Organisatie | Asten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Asten 2024 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Asten 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Asten 2016.
artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 12-12-2023 | 23.12.14 |
De raad van de gemeente Asten;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2023;
gehoord het advies van de commissie Samenleving en Bestuur van 30 november 2023;
gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;
vast te stellen de Financiële verordening gemeente Asten 2024 en de bijbehorende Toelichting.
In deze verordening wordt verstaan onder:
Annuïteitenmethodiek: de gezamenlijke lasten van rente en afschrijvingen (kapitaallasten) blijven jaarlijks gelijk gedurende de gebruiksduur/afschrijvingstermijn van het actief (bezit). De jaarlijks dalende rentelasten zijn gelijk aan de jaarlijks stijgende afschrijvingslasten. In de beginjaren wordt er weinig afgeschreven en in de laatste jaren veel.
Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, eventueel samen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, het beleid kan bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Artikel 4. Autorisatie begroting
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen zij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Burgemeester en wethouders legt de raad vooraf een raadsbesluit voor als ze verwacht dat het beleid en de uitgaven beïnvloedbaar zijn door de raad in het lopende jaar:
indien de werkelijke lasten of baten met 10% of meer van de geautoriseerde lasten of baten per taakveld dreigen af te wijken met een minimaal bedrag van € 10.000,=. Burgemeester en wethouders doen een voorstel waarbij de raad beslist of hij een wijziging van het budget wil of een bijstelling van het beleid.
Artikel 5. Autorisatie en verantwoording investeringskredieten
Burgemeester en wethouders leggen de raad vooraf een raadsbesluit voor als ze verwachten dat het beleid en de uitgaven beïnvloedbaar zijn door de raad:
Burgemeester en wethouders doen een voorstel waarbij de raad beslist of hij een wijziging van het investeringskrediet wil of een bijstelling van het beleid.
Bij investeringskredieten wordt na afronding van het project een toelichting gegeven bij de verantwoording in de jaarrekening. Wanneer het oorspronkelijk begrote bedrag gedurende het project is bijgesteld, wordt de opbouw van het begrote bedrag toegelicht (begrotingswijzigingen). Ook wordt in grote lijnen aangegeven aan welke categorieën het geld is uitgegeven en op welke categorieën afwijkingen zijn ontstaan.
Artikel 8. Nota’s / verordeningen
Burgemeester en wethouders bieden de raad de volgende nota’s aan:
En zorgt er voor dat deze actueel blijven (minimaal 1 keer per 4 jaar actualiseren) o.a. op basis van de notities van de commissie BBV. Deze financiële verordening wordt 1 keer per 4 jaar geactualiseerd.
Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting
Artikel 11. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.
Artikel 12. Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa
In aanvulling op de artikelen 59 tot en met 65 BBV wordt bepaald dat:
Artikel 18. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd wordt uitgegaan van de totale overheadkosten van taakveld 0.4 Ondersteuning organisatie exclusief interne doorberekeningen, gedeeld door de totale geraamde kosten van de directe teams (dit betreft hoofdzakelijk kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten) en de kosten van categorie 3.5.1 Ingeleend personeel op de directe taakvelden.
Artikel 19. Prijzen economische activiteiten
Burgemeester en wethouders passen bij economische activiteiten de gedragsregels volgend uit de Wet Markt en Overheid toe. De raad neemt indien nodig een besluit als er uit oogpunt van publiek belang wordt afgeweken van de gedragsregels.
Artikel 21. Financieringsfunctie
De regels ter uitvoering van de financieringsfunctie alsmede regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening worden vastgelegd in een treasurystatuut. De raad stelt het treasurystatuut vast.
Burgemeester en wethouders zorgen voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording in de paragraaf bedrijfsvoering. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over de genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten
van 12 december 2023.
De raad voornoemd,
griffier,
mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans
voorzitter,
A.A.H.C.M van Extel-van Katwijk
BIJLAGE 1: Overzicht taakvelden
De taakvelden die betrekking hebben op deze verordening worden in de Bijlage taakvelden vermeld in de begroting en de jaarstukken.
BIJLAGE 2: Afschrijvingstabel activa (art. 14)
De in de tabel opgesomde afschrijvingstermijn zijn maximale termijnen. Een kortere afschrijvingstermijn is mogelijk in verband met werkelijke economische of technische levensduur.
Toelichting op de artikelen en begrippenlijst
Artikel 2. Programma en paragrafen indeling van begroting en jaarstukken
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s wordt door de raad vastgesteld.
Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. De raad bepaalt welke paragrafen hij nog meer wenst. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een paragraaf subsidies of een paragraaf duurzaamheid.
In artikel 7 van het BBV is met betrekking tot de inrichting van de begroting het volgende opgenomen:
Aanvullend is in artikel 8 van het BBV het volgende opgenomen:
In artikel 24 van het BBV is met betrekking tot de inrichting van de jaarstukken het volgende opgenomen:
Aanvullend is in artikel 25 van het BBV het volgende opgenomen:
De programmaverantwoording bestaat ten minste uit de verantwoording over de realisatie van de programma's en het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en de kosten van overhead. Het bedrag voor de heffing voor de vennootschapsbelasting, en daarnaast wordt inzicht gegeven in het gebruik van het geraamde bedrag voor onvoorzien.
