Organisatie | Loon op Zand |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening gemeentelijke rekenkamer Loon op Zand 2024 |
Citeertitel | Verordening gemeentelijke rekenkamer Loon op Zand 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening op de rekenkamercommissie gemeente Loon op Zand 2021.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 14-12-2023 |
Artikel 4. Ontslag en non-activiteit
Indien zich een van de gronden voor ontslag of non-activiteit als bedoeld in de artikelen 81c en 81d van de wet, of indien zich een onverenigbaarheid van functies voordoet als genoemd in artikel 81f van de wet, doet de rekenkamer daarvan terstond mededeling aan de raad.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Loon op Zand van 14 december 2023.
De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,
ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING
De huidige rekenkamer(commissie) betreft een gezamenlijke commissie voor vier gemeenten, te weten Dongen, Goirle, Hilvarenbeek en Loon op Zand. Deze samenwerking typeert zich als een ‘personele unie’ waarbij elke gemeenteraad dezelfde commissieleden heeft benoemd in de rekenkamercommissie.
Vanaf 2024 zijn er twee mogelijkheden voor rekenkamers om samen te werken. Een personele unie of een gemeenschappelijke regeling. Vanuit praktische overwegingen is er voor gekozen om het bestaande construct van een personele unie voort te zetten in de nieuwe rekenkamer.
In het nieuwe artikel 81a Gemeentewet is vastgelegd dat de raad een rekenkamer instelt. Dit is dus niet langer optioneel. De raad bepaalt het aantal leden van de rekenkamer (artikel 81b). In de huidige situatie kent de rekenkamercommissie vier externe leden, waarbij ieder lid als eerste aanspreekpunt fungeert naar elk van de voor dit doel samenwerkende gemeenten.
De raad benoemt de leden van de rekenkamer.
De beoogde onafhankelijkheid van de leden van de rekenkamer wordt door de Gemeentewet op uiteenlopende manieren gewaarborgd. Dat geschiedt onder andere door een wettelijk bepaalde benoemingstermijn van 6 jaar (artikel 81c lid 1), maar ook door de regeling van onverenigbare betrekkingen in artikel 81f, de verplichting in de raadsvergadering een eed of verklaring en belofte van zuivering en van trouw aan de Grondwet af te leggen (artikel 81g), en door de toekenning van een vergoeding voor werkzaamheden (artikel 81k), die in artikel 7 van deze verordening aan de orde komen.
Op grond van artikel 81c lid 2 Gemeentewet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie.
De benoemingstermijn van de rekenkamerleden is wettelijk bepaald op 6 jaar, maar het is aan de raad om te bepalen of en zo ja hoe vaak herbenoeming mogelijk is. In deze verordening (artikel 3, lid 5) wordt het mogelijk gemaakt om een rekenkamerlid eenmaal te herbenoemen.
De leden van de nieuwe rekenkamer starten allemaal in hun nieuwe rol op 1 januari 2024. In beginsel betekent dit dat alle leden op dezelfde datum aftreden. In een rooster van aftreden wordt doorgaans rekening gehouden met verschillende momenten van aftreden, ter waarborging van de continuïteit. De leden van de nieuwe rekenkamer zullen in onderling overleg een rooster van aftreden opstellen, waarbij als uitgangspunt geldt dat zij niet allemaal op dezelfde datum volgens rooster dienen af te treden.
De limitatieve opsomming van ontslaggronden in artikel 81c lid 6 en lid 7 Gemeentewet moet worden gezien in het licht van de door de wetgever gewenste onafhankelijkheid van de rekenkamer. De raad mag een lid van de rekenkamer uitsluitend ontslaan op diens verzoek of indien zich ten minste één van de in het zesde lid opgesomde omstandigheden voordoet. De in het zevende lid bedoelde gronden kunnen leiden tot ontslag. Hier heeft de raad dus – anders dan bij de dwingend geformuleerde ontslaggronden uit het zesde lid – een zekere beleidsvrijheid.
De rekenkamer heeft een secretaris die ambtelijke ondersteuning biedt. Deze secretaris legt verantwoording af over zijn/haar werkzaamheden aan de rekenkamer en wordt aangestuurd door de rekenkamervoorzitter.
In de Wet versterking decentrale rekenkamers is de mogelijkheid (die rekenkamercommissies hadden) om de secretaris bij de griffie onder te brengen behouden gebleven. In dit geval benoemt niet het college deze ambtenaren (zoals gesteld in artikel 81 j, tweede lid) maar de raad. De griffier neemt de rechtspositionele besluiten over de secretaris in overleg met de rekenkamervoorzitter. De griffier en de rekenkamervoorzitter zorgen er samen voor dat de secretaris organisatorisch zodanig wordt ingebed in de griffie (qua voorzieningen en arbeidsvoorwaarden) dat deze zijn/haar werk goed kan doen.
Los van de formele positionering van de secretaris, kan er ook voor gekozen worden om ter uitvoering van deze werkzaamheden externe ondersteuning in te huren. Dit was de laatste jaren in de rekenkamer-commissie de praktijk en de nieuwe rekenkamer is voornemens deze praktijk voort te zetten.
In de huidige verordening(en) is niets geregeld over het jaarlijks indexeren van het budget van de rekenkamer. In de nieuwe verordening(en) wordt deze omissie rechtgezet. De van toepassing zijnde indexering is eenvoudig en doet recht aan de kostenstructuur van de rekenkamer.
In de huidige verordening(en) is bepaald dat de leden en voorzitter van de rekenkamercommissie een maandelijkse vergoeding ontvangen voor hun werkzaamheden. De grondslag voor deze vergoeding blijft in de nieuwe verordening(en) gehandhaafd.
Met het vastleggen van de verplichting om raad en college te informeren over voorgenomen onderzoeken en om per onderzoek het onderzoeksplan vooraf ter beschikking te stellen, wordt tot uitdrukking gebracht dat de raad hecht aan een zorgvuldige werkwijze en een zorgvuldige omgang met het gemeentebestuur door de rekenkamer.
Artikel 182 lid 2 Gemeentewet stelt dat de raad de rekenkamer kan verzoeken om een onderzoek in te stellen. In dit artikel is vastgelegd hoe de rekenkamer omgaat met een dergelijk verzoek.
De rekenkamer bepaalt haar eigen werkwijze en legt deze vast in een openbaar Reglement van Orde en in een openbaar Onderzoeksprotocol.
Artikel 185 lid 1 Gemeentewet stelt dat de rekenkamer haar bevindingen en haar oordeel vastlegt in rapporten. In dit artikel is vastgelegd hoe rekenkamer en raad omgaan met deze rapporten.