Organisatie | Oost Gelre |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening gemeentelijke Rekenkamer Aalten, Oost Gelre, Winterswijk 2024 |
Citeertitel | Verordening Rekenkamer Aalten. Oost Gelre en Winterswijk 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 19-12-2023 |
De raad van de gemeente Oost Gelre;
Gelezen het voorstel van het presidium
gelet op de artikelen 81k en 149 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de klankbordgroep van de Rekenkamer AOGW;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening gemeentelijke Rekenkamer Aalten, Oost Gelre, Winterswijk 2024
Artikel 5 Ontslag en non-activiteit
Een (plaatsvervangend) lid van de Rekenkamer kan door de raad uit zijn functie ontslagen worden of op non-actief gesteld:
Artikel 7 Onderzoeksonderwerpen
De raad kan de Rekenkamer vragen een extra onderzoek uit te voeren. De Rekenkamer bericht de raad binnen een maand in hoeverre zij aan dat verzoek voldoet. Als de Rekenkamer niet aan het verzoek voldoet, zal zij daarvoor goede redenen aanvoeren. Over extra onderzoeken maken Rekenkamer en raad aparte afspraken.
Artikel 9 Bevoegdheden bij onderzoek
De Rekenkamer is bevoegd bij alle leden van de bestuursorganen van de gemeente en bij alle bij die bestuursorganen in dienst zijnde medewerkers mondeling en schriftelijk inlichtingen in te winnen nodig voor het onderzoek. De leden van het gemeentebestuur en de medewerkers zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen een door de Rekenkamer gestelde termijn te verstrekken.
De Rekenkamer overlegt minimaal vier keer per jaar met de klankbordgroep over de uitvoering van haar taken. Bij dat overleg bespreken Rekenkamer en klankbordgroep ook:
Aldus vastgesteld in de openbare raadvergadering van 19 december 2023.
De voorzitter,
A.H. Bronsvoort
De griffier,
M. van Bergen
Deze modelverordening is een aanvulling op hetgeen in de Gemeentewet is opgenomen over de gemeentelijke Rekenkamer. Zie de tekst van de Gemeentewet, zoals op 1 januari 2023 gewijzigd door de Wet versterking decentrale Rekenkamers, hoofdstukken IVa (De Rekenkamer) en XIa (De bevoegdheid van de Rekenkamer).
De raad moet een onafhankelijke Rekenkamer instellen. Zie artikel 81a van de Gemeentewet. Deze verplichting geldt vanaf 1 januari 2023, met een overgangstermijn van een jaar, dus uiterlijk 1 januari 2024 moet de raad een Rekenkamer hebben ingesteld.
Daarnaast moet de raad op grond van artikel 81k van de Gemeentewet een verordening opstellen voor een vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de Rekenkamer en een tegemoetkoming in hun kosten. Voorts mag de raad op grond van artikel 149 van de Gemeentewet aanvullende regels stellen in het belang van de gemeente en met inachtneming van de wet.
De Rekenkamer moet een reglement van orde voor haar werkzaamheden vaststellen (artikel 81i van de Gemeentewet).
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
In het eerste lid stelt de raad de Rekenkamer in. Dit is een wettelijke verplichting (artikel 81a van de Gemeentewet).
Rekenkamers hebben in de praktijk soms behoefte om informatie in te winnen bij een afvaardiging van de raad. Voor vragen als wat leeft er binnen de raad en hoe is de organisatie van de raad geregeld. Ook bestaat soms behoefte om organisatorische wijzigingen binnen de Rekenkamer of veranderingen in het Rekenkamerbudget te bespreken. De raad kan een klankbordgroep (of andere benaming) instellen die fungeert als het aanspreekpunt voor de Rekenkamer. Ook is het mogelijk een al ingesteld gremium, zoals een auditcommissie, als aanspreekpunt aan te wijzen. De raad kan zelf het aantal leden en de taken van de klankbordgroep bepalen, maar is niet verplicht een klankbordgroep in te stellen. Hij kan het bijvoorbeeld ook aan de Rekenkamer overlaten.
