Organisatie | Noord-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 19 december 2023 met kenmerk 2157964/2163242, tot het vaststellen van de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Omgevingsdienst Noord-Holland Noord 2024 – 2027 |
Citeertitel | Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Omgevingsdienst Noord-Holland Noord 2024 – 2027 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2023 | nieuwe regeling | 19-12-2023 | 2157964/2163242 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
De Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Omgevingsdienst Noord-Holland Noord 2024 – 2027 vast te stellen
Iedere vier jaar maakt de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD NHN) een Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (U&H-strategie) waarin we vastleggen hoe we de komende jaren omgaan met de taken die we voor onze opdrachtgevers uitvoeren. Het opstellen daarvan is nooit een routineklus en deze keer een grotere uitdaging dan ooit: we leven immers in een turbulente tijd als het gaat om de kwaliteit van onze fysieke leefomgeving.
Onze leefomgeving: er staat steeds meer druk op de beperkte ruimte. Belangen strijden om voorrang en grote maatschappelijke behoeften concretiseren zich. Een gezonde, veilige en schone omgeving, het klimaat, ruimte voor woningbouw én natuur.
Het zijn belangrijke thema’s die een plek moeten vinden in de U&H-strategie. Omgevingsdiensten staan te midden van deze veranderingen en belangen. De OD NHN kan deze namens de 16 gemeenten en de provincie waarvoor we werken, beïnvloeden.
De inwerkingtreding van de Omgevingswet én het Interbestuurlijk programma ter versterking van het VTH-stelsel (IBP-VTH) brengen extra veranderingen met zich mee. De roep om een integrale aanpak vraagt erom dat naast regulering, handhaving en toezicht, ook meer ruimte komt voor de adviestaak. De expertise die wij hebben kan onze opdrachtgevers in een vroegtijdig stadium helpen om de mogelijkheden en onmogelijkheden in de diverse maatschappelijke transities te identificeren en voor doorbraken te zorgen.
Met deze strategie leggen we een diepgaand geactualiseerd en stevig fundament voor de uitvoering van ons werk voor de komende vier jaar. Het is een gedragen strategie waaraan onze opdrachtgevers, ons bestuur en onze eigen specialisten hebben meegewerkt zodat het van en voor ons allemaal is. Wij zijn trots op het resultaat en kijken ernaar uit om ermee aan de slag te gaan.
Deel 1 beschrijft het fundament voor de strategie: de wettelijke eisen, de bestuurlijke uitgangspunten, de afbakening en positie van de strategie ten aanzien van ander beleid en andere beleidsdocumenten.
Deel 2 beschrijft het beleidskader. Dit deel gaat in op de beleidsopgaven waaraan de OD NHN een bijdrage wil en moet leveren. Uitgangspunt hierbij is de maatschappelijke opgave zoals beschreven in artikel 1.3 van de Omgevingswet. Bij deze maatschappelijke opgave hoort ook het naleven van de beleidsopgaven op landelijk, provinciaal en regionaal niveau.
Deel 3 is het grootste deel van de strategie, en beschrijft de wijze van inzet van het VTH&A-instrumentarium door de OD NHN. Dit deel bevat de preventiestrategie, de reguleringsstrategie, de toezichtstrategie en de handhavingsstrategie (sanctionerings- en gedoogstrategie). Per strategie wordt ingegaan op specifieke indicatoren voor uitvoering, methoden en werkwijzen. In het hoofdstuk adviesverlening wordt ingegaan op de wijzen waarop de OD NHN invulling geeft aan de verschillende vormen van advies die zij levert. Tenslotte wordt beschreven welke procedures de OD NHN volgt ten aanzien van programmering, monitoring en evaluatie.
Deel 4 bevat de ontwikkelagenda. Hierin staan de onderwerpen opgenomen die we in de komende periode verder ontwikkelen, om een plaats te krijgen in een volgende versie van de uitvoerings- en handhavingsstrategie.
De vier omgevingsdiensten in Noord-Holland (OD NZKG, OD NHN, ODIJ en OFGV) hebben de handen ineengeslagen voor het formuleren van samenwerkingsopgaven, methoden en uitgangspunten voor uitvoering en handhaving in de provincie Noord-Holland. Dit vormt de gezamenlijke Noord- Hollandse uitvoerings- en handhavingsstrategie, waar de vier omgevingsdiensten zich aan conformeren. De teksten uit de gezamenlijke uitvoerings- en handhavingsstrategie zijn opgenomen in deze strategie. De gezamenlijke teksten zijn herkenbaar door een groene verticale lijn in de rechterkantlijn.
De vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben de handen ineengeslagen voor het formuleren van samenwerkingsopgaven, methoden en uitgangspunten voor uitvoering en handhaving in de provincie Noord-Holland. Met dit gezamenlijke deel streven zij naar een gelijk speelveld in Noord-Holland, waarbij wordt opgetreden als één overheid en gelijkwaardige situaties gelijkwaardig worden behandeld. Ieder van de vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten heeft een eigen werkgebied met specifieke kenmerken, en een eigen takenpakket. Dit vraagt om een nadere specifieke uitwerking van opgaven, prioriteiten en inzet in de U&H-strategie ODNHN 2024- 2027.
In de U&H-strategie staat artikel 1.3 van de Omgevingswet centraal:
‘Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:
Niet alleen oog voor bescherming van de leefomgeving (waarborgen), maar ook ruimte maken voor ontwikkelingen:
Daarmee is deze U&H-strategie breder opgesteld dan de huidige VTH-strategie. De grootste verschillen zijn:
Deel 2 beschrijft het beleidskader. Dit deel gaat in op de opgaven waaraan de OD NHN een bijdrage wil en moet leveren. Belangrijk onderdeel van deel 2 is de beschrijving van de risico- en impactanalyse. Met de hier toegelichte methode worden alle opgaven in vijf stappen vertaald naar risico’s en mogelijkheden om impact te maken, door gerichte inzet door de OD NHN. Dit zijn:
Dit resulteert in een overzicht van focuspunten waarnaar in de periode 2024-2027 specifieke aandacht uitgaat. Per focuspunt wordt toegelicht hoe hier uitvoering (door middel van VTH&A) aan wordt gegeven. De U&H-strategie geeft aan wat de OD NHN moet doen, gezien de opgaven (waarborgen en ontwikkelen) en hoe ze dat doet (inzet van het VTH&A-instrumentarium).
In het uitvoeringsprogramma komt te staan wat de OD NHN met beschikbare middelen kan doen. Hierbij staat het waarborgen van de minimale basis (de wettelijke taak) centraal. Artikel 1.3 Omgevingswet vraagt niet alleen om waarborgen, maar ook om ruimte voor ontwikkeling. De keuzes die daarvoor nodig zijn, moeten worden gemaakt door de deelnemers van de OD NHN.
Hiermee wordt duidelijk hoe de OD NHN, binnen haar mogelijkheden en bij het voldoen aan de wettelijke verplichtingen, haar inzet zo gericht mogelijk pleegt om bij te dragen aan de maatschappelijke opgaven.
Voor u ligt de uitvoerings- en handhavingsstrategie 2024-2027 van de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD NHN). Dit is een uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie die de deelnemers van de OD NHN gezamenlijk vaststellen. Deze strategie beschrijft beleidsopgaven en -doelstellingen, werkwijzen en methoden voor de VTH&A-taken (vergunningverlening, toezicht, handhaving en adviesverlening) die de OD NHN uitvoert.
In de afgelopen periode was de VTH-strategie 2021-2023 van toepassing. Eén van de uitgangspunten daarin was het belang van inzicht in de (gewenste) ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Die koers wordt met deze uitvoerings- en handhavingsstrategie voortgezet.
Het werkveld van omgevingsdiensten is dynamisch en nieuwe ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Een belangrijke ontwikkeling is de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024.
Deze wet leidt niet alleen tot herziening van ruimtelijk beleid en programmering door de deelnemers van de OD NHN, maar heeft ook gevolgen voor methoden en werkwijzen voor de uitvoering van vergunningverlening, toezicht, handhaving en adviesverlening. Goed beschouwd brengt de Omgevingswet een hele nieuwe denkwijze met zich mee voor beleid en uitvoering in de fysieke leefomgeving.
Dat is nodig, want maatschappelijke opgaven in de fysieke leefomgeving staan hoog op de politieke agenda, en deze zijn dikwijls complex. Vanuit Europa, van rijkswege, en vanuit provinciale en lokale politiek volgen regelgeving en beleid elkaar in rap tempo op. Dit vraagt om een gerichte en weldoordachte inzet van de omgevingsdiensten, met maatwerk waar nodig en in samenwerking met andere overheden en overheidsorganisaties die voor dezelfde opgaven staan. Een analyse van problemen die zich kunnen voordoen bij de niet-naleving van wet- en regelgeving is hiervoor essentieel. Hierin biedt de uitvoerings- en handhavingsstrategie 2024-2027 een aanzienlijke vernieuwing ten opzichte van de vorige strategie. Niet alleen wordt gekeken naar risico’s van activiteiten voor de leefomgeving, maar ook naar de impact van activiteiten op de maatschappelijke opgaven. Deze wijze van denken komt voort uit de Omgevingswet, die zich niet alleen richt op bescherming van het leefmilieu (veiligheid, gezondheid, omgevingskwaliteit, waarde van natuur) maar ook op verbetering daarvan en het bieden van ruimte voor maatschappelijke behoeften.
Figuur 1: Impressie impact thema’s op de opgaven (zie paragraaf 2.5 en de daarin opgenomen link naar de risico- en impactanalyse)
Naast de inwerkingtreding van de Omgevingswet, is het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de fysieke leefomgeving in ontwikkeling. De basis hiervoor is het Interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP-VTH), naar aanleiding van de adviezen van de commissie Van Aartsen. Het IBP VTH zet in op regionale uniformiteit van uitvoerings- en handhavingsbeleid om bij te dragen aan de uitvoerbaarheid van uitvoerings- en handhavingsbeleid.
De uitvoerings- en handhavingsstrategie 2024-2027 biedt te midden van de genoemde ontwikkelingen een adequaat uitvoeringskader, zowel duidelijk als adaptief. Duidelijk omdat de basis van uitvoering altijd gericht is op het voldoen aan de wettelijke verplichtingen, zoals het behandelen van vergunningaanvragen binnen de wettelijke termijnen, de beginselplicht tot handhaving, et cetera. Dat wil zeggen: er is een wettelijke ondergrens te borgen. Maar de strategie is ook adaptief, omdat ze weergeeft hoe de OD NHN zich gericht kan inzetten om bij te dragen aan specifieke beleidsdoelen en ontwikkelopgaven. Hier zijn bestuurlijke afwegingen en keuzes van belang.
De urgentie van de opgaven, nieuwe inzichten, technische innovaties, afstemming en samenwerking maken regelmatige heroverweging van de inzet van capaciteit en middelen noodzakelijk. In de komende jaren wordt ervaring opgedaan waarmee we de strategie door ontwikkelen.
Deel 1: Fundament voor de U&H-strategie
Bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst hebben de wettelijke opdracht om gezamenlijk een uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie vast te stellen. Dit wordt in het Omgevingsbesluit, artikel 13.5, tweede lid, als volgt verwoord:
‘De bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst stellen gezamenlijk een uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie vast voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 13.12, eerste lid.’
De werkzaamheden, bedoeld in artikel 13.12 van het Omgevingsbesluit, betreffen de basistaken. Deze milieutaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving worden verplicht bij een omgevingsdienst belegd. Dit laat onverlet dat de deelnemers van omgevingsdiensten de opgestelde uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie ook van toepassing kunnen verklaren op (een aantal van) de niet-basistaken of ‘plustaken’ die de omgevingsdienst uitvoert.
Het Omgevingsbesluit biedt de wettelijke kaders waaraan de uniforme U&H-strategie moet voldoen. De werkwijze wordt inzichtelijk gemaakt door de gesloten beleidscyclus, die vaak wordt verbeeld als de Big-8. Het Omgevingsbesluit vereist van bestuursorganen (gemeenten, provincies en waterschappen) dat zij een ‘uitvoerings- en handhavingsbeleid’ vaststellen, waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen de omgevingsdienst moet behalen voor de uitvoering en handhaving en welke activiteiten zij hiertoe ondernemen (Omgevingsbesluit, artikel 13.5 t/m 13.7). Dit wordt geëvalueerd en indien nodig herzien. Dit beleid wordt door de bestuursorganen jaarlijks geoperationaliseerd middels het jaarlijkse uitvoeringsprogramma (Omgevingsbesluit, artikel 13.8).
Hoewel beleids- en strategievorming voor de uitvoeringspraktijk ongrijpbaar en abstract kan lijken, opereren de twee niet alleen naast elkaar, maar hangen ze ook onlosmakelijk met elkaar samen. Goed begrip van hoe beleid en strategie met de uitvoeringspraktijk samenhangen, stelt in staat om zowel het één als het ander te verbeteren.
De gesloten beleidscyclus bestaat uit zeven onderdelen en drie dwarsverbanden die zorgen voor de connectie tussen de twee cycli, oftewel tussen beleid en uitvoering.
Per dwarsverband is het noodzakelijk dat de omgevingsdienst zorgt voor een adequate verbinding. Dat kan de omgevingsdienst uiteraard niet alleen of op zichzelf staand, maar vereist
samenwerking met de deelnemers en de regionale partners in de uitvoering, handhaving en advisering.
1.3 ke U&H-strategie Noord-Holland
De U&H-strategie geeft invulling aan het onderdeel ‘strategie’ uit de Big-8, rekening houdend met alle andere onderdelen uit de Big-8. Voor de OD NHN bestaat de uniforme U&H-strategie uit twee delen:
De gezamenlijke Noord-Hollandse U&H-strategie. De provincie Noord-Holland kent vier omgevingsdiensten (de OD NZKG, de OD NHN, de ODIJ en de OFGV 1 ). De vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben de handen ineengeslagen voor het formuleren van samenwerkingsopgaven, methoden en uitgangspunten voor uitvoering en handhaving in de provincie Noord-Holland.
