Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Holland

Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 19 december 2023 met kenmerk 2157964/2163242, tot het vaststellen van de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Omgevingsdienst Noord-Holland Noord 2024 – 2027

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Holland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBesluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 19 december 2023 met kenmerk 2157964/2163242, tot het vaststellen van de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Omgevingsdienst Noord-Holland Noord 2024 – 2027
CiteertitelUitvoerings- en Handhavingsstrategie Omgevingsdienst Noord-Holland Noord 2024 – 2027
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-12-2023nieuwe regeling

19-12-2023

prb-2023-15843

2157964/2163242

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 19 december 2023 met kenmerk 2157964/2163242, tot het vaststellen van de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Omgevingsdienst Noord-Holland Noord 2024 – 2027

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

 

Gelet op

  • -

    Artikel 13.5 Omgevingsbesluit.

Overwegende dat

  • -

    De omgevingsdiensten in Noord-Holland namens de provincie Noord-Holland de uitvoerings- en handhavingsstaken uitvoeren.

  • -

    Het wettelijk verplicht is om voor het uitvoeren van deze taken een uitvoerings- en handhavingsstrategie vast te stellen.

Besluiten:

De Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Omgevingsdienst Noord-Holland Noord 2024 – 2027 vast te stellen

 

Voorwoord

 

Iedere vier jaar maakt de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD NHN) een Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (U&H-strategie) waarin we vastleggen hoe we de komende jaren omgaan met de taken die we voor onze opdrachtgevers uitvoeren. Het opstellen daarvan is nooit een routineklus en deze keer een grotere uitdaging dan ooit: we leven immers in een turbulente tijd als het gaat om de kwaliteit van onze fysieke leefomgeving.

 

Onze leefomgeving: er staat steeds meer druk op de beperkte ruimte. Belangen strijden om voorrang en grote maatschappelijke behoeften concretiseren zich. Een gezonde, veilige en schone omgeving, het klimaat, ruimte voor woningbouw én natuur.

Het zijn belangrijke thema’s die een plek moeten vinden in de U&H-strategie. Omgevingsdiensten staan te midden van deze veranderingen en belangen. De OD NHN kan deze namens de 16 gemeenten en de provincie waarvoor we werken, beïnvloeden.

 

De inwerkingtreding van de Omgevingswet én het Interbestuurlijk programma ter versterking van het VTH-stelsel (IBP-VTH) brengen extra veranderingen met zich mee. De roep om een integrale aanpak vraagt erom dat naast regulering, handhaving en toezicht, ook meer ruimte komt voor de adviestaak. De expertise die wij hebben kan onze opdrachtgevers in een vroegtijdig stadium helpen om de mogelijkheden en onmogelijkheden in de diverse maatschappelijke transities te identificeren en voor doorbraken te zorgen.

 

Met deze strategie leggen we een diepgaand geactualiseerd en stevig fundament voor de uitvoering van ons werk voor de komende vier jaar. Het is een gedragen strategie waaraan onze opdrachtgevers, ons bestuur en onze eigen specialisten hebben meegewerkt zodat het van en voor ons allemaal is. Wij zijn trots op het resultaat en kijken ernaar uit om ermee aan de slag te gaan.

 

Dhr. L. Hj. Voskuil

Bestuursvoorzitter OD NHN

 

Dhr. Q.M. Foppe

Directeur OD NHN

 

Leeswijzer  

 

Deel 1 beschrijft het fundament voor de strategie: de wettelijke eisen, de bestuurlijke uitgangspunten, de afbakening en positie van de strategie ten aanzien van ander beleid en andere beleidsdocumenten.

 

Deel 2 beschrijft het beleidskader. Dit deel gaat in op de beleidsopgaven waaraan de OD NHN een bijdrage wil en moet leveren. Uitgangspunt hierbij is de maatschappelijke opgave zoals beschreven in artikel 1.3 van de Omgevingswet. Bij deze maatschappelijke opgave hoort ook het naleven van de beleidsopgaven op landelijk, provinciaal en regionaal niveau.

 

Deel 3 is het grootste deel van de strategie, en beschrijft de wijze van inzet van het VTH&A-instrumentarium door de OD NHN. Dit deel bevat de preventiestrategie, de reguleringsstrategie, de toezichtstrategie en de handhavingsstrategie (sanctionerings- en gedoogstrategie). Per strategie wordt ingegaan op specifieke indicatoren voor uitvoering, methoden en werkwijzen. In het hoofdstuk adviesverlening wordt ingegaan op de wijzen waarop de OD NHN invulling geeft aan de verschillende vormen van advies die zij levert. Tenslotte wordt beschreven welke procedures de OD NHN volgt ten aanzien van programmering, monitoring en evaluatie.

 

Deel 4 bevat de ontwikkelagenda. Hierin staan de onderwerpen opgenomen die we in de komende periode verder ontwikkelen, om een plaats te krijgen in een volgende versie van de uitvoerings- en handhavingsstrategie.

 

De vier omgevingsdiensten in Noord-Holland (OD NZKG, OD NHN, ODIJ en OFGV) hebben de handen ineengeslagen voor het formuleren van samenwerkingsopgaven, methoden en uitgangspunten voor uitvoering en handhaving in de provincie Noord-Holland. Dit vormt de gezamenlijke Noord- Hollandse uitvoerings- en handhavingsstrategie, waar de vier omgevingsdiensten zich aan conformeren. De teksten uit de gezamenlijke uitvoerings- en handhavingsstrategie zijn opgenomen in deze strategie. De gezamenlijke teksten zijn herkenbaar door een groene verticale lijn in de rechterkantlijn.

Bestuurlijke samenvatting

 

De vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben de handen ineengeslagen voor het formuleren van samenwerkingsopgaven, methoden en uitgangspunten voor uitvoering en handhaving in de provincie Noord-Holland. Met dit gezamenlijke deel streven zij naar een gelijk speelveld in Noord-Holland, waarbij wordt opgetreden als één overheid en gelijkwaardige situaties gelijkwaardig worden behandeld. Ieder van de vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten heeft een eigen werkgebied met specifieke kenmerken, en een eigen takenpakket. Dit vraagt om een nadere specifieke uitwerking van opgaven, prioriteiten en inzet in de U&H-strategie ODNHN 2024- 2027.

 

In de U&H-strategie staat artikel 1.3 van de Omgevingswet centraal:

 

‘Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:

 

  • a.

    bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en

  • b.

    doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.’

Niet alleen oog voor bescherming van de leefomgeving (waarborgen), maar ook ruimte maken voor ontwikkelingen:

Daarmee is deze U&H-strategie breder opgesteld dan de huidige VTH-strategie. De grootste verschillen zijn:

  • -

    Het onderdeel Advisering ter aanvulling van de VTH-taken is toegevoegd en daarmee een nieuw onderdeel in de U&H- strategie.

  • -

    De impact op de maatschappelijke opgaven waar de deelnemers voor staan, vormt een onderdeel bij de prioritering van werkzaamheden.

Bestuurlijke samenvatting

 

Deel 2 beschrijft het beleidskader. Dit deel gaat in op de opgaven waaraan de OD NHN een bijdrage wil en moet leveren. Belangrijk onderdeel van deel 2 is de beschrijving van de risico- en impactanalyse. Met de hier toegelichte methode worden alle opgaven in vijf stappen vertaald naar risico’s en mogelijkheden om impact te maken, door gerichte inzet door de OD NHN. Dit zijn:

 

  • Stap 1: Opgave-analyse: gegeven doelen en ambities

  • Stap 2: Koppelen van opgaven aan bevoegdheid

  • Stap 3: Bepaling van verantwoordelijkheid: risico’s en impact

  • Stap 4: Bepaling van bestuurlijke prioriteit: bepalen van focus

  • Stap 5: Inzet VTH&A-instrumentarium

Dit resulteert in een overzicht van focuspunten waarnaar in de periode 2024-2027 specifieke aandacht uitgaat. Per focuspunt wordt toegelicht hoe hier uitvoering (door middel van VTH&A) aan wordt gegeven. De U&H-strategie geeft aan wat de OD NHN moet doen, gezien de opgaven (waarborgen en ontwikkelen) en hoe ze dat doet (inzet van het VTH&A-instrumentarium).

 

In het uitvoeringsprogramma komt te staan wat de OD NHN met beschikbare middelen kan doen. Hierbij staat het waarborgen van de minimale basis (de wettelijke taak) centraal. Artikel 1.3 Omgevingswet vraagt niet alleen om waarborgen, maar ook om ruimte voor ontwikkeling. De keuzes die daarvoor nodig zijn, moeten worden gemaakt door de deelnemers van de OD NHN.

 

Hiermee wordt duidelijk hoe de OD NHN, binnen haar mogelijkheden en bij het voldoen aan de wettelijke verplichtingen, haar inzet zo gericht mogelijk pleegt om bij te dragen aan de maatschappelijke opgaven.

Aanleiding

 

Voor u ligt de uitvoerings- en handhavingsstrategie 2024-2027 van de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD NHN). Dit is een uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie die de deelnemers van de OD NHN gezamenlijk vaststellen. Deze strategie beschrijft beleidsopgaven en -doelstellingen, werkwijzen en methoden voor de VTH&A-taken (vergunningverlening, toezicht, handhaving en adviesverlening) die de OD NHN uitvoert.

 

In de afgelopen periode was de VTH-strategie 2021-2023 van toepassing. Eén van de uitgangspunten daarin was het belang van inzicht in de (gewenste) ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Die koers wordt met deze uitvoerings- en handhavingsstrategie voortgezet.

 

Het werkveld van omgevingsdiensten is dynamisch en nieuwe ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Een belangrijke ontwikkeling is de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024.

Deze wet leidt niet alleen tot herziening van ruimtelijk beleid en programmering door de deelnemers van de OD NHN, maar heeft ook gevolgen voor methoden en werkwijzen voor de uitvoering van vergunningverlening, toezicht, handhaving en adviesverlening. Goed beschouwd brengt de Omgevingswet een hele nieuwe denkwijze met zich mee voor beleid en uitvoering in de fysieke leefomgeving.

 

Dat is nodig, want maatschappelijke opgaven in de fysieke leefomgeving staan hoog op de politieke agenda, en deze zijn dikwijls complex. Vanuit Europa, van rijkswege, en vanuit provinciale en lokale politiek volgen regelgeving en beleid elkaar in rap tempo op. Dit vraagt om een gerichte en weldoordachte inzet van de omgevingsdiensten, met maatwerk waar nodig en in samenwerking met andere overheden en overheidsorganisaties die voor dezelfde opgaven staan. Een analyse van problemen die zich kunnen voordoen bij de niet-naleving van wet- en regelgeving is hiervoor essentieel. Hierin biedt de uitvoerings- en handhavingsstrategie 2024-2027 een aanzienlijke vernieuwing ten opzichte van de vorige strategie. Niet alleen wordt gekeken naar risico’s van activiteiten voor de leefomgeving, maar ook naar de impact van activiteiten op de maatschappelijke opgaven. Deze wijze van denken komt voort uit de Omgevingswet, die zich niet alleen richt op bescherming van het leefmilieu (veiligheid, gezondheid, omgevingskwaliteit, waarde van natuur) maar ook op verbetering daarvan en het bieden van ruimte voor maatschappelijke behoeften.

Figuur 1: Impressie impact thema’s op de opgaven (zie paragraaf 2.5 en de daarin opgenomen link naar de risico- en impactanalyse)

Aanleiding

 

Naast de inwerkingtreding van de Omgevingswet, is het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de fysieke leefomgeving in ontwikkeling. De basis hiervoor is het Interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP-VTH), naar aanleiding van de adviezen van de commissie Van Aartsen. Het IBP VTH zet in op regionale uniformiteit van uitvoerings- en handhavingsbeleid om bij te dragen aan de uitvoerbaarheid van uitvoerings- en handhavingsbeleid.

 

De uitvoerings- en handhavingsstrategie 2024-2027 biedt te midden van de genoemde ontwikkelingen een adequaat uitvoeringskader, zowel duidelijk als adaptief. Duidelijk omdat de basis van uitvoering altijd gericht is op het voldoen aan de wettelijke verplichtingen, zoals het behandelen van vergunningaanvragen binnen de wettelijke termijnen, de beginselplicht tot handhaving, et cetera. Dat wil zeggen: er is een wettelijke ondergrens te borgen. Maar de strategie is ook adaptief, omdat ze weergeeft hoe de OD NHN zich gericht kan inzetten om bij te dragen aan specifieke beleidsdoelen en ontwikkelopgaven. Hier zijn bestuurlijke afwegingen en keuzes van belang.

 

De urgentie van de opgaven, nieuwe inzichten, technische innovaties, afstemming en samenwerking maken regelmatige heroverweging van de inzet van capaciteit en middelen noodzakelijk. In de komende jaren wordt ervaring opgedaan waarmee we de strategie door ontwikkelen.

Deel 1: Fundament voor de U&H-strategie

1.1 ke basis U&H-strategie

Bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst hebben de wettelijke opdracht om gezamenlijk een uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie vast te stellen. Dit wordt in het Omgevingsbesluit, artikel 13.5, tweede lid, als volgt verwoord:

 

‘De bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst stellen gezamenlijk een uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie vast voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 13.12, eerste lid.’

 

De werkzaamheden, bedoeld in artikel 13.12 van het Omgevingsbesluit, betreffen de basistaken. Deze milieutaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving worden verplicht bij een omgevingsdienst belegd. Dit laat onverlet dat de deelnemers van omgevingsdiensten de opgestelde uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie ook van toepassing kunnen verklaren op (een aantal van) de niet-basistaken of ‘plustaken’ die de omgevingsdienst uitvoert.

 

1.2  

Het Omgevingsbesluit biedt de wettelijke kaders waaraan de uniforme U&H-strategie moet voldoen. De werkwijze wordt inzichtelijk gemaakt door de gesloten beleidscyclus, die vaak wordt verbeeld als de Big-8. Het Omgevingsbesluit vereist van bestuursorganen (gemeenten, provincies en waterschappen) dat zij een ‘uitvoerings- en handhavingsbeleid’ vaststellen, waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen de omgevingsdienst moet behalen voor de uitvoering en handhaving en welke activiteiten zij hiertoe ondernemen (Omgevingsbesluit, artikel 13.5 t/m 13.7). Dit wordt geëvalueerd en indien nodig herzien. Dit beleid wordt door de bestuursorganen jaarlijks geoperationaliseerd middels het jaarlijkse uitvoeringsprogramma (Omgevingsbesluit, artikel 13.8).

 

Hoewel beleids- en strategievorming voor de uitvoeringspraktijk ongrijpbaar en abstract kan lijken, opereren de twee niet alleen naast elkaar, maar hangen ze ook onlosmakelijk met elkaar samen. Goed begrip van hoe beleid en strategie met de uitvoeringspraktijk samenhangen, stelt in staat om zowel het één als het ander te verbeteren.

 

De gesloten beleidscyclus bestaat uit zeven onderdelen en drie dwarsverbanden die zorgen voor de connectie tussen de twee cycli, oftewel tussen beleid en uitvoering.

 

  • De inhoudelijke lijn (rood) loopt tussen beleid en uitvoering, handhaving en advisering en maakt duidelijk dat er sprake moet zijn van inhoudelijke congruentie tussen beleid en uitvoering. Als die congruentie er is dan werkt de beleidscyclus effectief.

  • De strategische lijn (groen) loopt tussen strategie en organisatie en maakt duidelijk dat beleidsrealisatie de slimste inzet van middelen met de meeste impact op de opgaven en prioriteiten vereist.

  • De informatie lijn (blauw) loopt tussen monitoring en evaluatie en maakt duidelijk dat de data over uitvoering, handhaving en advisering informatie oplevert voor de impact op de beleidsdoelen.

Per dwarsverband is het noodzakelijk dat de omgevingsdienst zorgt voor een adequate verbinding. Dat kan de omgevingsdienst uiteraard niet alleen of op zichzelf staand, maar vereist

 

samenwerking met de deelnemers en de regionale partners in de uitvoering, handhaving en advisering.

Figuur 2: De Big-8-cyclus

 

1.3 ke U&H-strategie Noord-Holland

De U&H-strategie geeft invulling aan het onderdeel ‘strategie’ uit de Big-8, rekening houdend met alle andere onderdelen uit de Big-8. Voor de OD NHN bestaat de uniforme U&H-strategie uit twee delen:

 

  • 1)

    De gezamenlijke Noord-Hollandse U&H-strategie. De provincie Noord-Holland kent vier omgevingsdiensten (de OD NZKG, de OD NHN, de ODIJ en de OFGV 1 ). De vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben de handen ineengeslagen voor het formuleren van samenwerkingsopgaven, methoden en uitgangspunten voor uitvoering en handhaving in de provincie Noord-Holland.

  • Dit vormt de gezamenlijke Noord-Hollandse uitvoerings- en handhavingsstrategie, waar de vier omgevingsdiensten zich aan conformeren.

  • Met dit gezamenlijk deel streven de deelnemers van de vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten naar een gelijk speelveld binnen Noord-Holland, waarbij wordt opgetreden als één overheid en gelijkwaardige situaties gelijkwaardig worden behandeld. Een gezamenlijk bovenregionale strategie is geen vereiste vanuit de wet, maar het is wel in lijn met onder andere de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LSHO), waaraan overheden gezamenlijk op bovenregionaal (provinciaal) niveau invulling kunnen geven, om een gelijk speelveld te bereiken. Voorts overstijgen veel beleidsopgaven in de fysieke leefomgeving de gemeente- of regiogrenzen en daarom is een beleidsmatige samenwerking op bovenregionaal niveau gewenst door overal gebruik te maken van gedeelde methoden en uitgangspunten.

  • 2)

    De individuele U&H-strategie van de OD NHN. Ieder van de vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten heeft een eigen werkgebied met specifieke kenmerken, en een eigen takenpakket. Dit vraagt om een specifieke uitwerking van opgaven, prioriteiten en inzet. Bovendien zijn de deelnemers van de omgevingsdiensten niet alleen opdrachtgever, maar ook eigenaar van de omgevingsdienst. Zij geven vanuit deze rol gerichte kaders voor de uitvoering en handhaving door de omgevingsdienst, met inachtneming van de gemeenschappelijke uitgangspunten uit de Noord- Hollandse U&H-strategie.

De kernelementen uit de gezamenlijke U&H-strategie zijn geïntegreerd in de individuele U&H-strategie van de OD NHN. Het resultaat hiervan is de voorliggende U&H-strategie.

Figuur 3: De gezamenlijke U&H-strategie in relatie tot de U&H-strategie per omgevingsdienst en de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s

 

Afbakening van de U&H-strategie

De OD NHN voert wettelijk vastgelegde basistaken uit, taken die deelnemers verplicht zijn om af te nemen. Daarnaast biedt de OD NHN een aantal diensten als plustaken aan. De gemeenten en provincie besluiten zelf of zij deze plustaken bij de OD NHN beleggen.

 

Deze U&H-strategie ziet toe op zowel de basis- als plustaken die de OD NHN uitvoert voor de gemeenten en provincie op het gebied van regulering, toezicht en handhaving en adviesverlening. Daarnaast geldt dat voor gemeenten en provincie wettelijk voorgeschreven is

 

dat zij voor de taken die zij zelf uitvoeren een daarop van toepassing zijnde U&H-strategie vaststellen.

 

1.4 ke ontwikkelingen en ontwikkelingen VTH-stelsel

Het VTH-stelsel heeft in de afgelopen jaren niet stilgestaan en ontwikkelt zich voortdurend. Deze strategie sluit bij deze ontwikkelingen aan. Ook bij het opstellen van de Noord-Hollandse U&H-strategie is rekening gehouden met recente en toekomstige ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de taakuitvoering. Dit zijn de volgende ontwikkelingen:

 

De Omgevingswet geldt per 1 januari 2024. De Omgevingswet bundelt veel van de eerdere wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen enerzijds het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en anderzijds het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van een goede omgevingskwaliteit om maatschappelijke behoeften mee te vervullen. Voor het bereiken van die balans krijgen gemeenten, provincies en waterschappen meer afwegingsruimte. Vanuit het Rijk verschuift steeds meer wet- en regelgeving naar gemeenten, provincies en waterschappen. Er treden veranderingen op in het basistakenpakket.

 

In de geest van de Omgevingswet gaat het erom dat die leefomgeving op een integrale manier wordt bestuurd met het oog op duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en verbetering van het leefmilieu. Dit vraagt samenhang tussen het beleid, de regels en de uitvoering. Deze samenhang wordt verbeeld door een gesloten beleidscyclus (zie figuur 2). Decentrale overheden stellen in een omgevingsvisie en omgevingsprogramma doelen op voor de fysieke leefomgeving. Deze worden in het omgevingsplan en de omgevingsvergunning uitgewerkt in de vorm van regelgeving. Dit gebeurt in een overgangssituatie waarin overgangsrecht geldt. Deze overgangsperiode duurt tot 1 januari 2032. De gesloten beleidscyclus fungeert naast de Big-8, waarbij de Big-8 specifieker geldt voor beleid en uitvoering van de omgevingsdienst.

