Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deventer

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDeventer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer 2024
CiteertitelVerordening individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 8, eerste lid, van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

20-12-2023

gmb-2023-564803

2023-844

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer 2024

De raad van de gemeente Deventer;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 november 2023, nummer 2023-844;

 

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de “Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer 2024”.

 

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Voor zover niet anders is bepaald, worden de begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis en met dezelfde reikwijdte als in de Participatiewet. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de wet en/of inkomsten uit algemene bijstand op grond van de Participatiewet;

    • b.

      peildatum: datum waarop een belanghebbende de individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

    • c.

      kalenderjaar: periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van het ingediende verzoek;

    • d.

      referteperiode: een ononderbroken periode van 36 volle kalendermaanden direct voorafgaand aan de peildatum;

    • e.

      wet: Participatiewet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Indienen verzoek en verstrekken gegevens

  • 1.

    Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    De belanghebbende verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

  • 1.

    Een belanghebbende heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 100 procent van de toepasselijke hoogte van de bijstand als bedoeld in de wet.

  • 2.

    Indien als gevolg van wisselende of eenmalige inkomsten het inkomen in de referte hoger was dan 100% van de norm, wordt in afwijking van het gestelde in lid 1, uitgegaan van een gemiddeld inkomen. Het gemiddeld inkomen wordt berekend door de som van het inkomen dat gedurende 36 maanden voorafgaand aan de peildatum is genoten te delen door 36. Het gemiddelde inkomen mag niet meer bedragen dan 100% van de norm.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in lid 1, 2 is er eveneens sprake van een langdurig laag inkomen als belanghebbende gedurende de laatste twee kalenderjaren 4 x kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen heeft gekregen.

Hoogte individuele inkomenstoeslag

Artikel 4 Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per jaar (normbedragen per 01-01-2023):

    • a.

      € 382,00 voor een alleenstaande;

    • b.

      € 486,00 voor een alleenstaande met kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar,

    • c.

      € 544,00 voor gehuwden

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande met kinderen zou gelden.

  • 3.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks, met ingang van 1 januari 2024, geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de bijstandsnorm voor gehuwden in de wet. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Slotbepalingen

Artikel 5 Hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6 Intrekken oude verordening

De Verordening Individuele inkomenstoeslag 2023 wordt met ingang van 1 januari 2024 ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2023.

De voorzitter,

De griffier,

Toelichting op de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Deventer 2023

Algemeen

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen.

 

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die belanghebbende geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden. Het college kan in (wet interpreterende) beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de belanghebbende. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

  • -

    de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende, en

  • -

    de inspanningen die de belanghebbende heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Wijziging leefvorm

De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande met kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar of gehuwd) van een belanghebbende kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

 

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

 

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een belanghebbende geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag.

 

Peildatum

De peildatum is de datum waartegen een belanghebbende individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een belanghebbende langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die belanghebbende, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum.

 

De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een belanghebbende zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.

 

Referteperiode

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder ‘Langdurig’.

 

Artikel 2. Indienen verzoek

In artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet is geregeld dat een belanghebbende een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag kan indienen. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).

 

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet.

 

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.

 

Langdurig:

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.

 

Laag inkomen:

Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm. De vraag of het inkomen van een belanghebbende gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 100% van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld.

 

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.

 

Gehuwden

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat er geen recht voor gehuwden op individuele inkomenstoeslag.

Wel kan aan de partner die wel recht heeft op individuele inkomenstoeslag, een toeslag worden toegekend naar de hoogte voor ham als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

 

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.

 

Indexering

In het vierde lid is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) duidelijk te communiceren.

 

Artikel 5. Hardheidsclausule

In de verordening zijn de hoofdlijnen voor de individuele inkomenstoeslag vastgelegd. Er kunnen zich echter concrete gevallen voordoen waarin de verordening niet voorziet. Artikel 5 bepaalt dat het college in dergelijke situaties beslist in afwijking van de verordening. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming dient in de geest van de wet en de verordening gehandeld te worden.

 

Artikel 6 en 7. Intrekken en inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.