Met dit gezamenlijk deel streven de deelnemers van de vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten naar een gelijk speelveld binnen Noord-Holland, waarbij wordt opgetreden als één overheid en gelijkwaardige situaties gelijkwaardig worden behandeld. Een gezamenlijk bovenregionale strategie is geen vereiste vanuit de wet, maar het is wel in lijn met onder andere de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LSHO), waaraan overheden gezamenlijk op bovenregionaal (provinciaal) niveau invulling kunnen geven, om een gelijk speelveld te bereiken. Voorts overstijgen veel beleidsopgaven in de fysieke leefomgeving de gemeente- of regiogrenzen en daarom is een beleidsmatige samenwerking op bovenregionaal niveau gewenst door overal gebruik te maken van gedeelde methoden en uitgangspunten.
De individuele U&H-strategie van de OD NHN. Ieder van de vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten heeft een eigen werkgebied met specifieke kenmerken, en een eigen takenpakket. Dit vraagt om een specifieke uitwerking van opgaven, prioriteiten en inzet. Bovendien zijn de deelnemers van de omgevingsdiensten niet alleen opdrachtgever, maar ook eigenaar van de omgevingsdienst. Zij geven vanuit deze rol gerichte kaders voor de uitvoering en handhaving door de omgevingsdienst, met inachtneming van de gemeenschappelijke uitgangspunten uit de Noord- Hollandse U&H-strategie.
De kernelementen uit de gezamenlijke U&H-strategie zijn geïntegreerd in de individuele U&H-strategie van de OD NHN. Het resultaat hiervan is de voorliggende U&H-strategie.
Figuur 3: De gezamenlijke U&H-strategie in relatie tot de U&H-strategie per omgevingsdienst en de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s
Afbakening van de U&H-strategie
De OD NHN voert wettelijk vastgelegde basistaken uit, taken die deelnemers verplicht zijn om af te nemen. Daarnaast biedt de OD NHN een aantal diensten als plustaken aan. De gemeenten en provincie besluiten zelf of zij deze plustaken bij de OD NHN beleggen.
Deze U&H-strategie ziet toe op zowel de basis- als plustaken die de OD NHN uitvoert voor de gemeenten en provincie op het gebied van regulering, toezicht en handhaving en adviesverlening. Daarnaast geldt dat voor gemeenten en provincie wettelijk voorgeschreven is
dat zij voor de taken die zij zelf uitvoeren een daarop van toepassing zijnde U&H-strategie vaststellen.
1.4 ke ontwikkelingen en ontwikkelingen VTH-stelsel
Het VTH-stelsel heeft in de afgelopen jaren niet stilgestaan en ontwikkelt zich voortdurend. Deze strategie sluit bij deze ontwikkelingen aan. Ook bij het opstellen van de Noord-Hollandse U&H-strategie is rekening gehouden met recente en toekomstige ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de taakuitvoering. Dit zijn de volgende ontwikkelingen:
De Omgevingswet geldt per 1 januari 2024. De Omgevingswet bundelt veel van de eerdere wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen enerzijds het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en anderzijds het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van een goede omgevingskwaliteit om maatschappelijke behoeften mee te vervullen. Voor het bereiken van die balans krijgen gemeenten, provincies en waterschappen meer afwegingsruimte. Vanuit het Rijk verschuift steeds meer wet- en regelgeving naar gemeenten, provincies en waterschappen. Er treden veranderingen op in het basistakenpakket.
In de geest van de Omgevingswet gaat het erom dat die leefomgeving op een integrale manier wordt bestuurd met het oog op duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en verbetering van het leefmilieu. Dit vraagt samenhang tussen het beleid, de regels en de uitvoering. Deze samenhang wordt verbeeld door een gesloten beleidscyclus (zie figuur 2). Decentrale overheden stellen in een omgevingsvisie en omgevingsprogramma doelen op voor de fysieke leefomgeving. Deze worden in het omgevingsplan en de omgevingsvergunning uitgewerkt in de vorm van regelgeving. Dit gebeurt in een overgangssituatie waarin overgangsrecht geldt. Deze overgangsperiode duurt tot 1 januari 2032. De gesloten beleidscyclus fungeert naast de Big-8, waarbij de Big-8 specifieker geldt voor beleid en uitvoering van de omgevingsdienst.
Figuur 4: Beleidscyclus Omgevingswet
Voor omgevingsdiensten betekent de Omgevingswet ook een andere benadering van reguliere taken van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Er is sprake van verandering in de werkwijzen (participatie, ‘ja-mits’, digitaal, overlegtafels), normatieve kaders (integraal, decentrale ruimte voor afwegingen, instrumenten voor maatwerk, zorgplicht) en andersoortige organisatie van de inzet van mensen en middelen (opgavegericht programmeren). Voorts volgt uit de wet VTH voor omgevingsdiensten de verplichting om te voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.3 en om de kwaliteitsdoelstellingen nader uit te werken.
Europa en het Rijk hebben zich gecommitteerd aan het behalen van specifieke ambities voor de fysieke leefomgeving, onder meer uitgewerkt in (klimaat)akkoorden en de Nationale Omgevingsvisie (Novi). De aanscherping van het omgevingsbeleid van het Rijk is deels juridisch vastgelegd in de Omgevingswet – het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) of het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dit werkt door in de rol en taken van de omgevingsdiensten, omdat er sprake kan zijn van aangescherpte normering zoals emissies, energie- en grondstoffen of afstandseisen. Ook kan het leiden tot intensieve ruimtelijke transitieprocessen, waarin de inbreng van de expertise van omgevingsdiensten van toegevoegde waarde is. Dit vraagt, indien nodig, om goede organisatie.
Het is ook mogelijk dat een omgevingsdienst een projectmatige opdracht krijgt vanuit het Rijk, bijvoorbeeld door directe financiering van omgevingsdiensten voor advisering bij een beleidsprogramma, gebiedsontwikkeling of bestuurlijk arrangement. Meer over de Europese- en Rijksopgaven in deel 2 van deze U&H- strategie.
Het Interbestuurlijk programma ter versterking van het VTH-stelsel (IBP-VTH), waaraan de Noord-Hollandse omgevingsdiensten deelnemen, is tot stand gebracht in vervolg op het in 2021 opgeleverde rapport van de commissie Van Aartsen, met de titel ‘Voor de leefomgeving’. Het rapport beschrijft hoe de efficiëntie en kwaliteit van omgevingsdiensten kan verbeteren, door middel van tien aanbevelingen. Het IBP heeft de tien aanbevelingen voor de versterking van het stelsel opgepakt op basis van zes pijlers.
In pijler 5 van het IBP gaat het erom dat regio’s tot één gezamenlijke risicoanalyse komen en tot één uitvoerings- en handhavingsplan.
Dit past bij de aanbeveling met letter G van het rapport Van Aartsen, dat gaat over één uitvoerings- en handhavingsbeleid en één uitvoeringsprogramma per regio, dat door de directeur van de omgevingsdienst wordt opgesteld.
De uitvoerings- en handhavingsstrategie geeft richting aan de praktijk, met prioriteiten, methoden en werkwijzen. Dat gebeurt met keuzes en handvatten voor de vergunningverlening, het toezicht, de handhaving en de advisering. Hiermee wordt de strategie praktisch uitvoerbaar. Tegelijkertijd voorziet deze strategie in vijf gezamenlijke bestuurlijke uitgangspunten2 voor de inrichting en organisatie van het stelsel van VTH in de provincie Noord-Holland. De vijf uitgangspunten vormen tezamen een referentiekader voor de verantwoordelijkheid van elk bevoegd gezag in de vier regio’s voor A) de adequate organisatie van bevoegdheden en taken, en B) de inhoudelijke onderbouwing van keuzes en prioriteiten.
In bijlage 5 is een uitgebreide beschrijving van het Bestuurlijk referentiekader opgenomen.
1.6 visie en kernwaarden OD NHN
De OD NHN heeft een eigen missie en visie die weergeven waar de organisatie voor staat. De missie luidt als volgt:
‘De OD NHN maakt natuur en milieu zichtbaar als logische thema’s in de afweging bij keuzes door overheden, burgers en bedrijven. De OD NHN speelt een aanjagersrol in de ontwikkeling en transitie van de fysieke leefomgeving op de thema’s natuur en milieu. De OD NHN verhoogt de maatschappelijke bewustwording op de thema’s natuur en milieu bij burgers en bedrijven.’
De OD NHN hanteert de volgende kernwaarden:
Samen: De OD NHN zet zich in voor de leefomgeving.
Dit doet ze door actieve samenwerking met alle belanghebbenden. De mensen binnen de organisatie vullen elkaar aan vanuit de eigen rol, taak en verantwoordelijkheid. Dit betekent dat haar producten en diensten integraal door haar professionals zijn opgesteld.
Dichtbij: Vanuit haar rol heeft de OD NHN oog voor de belangen van inwoners, ondernemers, samenwerkingspartners en overige relaties. De dienst onderhoudt in en extern actief contact en heeft vaste aanspreekpunten. De OD NHN is voor iedereen zichtbaar. Heldere en directe communicatie staan centraal. Daarom is de omgevingsdienst laagdrempelig benaderbaar.
Artikel 21 van de Grondwet verwoordt de zorgplicht voor de leefomgeving, die voor alle overheden in Nederland geldt.
Deze opgave weerklinkt in de Omgevingswet. De Omgevingswet maakt duidelijk dat er een bedoeling – een maatschappelijke opgave – geldt voor alle taken die uit de Omgevingswet voortkomen. Deze bedoeling wordt in artikel 1.3, als volgt beschreven:
De deelnemers van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten onderkennen deze bedoeling en beschouwen gehoor geven aan deze bedoeling als hun maatschappelijke opgave bij de uitvoering van taken die uit de Omgevingswet volgen. De deelnemers van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten – en daarmee de omgevingsdiensten zelf – beogen:
Daarmee richten de werkzaamheden van de omgevingsdiensten zich niet alleen op het beschermen en in stand houden, maar ook op het bereiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving. Dit gebeurt door zich in onderlinge samenhang te richten op, in ieder geval:
2.3 Overzicht van bovenregionaal beleid
De Nationale Omgevingsvisie (Novi)
Het Rijk heeft zich gecommitteerd aan het behalen van specifieke ambities voor de fysieke leefomgeving, onder meer uitgewerkt in de Nationale Omgevingsvisie (Novi). Momenteel is sprake van grootschalige en urgente opgaven, zoals de depositie van stikstof op natuurgebieden, het tekort aan woningen en de energietransitie. De Novi is een dynamische visie die, gevoed door de uitvoeringspraktijk en maatschappelijke ontwikkelingen, kan veranderen in de tijd.
Dit geldt eveneens voor de uitvoeringsagenda bij de Novi. In de komende periode volgen bevindingen en aanvullingen voor verdere uitvoering, onder meer bij de totstandkoming van programma’s, het opstellen van de omgevingsagenda’s en de plannen van aanpak voor Novi-gebieden. Bijlage 2 geeft een overzicht van huidige nationale programma’s ter specificering van de prioriteiten van de Novi.
De ambities die door het Rijk zijn opgesteld, krijgen nadere duiding en uitwerking op provinciaal niveau.
De Provinciale Omgevingsvisie (Povi)
De Provincie Noord-Holland heeft in haar Omgevingsvisie NH2050 ambities voor de fysieke leefomgeving opgenomen. De hoofdambitie is ‘balans tussen economische groei en leefbaarheid’. Ambities zijn:
Een gezonde en veilige basiskwaliteit van de leefomgeving:
Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, specifiek op het gebied van bodem, water, lucht, omgevingsveiligheid, geluidbelasting en (ontwikkelingen in) de ondergrond. Ambitie is om zo spoedig mogelijk te voldoen aan de KRW-normen voor water (uiterlijk in 2027) en aan de WHO-normen voor luchtkwaliteit (uiterlijk in 2050).
Binnen de Provincie Noord-Holland gelden meerdere programma’s waarin beleidsdoelen staan beschreven. Bijlage 3 geeft weer welke programma’s dit, onder meer, betreft. De in deze programma’s opgenomen beleidsdoelen dienen in onderlinge samenhang te worden beschouwd.
2.4 Overzicht van regionaal beleid
Gebiedsomschrijving verzorgingsgebied
Noord-Holland Noord, van Castricum tot en met Texel, wordt gekenmerkt door een overwegend landelijk karakter met een gering aantal grote gemeenten. Hollands Kroon is de grootste gemeente qua landoppervlakte en Alkmaar heeft de meeste inwoners. De regio wordt omgeven door water, met de langste kuststrook en het breedste duingebied van Nederland. Noord-Holland Noord wordt gekarakteriseerd door veel wind en weidse vergezichten. De voormalige Zuiderzeesteden, het bollengebied en de vele stranden zijn slechts enkele van de toeristische hoogtepunten.
De regio wordt van Zuid naar Noord doorkruist door de spoorlijnen van Amsterdam-Sloterdijk naar Den Helder en Enkhuizen en van West naar Oost van Alkmaar naar Hoorn. Daarnaast lopen de A7 (Amsterdam-Groningen) en de A9 (Amsterdam-Alkmaar) door de regio. Wat betreft het vervoer over water loopt het Noordhollands kanaal dwars door het gebied. In de regio bevinden zich ook enkele vliegvelden: Den Helder (offshore-helihaven), Texel (met name recreatieve luchtvaart), Wieringermeer, Castricum (zweefvliegen) en Middenmeer (ultralights).
Een deel van de regio ligt onder de aanvliegroute van Schiphol. In het gebied liggen drie zeehavens: de NIOZ-haven Texel, de offshore-haven Den Helder en de visserijhaven Den Oever.
Er zijn ongeveer 16.000 bedrijven bij de OD NHN geregistreerd die vallen onder de Omgevingswet/Wet milieubeheer. Veel bedrijven vallen onder de agrarische sector, van bloembollen- tot kassenteelt. Daarnaast is het midden- en kleinbedrijf sterk vertegenwoordigd.
Voor enkele zware bedrijfsmatige activiteiten, zoals de gasopslag van TAQA en de kernreactor in Petten, is het Rijk het bevoegd gezag.
In de regio zijn 27 bedrijven gevestigd die vallen onder de RIE (Richtlijn industriële emissies) en 6 BRZO-inrichtingen (Besluit risico’s zware ongevallen). Voor de BRZO-inrichtingen is de provincie het bevoegd gezag en voert OD NZKG de taken uit.
Veel industriële bedrijvigheid is geconcentreerd op bedrijventerreinen en industrieterreinen. Op grond van de Wet geluidhinder is een aantal van de industrieterreinen in zones ingedeeld. Onder de Omgevingswet gaan deze zones over in geluidsproductieplafonds.