Figuur 4: Beleidscyclus Omgevingswet

 

Voor omgevingsdiensten betekent de Omgevingswet ook een andere benadering van reguliere taken van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Er is sprake van verandering in de werkwijzen (participatie, ‘ja-mits’, digitaal, overlegtafels), normatieve kaders (integraal, decentrale ruimte voor afwegingen, instrumenten voor maatwerk, zorgplicht) en andersoortige organisatie van de inzet van mensen en middelen (opgavegericht programmeren). Voorts volgt uit de wet VTH voor omgevingsdiensten de verplichting om te voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.3 en om de kwaliteitsdoelstellingen nader uit te werken.

 

Europa en het Rijk hebben zich gecommitteerd aan het behalen van specifieke ambities voor de fysieke leefomgeving, onder meer uitgewerkt in (klimaat)akkoorden en de Nationale Omgevingsvisie (Novi). De aanscherping van het omgevingsbeleid van het Rijk is deels juridisch vastgelegd in de Omgevingswet – het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) of het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dit werkt door in de rol en taken van de omgevingsdiensten, omdat er sprake kan zijn van aangescherpte normering zoals emissies, energie- en grondstoffen of afstandseisen. Ook kan het leiden tot intensieve ruimtelijke transitieprocessen, waarin de inbreng van de expertise van omgevingsdiensten van toegevoegde waarde is. Dit vraagt, indien nodig, om goede organisatie.

 

Het is ook mogelijk dat een omgevingsdienst een projectmatige opdracht krijgt vanuit het Rijk, bijvoorbeeld door directe financiering van omgevingsdiensten voor advisering bij een beleidsprogramma, gebiedsontwikkeling of bestuurlijk arrangement. Meer over de Europese- en Rijksopgaven in deel 2 van deze U&H- strategie.

 

Het Interbestuurlijk programma ter versterking van het VTH-stelsel (IBP-VTH), waaraan de Noord-Hollandse omgevingsdiensten deelnemen, is tot stand gebracht in vervolg op het in 2021 opgeleverde rapport van de commissie Van Aartsen, met de titel ‘Voor de leefomgeving’. Het rapport beschrijft hoe de efficiëntie en kwaliteit van omgevingsdiensten kan verbeteren, door middel van tien aanbevelingen. Het IBP heeft de tien aanbevelingen voor de versterking van het stelsel opgepakt op basis van zes pijlers.

 

In pijler 5 van het IBP gaat het erom dat regio’s tot één gezamenlijke risicoanalyse komen en tot één uitvoerings- en handhavingsplan.

Dit past bij de aanbeveling met letter G van het rapport Van Aartsen, dat gaat over één uitvoerings- en handhavingsbeleid en één uitvoeringsprogramma per regio, dat door de directeur van de omgevingsdienst wordt opgesteld.

 

1.5 referentiekader

De uitvoerings- en handhavingsstrategie geeft richting aan de praktijk, met prioriteiten, methoden en werkwijzen. Dat gebeurt met keuzes en handvatten voor de vergunningverlening, het toezicht, de handhaving en de advisering. Hiermee wordt de strategie praktisch uitvoerbaar. Tegelijkertijd voorziet deze strategie in vijf gezamenlijke bestuurlijke uitgangspunten2 voor de inrichting en organisatie van het stelsel van VTH in de provincie Noord-Holland. De vijf uitgangspunten vormen tezamen een referentiekader voor de verantwoordelijkheid van elk bevoegd gezag in de vier regio’s voor A) de adequate organisatie van bevoegdheden en taken, en B) de inhoudelijke onderbouwing van keuzes en prioriteiten.

 

Bestuurlijk referentiekader

 

  • 1.

    Opgavegericht en beleidssensitief sturen met maatwerk

  • 2.

    Preventief handelen

  • 3.

    Informatiegestuurd werken

  • 4.

    In gelijke situaties gelijkwaardig optreden

  • 5.

    Samenwerken door afstemming van beleid, taken en bevoegdheden

 

In bijlage 5 is een uitgebreide beschrijving van het Bestuurlijk referentiekader opgenomen.

 

1.6 visie en kernwaarden OD NHN

Figuur 5: Werkgebied OD NHN

 

De OD NHN heeft een eigen missie en visie die weergeven waar de organisatie voor staat. De missie luidt als volgt:

 

  • ‘De OD NHN is een onafhankelijke partner die op inspirerende wijze mensen en kennis verbindt om maatschappelijke ambities in de fysieke leefomgeving te realiseren.’

De visie luidt als volgt:

 

  • ‘De OD NHN maakt natuur en milieu zichtbaar als logische thema’s in de afweging bij keuzes door overheden, burgers en bedrijven. De OD NHN speelt een aanjagersrol in de ontwikkeling en transitie van de fysieke leefomgeving op de thema’s natuur en milieu. De OD NHN verhoogt de maatschappelijke bewustwording op de thema’s natuur en milieu bij burgers en bedrijven.’

De OD NHN hanteert de volgende kernwaarden:

 

  • Samen: De OD NHN zet zich in voor de leefomgeving.

    Dit doet ze door actieve samenwerking met alle belanghebbenden. De mensen binnen de organisatie vullen elkaar aan vanuit de eigen rol, taak en verantwoordelijkheid. Dit betekent dat haar producten en diensten integraal door haar professionals zijn opgesteld.

  • Dichtbij: Vanuit haar rol heeft de OD NHN oog voor de belangen van inwoners, ondernemers, samenwerkingspartners en overige relaties. De dienst onderhoudt in en extern actief contact en heeft vaste aanspreekpunten. De OD NHN is voor iedereen zichtbaar. Heldere en directe communicatie staan centraal. Daarom is de omgevingsdienst laagdrempelig benaderbaar.

  • Deskundig: Deskundigheid vormt de hoeksteen van de omgevingsdienst. Haar professionals bezitten en delen hoogwaardige, actuele en integrale vakkennis. Zij zijn omgevingsbewust en hanteren de missie en kernwaarden in hun dienstverlening.

  • Maatschappelijk bewust: De OD NHN staat voor duurzame keuzes en integrale maatschappelijke afwegingen. Dit laat zij zien in haar maatschappelijke meerwaarde, bereikte resultaten en bedrijfsvoering.

Deel 2: Beleidskader

2.1 Opgavegerichte strategie

De U&H-strategie van de OD NHN is opgavegericht. Dat wil zeggen dat de strategie gericht is op het nastreven van specifieke opgaven, in onderlinge samenhang. Deze opgaven volgen deels uit wet- en regelgeving, en zijn deels afkomstig uit het beleid van de deelnemers van de OD NHN.

 

2.2 Maatschappelijke opgave

Artikel 21 van de Grondwet verwoordt de zorgplicht voor de leefomgeving, die voor alle overheden in Nederland geldt.

 

  • ‘De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.’

Deze opgave weerklinkt in de Omgevingswet. De Omgevingswet maakt duidelijk dat er een bedoeling – een maatschappelijke opgave – geldt voor alle taken die uit de Omgevingswet voortkomen. Deze bedoeling wordt in artikel 1.3, als volgt beschreven:

 

  • Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:

     

    • a.

      bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en

    • b.

      doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.’

De deelnemers van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten onderkennen deze bedoeling en beschouwen gehoor geven aan deze bedoeling als hun maatschappelijke opgave bij de uitvoering van taken die uit de Omgevingswet volgen. De deelnemers van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten – en daarmee de omgevingsdiensten zelf – beogen:

 

  • 1.

    duurzame ontwikkeling,

  • 2.

    bewoonbaarheid van het land, en

  • 3.

    bescherming en verbetering van het leefmilieu.

Daarmee richten de werkzaamheden van de omgevingsdiensten zich niet alleen op het beschermen en in stand houden, maar ook op het bereiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving. Dit gebeurt door zich in onderlinge samenhang te richten op, in ieder geval:

 

  • a)

    veiligheid,

  • b)

    gezondheid,

  • c)

    omgevingskwaliteit,

  • d)

    de intrinsieke waarde van de natuur, en

  • e)

    vervulling van maatschappelijke behoeften.

2.3 Overzicht van bovenregionaal beleid

De Nationale Omgevingsvisie (Novi)

 

Het Rijk heeft zich gecommitteerd aan het behalen van specifieke ambities voor de fysieke leefomgeving, onder meer uitgewerkt in de Nationale Omgevingsvisie (Novi). Momenteel is sprake van grootschalige en urgente opgaven, zoals de depositie van stikstof op natuurgebieden, het tekort aan woningen en de energietransitie. De Novi is een dynamische visie die, gevoed door de uitvoeringspraktijk en maatschappelijke ontwikkelingen, kan veranderen in de tijd.

Dit geldt eveneens voor de uitvoeringsagenda bij de Novi. In de komende periode volgen bevindingen en aanvullingen voor verdere uitvoering, onder meer bij de totstandkoming van programma’s, het opstellen van de omgevingsagenda’s en de plannen van aanpak voor Novi-gebieden. Bijlage 2 geeft een overzicht van huidige nationale programma’s ter specificering van de prioriteiten van de Novi.

 

De ambities die door het Rijk zijn opgesteld, krijgen nadere duiding en uitwerking op provinciaal niveau.

 

De Provinciale Omgevingsvisie (Povi)

De Provincie Noord-Holland heeft in haar Omgevingsvisie NH2050 ambities voor de fysieke leefomgeving opgenomen. De hoofdambitie is ‘balans tussen economische groei en leefbaarheid’. Ambities zijn:

 

  • I.

    Een gezonde en veilige basiskwaliteit van de leefomgeving:

    • a.

      Klimaatverandering: een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland.

    • b.

      Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, specifiek op het gebied van bodem, water, lucht, omgevingsveiligheid, geluidbelasting en (ontwikkelingen in) de ondergrond. Ambitie is om zo spoedig mogelijk te voldoen aan de KRW-normen voor water (uiterlijk in 2027) en aan de WHO-normen voor luchtkwaliteit (uiterlijk in 2050).

    • c.

      Biodiversiteit en natuur: biodiversiteit in Noord-Holland te vergroten.

  • II.

    Gebruik van de leefomgeving faciliteren:

    • a.

      Economische transitie: een duurzame economie, waarbij ruimte wordt geboden aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.

    • b.

      Wonen en werken: vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming brengen. Duurzaamheid van de totale voorraad woningen is uitgangspunt.

    • c.

      Mobiliteit: inwoners en bedrijven van Noord-Holland kunnen zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden.

    • d.

      Landschap: het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.

  • III.

    Energietransitie: Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd op (een maximale inzet op opwekking van) hernieuwbare energie.

Provinciale programma’s

Binnen de Provincie Noord-Holland gelden meerdere programma’s waarin beleidsdoelen staan beschreven. Bijlage 3 geeft weer welke programma’s dit, onder meer, betreft. De in deze programma’s opgenomen beleidsdoelen dienen in onderlinge samenhang te worden beschouwd.

 

2.4 Overzicht van regionaal beleid

Gebiedsomschrijving verzorgingsgebied

Noord-Holland Noord, van Castricum tot en met Texel, wordt gekenmerkt door een overwegend landelijk karakter met een gering aantal grote gemeenten. Hollands Kroon is de grootste gemeente qua landoppervlakte en Alkmaar heeft de meeste inwoners. De regio wordt omgeven door water, met de langste kuststrook en het breedste duingebied van Nederland. Noord-Holland Noord wordt gekarakteriseerd door veel wind en weidse vergezichten. De voormalige Zuiderzeesteden, het bollengebied en de vele stranden zijn slechts enkele van de toeristische hoogtepunten.

 

De regio wordt van Zuid naar Noord doorkruist door de spoorlijnen van Amsterdam-Sloterdijk naar Den Helder en Enkhuizen en van West naar Oost van Alkmaar naar Hoorn. Daarnaast lopen de A7 (Amsterdam-Groningen) en de A9 (Amsterdam-Alkmaar) door de regio. Wat betreft het vervoer over water loopt het Noordhollands kanaal dwars door het gebied. In de regio bevinden zich ook enkele vliegvelden: Den Helder (offshore-helihaven), Texel (met name recreatieve luchtvaart), Wieringermeer, Castricum (zweefvliegen) en Middenmeer (ultralights).

 

Een deel van de regio ligt onder de aanvliegroute van Schiphol. In het gebied liggen drie zeehavens: de NIOZ-haven Texel, de offshore-haven Den Helder en de visserijhaven Den Oever.

 

Er zijn ongeveer 16.000 bedrijven bij de OD NHN geregistreerd die vallen onder de Omgevingswet/Wet milieubeheer. Veel bedrijven vallen onder de agrarische sector, van bloembollen- tot kassenteelt. Daarnaast is het midden- en kleinbedrijf sterk vertegenwoordigd.

 

Voor enkele zware bedrijfsmatige activiteiten, zoals de gasopslag van TAQA en de kernreactor in Petten, is het Rijk het bevoegd gezag.

 

In de regio zijn 27 bedrijven gevestigd die vallen onder de RIE (Richtlijn industriële emissies) en 6 BRZO-inrichtingen (Besluit risico’s zware ongevallen). Voor de BRZO-inrichtingen is de provincie het bevoegd gezag en voert OD NZKG de taken uit.

 

Veel industriële bedrijvigheid is geconcentreerd op bedrijventerreinen en industrieterreinen. Op grond van de Wet geluidhinder is een aantal van de industrieterreinen in zones ingedeeld. Onder de Omgevingswet gaan deze zones over in geluidsproductieplafonds.

 

De regio bevat een aantal oude binnensteden. Hier is vaak een concentratie aan horeca te vinden. Daarnaast knelt in oude binnensteden vaak de combinatie van bedrijvigheid met het wonen in oude panden.

 

Voor een deel van de provinciale plustaken (natuur, zwemwater, wegen-vaarwegen, stiltegebieden, advisering Natuurschoonwet) beslaat het verzorgingsgebied van de OD NHN de hele provincie. Dit geldt niet voor de provinciale taken op het gebied van bodem. De provincie kent 19 Natura 2000-gebieden, is veel beschermde dier- en plantensoorten rijk, heeft 41 stiltegebieden en diverse landgoederen die vallen onder de Natuurschoonwet. Verder zijn er 151 officieel aangewezen zwemwaterlocaties (exclusief 63 strandopgangen), 310 badinrichtingen, ruim 600 kilometer aan provinciale wegen en ruim 250 kilometer aan provinciale vaarwegen.

 

Regionaal beleid

Omgevingsvisies en coalitieakkoorden zijn goede bronnen om inzicht te krijgen in toekomstige gewenste ontwikkelingen voor onder andere recreëren, natuur, energie, landbouw, wonen, klimaat en circulaire economie3. Deze ontwikkelingen worden enerzijds gekaderd door beperkingen (wet- en regelgeving, beschermingsregimes et cetera), anderzijds zijn de waarden (gebruiks-, belevings-, en toekomstwaarde) bepalende factoren. Al deze zaken gecombineerd geven inzicht in benodigde (vergunning) voorwaarden voor toekomstige ontwikkelingen met oog op onder meer gezondheid, veiligheid, duurzaamheid en leefbaarheid.

 

Belangrijke onderwerpen in de regio zijn:

 

  • asbest (daken);

  • afval (-preventie en -verwerking), grondstoffen en circulaire economie;

  • energietransitie en energiebesparing bij bedrijven;

  • geurbeleving bij veehouderijen;

  • grondverzet;

  • geluid bij evenementen, de concentratiegebieden met horeca (in de oude binnensteden en aan de kust);

  • gebruik van de ruimte en ondergrond vanwege de energietransitie;

  • geluidsaspecten op sport- en bedrijventerreinen;

  • gewijzigde/aangepaste normering voor bepaalde stoffen in de bodem (PFAS/Lood);

  • klimaatadaptatie/hittestress;

  • lichthinder;

  • leefbaarheid en voorzieningen leefomgeving;

  • opslag gevaarlijke stoffen en accu’s en batterijen;

  • provinciaal programma landelijk gebied;

  • passend woonaanbod;

  • ruimtelijke ingrepen met betrekking tot beschermde diersoorten;

  • sanering wegverkeerslawaai (circa 40 projecten);

  • schade door (beschermde) diersoorten;

  • stikstof;

  • windturbines.

2.5 Methode van risico- en impactanalyse

Om te bepalen hoe werkzaamheden van de OD NHN kunnen bijdragen aan het behalen van de beleidsopgaven en ambities van haar deelnemers is een methodiek ontwikkeld. Deze wordt gedeeld door de Noord-Hollandse omgevingsdiensten. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de omvang van het risico van activiteiten, maar ook naar de mate van impact van die activiteiten op de (boven) regionale beleidsopgaven.

 

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten passen vijf stappen toe om tot gerichte inzet van werkzaamheden te komen:

 

  • Stap 1: Opgave-analyse: gegeven doelen en ambities

  • Stap 2: Koppelen van opgaven aan bevoegdheid

  • Stap 3: Bepaling van verantwoordelijkheid: risico’s en impact

  • Stap 4: Bepaling van bestuurlijke prioriteit: bepalen van focus

  • Stap 5: Inzet VTH&A-instrumentarium

De OD NHN heeft deze vijf stappen als volgt uitgewerkt.

 

Stap 1: Opgave-analyse: gegeven doelen en ambities

Artikel 1.3 van de Omgevingswet noemt drie belangen, die in het oog moeten worden gehouden bij de uitvoering van alle taken en bevoegdheden uit deze wet (zie ook artikel 2.1, eerste lid, Omgevingswet):

 

  • duurzame ontwikkeling,

  • bewoonbaarheid van het land, en

  • bescherming en verbetering van het leefmilieu.

Met het oog op de behartiging van deze drie fundamentele oogmerken geeft artikel 1.3 een opgave aan ieder bestuursorgaan, namelijk het in onderlinge samenhang beschermen én benutten van de fysieke leefomgeving. Dat moet gebeuren met inachtneming van in ieder geval: ‘veiligheid’, ‘gezondheid’ en ‘omgevingskwaliteit’, ook vanwege ‘de intrinsieke waarde van de natuur’, en ‘vervulling van maatschappelijke behoeften’. Deze elementen moeten steeds in onderlinge samenhang worden bezien, om de hierboven genoemde belangen te behalen.

 

De onderwerpen die Omgevingswet, artikel 1.3, noemt onder a, gelden als waarborgen voor kwaliteit en worden beschouwd als beleidsopgaven. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten definiëren deze beleidsopgaven als volgt:

 

  • 1.

    Veiligheid. Onder ‘veiligheid’ wordt verstaan: de omgeving- gerelateerde risico’s die mensen in hun fysieke leefomgeving lopen, zoals het omgaan met en/of opslaan van gevaarlijke stoffen, constructieve veiligheid en brandveiligheid. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten streven naar het beperken van omgeving-gerelateerde risico’s.

  • 2.

    Gezondheid. Onder ‘gezondheid’ wordt verstaan: het fysieke en psychische welbevinden van de mens. De Noord- Hollandse omgevingsdiensten streven naar een fysieke leefomgeving waar schade aan de fysieke en psychische gezondheid van de mens wordt beperkt.

  • 3.

    Omgevingskwaliteit. Onder ‘omgevingskwaliteit’ wordt verstaan: de belevings-, gebruiks- en toekomstwaarde van de fysieke leefomgeving. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten streven naar het beperken en/of voorkomen van hinder, overlast en ergernissen, zoals geluidsoverlast.

  • 4.

    Natuur: Onder ‘natuur’ wordt verstaan: oog voor ‘de intrinsieke waarde van de natuur’ en de biodiversiteit.

    De Noord-Hollandse omgevingsdiensten streven naar het beperken en/of voorkomen van schade of nadelige effecten op de natuur, zoals het lozen van schadelijke stoffen en bodemverontreinigingen.

    Omgevingswet, artikel 1.3, noemt onder b, het onderwerp ‘vervulling van maatschappelijke behoeften’. Wat deze maatschappelijke behoeften zijn vraagt nadere invulling, waarvoor de omgevingsdiensten zich baseren op bestaand beleid.

     

    In het ‘Investeringsvoorstel voor de nationale digitale tweeling infrastructuur’ van het beraad voor Geo-informatie (GI-beraad)4, zijn de nationale beleidsopgaven gecategoriseerd, naar vijf hoofdopgaven. Hiervoor hebben zij de onderzoeken en rapporten over de maatschappelijke opgaven die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving bestudeerd, waaronder de eerder genoemde Novi (Nationale Omgevingsvisie). Deze hoofdopgaven zijn niet alleen op nationaal niveau herkenbaar, maar ook op provinciaal niveau.

     

    Een belangrijke opgave die wel duidelijk uit de bovenstaande beleidsanalyse volgt mist daarin, namelijk: circulaire economie. Deze opgave wordt toegevoegd aan de vijf hoofdopgaven, waarmee we in deze strategie in totaal zes hoofdopgaven formuleren die aansluiten bij de opgaven uit de provinciale omgevingsvisie en programma’s.

     

    Zo krijgt het onderwerp ‘vervulling van maatschappelijke behoeften’, als volgt vorm:

  • 5.

