Organisatie | Venray |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2024 gemeente Venray |
Citeertitel | Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2024 gemeente Venray |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2023 gemeente Venray.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 12-12-2023 |
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten
Artikel 2 Algemene uitgangspunten onderzoek
Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 3 Resultaatgericht werken
Artikel 4 Bijzondere bepaling over de verstrekkingsvorm van naturavoorzieningen
Artikel 5 Traject volwassenen met een complexe en meervoudige ondersteuningsvraag
Artikel 6 Traject volwassenen met een kortdurende en enkelvoudige ondersteuningsvraag
Artikel 7 Traject volwassenen met een langdurige ondersteuningsvraag
Artikel 8 Traject volwassenen met ouderdom gerelateerde beperkingen
Artikel 9 Traject hulp bij het huishouden
Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen over het persoonsgebonden budget
Artikel 13 Bijzondere bepalingen over het persoonsgebonden budget
Artikel 15 Afschrijvingstermijnen
Artikel 16 Besteding en verantwoording van het persoonsgebonden budget
Artikel 17 Besteding en verantwoording van eenmalige persoonsgebonden budgets
Artikel 18 De hoogte van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening
Hoofdstuk 5 Bijzondere bepalingen over financiële tegemoetkoming voor verhuis- /inrichtingskosten
Hoofdstuk 6 Bijzondere bepalingen over maatschappelijke opvang
Artikel 20 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang
Hoofdstuk 7 De mantelzorgwaardering
Artikel 22 Voorwaarden en verplichtingen
Artikel 24 Hoogte compliment en tijdstip betaling
Hoofdstuk 8 Toezicht en handhaving
Artikel 25 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
Artikel 26 Nadere regels betreffende de bevoegdheden van de toezichthouder kwaliteit Wmo en de toezichthouder rechtmatigheid Jeugdwet en Wmo
Artikel 27 Nazorg/heronderzoek
Bijlage 1 Afbakening met andere wetgeving
Bijlage 2 Het onderzoeken van overbelasting
Bijlage 3 Afwegingskader Beschermd Wonen
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Logeren (kortdurend verblijf): Het ontlasten van de mantelzorger door tijdelijk dag- en nachtopvang te bieden, waarbij ondersteuning en begeleiding worden geboden op het niveau waarop dat in de thuissituatie plaatsvond. Aangevuld met de ondersteuning en begeleiding die in de thuissituatie door de mantelzorger worden verricht;
Mantelzorg: Hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;
Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1.1), het Uitvoeringsbesluit en de Verordening.
Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten
Artikel 2 Algemene uitgangspunten onderzoek
Bij het onderzoek gaan we ervan uit dat zelfredzaamheid en participatie in de samenleving een verantwoordelijkheid is dat elk individu heeft. Vanuit de gedachte dat de cliënt een inspanningsverplichting heeft om de eigen situatie te verbeteren, wordt beoordeeld wat cliënt zelf nog kan, zo nodig met hulp van zijn sociaal netwerk, mantelzorg, algemeen gebruikelijke dan wel algemene voorzieningen. Mocht dit alles niet leiden tot compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie dan wordt tenslotte beoordeeld in hoeverre een maatwerkvoorziening een zodanig passende bijdrage kan leveren dat de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 3 Resultaatgericht werken
Voorzieningen van de Wmo worden resultaatgericht geïndiceerd. Het college bepaalt welk resultaat behaald moet worden (wat) en de aanbieder, in samenspraak met de cliënt, bepaalt hoe dat resultaat bereikt gaat worden (hoe). Hoe het resultaat bereikt gaat worden, wordt opgenomen in het besluit. De aanbieder werkt dit uit in een plan van aanpak. Dit leidt tot meer flexibiliteit in de te bieden ondersteuning, maatwerk (er wordt optimaal aangesloten bij de ondersteuningsbehoefte op elk moment) en ruimte voor de professional. Om duidelijkheid en transparantie te geven en zo veel mogelijk rechtszekerheid aan cliënten te bieden worden de doelen en resultaten in dit hoofdstuk beschreven
Artikel 4 Bijzondere bepaling over de verstrekkingsvorm van naturavoorzieningen
Indien de aanvrager heeft gekozen voor een maatwerkvoorziening in natura, dan wordt hem deze voorziening namens het college verstrekt en is een bruikleenovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing. In deze overeenkomst worden de rechten en verplichtingen van de belanghebbende en van het college vastgelegd. Dit geldt niet voor kleine niet – bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen zoals sanitaire voorzieningen waarbij het vanwege hygiënische redenen niet gewenst is de voorziening in bruikleen te verstrekken.