De leden van de Rekenkamer worden door de raad benoemd en kunnen door de raad ook worden herbenoemd (artikel 81c, eerste en vierde lid, van de Gemeentewet). De benoemingstermijn is wettelijk op zes jaar vastgesteld. Een te korte benoemingsperiode kan de onafhankelijkheid in gevaar brengen, omdat de vraag ‘word ik wel herbenoemd’ dan al te snel weer wordt gevoeld. Voordeel van deze termijn is ook dat over benoeming en herbenoeming in het gewone geval steeds door twee verschillend samengestelde raden wordt beslist. Voorts draagt het feit dat benoeming plaatsvindt na overleg met de Rekenkamer ertoe bij dat de leden primair op grond van deskundigheid worden benoemd (artikel 81c, vijfde lid). In de praktijk zal na verloop van tijd door tussentijds aftreden vanzelf de situatie ontstaan dat niet steeds de gehele Rekenkamer opnieuw moet worden benoemd. Dit komt de continuïteit en de onafhankelijkheid van de Rekenkamer ten goede. Zie Kamerstukken 27 751, nr. 3, p. 68.
Artikel 6. Monitoring aanbevelingen
Volgens artikel 185a van de Gemeentewet moet het college jaarlijks aan de raad een overzicht sturen van de aan het college gedane voorstellen van de Rekenkamer, vergezeld van zijn standpunt daaromtrent en van de wijze waarop aan de voorstellen vervolg is gegeven. Niet alle voorstellen, of meestal aanbevelingen genoemd, zijn voor wat betreft de uitvoering de verantwoordelijkheid van het college. Er zijn ook aanbevelingen die de raad zelf moet uitvoeren. Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de status van alle aanbevelingen uit de Rekenkamerrapporten, kan de raad ervoor kiezen om de griffie jaarlijks ook een overzicht op te laten stellen met de status van de aanbevelingen die aan de raad zijn gericht, door de raad zijn overgenomen en door de raad zelf moeten worden uitgevoerd. Dit kan de raad helpen om een overzicht te behouden van de overgenomen aanbevelingen en de status hiervan.
Artikel 7. Ambtelijke ondersteuning
In de Gemeentewet is geregeld dat burgemeester en wethouders op voordracht van de voorzitter of het enige lid van de Rekenkamer besluit tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met zoveel ambtenaren van de Rekenkamer als nodig zijn voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden (artikel 81j, tweede lid). De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de Rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente, met uitzondering van de op de griffie werkzame ambtenaren (artikel 81j, derde lid). Dit betekent dat griffiemedewerkers deels voor de griffie en deels voor de Rekenkamer kunnen werken. Vanwege de onafhankelijke positie van de Rekenkamer zijn de ambtenaren, inclusief dus de griffiemedewerkers, voor werkzaamheden voor de Rekenkamer uitsluitend verantwoording schuldig aan de Rekenkamer (artikel 81j, vierde lid).
Dit artikel voorziet in het benoemen van een secretaris en plaatsvervangend secretaris(sen) voor de Rekenkamer.
De raad moet de Rekenkamer de nodige middelen ter beschikking stellen voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden (artikel 81j van de Gemeentewet). Dit omvat de totale kosten van de Rekenkamer en alle overige kosten voor de uitvoering van de taken.
De leden van de Rekenkamer ontvangen een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten (artikel 81k van de Gemeentewet).
Het eerste lid is facultatief, omdat dit alleen voor gemeenten geldt die voor de inwerkingtreding van de Wet versterking decentrale Rekenkamers al een Rekenkamer hadden. En dus niet voor Rekenkamercommissies, daarvoor is geen overgangsrecht mogelijk omdat vanaf 1 januari 2023 de wettelijke plicht geldt om een onafhankelijke Rekenkamer in te stellen.
Het eerste lid zorgt ervoor dat besluiten genomen vóór de inwerkingtreding van de Wet versterking decentrale Rekenkamers hun rechtskracht behouden als de constructie van Rekenkamers wijzigt als gevolg van deze wet. Voorbeelden van dergelijke besluiten zijn het raadsbesluit tot instellen van de Rekenkamer en besluiten tot benoeming en herbenoeming van [het lid OF de leden of voorzitter] van de Rekenkamer. Deze bepaling voorkomt daarmee dat bestaande Rekenkamers opnieuw moeten worden ingesteld en dat daarmee de zittingstermijnen van de zittende leden weer bij nul beginnen terwijl wellicht de gemeente een maximum aantal zittingstermijnen heeft.