De regio bevat een aantal oude binnensteden. Hier is vaak een concentratie aan horeca te vinden. Daarnaast knelt in oude binnensteden vaak de combinatie van bedrijvigheid met het wonen in oude panden.
Voor een deel van de provinciale plustaken (natuur, zwemwater, wegen-vaarwegen, stiltegebieden, advisering Natuurschoonwet) beslaat het verzorgingsgebied van de OD NHN de hele provincie. Dit geldt niet voor de provinciale taken op het gebied van bodem. De provincie kent 19 Natura 2000-gebieden, is veel beschermde dier- en plantensoorten rijk, heeft 41 stiltegebieden en diverse landgoederen die vallen onder de Natuurschoonwet. Verder zijn er 151 officieel aangewezen zwemwaterlocaties (exclusief 63 strandopgangen), 310 badinrichtingen, ruim 600 kilometer aan provinciale wegen en ruim 250 kilometer aan provinciale vaarwegen.
Omgevingsvisies en coalitieakkoorden zijn goede bronnen om inzicht te krijgen in toekomstige gewenste ontwikkelingen voor onder andere recreëren, natuur, energie, landbouw, wonen, klimaat en circulaire economie3. Deze ontwikkelingen worden enerzijds gekaderd door beperkingen (wet- en regelgeving, beschermingsregimes et cetera), anderzijds zijn de waarden (gebruiks-, belevings-, en toekomstwaarde) bepalende factoren. Al deze zaken gecombineerd geven inzicht in benodigde (vergunning) voorwaarden voor toekomstige ontwikkelingen met oog op onder meer gezondheid, veiligheid, duurzaamheid en leefbaarheid.
Belangrijke onderwerpen in de regio zijn:
2.5 Methode van risico- en impactanalyse
Om te bepalen hoe werkzaamheden van de OD NHN kunnen bijdragen aan het behalen van de beleidsopgaven en ambities van haar deelnemers is een methodiek ontwikkeld. Deze wordt gedeeld door de Noord-Hollandse omgevingsdiensten. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de omvang van het risico van activiteiten, maar ook naar de mate van impact van die activiteiten op de (boven) regionale beleidsopgaven.
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten passen vijf stappen toe om tot gerichte inzet van werkzaamheden te komen:
De OD NHN heeft deze vijf stappen als volgt uitgewerkt.
Stap 1: Opgave-analyse: gegeven doelen en ambities
Artikel 1.3 van de Omgevingswet noemt drie belangen, die in het oog moeten worden gehouden bij de uitvoering van alle taken en bevoegdheden uit deze wet (zie ook artikel 2.1, eerste lid, Omgevingswet):
Met het oog op de behartiging van deze drie fundamentele oogmerken geeft artikel 1.3 een opgave aan ieder bestuursorgaan, namelijk het in onderlinge samenhang beschermen én benutten van de fysieke leefomgeving. Dat moet gebeuren met inachtneming van in ieder geval: ‘veiligheid’, ‘gezondheid’ en ‘omgevingskwaliteit’, ook vanwege ‘de intrinsieke waarde van de natuur’, en ‘vervulling van maatschappelijke behoeften’. Deze elementen moeten steeds in onderlinge samenhang worden bezien, om de hierboven genoemde belangen te behalen.
De onderwerpen die Omgevingswet, artikel 1.3, noemt onder a, gelden als waarborgen voor kwaliteit en worden beschouwd als beleidsopgaven. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten definiëren deze beleidsopgaven als volgt:
Veiligheid. Onder ‘veiligheid’ wordt verstaan: de omgeving- gerelateerde risico’s die mensen in hun fysieke leefomgeving lopen, zoals het omgaan met en/of opslaan van gevaarlijke stoffen, constructieve veiligheid en brandveiligheid. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten streven naar het beperken van omgeving-gerelateerde risico’s.
Natuur: Onder ‘natuur’ wordt verstaan: oog voor ‘de intrinsieke waarde van de natuur’ en de biodiversiteit.
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten streven naar het beperken en/of voorkomen van schade of nadelige effecten op de natuur, zoals het lozen van schadelijke stoffen en bodemverontreinigingen.
Omgevingswet, artikel 1.3, noemt onder b, het onderwerp ‘vervulling van maatschappelijke behoeften’. Wat deze maatschappelijke behoeften zijn vraagt nadere invulling, waarvoor de omgevingsdiensten zich baseren op bestaand beleid.
In het ‘Investeringsvoorstel voor de nationale digitale tweeling infrastructuur’ van het beraad voor Geo-informatie (GI-beraad)4, zijn de nationale beleidsopgaven gecategoriseerd, naar vijf hoofdopgaven. Hiervoor hebben zij de onderzoeken en rapporten over de maatschappelijke opgaven die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving bestudeerd, waaronder de eerder genoemde Novi (Nationale Omgevingsvisie). Deze hoofdopgaven zijn niet alleen op nationaal niveau herkenbaar, maar ook op provinciaal niveau.
Een belangrijke opgave die wel duidelijk uit de bovenstaande beleidsanalyse volgt mist daarin, namelijk: circulaire economie. Deze opgave wordt toegevoegd aan de vijf hoofdopgaven, waarmee we in deze strategie in totaal zes hoofdopgaven formuleren die aansluiten bij de opgaven uit de provinciale omgevingsvisie en programma’s.
Zo krijgt het onderwerp ‘vervulling van maatschappelijke behoeften’, als volgt vorm:
Vervulling van maatschappelijke behoeften:
Onder ‘vervulling van maatschappelijke behoeften’ wordt verstaan: specifieke opgaven die vanuit politiek en bestuur als belangrijk worden beschouwd, en als zodanig in beleid zijn benoemd. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten streven naar het leveren van een adequate bijdrage aan de volgende maatschappelijke opgaven:
De oogmerken ‘duurzame ontwikkeling’, ‘bewoonbaarheid van het land’ en ‘bescherming en verbetering van het leefmilieu’ gelden dus voor elk van de beleidsopgaven. De beleidsopgaven worden in onderlinge samenhang beschouwd en nagestreefd, teneinde zorg te dragen voor deze oogmerken. Dit wordt overzichtelijk weergegeven in tabel 1.
Tabel 1: Samenvatting van stap 1
Hierin betreffen de vier opgaven bij Waarborgen voor kwaliteit vooral de ‘kerntaken’ die de OD NHN uitvoert en bij de zes opgaven Ruimte voor ontwikkeling kan de OD NHN een bijdrage leveren aan het uitvoeren van die opgaven door de deelnemers.
Door artikel 1.3 van de Omgevingswet kan zodoende een overzichtelijke clustering worden aangebracht in de onderwerpen uit de analyse van regionaal beleid. De onderwerpen genoemd in de analyse van regionaal beleid maken duidelijk waarop de beleidsopgaven uit artikel 1.3 van de Omgevingswet zich richten in het werkgebied van de OD NHN.
Stap 2: Koppelen van beleidsopgaven aan bevoegdheid
De OD NHN voert voor haar deelnemers specifieke taken uit, zoals opgenomen in de DVO’s (dienstverleningsovereenkomst) en de mandaten. Aan deze taken zijn specifieke bevoegdheden verbonden op het gebied van regulering, toezicht en handhaving. De OD NHN zet deze bevoegdheden in om impact te maken op de beleidsopgaven van haar deelnemers. De OD NHN voert ook taken uit waaraan geen specifieke bevoegdheid verbonden zijn, zoals adviesverlening of het verstrekken van data in het kader van ketentoezicht of ondermijning. Ook met deze taken wordt impact gemaakt op de beleidsopgaven.
De taken en bevoegdheden hebben overwegend betrekking op specifieke activiteiten in de leefomgeving. Het in beeld brengen van deze activiteiten stelt de OD NHN in staat om later, bij stap 3, per activiteit de risico’s en impact te analyseren per beleidsopgave.
De taken van de OD NHN richten zich voor een groot deel op milieubelastende activiteiten. De Omgevingswet definieert milieubelastende activiteiten in bijlage 1.1 als ‘een activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, niet zijnde een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk of een wateronttrekkingsactiviteit’. Deze milieubelastende activiteiten zijn aan de hand van de volgende uitgangspunten geselecteerd en geordend voor de analyse:
De OD NHN gaat uit van de meest representatieve milieubelastende activiteit4 per locatie.
Milieubelastende activiteiten in het werkgebied van de dienst die andere instellingen of overheden uitvoeren (bijvoorbeeld Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied of het Rijk (Staatstoezicht op de Mijnen), worden niet betrokken in de analyse. De OD NHN gaat vanuit een oog- en oorfunctie en/of adviesverlening in gesprek met bevoegde gezagen over milieubelastende activiteiten die in de regio worden gesignaleerd waarvoor zij niet het bevoegd gezag is.
Bedrijfstak overstijgende, milieubelastende activiteiten komen meestal voor in combinatie met een meer representatieve milieubelastende activiteit. Daarom worden deze milieubelastende activiteiten niet meegenomen in de analyse. Risicovolle, bedrijfstak overstijgende, milieubelastende activiteiten worden in de analyse beschouwd als verzwarende factor bij een (bedrijfs)locatie en controleren we vaak thematisch in het toezicht.
Overige activiteiten, niet-zijnde activiteiten uit afdeling 3.2 tot en met 3.10 van het Bal, zoals bij asbest, deels bodem (voor zover niet- milieubelastende activiteiten - mba), natuur, wegen-vaarwegen
en zwemwater, zijn eveneens in beeld gebracht. Deze worden onderscheiden van de milieubelastende activiteiten en los daarvan geanalyseerd in de risico- en impactanalyse.
Stap 3: Bepaling van verantwoordelijkheid: risico’s en impact
De OD NHN heeft de verantwoordelijkheid om met de kennis die zij heeft, voor haar werkgebied inzichtelijk te maken welke activiteiten risico vormen voor en impact maken op de leefomgeving. Dit is een belangrijke stap voor de bepaling van de meest effectieve inzet van het VTH&A-instrumentarium. Op basis van de ervaringscijfers en de ontwikkelingen kan de prioritering worden bijgesteld.
Per milieubelastende activiteit is geanalyseerd in hoeverre elke activiteit risico’s geeft voor en impact heeft op de beleidsopgaven.
Bij overige activiteiten, niet-zijnde activiteiten uit afdeling 3.2 tot en met 3.10 van het Bal, analyseert de OD NHN op andere wijze. Dit geldt voor activiteiten op het gebied van asbest, bodem6, natuur, wegen-vaarwegen en zwemwater. Relevante activiteiten zijn benoemd en geprioriteerd, gericht op de opgaven van ‘Waarborgen voor kwaliteit’ (Omgevingswet, artikel 1.3, onder a). Deze activiteiten worden niet gescoord op de beleidsopgaven van ‘Ruimte voor ontwikkeling’ (Omgevingswet, artikel 1.3, onder b) omdat de hiervoor relevante wet- en regelgeving in sterkere mate aan verandering onderhevig is.
Dit resulteert in de risico- en impactanalyse zoals weergegeven via de volgende hyperlink: Risicoanalyse - OD NHN7
Stap 4: Bepaling van bestuurlijke prioriteit: bepalen van focus
De OD NHN maakt op basis van de aanwezige beleidsdocumenten, kennis en kunde een risico- en impactanalyse en geeft aan waar de prioriteiten van haar inzet zouden moeten komen te liggen.
De uiteindelijke beslissing hierover ligt bij het college van de betreffende deelnemer.
In de focuspunten zoals weergegeven in paragraaf 2.6 zijn de bestuurlijke prioriteiten meegenomen.
Stap 5: Inzet VTH&A-instrumentarium
De inzet van het VTH&A-instrumentarium moet worden afgestemd op de na te streven beleidsdoelen en ambities. Dat betekent dat we een optimale balans zoeken tussen de inzet van de instrumenten regulering (vergunningverlening), toezicht en handhaving en adviesverlening, om gestelde beleidsdoelen en ambities te realiseren.
Figuur 8: Voorbeeld van bepaling inzet VTH&A-instrumentarium uit risico- en impactanalyse
Als de bestuurlijke prioriteiten voor een specifiek jaar in stap 4 zijn bepaald, kan op basis hiervan worden afgewogen welke inzet door de OD NHN passend is om de beleidsdoelen te behalen. Dit resulteert in een berekening van VTH&A-inzet in een specifiek jaar, in het jaarlijks uitvoeringsprogramma.
Uit het inzicht voortkomend uit de bovenliggende opgaven, het bovenregionaal en regionaal beleid en de risico- en impactanalyse, formuleren we focuspunten voor de periode 2024-2027. De focuspunten zijn de punten die op meerdere onderdelen voor het waarborgen van de kwaliteit (veiligheid, gezondheid, omgevingskwaliteit en waarde van natuur) of ruimte voor ontwikkeling (de transitieopgaven) hoog scoren. De focuspunten kunnen verschillend van aard zijn, gericht op (milieu)thema, taak of opgave. Zij kennen raakvlakken en overlappen. De grote opgaven die er liggen in de fysieke leefomgeving vragen ook om een integrale en samenhangende aanpak. Dat is ook een uitgangspunt van de Omgevingswet.
Er is een onderscheid gemaakt in ‘gemeentelijke en provinciale taken’ en ‘ontwikkelthema’s’.
Gemeentelijke en provinciale taken: bij deze focuspunten gaat het om de meer ‘traditionele taken’ die de OD NHN uitvoert voor haar deelnemers. Zij vloeien voort uit wetgeving en hebben overwegend betrekking op de waarborg-opgaven (maar natuurlijk ook op de ontwikkelopgaven). Uitvoering van deze taken is noodzakelijk om een basisniveau te bereiken op het gebied van veiligheid, gezondheid, omgevingskwaliteit en natuurwaarden.
Ontwikkelthema’s: deze focuspunten zijn vooral een gevolg van de ontwikkelingen van de laatste jaren; de komst van belangrijke nieuwe wetgeving (Omgevingswet), de grote transitie opgaven (zoals circulaire economie en reductie CO2-uitstoot) en inzichten in de achteruitgang van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving (zoals de PFAS (ZZS)- crisis en verslechterende waterkwaliteit).