Artikel 5 Traject volwassenen met een complexe en meervoudige ondersteuningsvraag
Artikel 6 Traject volwassenen met een kortdurende en enkelvoudige ondersteuningsvraag
Doelgroep: Volwassenen met (enkelvoudige) problematiek waarbij de focus ligt op het herstellen van en/of vergroten van de zelfredzaamheid. De ondersteuning is ter bevordering van één of meerdere levensdomeinen. De inwoner is in beginsel zelfstandig/zelfredzaam en door een incident heeft de inwoner tijdelijke ondersteuning nodig. De ondersteuning kent een afgebakende periode met een duidelijk start- en eindmoment. De ondersteuning is op maat, passend bij de behoefte en mogelijkheden van de cliënt, en gericht op het effectief en efficiënt te bereiken resultaat. Eindresultaat is dat de inwoner zelfstandig (weer) verder kan. Er is dan geen professionele ondersteuning meer nodig.
Artikel 7 Traject volwassenen met een langdurige ondersteuningsvraag
Doelgroep: Volwassenen die door de aard van hun beperking of vraagstukken, langdurige minimale ‘professionele’ ondersteuning nodig hebben op één of meer levensdomeinen. Ondersteuning is gericht op het stabiel krijgen en houden van de situatie in de eigen woonomgeving. In de praktijk kan tijdelijk geen ondersteuningsbehoefte zijn, een intensievere, ondersteuningsbehoefte of juist een beperkte ondersteuningsbehoefte (waakvlamcontact). Inzet van ondersteuning is sterk onderhevig aan de behoefte van de volwassene. Aanleren is in de meeste situaties niet meer mogelijk. Vaker is sprake van het overnemen van taken.
Artikel 8 Traject volwassenen met ouderdom gerelateerde beperkingen
Doelgroep: Inwoners met ouderdom gerelateerde klachten, waarvan de ondersteuning is gericht op stabilisatie van de situatie thuis. Doelstelling is deze inwoners zo lang als mogelijk verantwoord en zelfstandig thuis te laten wonen. Het gaat daarbij om psycho-geriatrische en/of somatische problematieken.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt, conform artikel 21 lid 3 en 4 van de verordening, ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving (binnen 25 km van de woning) in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Doelgroep: Beschermd wonen is bedoeld voor volwassenen en jeugdigen vanaf 17 jaar met een tekort aan zelfregulatie, zelfregie en zelfredzaamheid.
Bij de cliënten die vallen onder beschermd wonen is er sprake van verstoorde zelfregulatie, zelfregie en zelfredzaamheid die samenhangt met ernstige psychische en/of psychiatrische problematiek, eventueel in combinatie met beperkingen in cognitief functioneren, middelengebruik en lichamelijke problemen/beperkingen. Dit kan leiden tot psychosociale problemen, zoals dakloosheid of sociale uitsluiting (waaronder sociaal isolement, gebrekkige normatieve integratie, armoede en onvoldoende toegang tot sociale grondrechten, zoals huisvesting, werk of onderwijs). Er kan ook sprake zijn van ernstige maatschappelijke teloorgang, soms ook van gevaar, in de zin van extreme zelfverwaarlozing, zelfbeschadiging en/of van ernstige overlast.
Cliënten die vallen onder beschermd wonen hebben behoefte aan een leefomgeving waarbij nabijheid en veiligheid wordt geboden. Dit vertaalt zich in 24-uurs aanwezigheid van ondersteuning, begeleiding en toezicht door professionals in de directe omgeving van de cliënt. Er wordt actief toezicht uitgeoefend en ondersteuning wordt gevraagd en ongevraagd geleverd op geplande en ongeplande momenten.
wordt een melding voor beschermd wonen en opvang gezien als een aanvraag en organiseert het college in overleg met aanbieders onverwijld de inzet van een tijdelijke (maatwerk-)voorziening voor beschermd wonen en opvang, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en op grond van artikel 2.3.2 Wmo 2015;
Wanneer een cliënt voor beschermd wonen tijdelijk geen gebruik kan maken van het Beschermd Wonen, omdat andere problematiek (tijdelijk) op de voorgrond staat, kan de cliënt terugkeren naar het Beschermd Wonen, zonder een nieuwe indicatie aan te hoeven vragen bij het college. Hierbij geldt een overbruggingsperiode van maximaal 6 weken.
Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen over het persoonsgebonden budget
Artikel 13 Bijzondere bepalingen over het persoonsgebonden budget
Verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is slechts mogelijk indien de cliënt zich, bij voorkeur in zijn persoonlijk plan doch in ieder geval schriftelijk, gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als een persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen.
Naast de gronden vermeld in artikel 14 lid 2 van de verordening, kunnen er op grond van individuele omstandigheden bezwaren van zodanige aard zijn dat geen persoonsgebonden budget zal worden toegekend. Dit omdat de cliënt, al of niet met hulp, onvoldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen of tot het uitvoeren van aan een persoonsgebonden budget verbonden taken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een cliënt met verslavingsproblematiek.
De met een persoonsgebonden budget te realiseren maatwerkvoorziening ten behoeve van het wonen in de vorm van een (niet-) bouwkundige of (niet-) woontechnische woonvoorziening, een uitraasruimte of onderhouds-, keurings – of reparatiekosten kan slechts plaatsvinden door een erkend bedrijf. Hiervan is sprake indien het bedrijf is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en voorzien is van een BTW-nummer. Het zelf uitvoeren van werkzaamheden is niet toegestaan, tenzij hiervoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.
Het verstreken zijn van de toepasselijke afschrijvingstermijn betekent niet automatisch dat recht bestaat op een nieuwe voorziening. In zulke situaties zal altijd beoordeeld dienen te worden of de oude voorziening nog gebruikt kan worden. Belangrijk hierbij is of de oude voorziening nog in voldoende mate een passende bijdrage kan leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van de budgethouder.
Artikel 15 Afschrijvingstermijnen
Indien de niet-bouwkundige of niet - woontechnische woonvoorziening bestaat uit een woonsanering of verhuis- en inrichtingskostenvergoeding wordt bij de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget rekening gehouden met de ouderdom van de te vervangen vloerbedekking en gordijnen. Er geldt een afschrijvingstermijn van tien jaar. Voor de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt gebruik gemaakt van de Nibud prijzengids van het betreffende jaar.
Artikel 16 Besteding en verantwoording van het persoonsgebonden budget
De schriftelijke (zorg)overeenkomst die de budgethouder sluit met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening inkoopt, moet in overeenstemming zijn met de door het college afgegeven beschikking (inclusief leefzorgplan). Indien het college van mening is dat de zorgovereenkomst hier niet aan voldoet, wordt de budgethouder in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst in de gewenste zin aan te passen. De goedkeuring door het college is een voorwaarde voor de Sociale Verzekeringsbank om tot uitbetaling over te kunnen gaan. Zonder een goedgekeurde zorgovereenkomst vindt namelijk geen uitbetaling plaats. Indien het college wel akkoord is met de zorgovereenkomst dan wordt dit doorgegeven aan de Sociale Verzekeringsbank en tevens wordt dan aangegeven wat het maximumtarief is per zorgovereenkomst.
De hoogte van het toegekende persoonsgebonden budget is gebaseerd op een maximumtarief. Bij de besteding van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening moet in beginsel het aantal toegekende uren worden ingekocht, al of niet tegen het maximumtarief. Het is niet toegestaan om meer uren (tegen een lager tarief) in te kopen door middel van het toegekende persoonsgebonden budget. Indien een lager tarief dan het toegekende maximumtarief wordt betaald dan wordt het restant van het persoonsgebonden budget bij afname van het aantal geïndiceerde uren teruggevorderd. Dit is ook het geval indien minder dan het aantal toegekende uren is ingekocht. Dit laatste kan overigens aanleiding zijn om tot bijstelling van de indicatie over te gaan.
Artikel 18. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening
Hoofdstuk 6 Bijzondere bepalingen over maatschappelijke opvang
Artikel 20 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang
Bij de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage gelden de volgende uitgangspunten:
In de vaststelling van de eigen bijdrage voor opvang wordt er vanuit gegaan dat cliënten binnen de opvang zelf voor voeding zorgen. Dit past binnen de huidige ontwikkelingen van de maatschappelijke opvang en opvang voor huiselijk geweld waarbij behoud en bevorderen van zelfredzaamheid en zelfstandigheid een belangrijke waarde vormen.