    Vervulling van maatschappelijke behoeften:

    Onder ‘vervulling van maatschappelijke behoeften’ wordt verstaan: specifieke opgaven die vanuit politiek en bestuur als belangrijk worden beschouwd, en als zodanig in beleid zijn benoemd. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten streven naar het leveren van een adequate bijdrage aan de volgende maatschappelijke opgaven:

    • i.

      Energietransitie: zowel inzet op besparing van energie en water, als inzet op hernieuwbare energie, onder meer door de regionale energiestrategieën. Inclusief de daarvoor benodigde aanpassingen in de energie- infrastructuur.

    • ii.

      Landbouwtransitie: inzet om op duurzame wijze landbouw te bedrijven.

    • iii.

      Woningbouwopgave: inzet op uitbreiding van de woningvoorraad op duurzame wijze.

    • iv.

      Klimaatadaptatie: inzet op de klimaatopgave, in navolging van onder meer de Klimaatwet, het Klimaatplan 2021-2030 en de provinciale omgevingsvisie.

    • v.

      Vervanging van infrastructuur: in stand houden en verbeteren van verkeer en vervoer.

    • vi.

      Circulaire economie: zowel afvalpreventie, als inzet op duurzaam grondstoffengebruik, grondstof- en materiaalkringlopen waarbij het verminderen van de milieu-impact voorop staat.

De oogmerken ‘duurzame ontwikkeling’, ‘bewoonbaarheid van het land’ en ‘bescherming en verbetering van het leefmilieu’ gelden dus voor elk van de beleidsopgaven. De beleidsopgaven worden in onderlinge samenhang beschouwd en nagestreefd, teneinde zorg te dragen voor deze oogmerken. Dit wordt overzichtelijk weergegeven in tabel 1.

Tabel 1: Samenvatting van stap 1

 

Hierin betreffen de vier opgaven bij Waarborgen voor kwaliteit vooral de ‘kerntaken’ die de OD NHN uitvoert en bij de zes opgaven Ruimte voor ontwikkeling kan de OD NHN een bijdrage leveren aan het uitvoeren van die opgaven door de deelnemers.

 

Door artikel 1.3 van de Omgevingswet kan zodoende een overzichtelijke clustering worden aangebracht in de onderwerpen uit de analyse van regionaal beleid. De onderwerpen genoemd in de analyse van regionaal beleid maken duidelijk waarop de beleidsopgaven uit artikel 1.3 van de Omgevingswet zich richten in het werkgebied van de OD NHN.

 

Stap 2: Koppelen van beleidsopgaven aan bevoegdheid

De OD NHN voert voor haar deelnemers specifieke taken uit, zoals opgenomen in de DVO’s (dienstverleningsovereenkomst) en de mandaten. Aan deze taken zijn specifieke bevoegdheden verbonden op het gebied van regulering, toezicht en handhaving. De OD NHN zet deze bevoegdheden in om impact te maken op de beleidsopgaven van haar deelnemers. De OD NHN voert ook taken uit waaraan geen specifieke bevoegdheid verbonden zijn, zoals adviesverlening of het verstrekken van data in het kader van ketentoezicht of ondermijning. Ook met deze taken wordt impact gemaakt op de beleidsopgaven.

 

De taken en bevoegdheden hebben overwegend betrekking op specifieke activiteiten in de leefomgeving. Het in beeld brengen van deze activiteiten stelt de OD NHN in staat om later, bij stap 3, per activiteit de risico’s en impact te analyseren per beleidsopgave.

 

De taken van de OD NHN richten zich voor een groot deel op milieubelastende activiteiten. De Omgevingswet definieert milieubelastende activiteiten in bijlage 1.1 als ‘een activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, niet zijnde een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk of een wateronttrekkingsactiviteit’. Deze milieubelastende activiteiten zijn aan de hand van de volgende uitgangspunten geselecteerd en geordend voor de analyse:

 

  • De OD NHN gaat uit van de meest representatieve milieubelastende activiteit4 per locatie.

  • De OD NHN gaat uit van de milieubelastende activiteiten waarvoor zij namens haar deelnemers bevoegd gezag is.

  • Milieubelastende activiteiten in het werkgebied van de dienst die andere instellingen of overheden uitvoeren (bijvoorbeeld Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied of het Rijk (Staatstoezicht op de Mijnen), worden niet betrokken in de analyse. De OD NHN gaat vanuit een oog- en oorfunctie en/of adviesverlening in gesprek met bevoegde gezagen over milieubelastende activiteiten die in de regio worden gesignaleerd waarvoor zij niet het bevoegd gezag is.

  • Bedrijfstak overstijgende, milieubelastende activiteiten komen meestal voor in combinatie met een meer representatieve milieubelastende activiteit. Daarom worden deze milieubelastende activiteiten niet meegenomen in de analyse. Risicovolle, bedrijfstak overstijgende, milieubelastende activiteiten worden in de analyse beschouwd als verzwarende factor bij een (bedrijfs)locatie en controleren we vaak thematisch in het toezicht.

  • Milieubelastende activiteiten die specifiek gelden voor complexe bedrijven uit afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn niet meegenomen in de analyse.

Overige activiteiten, niet-zijnde activiteiten uit afdeling 3.2 tot en met 3.10 van het Bal, zoals bij asbest, deels bodem (voor zover niet- milieubelastende activiteiten - mba), natuur, wegen-vaarwegen

en zwemwater, zijn eveneens in beeld gebracht. Deze worden onderscheiden van de milieubelastende activiteiten en los daarvan geanalyseerd in de risico- en impactanalyse.

 

Stap 3: Bepaling van verantwoordelijkheid: risico’s en impact

De OD NHN heeft de verantwoordelijkheid om met de kennis die zij heeft, voor haar werkgebied inzichtelijk te maken welke activiteiten risico vormen voor en impact maken op de leefomgeving. Dit is een belangrijke stap voor de bepaling van de meest effectieve inzet van het VTH&A-instrumentarium. Op basis van de ervaringscijfers en de ontwikkelingen kan de prioritering worden bijgesteld.

 

Milieubelastende activiteiten

Per milieubelastende activiteit is geanalyseerd in hoeverre elke activiteit risico’s geeft voor en impact heeft op de beleidsopgaven.

 

Overige activiteiten

Bij overige activiteiten, niet-zijnde activiteiten uit afdeling 3.2 tot en met 3.10 van het Bal, analyseert de OD NHN op andere wijze. Dit geldt voor activiteiten op het gebied van asbest, bodem6, natuur, wegen-vaarwegen en zwemwater. Relevante activiteiten zijn benoemd en geprioriteerd, gericht op de opgaven van ‘Waarborgen voor kwaliteit’ (Omgevingswet, artikel 1.3, onder a). Deze activiteiten worden niet gescoord op de beleidsopgaven van ‘Ruimte voor ontwikkeling’ (Omgevingswet, artikel 1.3, onder b) omdat de hiervoor relevante wet- en regelgeving in sterkere mate aan verandering onderhevig is.

 

Dit resulteert in de risico- en impactanalyse zoals weergegeven via de volgende hyperlink: Risicoanalyse - OD NHN7

 

Stap 4: Bepaling van bestuurlijke prioriteit: bepalen van focus

De OD NHN maakt op basis van de aanwezige beleidsdocumenten, kennis en kunde een risico- en impactanalyse en geeft aan waar de prioriteiten van haar inzet zouden moeten komen te liggen.

De uiteindelijke beslissing hierover ligt bij het college van de betreffende deelnemer.

 

In de focuspunten zoals weergegeven in paragraaf 2.6 zijn de bestuurlijke prioriteiten meegenomen.

 

Stap 5: Inzet VTH&A-instrumentarium

De inzet van het VTH&A-instrumentarium moet worden afgestemd op de na te streven beleidsdoelen en ambities. Dat betekent dat we een optimale balans zoeken tussen de inzet van de instrumenten regulering (vergunningverlening), toezicht en handhaving en adviesverlening, om gestelde beleidsdoelen en ambities te realiseren.

Figuur 8: Voorbeeld van bepaling inzet VTH&A-instrumentarium uit risico- en impactanalyse

 

Als de bestuurlijke prioriteiten voor een specifiek jaar in stap 4 zijn bepaald, kan op basis hiervan worden afgewogen welke inzet door de OD NHN passend is om de beleidsdoelen te behalen. Dit resulteert in een berekening van VTH&A-inzet in een specifiek jaar, in het jaarlijks uitvoeringsprogramma.

 

2.6 Focuspunten

Uit het inzicht voortkomend uit de bovenliggende opgaven, het bovenregionaal en regionaal beleid en de risico- en impactanalyse, formuleren we focuspunten voor de periode 2024-2027. De focuspunten zijn de punten die op meerdere onderdelen voor het waarborgen van de kwaliteit (veiligheid, gezondheid, omgevingskwaliteit en waarde van natuur) of ruimte voor ontwikkeling (de transitieopgaven) hoog scoren. De focuspunten kunnen verschillend van aard zijn, gericht op (milieu)thema, taak of opgave. Zij kennen raakvlakken en overlappen. De grote opgaven die er liggen in de fysieke leefomgeving vragen ook om een integrale en samenhangende aanpak. Dat is ook een uitgangspunt van de Omgevingswet.

 

Er is een onderscheid gemaakt in ‘gemeentelijke en provinciale taken’ en ‘ontwikkelthema’s’.

 

  • -

    Gemeentelijke en provinciale taken: bij deze focuspunten gaat het om de meer ‘traditionele taken’ die de OD NHN uitvoert voor haar deelnemers. Zij vloeien voort uit wetgeving en hebben overwegend betrekking op de waarborg-opgaven (maar natuurlijk ook op de ontwikkelopgaven). Uitvoering van deze taken is noodzakelijk om een basisniveau te bereiken op het gebied van veiligheid, gezondheid, omgevingskwaliteit en natuurwaarden.

  • -

    Ontwikkelthema’s: deze focuspunten zijn vooral een gevolg van de ontwikkelingen van de laatste jaren; de komst van belangrijke nieuwe wetgeving (Omgevingswet), de grote transitie opgaven (zoals circulaire economie en reductie CO2-uitstoot) en inzichten in de achteruitgang van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving (zoals de PFAS (ZZS)- crisis en verslechterende waterkwaliteit).

     

    Met name (maar niet alleen) de ontwikkelthema’s vragen veel inzet op voorbereiding, organisatie en afstemming met partners. Advisering heeft daarin vaak een grote rol. Daarnaast laten de ontwikkelthema’s én gemeentelijke en provinciale (waarborg)taken, een snel groeiende behoefte zien aan het gebruik van data in elke fase van het proces (advies, planning/voorbereiding, uitvoering, monitoring, rapportage en afstemming met partners).

In de uitvoeringsprogramma’s tot nu toe, is voornamelijk ingezet op het beschermen van de leefomgeving (de gemeentelijke en provinciale waarborgtaken) en beperkt op de ontwikkelopgaven en inzet en opbouw van data.

 

Voor de ontwikkelthema’s zien we een snel toenemende vraag aan inzet door de omgevingsdienst. Soms gaat dat gepaard met extra financiële middelen maar vaak wordt er een beroep gedaan op de bestaande capaciteit en middelen waardoor de uitvoering van de gemeentelijke en provinciale (waarborg)opgaven steeds meer onder druk komt te staan. Het sterk toenemende belang van de ontwikkelthema’s leidt bij gelijkblijvende capaciteit en middelen tot het maken van steeds scherpere keuzes in het uitvoeringsprogramma.

Tabel 7: Belangrijkste focuspunten voor de periode 2024-2027 met legenda

 

De focuspunten zijn weergegeven in tabel 1. In de tabel is aangegeven d.m.v. sterren wat in hoofdlijnen de impact is op de opgaven. In de laatste drie kolommen zijn de instrumenten V (vergunning verlenen/reguleren), TH (toezicht en handhaven) en A (adviseren) opgenomen. Aangegeven wordt welk instrument mogelijkheden geeft tot het maken van impact.

 

Toelichting op de focuspunten

 

Milieu - Milieubelastende activiteiten met hoog risico (bij bedrijven)

Dit zijn de milieubelastende activiteiten die hoog scoren in de risico- en impactanalyse.

 

Prioritering binnen deze activiteiten (vroeger: branches en milieu- categorieën) gebeurt al jarenlang om de inzet van regulering en toezicht en handhaving zo efficiënt en effectief mogelijk te laten zijn. Dat heeft geleid tot een steeds scherpere keuze om alleen de activiteiten met de hoogste prioriteit te behandelen en de overige activiteiten alleen naar aanleiding van een signaal zoals klacht, melding of constatering. Het verder ‘afschaven aan de onderkant’ leidt tot een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid en gezondheid.

 

Milieu Energiebesparingsplicht (bij bedrijven)

De verduurzaming van het energiegebruik van industrie en dienstensector is een belangrijke pijler uit het Klimaatakkoord. Via verschillende sporen wordt ingezet op deze verduurzaming. Eén daarvan is het intensiveren van het toezicht op de wettelijke energiebesparingsplicht (de zogenaamd Erkende Maatregelen Lijsten, EML-controles). Per 1 juli 2023 is een omvangrijke wetswijziging van kracht rond de energiebesparingsplicht. De doelgroep is uitgebreid en het toezicht is nu een basistaak voor omgevingsdiensten. Met behulp van subsidies vanuit Rijk en provincie zijn ook in de periode 2024 -2026 extra inspanningen mogelijk rond stimulering, toezicht en handhaving van de besparingsplicht. Per 1 januari 2024 is een rapportageplicht voor werk gerelateerd personenvervoer (voor instellingen met meer dan 100 werknemers) van kracht. Ook het toezicht hierop is een basistaak voor omgevingsdiensten.

 

Het databeheer ten behoeve van registratie, planning, toezicht, monitoring en rapportage kent door wetwijzigingen, nieuwe wetgeving en nieuwe voorwaarden vanuit het Rijk, een grote dynamiek.

 

In dit dynamische taakveld vragen deze veranderingen en de afstemming met partners (provincie, de andere omgevingsdiensten, gemeenten etc.) en het databeheer, continu veel voorbereiding en inspanning.

 

Milieu – Geluid (bij evenementen/horeca, verkeer en industrie)

Evenementen/horeca

De geluidsbelasting voor de omgeving als gevolg van muziek bij evenementen en horeca blijft een aandachtspunt. Een te hoge geluidbelasting kan leiden tot overlast, gezondheidsschade en aantasting (nachtelijke) natuurwaarden. Het aantal evenementen zit weer op het niveau van vóór de corona pandemie. Onder de Omgevingswet betreft het een omgevingsplanactiviteit. Geluidcontroles blijven een plustaak, waar de gemeenten naar verwachting behoefte aan houden. De OD NHN blijft met gemeenten in gesprek over het zo efficiënt mogelijk controleren en we passen dit in het uitvoeringsprogramma. De OD NHN kan gemeenten adviseren bij het opstellen van geluidsnormen in evenementenvergunningen en -beleid.

 

Verkeer en industrie

De komst van de Omgevingswet brengt grote veranderingen met zich mee rond het aspect geluid. Alle geluidregelgeving (met uitzondering die wat betreft luchtvaart) wordt opgenomen in deze wet. De Omgevingswet maakt meer lokale afwegingsruimte mogelijk waardoor lokale overheden voor specifieke gebieden meer nadruk kunnen leggen op gezonde leefomgeving en geluid. Belangrijke veranderingen vinden plaats ten aanzien van onder andere de basiskaart geluidemissie wegverkeer, de geluidproductieplafonds voor gezoneerde industrieterreinen en geluidsnormen in het omgevingsplan. De energietransitie leidt tot geluidsbelasting voor de omgeving door het gebruik van nieuwe technieken op vaak nieuwe locaties.

 

De OD NHN kan een aantal taken en rollen voor de gemeenten en regio’s invullen. Deze variëren, afhankelijk van de wensen, van een beleidsadviserende tot een uitvoerende rol of de rol van initiator of coördinator van lokale, regionale of bovenregionale projecten.

 

Asbest - Asbestsaneringen met hoog risico op blootstelling aan asbest

Bij het saneren van asbest bestaan aanzienlijke gezondheidsrisico’s, waarbij asbestsaneerders en mensen in de omgeving gevaar lopen bij slecht uitgevoerde saneringen door het inademen van asbestvezels. Niet-gecertificeerde handelingen en saneringen door particulieren leiden vaak tot verontreiniging van de omgeving.

 

Het afhandelen van sloopmeldingen met asbest wordt onder de Omgevingswet een basistaak voor omgevingsdiensten.

 

In 2019 is het wetsvoorstel voor een asbestdakenverbod verworpen. De minister heeft in 2020 samen met provincies, diverse gemeenten, brancheverenigingen, Milieu Centraal en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de ‘Samenwerkingsverklaring aanpak asbestdaken’ ondertekend. Deze partijen zetten, onder het Programmabureau Versnellingsaanpak Asbestdakensanering, gezamenlijk de schouders onder een volgende stap voor een asbestdakenvrij Nederland. Ook koppelkansen, zoals het combineren van de asbestdakensanering met het opwekken van zonne-energie, nemen we hierbij mee. Een recentelijk gehouden onderzoek is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de huidige verwering van asbestdaken en de verspreidingsroutes van vrijkomende asbestvezels van deze daken. Daarnaast geeft het onderzoek inzicht in blootstellingsrisico’s van vrijkomende (asbest)vezels voor bewoners van het pand en omwonenden én het effect op de leefomgeving. De uitkomsten van dit onderzoek bevestigen dat de aanpak van asbestdaken noodzakelijk is en blijft voor een gezonde en schone leefomgeving. De OD NHN heeft voor de regio een asbestdakeninventarisatie uitgevoerd. Deze is in 2021 geactualiseerd en gedeeld met het Programmabureau. Het blijkt dat ook in Noord-Holland Noord nog een groot oppervlakte aan asbestdaken aanwezig is. De OD NHN blijft de gemeenten informeren over de (mogelijke) acties rond de asbestdaken.

 

Bodem - Bodemactiviteiten met hoog risico op bodemverontreiniging

Het is wettelijk verplicht om de bodem te beschermen tegen de aanwezigheid van schadelijke stoffen. Bij verschillende bedrijfsactiviteiten is er een risico dat schadelijke stoffen in de bodem terechtkomen. Om de impact op de bodemkwaliteit te beperken, moeten de bedrijfsactiviteiten - in lijn met de vanaf 1 januari 2024 geldende richtlijn Bodembescherming: combinaties van voorzieningen en maatregelen (BB-CVM) - voldoen aan een ‘verwaarloosbaar bodemrisico’. Als bedrijven hieraan niet voldoen, bestaan er milieurisico’s voor het gebied en het grondwater.

Het bedrijf kan met een maatwerkverzoek een aanvaardbaar bodemrisico aanvragen. Saneringsmaatregelen zijn vaak kostbaarder dan preventieve maatregelen. Het begrip ‘verwaarloosbaar bodemrisico’ komt niet terug onder de Omgevingswet, maar het uitgangspunt blijft hetzelfde: bodemverontreiniging zoveel mogelijk voorkomen.

 

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet, verschuift een deel van de provinciale bodemtaken op het gebied van bodemverontreiniging, naar de gemeenten. Inschatting van de provincie Noord-Holland is dat dit ongeveer 70 procent van de huidige Wbb-taken omvat. De uitvoering van het overgrote deel van deze taken is en blijft een basistaak, uitgevoerd door de omgevingsdienst. Het gaat hierbij zowel om toezicht, handhaving en vergunningverlening, als om juridische en beleidsmatige advisering. Deze taakverschuiving betekent dat:

  • gemeenten richting de omgevingsdienst de opdrachtgever voor deze taken worden (mandaat en financiën);

  • gemeenten het beleidskader hiervoor vaststellen (ambitie, doelen);

  • de omgevingsdienst blijft zorgdragen voor een goede uitvoering van deze taken.

Bovenstaande geldt niet voor de gemeente Alkmaar. Deze gemeente heeft nu al onder de Wet Bodembescherming dezelfde bodemtaken als de provincie.

 

Natuur - Doden, vangen en/of onnodig lijden van dieren in de nabijheid van bebouwde kom

Binnen de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming houdt het team Jacht, beheer en schadebestrijding zich onder andere bezig met het voorkomen, reguleren, toezicht houden op en adviseren over deze wet. Hier ligt een focus op de nabijheid van de bebouwde kom wegens het verbod op het gebruik van een geweer binnen bebouwde kom en de (aantasting van het gevoel van) veiligheid.

 

Natuur - Grootschalig doden dieren wegens verduurzaming en projectontwikkeling

Binnen de soortenbescherming van de Wet natuurbescherming houdt het team Ruimtelijke ingrepen zich onder andere bezig met het reguleren, toezicht houden en adviseren bij ruimtelijke ingrepen. Bij elke ruimtelijke inrichting en ontwikkeling gaan we na of de werkzaamheden een negatief effect kunnen hebben op beschermde plant- en diersoorten. Bij grootschalige renovatie en sloopwerkzaamheden in het kader van woningbouw en verduurzaming kunnen op grotere schaal verblijfplaatsen en dieren vernietigd en gedood worden.

