoerd gaat worden, moet dit beleidsplan hierop herzien worden. In een kamerbrief van oktober 2023 werden de eerste contouren vanuit het Rijk helder gemaakt. Er komt een handreiking Lokaal Educatieve Agenda (LEA) en terminologie van artikel WPO 161 gaat wellicht veranderd worden, bv naar 'om scholen te stimuleren een afspiegeling van hun wijk of gemeente te zijn' in plaats van een ‘evenredige verdeling van leerlingen met onderwijsachterstanden’. Daarnaast komt er een verkenning naar een landelijke doelgroepbepaling vve en mogelijk een aanpassing van de wettelijk verplichte resultaatafspraken vroegschoolse educatie.

 

De Onderwijsinspectie voert in 2023 twee themaonderzoeken uit rond vve: Vroegschoolse Educatie en Resultaatafspraken. De uitkomsten van deze onderzoeken worden begin 2024 verwacht. Het is nu nog niet bekend wat de uitkomsten zijn, maar mogelijk gaat het Rijk als gevolg van deze onderzoeken wijzigingen doorvoeren rond OAB. Indien dit het geval is, zullen wij deze volgen en uitvoeren.

 

4.Advies Onderwijsraad doorgaande lijn vve

De Onderwijsraad heeft 21 september 2023 een advies uitgebracht over de doorgaande lijn van voorschoolse educatie naar het basisonderwijs. De vve kan worden versterkt door de voorschoolse voorziening en groep 1 en 2 van de basisschool beter op elkaar aan te laten sluiten. Daarom pleit de Onderwijsraad voor landelijke doelen voor het speel- en leeraanbod van de vve en betere samenwerking en professioneel handelen van pedagogische medewerkers en leraren. Indien het Rijk adviezen overneemt die gevolgen hebben op dit beleidsplan, zullen we dit beleidsplan hierop herzien.

 

5.Instroom nieuwkomers

Er stromen steeds meer kinderen in vanuit verschillende brandhaarden in de wereld. Dit zijn kinderen met onderwijsachterstanden en vaak ook andere uitdagingen om goed mee te kunnen draaien bij kinderopvang en onderwijs. We moeten meer en meer anticiperen op een groter wordende groep taalarme kinderen uit andere landen met aanzienlijke ‘rugzakjes’.

 

2.3 Relevante beleidsstukken Soest

Er zijn enkele beleidsstukken die richting geven voor het OAB. De gemaakte afspraken in deze stukken hoeven we niet te herhalen, in deze nota OAB staan dus de aanvullende doelen en afspraken. We vatten de bestaande beleidsstukken hier kort samen.

 

Visie sociaal domein Soest 2024-2028

We willen dat ieder kind in onze gemeente gelijke kansen heeft om (normaal) te kunnen opgroeien en zijn talenten te kunnen ontplooien. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. We willen dat:

  • ieder kind een kansrijke start heeft;

  • kinderen die ondersteuning of zorg nodig hebben dat zo licht en nabij mogelijk krijgen;

  • ieder kind zoveel mogelijk onderwijs kan volgen in onze eigen gemeente.

Als gemeente bouwen we aan stevige netwerken rondom gezinnen. Waar nodig bieden we kinderen passende hulp en passend onderwijs. Hierbij voeren wij regie op een sluitende ketenaanpak in de leefomgeving van het kind, de driehoek thuis, onderwijs en jeugdhulp. We zetten in op een doorgaande lijn van voorschoolse educatie naar de basisschool en naar het voortgezet onderwijs samen met onze partners in het onderwijs- en opvangveld. Als jongeren

18 jaar worden zorgen wij voor een goede verbinding met volwassenenzorg (18- 18+).

 

Als uitwerking van de Visie Sociaal Domein worden alle opgaven verder uitgewerkt. Zo ook de opgave Kansengelijkheid in nauwe afstemming met kinderopvang en onderwijs. De uitwerking van deze opgave gaat naar verwachting breder in op wat er binnen de kinderopvang en het onderwijs voor mogelijkheden zijn of komen om kansen te bieden. Dit OAB-plan beperkt zich nu bewust tot de kinderen die een onderwijsachterstand hebben en de wettelijke kaders van de besteding van OAB middelen. Waar nodig passen we ons OAB-plan aan na het verschijnen van de uitwerking van de opgave Kansengelijkheid van de Visie Sociaal Domein.

 

Onderwijskansenbeleid 2019-2022

Het vorige onderwijskansenbeleid kende de volgende tien doelstellingen:

  • 1.

    Peuteropvang van een hoogwaardige kwaliteit bieden en toegankelijk maken voor meerdere aanbieders.

  • 2.

    Peuteropvang aanbieden voor alle peuters.

  • 3.

    Alle VVE geïndiceerde kinderen gaan naar de peuteropvang/voorschoolse educatie.

  • 4.

    De peuteropvang is beschikbaar voor peuters vanaf 2 jaar.

  • 5.

    De betrokkenheid van ouders wordt vergroot.

  • 6.

    De doorgaande lijn tussen peuteropvang-basisschool wordt versterkt.

  • 7.

    Inzet taalontwikkeling en laaggeletterdheid – ook voor latere leeftijden.

  • 8.

    Verbinding tussen uitvoeringsorganisaties voor kinderen en volwassenen.

  • 9.

    Toegankelijke voorzieningen bieden.

  • 10.

    Leren door evalueren: systematischer evalueren OAB-beleid en bijsturen waar nodig.

Lokaal Educatieve Agenda (LEA) 2022-2025

In ons droombeeld dat we nastreven, versterken we elkaar in onze pedagogische opdracht door werelden bijeen te brengen: de werelden van onderwijs en jeugdhulp, de werelden van onderwijs en opvang, maar ook de leefwerelden/-gemeenschappen waar onze Soester-jeugd toe behoort.

 

Ons droombeeld stuurt ons richting onderstaande thema’s:

  • Schoolspreiding: LEA-partners geven hun verantwoordelijkheid voor (het behoud van) goed en gevarieerd onderwijsaanbod in Soest gezamenlijk vorm.

  • Thuisnabij onderwijs: in het bieden van thuisnabij passend onderwijs, minder segregatie en meer inclusie, minder doorverwijzing: geen kind Soest uit!

  • Samenwerken: LEA-partners zijn wars van ‘ongezonde’ onderlinge concurrentie en zoeken elkaar op alle niveaus actief op.

  • Kansengelijkheid: ongelijkheid in de maatschappij kunnen we niet oplossen. Wel kunnen we verschillen helpen overbruggen door een compenserende rol te spelen in het voorkomen of tegengaan van kansenongelijkheid. LEA-partners spelen deze rol met verve en stemmen hun rol periodiek op elkaar af.

Nieuwe afspraken rond thuisnabij onderwijs (POSS2 , maart 2023)

Twee keer per jaar wordt het inhoudelijk bestuurlijke gesprek tussen schoolbesturen en samenwerkingsverband weer geagendeerd om van elkaar te weten wat op bestuurlijk niveau onze verwijzingen zijn geweest en welke arrangementen er extra zijn ingezet en met welk resultaat. Voor een verwijzing naar een SBO of SO willen we ook nagaan of een horizontale verwijzing

(doorverwijzing naar een andere school op hetzelfde niveau) een mogelijke optie kan zijn en willen we weten welke knelpunten er spelen. Het doel is dat we een dekkend netwerk willen gaan vormgeven binnen Soest met als ambitie geen leerlingen meer te hoeven verwijzen naar SO en SBO.

We willen ook dat scholen onderling elkaar beter leren kennen, dat scholen elkaar makkelijker weten te vinden, en van elkaar weten op welke wijze de leerlingenzorg wordt vormgegeven. We hebben daarom scholen geclusterd in vijf gebieden: Soesterberg, Soest Overhees, Soest- Zuid, Smitsveen en Soestdijk.

3 Visie op OAB

 

We starten met het benoemen vanuit welk vertrekpunt wij OAB opstellen en met elkaar gaan uitvoeren. Onderstaande visie geldt als een meerjarenuitgangspunt van waaruit de partners samenwerken. De partners zetten zich gezamenlijk hiervoor in en delen de verantwoordelijkheid om deze visie te verwezenlijken.

 

De gezamenlijke gedeelde visie luidt:

 

In de gemeente Soest vinden wij het belangrijk dat alle kinderen zich kunnen ontwikkelen, passend bij hun vermogen. Het vergroten van de kansen voor kinderen met (taal)achterstanden maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. We kiezen voor het bestrijden van onderwijsachterstanden voor een aanpak van 0-18 jaar, zodat we onderwijsachterstanden voor alle kinderen uit Soest gaan proberen te verminderen. Iedere OAB-partner draagt hieraan bij vanuit zijn eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden.

 

OAB in Soest is een integrale aanpak van 0-18 jaar. Vooral op de twee schakelmomenten (voorschools naar basisonderwijs en van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs) plegen we extra inzet. Immers juist rond deze schakelmomenten is informatieoverdracht en een inhoudelijke doorgaande lijn van onderwijsachterstanden van groot belang.

 

Professionals komen via OAB-activiteiten in aanraking met kinderen en hun ouders. Hierdoor zijn er tal van mogelijkheden om andere beleidsmatige speerpunten te koppelen zoals jeugdzorg, ontwikkeling van integrale kindcentra (IKC’s), armoedebestrijding of aanpak van laaggeletterdheid (integrale gezinsaanpak). Voor iedere OAB-activiteit betekent dit dat voor ieder kind gekeken dient te worden of er enkel een taalprobleem is, of dat er ook andere problematieken spelen bij het kind/in het gezin. Professionals die deze kinderen en hun ouders regelmatig zien hebben een belangrijke signalerende taak hierin.

 

Verder vinden de partners het van groot belang om ouders te ondersteunen bij de (taal)ontwikkeling van hun kind. Voor OAB vraagt dit om aandacht voor ouderbetrokkenheid en educatief partnerschap met ouders. Het ondersteunen van ouders bij de (taal)ontwikkeling van hun kind is daarnaast ook één van de uitgangspunten van het gemeentelijke Sociaal Domein/Jeugd.

 

Tijdens de uitvoering van dit plan kan er een acute situatie zich voordoen, waardoor we de beleidsplannen uit dit plan moeten herzien of anders prioriteren. Hierover treden we dan in bestuurlijk overleg.

4 Start OAB 0-2 jarigen

 

In onze visie hebben we aangegeven vanaf de geboorte te willen starten met het bestrijden van onderwijsachterstanden. Dit is het startpunt van de kernopdracht die de gemeente Soest vanuit het Rijk heeft meegekregen: het verzorgen van een verrijkt aanbod voorschoolse educatie (ve) aan peuters.

 

Dit hoofdstuk beschrijft ten eerste wat we gezamenlijk doen om ervoor te zorgen dat de juiste peuters bij een ve-locatie komen:

  • 1.

    Bepalen welke jonge kinderen in aanmerking komen voor ve: de doelgroepdefinitie vve;

  • 2.

    Bepalen wie de indicatiestelling verzorgt;

  • 3.

    De toeleiding naar ve: welke inzet wordt door wie gedaan om ouders te overtuigen om hun vve-kind naar een ve-locatie toe te laten gaan.

Vervolgens gaan we in op welke OAB-activiteiten er in Soest zijn en blijven rond de stimulering van de ontwikkeling van hele jonge kinderen en hun ouders.

 

4.1 Doelgroepdefinitie vve

We continueren de doelgroepdefinitie vve van de vorige beleidsperiode.

 

Doelgroepkinderen zijn kinderen:

 

  • -

    van ouders met lage/geen opleiding;

  • -

    van ouders die geen of slechts gebrekkig Nederlands spreken;

  • -

    die tijdens het Van Wiechen-ontwikkelingsonderzoek3 op het consultatiebureau onvoldoende scoren op communicatie;

  • -

    met een verhoogd risico vanuit de sociale omgeving op een taal en/of ontwikkelingsachterstand.