Hoofdstuk 7 De mantelzorgwaardering
De zorgvrager kan één keer per jaar de mantelzorgwaardering voor zijn mantelzorger aanvragen. Aanvragen moet via het digitale aanvraagformulier op de website van de gemeente.
Hoofdstuk 8 Toezicht en handhaving
Artikel 26 Nadere regels betreffende de bevoegdheden van de toezichthouder kwaliteit Wmo en de toezichthouder rechtmatigheid Jeugdwet en Wmo
De toezichthouder kwaliteit Wmo en de toezichthouder rechtmatigheid Jeugdwet en Wmo zijn bevoegd om met gebruikmaking van de aan hen toegekende bevoegdheden ingevolge de artikelen 5:15 t/m 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.1 van de Wmo, onafhankelijk onderzoek te doen naar de kwaliteit en de rechtmatigheid van de ondersteuning. Zij kunnen onderzoek doen op basis van signalen, meldingen of klachten, danwel proactief, op basis van steekproefsgewijze aanpak.
Indien het onderzoek als bedoeld in lid 1 betrekking heeft op een aanbieder die namens de gemeente door de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord, hierna te noemen MGR, is gecontracteerd voor de levering van voorzieningen in het kader van de Wmo of de Jeugdwet, adviseert de toezichthouder aan de MGR.
Het college onderzoekt, conform artikel 2.3.9 lid 1 van de wet, binnen een periode van drie tot zes maanden na verstrekking of de maatwerkvoorziening de beoogde passende bijdrage aan participatie en zelfredzaamheid van de cliënt levert en of er aanleiding is om het besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget te heroverwegen. Dit onderzoek kan, indien gewenst of noodzakelijk, ieder jaar herhaald worden.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van Venray op 12 december 2023.
de burgemeester,
M.C. Uitdehaag
de secretaris,
E.G.J. Voorn
Bijlage 1 Afbakening met andere wetgeving
De zorgverzekeringswet is verantwoordelijk voor de zogenaamde lijfsgebonden zorg. Begeleiding bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Onder de ADL-activiteiten vallen ook activiteiten als aan- en uitkleden, persoonlijke hygiëne, eten en drinken etc. Indien sprake is van overname van ADL-activiteiten gericht op persoonlijke zorg is de ziektekostenverzekeraar de aanwezen instantie. Als er sprake is van begeleiding bij de persoonlijke verzorging is de gemeente verantwoordelijk. Het doel van deze (gemeentelijke) persoonlijke verzorging is het ondersteunen bij of activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging (met inbegrip van enige begeleiding bij die activiteiten), gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid. De aard van de hulpvraag ligt hier nadrukkelijk niet op een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico hierop.
Persoonlijke verzorging is onder te verdelen in persoonlijke verzorging basis en persoonlijke verzorging basis+. Bovenstaande omschrijving van de gemeentelijke persoonlijke verzorging betreft de persoonlijke begeleiding basis. Bij persoonlijke verzorging basis+ kan de inwoner erop rekenen dat de zorgaanbieder naast de planbare zorg, ook oproepbare zorg levert binnen een redelijke tijd.
Activiteiten (gemeentelijke) persoonlijke verzorging:
Persoonlijke verzorging valt onder de Wmo 2015 wanneer de behoefte aan persoonlijke verzorging samenhangt met de behoefte aan begeleiding. Persoonlijke verzorging op grond van de Wmo 2015 kan dan bestaan uit hulp bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), waaronder:
Het gaat bij persoonlijke verzorging op grond van de Wmo niet om het daadwerkelijk wassen en aankleden van de cliënt, maar om de begeleiding hierbij. Het gaat dus om cliënten die zichzelf wel kunnen wassen en aankleden en dergelijke, maar daartoe aangespoord moeten worden door de begeleider omdat ze een regieprobleem hebben, bijvoorbeeld cliënten met een verstandelijke handicap of een psychiatrische aandoening. Dit betekent dat de aanspraak op persoonlijke verzorging verband houdt met de zelfredzaamheid en in het verlengde ligt van begeleiding. Bij dit criterium komt het aansporen tot een handeling nadrukkelijk aan bod. Persoonlijke verzorging onder de Wmo betreft het ondersteunen bij de handelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen met een zintuiglijke, verstandelijke of psychiatrische beperking. De cliënten hebben begeleiding nodig bij handelingen van meerdere gebieden van het dagelijks leven.