In lid 1 van dit artikel in de financiële verordening zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting en jaarstukken. In de gemeente Asten wordt per doelstelling meer informatie gegeven.
Verder worden de paragrafen (zie toelichting bij artikelen 9 t/m 19), het overzicht van baten en lasten en toelichting en de financiële positie conform BBV opgenomen.
Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft in de artikelen 9 tot en met 19 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan. In de financiële verordening kan de raad bepalen dat hij ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 10 wat de paragraaf lokale heffingen tenminste moet bevatten.
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 11 wat in de paragraaf weerstandsvermogen moet worden vermeld.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 12 welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 13 De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 14 dat de paragraaf betreffende de bedrijfsvoering ten minste inzicht geeft in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 15 welke informatie de paragraaf verbonden partijen in elk geval moet bevatten.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 16 wat de paragraaf grondbeleid in elk geval moet bevatten.
Het overzicht van baten en lasten en toelichting;
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 17 t/m 19 wat het overzicht moet bevatten.
De uiteenzetting van de financiële positie en de toelichting;
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 20 en 21 wat de uiteenzetting moet bevatten.
Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota behandelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan burgemeester en wethouders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming.
Artikel 4 en 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Artikel 4 van de financiële verordening bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Voor de autorisatie van investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Burgemeester en wethouders zijn nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
Burgemeester en wethouders dienen dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de raad te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad zijn de tussentijdse rapportages. Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.
De jaarrekening zal een positief, dan wel een negatief saldo kennen. In het eerste lid wordt geregeld dat burgemeester en wethouders een voorstel doen voor de bestemming van het positieve saldo, dan wel de afdekking van een eventueel negatief saldo.
Artikel 8. Nota’s / verordeningen
In dit artikel worden de nota’s en verordeningen vermeld die burgemeester en wethouders aanbieden aan de raad en waarvoor burgemeester en wethouders zorg dragen dat deze actueel blijven.
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt door vertaald. Maar het kan ook zijn, dat de overschrijding niet tot aanvullend beleid van het Rijk of Europa leidt.
Artikel 10 Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording
Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. Burgemeester en wethouders leggen verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen zowel verantwoording met betrekking tot getrouwheid en rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten en worden door de accountant beoordeeld. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringcriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.
Artikel 11 t/m 13 Voorwaardenciterium, begrotingscriterium en misbruik en oneigenlijk gebruik
Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording:
misbruik en oneigenlijk gebruik criterium: er vindt een toetsing op juistheid en volledigheid van gegevens die door derden zijn verstrekt plaats, met het oog op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik (dit houdt in het gebruik van regelingen in strijd met het doel of de strekking van de regeling).
Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa
In het tweede lid, onder a, van artikel 212 Gemeentewet is opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven.
In het BBV staan in de artikelen 59 t/m 65 de regels voor activeren opgenomen.
Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief moeten afstemmen op de verwachte levensduur.
Voor de voorgestelde afschrijvingstermijnen wordt verwezen naar de bijlage bij de financiële verordening.
Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen / dubieuze debiteuren
Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening sowieso de hoogte van deze voorziening.
Artikel 16 en 17. Voorzieningen en reserves
Voor een investeringsvoornemen kan de raad een reserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukking gebracht dat een toekomstige investering een beslag op het eigen vermogen gaat leggen.
Aan reserves en voorzieningen wordt soms rente toegerekend om de reserves en voorzieningen op voldoende niveau te houden.
Bij het vaststellen van de kostendekkendheid van riolering en het rioolrecht is rekening gehouden met de rentetoevoeging aan de voorziening.
Artikel 18. Kostprijsberekening
Artikel 212, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet bepaalt dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.
De overheadkosten moeten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet doorberekend aan de taakvelden. Daarmee is het niet mogelijk om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten extracomptabel worden berekend en vastgelegd.
Artikel 19. Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt.
Artikel 20. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet).
Vaststelling van de tarieven gebeurt bij het vaststellen van de legesverordeningen.
Artikel 21. Financieringsfunctie
Artikel 212, tweede lid, onder c, van de Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Deze regels zijn vastgelegd in het treasurystatuut van de gemeente Asten.
Onder artikel 22 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie.
Artikel 23. Financiële organisatie
Artikel 23 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college van B&W op hiervoor zorg te dragen. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Raad van State en het Nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 Gemeentewet.
Artikel 23 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie burgemeester en wethouders beleid en interne regels moeten stellen.
De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.
De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën. Het eerste lid draagt burgemeester en wethouders op maatregelen te treffen zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 25. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar t en later. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken 2023. Hiervoor is in artikel 25 een overgangsbepaling opgenomen.