 

 

De doelgroepindicering blijft van kracht tot en met het einde van de kleuterperiode (eind groep 2). Daarna vervalt deze automatisch.

 

4.2 Indicatiestelling

In de gemeente Soest is en blijft de GGD de instantie die de indicatie voor vve afgeeft. De GGD ziet nagenoeg alle kinderen tussen 0-2 jaar (rond de 95%). De indicatiestelling geschiedt bij 14 maanden als ouders geen Nederlands spreken of bij bezoek van het 24 of 27 maanden consult waarbij een verhoogd risico wordt vastgesteld op (taal) achterstand.

 

Tijdens de consultatie wordt voor de bepaling van de vve-doelgroep goed onderzocht wat de ontwikkeling is van het kind op het gebied van taal, sociaal-emotioneel en motorisch. Op basis hiervan wordt bepaald of een kind een vve-indicatie krijgt op basis van één van de vier criteria. De GGD legt de indicatie vast zodat de gemeente zicht heeft op de omvang van de doelgroep. Een vve indicatie kan niet geweigerd worden4 . Wel hebben ouders de mogelijkheid om een keuze te maken over wat zij met de indicatiestelling doen. Er bestaat immers geen plicht voor peuters om naar de voorschoolse educatie te gaan. De GGD houdt bij waarom ouders geen gebruik wensen te maken van voorschoolse educatie. Hierdoor heeft de gemeente inzicht in het non-bereik, op basis waarvan in het beleid geanticipeerd kan worden (in de toeleiding en/of het aanbod).

 

Als een pedagogisch medewerker (pm’er) in de peuteropvang of kinderdagopvang of een ouder na entree van een kind twijfelt of de juiste keuze is gemaakt door de GGD, kan een extra consult worden aangevraagd bij de GGD. De GGD controleert dan of het kind alsnog een vve-indicatie krijgt of dat een bestaande vve-indicatie tenietgedaan wordt.

 

4.3 Toeleiding

De GGD is de organisatie die de toeleiding naar ve verzorgt. Ze hebben immers in beeld welke kinderen een vve-indicatie hebben en kunnen in gesprek gaan met ouders om hen te wijzen op de voordelen van opvang bij een ve-locatie, en waar zij dan terecht kunnen in hun buurt. Na toestemming van de ouders wordt de indicatie door de GGD naar de ve-aanbieder waar het kind heen gaat gestuurd.

In Soest wordt hierbij de volgende lijn aangehouden: vanaf 14 maanden wordt gekeken naar taal, gebrabbel, geluidjes et cetera. Ouders die geen Nederlands spreken, krijgen al het advies om hun kind vanaf 2 jaar naar een ve-locatie te laten gaan. Als een vve-kind van 2 jaar niet geplaatst is, is afgesproken -maatwerk ve Kind Extra- dat de GGD telefonisch contact opneemt met ouders om na te gaan waarom ze hun kind niet naar de ve brengen. Hierbij is het doel om een zo hoog mogelijk bereik te halen. Het telefonisch nabellen is door miscommunicatie de afgelopen periode minder goed uitgevoerd. Er is afgesproken dat de GGD dit vanaf eind 2023 weer volgens afspraak gaat uitvoeren.

 

4.4 OAB activiteiten 0-2 jaar

Kansrijke start

Vanuit het programma Kansrijke Start richt de gemeente Soest zich momenteel op de volgende punten:

  • 1.

    Hechting

  • 2.

    Prenataal huisbezoek

  • 3.

    Programma Nu Niet Zwanger.

Dit beleid wordt nog verder doorontwikkeld. De financiering voor dit programma valt niet onder de specifieke uitkering OAB van de gemeente Soest, maar ondersteunt wel de OAB doelen.

 

Samenspelgroep

We hebben en houden in Soest de Samenspel groep, via Welzin, Balans en GGD. Ouders die hiervoor geselecteerd worden (via Balans of GGD) komen 20 weken lang langs om samen te spelen met hun jonge kind. Taalontwikkeling komt hier met enige regelmaat aan bod. Er wordt in beperkte mate toeleiding naar ve gepromoot. De financiering valt niet onder de specifieke uitkering OAB van de gemeente Soest.

 

BoekStart

BoekStart is een programma met als kerndoel het bevorderen van de leesvaardigheid en het leesplezier van jonge kinderen. Ook stimuleert BoekStart ouders om samen met hun kinderen te lezen. De GGD ontvangt van IDEA bonnen om uit te delen aan alle ouders om BoekStartkoffertjes op te halen in de bibliotheek om zo de kinderen gratis lid te maken van de bibliotheek. Dit project zetten we voort. De financiering valt niet onder de specifieke uitkering OAB van de gemeente Soest.

 

4.5 Samengevat: beleidskeuzes en doelen 2024-2026

Voor OAB voor 0-2 jarigen maken we de volgende beleidskeuzes:

  • De doelgroepdefinitie vve blijft gehandhaafd

  • De indicatiestelling blijft gehandhaafd.

  • Toeleiding naar ve wordt geïntensiveerd volgens eerder gemaakte afspraken om een hoger bereik ve te realiseren.

  • OAB-activiteiten voor dreumesen worden gecontinueerd.

Doel

 

  • 90% van de geïndiceerde kinderen gaat naar een ve-locatie.

5 OAB 2-4 jarigen: voorschoolse educatie (ve)

 

Dit hoofdstuk beschrijft de OAB-activiteiten en de keuzes die we daarbij maken voor 2-4 jarigen. Het gaat hier om voorschoolse educatie waar de gemeente Soest wettelijk voor verantwoordelijk is.

 

Het bevat de volgende onderdelen:

  • Ve-aanbod

  • Keuze vve-programma

  • Kwaliteitseisen vve

  • Invulling 960 uur

  • Inzet pedagogisch beleidsmedewerker (pbm’er)

  • Ouderbetrokkenheid

  • Zorg aan vve-kinderen

  • Overige taalstimulerende activiteiten

Veel van wat hieronder beschreven staat, is hetgeen we al doen in Soest. In feite bundelen wij hier hoe de uitvoering is en leggen soms wat accentverschillen t.o.v. de vorige beleidsperiode. We starten met enkele kengetallen over ve in Soest.

 

5.1 Kengetallen ve Soest

Het CBS geeft per wijk en op gemeentelijke schaal weer hoeveel peuters er wonen die behoren tot de groep kinderen met het hoogste risico op onderwijsachterstanden (landelijk 15%)5 .

 

Tabel 1: Risicokinderen (2,5-4 jaar) totaal en per wijk (bron: Dashboard Onderwijsachterstanden, CBS, 2023)

 

Wijk

Kinderen woonachtig

Risicokinderen

% Risicokinderen

Wijk 01 't Hart-Soestdijk

120

15

12

Wijk 02 Klaarwater

35

0

0

Wijk 03 Boerenstreek

25

0

0

Wijk 04 de Eng-Soest-Midden

70

15

21

Wijk 05 Smitsveen

80

25

31

Wijk 06 Overhees

105

0

0

Wijk 07 Soest-Zuid

100

0

0

Wijk 08 Soesterberg

145

20

14

Totaal

670

95

14

 

Noot: Voor wijken waar minder dan 40 kinderen wonen, kunnen de aantallen onbetrouwbaar zijn.

 

Het hoogste percentage doelgroepkinderen zien we in de wijk Smitsveen en de Eng-Soest-Midden. Respectievelijk 31% en 21% van de kinderen tussen de 2,5 en 4 jaar uit deze wijken vallen binnen de categorie ‘risico-kind’ voor onderwijsachterstanden. In de bijlage zijn deze cijfers ook grafisch weergegeven.

 

Bereik ve

Uit cijfers van het CBS (2021) blijkt dat in Soest 105 peuters een verhoogd risico hebben op een onderwijsachterstand. In Soest zijn er anno 2023 in totaal 142 peuters daadwerkelijk aangemerkt als doelgroepkind, omdat ze een taalachterstand hebben of hier een groot risico op lopen. Deze 142 is hoger dan de 105 die het CBS raamt. Dat is in Nederland gebruikelijk, omdat gemeenten vaak kiezen voor een ruime doelgroepdefinitie voor vve, waardoor meer kinderen hieronder vallen.

 

Via het digitale instrument Peutermonitor -een digitale tool om zicht te krijgen op plaatsing- waar Soest gebruik van maakt, is er goed zicht op het bereik van de vve-geïndiceerde kinderen in Soest tussen de 2 en 4 jaar. Volgens cijfers van kwartaal 3 van 2023 is het bereik in Soest 83,8%. In het derde kwartaal van 2023 zijn 119 peuters van de 142 geïndiceerde vve-kinderen bereikt. Dat betekent dat 119 kinderen met een indicatie van de 142 daadwerkelijk op een peuteropvang zitten. Uit onderzoek van de Onderwijsinspectie blijkt dat een bereik tussen de 80 en 85% het Nederlandse gemiddelde is.

 

Tabel 2: Bereik cijfers ve in Soest kwartaal 3, 2023

 

Status

Aantal peuters

%

Deelname en reservering

119

83,8%

Niet bekend bij peuteropvang*

20

14,1%

Onbekend (geen toestemming)

3

2,1%

Totaal

142

100,0%

*Van de 20 peuters die niet bekend zijn bij de peuteropvang, zijn 4 peuters naar een regulier kinderdagverblijf gegaan, en een aantal is verhuisd.

 

In Nederland wordt een bereik onder de 75% als kritisch ervaren. Dan komt er immers een aanzienlijk deel van kwetsbare jonge kinderen niet naar een verrijkte taalomgeving. Soest heeft met 84% bereik een percentage ver boven deze kritische grens, passend in het landelijke gemiddelde van 80-85%.

 

Cijfers uit kwartaal 3 van 2023 laten zien dat de aantallen geïndiceerde en reguliere peuters (binnen de leeftijdscategorie 24 tot 48 maanden) per ve-locatie sterk verschilt. Figuur 1 laat de verdeling per opvanglocatie zien.

 

Figuur 1: Aantal peuters per locatie 2023 3e kwartaal

 

 

Uit figuur 1 is op te maken dat sommige locaties zoals Bereboot en Woelwaters voornamelijk bezocht worden door ve-geindiceerde peuters, bij andere ve-locaties is dit evenwichtiger.

 

Over het algemeen laten de kwartaalcijfers van het 3e kwartaal 2023 van de Peutermonitor zien dat het totale aantal geïndiceerde peuters (123) in Soest net iets lager ligt dan het aantal reguliere peuters (128). In totaal gaat het om 251 peuters.

 

5.2 Ve-aanbod

De geïndiceerde peuters kunnen in de gemeente Soest terecht bij 9 ve-locaties peuteropvang van twee aanbieders van ve, te weten Bink Kinderopvang met 7 locaties (waaronder één in Soesterberg) en Helden Opvang met twee locaties (zie verder de bijlage).

We streven naar behoud van minimaal 7 ve-locaties als ondergrens. Het kunnen er dus ook meer zijn of blijven. Hiervoor is de gemeente Soest verantwoordelijk. Het minimale aantal van 7 is lager dan de huidige 9 ve-locaties. Uit recente cijfers van de Peutermonitor blijkt dat er in Soest een aantal ve-locaties is die niet volledig bezet is. Tegelijkertijd zijn er signalen dat niet alle vve-kinderen thuisnabij opgevangen kunnen worden. Wij monitoren dit continu en grijpen in wanneer nodig. De gemeente zorgt ervoor dat er in alle wijken voldoende ve-plekken zijn en dat er dus geen kinderen op wachtlijsten komen vanwege een tekort aan ve-plekken in de thuisnabije omgeving.