 

Natuur – Stikstof: agrarische sector, (zware) industrie, bouw en infra

Binnen de gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming houdt het team Stikstof zich onder andere bezig met het reguleren, toezicht houden en adviseren op activiteiten waarbij uitstoot van stikstof plaatsvindt. De provincie wil de stikstofuitstoot terugdringen, zodat planten en dieren in de stikstofgevoelige gebieden (N2000) kunnen blijven groeien en leven. Samen met gemeenten, natuurbeheerders, de landbouw, de bouw en de industrie zoekt de provincie naar oplossingen. Hierbij zijn de belasters als gevolg van de agrarische sector, (zware) industrie, bouw en infra voornamelijk in beeld. De behandeling van aanvragen voor stikstofvergunningen is met name voor regulering een aanzienlijke belasting.

 

Natuur - Werkzaamheden in N2000-gebied, kap- en herplantwerkzaamheden

Binnen de gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming houdt het team Gebieden en houtopstanden zich onder andere bezig met het reguleren, toezicht houden en adviseren op de 19 Natura 2000-gebieden in Noord-Holland. Voor elk van deze gebieden is bepaald welke natuurlijke kenmerken beschermd zijn, behouden moeten blijven of uitgebreid moeten worden.

Werkzaamheden die uitgevoerd worden in een N2000-gebied kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van die kenmerken. Bij het kappen van houtopstanden (bosgebieden) buiten de bebouwde kom gelden voorwaarden, waaronder de herplantplicht. Dit mede om vermindering van het areaal bosgebied te voorkomen.

 

Vaarwegen - Situaties die gevaar of hinder voor nautisch verkeer veroorzaken

Bij toezicht op en handhaving van wet- en regelgeving op het gebied van wegen en vaarwegen, richt de OD NHN zich vooral op de circa 250 kilometer vaarweg die de provincie in beheer heeft.

Doel van het toezicht is de bevordering van de doorstroming van het vaarverkeer op de Noord-Hollandse routes. De veilige doorgang van vrachtvaart en tegengaan van nieuwe en bestaande illegale ligplaatsen door woonschepen en de recreatievaart hebben prioriteit.

 

Zwemwater - Zwemwatergelegenheden die een gevaar vormen voor gebruikers

De OD NHN reguleert, controleert en adviseert voor de hele provincie Noord-Holland officiële zwemlocaties op veiligheid en waterkwaliteit. Dit geldt ook voor badinrichtingen. Hier controleren we op de wettelijke hygiëne en veiligheidsvoorschriften. Het voorkomen van gevaarlijke situaties voor gebruikers of bezoekers heeft een hoge prioriteit.

 

ZZS - Zeer Zorgwekkende Stoffen

Een zeer zorgwekkende stof (ZZS) is een stof die een gevaar vormt voor mens of milieu vanwege bijvoorbeeld carcinogene, mutagene, reprotoxische eigenschappen of de accumulatie in de voedselketen. De emissie naar bodem, water en lucht van ZZS is een groeiend probleem. De PFAS-crisis laat zien tot welke maatschappelijke onrust ZZS kunnen leiden. Uit diverse landelijke rapporten en pilots blijkt dat het huidige ZZS-beleid niet voldoende is om grip te krijgen op dit probleem. De opgaven bestaan o.a. uit:

 

  • het vergroten van de technische kennis bij zowel bedrijven als overheden;

  • een meer integraal beleid dat beter aansluit op de diffuse verspreiding van ZZS;

  • het organiseren van de taken en capaciteit.

Een eenduidige, landelijke benadering wordt vanuit het RIVM en Omgevingsdienst NL gestimuleerd en regionaal uitgezet. De eerste overleggen met betrokken partners in Noord-Holland hebben in 2023 plaatsgevonden.

 

De OD NHN bekijkt op welke wijze vergunningverlening, toezicht en handhaving het beste vorm kunnen krijgen en houdt rekening met de landelijke en regionale benadering.

 

Water - Gebruik en kwaliteit van water

De kwaliteit en het gebruik van water in Nederland vraagt steeds meer aandacht. Lozingen van bedrijven op het riool (de zogenaamde indirecte lozingen) kunnen gevolgen hebben op het zuiveringsproces en op de kwaliteit van het gezuiverde afvalwater. De betrokken partijen (gemeenten, provincie, waterschap, drinkwaterbedrijf, natuurbeheerder PWN, Rijkswaterstaat en omgevingsdiensten) gaan nauwer samenwerken om de grip op de lozingen van probleemstoffen te versterken. We willen gewenst gedrag bij bedrijven stimuleren en ongewenst gedrag ontmoedigen. Daar waar nodig treden we handhavend op. Onderdeel van deze gezamenlijke aanpak is de bemonstering van afvalwater bij bedrijven op probleemstoffen. Zeer Zorgwekkende stoffen (ZZS) zijn daarbij een belangrijk aandachtpunt.

 

Het gebruik van zoetwater vraagt meer aandacht omdat dit steeds schaarser wordt. In het kader van circulariteit is dit ook een aandachtspunt (denk bijvoorbeeld aan het sturen op gesloten koelwatersystemen).

 

CE - Circulair grondstoffengebruik

Nederland wil voor 2030 het grondstoffengebruik met 50% verminderen. Tegen 2050 streven we naar een volledig circulaire economie waarin geen afval bestaat en grondstoffen continu worden hergebruikt. Zowel nieuwe als bestaande bedrijven zijn actief bezig met het ontwikkelen van circulaire initiatieven, waarbij ze reststromen opwaarderen en gebruiken als product of grondstof. Dit doen ze door het vergroten van het gebruik van secundaire grondstoffen, het verminderen van het gebruik van primaire grondstoffen en het veilig en verantwoordelijk gebruik van hernieuwbare grondstoffen. De bestaande wet- en regelgeving sluit nog niet volledig aan op de overgang naar een circulaire economie, wat uitdagingen met zich meebrengt, zoals de afvalstatus van potentiële grondstoffen. We moeten verantwoorde oplossingen vinden binnen de kaders van gezondheid en veiligheid om deze belemmeringen aan te pakken.

 

De OD NHN stelt een Routekaart CE op waarin we het (boven) regionale beleid vertalen in acties, projecten en opleidingen. Natuurlijk in afstemming met de partners. De rol van advisering is bij dit ontwikkelthema groot. In de loop van de tijd zullen de instrumenten regulering en toezicht en handhaving steeds meer plek krijgen.

 

OW – Omgevingsadvies strategisch

De Omgevingswet vraagt om een integrale en samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving. De omgevingsdienst heeft veel kennis over de leefomgeving die bij het opstellen van een omgevingsvisie of omgevingsplan en bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid van belang is voor de deelnemers. De omgevingsadviseurs van de OD NHN zijn daarbij de spil. Zij werken intern samen met collega’s (specialisten, vergunningverleners, toezichthouders) en komen zo tot integrale adviezen.

 

De afgelopen periode zijn er op deze wijze al diverse producten ontwikkeld zoals Advies Omgevingsvisie, Advies Omgevingsplan, Omgevingsscan en Omgevingsanalyse. Deze producten zijn opgenomen in de Producten- en dienstencatalogus (PDC).

Omgevingsadvies is geen basistaak en grotendeels vraag gestuurd. In de regionale werkgroep Kerninstrumenten Omgevingsvisie en -plan zijn hierover afstemmingsafspraken gemaakt tussen de gemeenten en de (keten)partners.

 

Bij een integraal en samenhangend advies speelt data-en informatiebeheer een grote rol. Naast de beschikbaarheid en toegankelijkheid van data is ook de presentatie met behulp van digitale kaarten een belangrijk aandachtpunt.

 

Energie – veilige en duurzame energietransitie

Er ligt een grote opgave op het gebied van de energietransitie en verduurzaming. Deze resulteert in nieuwe risicobronnen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportroutes en buisleidingen.

Zo is het gebruik van waterstof een belangrijke ontwikkeling in de provincie. Knelpunt in de energietransitie is de energie- infrastructuur. In de provincie Noord-Holland is daarvoor een Taskforce energie-infrastructuur ingesteld.

 

Ruimtelijke ontwikkelingen vinden vaak plaats in gebieden dicht bij de risicobronnen. Dit vraagt om samenwerking tussen overheidsinstanties om te bepalen of het basis beschermingsniveau voldoende is of extra maatregelen nodig zijn. Een adequaat monitorings- en evaluatiesysteem, zoals het nieuwe Register Externe Veiligheid (REV), kan hierbij helpen. De OD NHN kan een aantal taken en rollen voor de gemeenten en regio’s invullen. Deze variëren, afhankelijk van de behoefte, van een beleidsadviserende tot een uitvoerende rol of de rol van initiator/coördinator van lokale, regionale of bovenregionale projecten.

 

Toezicht - Ketentoezicht/ondermijning

Ketentoezicht en ondermijning vragen om een andere manier van bedrijfs- of branche overstijgend toezicht. Het is meer gericht op het voorkomen van en de aanpak op milieucriminaliteit, een verantwoorde circulaire economie en structureel inzicht in grondstoffengebruik en verwerking van reststoffen.

De bevoegdheden van de OD NHN zijn bij ketentoezicht en ondermijning in veel gevallen beperkt. Met het leveren van, en adviseren over, beschikbare data kan de OD NHN wel een belangrijke ondersteuning leveren aan overige handhavingspartners.

Samenwerking met partners en data- en informatiebeheer zijn essentieel bij ketentoezicht en ondermijning.

 

Om hun criminele activiteiten uit te kunnen voeren, maken criminelen gebruik van allerlei legale diensten en voorzieningen. Zij vragen bijvoorbeeld vergunningen aan, richten bedrijven op en huren en kopen panden. Hierdoor worden criminelen onbedoeld gefaciliteerd door de ‘bovenwereld’. Ondermijning is een probleem dat de maatschappij verzwakt en uiteindelijk zelfs ontregelt. De omgevingsdienst(en) en de gemeente(n) werken bij de aanpak van ondermijning samen met onder meer de politie, het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst. Signalen pakken verschillende overheidsdiensten in een zo vroeg mogelijk stadium gezamenlijk op. De omgevingsdienst(en) en gemeente(n) richten zich daarbij ook op het voorkómen van ondermijnende criminaliteit. Dit doen ze door bijvoorbeeld vergunningen te weigeren, in te trekken of door integrale controles uit te voeren. Samen met bijvoorbeeld de politie, de brandweer en andere partners. Ook kan een burgemeester panden sluiten en boetes opleggen. De Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur) wordt toegepast in het kader van vergunningaanvragen overeenkomstig de gemaakte afspraken met onze deelnemers.

Deel 3: Vertaling naar VTH&A-instrumentarium

 

In het voorgaande is geanalyseerd hoe de OD NHN haar inzet gericht kan plegen om bij te dragen aan de maatschappelijke opgaven, en de beleidsopgaven van haar deelnemers. Dit doet ze door inzet van haar VTH&A-instrumentarium. Hierbij horen werkwijzen, methoden en (wettelijke) criteria. Daarbij worden, voor zover mogelijk, afwegingen gemaakt vanuit het oogpunt van effectiviteit en efficiëntie. Dit wordt beschreven in deel 3.

 

3.1 Inzet van het VTH&A-instrumentarium in de praktijk

Regulering (vergunningverlening), toezicht en handhaving vormen de primaire instrumenten die de omgevingsdiensten inzetten om de beleidsdoelstellingen te behalen. Hiernaast zetten we ook het instrument adviesverlening in toenemende mate in. Deze instrumenten samen vormen het zogeheten VTH&A- instrumentarium.

 

Inzet van de instrumenten kan gebiedsgericht gebeuren. Specifieke opgaven of hun onderlinge samenhang kunnen om een gebiedsgerichte benadering vragen (zoals Natura 2000-gebieden, gebieden met een bouwbestemming of energietransitie op bedrijventerreinen).

 

Bij de uitvoering van taken op het gebied van regulering, toezicht en handhaving en advisering is een goede integrale en samenhangende organisatie steeds meer afhankelijk van data en de toegankelijkheid daarvan. Dataverwerkingssystemen zijn continu in ontwikkeling en de vraag naar steeds weer nieuwe data en hun samenhang groeit sterk met de Omgevingswet en de beleidsopgaven.

 

3.2 Wettelijk kader

De Omgevingswet, artikel 2.1, eerste lid, verduidelijkt hoe de taakuitvoering, om de doelen van de Omgevingswet te behalen, moet plaatsvinden. Het artikel verwoordt dit als volgt:

 

  • ‘Een bestuursorgaan van een gemeente, een provincie of het Rijk of, met inachtneming van de Waterschapswet, van eenwaterschap oefent zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uit met het oog op de doelen van de wet, tenzij daarover specifieke regels zijn gesteld.’

Dit houdt voor omgevingsdiensten in dat de maatschappelijke opgaven, zoals verwoord in artikel 1.3 van de Omgevingswet, altijd het uitgangspunt is bij de inzet van het VTH&A-instrumentarium, tenzij geldende wet- en regelgeving, op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau, een voorgegeven handelswijze voorschrijft.

 

Omgevingswet, artikel 2.1, tweede lid, vult bij het eerste lid aan:

 

  • ‘Het bestuursorgaan houdt daarbij rekening met de samenhang van de relevante onderdelen en aspecten van de fysieke leefomgeving en van de rechtstreeks daarbij betrokken belangen.’

Wederom wordt hiermee benadrukt dat de Omgevingswet het afwegen en het zoeken van ‘samenhang’ centraal stelt. Wat wordt in samenhang benaderd? ‘Relevante onderdelen en aspecten van de fysieke leefomgeving’ en ‘rechtstreeks daarbij betrokken belangen’. Ten aanzien van ‘relevante onderdelen en aspecten van de fysieke de sanctionerings-strategie en de gedoogstrategie.

 

leefomgeving’ spreekt de Omgevingswet op verschillende plaatsen zowel van:

 

  • -

    ‘kwaliteiten’ van de leefomgeving:

  • -

    ‘functies’ van de leefomgeving, die evenwichtig moeten worden toebedeeld;

  • -

    ‘projecten’ in de leefomgeving om maatschappelijke doelen te realiseren, en;

  • -

    ‘activiteiten’ (als omgevingsplanactiviteit, milieubelastende- activiteit, bouwactiviteit, Natura 2000-activiteit).

Ten aanzien van de ‘rechtstreeks daarbij betrokken belangen’ zijn de beleidsdoelen van de deelnemers ook een belang. Het strikt redeneren vanuit een voorgegeven taak is dus onder de Omgevingswet niet meer goed vol te houden. Het gaat om het in ogenschouw nemen van de opgaven en daarbij de adequate inzet en toepassing van het VTH&A-instrumentarium bepalen. Het gaat om een adequaat antwoord op specifieke opgaven, in specifieke situaties.

 

3.3 Strategieën voor toepassing van het VTH&A-instrumentarium

Zoals beschreven in artikelen 13.6 en 13.7 van het Omgevingsbesluit, dienen de omgevingsdiensten in ieder geval voor de taken vergunningverlening (regulering), toezicht en handhaving te beschrijven hoe aan deze taken uitvoering wordt gegeven. Dit wordt beschreven in enkele uitvoeringsstrategieën, zoals weergegeven in figuur 98.

Figuur 9: Strategieën bij de instrumenten van de omgevingsdiensten

 

In wat volgt werken we bovengenoemde strategieën uit. Bij elk van de strategieën lichten we de impact toe die de Omgevingswet heeft op de taakuitvoering. Ook worden gedeelde doelstellingen voor de betreffende taak beschreven, evenals een gedeelde werkwijze.

 

Het beschrevene gaat over hetgeen de vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten gemeenschappelijk delen. Een nadere uitwerking per taak, geven zij in hun individuele U&H-strategie.

 

3.4 Reguleringsstrategie

Regulering algemeen

 

Definitie van regulering

 

Onder regulering wordt verstaan: het toepassen van normatieve prikkels om beleidsdoelen te realiseren. Dit omvat het stellen van regels, binnen de kaders van de wet- en regelgeving. Meer in het bijzonder gaat dit over het verlenen van toestemming door het bevoegd gezag, op basis van toetsing van een aanvraag of melding aan de wettelijke voorschriften. Werkzaamheden van de omgevingsdiensten in dit kader, zijn:

 

  • -

    het voeren van een vooroverleg;

  • -

    het leveren van informatie (informatieplicht);

  • -

    het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning;

  • -

    het afgeven van een advies met instemming;

  • -

    het actualiseren van een vergunning;

  • -

    het behandelen van een melding;

  • -

    het opstellen en/of het intrekken van een maatwerkvoorschrift

  • -

    het beoordelen en/of het vaststellen van gelijkwaardigheid;

  • -

    het opstellen van een besluit over het al dan niet vereisen van een milieueffectrapportage (m.e.r.-beoordeling);

  • -

    het leveren van een specifieke bijdrage aan een meervoudige vergunningprocedure, op verzoek van een gemeente of omgevingsdienst.

Gedeelde visie op regulering door Noord-Hollandse omgevingsdiensten

 

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hanteren voor regulering de volgende uitgangspunten.

 

  • De Noord-Hollandse omgevingsdiensten beoordelen initiatieven vanuit mogelijkheden en oplossingen (“Ja, mits” i.p.v. “Nee, tenzij”);

  • De Noord-Hollandse omgevingsdiensten handelen aanvragen zo snel mogelijk af, en in ieder geval binnen de beslistermijnen;

  • Vergunningen zijn actueel en handhaafbaar;

  • Het digitale vergunningenbestand is actueel.

 

Regulering krijgt onder de Omgevingswet een ander karakter dan in de oude situatie met de Wabo en Wet milieubeheer. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten ontwikkelen zich onder de Omgevingswet steeds meer richting opgave-gericht reguleren. Veel (milieubelastende) activiteiten vallen onder algemene rijksregels en dat betekent dat initiatiefnemers aan voorschriften moeten voldoen zonder dat een besluit nodig is om de activiteit te mogen verrichten. Een activiteit kan dan starten, zolang de algemene regels in acht worden genomen. Voor deze bedrijven is het wel vaak mogelijk om maatwerkvoorschriften te stellen. Daarmee kunnen de maatschappelijke doelen uit de wet en de beleidsdoelen uit de regio worden vertaald naar de voorschriften voor (milieubelastende) activiteiten.

 

Om beleidsopgave(n) te realiseren kan de omgevingsdienst ertoe besluiten scherp te vergunnen9. Dit houdt in dat zo dicht mogelijk tegen de onderkant van de BBT-bandbreedte wordt vergund, met het oog op de realisatie van zoveel mogelijk milieu- en natuurbescherming en -herstel. Dit geldt in ieder geval voor de aanvragen waarvoor Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland bevoegd gezag is. De aanvrager van een omgevingsvergunning motiveert hoe aan de onderkant van de BBT- bandbreedte is voldaan.

 

De omgevingsdiensten kunnen het voorzorgsbeginsel gebruiken bij hun besluitvorming over vergunningen en maatwerk. Het voorzorgsbeginsel houdt in dat een overheid maatregelen kan nemen als er gegronde redenen zijn om te vrezen dat activiteiten negatieve gevolgen kunnen hebben (impact) terwijl er sprake is van een tekort aan specifieke wetenschappelijke zekerheid over de relatie tussen oorzaak en gevolg.

 

Korte lijnen tussen de omgevingsdienst en de deelnemers (i.e. opdrachtgevers) tijdens het vergunningproces, goed vooroverleg en het voldoen aan de indieningsvereisten door de aanvrager zijn van belang voor een vlotte afhandeling van de aanvraag, binnen de termijnen. De omgevingsdiensten behandelen een aanvraag in beginsel niet als een aanvraag niet compleet is. In dit geval wordt een verzoek om aanvullingen gedaan. Een aanvraag die onvoldoende informatie bevat om tot een besluit te komen wordt niet-ontvankelijk verklaard, tenzij het bedrijf de informatie alsnog verstrekt

 

Voor het uitvoeren van milieubelastende activiteiten is het wettelijk verplicht om het bevoegd gezag van informatie te voorzien. Dit gaat deels over het aanleveren van gegevens en bescheiden en deels over de plichten om te informeren over gebeurtenissen. Het aanleveren van gegevens en bescheiden moet vier weken voorafgaand aan de start van een activiteit. Deze informatieplicht geldt voor alle milieubelastende activiteiten die in hoofdstuk 3 Besluit activiteit leefomgeving (Bal) zijn aangegeven. Bij de plicht tot aanleveren van gegevens en bescheiden gaat het om de uitvoering van artikel 2.18 Bal. Dit is niet hetzelfde als een ‘meldingsplicht’, want daarbij geldt een verbod om te starten met de activiteit zolang die niet is gemeld. De meldingsplicht blijft voor specifieke activiteiten bestaan.