Met name (maar niet alleen) de ontwikkelthema’s vragen veel inzet op voorbereiding, organisatie en afstemming met partners. Advisering heeft daarin vaak een grote rol. Daarnaast laten de ontwikkelthema’s én gemeentelijke en provinciale (waarborg)taken, een snel groeiende behoefte zien aan het gebruik van data in elke fase van het proces (advies, planning/voorbereiding, uitvoering, monitoring, rapportage en afstemming met partners).
In de uitvoeringsprogramma’s tot nu toe, is voornamelijk ingezet op het beschermen van de leefomgeving (de gemeentelijke en provinciale waarborgtaken) en beperkt op de ontwikkelopgaven en inzet en opbouw van data.
Voor de ontwikkelthema’s zien we een snel toenemende vraag aan inzet door de omgevingsdienst. Soms gaat dat gepaard met extra financiële middelen maar vaak wordt er een beroep gedaan op de bestaande capaciteit en middelen waardoor de uitvoering van de gemeentelijke en provinciale (waarborg)opgaven steeds meer onder druk komt te staan. Het sterk toenemende belang van de ontwikkelthema’s leidt bij gelijkblijvende capaciteit en middelen tot het maken van steeds scherpere keuzes in het uitvoeringsprogramma.
Tabel 7: Belangrijkste focuspunten voor de periode 2024-2027 met legenda
De focuspunten zijn weergegeven in tabel 1. In de tabel is aangegeven d.m.v. sterren wat in hoofdlijnen de impact is op de opgaven. In de laatste drie kolommen zijn de instrumenten V (vergunning verlenen/reguleren), TH (toezicht en handhaven) en A (adviseren) opgenomen. Aangegeven wordt welk instrument mogelijkheden geeft tot het maken van impact.
Milieu - Milieubelastende activiteiten met hoog risico (bij bedrijven)
Dit zijn de milieubelastende activiteiten die hoog scoren in de risico- en impactanalyse.
Prioritering binnen deze activiteiten (vroeger: branches en milieu- categorieën) gebeurt al jarenlang om de inzet van regulering en toezicht en handhaving zo efficiënt en effectief mogelijk te laten zijn. Dat heeft geleid tot een steeds scherpere keuze om alleen de activiteiten met de hoogste prioriteit te behandelen en de overige activiteiten alleen naar aanleiding van een signaal zoals klacht, melding of constatering. Het verder ‘afschaven aan de onderkant’ leidt tot een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid en gezondheid.
Milieu – Energiebesparingsplicht (bij bedrijven)
De verduurzaming van het energiegebruik van industrie en dienstensector is een belangrijke pijler uit het Klimaatakkoord. Via verschillende sporen wordt ingezet op deze verduurzaming. Eén daarvan is het intensiveren van het toezicht op de wettelijke energiebesparingsplicht (de zogenaamd Erkende Maatregelen Lijsten, EML-controles). Per 1 juli 2023 is een omvangrijke wetswijziging van kracht rond de energiebesparingsplicht. De doelgroep is uitgebreid en het toezicht is nu een basistaak voor omgevingsdiensten. Met behulp van subsidies vanuit Rijk en provincie zijn ook in de periode 2024 -2026 extra inspanningen mogelijk rond stimulering, toezicht en handhaving van de besparingsplicht. Per 1 januari 2024 is een rapportageplicht voor werk gerelateerd personenvervoer (voor instellingen met meer dan 100 werknemers) van kracht. Ook het toezicht hierop is een basistaak voor omgevingsdiensten.
Het databeheer ten behoeve van registratie, planning, toezicht, monitoring en rapportage kent door wetwijzigingen, nieuwe wetgeving en nieuwe voorwaarden vanuit het Rijk, een grote dynamiek.
In dit dynamische taakveld vragen deze veranderingen en de afstemming met partners (provincie, de andere omgevingsdiensten, gemeenten etc.) en het databeheer, continu veel voorbereiding en inspanning.
Milieu – Geluid (bij evenementen/horeca, verkeer en industrie)
De geluidsbelasting voor de omgeving als gevolg van muziek bij evenementen en horeca blijft een aandachtspunt. Een te hoge geluidbelasting kan leiden tot overlast, gezondheidsschade en aantasting (nachtelijke) natuurwaarden. Het aantal evenementen zit weer op het niveau van vóór de corona pandemie. Onder de Omgevingswet betreft het een omgevingsplanactiviteit. Geluidcontroles blijven een plustaak, waar de gemeenten naar verwachting behoefte aan houden. De OD NHN blijft met gemeenten in gesprek over het zo efficiënt mogelijk controleren en we passen dit in het uitvoeringsprogramma. De OD NHN kan gemeenten adviseren bij het opstellen van geluidsnormen in evenementenvergunningen en -beleid.
De komst van de Omgevingswet brengt grote veranderingen met zich mee rond het aspect geluid. Alle geluidregelgeving (met uitzondering die wat betreft luchtvaart) wordt opgenomen in deze wet. De Omgevingswet maakt meer lokale afwegingsruimte mogelijk waardoor lokale overheden voor specifieke gebieden meer nadruk kunnen leggen op gezonde leefomgeving en geluid. Belangrijke veranderingen vinden plaats ten aanzien van onder andere de basiskaart geluidemissie wegverkeer, de geluidproductieplafonds voor gezoneerde industrieterreinen en geluidsnormen in het omgevingsplan. De energietransitie leidt tot geluidsbelasting voor de omgeving door het gebruik van nieuwe technieken op vaak nieuwe locaties.
De OD NHN kan een aantal taken en rollen voor de gemeenten en regio’s invullen. Deze variëren, afhankelijk van de wensen, van een beleidsadviserende tot een uitvoerende rol of de rol van initiator of coördinator van lokale, regionale of bovenregionale projecten.
Asbest - Asbestsaneringen met hoog risico op blootstelling aan asbest
Bij het saneren van asbest bestaan aanzienlijke gezondheidsrisico’s, waarbij asbestsaneerders en mensen in de omgeving gevaar lopen bij slecht uitgevoerde saneringen door het inademen van asbestvezels. Niet-gecertificeerde handelingen en saneringen door particulieren leiden vaak tot verontreiniging van de omgeving.
Het afhandelen van sloopmeldingen met asbest wordt onder de Omgevingswet een basistaak voor omgevingsdiensten.
In 2019 is het wetsvoorstel voor een asbestdakenverbod verworpen. De minister heeft in 2020 samen met provincies, diverse gemeenten, brancheverenigingen, Milieu Centraal en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de ‘Samenwerkingsverklaring aanpak asbestdaken’ ondertekend. Deze partijen zetten, onder het Programmabureau Versnellingsaanpak Asbestdakensanering, gezamenlijk de schouders onder een volgende stap voor een asbestdakenvrij Nederland. Ook koppelkansen, zoals het combineren van de asbestdakensanering met het opwekken van zonne-energie, nemen we hierbij mee. Een recentelijk gehouden onderzoek is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de huidige verwering van asbestdaken en de verspreidingsroutes van vrijkomende asbestvezels van deze daken. Daarnaast geeft het onderzoek inzicht in blootstellingsrisico’s van vrijkomende (asbest)vezels voor bewoners van het pand en omwonenden én het effect op de leefomgeving. De uitkomsten van dit onderzoek bevestigen dat de aanpak van asbestdaken noodzakelijk is en blijft voor een gezonde en schone leefomgeving. De OD NHN heeft voor de regio een asbestdakeninventarisatie uitgevoerd. Deze is in 2021 geactualiseerd en gedeeld met het Programmabureau. Het blijkt dat ook in Noord-Holland Noord nog een groot oppervlakte aan asbestdaken aanwezig is. De OD NHN blijft de gemeenten informeren over de (mogelijke) acties rond de asbestdaken.
Bodem - Bodemactiviteiten met hoog risico op bodemverontreiniging
Het is wettelijk verplicht om de bodem te beschermen tegen de aanwezigheid van schadelijke stoffen. Bij verschillende bedrijfsactiviteiten is er een risico dat schadelijke stoffen in de bodem terechtkomen. Om de impact op de bodemkwaliteit te beperken, moeten de bedrijfsactiviteiten - in lijn met de vanaf 1 januari 2024 geldende richtlijn Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen (BB-CVM) - voldoen aan een ‘verwaarloosbaar bodemrisico’. Als bedrijven hieraan niet voldoen, bestaan er milieurisico’s voor het gebied en het grondwater.
Het bedrijf kan met een maatwerkverzoek een aanvaardbaar bodemrisico aanvragen. Saneringsmaatregelen zijn vaak kostbaarder dan preventieve maatregelen. Het begrip ‘verwaarloosbaar bodemrisico’ komt niet terug onder de Omgevingswet, maar het uitgangspunt blijft hetzelfde: bodemverontreiniging zoveel mogelijk voorkomen.
Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet, verschuift een deel van de provinciale bodemtaken op het gebied van bodemverontreiniging, naar de gemeenten. Inschatting van de provincie Noord-Holland is dat dit ongeveer 70 procent van de huidige Wbb-taken omvat. De uitvoering van het overgrote deel van deze taken is en blijft een basistaak, uitgevoerd door de omgevingsdienst. Het gaat hierbij zowel om toezicht, handhaving en vergunningverlening, als om juridische en beleidsmatige advisering. Deze taakverschuiving betekent dat:
Bovenstaande geldt niet voor de gemeente Alkmaar. Deze gemeente heeft nu al onder de Wet Bodembescherming dezelfde bodemtaken als de provincie.
Natuur - Doden, vangen en/of onnodig lijden van dieren in de nabijheid van bebouwde kom
Binnen de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming houdt het team Jacht, beheer en schadebestrijding zich onder andere bezig met het voorkomen, reguleren, toezicht houden op en adviseren over deze wet. Hier ligt een focus op de nabijheid van de bebouwde kom wegens het verbod op het gebruik van een geweer binnen bebouwde kom en de (aantasting van het gevoel van) veiligheid.
Natuur - Grootschalig doden dieren wegens verduurzaming en projectontwikkeling
Binnen de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming houdt het team Ruimtelijke ingrepen zich onder andere bezig met het reguleren, toezicht houden en adviseren bij ruimtelijke ingrepen. Bij elke ruimtelijke inrichting en ontwikkeling gaan we na of de werkzaamheden een negatief effect kunnen hebben op beschermde plant- en diersoorten. Bij grootschalige renovatie en sloopwerkzaamheden in het kader van woningbouw en verduurzaming kunnen op grotere schaal verblijfplaatsen en dieren vernietigd en gedood worden.
Natuur – Stikstof: agrarische sector, (zware) industrie, bouw en infra
Binnen de gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming houdt het team Stikstof zich onder andere bezig met het reguleren, toezicht houden en adviseren op activiteiten waarbij uitstoot van stikstof plaatsvindt. De provincie wil de stikstofuitstoot terugdringen, zodat planten en dieren in de stikstofgevoelige gebieden (N2000) kunnen blijven groeien en leven. Samen met gemeenten, natuurbeheerders, de landbouw, de bouw en de industrie zoekt de provincie naar oplossingen. Hierbij zijn de belasters als gevolg van de agrarische sector, (zware) industrie, bouw en infra voornamelijk in beeld. De behandeling van aanvragen voor stikstofvergunningen is met name voor regulering een aanzienlijke belasting.
Natuur - Werkzaamheden in N2000-gebied, kap- en herplantwerkzaamheden
Binnen de gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming houdt het team Gebieden en houtopstanden zich onder andere bezig met het reguleren, toezicht houden en adviseren op de 19 Natura 2000-gebieden in Noord-Holland. Voor elk van deze gebieden is bepaald welke natuurlijke kenmerken beschermd zijn, behouden moeten blijven of uitgebreid moeten worden.
Werkzaamheden die uitgevoerd worden in een N2000-gebied kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van die kenmerken. Bij het kappen van houtopstanden (bosgebieden) buiten de bebouwde kom gelden voorwaarden, waaronder de herplantplicht. Dit mede om vermindering van het areaal bosgebied te voorkomen.
Vaarwegen - Situaties die gevaar of hinder voor nautisch verkeer veroorzaken
Bij toezicht op en handhaving van wet- en regelgeving op het gebied van wegen en vaarwegen, richt de OD NHN zich vooral op de circa 250 kilometer vaarweg die de provincie in beheer heeft.
Doel van het toezicht is de bevordering van de doorstroming van het vaarverkeer op de Noord-Hollandse routes. De veilige doorgang van vrachtvaart en tegengaan van nieuwe en bestaande illegale ligplaatsen door woonschepen en de recreatievaart hebben prioriteit.
Zwemwater - Zwemwatergelegenheden die een gevaar vormen voor gebruikers
De OD NHN reguleert, controleert en adviseert voor de hele provincie Noord-Holland officiële zwemlocaties op veiligheid en waterkwaliteit. Dit geldt ook voor badinrichtingen. Hier controleren we op de wettelijke hygiëne en veiligheidsvoorschriften. Het voorkomen van gevaarlijke situaties voor gebruikers of bezoekers heeft een hoge prioriteit.
ZZS - Zeer Zorgwekkende Stoffen
Een zeer zorgwekkende stof (ZZS) is een stof die een gevaar vormt voor mens of milieu vanwege bijvoorbeeld carcinogene, mutagene, reprotoxische eigenschappen of de accumulatie in de voedselketen. De emissie naar bodem, water en lucht van ZZS is een groeiend probleem. De PFAS-crisis laat zien tot welke maatschappelijke onrust ZZS kunnen leiden. Uit diverse landelijke rapporten en pilots blijkt dat het huidige ZZS-beleid niet voldoende is om grip te krijgen op dit probleem. De opgaven bestaan o.a. uit:
Een eenduidige, landelijke benadering wordt vanuit het RIVM en Omgevingsdienst NL gestimuleerd en regionaal uitgezet. De eerste overleggen met betrokken partners in Noord-Holland hebben in 2023 plaatsgevonden.
De OD NHN bekijkt op welke wijze vergunningverlening, toezicht en handhaving het beste vorm kunnen krijgen en houdt rekening met de landelijke en regionale benadering.