 

Ve-aanbod vindt zoveel mogelijk plaats voor kinderen van 2-4 jaar in gemengde setting (doelgroepkinderen met niet-doelgroepkinderen). De in het verleden genoemde bovengrens van maximaal 50% doelgroepkinderen laten we vanaf 1 januari 2024 bewust los. In de praktijk blijkt dit in bepaalde wijken namelijk onhaalbaar. Tevens zegt een percentage niet alles over de zwaarte van een groep. We continueren de derde pm’er op twee zware ve-locaties van Bink. Het gaat om de ve locatie van de Toren en Bereboot. Daarnaast krijgt Helden voor 2024 ook 1 extra pm’er die wordt verdeeld over beide groepen. Deze extra pm’er wordt na 2024 geëvalueerd.

 

5.3 Keuze vve-programma

De ve-aanbieders mogen zelf kiezen welk vve-programma zij gebruiken, mits opgenomen in de databank van het NJi6 . Indien ve-aanbieders van deze laatste eis willen afwijken, kunnen ze hiervoor een onderbouwd verzoek indienen bij de gemeente. Essentie hierbij is dat men laat zien dat de SLO aanbodsdoelen7 zoveel mogelijk gehaald worden. Ieder vve-programma dient minimaal vier domeinen van de ontwikkeling van een jong kind te bevatten: taal, ontluikend rekenen, motorisch en sociaal-emotioneel. In de vve-programma’s zijn dus elementen ingebouwd om kinderen een passend aanbod te doen. Deze verantwoordelijkheid ligt primair bij de ve-aanbieder. Als de vve-aanbieder merkt dat het lastig is een passend aanbod voor een specifieke groep kinderen aan te bieden, signaleert zij dit in de vve-werkgroep8 .

 

5.4 Kwaliteitseisen ve

Om te borgen dat ve van voldoende kwaliteit is, is het volgende afgesproken: de landelijke kwaliteitseisen ve worden minimaal gevolgd door de ve-aanbieders en daarbovenop wordt door de ve-aanbieders voldaan aan het gezamenlijk opgestelde kwaliteitskader ve-Soest. Uit de meest recente GGD-rapporten van de 9 ve-locaties blijkt dat de kwaliteit van ve in Soest op orde is. Uit een recent onderzoek van de Onderwijsinspectie van een ve-locatie in Soest komen er wel enkele verbeterpunten naar voren. Dit zijn: Aanbod ve (pedagogisch medewerkers moeten doelgerichter werken met de ve-methode en concretere doelen stellen), Zicht op Ontwikkeling (peuters moeten frequenter worden geobserveerd dan op dit moment gebeurt) en Ontwikkelingsresultaten (doelen voor de ve-groep moeten (beter) worden geformuleerd). Binnen de vve-werkgroep gaan we begin 2024 uitdiepen of deze verbeterpunten breder herkend worden en welke aanvullende acties er nodig zijn. Eventueel kan begin 2024 bij drie of vier ve-locaties via het CLASS9 instrumentarium beter zicht worden verkregen op de huidige ve-kwaliteit. Na bespreking in de vve-werkgroep en/of na afronding van de CLASS-observaties volgt een actieplan om de ve-kwaliteit een verdere impuls te geven.

 

De landelijke kwaliteitseisen voor vve staan overzichtelijk weergegeven in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie 10 . Hieronder staan een aantal aanvullende eisen vanuit Soest.

 

Lokale kwaliteitskader ve

Het lokale kwaliteitskader van Soest bevat 22 punten. We noemen hier degene die bovenwettelijk zijn, dus aanvullend op hetgeen hierboven al vermeld staat.

  • Ouders worden tenminste 1 keer per thema actief betrokken bij hetgeen hun kinderen

  • leren. Ook worden handreikingen gedaan hoe thuis te oefenen met de kinderen.

  • De aanbieder wisselt tenminste twee keer per jaar ervaringen uit met ouders over hun

  • kinderen en biedt ouders ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen (dit kan ook

  • middels doorverwijzing naar (gespecialiseerde) ondersteuning).

  • Aanbieder vraagt actief na bij ouders hoe zij hun betrokkenheid vorm kunnen en willen geven.

  • Aanbieder zorgt dat ouders tekenen voor warme overdracht naar de basisschool bij aanmelding van een peuter voor de peuteropvang. De warme overdracht wordt bij elke observatie opnieuw onder de aandacht gebracht van de ouders bij het bespreken van de observatie.

  • Aanbieder staat open voor programmatische samenwerking met het onderwijs indien dit (bijvoorbeeld door een gedeelde locatie) van toepassing is.

  • De pm’er doet eenmaal een huisbezoek bij alle vve-kinderen gedurende hun periode op de peuteropvang.

  • Aanbieder stelt tijd beschikbaar om in samenspraak met gemeente en onderwijs tot goede afspraken te komen over een doorgaande lijn van voor- naar vroegschool.

  • Aanbieder draagt verantwoordelijkheid voor extra ondersteuning van peuters (en hun ouders) voor zover dit betrekking heeft op het vve-programma en de normale ontwikkeling van de peuter. De medewerkers/coach hebben hier ook uren voor beschikbaar. Aanbieder is niet verantwoordelijk voor zorg-gerelateerde ondersteuning.

  • Aanbieder spant zich in voor het signaleren van problemen in de directe omgeving van de peuter.

  • Een vast contactpersoon van de GGD bespreekt minimaal 2 keer per jaar de ve- kinderen met de pm’er van de ve- groepen. Hiervoor hebben ouders toestemming gegeven. Daarnaast kan de pm’er ook tussentijds de GGD contactpersoon bellen indien er overleg gewenst is. Mocht de GGD signalen ontvangen waarvoor zij overleg willen met iemand van het Jeugdteam kan de GGD een casus anoniem bespreken met een contactpersoon van het Jeugdteam. Dat betreft advies en consultatie. Een aanmelding bij het Jeugdteam kan alleen met toestemming van de ouders.

  • Aanbieder rapporteert jaarlijks op kwalitatief niveau over de ontwikkeling van de peuters op groepsniveau (geanonimiseerd), op basis van het eigen kindvolgsysteem.

Toezicht op kwaliteit

In dit beleidsstuk en later in de beleidsregel subsidieverstrekkingen worden de subsidievoorwaarden voor houders van een ve-locatie kenbaar gemaakt. Het is van belang ook te monitoren of alle houders van een ve-locatie de gevraagde kwaliteit leveren. De GGD houdt hier toezicht op en signaleert aan de gemeente op welke onderdelen organisaties achterblijven ten aanzien van de landelijke en lokale eisen. Ook de Onderwijsinspectie ziet via signaalgestuurde informatie toe op de kwaliteit van ve. Wij vinden dat op deze wijze voldoende toezicht is op de kwaliteit. In de vve-werkgroep kan de gemeente bewustwording van de vve-kwaliteit stimuleren door zelfevaluaties te laten uitvoeren over de kwaliteitseisen van de GGD en Onderwijsinspectie.

 

In grotere gemeenten wordt dit toezicht soms uitgebreid door bijvoorbeeld onderlinge visitaties of externe audits. Voor de gemeente Soest achten wij dit niet nodig. Als de vve-aanbieders belangstelling hebben om het toezicht uit te breiden, kunnen zij dit via de vve-werkgroep kenbaar maken.

 

5.5 Invulling 960 uur aanbod

Sinds 1 augustus 2020 gelden er eisen over het aantal uren dat vve-peuters aan voorschoolse educatie aangeboden moeten krijgen. Dit is minimaal 960 uur in 1,5 jaar tijd (van 2,5 tot 4 jaar). We hebben in Soest de volgende beleidsuitgangspunten met elkaar afgesproken:

 

1.Ve-aanbod start vanaf 2 jaar

Hoe eerder begonnen wordt met taalinterventies, hoe beter. Daarom hebben we instroom op de peuteropvang mogelijk gemaakt vanaf 2 jaar. Voor de volledigheid: voor het verplichte aanbod van 960 uur tellen alle gemaakte uren in de leeftijd 2-2,5 jaar niet mee. Voorschoolse educatie aan 2-2,5 jarigen met een vve- indicatie wordt vergoed uit de Rijks OAB-middelen. Voorschoolse educatie aan 2-2,5 jarigen zonder vve- indicatie wordt niet vergoed uit de Rijks OAB-middelen maar uit gemeentelijke middelen.

 

2.Ve-aanbod vanaf 2,5 jaar vrij in te delen

Vanaf 2,5 tot 4 jaar dient er een aanbod te zijn van 960 uur vanaf 1 augustus 2020. Dit komt gemiddeld neer op een aanbod van 16 uur per week wanneer er 40 weken per jaar wordt aangeboden. De gemeente laat de ve-aanbieders vrij om daarin de gewenste vorm te kiezen, met de kanttekening dat het in de basis gaat om peuteropvang met dagdelen van maximaal 4 uur. De gemeente stelt middelen beschikbaar om het ve-aanbod voor 1,5 jaar te subsidiëren met een minimum van 960 uur (640 uur per jaar) en een maximum van 975 uur (650 uur per jaar). Het maximum van 650 uur per jaar is gekozen zodat ook de variant met 5 dagdelen van 3 uur en 15 minuten mogelijk is. Het ve-aanbod in de peuteropvang bestaat dus uit drie, vier of vijf dagdelen.

 

3.Ouders worden gestimuleerd alle dagdelen ve af te nemen

Iedere ve-locatie dient te voldoen aan de aanbodverplichting ve van 960 uur in 1,5 jaar tijd. In de praktijk zijn er ve-ouders die (in eerste instantie) kiezen voor minder dagdelen ve. Hierdoor wordt deze urennorm niet gehaald. Dit is wettelijk toegestaan, ouders zijn niet verplicht het volledige aanbod af te nemen. In het belang van het kind worden ve-ouders er wel blijvend op aangesproken dat het beter is het volledige ve-aanbod af te nemen. Ve-aanbieders in Soest stimuleren dus ve-ouders om het volledige ve-aanbod af te nemen. Dit geldt ook voor ouders die op papier alle dagdelen afnemen, maar waar het kind over een periode van 2 maanden of langer in zijn geheel niet komt opdagen op één of meerdere ve-dagdelen.

 

5.6 Inzet pedagogisch beleidsmedewerker (pbm ‘er)

Vanaf 2022 is het verplicht een extra aantal uren pbm’er op iedere ve-groep te hebben. De normering voor de inzet is 10 uren per jaar per ingeschreven vve-doelgroeppeuter op 1 januari. Sinds 1 januari 2019 is vanwege de Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (IKK) de inzet van een hbo’er op iedere groep in de kinderopvang/peuteropvang verplicht gesteld, los van het gegeven of dit een ve-groep is of niet. De kwalificatie-eis van de extra aan te stellen pbm’er in de ve-groep per 2022 is gelijk aan de hbo’er in het kader van IKK.

Vanuit het lokale kwaliteitskader zijn er drie mogelijke manieren voor inzet van de pbm’er in de ve-groepen:

  • 1.

    Coaching van de pedagogisch medewerkers op hun eigen handelen naar de individuele peuters, de groep en de ouders.

  • 2.

    Begeleiden en ondersteunen van medewerkers bij het organiseren van ouderbetrokkenheid bij de ontwikkeling van de peuters.

  • 3.

    Beleidsmatige taken die groep overstijgend zijn, o.a. ouderbeleid.

De ve-aanbieders geven jaarlijks een korte toelichting aan de gemeente over de gemaakte keuzes.