 

Gedeelde werkwijze voor regulering door Noord-Hollandse omgevingsdiensten

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten werken met een vraaggestuurde én opgavegerichte aanpak. Vraaggestuurd houdt in dat de aanvrager van de vergunning leidend is in de prioritering van de behandeling van aanvragen. Opgavegericht houdt in dat vergunningen en maatwerkbeschikkingen die verband houden met specifieke regionale opgaven nadrukkelijke aandacht krijgen. De omgevingsdiensten anticiperen daarop door zo goed mogelijk te voorspellen welke aanvragen te verwachten zijn en welk maatwerk noodzakelijk is, door middel van contact met de initiatiefnemer c.q. ondernemer over diens plannen en planning. Daarbij gaat het om ontwikkelingen in de omgeving of ontwikkelingen bij het bedrijf, in combinatie met de technische ontwikkelingen, de historie qua normering en naleving en de prioriteiten.

 

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten bepalen de complexiteit van een aanvraag door zowel naar de technisch-inhoudelijke als de sociaal-maatschappelijke complexiteit te kijken. Hoe dit gebeurt, en de te volgen procedure (regulier, uitgebreid, gefaseerd) is uitgewerkt in de uitvoerings- en handhavingsstrategie per omgevingsdienst. Het benodigde niveau van toetsing wordt door de omgevingsdienst bepaald.

 

Regulering op aanvraag

Onder regulering op aanvraag verstaan we alle aanvragen die de omgevingsdienst behandelt. Hieronder vallen:

 

  • -

    aanvragen omgevingsvergunning,

  • -

    meldingen,

  • -

    overige aanvragen (waaronder maatwerkvoorschriften, aanvragen tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel, intrekkingsverzoeken, aanvragen om advies met instemming en informatieplichten).

Onder de Omgevingswet wordt een omgevingsvergunning niet meer automatisch verleend als de beslistermijn voorbij is (lex silencio positivo). De termijnen veranderen. Activiteiten vallen vaker onder algemene regels. De afhandeling van meldingen bij bedrijven is arbeidsintensiever, omdat er ook ruimte is om de milieubelasting van de activiteiten van deze bedrijven op een adequate wijze te reguleren door het stellen van maatwerkvoorschriften (zie maatwerkvoorschriften).

 

Voor natuuractiviteiten zijn de maatwerkvoorschriften een nieuw instrument, zoals voor houtopstanden. We gaan de mogelijkheden om meer maatwerkvoorschriften toe te passen onderzoeken.

 

Het toepassen van gelijkwaardige maatregelen wordt geregeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet. Het gaat dan om een maatregel waarmee tenminste hetzelfde resultaat wordt bereikt als met de algemene regel. Gelijkwaardige maatregelen kunnen fysieke maatregelen zijn, maar bijvoorbeeld ook bepaalde werkwijzen en meetmethoden. Gelijkwaardige maatregelen zijn altijd toegestaan. Meestal is toestemming van het bevoegd gezag nodig om een gelijkwaardige maatregel te mogen toepassen, soms is dat niet het geval.

 

Beoordelingen op aanvraag

Doel

Omgevingsvergunningen en overige beoordelingen zijn rechtmatig (d.w.z. overeenkomstig wet- en regelgeving en tijdig verleend) en doelmatig (d.w.z. dragen bij aan het behalen van de maatschappelijke opgave en zijn begrijpelijk).

Indicatoren

Outcome (kwalitatief):

  • Wijze waarop omgevingsvergunningen en overige beoordelingen bijdragen aan beleidsdoelstellingen

  • Gehoor geven aan randvoorwaarden uit de werkprocessen (gebruik sjablonen, vier- ogenprincipe, handhaafbaarheidscontrole, etc.)

Output (kwantitatief):

  • Aantal vergunningen, meldingen, maatwerkvoorschriften, gelijkwaardige maatregelen

  • percentage van de ontvankelijk verklaarde aanvragen, binnen de gestelde termijnen

Monitoring

De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt door een representatieve steekproef op de afgegeven beoordelingen.

Output-indicatoren houden we voortdurend actueel.

 

Rapportage vindt 1 keer per jaar plaats.

 

Wijze van prioriteren bij regulering op aanvraag

Dit type prioriteren draagt bij aan prioritering van werkzaamheden zoals bedoeld in het Omgevingsbesluit, artikel 13.6, eerste lid, onder a. In strikte zin is er bij vergunningverlening geen sprake van prioriteren. Vergunningen handelen we altijd af binnen de geldende beslistermijnen. Wel worden aanvragen intensiever of minder intensief getoetst op specifieke aspecten. De intensiteit is afhankelijk van de omvang en complexiteit van de aanvraag.

 

Complexiteit wordt bepaald door rekening te houden met:

 

  • -

    Technisch-inhoudelijke complexiteit:

    combinatie van de activiteit(en) in kwestie en/of het gebied waar de activiteit(en) plaatsvinden.

  • -

    Sociaal-maatschappelijke complexiteit:

    sprake van vele actoren met eigen ideeën en belangen. Sociaal-maatschappelijke complexiteit neemt toe als met de aanvraag een grote impact kan worden gemaakt op de beleidsopgaven en/of als belangen niet overeenkomen met de beleidsopgaven. Zie hiervoor de risico- en impactanalyse, zoals toegelicht in deel 2 van deze U&H-strategie.

Daarnaast kan de aanvraag enkelvoudig (uit één deel bestaand) ofwel meervoudig (uit meerdere delen bestaand) zijn. Dit resulteert in vier categorieën, zoals getoond in onderstaande figuur.

Figuur 10: Matrix ter beoordeling van de categorie van een vergunningaanvraag

 

Afhankelijk van de categorie wordt een omgevingsvergunningaanvraag meer of minder intensief getoetst.

 

  • Cat. 4: intensief getoetst.

  • Cat. 3: normaal getoetst met aanvullende aandacht voor indieningsbescheiden.

  • Cat. 2: normaal getoetst met aandacht voor indieningsbescheiden.

  • Cat. 1: extensief getoetst.

Voor meldingen geldt dat deze afhankelijk van de categorie meer of minder intensief worden opgevolgd:

 

  • Cat. 4: Actief opvolgen door bijvoorbeeld het stellen van maatwerkvoorschriften met extra aandacht voor het informeren en betrekken van belanghebbenden.

  • Cat. 3: Actief opvolgen met extra aandacht voor het informeren van belanghebbenden.

  • Cat. 2: Actief opvolgen door bijvoorbeeld het stellen van maatwerkvoorschriften.

  • Cat. 1: Geen actieve opvolging.

Werkwijze bij regulering op aanvraag

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hanteren de volgende gezamenlijke werkwijze:

 

  • -

    Behandelen een aanvraag zelfstandig wanneer er sprake is van activiteiten waarvoor de omgevingsdienst bevoegd is of gemandateerd om deze te behandelen.

  • -

    Maken een deelconcept omgevingsvergunning voor een (milieubelastende) activiteit als voor méér dan alleen het onderdeel van deze activiteit een omgevingsvergunning nodig is of een advies met instemming.

  • -

    Stemmen af met bevoegd gezagen wanneer er sprake is van een meervoudige omgevingsvergunningsaanvraag of wanneer er prioriteit nodig is.

  • -

    Gaan bij nieuwe wet- en regelgeving na of er aanleiding is voor actualisering, en kijken regelmatig of de voorschriften van de vergunning nog toereikend zijn.

  • -

    Organiseren vooroverleg wanneer hier voor een toekomstig(e) omgevingsvergunningsaanvraag/initiatief behoefte aan is, en als de omgevingsdienst regievoerder is.

  • -

    In het geval dat een omgevingsdienst een meervoudige vergunningaanvraag ontvangt waarbij meerdere partijen een toetsende rol spelen vindt afstemming plaats tussen de omgevingsdienst en de betreffende partijen.

De OD NHN hanteert daarnaast de volgende werkwijzen:

  • -

    De omgevingsdienst stimuleert het volledig aanleveren van informatie door de aanvrager/initiatiefnemer, door heldere communicatie over welke gegevens bij de aanvraag moeten worden verstrekt. Als mogelijk geeft de omgevingsdienst voorafgaand aan de aanvraag een indicatie van de kans op positieve besluitvorming rond de aangevraagde vergunning, functiewijziging en/of bestemmingsplan(wijziging).

  • -

    Bij het opstellen van een uitvoeringsprogramma wordt op grond van de risicoanalyse het niveau van toetsing van een omgevingsvergunningsaanvraag (indien nodig) nader geconcretiseerd.

  • -

    Als er voor een toekomstig(e) omgevingsvergunnings- aanvraag/initiatief behoefte is aan vooroverleg wordt dit klantgericht georganiseerd. De OD NHN wordt indien nodig in het behandelteam van de gemeente opgenomen én heeft inzage in het volledige dossier in verband met risico’s in relatie tot politieke en/of maatschappelijke gevoeligheden.

  • -

    Voor gelijkwaardige maatregelen geldt: akkoord bevonden gelijkwaardige maatregelen worden bijgehouden in een helder overzicht waarmee snel wordt beoordeeld welke maatregelen als gelijkwaardig kunnen worden toegepast. Bovendien zorgt dit overzicht voor duidelijkheid over de algemeen aanvaarde onderbouwing en (gronden voor) acceptatie van gelijkwaardige maatregelen.

Criteria bij regulering op aanvraag

De OD NHN hanteert de volgende criteria voor het beoordelen van en beslissen op aanvragen van omgevingsvergunningen en het beoordelen van meldingen:

  • -

    Behandeling van omgevingsvergunningsaanvragen is afgestemd op geldende wet- en regelgeving, landelijke standaarden, innovaties van bedrijven en op regionaal beleid.

  • -

    Behandeling van omgevingsvergunningsaanvragen gebeurt binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijnen of termijn gebaseerd op (werk)afspraken.

  • -

    Behandeling van omgevingsvergunningsaanvragen gebeurt op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheids-, het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel.

  • -

    Behandeling van omgevingsvergunningsaanvragen gebeurt (waar nodig) integraal, waarbij verschillende aspecten en wetten op samenhangende wijze zijn opgenomen.

  • -

    Behandeling van omgevingsvergunningsaanvragen gebeurt (waar nodig) in afstemming met bestuurs- en adviesorganen of belanghebbende derden.

  • -

    Bij beoordeling van complexiteit van omgevingsvergunningsaanvragen betrekken we in ieder geval deze aspecten:

    • ligging ten opzichte van de omgeving;

    • klachtenregistratie bij soortgelijke initiatieven;

    • handhavingsgeschiedenis bij soortgelijke initiatieven;

    • geschiedenis van bezwaar en beroep of zienswijzen bij soortgelijke initiatieven;

    • berichtgeving in de media;

    • informatie uit het locatiedossier en van (collega’s met) gebieds-specifieke kennis/branche kennis;

    • informatie van betrokken collega’s bij de gemeente.

  • -

    Initiatiefnemers moedigen we aan om voor de aanvraag al in overleg te gaan met belanghebbende derden, partners en adviseurs.

  • -

    De opgestelde concept omgevingsvergunning wordt intern getoetst op:

    • overeenkomstigheid met huidige wet- en regelgeving en de beschikbare (wetenschappelijke) kennis over het onderwerp;

    • inhoudelijke afwegingen en leesbaarheid d.m.v. het vier-ogenprincipe;

    • handhaafbaarheid, helderheid en eenduidigheid van de voorschriften en het besluit;

    • juridische houdbaarheid.

  • -

    We werken in de geest van de wet. Met andere woorden: de beoordeling richt zich op de doelen die de opsteller van de regels met de voorgeschreven maatregelen heeft willen bereiken.

Ambtshalve regulering (proactief)

Onder ambtshalve regulering wordt verstaan: regulering die proactief wordt geïnitieerd door de omgevingsdienst. Dit betreft:

 

  • -

    actualiseren van omgevingsvergunningen;

  • -

    wijzigen van omgevingsvergunningen;

  • -

    intrekken van omgevingsvergunningen;

  • -

    Ambtshalve (maatwerk)besluiten.

De Omgevingswet (artikelen 5.39 en 5.40) regelt voor het bevoegd gezag de verplichting respectievelijk bevoegdheid tot wijziging van de voorschriften van een omgevingsvergunning en tot intrekking van een omgevingsvergunning. Een aantal van die verplichtingen en bevoegdheden is uitputtend geregeld op wetsniveau:

 

  • de bevoegdheid tot intrekking van de omgevingsvergunning als gedurende één jaar, of een in de vergunning bepaalde langere termijn, geen activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • de bevoegdheid om op eigen initiatief tot intrekking over te gaan;

  • de bevoegdheid tot intrekking onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • de bevoegdheid om – bij een milieubelastende activiteit en daarmee samenhangende wateractiviteit waarvoor gecoördineerd omgevingsvergunningen zijn verleend – beide omgevingsvergunningen ook in samenhang in te trekken;

  • de verplichting tot wijziging van de voorschriften of tot intrekking op verzoek van een bestuursorgaan waarvan instemming vereist was.

Artikel 5.38, Omgevingswet schrijft voor dat het bevoegd gezag regelmatig beziet of de voorschriften van de vergunning nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu. Deze actualiseringsplicht geldt alleen voor milieubelastende activiteiten en lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam, zuivering technisch werk of op zee. Onder ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu verstaan we ook de vaststelling van nieuwe of herziene conclusies over best beschikbare technieken (zoals bedoeld in artikel 13, vijfde en zevende lid, van de richtlijn industriële emissies). Als gevolg van deze actualisatieplicht moet het bevoegd gezag een actievere houding aan nemen voor het actueel houden van reeds afgegeven vergunningen.

 

Als sprake is van meerdere omgevingsvergunningen milieu en daardoor een situatie is ontstaan die in de weg staat van doelmatige uitvoering en handhaving, kunnen we ambtshalve besluiten die omgevingsvergunningen te vervangen door een nieuwe. Dit is een revisievergunning, overeenkomstig artikel 5.45 Omgevingswet. Bij die vergunning is het mogelijk om voorschriften te wijzigen of (delen van) de eerder verleende vergunningen in te trekken op basis van de artikelen 5.39 en 5.40 Omgevingswet.

 

Intrekken van een omgevingsvergunning of het wijzigen van voorschriften gebeurt overeenkomstig Omgevingswet artikelen 5.39 en 5.40 Omgevingswet.

 

Ambtshalve beoordelingen (proactief)

Doel

Ambtshalve beoordelingen zijn gericht op het behalen van de beleidsdoelstellingen. Deze beoordelingen zijn rechtmatig (d.w.z.

overeenkomstig wet- en regelgeving en actueel) en doelmatig (d.w.z. dragen bij aan het behalen van de maatschappelijke opgave en zijn begrijpelijk).

Indicatoren

Outcome (kwalitatief):

  • wijze waarop omgevingsvergunningen en overige beoordelingen bijdragen aan beleidsdoelstellingen.

  • gehoor geven aan randvoorwaarden uit de werkprocessen (gebruik sjablonen, vier- ogenprincipe, handhaafbaarheidscontrole, etc.).

Output: (kwantitatief):

  • percentage omgevingsvergunningen die ouder zijn dan 10 jaar

Monitoring

De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt door een representatieve steekproef van de afgegeven beoordelingen.

De monitoring van de output-indicator geschiedt door een jaarlijkse analyse van de actualiseringsnoodzaak van in ieder geval de omgevingsvergunningen en milieubelastende activiteiten die ouder zijn dan 10 jaar.

Rapportage vindt 1 keer per jaar plaats.

 

Wijze van prioriteren bij ambtshalve regulering

 

De OD NHN gaat over tot ambtshalve regulering als dit nodig is om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen, zoals de actualiseringsplicht. Of als er een aanleiding voor is.

 

Werkwijze

De OD NHN hanteert voor ambtshalve regulering de volgende werkwijze:

 

  • -

    als er sprake is van nieuwe wet- en regelgeving wordt nagegaan of er aanleiding is voor actualisering;

  • -

    bij toepassing van bovenstaande betrekken we de bevindingen van toezicht en handhaving.

Maatwerkvoorschriften

Met een maatwerkvoorschrift wordt in specifieke gevallen afgeweken van de algemene toepassing van algemene regels voor activiteiten. Maatwerkvoorschriften kunnen we zowel op aanvraag als ambtshalve (op initiatief van de omgevingsdienst) verlenen.

 

Maatwerkvoorschriften

Doel

Maatwerkvoorschriften zijn rechtmatig (d.w.z. overeenkomstig wet- en regelgeving) en doelmatig (d.w.z. dragen bij aan het behalen van de maatschappelijke opgave en zijn begrijpelijk).

Indicatoren

Outcome (kwalitatief):

  • mate waarin wordt ingezet op de meest relevante thema’s;

  • gehoor geven aan randvoorwaarden uit de werkprocessen (gebruik sjablonen, vier- ogenprincipe, handhaafbaarheidscontrole, etc.).

Output: (kwantitatief):

  • aantal verleende maatwerkvoorschriften.

Monitoring

De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt door een representatieve steekproef van de afgegeven beoordelingen.

 

De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt door een representatieve steekproef van de afgegeven beoordelingen.

 

Output-indicatoren houden we voortdurend actueel.

 

Rapportage vindt 1 keer per jaar plaats.

 

Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) biedt een algemene mogelijkheid voor het bevoegd gezag om af te wijken van de bepalingen van het Bal. Dit kan in individuele gevallen met maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften (artikel 2.13, Bal). In de meeste gevallen volstaan de regels in het Bal. Met maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften kan het bevoegd gezag de landelijke regels meer toespitsen op de situatie of de locatie.

 

Het bevoegd gezag mag geen maatwerkvoorschrift stellen als hij over dat onderwerp een vergunningvoorschrift kan opstellen. Dat staat in artikel 2.13, vierde lid, van het Bal.

 

Wijze van prioriteren

Niet van toepassing.

 

Werkwijze

  • -

    Wanneer een maatwerkvoorschrift wordt opgesteld wordt daarbij in ieder geval betrokken:

    • de bestaande toestand van de leefomgeving, voor zover de activiteit daarvoor gevolgen kan veroorzaken;

    • de gevolgen voor de leefomgeving, die de activiteit kan veroorzaken, mede in onderlinge samenhang bezien;

    • de met betrekking tot de activiteit en de omgeving redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van de leefomgeving;

    • de mogelijkheden tot bescherming van de leefomgeving, door de nadelige gevolgen voor de leefomgeving, die de activiteit kan veroorzaken, te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk te beperken;

    • de onderdelen van de leefomgeving, waarvoor de milieubelastende activiteit gevolgen kan hebben, geldende milieukwaliteitseisen;

    • de redelijkerwijs te verwachten financiële en economische gevolgen van het maatwerkvoorschrift.

  • -

    Wanneer een maatwerkvoorschrift is opgesteld, wordt in een toelichting aangegeven op welke wijze deze aspecten bij de voorbereiding van het maatwerkvoorschrift zijn betrokken.

  • -

    Bij de beoordeling wordt het stand still-beginsel gehanteerd: de leefomgeving zoals het nu is niet laten verslechteren.

  • -

    Beoordeling geschiedt uniform.

  • -

    Beoordeling borgt dat als er voor de betreffende activiteit of een activiteit die er direct verband mee houdt een omgevingsvergunning is verleend of aangevraagd, het maatwerkvoorschrift is afgestemd op de voorschriften van die omgevingsvergunning.

  • -

    Maatwerkvoorschriften zijn in ieder geval in overeenstemming met de gestelde beoordelingsregels en bepalingen uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Omgevingsbesluit.

  • -

    Het stellen van maatwerkvoorschriften is relatief arbeidsintensief en bovendien is volledige informatie van belang. Daarom kan het nodig zijn om voor de beoordeling extra informatie zoals (aanvullend) onderzoek op te vragen bij de beoordeelde partij.

3.5 Nalevingsstrategie

Onder nalevingsstrategie verstaan we: richtinggevende keuzes voor de inzet van het instrumentarium dat de naleving van geldende wet- en regelgeving bevordert (het naleefgedrag). Hieronder valt, de:

  • -

    preventiestrategie,

  • -

    toezichtstrategie,

  • -

    handhavingsstrategie (incl. sanctioneringsstrategie en gedoogstrategie).

3.6 Preventiestrategie

Definitie van preventie

Onder ‘preventie’ wordt verstaan: alle acties die bijdragen aan de verbetering van de spontane naleving van wet- en regelgeving voor de fysieke leefomgeving.

 

Gedeelde visie op preventie van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten

Voor bevordering van het spontane naleefgedrag wordt ingezet op voorlichting en het uitleggen van het doel van wet- en regelgeving.

Relevante onderdelen en aspecten van de fysieke leefomgeving en rechtstreeks daarbij betrokken belangen beschouwen we in samenhang en kunnen vragen om specifieke voorlichting. Adequate voorlichting kan de noodzaak tot interventie en correctie verkleinen.

 

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten stellen voor preventie het volgende gedeelde uitgangspunt:

 

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten verkleinen de noodzaak tot interventie en correctie door communicatie over wet- en regelgeving.

 

Gedeelde werkwijze van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten voor preventie

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten communiceren actief over de in hun werkgebied geldende voorschriften aan instellingen, bedrijven en burgers en overheden. Hiertoe zetten we diverse communicatiemiddelen in, gericht op voorlichting en ondersteunend optreden (zoals vooroverleg).