Er bestaat recht op zorg en verblijf op grond van de Wlz indien de cliënt is aangewezen op permanent toezicht en 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Ook als de cliënt aanspraak maakt op Wlz-zorg, maar deze thuis ontvangt in de vorm van een Volledig Pakket Thuis (VPT) of door eigen inkoop met een persoonsgebonden budget, kan deze geen beroep doen op de Wmo. Hulpmiddelen en woningaanpassingen voor thuiswonende cliënten met een Wlz indicatie worden vanuit de Wmo bekostigd. Hulpmiddelen van cliënten met een Wlz indicatie die in een instelling zonder behandeling wonen worden bekostigd door de Wlz. Voor de onderdelen waarvoor geen recht op Wlz-zorg bestaat, kan de cliënt een beroep op ondersteuning door de gemeente doen. Algemene voorzieningen op grond van de Wmo, waaronder cliëntondersteuning, zijn overigens wel beschikbaar voor de cliënt met een Wlz- indicatie.
Bijlage 2 Het onderzoeken van overbelasting
De indicatiesteller onderzoekt altijd of er in de individuele situatie moet worden afgeweken van de algemene regels. Een van de redenen om in de individuele situatie af te wijken kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat zij taken overneemt, reeds overbelast dreigt te raken.
In Van Dale wordt overbelasting uitgelegd als “meer belasten dan het prestatievermogen toelaat”.
In medische kringen praten we dan over het (on)evenwicht tussen draagkracht (= belastbaarheid) en draaglast (= belasting). Overbelasting kan veroorzaakt worden door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt het bepaald door in- en uitwendige factoren.
Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:
Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:
Onderzoek naar de draaglast-draagkracht mantelzorger
Het kan soms heel duidelijk zijn dat de mantelzorger overbelast is, in andere gevallen is dat minder duidelijk en zal dit in het indicatieonderzoek moeten worden uitgediept. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel bestaan er allerlei vragenlijsten op dat gebied en kunnen door de mantelzorger ervaren klachten duiden op overbelasting. Uit een uitspraak van het Cvz (Zknr. 23010188) blijkt dat het College van mening is dat de beperkingen in de belastbaarheid vanwege de gezondheid van de mantelzorger dienen te worden beoordeeld door of onder verantwoordelijkheid van een arts. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de behandelende sector volstaan om hierover een oordeel te vormen. Dit dient dan wel onder aanwijzing van een arts te gebeuren; deze dient vervolgens ook bij het eindoordeel te worden betrokken. Indien de situatie heel erg duidelijk is dan is consultatie van een arts niet nodig.
Hieronder volgt een reeks van vragen die de indicatiesteller zou kunnen helpen bij het verkrijgen van een indruk over de eventuele overbelasting van de mantelzorger.
Wat zegt de mantelzorger er zelf over, hoe ervaart hij of zij het zorgen?
Hoe is de (lichamelijke en geestelijke) gezondheid van de mantelzorger?
Zijn er signalen van overbelasting: nervositeit, vermoeidheid?
Heeft de mantelzorger een “uitlaatklep”? Heeft hij of zij de mogelijkheid om activiteiten buitenshuis te doen? Kan iemand zijn verhaal kwijt bij vrienden, familie of professionals? Wordt er respijtzorg geboden zodat de mantelzorger even op adem kan komen?
Hoe is de relatie tussen de mantelzorger en de cliënt? Hoe stelt de cliënt zich op, veeleisend of juist dankbaar? Kan de mantelzorger grenzen aangeven en ‘nee’ zeggen? Is er irritatie tussen de mantelzorger en cliënt?
Heeft de mantelzorger inzicht in de ziekte van de cliënt? (Als men weet dat bepaald gedrag uit de ziekte voortkomt, kan het gemakkelijker zijn dat gedrag te accepteren.)
Hoeveel tijd heeft de mantelzorger? Heeft iemand een baan, een eigen gezin, een ander familielid dat zorg behoeft? Voorbeeld: een echtgenoot wordt ziek, terwijl zijn vrouw ook al voor haar ouders zorgt.
Is de zorg te plannen of is er continue controle en toezicht nodig?
Hoe is de prognose? (Een terminale situatie is altijd zwaar, maar een situatie die langdurig en stabiel is, kan ook veeleisend zijn.)
Wat zijn de knelpunten in de zorg?
Hoe is de woonsituatie? Woont men afgelegen, of in een flat zonder lift zodat de cliënt en de mantelzorger min of meer samen opgesloten zitten.
Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting
Diverse symptomen zijn waar te nemen bij (dreigende) overbelasting. Het is mogelijk, dat slechts één van deze symptomen waarneembaar is. Over het algemeen zullen meerdere symptomen gecombineerd optreden. De mate, waarin ze zich manifesteren, zal van persoon tot persoon verschillen. Daarnaast dient men zich te realiseren dat het hierbij om veelal aspecifieke symptomen gaat, die ook bij andere stoornissen kunnen passen (dit is een van de redenen waarom het Cvz de beoordeling hiervan bij de arts neerlegt). Het bestaan van deze symptomen moet dus als een mogelijk signaal worden opgevat. Indien er meerdere van onderstaande symptomen aanwezig zijn, is het raadzaam dat de zorger zijn huisarts raadpleegt, omdat bij langdurige aanwezigheid en/of verwaarlozing van dergelijke symptomen weer kunnen leiden tot andere, ernstige stoornissen.
Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:
Bijlage 3 Afwegingskader Beschermd Wonen
Concept afwegingskader beschermd wonen 2024 – Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Algemeen afwegingskader voor de prestatie Beschermd Wonen:
Een cliënt komt in aanmerking voor Beschermd Wonen als wordt voldaan aan alle onderstaande criteria.
De cliënt kan zich niet zelfstandig handhaven in de samenleving door een tekort aan zelfregie, zelfregulatie en/of zelfredzaamheid en dit is niet op te lossen met eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, en;
Tijdsduur hulpvraag/proces indicatie
In principe is het doel van beschermd wonen vanuit de Wmo om binnen twee jaar uit te stromen uit beschermd wonen. Er wordt in de gesprekken met de gemeentelijke toegang samen met de cliënt gekeken of een indicatie beschermd wonen nog het best passend is bij het herstel en ontwikkelperspectief van de cliënt.
Binnen twee jaar na het verstrekken van de indicatie wordt er gekeken of beschermd wonen als voorziening bijdraagt aan het vergroten van het herstel, de zelfredzaamheid en participatie van een client op de diverse leefgebieden. Als er binnen twee jaar geen sprake is van (voldoende) herstel, het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie is, wordt er een afweging gemaakt welk zorgkader het beste aansluit bij de ondersteuningsvraag van de client;
De indicatiestelling voor een jeugdige vanaf 17 jaar wordt gezamenlijk gedaan door een jeugdconsulent en een beschermd wonen consulent. Zij zoeken samen naar een geschikte plek. De jeugdconsulent voert de regie tot 18 jaar. Vanaf 18 jaar wordt de indicatiestelling gedaan door een beschermd wonen consulent. De regie ligt vanaf 18 jaar bij de beschermd wonen consulent, en;
Een bevoegde zorgprofessional heeft door middel van diagnostisch onderzoek de psychiatrische, psychische of psychosociale en de daaruit voortvloeiende beperkingen van de cliënt op zijn eigen regievoering vastgesteld. Indien er vooraf geen diagnose beschikbaar is mag een cliënt, in afwachting van de uitslag van het onderzoek, gebruik maken van een beschermd wonen voorziening. Dit gebeurt op basis van het onderzoeksverslag van een beschermd wonen consulent;
Indien de cliënt weigert mee te werken aan diagnostiek heeft de Wmo-consulent de mogelijkheid, in overleg met de cliënt, om een beschrijving te formuleren van de problematiek van de cliënt zodat helder is dat de cliënt in aanmerking komt voor beschermd wonen vanuit de Wmo. Een diagnose is geen vereiste maar wel gewenst voor het afgeven van beschermd wonen indicatie.
Bijlage 4 Kwaliteitseisen aanbieders Beschermd Wonen
Kwaliteitseisen voor alle aanbieders (zorginstellingen, zpp’er en sociaal netwerk)
Eisen voor de professionele aanbieders (zorginstellingen en zzp’er).
Aanbieders dienen te beschikken over een aantoonbaar werkzaam kwaliteitssysteem te beschikken. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een certificaat gebaseerd op de volgende keurmerken; ISO 9001, EN 15224 HKZ, KIWA (ZZP en kleine ondernemers), Prezo of vergelijkbaar. Zorgdienstverleners die niet over een certificaat beschikken moeten op een andere manier aantonen dat zij een werkend systeem hebben voor het beheersen, bewaken, borgen en verbeteren van de kwaliteit van ondersteuning