Water - Gebruik en kwaliteit van water
De kwaliteit en het gebruik van water in Nederland vraagt steeds meer aandacht. Lozingen van bedrijven op het riool (de zogenaamde indirecte lozingen) kunnen gevolgen hebben op het zuiveringsproces en op de kwaliteit van het gezuiverde afvalwater. De betrokken partijen (gemeenten, provincie, waterschap, drinkwaterbedrijf, natuurbeheerder PWN, Rijkswaterstaat en omgevingsdiensten) gaan nauwer samenwerken om de grip op de lozingen van probleemstoffen te versterken. We willen gewenst gedrag bij bedrijven stimuleren en ongewenst gedrag ontmoedigen. Daar waar nodig treden we handhavend op. Onderdeel van deze gezamenlijke aanpak is de bemonstering van afvalwater bij bedrijven op probleemstoffen. Zeer Zorgwekkende stoffen (ZZS) zijn daarbij een belangrijk aandachtpunt.
Het gebruik van zoetwater vraagt meer aandacht omdat dit steeds schaarser wordt. In het kader van circulariteit is dit ook een aandachtspunt (denk bijvoorbeeld aan het sturen op gesloten koelwatersystemen).
CE - Circulair grondstoffengebruik
Nederland wil voor 2030 het grondstoffengebruik met 50% verminderen. Tegen 2050 streven we naar een volledig circulaire economie waarin geen afval bestaat en grondstoffen continu worden hergebruikt. Zowel nieuwe als bestaande bedrijven zijn actief bezig met het ontwikkelen van circulaire initiatieven, waarbij ze reststromen opwaarderen en gebruiken als product of grondstof. Dit doen ze door het vergroten van het gebruik van secundaire grondstoffen, het verminderen van het gebruik van primaire grondstoffen en het veilig en verantwoordelijk gebruik van hernieuwbare grondstoffen. De bestaande wet- en regelgeving sluit nog niet volledig aan op de overgang naar een circulaire economie, wat uitdagingen met zich meebrengt, zoals de afvalstatus van potentiële grondstoffen. We moeten verantwoorde oplossingen vinden binnen de kaders van gezondheid en veiligheid om deze belemmeringen aan te pakken.
De OD NHN stelt een Routekaart CE op waarin we het (boven) regionale beleid vertalen in acties, projecten en opleidingen. Natuurlijk in afstemming met de partners. De rol van advisering is bij dit ontwikkelthema groot. In de loop van de tijd zullen de instrumenten regulering en toezicht en handhaving steeds meer plek krijgen.
OW – Omgevingsadvies strategisch
De Omgevingswet vraagt om een integrale en samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving. De omgevingsdienst heeft veel kennis over de leefomgeving die bij het opstellen van een omgevingsvisie of omgevingsplan en bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid van belang is voor de deelnemers. De omgevingsadviseurs van de OD NHN zijn daarbij de spil. Zij werken intern samen met collega’s (specialisten, vergunningverleners, toezichthouders) en komen zo tot integrale adviezen.
De afgelopen periode zijn er op deze wijze al diverse producten ontwikkeld zoals Advies Omgevingsvisie, Advies Omgevingsplan, Omgevingsscan en Omgevingsanalyse. Deze producten zijn opgenomen in de Producten- en dienstencatalogus (PDC).
Omgevingsadvies is geen basistaak en grotendeels vraag gestuurd. In de regionale werkgroep Kerninstrumenten Omgevingsvisie en -plan zijn hierover afstemmingsafspraken gemaakt tussen de gemeenten en de (keten)partners.
Bij een integraal en samenhangend advies speelt data-en informatiebeheer een grote rol. Naast de beschikbaarheid en toegankelijkheid van data is ook de presentatie met behulp van digitale kaarten een belangrijk aandachtpunt.
Energie – veilige en duurzame energietransitie
Er ligt een grote opgave op het gebied van de energietransitie en verduurzaming. Deze resulteert in nieuwe risicobronnen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportroutes en buisleidingen.
Zo is het gebruik van waterstof een belangrijke ontwikkeling in de provincie. Knelpunt in de energietransitie is de energie- infrastructuur. In de provincie Noord-Holland is daarvoor een Taskforce energie-infrastructuur ingesteld.
Ruimtelijke ontwikkelingen vinden vaak plaats in gebieden dicht bij de risicobronnen. Dit vraagt om samenwerking tussen overheidsinstanties om te bepalen of het basis beschermingsniveau voldoende is of extra maatregelen nodig zijn. Een adequaat monitorings- en evaluatiesysteem, zoals het nieuwe Register Externe Veiligheid (REV), kan hierbij helpen. De OD NHN kan een aantal taken en rollen voor de gemeenten en regio’s invullen. Deze variëren, afhankelijk van de behoefte, van een beleidsadviserende tot een uitvoerende rol of de rol van initiator/coördinator van lokale, regionale of bovenregionale projecten.
Toezicht - Ketentoezicht/ondermijning
Ketentoezicht en ondermijning vragen om een andere manier van bedrijfs- of branche overstijgend toezicht. Het is meer gericht op het voorkomen van en de aanpak op milieucriminaliteit, een verantwoorde circulaire economie en structureel inzicht in grondstoffengebruik en verwerking van reststoffen.
De bevoegdheden van de OD NHN zijn bij ketentoezicht en ondermijning in veel gevallen beperkt. Met het leveren van, en adviseren over, beschikbare data kan de OD NHN wel een belangrijke ondersteuning leveren aan overige handhavingspartners.
Samenwerking met partners en data- en informatiebeheer zijn essentieel bij ketentoezicht en ondermijning.
Om hun criminele activiteiten uit te kunnen voeren, maken criminelen gebruik van allerlei legale diensten en voorzieningen. Zij vragen bijvoorbeeld vergunningen aan, richten bedrijven op en huren en kopen panden. Hierdoor worden criminelen onbedoeld gefaciliteerd door de ‘bovenwereld’. Ondermijning is een probleem dat de maatschappij verzwakt en uiteindelijk zelfs ontregelt. De omgevingsdienst(en) en de gemeente(n) werken bij de aanpak van ondermijning samen met onder meer de politie, het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst. Signalen pakken verschillende overheidsdiensten in een zo vroeg mogelijk stadium gezamenlijk op. De omgevingsdienst(en) en gemeente(n) richten zich daarbij ook op het voorkómen van ondermijnende criminaliteit. Dit doen ze door bijvoorbeeld vergunningen te weigeren, in te trekken of door integrale controles uit te voeren. Samen met bijvoorbeeld de politie, de brandweer en andere partners. Ook kan een burgemeester panden sluiten en boetes opleggen. De Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur) wordt toegepast in het kader van vergunningaanvragen overeenkomstig de gemaakte afspraken met onze deelnemers.
Deel 3: Vertaling naar VTH&A-instrumentarium
In het voorgaande is geanalyseerd hoe de OD NHN haar inzet gericht kan plegen om bij te dragen aan de maatschappelijke opgaven, en de beleidsopgaven van haar deelnemers. Dit doet ze door inzet van haar VTH&A-instrumentarium. Hierbij horen werkwijzen, methoden en (wettelijke) criteria. Daarbij worden, voor zover mogelijk, afwegingen gemaakt vanuit het oogpunt van effectiviteit en efficiëntie. Dit wordt beschreven in deel 3.
3.1 Inzet van het VTH&A-instrumentarium in de praktijk
Regulering (vergunningverlening), toezicht en handhaving vormen de primaire instrumenten die de omgevingsdiensten inzetten om de beleidsdoelstellingen te behalen. Hiernaast zetten we ook het instrument adviesverlening in toenemende mate in. Deze instrumenten samen vormen het zogeheten VTH&A- instrumentarium.
Inzet van de instrumenten kan gebiedsgericht gebeuren. Specifieke opgaven of hun onderlinge samenhang kunnen om een gebiedsgerichte benadering vragen (zoals Natura 2000-gebieden, gebieden met een bouwbestemming of energietransitie op bedrijventerreinen).
Bij de uitvoering van taken op het gebied van regulering, toezicht en handhaving en advisering is een goede integrale en samenhangende organisatie steeds meer afhankelijk van data en de toegankelijkheid daarvan. Dataverwerkingssystemen zijn continu in ontwikkeling en de vraag naar steeds weer nieuwe data en hun samenhang groeit sterk met de Omgevingswet en de beleidsopgaven.
De Omgevingswet, artikel 2.1, eerste lid, verduidelijkt hoe de taakuitvoering, om de doelen van de Omgevingswet te behalen, moet plaatsvinden. Het artikel verwoordt dit als volgt:
Dit houdt voor omgevingsdiensten in dat de maatschappelijke opgaven, zoals verwoord in artikel 1.3 van de Omgevingswet, altijd het uitgangspunt is bij de inzet van het VTH&A-instrumentarium, tenzij geldende wet- en regelgeving, op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau, een voorgegeven handelswijze voorschrijft.
Omgevingswet, artikel 2.1, tweede lid, vult bij het eerste lid aan:
Wederom wordt hiermee benadrukt dat de Omgevingswet het afwegen en het zoeken van ‘samenhang’ centraal stelt. Wat wordt in samenhang benaderd? ‘Relevante onderdelen en aspecten van de fysieke leefomgeving’ en ‘rechtstreeks daarbij betrokken belangen’. Ten aanzien van ‘relevante onderdelen en aspecten van de fysieke de sanctionerings-strategie en de gedoogstrategie.
leefomgeving’ spreekt de Omgevingswet op verschillende plaatsen zowel van:
Ten aanzien van de ‘rechtstreeks daarbij betrokken belangen’ zijn de beleidsdoelen van de deelnemers ook een belang. Het strikt redeneren vanuit een voorgegeven taak is dus onder de Omgevingswet niet meer goed vol te houden. Het gaat om het in ogenschouw nemen van de opgaven en daarbij de adequate inzet en toepassing van het VTH&A-instrumentarium bepalen. Het gaat om een adequaat antwoord op specifieke opgaven, in specifieke situaties.
3.3 Strategieën voor toepassing van het VTH&A-instrumentarium
Zoals beschreven in artikelen 13.6 en 13.7 van het Omgevingsbesluit, dienen de omgevingsdiensten in ieder geval voor de taken vergunningverlening (regulering), toezicht en handhaving te beschrijven hoe aan deze taken uitvoering wordt gegeven. Dit wordt beschreven in enkele uitvoeringsstrategieën, zoals weergegeven in figuur 98.
Figuur 9: Strategieën bij de instrumenten van de omgevingsdiensten
In wat volgt werken we bovengenoemde strategieën uit. Bij elk van de strategieën lichten we de impact toe die de Omgevingswet heeft op de taakuitvoering. Ook worden gedeelde doelstellingen voor de betreffende taak beschreven, evenals een gedeelde werkwijze.
Het beschrevene gaat over hetgeen de vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten gemeenschappelijk delen. Een nadere uitwerking per taak, geven zij in hun individuele U&H-strategie.
Onder regulering wordt verstaan: het toepassen van normatieve prikkels om beleidsdoelen te realiseren. Dit omvat het stellen van regels, binnen de kaders van de wet- en regelgeving. Meer in het bijzonder gaat dit over het verlenen van toestemming door het bevoegd gezag, op basis van toetsing van een aanvraag of melding aan de wettelijke voorschriften. Werkzaamheden van de omgevingsdiensten in dit kader, zijn:
Gedeelde visie op regulering door Noord-Hollandse omgevingsdiensten
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hanteren voor regulering de volgende uitgangspunten.
Regulering krijgt onder de Omgevingswet een ander karakter dan in de oude situatie met de Wabo en Wet milieubeheer. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten ontwikkelen zich onder de Omgevingswet steeds meer richting opgave-gericht reguleren. Veel (milieubelastende) activiteiten vallen onder algemene rijksregels en dat betekent dat initiatiefnemers aan voorschriften moeten voldoen zonder dat een besluit nodig is om de activiteit te mogen verrichten. Een activiteit kan dan starten, zolang de algemene regels in acht worden genomen. Voor deze bedrijven is het wel vaak mogelijk om maatwerkvoorschriften te stellen. Daarmee kunnen de maatschappelijke doelen uit de wet en de beleidsdoelen uit de regio worden vertaald naar de voorschriften voor (milieubelastende) activiteiten.
Om beleidsopgave(n) te realiseren kan de omgevingsdienst ertoe besluiten scherp te vergunnen9. Dit houdt in dat zo dicht mogelijk tegen de onderkant van de BBT-bandbreedte wordt vergund, met het oog op de realisatie van zoveel mogelijk milieu- en natuurbescherming en -herstel. Dit geldt in ieder geval voor de aanvragen waarvoor Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland bevoegd gezag is. De aanvrager van een omgevingsvergunning motiveert hoe aan de onderkant van de BBT- bandbreedte is voldaan.
De omgevingsdiensten kunnen het voorzorgsbeginsel gebruiken bij hun besluitvorming over vergunningen en maatwerk. Het voorzorgsbeginsel houdt in dat een overheid maatregelen kan nemen als er gegronde redenen zijn om te vrezen dat activiteiten negatieve gevolgen kunnen hebben (impact) terwijl er sprake is van een tekort aan specifieke wetenschappelijke zekerheid over de relatie tussen oorzaak en gevolg.
Korte lijnen tussen de omgevingsdienst en de deelnemers (i.e. opdrachtgevers) tijdens het vergunningproces, goed vooroverleg en het voldoen aan de indieningsvereisten door de aanvrager zijn van belang voor een vlotte afhandeling van de aanvraag, binnen de termijnen. De omgevingsdiensten behandelen een aanvraag in beginsel niet als een aanvraag niet compleet is. In dit geval wordt een verzoek om aanvullingen gedaan. Een aanvraag die onvoldoende informatie bevat om tot een besluit te komen wordt niet-ontvankelijk verklaard, tenzij het bedrijf de informatie alsnog verstrekt
Voor het uitvoeren van milieubelastende activiteiten is het wettelijk verplicht om het bevoegd gezag van informatie te voorzien. Dit gaat deels over het aanleveren van gegevens en bescheiden en deels over de plichten om te informeren over gebeurtenissen. Het aanleveren van gegevens en bescheiden moet vier weken voorafgaand aan de start van een activiteit. Deze informatieplicht geldt voor alle milieubelastende activiteiten die in hoofdstuk 3 Besluit activiteit leefomgeving (Bal) zijn aangegeven. Bij de plicht tot aanleveren van gegevens en bescheiden gaat het om de uitvoering van artikel 2.18 Bal. Dit is niet hetzelfde als een ‘meldingsplicht’, want daarbij geldt een verbod om te starten met de activiteit zolang die niet is gemeld. De meldingsplicht blijft voor specifieke activiteiten bestaan.