 

5.7 Ouderbetrokkenheid ve

Het is een wettelijk taak voor ve-aanbieders dat in het pedagogisch beleidsplan omschreven wordt hoe ve-organisaties ouders betrekken. In het lokale kwaliteitskader hebben we hier in Soest nog een aantal elementen aan toegevoegd (zie 5.4). Gemeentebreed ondersteunen en versterken we dit via het Taalstimuleringsproject op de (voor)scholen en de Voorleesexpress (zie ook 5.9). Bij beide activiteiten zitten elementen om ouders te ondersteunen bij het (meer) voorlezen aan jonge kinderen. We blijven in gesprek of er aanvullende activiteiten nodig zijn. Ook betrekken we de recent geschreven landelijke handreiking over ouderbetrokkenheid vve hierbij 11 .

 

5.8 Zorg aan vve-kinderen

Ve heeft een rol als toegankelijk voorportaal voor de jeugdzorg. De pm’er/mentor van het kind speelt een belangrijke rol als vertrouwenspersoon van de ouder richting de GGD. Vanaf 2024 geldt de afspraak dat de ve-aanbieders eerst zelf de problematiek intern met de pbm’er bespreken en filteren. Verder bespreken ze minimaal 2 keer per jaar de ve kinderen met een vast contactpersoon van de GGD. Hiervoor geven ouders vooraf toestemming. Indien noodzakelijk kan de GGD anoniem een casus bespreken met een contactpersoon van het Jeugdteam. Aanmelden bij het Jeugdteam kan alleen met toestemming van de ouders.

 

5.9 Taalstimulering

Vanuit de gemeente Soest is aan de bibliotheek van Kunstenhuis Idea de opdracht gegeven om vanaf 2020 een aanbod te formuleren op het gebied van taal- en voorleesstimulering, ook voor jonge kinderen van 2-4 jaar en hun ouders. Dit gebeurt via twee projecten: Taalstimulering en Voorleesexpress.

 

  • 1.

    Taalstimulering: Activiteiten zoals inzet voorleesconsulent en verteltassen worden uitgevoerd om taalstimulering en (voor)lezen te bevorderen. Vanaf 2020 is het aantal voorschoolse locaties dat ondersteund wordt vanuit het project Taalstimulering gegroeid naar zeven peuteropvang (2x Heldenopvang en 5x Bink) en vier basisscholen (groepen 1-3). Ook vindt er doorverwijzing plaatst naar het Taalhuis voor volwassenen.

  • 2.

    Voorleesexpress: een getrainde vrijwilliger gaat bij gezinnen met jonge kinderen zonder (voor) leestraditie aan huis het voorleesritueel aanleren.

 

5.10 Samengevat beleidskeuzes en doelen 2024-2026

Voor ve in Soest maken we de volgende beleidskeuzes:

  • De gemeente zorgt ervoor dat er in alle wijken voldoende ve-plekken zijn.

  • Een derde pm’er bij twee ve-locaties van Bink en 1 voor Helden opvang met veel vve-kinderen die extra aandacht nodig hebben.

  • Er komt een actieplan om de ve-kwaliteit een verdere impuls te geven.

  • Vanaf 2024 geldt de afspraak dat de ve-aanbieders eerst zelf de problematiek intern met de pbm’er bespreken. Verder bespreken ze de ve- kinderen minimaal 2 keer per jaar met de contactpersoon van de GGD. Indien nodig kan ook de GGD benaderd worden buiten de reguliere overleggen om. De GGD kan verder alleen anoniem overleggen over een casus met het Jeugdteam. Het gaat dan om advies en consultatie.

  • Ouderbetrokkenheid wordt met name ingevuld door de ve-locaties zelf conform de aanvullende gestelde eisen uit het kwaliteitskader ve. De gemeente faciliteert aanvullend via het Taalstimuleringsproject en Voorleesexpress.

Doelen

 

  • Alle vve-kinderen kunnen binnen een maand worden geplaatst bij een ve-locatie thuisnabij.

  • Alle ve-locaties voldoen aan de landelijke en aanvullende lokale kwaliteitseisen ve.

  • Ouders van ve-peuters zijn eind 2026 meer betrokken bij de ontwikkeling van hun kind en ondernemen zelf taalondersteunende activiteiten.

6 Overdracht en doorgaande lijn vve

 

In dit hoofdstuk bespreken wij het beleid om te zorgen dat hetgeen voorschools gedaan is, een goed vervolg krijgt in de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. Hierbij zijn twee onderdelen van belang:

  • een goede en tijdige overdracht van hoe het vve-kind ervoor staat vlak voor de overgang naar het basisonderwijs;

  • een inhoudelijke doorgaande lijn ve en vroegschoolse educatie: een inhoudelijk, logisch vervolg van het aanbod aan kleuters ten opzichte van hetgeen zij in de peuterperiode hebben aangeboden gekregen.

 

6.1 Overdracht vve-kinderen

Alle kinderen in beeld krijgen vanaf jonge leeftijd en daarvan de cruciale gegevens (in het belang van het kind) met elkaar delen hebben onze hoogste prioriteit de komende OAB-beleidsperiode in Soest. Een breed gedragen wens is dat vve-kinderen een wettelijk verplichte ‘warme’ overdracht krijgen waarbij de gegevens over het vve-kind worden besproken. Oftewel: de voorschool (peuteropvang) en basisschool bespreken face-to-face met elkaar hoe het kind ervoor staat. Dit gesprek vindt plaats als het kind ongeveer 3 jaar en 9 maanden oud is. In de praktijk gebeurt dit nog niet altijd in Soest. We gaan ervoor zorgen dat dit snel na 1 januari 2024 wel gaat gebeuren, waarbij er altijd wordt gehandeld in het belang van het kind. We gaan werken met een door de gemeente gefinancieerde gemeentebreed protocol warme overdracht met een gemeentebreed overdrachtsformulier. We maken hierbij gebruik van de mogelijkheden van gegevensuitwisseling zoals staat weergegeven in een door het Rijk opgestelde Handreiking 12 .

 

6.2 Doorgaande lijn vve

De gemeente heeft wettelijk de taak goede afspraken met partners te maken over de doorgaande lijn VVE (WPO artikel 160 lid 1. a3). De gemeente Soest heeft hierin een aanjagende en faciliterende rol. IKC’s vergemakkelijken de doorgaande lijn vve en waar mogelijk stimuleert de gemeente IKC-vorming waarbij ve-peuteropvang een plek krijgt.

 

De ve-locaties en scholen zoeken elkaar op om inhoud te geven aan de doorgaande lijn vve. Op uitvoerend niveau is het belangrijk dat pm’ers, pbm’ers, ib’ers en leerkrachten groep 1 en 2 uitwisseling met elkaar hebben en samen bepalen welke extra inzet nodig is voor doelgroepleerlingen in deze groepen. Op uitvoerend niveau is het belangrijk dat pm’ers, pbm’ers, ib’ers en leerkrachten groep 1 en 2 uitwisseling met elkaar hebben en samen bepalen welke extra inzet nodig is voor doelgroepkinderen in deze groepen. We stimuleren dat de ve-locaties en scholen kwaliteitsafspraken hierover maken met elkaar. We gaan de komende jaren samen op uitvoerend niveau een Kennisnetwerk Jonge Kind opbouwen, waarbij we kijken of koppeling aan het bestaande netwerk Vroegsignalering mogelijk is. Dit zou bijvoorbeeld kunnen worden ingevuld door 2 of 3 kennisbijeenkomsten voor pm’ers, pbm’ers, leerkrachten groep 1 en 2 en ib’ers met een inhoudelijk thema. De gemeente draagt de kosten voor de organisatie en faciliteiten van deze bijeenkomsten.

 

We gaan met de vve-partners en het samenwerkingsverband PO verkennen of het samenwerkingsverband al eerder dan de basisschool betrokken kan worden bij kinderen die bij de start van de basisschool extra ondersteuning nodig hebben. Ook gaan we onderzoeken of een gemeentebrede plusgroep voor 3 jarigen met vve-indicatie en gedragsproblematiek haalbaar is of welke andere mogelijkheden er zijn voor kinderen met gedragsproblematiek. De mogelijke financiering hiervoor komt vanuit de gemeente (OAB middelen) en het samenwerkingsverband.

 

6.3 Samengevat: beleidskeuzes en doelen 2024-2026

Voor de doorgaande lijn vve hebben we de volgende keuzes gemaakt:

  • Vanaf 2024 wordt er gewerkt met een standaard overdrachtsformulier en zien we erop toe dat de eerder gemaakte afspraak van warme overdracht van ieder vve-kind wordt nagekomen.

  • We gaan de komende jaren samen op uitvoerend niveau een Kennisnetwerk Jonge Kind opbouwen.

  • We gaan met het samenwerkingsverband PO verkennen of een gemeentebrede plusgroep voor 3 jarigen met vve-indicatie en gedragsproblematiek haalbaar is.

Doelen:

 

  • Alle vve-peuters die een ve-locatie bezoeken worden 3 maanden voor hun 4e verjaardag warm overgedragen volgens het uniforme overdrachtsformulier Soest.

  • Er is een sterke doorgaande lijn vve in alle wijken van Soest in 2026. Hier zijn kwaliteitsafspraken voor gemaakt tussen ve-locaties en basisscholen.

7 OAB in het basisonderwijs

7.1 Setting basisonderwijs Soest

Er zijn in Soest in totaal 18 basisscholen die samen bijna 3.700 leerlingen hebben (zie bijlage). Soest is qua aandeel leerlingen in de basisschoolleeftijd een redelijk gemiddelde gemeente. Ook het aantal leerlingen per school (204) is in Soest niet afwijkend van het Nederlandse gemiddelde (208). Het aandeel kinderen met een niet-Nederlandse maar wel westerse achtergrond is in Soest 6,8% en ligt daarmee lager dan het Nederlandse gemiddelde van 10%. Het aandeel kinderen met een niet-westerse achtergrond in Soest ligt op 18%. Ook dit percentage ligt iets lager dan het Nederlandse gemiddelde van 19,5% (bron: Waarstaatjegemeente.nl).

 

De opleiding van de ouders van basisschoolkinderen is doorgaans wat hoger t.o.v. het Nederlandse gemiddelde. In de wijk Klaarwater en in mindere mate ook Smitsveen is het gemiddelde opleidingsniveau van ouders echter wel een stuk lager dan elders in Soest en het Nederlandse gemiddelde. Smitsveen heeft de meeste ouders met de laagste inkomens: één op de zes ouders heeft een laag inkomen, elders is dat eerder rond één op de tien tot twintig ouders.

 

7.2 Opbrengsten en adviezen basisscholen Soest

Aan de hand van landelijke data is er enig zicht te verkrijgen op de opbrengsten van de basisscholen in Soest de afgelopen jaren. In onderstaande figuur geven we weer in hoeverre de leerlingen op de scholen in Soest de referentieniveaus (1F of ook 2F 13 ) voor leesvaardigheid behalen aan het eind van groep 814 . Elk bolletje staat hier voor een school. Omdat de schoolpopulatie mede bepalend is voor de opbrengsten, geven we de scores weer ten opzichte van de schoolweging. Ter referentie geven we ook met lijnen de landelijke gemiddelde scores weer. Zo is te zien of er scholen zijn die sterk afwijken van de landelijke lijn.

 

Figuur 2: Behaalde referentieniveaus leesvaardigheid (bron: CBS, 2022)

 

Zoals in Figuur 2 is te zien scoren scholen met een gemiddelde schoolweging in Soest op 2F veelal hoger dan scholen met een gelijk gewicht in het land. De drie scholen met het hoogste schoolgewicht scoren lager dan gemiddelde scholen met hetzelfde hoge schoolgewicht. Kinderen in Soest op een school met een hoogste schoolgewicht lopen dus meer achterstand op dan hun leeftijdsgenootjes op de andere scholen in Soest.

 

Landelijk zien we dat naarmate scholen een hogere schoolweging hebben, leerlingen vaker een schooladvies krijgen voor het praktijkonderwijs of de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo in vergelijking met scholen met een lichtere schoolweging. Voor havo en vwo geldt het omgekeerde: hoe lager de schoolweging, hoe vaker leerlingen het schooladvies voor havo/vwo krijgen.