 

Preventie door de OD NHN

Uitgangspunt bij preventief optreden door OD NHN is dat de verantwoordelijkheid voor naleving van wet- en regelgeving primair bij initiatiefnemers ligt. In sommige omstandigheden kan de inzet van preventieve instrumenten echter effectief zijn ter bevordering van het naleefgedrag. Voorbeelden van die omstandigheden:

  • -

    Initiatief vanuit de samenleving, zoals voornemen tot bedrijfsvestiging, projectontwikkeling of ontgronding.

  • -

    Verandering in de condities bij een bedrijf of activiteit, zoals een nieuwe eigenaar of manager of nieuwe gebiedsbeheerder/eigenaar.

  • -

    Verandering in beleid en/of wettelijke eisen.

  • -

    Structurele situaties (of terugkerende situaties) waar slecht naleefgedrag is terug te voeren op onvoldoende kennis of binnen grenzen technische en financiële mogelijkheden.

Belangrijke instrumenten voor spontane naleving:

  • -

    Communicatie, kennis- en informatieoverdracht.

  • -

    Ondersteunend optreden zoals vooroverleg of hulp door het scheppen van een helder beeld van wettelijk vereisten en het uitleggen van waarop wordt gelet bij controles.

  • -

    Samenwerking, bijvoorbeeld met bedrijven en branchevertegenwoordiging of pilots rond vormen van zelfregulering.

  • -

    Uitvoeren van een controle. Van toezicht gaat een preventieve werking uit.

  • -

    Handhaving laten meekijken met regulering of advisering door middel van een handhaafbaarheidstoets.

  • -

    Bemiddeling, vooral om conflicten op te lossen of te voorkomen en daarmee mogelijk juridische procedures.

  • -

    Het levert vooral een bijdrage aan een verbetering van de context waarbinnen het naleefgedrag tot stand moet komen.

Preventie

Doel

Verbeteren van de spontane naleving van wet- en regelgeving.

Indicatoren

Outcome (kwalitatief):

  • Relevante wet- regelgeving is duidelijk; inwoners en bedrijven begrijpen de bedoeling van wet- en regelgeving en wat er van ze wordt verwacht.

Output: (kwantitatief):

  • Aantal LHS-scores, type A (goedwillend/ onwetend).

Monitoring

De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt periodiek door representatieve enquêtering van burgers en bedrijven. Rapportage vindt 1 keer per 4 jaar plaats.

De monitoring van output-indicatoren is een voortdurend proces. Deze gegevens worden actueel gehouden. Rapportage vindt 1 keer per jaar plaats.

 

Wijze van prioriteren bij preventie

Niet van toepassing.

 

Werkwijze bij preventie

De OD NHN hanteert de volgende werkwijze bij preventief optreden:

 

  • -

    Vóór het starten van activiteiten wordt in specifieke gevallen kennis en inzichten over veelvoorkomende- én te voorkomen overtredingen met de initiatiefnemer gedeeld.

  • -

    Bij het bepalen van de inzet van instrumenten wordt gekeken naar gedragsmotieven van degene(n) van wie een bepaald naleefgedrag wordt verwacht.

  • -

    Communicatie richt zich op bewustwording en het zichtbaar maken van gevolgen van een overtreding.

  • -

    Informatie over gewijzigde wet- en regelgeving met betrekking tot activiteiten, die onder het takenpakket van de OD NHN vallen, wordt beschikbaar gesteld aan betrokken doelgroepen.

  • -

    Beoordeling van de inzet van preventieve instrumenten sluit aan op de ‘natuurlijke momenten’ zoals onder andere de investeringscyclus van bedrijven of de seizoensgebonden activiteiten in een gebied.

  • -

    Als nodig maakt de OD NHN gebruik van een preventie- campagne, gericht op een specifiek thema of een specifieke doelgroep.

3.7 Toezichtstrategie

Definitie van toezicht

Onder toezicht verstaan we: de werkzaamheden die door of namens een bestuursorgaan worden verricht om te observeren en constateren of wet- en regelgeving worden nageleefd.

Toezicht heeft een belangrijke preventieve werking. Doel hierbij is bevordering van het naleefgedrag van wet- en regelgeving door inwoners, bedrijven, instellingen en overheden.

 

Gedeelde visie op toezicht van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten

Toezicht zal zich onder de Omgevingswet naast risico’s steeds meer richten op de beleidsopgaven. Daarmee verschuift het toezicht voor een deel van routinematige, integrale, controles op basis van risico (gevaaraspect/veiligheid) -- het jaarlijkse lijstje - naar steeds meer specifiek ingericht toezicht met het oog op een opgave of activiteit. Daarbij zoeken we naar een passende vorm van toezicht (fysiek, administratief, zelfcontrole, op afstand, in samenwerking met partners, ketentoezicht, datagericht). Net als bij regulering kunnen de Noord-Hollandse omgevingsdiensten bij toezicht het voorzorgbeginsel gebruiken.

 

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben voor toezicht de volgende gedeelde uitgangspunten.

 

  • De Noord-Hollandse omgevingsdiensten voeren het toezicht uit met de slimste inzet om de meeste impact op de prioritaire opgaven te bereiken.

  • De wijze en diepgang van het toezicht is afhankelijk van de risico’s van de betreffende activiteit én haar relatie met de beleidsdoelstellingen (risico-gericht én opgavegericht).

  • De toezichthouders van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten voeren het toezicht zoveel mogelijk integraal en in samenwerking met andere partijen uit.

  • De Noord-Hollandse omgevingsdiensten stimuleren goed naleefgedrag.

  • De Noord-Hollandse omgevingsdiensten kunnen gebruik maken van het voorzorgbeginsel.

  • De Noord-Hollandse omgevingsdiensten houden de kenmerken van activiteiten actueel.

 

Regulier toezicht

Onder regulier toezicht wordt verstaan:

 

  • routinematige controles

  • incidentele controles

  • projectmatige controles

Routinematige controles

Aan de hand van de prioriteitenstelling wordt in het jaarlijks uitvoeringsplan beschreven welke controles in het betreffende jaar worden uitgevoerd. De omgevingsdienst bepaalt welke vorm van toezicht passend is: een controle ter plaatse, administratief toezicht of een combinatie.

 

Voor IPPC-installaties geldt de minimale controlefrequentie overeenkomstig Omgevingsbesluit 13.7. Voor niet-IPPC-installaties is de controlefrequentie afhankelijk van de uitkomsten van de analyse van problemen en prioriteitenstelling van de individuele omgevingsdienst.

 

Incidentele controles

Naast routinematige controles, organiseert de omgevingsdienst incidentele controles. Dit gebeurt naar aanleiding van klachten, meldingen of handhavingsverzoeken, of in het kader van surveillance of hercontrole. Ook hiervoor geldt dat de omgevingsdienst per situatie bepaalt of een controle ter plaatse, een administratieve controle, of een combinatie het meest aangewezen is.

 

Projectmatige controles

Naast routinematige (integrale) controles en incidentele controles is ook sprake van een projectmatige aanpak. Dit kunnen de omgevingsdiensten inzetten als het toezicht zich concentreert op één aspect of doelgroep, bijvoorbeeld op de voorschriften van propaantanks.

 

Regulier toezicht

Doel

Verbeteren van de spontane naleving van wet- en regelgeving.

Indicatoren

Outcome (kwalitatief):

  • Relevante wet- regelgeving is duidelijk; gecontroleerden begrijpen de bedoeling van wet- en regelgeving en wat er van ze wordt verwacht.

  • Duiding verandering naleefgedrag op basis van scores LHSO.Dit betreft de X-as. Verandering is slechts waarneembaar over een meerjarig tijdspad.

Output: (kwantitatief):

  • aantal overtredingen

  • percentage gevallen waarbij men bij routinematige controles voldoet bij eerste controle

Monitoring

De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt periodiek door representatieve enquêtering van

 

Wijze van prioriteren bij regulier toezicht

De prioritering volgt uit de risico- en impactanalyse, zoals weergegeven in paragraaf 2.5 en de genoemde verwijzing naar de risico- en impactanalyse. Afhankelijk van het label van activiteiten uit de risico- en impactanalyse controleren we routinematige meer of minder frequent. Hierbij nemen we de eventuele wettelijk vereiste controlefrequenties in acht.

 

Incidentele controles vinden plaats op grond van actuele inzichten. Voor incidentele controles naar aanleiding van klachten en handhavingsverzoeken zie paragraaf ‘klachten en handhavingsverzoeken’.

 

Bij het bepalen van het aantal controles maken we gebruik van de bonus-malus regeling. Hoe meer je je aan de regels houdt hoe minder je gecontroleerd wordt (bonus). Hoe vaker je je niet aan de regels houdt hoe meer je gecontroleerd wordt (malus). Het inzicht in het aantal geregistreerde overtredingen neemt in de loop der jaren toe waardoor de bonus-malus regeling steeds gerichter wordt ingezet.

 

Als er sprake is van hardnekkige gevallen en complexe handhavingsdossiers is dit aanleiding voor het vaker uitvoeren van een controle.

 

Werkwijze bij regulier toezicht

Toezichtcontroles bereiden we voor op basis van een prioriteiten- stelling die elk van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten maakt in haar uitvoerings- en handhavingsstrategie.

 

De omgevingsdienst wijst een toezichthouder aan om de betreffende controle uit te voeren. Hierbij geldt het volgende. Een toezichthouder controleert geen vergunning die hij zelf heeft opgesteld. De omgevingsdienst rouleert periodiek tussen toezichthouders per instelling, locatie of gebied, zodat een toezichthouder slechts een beperkt aantal keer eenzelfde instelling, locatie of gebied controleert. Bij uitzondering wordt van deze beginselen afgeweken – bij voorbeeld in geval van het uitsluitend voorhanden zijn van specifieke specialistische kennis bij één toezichthouder.

 

Gedurende een controlebezoek

Gedurende een controle ter plaatse worden in het kader van integraliteit (zo veel mogelijk) verschillende rechtsgebieden binnen het omgevingsrecht getoetst. Zo dragen we zorg voor een efficiënte wijze van toezicht, en een minimale belasting voor een gecontroleerde instelling, locatie of gebied.

 

Administratieve controles toetsen de juiste administratieve vastlegging van wettelijke verplichtingen, al dan niet volgend uit vergunningen, meldingen en maatwerkbesluiten. Dit gebeurt door schriftelijke informatie (zakelijke gegevens en bescheiden) te controleren. Hierbij wordt in ieder geval gecontroleerd of informatie op de correcte wijze is verwerkt, of installaties tijdig zijn gekeurd en of formulieren juist worden gebruikt en opgeborgen.

 

Voorbeelden zijn: energiebesparingsonderzoeken, meetrapporten, transportformulieren en keuringsbewijzen.

 

Voor de OD NHN geldt:

 

  • -

    De OD NHN maakt gebruik van digitale gegevens uit diverse bronnen, signalering door andere inspectiediensten of preventieve maatregelen en vormen van zelfregulering.

  • -

    Bij projectmatig toezicht (zoals op basis van branche, bepaalde wetgeving of een bepaald thema) wordt altijd gewerkt volgens een opgesteld projectplan.

  • -

    Toezicht wordt afgestemd op de risico’s en op het gedrag (LHSO). Overtredingen door onwetendheid vragen om een andere benadering dan overtredingen door calculerend en trainerend gedrag.

Waar mogelijk wordt gewerkt met doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften. De toezichthouder zal de naleving daarvan moeten kunnen beoordelen zonder het voorschrift al op voorhand in te vullen met beleidsregels. In het rapport ‘Toezien op publieke belangen’ wijst de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (hierna: WRR) erop dat normen vaak moeten functioneren in een complexe werkelijkheid met een sterke internationale dimensie en snelle technologische ontwikkelingen. Daardoor kan de regelgeving op enig moment de aansluiting met de realiteit verliezen. Een toezichthouder moet volgens de WRR voorbij de grenzen van wet- en regelgeving kijken, op zoek naar risico’s en bedreigingen voor het systeem waarop de overheid toezicht houdt.

 

Na een controlebezoek

In beginsel wordt door omgevingsdiensten de volgende werkwijze gehanteerd na een controlebezoek. Binnen twee weken na een toezichtcontrole wordt de gecontroleerde op de hoogte gesteld van de resultaten van de controle en de eventuele gevolgen voor een gecontroleerde instelling, locatie of gebied.

 

Na elk controlebezoek bij een IPPC-installatie gelden de termijnen zoals beschreven in artikel 13.7 van het Omgevingsbesluit.

 

Voor de OD NHN geldt:

 

  • -

    Als er sprake is van een dreigende overtreding of dreigende illegale situatie wordt beoordeeld welke reactie wenselijk is: nadere voorlichting, advisering of inzetten van een nieuwe vergunningprocedure.

  • -

    Alle beschikkingen worden in beginsel afgegeven zonder dat er een ingebrekestelling plaatsvindt wegens termijnoverschrijding, maar in ieder geval binnen twee weken na ontvangst van een ingebrekestelling ter voorkoming van verbeuring dwangsom.

Bij een hercontrole

Bij een hercontrole controleert de toezichthouder of de betreffende instelling of persoon voldoende gevolg heeft gegeven aan de waarschuwing of opgelegde sanctie(s). Een hercontrole vindt plaats na de gestelde termijn die is genoemd in de brief die de overtreder heeft ontvangen na de voorgaande controle.

 

Samenwerking en afstemming

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten stemmen met hun deelnemers (i.e. opdrachtgevers) af in een ambtelijk omgevingsoverleg, waarin we lopende trajecten en specifieke casussen bespreken. In voorkomende gevallen kan de deelnemer de omgevingsdienst een suggestie doen aangaande de wijze en vorm van toezicht bij een organisatie of specifieke locatie.

 

Twee omgevingsdiensten, de OD NZKG en de OD NHN, voeren in opdracht van de Provincie Noord-Holland specifieke taken uit in het werkgebied van de ODIJ en de OFGV. Om deze werkzaamheden op elkaar af te stemmen onderhouden de omgevingsdiensten nauw contact.

 

Ketentoezicht en activiteiten

Ketentoezicht is het op elkaar afgestemde toezicht van één of meer toezichthoudende instanties op de naleving, de kwaliteit of de veiligheid van een handeling of zaak, dat zich uitstrekt tot alle partijen die achtereenvolgens betrokken zijn bij deze handeling of zaak.

 

Bij het ketentoezicht is het van belang dat de OD NHN met andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving, afspraken maakt over de samenwerking bij en de afstemming van de werkzaamheden.

 

Ketentoezicht op activiteiten

Doel

Optimale samenwerking in het ketentoezicht.

Indicatoren

Outcome (kwalitatief):

  • Mate waarin samenwerking als effectief wordt beschouwd door ketenpartners en OD NHN.

  • Duiding relevante (keten)partners; duiding van veranderingen in het speelveld.

Output: (kwantitatief): N.v.t.

Monitoring

De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt door een vierjaarlijkse evaluatie van de samenwerking met de ketenpartners. Rapportage vindt 1 keer per vier jaar plaats.

 

Wijze van prioriteren bij ketentoezicht

Niet van toepassing.

 

Werkwijze bij ketentoezicht

De OD NHN hanteert de volgende werkwijze bij het uitvoeren en deelnemen aan ketentoezicht:

  • -

    Beschrijven en analyseren van de keten;

  • -

    Nagaan wie (de actoren) welke rol speelt en bepalen wat de belangrijkste processtappen in de keten zijn;

  • -

    Digitalisering van zaakgericht werken in de keten;

  • -

    Samenwerkingsafspraken die gemaakt zijn met andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving delen we met de deelnemende gemeenten en de provincie.

Klachten en handhavingsverzoeken

Het behandelen van klachten en handhavingsverzoeken vraagt in de eerste plaats om toezicht. Hiermee wordt de situatie beoordeeld en bepaald of handhavend optreden nodig is.

 

Soms wordt in een klacht verzocht om handhavend op te treden. Daarmee is het niet meteen een juridisch verzoek tot handhaving. Dat verzoek tot handhaving moet voldoen aan bepaalde eisen (zoals schriftelijke indiening en ondertekening van het verzoek) en bij de behandeling gelden wettelijke procedures. In overleg met de klager wordt bepaald of er sprake is van een klacht of een handhavingsverzoek.

 

Wijze van prioriteren bij klachten en handhavingsverzoeken Klachten en handhavingsverzoeken gaan boven reguliere controles.

 

Werkwijze bij klachten en handhavingsverzoeken

De OD NHN hanteert de volgende werkwijze bij het afhandelen van klachten en handhavingsverzoeken.

 

  • -

    Beoordelen of er sprake is van een gegrond(e) klacht of handhavingsverzoek en zo nodig passende actie ondernemen binnen het wettelijk kader.

  • -

    Als een klacht of handhavingsverzoek binnenkomt die gerelateerd is aan een activiteit in fysieke leefomgeving, een persoon of gebied vindt een controle plaats. Als de OD NHN een overtreding constateert, wordt deze in controlerapport vermeld en in het systeem gezet. Dat kan voor de herleidbare overtreder of locatie consequenties hebben voor de controlefrequentie. Een bedrijf, organisatie, persoon of gebied waarover veel klachten binnenkomen, wordt vaker bezocht en kan daardoor ook een hogere prioriteit krijgen.

  • -

    De indiener ontvangt bericht over of de klacht of het handhavingsverzoek al dan niet gegrond is verklaard;

  • -

    Klachten over de OD NHN of OD NHN-medewerkers handelen we af volgens de interne klachtenregeling.

3.8 Handhavingsstrategie

Definitie van handhaving

Onder handhaving wordt verstaan: het handhavend optreden vanwege de constatering van niet naleven van wet- en regelgeving. Handhaving volgt in beginsel uit toezicht. Sanctioneren en gedogen zijn onderdeel van handhaving. De handhavingsstrategie bevat dan ook de sanctionerings- en de gedoogstrategie.

 

Gedeelde visie op handhaving onder de Omgevingswet

Om bij iedere overtreding de juiste interventie te plegen is zorgvuldige afweging nodig. Het handhavingsinstrumentarium van de omgevingsdiensten verandert onder de Omgevingswet nauwelijks. Een nieuw in te zetten instrument bij bestuursrechtelijke handhaving is de bestuurlijke boete. De omgevingsdiensten volgen hiervoor de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) en de Landelijke Handhavingsstrategie Brzo (LHS Brzo), en dragen zorg voor adequate afstemming met samenwerkingspartners.

Voor geheel Noord-Holland wordt een gelijk speelveld beoogd. Overheden behandelen we hierbij op eenzelfde wijze als burgers en bedrijven.

 

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben voor handhaving de volgende gedeelde uitgangspunten.

 

  • De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben oog voor de situatie ‘achter’ de overtreding/overtreder.

  • Bij constateringen van overtredingen met acuut gevaar wordt direct opgetreden.

  • Bemiddeling en het stimuleren van het eigen oplossingsvermogen zijn belangrijke onderdelen van het voortraject.

 

Sanctioneren

Sanctioneren is het optreden tegen een geconstateerde overtreding en ziet op diverse typen bestuurlijke sancties zoals de last onder dwangsom, bestuursdwang en de bestuurlijke boete.

 

Sanctioneren

Doel

Verbetering van naleving van wet- en regelgeving.

Indicatoren

Outcome (kwalitatief):

  • Duiding verandering naleefgedrag op basis van scores LHSO.Dit betreft de X-as. Verandering is slechts waarneembaar over een meerjarig tijdspad.

Output: (kwantitatief):

  • aantal toegepaste sancties (per type)

  • aantal recidieven

Monitoring

De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt door analyse van de overtreders met de hoogste LHSO-scores. Rapportage vindt 1 keer per 4 jaar plaats.

 

Output-indicatoren houden we voortdurend actueel. Rapportage vindt 1 keer per jaar plaats.

 

Overtredingen vinden niet altijd opzettelijk plaats. Ze doen zich ook voor door onwetendheid over wet- en regelgeving of de risico’s van het gedrag, of praktische punten die naleefgedrag belemmeren.

 

Dit vraagt om een afgewogen reactie op een constatering van een overtreding, zoals herstellen, compenseren, bestraffen van ongewenste situaties en in hoeverre strafrechtelijke handhaving passend is.

 

Wijze van prioriteren bij sanctioneren

Conform de Landelijke handhavingsstrategie omgevingsrecht (LHSO)10.

 

Werkwijze voor sanctioneren

Gedeelde werkwijze voor sanctioneren

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hanteren voor handhaving de volgende gedeelde werkwijze. Sanctionering van overtredingen vindt plaats aan de hand van de interventiematrix en werkwijze zoals beschreven in de Landelijke handhavingstrategie omgevingsrecht (LHSO). Voor Brzo-taken hanteert de OD NZKG de Landelijke handhavingstrategie Brzo (LHS-Brzo).

 

In beginsel wordt gekozen voor herstel met de kortst mogelijke hersteltermijn. Als de technisch uitvoerbare termijn niet acceptabel is in verband met de potentiële risico’s, dan moet de activiteit worden beëindigd of direct aanvullende noodmaatregelen worden getroffen totdat naleving gegarandeerd is.