Gedeelde werkwijze voor regulering door Noord-Hollandse omgevingsdiensten
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten werken met een vraaggestuurde én opgavegerichte aanpak. Vraaggestuurd houdt in dat de aanvrager van de vergunning leidend is in de prioritering van de behandeling van aanvragen. Opgavegericht houdt in dat vergunningen en maatwerkbeschikkingen die verband houden met specifieke regionale opgaven nadrukkelijke aandacht krijgen. De omgevingsdiensten anticiperen daarop door zo goed mogelijk te voorspellen welke aanvragen te verwachten zijn en welk maatwerk noodzakelijk is, door middel van contact met de initiatiefnemer c.q. ondernemer over diens plannen en planning. Daarbij gaat het om ontwikkelingen in de omgeving of ontwikkelingen bij het bedrijf, in combinatie met de technische ontwikkelingen, de historie qua normering en naleving en de prioriteiten.
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten bepalen de complexiteit van een aanvraag door zowel naar de technisch-inhoudelijke als de sociaal-maatschappelijke complexiteit te kijken. Hoe dit gebeurt, en de te volgen procedure (regulier, uitgebreid, gefaseerd) is uitgewerkt in de uitvoerings- en handhavingsstrategie per omgevingsdienst. Het benodigde niveau van toetsing wordt door de omgevingsdienst bepaald.
Onder regulering op aanvraag verstaan we alle aanvragen die de omgevingsdienst behandelt. Hieronder vallen:
Onder de Omgevingswet wordt een omgevingsvergunning niet meer automatisch verleend als de beslistermijn voorbij is (lex silencio positivo). De termijnen veranderen. Activiteiten vallen vaker onder algemene regels. De afhandeling van meldingen bij bedrijven is arbeidsintensiever, omdat er ook ruimte is om de milieubelasting van de activiteiten van deze bedrijven op een adequate wijze te reguleren door het stellen van maatwerkvoorschriften (zie maatwerkvoorschriften).
Voor natuuractiviteiten zijn de maatwerkvoorschriften een nieuw instrument, zoals voor houtopstanden. We gaan de mogelijkheden om meer maatwerkvoorschriften toe te passen onderzoeken.
Het toepassen van gelijkwaardige maatregelen wordt geregeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet. Het gaat dan om een maatregel waarmee tenminste hetzelfde resultaat wordt bereikt als met de algemene regel. Gelijkwaardige maatregelen kunnen fysieke maatregelen zijn, maar bijvoorbeeld ook bepaalde werkwijzen en meetmethoden. Gelijkwaardige maatregelen zijn altijd toegestaan. Meestal is toestemming van het bevoegd gezag nodig om een gelijkwaardige maatregel te mogen toepassen, soms is dat niet het geval.
Wijze van prioriteren bij regulering op aanvraag
Dit type prioriteren draagt bij aan prioritering van werkzaamheden zoals bedoeld in het Omgevingsbesluit, artikel 13.6, eerste lid, onder a. In strikte zin is er bij vergunningverlening geen sprake van prioriteren. Vergunningen handelen we altijd af binnen de geldende beslistermijnen. Wel worden aanvragen intensiever of minder intensief getoetst op specifieke aspecten. De intensiteit is afhankelijk van de omvang en complexiteit van de aanvraag.
Complexiteit wordt bepaald door rekening te houden met:
Sociaal-maatschappelijke complexiteit:
sprake van vele actoren met eigen ideeën en belangen. Sociaal-maatschappelijke complexiteit neemt toe als met de aanvraag een grote impact kan worden gemaakt op de beleidsopgaven en/of als belangen niet overeenkomen met de beleidsopgaven. Zie hiervoor de risico- en impactanalyse, zoals toegelicht in deel 2 van deze U&H-strategie.
Daarnaast kan de aanvraag enkelvoudig (uit één deel bestaand) ofwel meervoudig (uit meerdere delen bestaand) zijn. Dit resulteert in vier categorieën, zoals getoond in onderstaande figuur.
Figuur 10: Matrix ter beoordeling van de categorie van een vergunningaanvraag
Afhankelijk van de categorie wordt een omgevingsvergunningaanvraag meer of minder intensief getoetst.
Voor meldingen geldt dat deze afhankelijk van de categorie meer of minder intensief worden opgevolgd:
Werkwijze bij regulering op aanvraag
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hanteren de volgende gezamenlijke werkwijze:
De OD NHN hanteert daarnaast de volgende werkwijzen:
De omgevingsdienst stimuleert het volledig aanleveren van informatie door de aanvrager/initiatiefnemer, door heldere communicatie over welke gegevens bij de aanvraag moeten worden verstrekt. Als mogelijk geeft de omgevingsdienst voorafgaand aan de aanvraag een indicatie van de kans op positieve besluitvorming rond de aangevraagde vergunning, functiewijziging en/of bestemmingsplan(wijziging).
Als er voor een toekomstig(e) omgevingsvergunnings- aanvraag/initiatief behoefte is aan vooroverleg wordt dit klantgericht georganiseerd. De OD NHN wordt indien nodig in het behandelteam van de gemeente opgenomen én heeft inzage in het volledige dossier in verband met risico’s in relatie tot politieke en/of maatschappelijke gevoeligheden.
Voor gelijkwaardige maatregelen geldt: akkoord bevonden gelijkwaardige maatregelen worden bijgehouden in een helder overzicht waarmee snel wordt beoordeeld welke maatregelen als gelijkwaardig kunnen worden toegepast. Bovendien zorgt dit overzicht voor duidelijkheid over de algemeen aanvaarde onderbouwing en (gronden voor) acceptatie van gelijkwaardige maatregelen.
Criteria bij regulering op aanvraag
De OD NHN hanteert de volgende criteria voor het beoordelen van en beslissen op aanvragen van omgevingsvergunningen en het beoordelen van meldingen:
Ambtshalve regulering (proactief)
Onder ambtshalve regulering wordt verstaan: regulering die proactief wordt geïnitieerd door de omgevingsdienst. Dit betreft:
De Omgevingswet (artikelen 5.39 en 5.40) regelt voor het bevoegd gezag de verplichting respectievelijk bevoegdheid tot wijziging van de voorschriften van een omgevingsvergunning en tot intrekking van een omgevingsvergunning. Een aantal van die verplichtingen en bevoegdheden is uitputtend geregeld op wetsniveau:
Artikel 5.38, Omgevingswet schrijft voor dat het bevoegd gezag regelmatig beziet of de voorschriften van de vergunning nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu. Deze actualiseringsplicht geldt alleen voor milieubelastende activiteiten en lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam, zuivering technisch werk of op zee. Onder ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu verstaan we ook de vaststelling van nieuwe of herziene conclusies over best beschikbare technieken (zoals bedoeld in artikel 13, vijfde en zevende lid, van de richtlijn industriële emissies). Als gevolg van deze actualisatieplicht moet het bevoegd gezag een actievere houding aan nemen voor het actueel houden van reeds afgegeven vergunningen.
Als sprake is van meerdere omgevingsvergunningen milieu en daardoor een situatie is ontstaan die in de weg staat van doelmatige uitvoering en handhaving, kunnen we ambtshalve besluiten die omgevingsvergunningen te vervangen door een nieuwe. Dit is een revisievergunning, overeenkomstig artikel 5.45 Omgevingswet. Bij die vergunning is het mogelijk om voorschriften te wijzigen of (delen van) de eerder verleende vergunningen in te trekken op basis van de artikelen 5.39 en 5.40 Omgevingswet.
Intrekken van een omgevingsvergunning of het wijzigen van voorschriften gebeurt overeenkomstig Omgevingswet artikelen 5.39 en 5.40 Omgevingswet.
Wijze van prioriteren bij ambtshalve regulering
De OD NHN gaat over tot ambtshalve regulering als dit nodig is om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen, zoals de actualiseringsplicht. Of als er een aanleiding voor is.
De OD NHN hanteert voor ambtshalve regulering de volgende werkwijze:
Met een maatwerkvoorschrift wordt in specifieke gevallen afgeweken van de algemene toepassing van algemene regels voor activiteiten. Maatwerkvoorschriften kunnen we zowel op aanvraag als ambtshalve (op initiatief van de omgevingsdienst) verlenen.
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) biedt een algemene mogelijkheid voor het bevoegd gezag om af te wijken van de bepalingen van het Bal. Dit kan in individuele gevallen met maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften (artikel 2.13, Bal). In de meeste gevallen volstaan de regels in het Bal. Met maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften kan het bevoegd gezag de landelijke regels meer toespitsen op de situatie of de locatie.
Het bevoegd gezag mag geen maatwerkvoorschrift stellen als hij over dat onderwerp een vergunningvoorschrift kan opstellen. Dat staat in artikel 2.13, vierde lid, van het Bal.
Onder ‘preventie’ wordt verstaan: alle acties die bijdragen aan de verbetering van de spontane naleving van wet- en regelgeving voor de fysieke leefomgeving.
Gedeelde visie op preventie van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten
Voor bevordering van het spontane naleefgedrag wordt ingezet op voorlichting en het uitleggen van het doel van wet- en regelgeving.
Relevante onderdelen en aspecten van de fysieke leefomgeving en rechtstreeks daarbij betrokken belangen beschouwen we in samenhang en kunnen vragen om specifieke voorlichting. Adequate voorlichting kan de noodzaak tot interventie en correctie verkleinen.
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten stellen voor preventie het volgende gedeelde uitgangspunt:
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten verkleinen de noodzaak tot interventie en correctie door communicatie over wet- en regelgeving. |
Gedeelde werkwijze van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten voor preventie
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten communiceren actief over de in hun werkgebied geldende voorschriften aan instellingen, bedrijven en burgers en overheden. Hiertoe zetten we diverse communicatiemiddelen in, gericht op voorlichting en ondersteunend optreden (zoals vooroverleg).
Uitgangspunt bij preventief optreden door OD NHN is dat de verantwoordelijkheid voor naleving van wet- en regelgeving primair bij initiatiefnemers ligt. In sommige omstandigheden kan de inzet van preventieve instrumenten echter effectief zijn ter bevordering van het naleefgedrag. Voorbeelden van die omstandigheden:
Belangrijke instrumenten voor spontane naleving:
Wijze van prioriteren bij preventie
De OD NHN hanteert de volgende werkwijze bij preventief optreden:
Onder toezicht verstaan we: de werkzaamheden die door of namens een bestuursorgaan worden verricht om te observeren en constateren of wet- en regelgeving worden nageleefd.
Toezicht heeft een belangrijke preventieve werking. Doel hierbij is bevordering van het naleefgedrag van wet- en regelgeving door inwoners, bedrijven, instellingen en overheden.
Gedeelde visie op toezicht van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten
Toezicht zal zich onder de Omgevingswet naast risico’s steeds meer richten op de beleidsopgaven. Daarmee verschuift het toezicht voor een deel van routinematige, integrale, controles op basis van risico (gevaaraspect/veiligheid) -- het jaarlijkse lijstje - naar steeds meer specifiek ingericht toezicht met het oog op een opgave of activiteit. Daarbij zoeken we naar een passende vorm van toezicht (fysiek, administratief, zelfcontrole, op afstand, in samenwerking met partners, ketentoezicht, datagericht). Net als bij regulering kunnen de Noord-Hollandse omgevingsdiensten bij toezicht het voorzorgbeginsel gebruiken.
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben voor toezicht de volgende gedeelde uitgangspunten.
Onder regulier toezicht wordt verstaan:
Aan de hand van de prioriteitenstelling wordt in het jaarlijks uitvoeringsplan beschreven welke controles in het betreffende jaar worden uitgevoerd. De omgevingsdienst bepaalt welke vorm van toezicht passend is: een controle ter plaatse, administratief toezicht of een combinatie.
Voor IPPC-installaties geldt de minimale controlefrequentie overeenkomstig Omgevingsbesluit 13.7. Voor niet-IPPC-installaties is de controlefrequentie afhankelijk van de uitkomsten van de analyse van problemen en prioriteitenstelling van de individuele omgevingsdienst.
Naast routinematige controles, organiseert de omgevingsdienst incidentele controles. Dit gebeurt naar aanleiding van klachten, meldingen of handhavingsverzoeken, of in het kader van surveillance of hercontrole. Ook hiervoor geldt dat de omgevingsdienst per situatie bepaalt of een controle ter plaatse, een administratieve controle, of een combinatie het meest aangewezen is.
Naast routinematige (integrale) controles en incidentele controles is ook sprake van een projectmatige aanpak. Dit kunnen de omgevingsdiensten inzetten als het toezicht zich concentreert op één aspect of doelgroep, bijvoorbeeld op de voorschriften van propaantanks.
Verbeteren van de spontane naleving van wet- en regelgeving. | |
| |
De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt periodiek door representatieve enquêtering van |
Wijze van prioriteren bij regulier toezicht
De prioritering volgt uit de risico- en impactanalyse, zoals weergegeven in paragraaf 2.5 en de genoemde verwijzing naar de risico- en impactanalyse. Afhankelijk van het label van activiteiten uit de risico- en impactanalyse controleren we routinematige meer of minder frequent. Hierbij nemen we de eventuele wettelijk vereiste controlefrequenties in acht.
Incidentele controles vinden plaats op grond van actuele inzichten. Voor incidentele controles naar aanleiding van klachten en handhavingsverzoeken zie paragraaf ‘klachten en handhavingsverzoeken’.
Bij het bepalen van het aantal controles maken we gebruik van de bonus-malus regeling. Hoe meer je je aan de regels houdt hoe minder je gecontroleerd wordt (bonus). Hoe vaker je je niet aan de regels houdt hoe meer je gecontroleerd wordt (malus). Het inzicht in het aantal geregistreerde overtredingen neemt in de loop der jaren toe waardoor de bonus-malus regeling steeds gerichter wordt ingezet.
Als er sprake is van hardnekkige gevallen en complexe handhavingsdossiers is dit aanleiding voor het vaker uitvoeren van een controle.
Werkwijze bij regulier toezicht
Toezichtcontroles bereiden we voor op basis van een prioriteiten- stelling die elk van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten maakt in haar uitvoerings- en handhavingsstrategie.