 

In Figuur 3 tonen we de verdeling van schooladviezen, afgezet tegen de schoolweging. Elk bolletje is hierbij een school. Ter referentie tonen we de landelijke lijn. 15

 

Figuur 3: Verdeling schooladviezen en schoolweging (bron: CBS, 2022).

 

We zien dat de schooladviezen in Soest op hoofdlijnen voor de meeste scholen iets hoger liggen dan het landelijke gemiddelde van scholen met hetzelfde schoolgewicht (de rode stippen liggen iets hoger ten opzichte van de rode referentielijn voor HAVO/VWO adviezen), maar niet voor de scholen met een hoog schoolgewicht. We zien dat het percentage schooladviezen voor PRO/Beroepsgericht iets lager uitvalt dan landelijk – zowel voor scholen met een lage schoolweging, als voor scholen met een hogere schoolweging.

 

7.3 Vroegschoolse educatie

Invulling van vroegschoolse educatie in de kleutergroepen is de verantwoordelijkheid van het basisonderwijs. De schoolbestuurders in Soest maken zich er hard voor dat scholen zich (blijven) inzetten voor vroegschoolse educatie. De inrichting hiervan staat voor scholen vrij. De Onderwijsinspectie ziet erop toe wat scholen doen in het kleuteronderwijs als ze veel kleuters hebben van kwetsbare ouders.

 

7.4 OAB groep 3 t/m 8

In Soest investeren we vanuit de gemeentelijke middelen in een schakelklas voor kinderen die in groep 5 zitten en achterlopen in taal. Schoolbestuur STEV draagt tot op heden de zorg voor de invulling van deze schakelklas. De kinderen gaan drie momenten in de week naar een aparte klas in Soest voor extra taalonderwijs. Deze schakelklas is beschikbaar voor kinderen van alle basisscholen in Soest en Soesterberg. Het basisonderwijs is verantwoordelijk voor de uitvoering en de kwaliteit van deze activiteit. Professionaliseringskosten vallen daarmee ook onder verantwoordelijkheid van het basisonderwijs. Het basisonderwijs onderzoekt of hierover een convenant wordt afgesproken, zodat helder is wie hierin welke stappen gaat zetten.

 

In Soest wordt onderzocht of het mogelijk is te starten met verlengde schooldagen in bepaalde wijken. Bij de verlengde schooldag duurt de schooldag één of meer dagen per week één of enkele uren langer. Die extra uren zijn bedoeld voor een uitbreiding van de effectieve leertijd voor taal. In Nederland kiezen sommige scholen ervoor om 's ochtends eerder te starten, sommige scholen gaan 's middags langer door. Dit biedt het basisonderwijs de mogelijkheid om kansen voor kinderen te vergroten. Gegeven de steeds grotere wordende groep kwetsbare kinderen achten we deze aanvullende activiteit zeer wenselijk. Het basisonderwijs neemt hierbij de regie om dit te organiseren. Om te bepalen of er een verlengde schooldag in een wijk gewenst is, kijken we onder meer naar aantal kinderen in min of meer dezelfde leeftijdsgroep met een aanzienlijke taalachterstand en daarnaast naar de bestaande samenwerking van de scholen in de wijk. Als er veel kinderen met een taalachterstand zijn en de onderlinge samenwerking tussen scholen is goed, waardoor er een wijkvoorziening opgezet kan worden, gaan we een verlengde schooldag opzetten. In financiële zin draagt de gemeente hier aan bij voor het onderdeel taalstimulering voor kinderen met een taalachterstand. De gemeente wil vanuit haar restant NPO-middelen bijdragen aan de opstart van de verlengde schooldagen in het schooljaar 2023/2024, welke waarschijnlijk starten vanaf circa 1 maart 2024. Het basisonderwijs is verantwoordelijk voor de uitvoering en de kwaliteit van deze activiteit. Professionaliseringskosten vallen daarmee ook onder verantwoordelijkheid van het basisonderwijs.

 

De Zomerschool heeft enkele jaren als pilot gedraaid in Soest en kent te weinig deelnemers en een te laag taalstimulerend karakter. We hebben daarom besloten de Zomerschool per 1-1-2024 te beëindigen.

 

In Soest is er een Taalklas Nieuwkomers vanaf groep 3 16 , op dit moment uitgevoerd door schoolbestuur STEV, die we gaan voorzetten vanuit gemeentelijke (OAB) en schoolbestuurlijke middelen vanuit het Rijk. De basisschoolkinderen vanaf groep 3 tot en met 8 zitten één jaar en soms iets langer in deze taalklas. Daarna stromen ze in, in een school naar keuze in Soest. Het basisonderwijs – in dit geval schoolbestuur STEV- is verantwoordelijk voor de uitvoering en de kwaliteit van deze activiteit. Voor het goed functioneren van nieuwkomersonderwijs in Soest is het van belang dat docenten geschoold worden rond nieuwkomersonderwijs. Idealiter is er op iedere basisschool een geschoolde docent rond nieuwkomersonderwijs, zodat deze docent alle docenten binnen de school kan ondersteunen. De financiering hiervan wordt gedragen door de gemeente en het onderwijs. Professionaliseringskosten van de Taalklas Nieuwkomers komt volledig voor rekening van de gemeente. In 2024 sluiten de gemeente en de schoolbesturen een convenant met elkaar over de invulling en de afspraken rondom de Taalklas Nieuwkomers, waaronder over de uitstroom.

 

Net als bij de voorscholen (zie 5.9) voert Idea twee taalstimuleringsactiviteiten uit voor jonge basisschoolkinderen en hun ouders. Dit is Taalstimulering op school voor de groepen 1,2 en 3 (vier basisscholen doen momenteel mee, inzet via o.a. leesconsulent) en Voorleesexpress voor kinderen uit de onderbouw. Zij krijgen thuis een getrainde vrijwilliger op bezoek die komt voorlezen.

Beide projecten zetten we voort.

 

Er zijn veel raakvlakken met onderwijsachterstanden en gedragsproblematiek. Kinderen met afwijkend gedrag lopen vertragingen op in hun ontwikkeling. Juist deze combinatie komt meer en meer voor. Het onderwijs is samen met het samenwerkingsverband aan zet om voor kinderen met gedragsproblematiek passende ondersteuning aan te bieden. In het bestuurlijk overleg wordt bewaakt in hoeverre dit het OAB raakt.

 

7.5 Wettelijke overlegpunten

In het kader van het onderwijsachterstandenbeleid heeft het Rijk opgelegd dat gemeenten en schoolbesturen po en vo over een aantal punten afspraken maken en deze jaarlijks tegen het licht houden. Dit zijn: bevorderen integratie, tegengaan segregatie, toelatingsprocedures in het basisonderwijs en de verdeling van onderwijsachterstandsleerlingen over de scholen (zie WPO artikel 161). Het college dient vanaf 2024 hierover jaarlijks te rapporteren richting de Onderwijsinspectie.

Het bevorderen van integratie en bestrijden van segregatie doen we door in de ve bewust te kiezen voor gemengde groepen ve van ‘reguliere’ peuters en doelgroeppeuters in de peuteropvang. Een gespreid (ve) peuteropvang-aanbod binnen de gemeente houden we bewust overeind. Hierdoor zitten kinderen met (een risico op) een (taal)achterstand samen in een ve-groep met kinderen die dit risico niet lopen en komen ze dus veelvuldig met elkaar in aanraking. Het bevorderen van integratie en bestrijden van segregatie in het basisonderwijs is een taak van het basisonderwijs zelf. Waar mogelijk spreiden zij kinderen met een zorgbehoefte of onderwijsachterstanden over verschillende groepen van hetzelfde leerjaar, zodat er zoveel mogelijk menging plaatsvindt met kinderen zonder deze problematiek. Verder heeft het Rijk een ‘Werkagenda route naar inclusief onderwijs 2035’ opgesteld. We gaan in 2024 bestuurlijk bepalen of en welke inbedding voor Soest nodig is. Onze doelstellingen vanaf 2024 zijn: we brengen in kaart wat de mate van segregatie (op inkomen, opleiding en herkomst) is in de wijken van Soest en we zorgen ervoor dat de segregatiemate vanuit dat moment minimaal stabiel blijft. Indien duidelijk wordt dat er een actieplan gemaakt moet worden omdat segregatie toeneemt, halen we inspiratie op bij de aanpak uit Amersfoort.

 

Onze doelstelling is dat vanaf 2024 er voor ouders duidelijkere toelatings- en inschrijfprocedures zijn. Het POSS creëert voor ouders gelijkheid in informatie en zorgt ervoor dat scholen voor iedereen even toegankelijk worden. Het POSS ontwikkelt daarom een website die ouders inzicht geeft in de toelatings- en inschrijvingsprocedures voor alle basisscholen in Soest. Tevens is hier informatie te vinden over het VO en de 2 kinderopvangpartijen met ve-aanbod.

In Soest is de verdeling van de onderwijsachterstandenleerlingen niet evenredig. De oorzaak van de scheve verdeling is ten eerste de samenstelling van de wijken in Soest. Daarnaast maken ouders de keuze om al dan niet thuisnabij onderwijs te volgen. Beleidsmatig zien wij vooralsnog geen mogelijkheden om te gaan sturen naar een andere verdeling, omdat dit ook de keuzevrijheid van ouders beïnvloedt. Onze doelstelling vanaf 2024 is dat de verdeling van achterstandsleerlingen ten minste stabiliseert en dat de vijf basisscholen met de hoogste schoolgewichtenscores (zie de bijlage) hun schoolgewichtenscore niet zien stijgen in de periode 2024-2026.

 

7.6 Samengevat beleidskeuzes en doelen 2024-2026

Voor OAB 6-12 jaar in Soest zijn de volgende beleidskeuzes gemaakt:

  • Vanaf circa 1 maart 2024 starten we in Soest met verlengde schooldagen.

  • Vanaf 1 januari 2024 stoppen we met de activiteit Zomerschool.

  • We continueren de schakelklas en Taalklas Nieuwkomers.

  • We continueren de twee taalstimuleringsprojecten via Idea.

  • We brengen in kaart wat de mate van segregatie is in de wijken van Soest.

  • Het POSS ontwikkelt een website die ouders inzicht geeft in de toelatings- en inschrijvingsprocedures voor alle basisscholen in Soest.

Doelen

 

  • Een aantal scholen in Soest hebben verlengde schooldagen, hierbij wordt per wijk gekeken wat wenselijk is.

  • We hebben begin 2024 zicht op de mate van segregatie in de wijken van Soest en we zorgen ervoor dat de segregatiemate vanaf dat moment minimaal stabiel blijft.

  • Er zijn voor ouders duidelijkere en eerlijke toelatings- en inschrijfprocedures.

  • De verdeling van achterstandsleerlingen stabiliseert en de vijf basisscholen met de hoogste schoolgewichtenscores in 2023 zien hun schoolgewichtenscore niet stijgen in de periode 2024-2026.

8 OAB vanaf 12 jaar

8.1 Lokale setting

In de gemeente Soest is er 1 vo-school: Het Griftland College. Deze school heeft bijna 1.500 leerlingen, voornamelijk uit Soest en Baarn. Kinderen kunnen er terecht voor mavo, havo en vwo. In het kader van een goede doorgaande lijn rondom onderwijsachterstanden is afstemming met het basisonderwijs rond de overgang naar het vo van groot belang. Dit wordt al volop gedaan in Soest en dat wordt hier weergegeven, waarbij we ook enkele nieuwe afspraken vastleggen. De inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de basisscholen en Het Griftland College. Daarnaast wordt binnen Het Griftland enkele activiteiten gedaan om onderwijsachterstanden te bestrijden. Deze worden hier beschreven, zodat we het hele palet aan OAB in deze nota vastleggen.