 

Bij systeemtoezicht wordt onder voorwaarden afgeweken van de LHSO. Dit is het geval als een instelling zelf een overtreding constateert en zelf afdoende maatregelen neemt voor het herstel en voorkoming van herhaling. In dat geval is het doel van het bestuursrechtelijk optreden al bereikt en kan het achterwege blijven.

 

Zaken die in aanmerking komen voor strafrechtelijke sanctionering leggen we vooraan een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) van de omgevingsdienst. Deze stemt af met het Openbaar Ministerie of, en op welke wijze, strafrechtelijk wordt opgetreden. Strafrechtelijke sanctionering van een overtreding kan gelijktijdig met bestuurlijke sanctionering plaatsvinden.

 

Voor de OD NHN geldt:

 

  • -

    De ‘Leidraad Handhavingsacties en Begunstigingstermijnen van het Landelijk Informatiepunt Handhaving’ wordt gebruikt bij het bepalen van de last onder dwangsom en de begunstigingstermijn11.

  • -

    De OD NHN bepaalt namens zijn deelnemers de hoogte van een dwangsom.

  • -

    Op overtredingen van overheden volgt eenzelfde inhoudelijke reactie als op overtredingen van burgers en bedrijven.

  • -

    Als sprake is van een formele afwijking van de voorschriften, maar er maatregelen getroffen zijn die het door de rechtsregel beschermde belang in dezelfde mate of beter waarborgen, dan kan de situatie worden geaccepteerd via een maatwerkbesluit of door een gelijkwaardige maatregel.

  • -

    Als sprake is van een formele overtreding en geen sprake van een gelijkwaardige oplossing, dan is de primaire vraag of het in principe een vergunbare situatie is. Als dit het geval is, dan wordt in beginsel een vergunningprocedure gestart. Afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding zoals verhoogd risico, optreden van schade en profiel van de overtreder, zijn er de volgende opties.

    • Vergunnen: als bij een vergunbare situatie geen sprake is van calculerend/malafide gedrag en geen sprake van recidive, dan wordt in beginsel afgezien van straf- en/of bestuursrechtelijke optreden.

    • Vergunnen met bestuursrechtelijke handhaving:

      als een situatie te legaliseren is, kan de OD NHN bestuursrechtelijk toch handhavend optreden zo lang de illegale situatie voortduurt en/of de vergunningaanvraag nog niet is ingediend.

    • Vergunnen met strafrechtelijke handhaving: als de illegale situatie is ontstaan uit calculerend/malafide gedrag en/ of er is sprake van recidive, dan kan een proces-verbaal opgemaakt worden. Vergunnen is na een onomkeerbare situatie vaak niet meer mogelijk.

  • -

    Hersteltermijnen worden gesteld in relatie tot het risico voor werknemers, milieu, natuur en omwonenden. De volgende punten zijn van invloed op de hersteltermijn.

    • Proportionaliteit: wanneer kan het bedrijf/de persoon binnen de kortst mogelijke termijn de overtreding ongedaan maken?

    • Herhaling: bij herhaling van de overtreding wordt een kortere hersteltermijn en een zwaardere sanctie toegepast.

    • Naleefgedrag (positief of negatief): zoals blijkt uit toezicht- en nalevinginformatie.

    • Correctie: de mogelijkheid van het bedrijf/de persoon om zichzelf te corrigeren.

  • -

    De hoogte van de dwangsom wordt per geval bepaald, waarbij we effectiviteit en evenredigheid in de afweging meenemen. De relevante factoren hierbij zijn:

    • De aard en de ernst van de overtreding;

    • de potentiële schade (voor de leefomgeving);

    • het met de overtreding behaalde financiële voordeel;

    • de financiële positie van de overtreder;

    • de kosten die moeten worden gemaakt om de overtreding ongedaan te maken. Deze moet in redelijke verhouding staan tot het geschonden belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom. In de beschikking wordt ook het maximumbedrag en de termijn bepaald. Als dit maximumbedrag is bereikt, dan wordt geen dwangsom meer verbeurd.

  • -

    In gevallen waarin naar het oordeel van de toezichthouder sprake is van een lichte overtreding (volgens de interventiematrix uit de LHSO een overtreding in segment A1, A2 of B1), rapporteren we de overtreding schriftelijk in het controlerapport en wordt de interventie aanspreken/ informeren toegepast. Dit is een minder zware interventie dan waarschuwen, waarbij een waarschuwingsbrief wordt opgesteld.

Werkwijze voor samenwerking en afstemming

In verschillende overlegstructuren treffen o.a. gemeenten, veiligheidsregio’s, waterkwaliteitsbeheerders, Inspectie Leefomgeving en Transport (IL&T), Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW), het Openbaar Ministerie (OM), de politie, de Koninklijke Marechaussee, Rijkswaterstaat en verschillende collega-omgevingsdiensten elkaar. In samenwerking met deze partijen wordt gewerkt aan landelijk en regionaal geprioriteerde thema’s en activiteiten. Landelijke en regionale dreigingsbeelden (milieu)criminaliteit worden vertaald naar uitvoeringsniveau via het Regionale Informatie- en Expertise Centrum (RIEC), milieu- informatieoverleggen, en het selectie-overleg. Over bestuurlijk gevoelige zaken worden Gedeputeerde Staten geïnformeerd, conform het geldende informatieprotocol.

 

Individueel stemmen de omgevingsdiensten af met politie en OM over de inzet van strafrechtelijke handhaving bij specifieke casussen. Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Dit overleg is tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd.

 

Informatiegestuurd werken, met oog voor onzekerheden en nieuwe ontwikkelingen, stelt omgevingsdiensten in staat om effectief en efficiënt inzet te plegen. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten ontwikkelen het informatiegestuurd werken verder, door het vergaren, toetsen en uitwisselen van data – onderling en met samenwerkingspartners. Dit gebeurt binnen de grenzen van de wet, in het bijzonder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en Wet politiegegevens (Wpg), en met aandacht voor de vertrouwelijkheid van informatie. Risico- en aandachtdossiers worden gedeeld als hier een wettelijke basis aan ten grondslag ligt zoals bij Wet open overheid (Woo)-verzoeken met het betreffende bevoegd gezag.

 

Gedogen

Gedogen is het bewust afzien van sancties in geval van overtredingen.

 

Gedogen

Doel

In passende situaties bewust afzien van sanctioneren.

Indicatoren

Outcome (kwalitatief):

  • afgegeven gedoogbeschikking of -briefq

Output: (kwantitatief):

  • aantal verstrekte gedoogbeschikkingen

Monitoring

De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt door een representatieve steekproef van de afgegeven gedoogbeschikkingen.

 

Output-indicatoren houden we voortdurend actueel.

 

Rapportage vindt 1 keer per jaar plaats.

 

Wijze van prioriteren bij gedogen

Niet van toepassing

 

Werkwijze voor gedogen

Actief gedogen van een overtreding komt in uitzonderlijke gevallen voor. De nota Gedogen in Nederland vormt hiervoor de richtlijn.

Hierin wordt gedogen gedefinieerd als het niet handhavend optreden tegen een overtreding door een bevoegd bestuursorgaan – of gemandateerd handhavende partij zoals een omgevingsdienst. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in ‘actief’ en ‘passief’ gedogen.

Passief gedogen houdt in dat een overtreding wordt gedoogd door onwil of onvermogen. Deze vorm van gedogen wordt als ontoelaatbaar bestempeld – want in strijd met de beginselplicht tot handhaven van bevoegde gezagen en deze vorm van gedogen passen de omgevingsdiensten dan ook niet toe. Actief gedogen houdt in: gedogen nadat hier een (zorgvuldige) belangenafweging aan is voorafgegaan. Er kunnen immers bijzondere omstandigheden zijn om niet op te treden wanneer er wél een overtreding is geconstateerd.

 

Actief gedogen kan plaatsvinden in de volgende situaties:

  • a.

    overgangssituaties

    • 1.

      concreet zicht op legalisatie

    • 2.

      bedrijfsverplaatsingen

    • 3.

      experimenten en andere tijdelijke overtredingen (zie ook c.)

  • b.

    overmachtssituaties

  • c.

    situaties waarin handhavend optreden onevenredig is

Als er na zorgvuldige afweging sprake is van een of meer van deze genoemde punten (a, b en/of c) is de toezichthouder niet verplicht tot handhaven. Bij het toepassen van gedoogbeschikkingen informeren we de deelnemers (i.e. opdrachtgevers) vanaf het begin.

 

Voor de OD NHN geldt:

 

  • -

    In geval van een besluit met een tijdelijk karakter, zoals een tijdelijke vergunning of gedoogbeschikking, wordt de (rechts)persoon in kwestie bij afgifte geïnformeerd over de afloop van het besluit. Zo mogelijk worden vervolgstappen geadviseerd zoals het indienen van een aanvraag voor een vergunning.

  • -

    Bij het toepassen van gedoogbeschikkingen wordt de gemeente of de provincie vanaf het begin hierover geïnformeerd.

3.9 Adviesverlening Definitie van adviesverlening

Onder adviesverlening wordt verstaan: het verlenen van advies aan deelnemers bij zowel adviesaanvragen voor de fysieke leefomgeving (zoals gebiedsontwikkelingsprojecten, omgevingsvisies, omgevingsplannen, adviesaanvraag omgevingsvergunning, duurzaamheidsbeleid, gemeentelijke geluidkaart en faunabeheerplannen) als bij vergunningsprocessen (zoals scherp vergunnen) en toezicht en handhaving (zoals afhandeling van integrale klachten en een toets op de handhaafbaarheid van beleidsregels). Hiernaast bevat de adviesfunctie ook het opstellen van de uitvoerings- en handhavingsstrategieën (U&H-strategieën), analyses die ten grondslag liggen aan pilotprojecten en deelname in thematische werkgroepen (zoals energietransities, roadmaps ten behoeve van verduurzaming van bedrijven, circulaire economie).

 

Gezien het toenemende belang van advisering na inwerkingtreding van de Omgevingswet en in het licht van de gezamenlijke beleidsopgaven, bereiden de Noord-Hollandse omgevingsdiensten zich voor op een professionele ontwikkeling van deze adviestaak.

 

De omgevingsdiensten doen dit enerzijds afhankelijk van de vraag vanuit de eigen deelnemers. Noord-Hollandse omgevingsdiensten worden door deelnemers steeds vaker gevraagd te adviseren in het kader van de Omgevingswet of de landelijke en provinciale opgaven.

Advies bij het opstellen van de strategische kerninstrumenten (zoals omgevingsplannen en -visies en beheerplannen zoals Natura 2000-beheerplannen) zijn hier een voorbeeld van.

 

Anderzijds geven sommige ontwikkelingen in de leefomgeving aanleiding om deelnemers proactief te informeren en adviseren.

 

Hoe de taak van adviesverlening zich bij omgevingsdiensten zal ontwikkelen, en welke landelijke kaders hiervoor worden opgesteld, is niet goed te voorzien. Voor nu volstaat het om het toegenomen belang van adviesverlening te onderkennen, en deze taak en haar relevantie te duiden.

 

Gedeelde visie op adviesverlening door Noord-Hollandse omgevingsdiensten

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten richten zich in gezamenlijkheid op het versterken van hun informatie- en kennispositie door onderlinge informatie- en kennisuitwisseling. Dit gebeurt niet alleen ten aanzien van de adviestaak van de omgevingsdiensten, maar ook breder, ten aanzien van de taken vergunningverlening, toezicht en handhaving.

 

Om zoveel mogelijk belemmeringen te voorkomen in het primaire VTH-proces bij deelnemers wordt specialistisch advies van de omgevingsdienst tijdig ingewonnen. In het bijzonder bij ruimtelijk advies kan betrokkenheid van de omgevingsdienst bijdragen aan een beter zicht op de samenhang tussen beleidsopgaven, activiteiten, projecten, functies en kwaliteiten in de fysieke leefomgeving.

 

Gedeelde werkwijze bij adviesverlening door Noord-Hollandse omgevingsdiensten

Een gedeelde werkwijze voor adviesverlening is op dit moment nog in ontwikkeling (geen formeel document). Voor de beschrijving van de werkwijze bij adviesverlening geldt geen wettelijke verplichting.

 

Adviesverlening door de OD NHN

Dit hoofdstuk heeft betrekking op de vormen van adviesverlening die extern gericht zijn, en dus niet de vormen van adviesverlening als ondersteuning van de interne processen (i.e. reguliere VTH- werkzaamheden). De volgende categorieën van extern gerichte adviesverlening zijn te onderscheiden:

 

  • a.

    adviesverlening op verzoek van een deelnemer (i.e. opdrachtgever);

  • b.

    adviesverlening op initiatief van de omgevingsdienst (proactief).

Bij de adviesverlening hanteert de OD NHN zoveel mogelijk een integrale benadering. Dat wil zeggen dat bij een adviesvraag over een specifiek onderwerp ook wordt gekeken naar de mogelijke consequenties voor andere relevante (milieu)aspecten. Als de OD NHN constateert dat het verstandig is om de adviesaanvraag meer integraal te behandelen wordt dit met de aanvrager besproken.

Advies ten aanzien van ruimtelijke ontwikkeling is in beginsel altijd integraal.

 

Adviesverlening sorteert het meeste effect wanneer het in een vroegtijdig stadium wordt meegenomen in het (beleids)proces en betrokken wordt bij het inrichten van de sturende instrumenten die de Omgevingswet de gemeenten biedt (omgevingsvisie, omgevingsprogramma en omgevingsplan).

 

Bij adviesverlening is ook het zicht op de keten belangrijk: voor onderwerpen waarbij de OD NHN bijvoorbeeld wel een toezichthoudende taak heeft maar niet betrokken is bij de vergunningverlening kan het wenselijk zijn dat de OD NHN adviseert ten aanzien van handhaafbare normen. Een voorbeeld zijn de geluidcontroles bij evenementen. De OD NHN overlegt in dat geval met de deelnemer.

 

Adviesverlening

Doel

Adviezen dragen bij aan rechtmatigheid (d.w.z. overeenkomstig hogere wet- en regelgeving) en doelmatigheid (d.w.z. dragen bij aan het behalen van de maatschappelijke opgave en zijn begrijpelijk) van wet- en regelgeving en beleid.

Indicatoren

Outcome (kwalitatief):

  • de vraag uit de adviesaanvraag wordt beantwoord

  • het adviespast binnen het wettelijk kader

  • de maatschappelijke opgave wordt in acht genomen

Output: (kwantitatief):

  • aantal responsen vanuit deelnemers dat advies niet wordt overgenomen

  • aantal afgegeven adviezen per thema

Monitoring

De monitoring van outcome-indicatoren geschiedt door een representatieve steekproef onder de verleende adviezen. Deze vindt elk jaar plaats.

 

Output-indicatoren houden we voortdurend actueel.

 

Rapportage vindt 1 keer per jaar plaats.

 

Wijze van prioriteren bij adviesverlening

Adviesverlening is in beginsel vraaggestuurd. Dat betekent dat we adviesaanvragen zoveel mogelijk op volgorde van aanvragen behandelen. De OD NHN kan een adviesaanvraag met bijzondere

relevantie voor de maatschappelijke opgave in een specifiek geval met voorrang oppakken.

 

Adviesverlening op verzoek van een deelnemer

De OD NHN adviseert bij en ondersteunt opdrachten en beleidsvorming van omgevings-, duurzaamheids- of klimaataspecten op verzoek van een deelnemer (i.e. opdrachtgever). De OD NHN toetst hierbij of wordt voldaan aan wet- en regelgeving en adviseert over eventuele knelpunten maar ook over kansen voor de leefomgeving12.

 

Voorbeelden van dergelijke adviezen zijn:

 

  • volledigheidstoets op de aangevraagde omgevingsvergunning;

  • advies op basis van een inhoudelijke beoordeling;

  • uitvoerbaarheidstoetsen op ruimtelijk beleid;

  • programma-advies bij doelstellingen, bijvoorbeeld klimaat- en duurzaamheid;

  • omgevingsscan en -analyse voor een gebiedsontwikkelingsproject.

Adviesverlening op initiatief van de omgevingsdienst (proactief)

Adviesverlening gebeurt ook in informele zin, zonder dat hiervoor een specifieke opdracht voor wordt gegeven. Denk hierbij aan de volgende situaties:

 

  • Ter uitvoering van haar signaleringsfunctie richting deelnemers ten aanzien van ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving.

  • De OD NHN is kennis- en expertisehouder op het gebied van wet- en regelgeving en beleid in de fysieke leefomgeving. De deelnemers van de OD NHN zijn voor veel van deze kennis en expertise aangewezen op de omgevingsdienst.

  • Ten behoeve van informatievoorziening over haar taakvelden, relevante wetgeving, beleidsregels en procedures voor de bevoegde gezagen, participanten en derden.

  • Dit doet de OD NHN op eigen initiatief. Ook maakt OD NHN op verzoek beschikbare informatie toegankelijk voor bevoegde gezagen en derden en adviseert hierover. Dit betreft onder meer: bodeminformatie en -loket, omgevingsinformatie, Woo-verzoeken, vragen omtrent

  • wetgeving, vragen omtrent besluiten, het Register Externe Veiligheid (REV) en procedurele informatie.

3.10 Programmering uitvoerings- en handhavingsstrategie

Programmering vindt plaats door middel van het jaarlijks uitvoeringsplan. Het plan is gebaseerd op de uitvoerings- en handhavingsstrategie en maakt inzichtelijk welke inzet de OD NHN in het betreffende jaar gaat plegen.

 

Gedeelde werkwijze voor programmering door Noord-Hollandse omgevingsdiensten

 

Jaarlijks rapporteren de deelnemers van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten over de mate waarin uitvoering van het uitvoeringsprogramma heeft plaatsgevonden en de mate waarin deze uitvoering heeft bijgedragen aan het bereiken van de beleidsdoelen.

 

Omgevingsbesluit artikel 13.11, lid 1 en 2, geeft hiervoor de volgende kaders:

 

  • 1.

    De bestuursorganen, bedoeld in artikel 13.5, rapporteren jaarlijks over de mate waarin uitvoering van het uitvoeringsprogramma heeft plaatsgevonden en de mate waarin deze uitvoering heeft bijgedragen aan het bereiken van de doelen, bedoeld in het eerste lid van dat artikel.

  • 2.

    Naar aanleiding van de in het eerste lid bedoelde rapportage wordt de uitvoerings- en handhavingsstrategie bezien en zo nodig aangepast.

De uitvoerings- en handhavingsstrategie wordt, als nodig tussentijds aangepast.

 

Ontwikkelagenda

Bijlage 6 geeft inzicht in de onderdelen die de Noord-Hollandse omgevingsdiensten verder willen ontwikkelen. Uitwerking van deze onderdelen geeft mogelijk aanleiding tot tussentijdse aanpassing.

 

3.11 Monitoring

Gezamenlijke outcome-indicatoren van de Noord-Hollandse omgevingsdiensten

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben de ambitie om de impact van hun werkzaamheden op de realisatie van de beleidsopgaven steeds beter inzichtelijk te maken. Hiermee kunnen de omgevingsdiensten de gevoerde strategie verantwoorden naar hun deelnemers en het past tevens bij de bedoeling van de Big-8 (zie paragraaf 1.2). Uit monitoring (van de uitvoering) volgt essentiële informatie voor de evaluatie van beleidsdoelen die input geeft voor de visievorming en strategiebepaling voor een volgende bestuurlijke periode.

 

Er zijn op dit moment nog geen gezamenlijke outcome-indicatoren. De huidige outcome-indicatoren zijn nog per omgevingsdienst bepaald, met oog op de uitvoering door de desbetreffende omgevingsdienst van de geldende strategie. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten streven ernaar om in gezamenlijkheid nieuwe outcome-indicatoren te ontwikkelen met het oog op de bijdrage van hun uitvoering aan de (boven-)regionale opgaven.

 

Monitoring door de OD NHN

De monitoringsindicatoren die de OD NHN hanteert zijn beschreven in de strategieën in deel 3 van deze U&H-strategie.

Deel 4: Ontwikkelagenda

 

Door de ontwikkelingen van onder meer de Omgevingswet, het IBP en de Landelijke Vergunningenstrategie, vragen sommige onderdelen van de uitvoerings- en handhavingsstrategie om nadere uitwerking op termijn. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten willen deze onderdelen zo veel mogelijk in gezamenlijkheid verder ontwikkelen. Welke onderdelen dit betreft wordt weergegeven in onderstaande tabel.

 

Periode 2024-2028

Fundament voorde U&H-strategie

Update op basis van contextuele ontwikkelingen en praktijkervaring met Omgevingswet

Opgavegerichte probleem- en risicoanalyse

Verfijning van de methode van prioritering op activiteitenniveau.

Maatschappelijke opgave

Minimale aanpassing

Opgave-analyse

Update van gezamenlijke beleidsopgaven die volgen uit bestaand beleid (maatschappelijke behoeften)

Het VTH-

instrumentarium

Minimale aanpassing

Reguleringsstrategie

Update op basis van praktijkervaring met de Omgevingsweten Landelijke

Vergunningenstrategie. Nadere uitwerking van revisievergunning. Mogelijk het uitwerken van een gezamenlijke beleidsregel voor het voorzorgbeginsel.