De omgevingsdienst wijst een toezichthouder aan om de betreffende controle uit te voeren. Hierbij geldt het volgende. Een toezichthouder controleert geen vergunning die hij zelf heeft opgesteld. De omgevingsdienst rouleert periodiek tussen toezichthouders per instelling, locatie of gebied, zodat een toezichthouder slechts een beperkt aantal keer eenzelfde instelling, locatie of gebied controleert. Bij uitzondering wordt van deze beginselen afgeweken – bij voorbeeld in geval van het uitsluitend voorhanden zijn van specifieke specialistische kennis bij één toezichthouder.
Gedurende een controle ter plaatse worden in het kader van integraliteit (zo veel mogelijk) verschillende rechtsgebieden binnen het omgevingsrecht getoetst. Zo dragen we zorg voor een efficiënte wijze van toezicht, en een minimale belasting voor een gecontroleerde instelling, locatie of gebied.
Administratieve controles toetsen de juiste administratieve vastlegging van wettelijke verplichtingen, al dan niet volgend uit vergunningen, meldingen en maatwerkbesluiten. Dit gebeurt door schriftelijke informatie (zakelijke gegevens en bescheiden) te controleren. Hierbij wordt in ieder geval gecontroleerd of informatie op de correcte wijze is verwerkt, of installaties tijdig zijn gekeurd en of formulieren juist worden gebruikt en opgeborgen.
Voorbeelden zijn: energiebesparingsonderzoeken, meetrapporten, transportformulieren en keuringsbewijzen.
Waar mogelijk wordt gewerkt met doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften. De toezichthouder zal de naleving daarvan moeten kunnen beoordelen zonder het voorschrift al op voorhand in te vullen met beleidsregels. In het rapport ‘Toezien op publieke belangen’ wijst de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (hierna: WRR) erop dat normen vaak moeten functioneren in een complexe werkelijkheid met een sterke internationale dimensie en snelle technologische ontwikkelingen. Daardoor kan de regelgeving op enig moment de aansluiting met de realiteit verliezen. Een toezichthouder moet volgens de WRR voorbij de grenzen van wet- en regelgeving kijken, op zoek naar risico’s en bedreigingen voor het systeem waarop de overheid toezicht houdt.
In beginsel wordt door omgevingsdiensten de volgende werkwijze gehanteerd na een controlebezoek. Binnen twee weken na een toezichtcontrole wordt de gecontroleerde op de hoogte gesteld van de resultaten van de controle en de eventuele gevolgen voor een gecontroleerde instelling, locatie of gebied.
Na elk controlebezoek bij een IPPC-installatie gelden de termijnen zoals beschreven in artikel 13.7 van het Omgevingsbesluit.
Bij een hercontrole controleert de toezichthouder of de betreffende instelling of persoon voldoende gevolg heeft gegeven aan de waarschuwing of opgelegde sanctie(s). Een hercontrole vindt plaats na de gestelde termijn die is genoemd in de brief die de overtreder heeft ontvangen na de voorgaande controle.
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten stemmen met hun deelnemers (i.e. opdrachtgevers) af in een ambtelijk omgevingsoverleg, waarin we lopende trajecten en specifieke casussen bespreken. In voorkomende gevallen kan de deelnemer de omgevingsdienst een suggestie doen aangaande de wijze en vorm van toezicht bij een organisatie of specifieke locatie.
Twee omgevingsdiensten, de OD NZKG en de OD NHN, voeren in opdracht van de Provincie Noord-Holland specifieke taken uit in het werkgebied van de ODIJ en de OFGV. Om deze werkzaamheden op elkaar af te stemmen onderhouden de omgevingsdiensten nauw contact.
Ketentoezicht is het op elkaar afgestemde toezicht van één of meer toezichthoudende instanties op de naleving, de kwaliteit of de veiligheid van een handeling of zaak, dat zich uitstrekt tot alle partijen die achtereenvolgens betrokken zijn bij deze handeling of zaak.
Bij het ketentoezicht is het van belang dat de OD NHN met andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving, afspraken maakt over de samenwerking bij en de afstemming van de werkzaamheden.
| |
De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt door een vierjaarlijkse evaluatie van de samenwerking met de ketenpartners. Rapportage vindt 1 keer per vier jaar plaats. |
Wijze van prioriteren bij ketentoezicht
De OD NHN hanteert de volgende werkwijze bij het uitvoeren en deelnemen aan ketentoezicht:
Klachten en handhavingsverzoeken
Het behandelen van klachten en handhavingsverzoeken vraagt in de eerste plaats om toezicht. Hiermee wordt de situatie beoordeeld en bepaald of handhavend optreden nodig is.
Soms wordt in een klacht verzocht om handhavend op te treden. Daarmee is het niet meteen een juridisch verzoek tot handhaving. Dat verzoek tot handhaving moet voldoen aan bepaalde eisen (zoals schriftelijke indiening en ondertekening van het verzoek) en bij de behandeling gelden wettelijke procedures. In overleg met de klager wordt bepaald of er sprake is van een klacht of een handhavingsverzoek.
Wijze van prioriteren bij klachten en handhavingsverzoeken Klachten en handhavingsverzoeken gaan boven reguliere controles. |
Werkwijze bij klachten en handhavingsverzoeken
De OD NHN hanteert de volgende werkwijze bij het afhandelen van klachten en handhavingsverzoeken.
Als een klacht of handhavingsverzoek binnenkomt die gerelateerd is aan een activiteit in fysieke leefomgeving, een persoon of gebied vindt een controle plaats. Als de OD NHN een overtreding constateert, wordt deze in controlerapport vermeld en in het systeem gezet. Dat kan voor de herleidbare overtreder of locatie consequenties hebben voor de controlefrequentie. Een bedrijf, organisatie, persoon of gebied waarover veel klachten binnenkomen, wordt vaker bezocht en kan daardoor ook een hogere prioriteit krijgen.
Onder handhaving wordt verstaan: het handhavend optreden vanwege de constatering van niet naleven van wet- en regelgeving. Handhaving volgt in beginsel uit toezicht. Sanctioneren en gedogen zijn onderdeel van handhaving. De handhavingsstrategie bevat dan ook de sanctionerings- en de gedoogstrategie.
Gedeelde visie op handhaving onder de Omgevingswet
Om bij iedere overtreding de juiste interventie te plegen is zorgvuldige afweging nodig. Het handhavingsinstrumentarium van de omgevingsdiensten verandert onder de Omgevingswet nauwelijks. Een nieuw in te zetten instrument bij bestuursrechtelijke handhaving is de bestuurlijke boete. De omgevingsdiensten volgen hiervoor de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) en de Landelijke Handhavingsstrategie Brzo (LHS Brzo), en dragen zorg voor adequate afstemming met samenwerkingspartners.
Voor geheel Noord-Holland wordt een gelijk speelveld beoogd. Overheden behandelen we hierbij op eenzelfde wijze als burgers en bedrijven.
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben voor handhaving de volgende gedeelde uitgangspunten.
Sanctioneren is het optreden tegen een geconstateerde overtreding en ziet op diverse typen bestuurlijke sancties zoals de last onder dwangsom, bestuursdwang en de bestuurlijke boete.
Overtredingen vinden niet altijd opzettelijk plaats. Ze doen zich ook voor door onwetendheid over wet- en regelgeving of de risico’s van het gedrag, of praktische punten die naleefgedrag belemmeren.
Dit vraagt om een afgewogen reactie op een constatering van een overtreding, zoals herstellen, compenseren, bestraffen van ongewenste situaties en in hoeverre strafrechtelijke handhaving passend is.
Wijze van prioriteren bij sanctioneren
Conform de Landelijke handhavingsstrategie omgevingsrecht (LHSO)10.
Gedeelde werkwijze voor sanctioneren
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hanteren voor handhaving de volgende gedeelde werkwijze. Sanctionering van overtredingen vindt plaats aan de hand van de interventiematrix en werkwijze zoals beschreven in de Landelijke handhavingstrategie omgevingsrecht (LHSO). Voor Brzo-taken hanteert de OD NZKG de Landelijke handhavingstrategie Brzo (LHS-Brzo).
In beginsel wordt gekozen voor herstel met de kortst mogelijke hersteltermijn. Als de technisch uitvoerbare termijn niet acceptabel is in verband met de potentiële risico’s, dan moet de activiteit worden beëindigd of direct aanvullende noodmaatregelen worden getroffen totdat naleving gegarandeerd is.
Bij systeemtoezicht wordt onder voorwaarden afgeweken van de LHSO. Dit is het geval als een instelling zelf een overtreding constateert en zelf afdoende maatregelen neemt voor het herstel en voorkoming van herhaling. In dat geval is het doel van het bestuursrechtelijk optreden al bereikt en kan het achterwege blijven.
Zaken die in aanmerking komen voor strafrechtelijke sanctionering leggen we vooraan een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) van de omgevingsdienst. Deze stemt af met het Openbaar Ministerie of, en op welke wijze, strafrechtelijk wordt opgetreden. Strafrechtelijke sanctionering van een overtreding kan gelijktijdig met bestuurlijke sanctionering plaatsvinden.
De ‘Leidraad Handhavingsacties en Begunstigingstermijnen van het Landelijk Informatiepunt Handhaving’ wordt gebruikt bij het bepalen van de last onder dwangsom en de begunstigingstermijn11.
Als sprake is van een formele overtreding en geen sprake van een gelijkwaardige oplossing, dan is de primaire vraag of het in principe een vergunbare situatie is. Als dit het geval is, dan wordt in beginsel een vergunningprocedure gestart. Afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding zoals verhoogd risico, optreden van schade en profiel van de overtreder, zijn er de volgende opties.
De hoogte van de dwangsom wordt per geval bepaald, waarbij we effectiviteit en evenredigheid in de afweging meenemen. De relevante factoren hierbij zijn:
de kosten die moeten worden gemaakt om de overtreding ongedaan te maken. Deze moet in redelijke verhouding staan tot het geschonden belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom. In de beschikking wordt ook het maximumbedrag en de termijn bepaald. Als dit maximumbedrag is bereikt, dan wordt geen dwangsom meer verbeurd.
In gevallen waarin naar het oordeel van de toezichthouder sprake is van een lichte overtreding (volgens de interventiematrix uit de LHSO een overtreding in segment A1, A2 of B1), rapporteren we de overtreding schriftelijk in het controlerapport en wordt de interventie aanspreken/ informeren toegepast. Dit is een minder zware interventie dan waarschuwen, waarbij een waarschuwingsbrief wordt opgesteld.
Werkwijze voor samenwerking en afstemming
In verschillende overlegstructuren treffen o.a. gemeenten, veiligheidsregio’s, waterkwaliteitsbeheerders, Inspectie Leefomgeving en Transport (IL&T), Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW), het Openbaar Ministerie (OM), de politie, de Koninklijke Marechaussee, Rijkswaterstaat en verschillende collega-omgevingsdiensten elkaar. In samenwerking met deze partijen wordt gewerkt aan landelijk en regionaal geprioriteerde thema’s en activiteiten. Landelijke en regionale dreigingsbeelden (milieu)criminaliteit worden vertaald naar uitvoeringsniveau via het Regionale Informatie- en Expertise Centrum (RIEC), milieu- informatieoverleggen, en het selectie-overleg. Over bestuurlijk gevoelige zaken worden Gedeputeerde Staten geïnformeerd, conform het geldende informatieprotocol.
Individueel stemmen de omgevingsdiensten af met politie en OM over de inzet van strafrechtelijke handhaving bij specifieke casussen. Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Dit overleg is tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd.
Informatiegestuurd werken, met oog voor onzekerheden en nieuwe ontwikkelingen, stelt omgevingsdiensten in staat om effectief en efficiënt inzet te plegen. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten ontwikkelen het informatiegestuurd werken verder, door het vergaren, toetsen en uitwisselen van data – onderling en met samenwerkingspartners. Dit gebeurt binnen de grenzen van de wet, in het bijzonder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en Wet politiegegevens (Wpg), en met aandacht voor de vertrouwelijkheid van informatie. Risico- en aandachtdossiers worden gedeeld als hier een wettelijke basis aan ten grondslag ligt zoals bij Wet open overheid (Woo)-verzoeken met het betreffende bevoegd gezag.
Gedogen is het bewust afzien van sancties in geval van overtredingen.
| |
De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt door een representatieve steekproef van de afgegeven gedoogbeschikkingen. |
Wijze van prioriteren bij gedogen
Actief gedogen van een overtreding komt in uitzonderlijke gevallen voor. De nota Gedogen in Nederland vormt hiervoor de richtlijn.
Hierin wordt gedogen gedefinieerd als het niet handhavend optreden tegen een overtreding door een bevoegd bestuursorgaan – of gemandateerd handhavende partij zoals een omgevingsdienst. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in ‘actief’ en ‘passief’ gedogen.
Passief gedogen houdt in dat een overtreding wordt gedoogd door onwil of onvermogen. Deze vorm van gedogen wordt als ontoelaatbaar bestempeld – want in strijd met de beginselplicht tot handhaven van bevoegde gezagen en deze vorm van gedogen passen de omgevingsdiensten dan ook niet toe. Actief gedogen houdt in: gedogen nadat hier een (zorgvuldige) belangenafweging aan is voorafgegaan. Er kunnen immers bijzondere omstandigheden zijn om niet op te treden wanneer er wél een overtreding is geconstateerd.
Actief gedogen kan plaatsvinden in de volgende situaties:
Als er na zorgvuldige afweging sprake is van een of meer van deze genoemde punten (a, b en/of c) is de toezichthouder niet verplicht tot handhaven. Bij het toepassen van gedoogbeschikkingen informeren we de deelnemers (i.e. opdrachtgevers) vanaf het begin.
In geval van een besluit met een tijdelijk karakter, zoals een tijdelijke vergunning of gedoogbeschikking, wordt de (rechts)persoon in kwestie bij afgifte geïnformeerd over de afloop van het besluit. Zo mogelijk worden vervolgstappen geadviseerd zoals het indienen van een aanvraag voor een vergunning.
3.9 Adviesverlening Definitie van adviesverlening
Onder adviesverlening wordt verstaan: het verlenen van advies aan deelnemers bij zowel adviesaanvragen voor de fysieke leefomgeving (zoals gebiedsontwikkelingsprojecten, omgevingsvisies, omgevingsplannen, adviesaanvraag omgevingsvergunning, duurzaamheidsbeleid, gemeentelijke geluidkaart en faunabeheerplannen) als bij vergunningsprocessen (zoals scherp vergunnen) en toezicht en handhaving (zoals afhandeling van integrale klachten en een toets op de handhaafbaarheid van beleidsregels). Hiernaast bevat de adviesfunctie ook het opstellen van de uitvoerings- en handhavingsstrategieën (U&H-strategieën), analyses die ten grondslag liggen aan pilotprojecten en deelname in thematische werkgroepen (zoals energietransities, roadmaps ten behoeve van verduurzaming van bedrijven, circulaire economie).