 

8.2 Opbrengsten vo

Onderstaande figuur geeft inzicht in de schoolniveaus op het derde jaar ten opzichte van de gegeven eindadviezen in groep 8 van kinderen uit Soest.

 

Figuur 4: Derdejaarsniveau ten opzichte van schooladvies eind groep 8 (bron: Dashboard gelijke kansen, CBS, 2020-2021) 17

 

We zien dat veruit het grootste percentage leerlingen op hetzelfde niveau is gebleven als het gegeven advies aan het einde van groep acht (54% voor wijken met een bovengemiddeld percentiel welvaart, en 51% voor wijken met een ondergemiddeld percentiel welvaart).

 

Daarnaast zien we dat het percentage leerlingen dat in het derde jaar van de middelbare school op een lager onderwijsniveau zit dan het gegeven advies aan het einde van groep 8 hoger ligt voor leerlingen uit wijken met een ondergemiddeld percentiel welvaart (15%), dan leerlingen uit wijken met een bovengemiddeld percentiel welvaart (9%).

 

8.3 Doorgaande lijn po-vo rond OAB

In Soest zijn er enkele activiteiten om de overgang po-vo te versoepelen. Zo is er een Plusklas voor kinderen met veel talent die al vanaf groep 7 naar het vo-gaan om extra uitdagingen te krijgen en alvast te wennen aan hoe het eraan toe gaat in het vo. Deze activiteit valt buiten het domein OAB. We gaan op bestuurlijk niveau in 2024 verkennen welke verbeteringen we kunnen aanbrengen aan de doorgaande lijn onderwijsachterstanden bij de overgang po-vo.

 

In regionaal verband wordt geprobeerd via onderzoek en bijeenkomsten de doorgaande lijn po-vo te verbeteren via het plan ‘Kansrijk Funderend onderwijs’. De gemeente Soest gaat in 2024 samen met de schoolbesturen po en vo onderzoeken of dit project een meerwaarde heeft om als Soest bij aan te sluiten. In de regio Amersfoort loopt een onderzoek naar onderadvisering in het po. In dit onderzoek is Soest al meegenomen. De uitkomsten hiervan nemen we mee in de overweging om al dan niet bij het plan ‘Kansrijk Funderend Onderwijs’ aan te sluiten. Indien hier een financiële bijdrage voor nodig is het uitgangspunt om dit mogelijk te maken binnen de bestaande budgetten van het onderwijs.

 

8.4 OAB voortgezet onderwijs

Binnen het voortgezet onderwijs in Soest vinden diverse activiteiten plaats om onderwijsachterstanden te bestrijden. Het Griftland-college is hier inhoudelijk en financieel verantwoordelijk voor en zal zich de komende jaren hiervoor blijven inzetten.

 

8.5 Beleidskeuzes en doelen 2024-2026

Voor OAB in het VO maken we de volgende keuze: voor het versterken van de doorgaande lijn po-vo oriënteert de gemeente Soest zich in 2024 of aansluiting bij het regionale plan ‘Kansrijk Funderend onderwijs’ meerwaarde heeft.

 

Doelen

 

  • De doorgaande lijn onderwijsachterstanden van po naar vo is eind 2026 versterkt.

  • Onderadvisering in het po in Soest in 2026 is gedaald t.o.v. 2023.

9 Monitor en evaluatie OAB

 

In de vorige OAB-nota Soest is afgesproken om meer werk te maken van monitoring en evaluatie. Door diverse omstandigheden is dat de afgelopen jaren nauwelijks van de grond gekomen. We gaan hier vanaf 2024 meer werk van maken, zodat we een kwaliteitscyclus kunnen inrichten voor de onderdelen Check en Act binnen de PDCA-cyclus 19 . We werken daarom dit onderdeel concreter uit waarbij ook onze gezamenlijk gestelde doelen verwerkt zijn. We delen de monitor in, in verschillende onderdelen. We maken hierbij gebruik van de handreiking ‘Tips voor het inrichten van een GOAB-monitor’20 van het GOAB-ondersteuningstraject vanuit het Ministerie van OCW. Om duidelijk te maken wie wat wanneer gaat aanleveren voor de genoemde monitors in dit hoofdstuk en hoe dit besproken gaat worden, stellen we eerste kwartaal 2024 een uitvoeringsnotitie op.

 

9.1 Monitor en evaluatie Bereik

We gaan vanaf 2024 ieder jaar in september/oktober in het bestuurlijk overleg (LEA) terugblikken op het bereik van onze OAB-activiteiten. Begin september zullen diverse partijen hiervoor input leveren aan de gemeente. De gemeente draagt er zorg voor dat deze input gebundeld beschikbaar gesteld wordt. We betrekken hierbij de volgende OAB-activiteiten:

  • Bereik jonge ouders met kinderen 0-2 jaar bij consultatiebureau (input vanuit GGD).

  • Bereik toeleidende activiteiten: samenspelgroep en aantal opgehaalde BoekStartkoffertjes (input Idea).

  • Bereik voorschoolse educatie afgelopen schooljaar, blijkend uit de Peutermonitor. Hierin zit ook non-bereik als de mate waarin ouders alle ve-dagdelen afnemen (input van de gemeente). Bij voorkeur uitgewerkt per wijk met ook gegevens als aanbod ve per wijk en wachtlijsten ve per wijk.

  • Bereik warme overdracht: alle vve-kinderen warm overgedragen (input van de basisscholen en ve-aanbieders).

  • Bereik vroegschoolse educatie via vve-programma voor vve-kleuters (input basisonderwijs).

  • Bereik OAB-activiteiten onderwijs: schakelklas, Taalklas Nieuwkomers, verlengde schooldagen, Taalstimuleringsactiviteiten en Voorleesexpress van Idea. Input komt vanuit het onderwijs en Idea. Hierbij zal ook aandacht zijn voor de vraag of de juiste kinderen worden bereikt.

In het bestuurlijk gesprek gaan we na of het bereik naar verwachting is, bij welke activiteiten het bereik verhoogd moet worden en welke acties hiervoor nodig zijn.

 

9.2 Monitor Kwaliteit

We gaan vanaf 2024 ieder jaar in september/oktober in het bestuurlijk overleg terugblikken op de kwaliteit van onze OAB-activiteiten. Begin september gaan diverse partijen hiervoor input leveren aan de gemeente die zorgdraagt dat dit gebundeld beschikbaar gesteld gaat worden. Hierbij betrekken we de volgende OAB-activiteiten:

  • Kwaliteit toeleidende activiteiten: gesprek na indicering door GGD (input GGD).

  • Kwaliteit voorschoolse educatie per ve-locatie afgelopen schooljaar, blijkend uit de GGD-rapporten en Inspectierapporten en uit eigen inhoudelijke verantwoordingen van de ve-aanbieders (voorgaand kalenderjaar voor vaststelling subsidie).

  • Kwaliteit overdracht ve-kind naar basisonderwijs: tijdig, juiste informatie, gebruik van juist overdrachtsformulier en ouders goed betrokken. Input van ve-aanbieders en basisscholen.

  • Kwaliteit doorgaande lijn: mate van afspraken over inhoudelijke doorgaande lijn tussen ve-locatie en basisschool (input van ve-aanbieder en basisscholen).

  • Kwaliteit vroegschoolse educatie via vve-programma voor vve-kleuters (input basisonderwijs).

  • Kwaliteit OAB-activiteiten basisonderwijs: schakelklas, Taalklas Nieuwkomers, verlengde schooldagen, Taalstimulering en de Voorleesexpress. Ook aandacht of professionals voldoende opgeleid zijn. Input komt van onderwijs en Idea.

In het bestuurlijk gesprek wordt nagegaan of de kwaliteit naar verwachting is, bij welke activiteiten de kwaliteit verhoogd zou moeten worden en welke acties hiervoor nodig zijn.

 

9.3 Monitor opbrengsten voor kinderen

Voor en vroegschoolse educatie

De gemeente en de schoolbesturen zijn wettelijk verplicht om met elkaar afspraken te maken over wat vroegschoolse educatie oplevert voor kinderen (WPO artikel 160 lid 1b). Dit worden de resultaatafspraken vve genoemd. We kiezen hierbij voor resultaatafspraken die door veel andere gemeenten eveneens zijn gemaakt. Hierbij betrekken wij ook de twee ve-aanbieders, zodat we de opbrengsten van heel vve in kaart brengen.

 

Scholen, ve-aanbieders en de gemeente maken gezamenlijk afspraken over wat de resultaten van vve zouden moeten zijn. Het delen van ervaringen en expertise tussen de betrokken instanties staat hierbij centraal. Het doel van deze dialoog is om gezamenlijk een goed beeld te krijgen over hoe de (voor)school ervoor staat en welke mogelijke verklaringen hiervoor te geven zijn, maar vooral om met elkaar te bepalen welke consequenties dit zou moeten hebben voor uitvoering of beleid. Deze dialoog kan op verschillende niveaus gevoerd worden: op schoolbestuurlijk-/organisatieniveau, tussen voorschool en school, en tenslotte tussen gemeente en OAB-partners. De dialoog wordt bestuurlijk gevoerd in de LEA.

 

In de gemeente Soest streven we ernaar om ieder kind dat bij aanvang een (taal)achterstand heeft een extra groei in ontwikkeling te laten doormaken. We realiseren ons dat tal van factoren invloed hebben op de taalontwikkeling van jonge kinderen en dat we via vve niet in staat zijn deze ontwikkeling altijd de gewenste impuls te geven. Toch gaan we deze taalontwikkeling volgen en de uitkomsten ervan bespreken, zodat we hiermee zicht krijgen op hoe e.e.a. zich ontwikkelt en wat we hierbij van elkaar kunnen leren. We passen daarom vanaf 2024 onze resultaatafspraken aan, zodat deze ontwikkeling nog meer in beeld gebracht wordt en gerelateerd wordt aan de uitgangspositie van het kind. We kiezen hierbij voor resultaatafspraken die door veel andere gemeenten eveneens zijn gemaakt.

 

Resultaatafspraak voorschoolse educatie (2-4 jaar)

Bij 80% van de peuters met een vve-indicatie die met een taalachterstand instromen op de voorschool is deze achterstand op het domein taal bij uitstroom uit de voorschool afgenomen. Leidraad hierbij is het door de ve-locatie gehanteerde volgsysteem via observaties.

 

Resultaatafspraak vroegschoolse educatie (4-6 jaar)

Bij 80% van de kleuters die met een taalachterstand instromen in groep 1 is deze taalachterstand eind groep 2 afgenomen. Leidraad hierbij is het door de school gehanteerde volgsysteem via observaties.

 

Deze ambities zijn stevig. Immers de taalontwikkeling van kinderen ontwikkelt zich lineair en de lijnen van observatiesystemen en ook SLO doelen bewegen hierbij mee. Als een kind zich volledig volgens de lijn ontwikkeld, loopt het dus geen verdere taalachterstand op, maar neemt deze taalachterstand ook niet af. Om te voldoen aan deze ambities, moet dus een kind die vaak een taalarme thuissituatie heeft een stuk taalontwikkeling inhalen ten opzichte van een kind die zich in een gemiddeld/rijke taalomgeving bevindt.

 

Het is goed om de gewenste resultaten van vve met elkaar vastgesteld te hebben. Het Rijk verwacht dat deze resultaten vervolgens ook met regelmaat in beeld gebracht worden. In de huidige beleidsperiode spreken we af dat we tweemaal de resultaatafspraken vve op kindniveau verzamelen en uiteraard geanonimiseerd in beeld brengen. Dit vindt plaats begin 2024 over schooljaar 2022/2023 en ook in het najaar van 2025 over schooljaar 2024/2025. De gemeente gaat samen met de ve-aanbieders en de scholen uitwerken op welke wijze de gegevens bijgehouden en geïnventariseerd gaan worden, bijvoorbeeld via resultaatafsprakenmodule van Innovatienul13, die ook de Peutermonitor verzorgt. De LEA bespreekt de uitkomsten half 2024 en februari 2026.