Nalevingsstrategie

Update op basis van praktijkervaring met de Omgevingswet

Adviesverlening

Update op basis van praktijkervaring met de Omgevingswet

Monitoring

Bepalen gedeelde outcome-indicatoren voor monitoring

Beleidsaanpassing en

-evaluatie

Minimale aanpassing

Extra

De verschuiving van taakgericht werken naar meer opgavegericht werken, vraagt om het onderzoeken van de implicaties hiervanop de financieringssystematiek. Dit hangt samen met monitoring (het bepalen van outcome- indicatoren).

Haarlem, 19 december 2023

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.T.H. van Dijk, voorzitter

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris

Uitgegeven op 29 december 2023

Namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

M.J.H. van Kuijk, provinciesecretaris

Bijlage 1: Begrippenlijst

 

Basistaken

Update op basis van contextuele ontwikkelingen en praktijkervaring met Omgevingswet

Omvatten alle in artikel 13.12, Omgevingsbesluit, genoemde werkzaamheden (taken).

Bevoegd gezag

Het bestuursorgaan dat bevoegd is een handhavingsbesluit te nemen of een besluit te nemen op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

Deelnemers

De in de omgevingsdiensten deelnemende partijen: gemeenten en de provincie.

Minimale aanpassing

IPPC-bedrijven

Grote industriële bedrijven die vallen onder de Richtlijn industriële emissies (2010/75/EU).

Update op basis van praktijkervaring met de Omgevingswet

Kwaliteitscriteria VTH

Er gelden kwaliteitscriteria voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De kwaliteitscriteria voor de kritische massa (deskundigheid en ervaring) zijn verplicht voor VTH-taken van het basistakenpakket

van de omgevingsdiensten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het

Interprovinciaal Overleg (IPO) hebben hiertoe een modelverordening opgesteld.

Missie

Het belangrijkste doel van een organisatie.

Naleefgedrag

De mate waarin wet- en regelgeving wordt nageleefd.

Plustaken

Omvatten alle niet in artikel 13.12, Omgevingsbesluit, (impliciet) genoemde werkzaamheden voor vergunningverlening, handhaving en toezicht.

 

Strategie

Wijze om (met behulp van de ter beschikking staande middelen) gestelde beleidsopgaven en werkdoelen te bereiken.

Uniform

Waarvoor eenheidvan beleid en werkwijzen geldt.

Visie

De manier waarop je tegen onderwerpen aankijkt, die vertaald wordt in doelen en ambities en die recht doet aan de missie.

Zorgvuldig

De beoordeling van aanvragen verloopt voorspelbaar, transparant, juridisch juist en achteraf verifieerbaar.

 

 

Bijlage 2: Programma’s op nationaal niveau, met beleidsopgaven voor de fysieke leefomgeving

Onderstaande lijst weergeeft programma’s op nationaal niveau, waarmee de prioriteiten van de Novi nadere specificering krijgen. Deze lijst beoogt niet uitputtend te zijn. Naast programma’s worden enkele belangrijke akkoorden schuingedrukt weergegeven.

 

Prioriteiten Novi

Nationale programma’s

Prioriteit 1:

Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

In ieder geval:

  • Deltaprogramma

  • Nationaal Programma Water 2022-2027

  • Programma Integraal Riviermanagement

  • Programma Noordzee 2022-2027

  • Programma Energiehoofdstructuur

  • Nationale AgendaLaadinfrastructuur

  • Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (RES)

  • Klimaatakkoord

Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel

In ieder geval:

  • Nederland Circulair 2050: Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie

  • Nationaal Milieuprogramma

  • Nationaal Programma voor Industriële Clusters (PICLS)

  • Nationaal Programma Verduurzaming Industrie

  • Ruimtelijk Strategie Datacenters

  • Nationaal Tuinbouwakkoord

 

Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio’s

In ieder geval:

  • Programma Verstedelijking en Wonen

  • Programma Bodemen Ondergrond

  • Programma GezondeLeefomgeving

  • Schone luchtakkoord

  • Erfgoed Deal

Prioriteit 4: Toekomstbesten- dige ontwikkeling van het landelijk gebied

In ieder geval:

  • Nationaal Programma Landelijk Gebied

  • Programma Natuur

  • Programma Versterken Biodiversiteit

  • Nationaal Programma Landbouwbodems

  • Programma ONS Landschap

  • Realisatieplan Visie Landbouw, Natuur en Voedsel

 

Bijlage 3: Programma’s op provinciaal niveau, met beleidsopgaven voor de fysieke leefomgeving

 

Onderwerp

Programma’s

Beleid

Belangrijke thema’s

Cultuur en erfgoed

  • Omgevingsvisie NH2050

  • Archeologie Cultuurlandschap en erfgoed

Economie en werk

  • Omgevingsvisie NH2050

  • Bedrijventerreinen en kantoren

  • Circulaire economie

  • Datacenters

Energie en klimaat

  • Programma GO!-NH

  • Omgevingsvisie NH2050

  • Bouwstenen voor een Adaptieve Uitvoeringsstrategie Energie- Infrastructuur 2020-2024

  • Regionale Energiestrategie 1.0 NHN

  • Regionale Energiestrategie 1.0 NHZ

  • Energiebesparingsakkoord 2022-2025

  • Energievisie NHN

  • Energievisie NHZ

  • Duurzame energie

  • Mobiliteit

  • Duurzame infrastructuur

  • Wonen

  • Landbouw

  • Klimaatadaptatie

  • Industrie

  • Energienetwerk

  • Circulaire economie

Gezonde leefomgeving en milieu

  • Programma GezondeLeefomgeving

  • Programma TataSteel 2020-2050

  • Omgevingsvisie NH2050

  • Omgevingsveiligheid

  • Geur

  • Afval

  • ZZS

  • Luchtkwaliteit

  • Duurzaam stortbeheer

  • Geluid

Land- en tuinbouw en visserij

  • Omgevingsvisie NH2050

  • Voedselvisie ‘van boer tot bord’

  • Kringlooplandbouw (regeneratief & biologisch)

  • Water- en bodemkwaliteit

  • Korte ketens-biodiversiteit

Natuur

  • Provinciaal Programma Landelijk Gebied

  • Programma

  • natuurontwikkeling

  • 2020-2024

  • Omgevingsvisie NH2050

  • Masterplan Biodiversiteit

  • Natuurbeheer

  • Stikstof

 

Onderwerp

Programma’s

Beleid

Belangrijke thema’s

Ruimtelijke inrichting

  • Programma Metropolitaan Landschap (vanuit MRA)

  • Omgevingsvisie NH2050

  • Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

  • Landschap

  • Cultuurhistorie

Bouwen en wonen

  • Omgevingsvisie NH2050

  • Masterplan Wonen 2.0

  • Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025

  • Woondeal NHN 2030

  • Bouwen

  • Stikstof/ emissies

  • Grondstoffen circulair en biobased

Toerisme en recreatie

  • Omgevingsvisie NH2050

  • Visie Recreatie & Toerisme Noord- Holland 2030

Verkeer en vervoer

  • Regionaal mobiliteitsprogramma

  • Integraal meerjaren-programma- infrastructuur 2023-2030

  • Omgevingsvisie NH2050

  • Nota Zeehavens Noord-Holland

  • Wegennet

  • Vaarwegen

  • Luchtvaart

Water en bodem

  • Regionaal Waterprogramma

  • Noord-Holland 2022 – 2027

  • Omgevingsvisie NH2050

  • (Concept) Regionale Veenweide Strategie 1.0

  • Bodem

  • Bodemsanering

  • Aardkundig erfgoed

  • Ontgronding

  • Natuurvriendelijke oevers

  • PFAS

 

 

 

Bijlage 4: Overzicht regionaal beleid

 

Gemeente Alkmaar

  • Het Alkmaars Coalitieakkoord 2022-2026

  • Omgevingsvisie Alkmaar2040 (5 oktober2017)

Gemeente Bergen

  • Notitie Raadsakkoord Bergen 29 september 2022

  • Ontwerp omgevingsvisie gemeente Bergen (3 juni 2021)

Gemeente Castricum

  • Coalitieakkoord 2022-2026

  • Omgevingsvisie Gemeente Castricum (oktober 2022)

Gemeente Den Helder

  • Coalitieakkoord 2022-2026 Samenwerken in vertrouwen, aan vertrouwen

  • Ontwerp-omgevingsvisie gemeente Den Helder: Koers op een sterke thuishaven (april 2023)

Gemeente Dijk en Waard

  • Coalitieakkoord 2022-2026 Meedoen in Dijk en Waard. Iedereen doet ertoe

  • De 9 speerpunten van Langedijk en Heerhugowaard (https://omgevingsvisie. dijkenwaard.nl/visie/de-negen-speerpunten- van-langedijk-en-heerhugowaard)

Gemeente Drechterland

  • Bestuursakkoord 2022-2026 Samen bouwen aan Drechterland

  • Bouwstenen voor de omgevingsvisie van Drechterland (oktober 2021)

  • Circulair Westfriesland Actieagenda 2023-2026

Gemeente Enkhuizen

  • Coalitieakkoord 2022-2026 Met LEF. Sociaal& Zakelijk Vooruit! Laat Enkhuizen Floreren

  • Bouwstenen voor de omgevingsvisie van Enkhuizen (oktober 2021)

  • Circulair Westfriesland Actieagenda 2023-2026

Gemeente Heiloo

  • Collegeprogramma 2022-2026 Heiloo Natuurlijk!

  • Voorontwerp Omgevingsvisie Heiloo 2040 (20 december 2021)

 

Gemeente HollandsKroon

  • Coalitieakkoord 2022-2026 Samen bouwen aan vertrouwen

  • Concept Koersdocument Hollands Kroon (15 april 2022)

Gemeente Hoorn

  • Coalitieakkoord 2022-2026 Durven. Doen! Dromen

  • Omgevingsvisie Hoorn (februari 2022)

  • Circulair Westfriesland Actieagenda 2023-2026

Gemeente Koggenland

  • Coalitieakkoord 2022-2026 Luisteren, Denken, Durven en Doen, in alle dorpen

  • Kadervisie Koggenland (19 november 2020)

  • Circulair Westfriesland Actieagenda 2023-2026

Gemeente Medemblik

  • Coalitieakkoord Gemeente Medemblik 2022- 2026

  • Circulair Westfriesland Actieagenda 2023-2026

Gemeente Opmeer

  • Coalitieakkoord 2022-2026 De toekomst: een verantwoordelijkheid van ons allemaal

  • Coalitie programma 2022-2026 Vitaal Opmeer

  • Toekomstvisie Opmeer2030 ( juli2021)

  • Circulair Westfriesland Actieagenda 2023-2026

Gemeente Schagen

  • Coalitieakkoord 2022-2026 Doorbouwen op een gezond fundament

  • Omgevingsvisie gemeente Schagen (14 december 2021)

Gemeente Stede Broec

  • Coalitieakkoord 2022-2026 Samenwerken, Samen leven, Samen ontwikkelen

  • Bouwstenen voor de omgevingsvisie van Stede Broec (oktober 2021)

  • Circulair Westfriesland Actieagenda 2023-2026

Gemeente Texel

  • Coalitieakkoord (3 juni 2022) Bouwen aan vertrouwen, voor een sociaal en duurzaam Texel

  • Kadernota Omgevingsvisie (augustus 2022)

Provincie Noord-Holland

  • Coalitieakkoord 2023-2027 Verbindend vooruit!

  • Omgevingsvisie NH2050(19 november 2018)

  • Circulair Westfriesland Actieagenda 2023-2026

 

 

Bijlage 5: Bestuurlijk referentiekader

Het bestuurlijk referentiekader bestaat uit de volgende vijf punten.

 

1.Opgavegericht en beleidssensitief sturen met maatwerk

Beleid moet doordacht samenhangen met de realisatie in de uitvoeringspraktijk. Andersom geldt hetzelfde. Om deze wederkerigheid tussen beleid en uitvoering te creëren en te borgen, is maatwerk nodig bij de aanpak van situaties die niet “standaard” kunnen worden opgelost door toepassing van vooraf geschreven regels. Dat speelt ook bij de grote maatschappelijke opgaven (zoals de energietransitie, klimaatadaptatie, water en bodem leidend) omdat daarbij veelal sprake is van complexiteit en samenloop van veel feiten en belangen binnen dezelfde tijd en ruimte. Dat soort omstandigheden versterkt de behoefte aan maatwerk.

Deze gezamenlijke uitvoerings- en handhavingsstrategie voorziet erin dat VTH&A-taken opgavegericht en beleidssensitief worden georganiseerd en uitgevoerd met oog voor de belangen in de omgeving.

 

2.Preventief handelen

Voorkomen is beter dan genezen. Dat betekent dat wordt ingezet op preventie, met als doel de spontane naleving van wet- en regelgeving door burgers, bedrijven, overheden en instellingen te vergroten. De inzet van VTH&A is bij voorkeur gericht op het waarmaken van eigen verantwoordelijkheid, maar waar nodig is sprake van interventie en correctie met een intensiteit die proportioneel en effectief is.

 

3.Informatiegestuurd werken

De uitvoering van het beleid voor de fysieke leefomgeving is informatie-intensief. Er is in toenemende mate sprake van het verzamelen, toetsen, analyseren, uitwisselen en rapporteren van (bovenregionale) data over de fysieke situatie, de belangen die daarmee gemoeid zijn en de technische, financiële en wettelijke kaders, ook met oog voor onzekerheden en nieuwe ontwikkelingen. De omgevingsdiensten voorzien in kennis, kunde en informatie over de fysieke leefomgeving en zij levert vanuit die positie een belangrijke bijdrage aan de correcte toepassing van het omgevingsrecht. Daardoor kan goed onderbouwd worden beoordeeld welke activiteiten en ontwikkelingen mogelijk zijn binnen de relevante juridische, technische en financiële bandbreedtes. De omgevingsdiensten streven ernaar om op basis van haar expertise en databeheer een verbindende partner te zijn.

 

4.In gelijke situaties gelijkwaardig optreden

De besturen van de omgevingsdiensten zijn eraan gehouden om gelijke situaties zoveel mogelijk gelijk te behandelen, maar ook om oog te hebben voor de bijzonderheden van situaties. Dat lijkt een tegenstrijdige opgave, maar deze eenheid en verscheidenheid is goed te organiseren door onderscheid te maken tussen standaardsituaties, complexe gevallen en unieke opgaven. Tussen deze drie types kan de strategie verschillen terwijl binnen ieder type een uniforme aanpak wordt gevolgd. Het onderscheidend criterium is de dynamiek in de omstandigheden, die relevant is om een geval te onderscheiden van andere gevallen. Het gevolg van de toepassing van typologieën van situaties is dat vergelijkbare situaties zoveel mogelijk op gelijke wijze worden afgehandeld: willekeur en rechtsongelijkheid wordt voorkomen en het proces is voorspelbaar. Tegelijkertijd wordt voldaan aan het vereiste van evenredige belangenafweging in de context van individuele gevallen. Er worden drie typen onderscheiden:

 

  • Type 1: Standaardsituaties

    Dit type kenmerkt zich door een vooraf programmeerbaar verloop van de beleidscyclus voor een grotere groep van gelijksoortige gevallen. De omgevingsdiensten werken voor de standaardsituaties zoveel mogelijk langs standaardwerkprocessen en procedures. Het is mogelijk om te sturen op het doelbereik, bijvoorbeeld door te werken met controlefrequenties en algemene regels zonder (veel) variatie.

     

    Type 2: Complexe gevallen

    Dit type kenmerkt zich door een grilliger verloop van de uitvoering van de beleidscyclus in termen van doelbereik, benodigde inzet van kennis, capaciteiten informatie en invloed van de betrokken stakeholders. De aanpak moet per situatie bekeken worden.

     

    Type 3: Unieke opgaven

    Dit type kenmerkt zich door veel maatwerk en intensieve afstemming ten aanzien van de doelen en in te zetten middelen.

5.Samenwerken door afstemming van beleid, taken en bevoegdheden

De competenties zijn in het omgevingsrecht en -beleid verdeeld over meerdere bestuursorganen en uitvoeringsorganisaties: het vereist samenwerking om tot een samenhangende, informatie gestuurde benadering van beleidsopgaven te komen. Maar samenwerking is ook noodzakelijk vanwege het streven naar een effectieve aanpak van situaties, het bevorderen van een gelijk speelveld en om de dienstverlening efficiënt in te richten.

 

Bijlage 6: Samenwerkingsagenda 2022-2024

De Noord-Hollandse omgevingsdiensten hebben reeds enkele gezamenlijke doelen benoemd, die zijn vervat in de ‘Samenwerkingsagenda 2022-2024’. Het betreft de volgende doelen:

 

  • a.

    Gezamenlijke U&H-strategie: Doel is waar mogelijk uniformiteit te krijgen in de preventie-, regulerings- en nalevingsstrategie van de OD NZKG, de ODIJ, de OD NHN en – waar mogelijk – de OFGV. De Noord-Hollandse omgevingsdiensten streven naar een gelijk speelveld waarbij gelijkwaardige situaties gelijkwaardig behandeld worden.

  • b.

    Een informatiegestuurde/datagedreven uitvoering: Doel is het versterken van de onderlinge data- en informatie- uitwisseling om te komen tot kennisontwikkeling en kennisdeling.

  • c.

    Aanpak milieucriminaliteit: Doel is om als vier Noord- Hollandse omgevingsdiensten samen te werken in het opsporen en handhaven op crimineel gedrag en ondermijning, zodat de kansen op strafrechtelijke handhaving en vervolging worden vergroot.

  • d.

    Ketentoezicht afvalstromen: Doel is om in een keten, die in de gehele provincie relevant is, de afvalstromen in beeld brengen om de circulaire kansen en bedreigende toepassingen/ afvoer in beeld te brengen. Specifieke focus ligt hierbij op bodem en asbest.

  • e.

    Energietransitie: Doel is om als vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten samen te werking om nieuwe energiebronnen een kans te geven mits daar voldoende ambtelijke capaciteit beschikbaar is.

  • f.

    Omgevingswet bodemtaken: Doel is om vanuit het oogpunt van kennis, schaalgrootte, kritieke massa, mogelijke efficiëntie en ter voorkoming van versplintering de uitvoering onder te brengen bij de omgevingsdiensten.

  • g.

    Stikstof: Doel is om als omgevingsdiensten elkaars kennispositie te versterken op het onderwerp stikstof.

  • h.

    Circulaire economie: Doel is om gemeenten te stimuleren gehoor geven aan de landelijke doelstelling om te komen tot een circulaire economie. Hiertoe nemen de vier omgevingsdiensten deel aan het driemaandelijks overleg met de provincie Noord-Holland.

  • i.

    Samenwerking bedrijfsvoering: Doel is om de huidige samenwerking tussen de Noord-Hollandse omgevingsdiensten voort te zetten en waar mogelijk uit te breiden, op het gebied van: het nieuwe werken, werving en selectie, opleiden, kennis en competentieontwikkeling, en netwerken.

 


1

Voor de OFGV kent ook deelnemers buiten Noord- Holland, namelijk de provincie Flevoland en de Flevolandse gemeenten. Voor het niet- Noord-Hollandse werkgebied geldt de gezamenlijke U&H- strategie Noord-Holland niet.

2

Het bestuurlijk referentiekader maakt deel uit van de gezamenlijke U&H-strategie van de vier Noord-Hollandse omgevingsdiensten. Het bestuurlijk referentiekaderis reeds in 2018 door het AB van de OD NZKG vastgesteld. De uitgangspunten die hierin worden genoemd komen overeen metde Omgevingswet, de Samenwerkingsagenda2022-2024 van de vier Noord- Hollandse omgevingsdiensten, en met hetgeen is afgesproken in het bestuurlijk regionaal overleg VTH.

3

Zie bijlage 4 voor een overzicht van regionaal beleid.

4

https://www.geonovum. nl/uploads/documents/ DTFL-Investeringsvoorstel- Compleet-v14.pdf

4

In lijn met de Omgevingswet, die kernactiviteiten en functioneel ondersteunende activiteiten onderscheidt.

6

Voor bodemactiviteiten geldt dat een aantal activiteiten wel ‘milieubelastende activiteit’ zijn en een aantal niet.

7

https://www.odnhn. nl/Menu/Over_ons/ Over_de_OD_NHN/ Risico_en_impactanalyse/ Risicoanalyse

8

De nalevings-strategie bevat de preventiestrategie, de toezichtstrategie en de handhavingsstrategie. De handhavingsstrategie bevat

9

Voor natuur geldt dat wordt onderzocht of en hoe dit op termijn vorm kan krijgen.

10

https://iplo.nl/publish/ pages/183639/landelijke- handhavingsstrategie- omgevingsrecht-lhso- definitief.pdf

11

de nu geldende leidraad ziet niet toe op zwemwater en natuur

12

Voor omgevingsaspecten als bodem, externe veiligheid, geluid, geur, licht, luchtkwaliteit, natuur, duurzaamheid, klimaat, circulariteit en energietransitie.