Gezien het toenemende belang van advisering na inwerkingtreding van de Omgevingswet en in het licht van de gezamenlijke beleidsopgaven, bereiden de Noord-Hollandse omgevingsdiensten zich voor op een professionele ontwikkeling van deze adviestaak.
De omgevingsdiensten doen dit enerzijds afhankelijk van de vraag vanuit de eigen deelnemers. Noord-Hollandse omgevingsdiensten worden door deelnemers steeds vaker gevraagd te adviseren in het kader van de Omgevingswet of de landelijke en provinciale opgaven.
Advies bij het opstellen van de strategische kerninstrumenten (zoals omgevingsplannen en -visies en beheerplannen zoals Natura 2000-beheerplannen) zijn hier een voorbeeld van.
Anderzijds geven sommige ontwikkelingen in de leefomgeving aanleiding om deelnemers proactief te informeren en adviseren.
Hoe de taak van adviesverlening zich bij omgevingsdiensten zal ontwikkelen, en welke landelijke kaders hiervoor worden opgesteld, is niet goed te voorzien. Voor nu volstaat het om het toegenomen belang van adviesverlening te onderkennen, en deze taak en haar relevantie te duiden.
Gedeelde visie op adviesverlening door Noord-Hollandse omgevingsdiensten
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten richten zich in gezamenlijkheid op het versterken van hun informatie- en kennispositie door onderlinge informatie- en kennisuitwisseling. Dit gebeurt niet alleen ten aanzien van de adviestaak van de omgevingsdiensten, maar ook breder, ten aanzien van de taken vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Om zoveel mogelijk belemmeringen te voorkomen in het primaire VTH-proces bij deelnemers wordt specialistisch advies van de omgevingsdienst tijdig ingewonnen. In het bijzonder bij ruimtelijk advies kan betrokkenheid van de omgevingsdienst bijdragen aan een beter zicht op de samenhang tussen beleidsopgaven, activiteiten, projecten, functies en kwaliteiten in de fysieke leefomgeving.
Gedeelde werkwijze bij adviesverlening door Noord-Hollandse omgevingsdiensten
Een gedeelde werkwijze voor adviesverlening is op dit moment nog in ontwikkeling (geen formeel document). Voor de beschrijving van de werkwijze bij adviesverlening geldt geen wettelijke verplichting.
Adviesverlening door de OD NHN
Dit hoofdstuk heeft betrekking op de vormen van adviesverlening die extern gericht zijn, en dus niet de vormen van adviesverlening als ondersteuning van de interne processen (i.e. reguliere VTH- werkzaamheden). De volgende categorieën van extern gerichte adviesverlening zijn te onderscheiden:
Bij de adviesverlening hanteert de OD NHN zoveel mogelijk een integrale benadering. Dat wil zeggen dat bij een adviesvraag over een specifiek onderwerp ook wordt gekeken naar de mogelijke consequenties voor andere relevante (milieu)aspecten. Als de OD NHN constateert dat het verstandig is om de adviesaanvraag meer integraal te behandelen wordt dit met de aanvrager besproken.
Advies ten aanzien van ruimtelijke ontwikkeling is in beginsel altijd integraal.
Adviesverlening sorteert het meeste effect wanneer het in een vroegtijdig stadium wordt meegenomen in het (beleids)proces en betrokken wordt bij het inrichten van de sturende instrumenten die de Omgevingswet de gemeenten biedt (omgevingsvisie, omgevingsprogramma en omgevingsplan).
Bij adviesverlening is ook het zicht op de keten belangrijk: voor onderwerpen waarbij de OD NHN bijvoorbeeld wel een toezichthoudende taak heeft maar niet betrokken is bij de vergunningverlening kan het wenselijk zijn dat de OD NHN adviseert ten aanzien van handhaafbare normen. Een voorbeeld zijn de geluidcontroles bij evenementen. De OD NHN overlegt in dat geval met de deelnemer.
Wijze van prioriteren bij adviesverlening
Adviesverlening is in beginsel vraaggestuurd. Dat betekent dat we adviesaanvragen zoveel mogelijk op volgorde van aanvragen behandelen. De OD NHN kan een adviesaanvraag met bijzondere
relevantie voor de maatschappelijke opgave in een specifiek geval met voorrang oppakken.
Adviesverlening op verzoek van een deelnemer
De OD NHN adviseert bij en ondersteunt opdrachten en beleidsvorming van omgevings-, duurzaamheids- of klimaataspecten op verzoek van een deelnemer (i.e. opdrachtgever). De OD NHN toetst hierbij of wordt voldaan aan wet- en regelgeving en adviseert over eventuele knelpunten maar ook over kansen voor de leefomgeving12.
Voorbeelden van dergelijke adviezen zijn:
Adviesverlening op initiatief van de omgevingsdienst (proactief)
Adviesverlening gebeurt ook in informele zin, zonder dat hiervoor een specifieke opdracht voor wordt gegeven. Denk hierbij aan de volgende situaties:
3.10 Programmering uitvoerings- en handhavingsstrategie
Programmering vindt plaats door middel van het jaarlijks uitvoeringsplan. Het plan is gebaseerd op de uitvoerings- en handhavingsstrategie en maakt inzichtelijk welke inzet de OD NHN in het betreffende jaar gaat plegen.
Gedeelde werkwijze voor programmering door Noord-Hollandse omgevingsdiensten
Jaarlijks rapporteren de deelnemers van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten over de mate waarin uitvoering van het uitvoeringsprogramma heeft plaatsgevonden en de mate waarin deze uitvoering heeft bijgedragen aan het bereiken van de beleidsdoelen.
Omgevingsbesluit artikel 13.11, lid 1 en 2, geeft hiervoor de volgende kaders:
De uitvoerings- en handhavingsstrategie wordt, als nodig tussentijds aangepast.
Bijlage 6 geeft inzicht in de onderdelen die de Noord-Hollandse omgevingsdiensten verder willen ontwikkelen. Uitwerking van deze onderdelen geeft mogelijk aanleiding tot tussentijdse aanpassing.
Gezamenlijke outcome-indicatoren van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben de ambitie om de impact van hun werkzaamheden op de realisatie van de beleidsopgaven steeds beter inzichtelijk te maken. Hiermee kunnen de omgevingsdiensten de gevoerde strategie verantwoorden naar hun deelnemers en het past tevens bij de bedoeling van de Big-8 (zie paragraaf 1.2). Uit monitoring (van de uitvoering) volgt essentiële informatie voor de evaluatie van beleidsdoelen die input geeft voor de visievorming en strategiebepaling voor een volgende bestuurlijke periode.
Er zijn op dit moment nog geen gezamenlijke outcome-indicatoren. De huidige outcome-indicatoren zijn nog per omgevingsdienst bepaald, met oog op de uitvoering door de desbetreffende omgevingsdienst van de geldende strategie. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten streven ernaar om in gezamenlijkheid nieuwe outcome-indicatoren te ontwikkelen met het oog op de bijdrage van hun uitvoering aan de (boven-)regionale opgaven.
De monitoringsindicatoren die de OD NHN hanteert zijn beschreven in de strategieën in deel 3 van deze U&H-strategie.
Door de ontwikkelingen van onder meer de Omgevingswet, het IBP en de Landelijke Vergunningenstrategie, vragen sommige onderdelen van de uitvoerings- en handhavingsstrategie om nadere uitwerking op termijn. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten willen deze onderdelen zo veel mogelijk in gezamenlijkheid verder ontwikkelen. Welke onderdelen dit betreft wordt weergegeven in onderstaande tabel.
Haarlem, 19 december 2023
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
A.T.H. van Dijk, voorzitter
M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris
Uitgegeven op 29 december 2023
Namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris
Bijlage 2: Programma’s op nationaal niveau, met beleidsopgaven voor de fysieke leefomgeving
Onderstaande lijst weergeeft programma’s op nationaal niveau, waarmee de prioriteiten van de Novi nadere specificering krijgen. Deze lijst beoogt niet uitputtend te zijn. Naast programma’s worden enkele belangrijke akkoorden schuingedrukt weergegeven.
Bijlage 3: Programma’s op provinciaal niveau, met beleidsopgaven voor de fysieke leefomgeving
Bijlage 5: Bestuurlijk referentiekader
Het bestuurlijk referentiekader bestaat uit de volgende vijf punten.
1.Opgavegericht en beleidssensitief sturen met maatwerk
Beleid moet doordacht samenhangen met de realisatie in de uitvoeringspraktijk. Andersom geldt hetzelfde. Om deze wederkerigheid tussen beleid en uitvoering te creëren en te borgen, is maatwerk nodig bij de aanpak van situaties die niet “standaard” kunnen worden opgelost door toepassing van vooraf geschreven regels. Dat speelt ook bij de grote maatschappelijke opgaven (zoals de energietransitie, klimaatadaptatie, water en bodem leidend) omdat daarbij veelal sprake is van complexiteit en samenloop van veel feiten en belangen binnen dezelfde tijd en ruimte. Dat soort omstandigheden versterkt de behoefte aan maatwerk.
Deze gezamenlijke uitvoerings- en handhavingsstrategie voorziet erin dat VTH&A-taken opgavegericht en beleidssensitief worden georganiseerd en uitgevoerd met oog voor de belangen in de omgeving.
Voorkomen is beter dan genezen. Dat betekent dat wordt ingezet op preventie, met als doel de spontane naleving van wet- en regelgeving door burgers, bedrijven, overheden en instellingen te vergroten. De inzet van VTH&A is bij voorkeur gericht op het waarmaken van eigen verantwoordelijkheid, maar waar nodig is sprake van interventie en correctie met een intensiteit die proportioneel en effectief is.
De uitvoering van het beleid voor de fysieke leefomgeving is informatie-intensief. Er is in toenemende mate sprake van het verzamelen, toetsen, analyseren, uitwisselen en rapporteren van (bovenregionale) data over de fysieke situatie, de belangen die daarmee gemoeid zijn en de technische, financiële en wettelijke kaders, ook met oog voor onzekerheden en nieuwe ontwikkelingen. De omgevingsdiensten voorzien in kennis, kunde en informatie over de fysieke leefomgeving en zij levert vanuit die positie een belangrijke bijdrage aan de correcte toepassing van het omgevingsrecht. Daardoor kan goed onderbouwd worden beoordeeld welke activiteiten en ontwikkelingen mogelijk zijn binnen de relevante juridische, technische en financiële bandbreedtes. De omgevingsdiensten streven ernaar om op basis van haar expertise en databeheer een verbindende partner te zijn.
4.In gelijke situaties gelijkwaardig optreden
De besturen van de omgevingsdiensten zijn eraan gehouden om gelijke situaties zoveel mogelijk gelijk te behandelen, maar ook om oog te hebben voor de bijzonderheden van situaties. Dat lijkt een tegenstrijdige opgave, maar deze eenheid en verscheidenheid is goed te organiseren door onderscheid te maken tussen standaardsituaties, complexe gevallen en unieke opgaven. Tussen deze drie types kan de strategie verschillen terwijl binnen ieder type een uniforme aanpak wordt gevolgd. Het onderscheidend criterium is de dynamiek in de omstandigheden, die relevant is om een geval te onderscheiden van andere gevallen. Het gevolg van de toepassing van typologieën van situaties is dat vergelijkbare situaties zoveel mogelijk op gelijke wijze worden afgehandeld: willekeur en rechtsongelijkheid wordt voorkomen en het proces is voorspelbaar. Tegelijkertijd wordt voldaan aan het vereiste van evenredige belangenafweging in de context van individuele gevallen. Er worden drie typen onderscheiden:
Dit type kenmerkt zich door een vooraf programmeerbaar verloop van de beleidscyclus voor een grotere groep van gelijksoortige gevallen. De omgevingsdiensten werken voor de standaardsituaties zoveel mogelijk langs standaardwerkprocessen en procedures. Het is mogelijk om te sturen op het doelbereik, bijvoorbeeld door te werken met controlefrequenties en algemene regels zonder (veel) variatie.
Dit type kenmerkt zich door een grilliger verloop van de uitvoering van de beleidscyclus in termen van doelbereik, benodigde inzet van kennis, capaciteiten informatie en invloed van de betrokken stakeholders. De aanpak moet per situatie bekeken worden.
Dit type kenmerkt zich door veel maatwerk en intensieve afstemming ten aanzien van de doelen en in te zetten middelen.
5.Samenwerken door afstemming van beleid, taken en bevoegdheden
De competenties zijn in het omgevingsrecht en -beleid verdeeld over meerdere bestuursorganen en uitvoeringsorganisaties: het vereist samenwerking om tot een samenhangende, informatie gestuurde benadering van beleidsopgaven te komen. Maar samenwerking is ook noodzakelijk vanwege het streven naar een effectieve aanpak van situaties, het bevorderen van een gelijk speelveld en om de dienstverlening efficiënt in te richten.
Bijlage 6: Samenwerkingsagenda 2022-2024
De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben reeds enkele gezamenlijke doelen benoemd, die zijn vervat in de ‘Samenwerkingsagenda 2022-2024’. Het betreft de volgende doelen:
Gezamenlijke U&H-strategie: Doel is waar mogelijk uniformiteit te krijgen in de preventie-, regulerings- en nalevingsstrategie van de OD NZKG, de ODIJ, de OD NHN en – waar mogelijk – de OFGV. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten streven naar een gelijk speelveld waarbij gelijkwaardige situaties gelijkwaardig behandeld worden.
Het bestuurlijk referentiekader maakt deel uit van de gezamenlijke U&H-strategie van de vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten. Het bestuurlijk referentiekaderis reeds in 2018 door het AB van de OD NZKG vastgesteld. De uitgangspunten die hierin worden genoemd komen overeen metde Omgevingswet, de Samenwerkingsagenda2022-2024 van de vier Noord- Hollandse omgevingsdiensten, en met hetgeen is afgesproken in het bestuurlijk regionaal overleg VTH.