 

Opbrengsten OAB-activiteiten onderwijs

De kinderen die deelnemen aan de schakelklas, taalklas en verlengde schooldagen maken als het goed is een goede taalontwikkeling door. We koppelen hier geen concrete afspraken aan, zoals we dat voor vve wel hebben gedaan. Wel spreken we af dat het onderwijs per schooljaar per leerling die deelgenomen heeft de Didactische Leeftijd Equivalant (DLE) voor onderdeel taal in kaart brengt voorafgaand en na afloop van deelname aan de OAB-activiteit. In de LEA van september/oktober bespreken we in de LEA de uitkomsten en trekken we waar nodig conclusies voor het vervolg,

 

9.4 Monitor procesafspraken OAB-plan

Naast de monitor en evaluatie over bereik, kwaliteit en opbrengsten is het ook goed om de gemaakte procesafspraken en doelen uit dit OAB-plan te gaan monitoren. We gaan dit doen via een jaarlijkse uitvraag aan gemeente, ve-aanbieders, scholen en schoolbestuurders. Dit bevat de volgende onderdelen:

  • Alle ve-kinderen kunnen binnen een maand worden geplaatst bij een ve-locatie thuisnabij.

  • Ouders van ve-peuters zijn meer betrokken bij de ontwikkeling van hun kind en ondernemen zelf taalondersteunende activiteiten.

  • Iedere ve-locatie kan via het eigen team vanaf 2024 terecht met vragen over moeilijk gedrag bij de kinderen. Daarnaast biedt de GGD ondersteuning door minimaal 2 keer per jaar de VE kinderen te bespreken met de coach of PM’er van de VE groep.

  • Minimaal vijf scholen hebben verlengde schooldagen.

  • We hebben zicht op de mate van segregatie (op inkomen, opleiding en herkomst) in de wijken van Soest en we zorgen ervoor dat de segregatiemate minimaal stabiel blijft.

  • Er zijn voor ouders duidelijkere en eerlijke toelatings- en inschrijfprocedures.

  • De verdeling van achterstandsleerlingen stabiliseert en de vijf basisscholen met de hoogste schoolgewichtenscores in 2023 zien hun schoolgewichtenscore niet stijgen.

10 Financiën

 

Gemeente Soest

De gemeente heeft eind september 2023 een voorlopige beschikking gehad voor het OAB-budget in 2024. Deze bedraagt afgerond € 1,49 M. Dit budget verandert jaarlijks, omdat het Rijk jaarlijks per gemeente een nieuwe verdeling opstelt en er een correctie kan komen voor loon- en prijsstijgingen. Soest kent al jaren een stijgend OAB-budget. We veronderstellen dat het bedrag van 2024 de ondergrens is voor de jaren 2025 en verder. We rekenen dus derhalve dat wij € 1,49M blijven ontvangen. Indien er een onderbesteding is in het jaar 2023, kunnen we die inzetten in de periode 2024-2026. Deze middelen houden we apart voor onvoorziene kosten.

 

Tabel 3: Verwachte inkomsten OAB 2024-2026

2024

2025

2026

Specifieke uitkering OAB

≈ € 1,49M

≈ € 1,49M

≈ € 1,49M

 

Op basis van tabel 3 is op te maken dat naar verwachting in de periode 2024-2026 in totaal € 4,5 M aan gemeentelijke OAB-middelen in te zetten is.

In tabel 4 staat de te verwachte inzet van de gemeente Soest vanuit de specifieke uitkering OAB van het Rijk. In dit beleidsplan staan enkele andere activiteiten genoemd (onder meer Boekstart, Samenspel, Verlengde Schooldagen) die uit andere gemeentelijke middelen betaald gaan worden. Omdat de specifieke uitkering jaarlijks verantwoord moet worden, geven we die hieronder apart weer. We creëren hierbij ook een post nieuwe initiatieven, zodat nieuwe punten die voortkomen uit aangekondigde onderzoeken of nieuwe samenwerkingsoverleggen mogelijk gemaakt kunnen worden.

 

Tabel 4: Verwachte inzet gemeente Soest vanuit Rijksmiddelen OAB 2024-2026

Activiteiten

2024

2025

2026

OAB 0-2 (indiceren en toeleiden, taalstimulering

€15.000

€15.000

€15.000

OAB 2-4 (o.a. ve-plekken*, ouderbetrokkenheid, 3e pm’er, Pbm’er, Taalstimulering, Voorleesexpress)

€ 1.126.000

€ 1.126.000

€ 1.126.000

Overdracht en doorgaande leerlijn (warme overdracht etc)

€25.000

€25.000

€25.000

Opbrengsten in beeld, monitoren etc.

€20.000

€20.000

€20.000

OAB basisonderwijs (o.a. schakelklassen, taalklas**, Taalstimulering, Voorleesexpress)

€ 166.000

€ 166.000

€ 166.000

VVE werkgroep

€3.000

€3.000

€3.000

Ambtelijke kosten

€50.000

€50.000

€50.000

Peutermonitor / resultaat monitor

€35.000

€35.000

€35.000

Nieuwe initiatieven (stelpost)

€50.000

€50.000

€50.000

Totale geschatte kosten

€ 1.490.000

€ 1.490.000

€ 1.490.000

*Ve plekken excl. De peuterplekken van peuters zonder indicatie van 2-2,5 jaar.

**Taalklas kosten is inclusief verwachte middelen vanuit het Rijk.

 

Basisscholen

De schoolbesturen ontvangen in 2023 in totaal € 808.000 voor de basisscholen in Soest voor het bestrijden van OAB. Deze middelen zitten in de lumpsum-financiering en kunnen door schoolbesturen en scholen dus naar eigen inzicht worden ingezet. Aangezien wij met elkaar partners zijn voor dit onderwijsachterstandenbeleid, geven de schoolbesturen met enige regelmaat inzicht in de inzet die gepleegd worden. Ook kunnen zij besluiten om een deel in te zetten voor nieuwe initiatieven die voortkomen uit dit beleidsplan. In de bijlage staat hoeveel OAB-middelen er per school beschikbaar is.

 

Vo-school

Het Griftland college ontvangt in 2023 ongeveer €78.000 voor bestrijden van onderwijsachterstanden via de Leerplusarrangement-middelen (bijna 100 leerlingen uit postcode 3765, € 805 per leerling). Vanwege omvorming naar Onderwijskansenregeling voortgezet onderwijs vanaf 2024 met een nieuwe berekeningssystematiek is moeilijk in te schatten hoeveel middelen Griftland college vanaf 2024 en verder gaat ontvangen. De inzet staat het Griftland college volledig vrij, waarbij we eveneens de wens uitspreken van transparantie in deze inzet en bijdrage aan nieuwe initiatieven indien nodig/gewenst.

11 Samenwerking en structuur OAB

 

We sluiten deze beleidsnota af met een hoofdstuk over samenwerking en structuur. In de afgelopen periode was de regie op OAB wisselend. Mede door corona en een flink aantal ambtelijke wisselingen was er weinig regie op OAB. Vanaf 2023 is ingezet op stevigere regie van de gemeente en dat zetten we voort in de periode 2024-2026, waarbij de gemeente voornemens is extra ambtelijke capaciteit voor OAB te reserveren vanaf 2024.

 

Overlegstructuur rond OAB 2024-2026

 

Lokaal Educatieve Agenda

Het Lokaal Educatieve Agenda (LEA) overleg is een bestuurlijk overleg in het kader van de WPO artikel 160a en WVO artikel 3.42. Het LEA-overleg bestaat uit de bestuurlijke partners: gemeente, schoolbesturen, kinderopvang met ve en samenwerkingsverbanden. De LEA is een besluitvormend overleg. Hier wordt het lokale beleid op hoofdlijnen vastgesteld en worden de thema’s en bijbehorende doelen bepaald. Dit overleg is daarmee overwegend strategisch en besluitvormend en formuleert waar nodig opdrachten of taken voor de onderliggende vve-werkgroep. In de gemeente Soest verzorgt de OAB-beleidsadviseur de terugkoppeling en communicatie tussen het LEA-overleg en de vve-werkgroep.

 

Het LEA-overleg vindt ongeveer 4 keer per jaar plaats. Een paar voorbeelden van mogelijke OAB-onderwerpen op de LEA zijn: uitkomsten resultaatafspraken vve, beleidsnota OAB en financiële uitwerking van plannen. Minimaal 1 keer per jaar bespreken we het OAB in de LEA zodat de wettelijke afspraken OAB geborgd zijn. De LEA adviseert het college over het gewenste gemeentelijk beleid, dus ook over OAB.

 

POSS

Het platform onderwijs Soest en Soesterberg (POSS) is een overleg tussen alle schoolbesturen po en vo. Bij dit overleg sluit ook de beleidsadviseur onderwijs van de gemeente Soest aan en het Samenwerkingsverband. Dit overleg vindt ongeveer 4x per jaar plaats en hierin bespreken de schoolbesturen alle relevante, actuele punten. Het OAB kan hier ook een bespreekpunt zijn.

 

Vve-werkgroep

Deze houdt zich bezig met het vve-beleid en de evaluatie van het beleid en de uitvoering. De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de gemeente, ve-aanbieders, vertegenwoordigers van het basisonderwijs, Idea, JGZ en stichting Balans. De vve-werkgroep kan advies uitbrengen aan de LEA. In dit overleg komen specifieke thema’s of onderdelen van vve-beleid aan bod. Het gaat hierbij voornamelijk om gemeentebrede afspraken op het gebied van vve, zoals bijvoorbeeld de overdracht en doorgaande lijn vve. De deelnemers aan dit overleg kunnen indien nodig hun achterban raadplegen voordat definitieve besluiten worden genomen. De vve-werkgroep komt 4 keer per jaar bijeen om de gang van zaken en eventuele ontwikkelingen op het gebied van vve te bespreken.

 

In deze structuur geldt dat OAB-vraagstukken besproken kunnen worden op één of meerdere niveaus: strategisch (LEA, vve-werkgroep bereidt dit voor), tactisch (vve-werkgroep) en uitvoerend niveau (koppeloverleg tussen school en voorschool). De afweging op welk niveau iets besproken wordt, ligt primair bij de beleidsadviseur onderwijs. Als een vraagstuk OAB besproken wordt, zitten er mensen met mandaat aan tafel indien er beslissingen gevraagd worden. Deze personen kunnen ook acties uitzetten op het niveau waarop wordt gesproken. Ook koppelen deze mensen de uitkomsten terug binnen de eigen organisatie.

Bijlage Cijfers OAB Soest

 

Kerngetallen met aantallen

 

Tabel B.1:Ve-locaties Soest (bron: landelijkregisterkinderopvang, 2023)

 

School

Kern

Wijk

Aantal kindplaatsen21

Kinderdagverblijf Toren

Soest

Wijk 01 ‘t Hart-Soestdijk

32

Kinderdagverblijf Woelwaters

Soest

Wijk 01 ‘t Hart-Soestdijk

16

Kinderdagverblijf De Bron

Soest

Wijk 02 Klaarwater

16

Helden Opvang Van Hamelstraat

Soest

Wijk 02 Klaarwater

44

Kinderdagverblijf Bereboot

Soest

Wijk 05 Smitsveen

32

Kinderdagverblijf Kwetternest

Soest

Wijk 06 Overhees

32

Helden Opvang Insingerstraat

Soest

Wijk 06 Overhees

16

Kinderdagverblijf Ukkepuk

Soest

Wijk 07 Soest-Zuid

16

Kinderdagverblijf Helikopter

Soesterberg

Wijk 08 Soesterberg

32

 

Tabel B.2: Overzicht basisscholen (bron: DUO en CBS, 2023)

School

Wijk

Aantal leerlingen

Schoolweging

OAB-budget 2023

Openbare basisschool De Egelantier (19JO00)22

Wijk 05 Smitsveen

202

34,2

€ 382.000

Basisschool de Achtbaan (20JB00)

Wijk 02 Klaarwater

164

32,3

€ 86.000

De Startbaan (27NN00)

Wijk 08 Soesterberg

153

31,3

€ 59.000

3e vd Huchtschool van Bo (23TM00)

Wijk 05 Smitsveen

219

30,9

€ 189.000

Basisschool de Wegwijzer (20IT00)

Wijk 06 Overhees

192

29,9

€ 45.000

St Carolusschool (17KD00)

Wijk 08 Soesterberg

231

29,5

€ 40.000

Basisschool De Bron (19VY00)

Wijk 06 Overhees

238

28,6

€ 0

2e van der Huchtschool (09DI00)

Wijk 06 Overhees

225

27,7

€ 0

Daniëlschool (23WR00)

Wijk 05 Smitsveen

102

27,3

€ 0

Insinger basisschool (19UH00)

Wijk 06 Overhees

220

27,1

€ 0

Basisschool De Postiljon (06UZ00)

Wijk 08 Soesterberg

194

26,5

€ 0

RK Bs de Driesprong (20IQ00)

Wijk 01 ‘t Hart-Soestdijk

229

25,8

€ 0

Da Costa Basisschool (19TK00)

Wijk 01 ‘t Hart-Soestdijk

221

25,3

€ 7.000

1e Van der Huchtschool (08CN00)

Wijk 01 ‘t Hart-Soestdijk

237

24,9

€ 0

RK Montessori-School (20IY00)

Wijk 04 de Eng-Soest-Midden

230

24,1

€ 0

De Werveling Basisschool (19RY00)

Wijk 07 Soest-Zuid

310

23,3

€ 0

Ludgerusschool (20IM00)

Wijk 07 Soest-Zuid

242

22,9

€ 0

Noot: Het weergegeven aantal leerlingen en de schoolweging betreft het driejaarsgemiddelde van 2019 t/m 2021 (Bron: CBS).

 

Tabel B.3: OAB-schoolpopulatie per wijk (bron: CBS, 2021)

Wijk

Aantal scholen

Leerlingen

Gemiddelde schoolweging23

Wijk 02 Klaarwater

1

164

32,3

Wijk 05 Smitsveen

3

523

31,5

Wijk 08 Soesterberg

3

578

28,9

Wijk 06 Overhees

4

875

28,3

Wijk 01 ‘t Hart-Soestdijk

3

688

25,3

Wijk 04 de Eng-Soest-Midden

1

230

24,1

Wijk 07 Soest-Zuid

2

552

23,1

Noot: Het weergegeven aantal leerlingen en de schoolweging betreft het driejaarsgemiddelde van 2019 t/m 2021 (Bron: CBS).

 

Plaatjes spreiding risicoleerlingen (CBS)

Om ook binnen wijken inzicht te geven in de concentratie risicokinderen OAB, stelt het CBS zogenoemde ‘heatmaps’ op; kaartjes waarin de concentratie risicokinderen wordt getoond. Hierbij geldt: hoe groter de concentratie risicokinderen, des te donkerder de figuur. In onderstaande figuur geven we op de heatmap de locaties weer van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven mét (groen) en zonder (blauw) ve-aanbod in de gemeente Soest.

 

Figuur B.1: Heatmap locaties peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met en zonder ve-aanbod (bron: Heatmap: CBS, Landelijk Register Kinderopvang (1-1-2023), bewerking Oberon) 24

 

 

We zien dat het aantal kinderopvanglocaties met en zonder ve zich concentreert rondom de wijken Klaarwater, Smitsveen, Overhees en de Eng-Soest-Midden. In de wijk Soest-Zuid zien we alleen in het noorden enkele kinderopvanglocaties gevestigd. Wat opvalt is dat de wijk Eng-Soest-Midden wel enkele kinderdagopvanglocaties kent, maar geen van al deze locaties ve biedt.

 

Ook voor kinderen in de basisschoolleeftijd stelt het CBS ‘heatmaps’ op per gemeente. Hieronder geven we weer waar de risicokinderen OAB in Soest geconcentreerd zijn. Hierbij geldt: hoe groter de concentratie risicokinderen, des te donkerder de figuur. Op basis van het risico op onderwijsachterstand per leerling, kan ook een overkoepelend schoolniveau worden bepaald op welke scholen het risico op onderpresteren het grootst is. Het CBS berekent de schoolweging25 . Deze schoolweging loopt van 20 tot 40. In de beoordeling van scholen gebruikt de Inspectie van het Onderwijs deze schoolweging. De Inspectie zegt hierover het volgende:

 

“Hoe lager de schoolweging, hoe minder complex de leerlingenpopulatie en hoe hoger de resultaten die we van de school mogen verwachten.” Op onderstaande kaart is te zien waar de scholen in Soest liggen en welke leerlingpopulatie ze bedienen.

 

Figuur B.2: Heatmap concentratie doelgroepkinderen schoolweging locaties (bron: Heatmap: CBS, Data: CBS, bewerking Oberon)

 

 

Risicokinderen zijn vooral geconcentreerd in de wijken Smitsveen, Klaarwater en het noordoosten van de wijk Overhees. Ook in de wijk Soesterberg, het centrum van de wijk ’t Hart-Soestdijk en het westen van de wijk de Eng-Soest-Midden zien we een concentratie risicokinderen. Scholen met een zwaardere schoolweging zien we in Smitsveen, Klaarwater en Soesterberg.


2

POSS staat voor Platform Onderwijs Soest en Soesterberg

3

Het Van Wiechenonderzoek wordt uitgevoerd om de ontwikkeling van zuigelingen en peuters op een gestandaardiseerde, genormeerde en uniforme wijze te volgen en te bespreken met ouders. Zie verder: https://www.ncj.nl/onderwerp/van-wiechenonderzoek/

4

Als ouders geen ve willen, maakt GGD in Soest momenteel geen registratie van de indicatie. Dat gaan ze vanaf 1 januari 2024 wel doen, zodat we het non-bereik ve completer in beeld krijgen.

5

Om te voorkomen dat individuele kinderen herkenbaar zijn, worden de aantallen afgerond in vijftallen. Optellingen kunnen daardoor ook afwijken. Wijken waar 0 kinderen (2,5-4 jaar) wonen zijn niet weergegeven.

7

Het SLO heeft inhoudskaarten met aanbodsdoelen voor het jonge kind ontwikkeld. Ze brengen in kaart waaraan met jonge kinderen gewerkt kan worden. De aanbodsdoelen geven een richting waarin kinderen onderwerpen verkennen en ermee leren omgaan.

8

De vve-werkgroep bevat leden vanuit gemeente, kinderopvang, basisonderwijs, GGD en welzijn (allen beleidsniveau) en bespreekt allerhande praktische zaken rond vve.

9

De CLASS - Classroom Assessment Scoring System - is een gestandaardiseerd observatie-instrument om de emotionele en educatieve proceskwaliteit in voor- en vroegschoolse voorzieningen te meten.

10

https://wetten.overheid.nl/BWBR0027961/2022-01-01

11

https://goab.eu/kennisbank/handreiking-samenwerken-met-alle-ouders-in-de-vve/

12

https://open.overheid.nl/documenten/ronl-24c2ce72-d2f7-42cf-b4a9-509674833ad4/pdf

13

Het basisniveau 1F wordt beschouwd als het minimale taal- en rekenvaardigheidsniveau dat de meeste leerlingen aan het einde van de basisschool zouden moeten bereiken. De overheid streeft er echter naar dat een aanzienlijk aantal basisschoolleerlingen een hoger niveau behaalt, namelijk het streefniveau. Voor taal is dit streefniveau vastgesteld op niveau 2F.

14

Het betreft een gewogen gemiddelde van de schooljaren 2018/19 tot en met 2021/22 (nb. in schooljaar 2019/20 is de eindtoets niet afgenomen).

15

Het betreft hierbij een gewogen gemiddelde van de schooljaren 2018/19 tot en met 2021/22.

16

Nieuwkomers die binnen komen en zouden moeten starten in groep 1 of 2 stromen direct in, in een reguliere school in Soest.

17

Het CBS geeft op deze figuur de volgende toelichting:

De positie van leerlingen in het derde jaar van het vo ten opzichte van het advies dat zij aan het einde van de basisschool kregen wordt weergegeven in vijf groepen. Hieronder wordt voor het voorbeeld van een leerling met het advies vmbo-gt/havo weergegeven wat deze vijf groepen inhouden:

hoger niveau dan advies: in vo3 zit deze leerling op het vwo

bovengrens advies: in vo3 zit deze leerling op de havo

zelfde niveau als advies: niet mogelijk bij een dubbel advies

ondergrens advies: in vo3 zit deze leerling op vmbo-gt

lager niveau dan advies: in vo3 zit deze leerling op vmbo-k of -b”

19

De PDCA cyclus is een manier om continu te verbeteren aan de hand van een vaste structuur. De vier letters van de PDCA-cyclus staan voor de vier fases die doorlopen worden: Plan, Do, Check, Act.

20

https://goab.eu/kennisbank/tips-voor-het-inrichten-van-een-goab-monitor/

21

Met ‘aantal kindplaatsen’ wordt de maximumbezetting van het aantal kinderen per opvanglocatie bedoeld.

22

Onder dit brinnummer valt ook basisschool DeBuut.

23

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) berekent de schoolweging van een school door te kijken naar verschillende kenmerken, waaronder:

• Het opleidingsniveau van de ouders;

• Het gemiddelde opleidingsniveau van alle moeders op de school;

• Het land van herkomst van de ouders;

• De verblijfsduur van de moeder in Nederland;

• Of de ouders in de schuldsanering zitten.

24

Het CBS ligt het volgende toe met betrekking tot de heatmaps: “In de heatmaps wordt de spreiding in de gemeente weergegeven van de locaties waar de kinderen wonen die tot de landelijke doelgroep behoren. De heatmaps geven een indruk van de concentraties binnen de gemeente, maar geen exacte aantallen op een bepaalde locatie. De heatmaps zijn gebaseerd op de X en Y coördinaten (geografische aanduidingen) voor de woonplaats van huishoudens waarin kinderen woonachtig zijn. Per locatie van 100x100 meter wordt bepaald hoeveel kinderen uit de gekozen populatie tot de landelijke doelgroep behoren. Voor iedere locatie wordt het aantal uitgesmeerd over naburige locaties met een zogenaamde kernel density smoother, hetgeen resulteert in “gladdere” ruimtelijke verdeling en vermindert onthulling van individuen. Als een locatie na uitsmeren alsnog een dichtheid heeft die kan leiden tot onthulling dan worden deze verwijderd uit de heatmap. De aantalllen worden daarna op een logaritmische schaal in 4 klassen ingedeeld: dit voorkomt dat hoge (bevolkings-)dichtheden het kaartbeeld overheersen en toont meer gradaties. Als de aantallen dusdanig klein zijn dat de extra beveiligde heatmaps ook onthullend zouden zijn, wordt geen heatmap getoond. De heatmaps zijn gegenereerd per gemeente. Dit zorgt ervoor dat vergelijkingen van heatmaps tussen gemeenten voor een vertekend beeld zorgt: de aantallen kinderen die corresponderen met de hoogste categorie zijn immers per gemeente verschillend.” (Bron: CBS Onderwijsachterstandendashboard)

25

Voor toelichting op het berekenen van de schoolweging door het CBS, zie pagina 4.